Samen sterk in mensenwerk
Beleidsplan Meedoen 2012-2015
Gemeente Deventer, 31 mei 2012
Meedoen
Inhoudsopgave
Voorwoord
4.
1. De context voor het nieuwe beleidsplan 1.1 Inleiding 1.2 Meedoen: wat betekent het? 1.3 Om wie gaat het?
4 4 5 5
2. Meedoen: de Deventer visie en uitgangspunten 2.1 Visie op meedoen 2.2 De uitgangspunten voor meedoen
7 7 7
3. De vier doelen van het meedoen-beleid 3.1 De vier beleidsdoelen 3.2 Meedoen mogelijk maken 3.3 Versterken van het zelforganiserend vermogen van burgers 3.4 Eigen kracht mogelijk maken 3.3 Niemand tussen wal en schip
9 9 9 11 11 13
Van visie naar uitvoering 4.1 Rol van de gemeente 4.2 Het jaarlijkse uitvoeringsplan “Werken aan meedoen” 4.3 Monitoring en evaluatie
Bijlage 1: Landelijke ontwikkelingen Bijlage 2: Relevante beleidsdocumenten
2
14 14 14 14
Meedoen
Voorwoord
Voor u ligt het beleidsplan Meedoen 2012-2015 van de gemeente Deventer. Het geeft onder andere de visie van de gemeente op ‘Meedoen’ in onze Deventer samenleving. We zetten in dit beleidsplan onze uitgangspunten en beleidsdoelen neer zodat voor iedereen het kader voor de uitvoering helder is. Elk jaar maken we een meedoen-uitvoeringsplan waarin staat wat we met partners in de stad gaan doen, wie wat doet en welke financiën daarbij horen.
Voor ons college is meedoen aan de samenleving een belangrijk thema. Wij streven naar een Deventer samenleving waarin alle mensen op levensterreinen zoals werk, wonen, gezondheid, en ontmoeten, naar vermogen kunnen deelnemen. En een samenleving waarin burgers bij elkaar betrokken zijn en hun kwaliteiten optimaal inzetten voor zichzelf, hun omgeving en daarmee de stad. Meedoen geeft een gevoel van eigen waarde, draagt bij aan welzijn en welbevinden en verkleint de vraag naar zorg. Dit beleidsplan is vooral bedoeld om richting te geven aan deze ambitie. Het is een inhoudelijke beleidsplan die voortbouwt op vorige beleidsnota’s en de geleerde lessen, maar ook lijnen uitzet voor een aantal duidelijke koersveranderingen, zoals de kanteling naar een integrale en vraaggerichte werkwijze. Dit beleidsplan vormt het denkkader van waaruit we de realisatie van onze doelen vormgeven.
Wij kiezen ervoor om ondersteuning op maat te geven aan iedere burger in Deventer die dit nodig heeft om mee te kunnen doen. We willen de toegankelijkheid en kwaliteit van ondersteuning in onze gemeente verbeteren. Wij denken meer te kunnen bereiken door te denken en werken vanuit de mogelijkheden en talenten van mensen. Door meer dan voorheen de eigen kracht van onze inwoners te ondersteunen. Wij willen niet meer bij elk probleem een zorgaanbod doen, maar meer overlaten aan mensen zelf en hun eigen omgeving. De rol van de gemeente en de professionals is het ondersteunen van bewoners in hun leefwereld en het samen vinden van de beste oplossing. Wij geloven in de kracht van mensen en in de kracht van de Deventer samenleving.
Omdat we het meedoen van burgers op alle levensterreinencentraal stellen, hebben we dit plan ook vanuit deze benadering ontwikkeld. Dat betekent dat het een integraal beleidsplan is waarin meerdere beleidthema’s zijn opgenomen die met Meedoen te maken hebben. Dit beleidsplan vindt aansluiting bij de reeds bestaande visies voor jeugd en werk&inkomen. De drie beleidsplannen gaan echter uit van dezelfde (strategische) uitgangspunten en vullen elkaar aan.
Dit plan is tot stand gekomen met inbreng van vele betrokkenen. Ieder gaf vanuit zijn eigen belevingswereld en professionaliteit waardevolle informatie. De leden van de Wmo-raad en haar clusters, de Sportraad en de Stichting Cliëntenraad Deventer verdienen speciale dank voor hun inzet en bijdragen. Dit tekent het belang dat de Deventer samenleving hecht aan het meedoen aan de samenleving van alle inwoners. Als burgemeester en wethouders zijn wij trots op deze grote betrokkenheid en inzet!
Samen zijn we sterk in mensenwerk! Namens het College van burgemeester en wethouders Margriet de Jager, Wethouder Meedoen
3
Meedoen
1. De context voor het beleidsplan meedoen
1.1 Inleiding ‘Meedoen’ is een centraal thema voor het college van B&W 1 . De gemeente streeft naar een Deventer samenleving waaraan alle inwoners volwaardig kunnen deelnemen. De meeste mensen redden zich prima en participeren in de samenleving, soms met ondersteuning vanuit hun sociale netwerk. Veel inwoners voelen zich bovendien medeverantwoordelijk voor de samenleving en leveren daar een bijdrage aan. Maar sommige mensen komen minder vanzelfsprekend mee. Deventer helpt deze groep al jaren op vele manieren. Mensen kunnen bijvoorbeeld een steuntje in de rug krijgen bij zelfstandig wonen, het vinden van werk en/of het opbouwen van sociale contacten. Volwaardig meedoen verschilt van persoon tot persoon, is naar eigen kunnen en dus op maat. Vanuit de gemeente worden participatiewetten, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet werk en bijstand, Wet inburgering, Wet Educatie en Beroepsonderwijs uitgevoerd en worden brengen organisaties en mensen bij elkaar gebracht om het echte werk te doen. Het college wil dat alle projecten en activiteiten rond het thema ’meedoen’ inzichtelijk zijn en vanuit een gezamenlijk vertrekpunt worden uitgevoerd. De grote inzet van inwoners, maar ook die van maatschappelijke organisaties en de gemeente, geven dan nog betere resultaten. De mensen die het nodig hebben krijgen ondersteuning op maat, met hun eigen mogelijkheden als uitgangspunt. De gemeente wil dit bereiken door het ontwikkelen van een brede visie, heldere uitgangspunten en richtinggevende beleidsdoelen met indicatoren rond meedoen. De gemeentelijke visie op meedoen wordt beschreven in het beleidsplan Meedoen. Samen sterk in mensenwerk’ richt zich op alle inwoners van de gemeente. Met ‘Meedoen’ wordt hier bedoeld het motiveren van mensen om deel te nemen aan de maatschappij . ‘Iedereen Actief’ is het beleidskader vanuit de Wet werk en bijstand en richt zich op inwoners met een uitkering. Dat beleidsplan stelt dat iedereen in het kader van re-integratie de plicht heeft om een bijdrage te leveren aan de maatschappij, in welke vorm dan ook. ‘. Dit beleidsplan stelt het inhoudelijk en strategisch kader van waaruit de gemeente alle bewoners wil stimuleren om mee te doen. Dit plan heeft een relatie met de verschillende wetten en beleidsthema’s die betrekking hebben op het thema meedoen. Voor (de meeste van) deze beleidsthema’s worden geen aparte visienota’s meer geschreven, maar geeft dit beleidsplan de richting voor de uitvoering. Het gaat dan om de beleidsthema’s volksgezondheid, minima, sport, integratie en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Deze beleidsthema’s en kunst&cultuur zijn in dit plan samengevoegd omdat ze met elkaar samenhangen en er voor kunnen zorgen dat meedoen wordt gerealiseerd, in welke vorm dan ook. Voor sommige beleidsthema’s zoals de Wmo en integratie is meedoen een direct doel. Voor andere beleidsthema’s zoals sport, kunst&cultuur en gezondheid, is participatie belangrijk maar niet het enige of het kerndoel. Het Rijk stelt op een aantal beleidsterreinen nieuwe eisen aan gemeenten. Die volgen uit een aantal veranderende wetten en regels. Dit beleidsplan gaat daar op in. Bijlage 1 geeft een overzicht van de belangrijkste veranderingen. Daarnaast speelt de koppeling van de Zorgverzekeringswet (Zvw) met de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz). Het gevolg is dat er in de ondersteuning een doorlopende lijn moet zijn vanuit preventie naar zorg. Daarom zijn naast de gemeente ook de huidige zorgkantoren en zorgverzekeraars betrokken bij de uitwerking. Het college streeft in de volgende beleidsperiode naar een goed toegankelijk, samenhangend activiteitenaanbod op het gebied van ‘meedoen’. Hiervoor zijn twee zaken van belang: -
de kanteling naar een integrale dienstverlening, die uitgaat van de vraag van bewoners;
-
de ontwikkeling van een gemeenschappelijke uitvoeringsorganisatie re-integratie (GUO) waarin de uitvoeringstaken op het gebied van arbeidsparticipatie beter op elkaar zijn afgestemd.
1
Coalitie-akkoord Deventer 2010-2014: Naar een nieuw evenwicht in Deventer. Evenwichtig versoberen en duurzaam versterken.
4
Meedoen
1.2 Meedoen: wat betekent het? ‘Bij meedoen, ook wel participatie genoemd, kunnen zes doelgebieden worden onderscheiden waarop de activering of participatiebevordering gericht is 2 . De gedachte is dat alle zes voor ieder mens belangrijk zijn. Kwetsbare mensen hebben tijdelijk of permanent steun nodig bij het realiseren van één of meerdere doelen. De zes doelgebieden zijn: 1. Zelfstandig functioneren: Zorg of hulpverlening gericht op ondersteuning en motivering bij de basiszorg voor de persoon zelf; 2. Sociale contacten: Het in contact brengen van kwetsbare mensen met andere mensen of hen helpen de contacten te intensiveren; 3. Maatschappelijk deelnemen: Deelnemen aan activiteiten buiten het eigen huis en buiten de eigen sociale kring; 4. Maatschappelijk bijdrage: Activiteiten waarbij de betrokkene een actieve bijdrage levert aan de maatschappij en/of zich daarop toerust; 5. Opdoen van vaardigheden: Gericht vergroten van de kennis en vaardigheden voor werk, vrijwilligerswerk of maatschappelijke activiteiten en leren om redzaam te worden en/of te blijven 6. Betaald werk: Toeleiding naar reguliere banen in organisaties of gesubsidieerde banen. Vaak gaat het bij meedoen om een combinatie van de verschillende bovenstaande doelen. Het alleen onderhouden van sociale contacten betekent niet dat men volledig mee doet. In dit beleidsplan ligt het accent vooral op de eerste vier doelgebieden. In het beleidsplan ‘Iedereen Actief! 2013’ ligt het accent op de laatste twee doelen. Daarmee vullen de beleidsplannen elkaar aan. Voor de jeugd is er een apart beleidsplan, ‘Van wieg naar werk’. Voor iedere burger zijn basisvaardigheden noodzakelijk om duurzaam te kunnen meedoen, zowel op het werk als in de maatschappelijke omgeving. De volgende basisvaardigheden kunnen worden onderscheiden: • Lezen, schrijven, rekenen en mondelinge vaardigheid in de Nederlandse taal; • Financiële vaardigheden; • Digitale vaardigheden; • Sociale vaardigheden/Juridische vaardigheden; • Gezondheidsvaardigheden. Bij sommige volwassenen zijn één of meer basisvaardigheden onvoldoende aanwezig of ze ontbreken helemaal. Er zijn tal van projecten en activiteiten om mensen te ondersteunen en te stimuleren om mee te doen aan de samenleving. Meestal komen deze voort uit één van de participatiewetten. Bij al deze activiteiten zijn verschillende gemeentelijke afdelingen/programma’s, maatschappelijke organisaties, mantelzorgers en vrijwilligers betrokken. Afstemming en samenwerking luisteren dan heel nauw. Een integrale benadering kan dat voorkomen. Dit beleidsplan moet daaraan bijdragen.
1.3 Om wie gaat het? 3 Landelijk onderzoek laat zien dat 80% van de Nederlandse bevolking vrijwel zijn hele leven zelfredzaam is: deze mensen zorgen voor zichzelf of doen een beroep op de eigen sociale netwerken. Verreweg het meeste van deze zorg is mantelzorg, informele zorg, zorg in eigen netwerken en gearrangeerd vrijwilligerswerk. De andere 20% van de bevolking krijgt dat niet voor elkaar. Bij driekwart van hen is dat een tijdelijke kwestie: zij zijn soms een tijdje de regie over hun leven kwijt, maar kunnen die met tijdelijke ondersteuning weer terug krijgen. De overige 5% van het totaal heeft permanente ondersteuning nodig om de regie over het leven te houden of is niet in staat ooit de sturing op het eigen leven terug te krijgen.
2
Participatiewiel: een andere manier van kijken. Movisie, 2010. Burgerkracht. De toekomst van het sociaal werk in Nederland. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, april 2011. 3
5
Meedoen
In dit beleidsplan gaat het bij meedoen om het participeren van alle inwoners in de samenleving. Het stimuleren van meedoen richt zich zowel op kwetsbare als weerbare mensen. Kwetsbare inwoners hebben ondersteuning van medeburgers en/of maatschappelijke instellingen nodig om zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren in de samenleving. Weerbare mensen kunnen de eerste groep mensen ondersteuning bieden, in welke vorm en op welke basis dan ook. Dat zijn de mensen die in hun omgeving de gebruikelijke zorg geven, mantelzorg verlenen of vrijwilligerswerk doen. Daarnaast zijn er bedrijven en maatschappelijke organisaties die mensen met een beperking of een achterstand een kans willen geven. In dit beleidsplan gaat het om mensen die: • gebruik maken van voorzieningen die bijdragen aan gezond, actief en zinvol leven; • gestimuleerd worden om actief te zijn in eigen wijk, dorp, stad of maatschappelijke organisaties; • zich nuttig willen maken via vrijwilligerswerk, maar het moeilijk vinden om dat zelfstandig te realiseren; • complexe problemen hebben en die, als onderdeel van de hulp die ze krijgen, aan hun zelfstandig functioneren of het verbeteren van sociale contacten werken; • door omstandigheden in sociaal isolement zijn geraakt en mee willen gaan doen aan activiteiten buitenshuis; • geen uitzicht (meer) hebben op werk en meer zorg nodig hebben; • (onvrijwillig) mantelzorger zijn geworden en daarbij ondersteuning nodig hebben. Er wordt een toenemend beroep op mensen en organisaties gedaan om bovenstaande mensen te ondersteunen. De gemeente wil een beweging op gang brengen waarbij wordt gekeken naar wat mensen met problemen zelf kunnen. De gedachte is dat ze meer kunnen als ze in hun eigen kracht staan, dan wanneer de nadruk ligt op hun beperkingen. Als ze ondersteuning krijgen in wat ze (nog) kunnen, groeit hun zelfvertrouwen en kunnen ze in het algemeen meer realiseren. Uiteindelijk kan dan ieder mens naar vermogen meedoen. In het volgende hoofdstuk worden de visie en de uitgangspunten voor het meedoen-beleid beschreven.
2. Meedoen en uitgangspunten 2.1. Meedoen Deventer wil een gemeente zijn met een stevige sociale structuur, die het mogelijk maakt dat iedereen zo goed mogelijk aan de samenleving kan meedoen. Het beleidsplan is gebaseerd op de gedachte dat mensen een eigen verantwoordelijkheid hebben, voor zichzelf, voor hun omgeving en voor de samenleving. Hieronder wordt deze gedachte toegelicht: • Eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en eigen kracht: Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun bestaansonderhoud, hun leven en leefomstandigheden. Door ingrijpende gebeurtenissen zoals ziekte, ontslag of echtscheiding kan behoefte aan ondersteuning ontstaan. Deze ondersteuning is gericht op zelfredzaamheid en het benutten van de eigen kracht, zodat iemand in staat is weer zelf de verantwoordelijkheid te nemen. Deventer heeft van oudsher een sociaal klimaat met een sterke verbondenheid tussen inwoners. Vanuit een traditie van naoberschap leveren velen een actieve bijdrage aan sociale verbanden in de dorpen, wijken en buurten. Een sociale dynamiek waar Deventer trots op is en die we koesteren. Mensen moeten hun kwaliteiten optimaal kunnen inzetten voor zichzelf, hun omgeving en daarmee voor de stad en de dorpen. De gemeente stelt een groot vertrouwen in de inwoners en gaat uit van de talenten die aanwezig zijn bij individuen en groepen mensen. Om meer over te kunnen laten aan burgers, zal de gemeente de randvoorwaarden waaronder burgers deze extra verantwoordelijkheid kunnen waarmaken, helder en voldoende invullen. De gemeente Deventer gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en mogelijkheden van de bewoners. Informele netwerken, sociale structuren, vrijwilligers en mantelzorgers worden gewaardeerd en waar nodig en mogelijk geactiveerd, ondersteund, versterkt en benut..
•
Meedoen en wederkerigheid: De gemeente streeft naar een Deventer samenleving waarin iedereen op alle levensterreinen, zoals de woon- en leefomgeving, dagbesteding in de vorm van arbeid, onderwijs of dagactiviteiten,
6
Meedoen
lichamelijke en geestelijke gezondheid, inkomen, volwaardig kan deelnemen. Dat geldt dus ook voor mensen met een beperking of chronische ziekte. Iedereen moet een zinvolle dagbesteding kunnen hebben en mogelijkheden tot ontplooiing. Men moet kunnen participeren in activiteiten zoals betaald werk, lid kunnen zijn van een vereniging of een evenement kunnen bezoeken. Van iedereen wordt ook verwacht dat ze naar vermogen meehelpen als betrokken burger, vrijwilliger of mantelzorger en meedoen aan de ontwikkeling van beleid via inspraak en actief burgerschap. Mensen die een beroep doen op een bijstandsuitkering moeten vanuit de wetgeving naar vermogen iets terug doen voor de samenleving, of vooruitgang boeken door deel te nemen aan participatiebevorderende activiteiten. Iedereen wordt bij de samenleving betrokken en moet naar vermogen kunnen meedoen. De Deventer samenleving wordt op alle levensterreinen voor elke inwoner toegankelijker gemaakt door rekening te houden met verschillen tussen mensen. Indien nodig worden mensen integraal geholpen en ondersteund. Krijgt iemand een bijstandsuitkering dan moet hij of zij op basis van de wetgevingvoor het krijgen van de uitkering een tegenprestatie leveren.
2.2 De uitgangspunten voor meedoen Voor het realiseren van de bij 2.1 beschreven visie zijn vier uitgangspunten geformuleerd. Door te denken en te werken vanuit deze uitgangspunten ontstaat meer eenheid in beleid en uitvoering. Daarmee worden de kracht van mensen, de kennis en kunde van beroepskrachten en de mogelijkheden en middelen die de gemeente beschikbaar heeft optimaal benut. 1. De eigen kracht en de ondersteuningsvraag van mensen staan centraal: Het denken en werken vanuit de mogelijkheden en talenten van mensen staan centraal. Dat betekent dat het vinden van oplossingen voor het participatieprobleem meer wordt overgelaten aan de mensen zelf en hun omgeving. Eigen initiatieven en groepsinitiatieven worden gestimuleerd en zo nodig gefaciliteerd. Als de problematiek complexer wordt, kan iemand ondersteuning krijgen van een professional. Tijdens een gesprek bepalen ondersteuner en bewoner samen de behoefte. Vervolgens kijken ze wat er nodig is om weer mee te doen. Daarbij zoeken ze een passende oplossing in de directe omgeving van de inwoner: wat kan hij in eigen kring organiseren, en wat is daarnaast nodig aan ondersteuning met algemene, collectieve of individuele voorzieningen. De gemeente wil deze aanpak meer op gang krijgen. Aanzetten hiertoe zijn de ontwikkeling van de buurtcoach en de presentiewerker. 2. Preventie: Problemen voorkomen, problemen op tijd signaleren en verhelpen: daar draait het om bij preventie. Mensen uit iemands omgeving, maar ook organisaties zoals kerken en verenigingen kunnen problemen voorkomen of tijdig signaleren. Dan is snel ingrijpen mogelijk. Voor iedereen beschikbare preventieve maatregelen kunnen sociaal maatschappelijke problemen voorkomen en dragen eraan bij dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren en participeren. Goed onderwijs, gezond en actief leven, zinvolle dagbesteding, zorg- en aanleunwoningen, een veilige leefomgeving en sociale contacten helpen daarbij. Er moet een duidelijke doorgaande lijn zijn van preventie naar zorg. De gemeente werkt daarom nauw samen met het zorgkantoor en zorgverzekeraars. 3. Wijk, buurt, kerngerichtheid: De wijk, de buurt of de kern heeft een menselijke maat die bij uitstek geschikt is voor het organiseren van ondersteuning dicht bij de inwoner. Zo sluit deze aan bij de leef- en belevingswereld van mensen. Voor de meeste mensen, en zeker voor (oudere) mensen met een beperking en kinderen, zijn nabijheid, vertrouwdheid en toegankelijkheid van zorg-, welzijn- en gemaksvoorzieningen en diensten heel belangrijk. In de wijk/kern moeten binnen- en buitenruimte beschikbaar zijn die afgestemd is op de behoeften van jong en oud om te spelen en te sporten, te ontspannen, elkaar te ontmoeten en samen activiteiten te ontplooien. Zo is ook de aansluiting tussen sport en onderwijs belangrijk. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende aanbod is van geschikte woningen, met name voor mensen met een beperking, en dat de woonomgeving een toegankelijke inrichting heeft en veilig is. Het succes van maatschappelijke ondersteuning is grotendeels afhankelijk van de inzet van
7
Meedoen
bewoners voor elkaar. Sociale samenhang is hierbij van cruciaal belang, want bewoners die elkaar kennen en zich betrokken voelen bij hun buurt en hun buren zetten zich makkelijker voor elkaar in. Kortom: het gaat om het ontwikkelen van leefbare en levensloopbestendige wijken en kernen, die de zelfredzaamheid van bewoners vergroten en daarmee individuele zorgvragen van burgers verminderen. Wijken en kernen waar mensen zo lang mogelijk kunnen blijven wonen en hun sociale netwerk in stand houden. Het reeds jaren bestaande overleg ‘Kopgroep Wonen, Welzijn en Zorg’, waaraan zo’n 22 organisaties deelnemen, werkt integraal samen op deze gebieden. 4. Integraliteit: Als de vraag van de burger centraal staat, wordt duidelijker welke samenhang er is tussen de ondersteuning op verschillende levensterreinen. Dat kan voor organisatorische veranderingen zorgen. Door een integrale benadering worden beleidsvelden met elkaar verbonden. Vervolgens zullen beleids- en projectinitiatieven in onderlinge samenhang gezien worden en er is ruimte voor een bredere inzet van regelingen, financiële middelen en aansturing. Dit is doorgaans een proces dat vraagt om een sterke regie. In dit beleidsplan en het beleidsplan ‘Iedereen Actief’ wordt daarmee een start gemaakt. Bij integraliteit gaat het ook om inclusieve beleidsvorming. Daarbij worden in beleid zowel algemene maatregelen voor alle inwoners vastgelegd, als maatwerkmaatregelen voor mensen met een beperking of belemmering die gelijke behandeling en gelijkwaardigheid waarborgen en uitsluiting voorkomen.De ontwikkeling van inclusief beleid is van belang voor alle aspecten van de samenleving, dus bij de inrichting van de openbare ruimte, informatievoorziening, werk & inkomen, sport, kunst&cultuur, veiligheid, onderwijs, publieke dienstverlening, economische zaken en verkeer & vervoer. Het is denkbaar om dit uit te werken in de huidige ruimtelijke inrichtingsplannen. In het volgende hoofdstuk worden dit vertaald naar vier beleidsdoelen, doelstellingen en indicatoren.
3. De vier doelen van het meedoen-beleid 3.1 De vier beleidsdoelen Vanuit de uitgangspunten zijn vier beleidsdoelen geformuleerd. De uitgangspunten zijn in alle beleidsdoelen terug te vinden. De gemeente stuurt op de beleidsdoelen binnen de beleidsvelden volksgezondheid, sport, kunst&cultuur, integratie, minimabeleid en Wmo. De doelen moeten samen, zowel in het beleid als bij de uitvoering gericht zijn op het ondersteunen van meedoen. Voor elk van de doelen is een doelstelling geformuleerd die in deze indicatorenbeleidsperiode moeten worden gerealiseerd. De volgende vier beleidsdoelen zijn te onderscheiden: 1. Meedoen mogelijk maken: Actieve en gezonde maatschappelijke deelname c.q. participatie mogelijk maken. 2. Versterken van het zelforganiserend vermogen van (groepen) inwoners: Versterken van de sociale samenhang èn beter samenspel tussen niet-professionals en professionals. 3. Eigen kracht mogelijk maken: Vraaggestuurde inrichting van de dienstverlening gericht op meedoen. 4. Niemand tussen wal en schip: Toegankelijke professionele ondersteuning voor kwetsbare burgers.
In de volgende paragrafen worden de vier beleidsdoelen toegelicht en uitgewerkt in een doelstelling met indicatoren.
3.2 Meedoen mogelijk maken Iedereen, met of zonder beperking, moet op een gezonde en actieve wijze naar vermogen kunnen meedoen in de samenleving. Dat is belangrijk voor de samenleving en voor de burger zelf. Participatie verhoogt immers het welzijn, voorkomt of verkleint de zorgvraag en draagt ertoe bij dat mensen zich kunnen ontwikkelen en
8
Meedoen
ontplooien. Het kan ook het gevoel van eigenwaarde vergroten en het gevoel van isolement verminderen. Meedoen aan sportieve en culturele activiteiten draagt bij aan identiteitsvorming en onderlinge verbinding. Bovendien is er veel plezier aan te beleven. Participatie is belangrijk voor de sociale samenhang en de leefbaarheid in Deventer en draagt bij aan de sociaaleconomische ontwikkeling. De gemeente heeft al jarenlang een goed beleid voor mensen die moeilijk kunnen meekomen in de samenleving. Mensen hebben niet alleen recht op het vervullen van eerste levensbehoeften zoals voeding, woning en kleding, maar ook op een goede sociale omgeving. Mensen moeten zich optimaal kunnen ontplooien en hun persoonlijke kwaliteiten kunnen ontwikkelen. Die kwaliteiten heeft de lokale samenleving nodig om samen te kunnen groeien en voor elkaar te blijven zorgen. Deventer ondersteunt onder meer volwassenen en gezinnen met een laag inkomen. De gemeente biedt hen mogelijkheden om mee te doen en inkomensondersteunende maatregelen, zoals de financiële regeling vanuit de gemeente. Er is speciale aandacht voor kinderen die in armoede leven, om te zorgen dat ook zij kunnen deelnemen aan sport, kunst&cultuur en vrijetijdsactiviteiten. Ook voor nieuwkomers in de gemeente is het belangrijk dat zij de mogelijkheden en ondersteuning krijgen om volwaardig te kunnen functioneren in de samenleving. Daarmee kan voorkomen worden dat er achterstanden ontstaan. Uit respect voor het individu staat ook hierbij de eigen verantwoordelijkheid voorop en is wederkerigheid van belang. De gemeente biedt nieuwkomers de kans hun eigen kwaliteiten in te zetten voor de lokale samenleving. De mate waarin mensen meedoen in de samenleving kan bepaald worden met behulp van de participatieladder. Deze onderscheidt zes niveaus:
Met een beperkt aantal vragen kan in kaart worden gebracht in wat voor situatie iemand zich bevindt, en wat het ‘participatiepotentieel’ is, oftewel welke mogelijkheden iemand heeft om meer mee te doen. Ook geeft de participatieladder inzicht in de vorderingen die iemand maakt. Een nadeel van de ladder is dat het lijkt of de hoogste treden meer waardevol zijn dan de lagere en dat men zich maar op één trede tegelijk kan bevinden. Bovendien is het zo dat kwetsbare mensen tijdelijk of permanent steun nodig kunnen hebben op elk niveau. Deze methodiek is daarom vooral bruikbaar om de resultaten van participatiebevorderende maatregelen te meten.
9
Meedoen
Doelstelling: Alle inwoners worden bereikt en naar vermogen, gestimuleerd, verleid en uitgedaagd om te participeren. Indicatoren: • Het percentage Deventenaren dat voldoet aan de Nederlandse norm gezond bewegen stijgt naar 65% door de inzet van verenigingssport, breedte sport, sportevenementen en het Olympisch netwerk programmatisch te benaderen via het netwerk “Deventer gaat voor Gezond”. • Het aanbod van zorg-, welzijn-, sport- en cultuuractiviteiten in de wijken is toereikend en toegankelijker voor alle bewoners. Er is speciale aandacht voor Deventenaren met een beperking door de inzet van een netwerkgroep “sporten met een beperking” die aansluiting heeft met het netwerk “Deventer gaat voor gezond”. Hierdoor zijn er minimaal 6 sportaccommodaties in Deventer toegankelijk voor mensen met een beperking waar minimaal één vitale sportvereniging per locatie aanbod verzorgt voor mensen met een beperking. Iedere Deventenaar met een beperking wordt de mogelijkheid gegeven om duurzaam te bewegen. • Het aantal volwassenen dat niet voldoet aan het advies van de gezondheidsraad met betrekking tot alcohol neemt af met 5% ten opzichte van 2012. • Het percentage kinderen/jongeren/volwassen/ouderen die te maken heeft met overgewicht (inclusief obesitas) in 2015 blijft stabiel op het percentage zoals gemeten bij de contactmomenten van de jeugdgezondheidszorg in 2012 en de gezondheidsmonitor ouderen/volwassen 2012. • Het percentage jongeren met een zorgelijke score op het terrein van psychisch welbevinden in 2015 neemt met 2% af te opzichte van respectievelijk 2011 (jongeren). • Het percentage van hoge mate van risico op angst en depressiviteit bij volwassen is met 1% gedaald. • Het percentage jongeren in de leeftijd van 12-15 jaar dat alcohol drinkt is in 2015 gestabiliseerd op 13%. • Alle jeugdigen van 0-23 jaar en hun gezinnen met opgroei- of opvoedvragen danwel problemen kunnen met hun vraag/probleem bij het Centrum voor Jeugd en Gezin terecht en worden eenduidig en adequaat op maat geholpen, opdat zij zich evenwichtig kunnen ontwikkelen. • Er is een minimum aan basisvoorzieningen zoals gedefinieerd voor de woonservicezones. • In alle woonservicezones wordt in 2015 voldaan aan de landelijke norm voor verzorgd wonen. • 90% Van de inwoners ouder dan 75 jaar in Deventer kan zo lang mogelijk zelfstandig in zijn/haar eigen omgeving blijven wonen, ook als zij beperkingen hebben. • De doelgroep (potentiële) minima is in Deventer met 10% afgenomen ten opzichte van de Armoedemonitor 2011 door een groter bereik van inkomensondersteunende en participatiebevorderende maatregelen onder de Deventer minima. • Minimaal 300 anderstalige inwoners van Deventer zijn taalvaardig met minimaal niveau A2 (niveau inburgeringsexamen) op de vier taalvaardigheden: spreken, luisteren, lezen en schrijven.
3.3 Versterken van het zelforganiserend vermogen van (groepen) inwoners Sociale samenhang gaat over contact, ontmoeting en gezamenlijke activiteiten met als doel de wederzijdse ondersteuning te versterken. De sociale netwerken van mensen zijn belangrijk voor het geven en krijgen van informele ondersteuning en zorg. Deventer heeft veel sociaal kapitaal: de betrokkenheid bij elkaar en bij de omgeving is groot. Als bewoners dat willen, kunnen professionele organisaties dit actieve burgerschap verder helpen ontwikkelen. Hierbij is het zeker in bepaalde wijken, belangrijk dat de professional een interculturele houding heeft. Er moet voorkomen worden dat actieve burgers overbelast raken. Professionals zullen zich meer dan voorheen dienstbaar opstellen en de vraag en het initiatief van de burger centraal stellen. Zij zullen: o Mogelijkheden van mensen onderzoeken/inventariseren; o Samen met hen een passend resultaat formuleren; o Samen met mensen een plan maken om stapsgewijs te werken aan dat resultaat; o Nauwer samenwerken met collega professionals. Doelstelling: Meer inwoners voelen zich medeverantwoordelijk en zetten zich actief in voor de leefbaarheid en de sociale samenhang in de leefomgeving, gestimuleerd door professionals, vrijwilligersorganisaties en verenigingen. • •
Het percentage Deventenaren dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de leefbaarheid van de buurt stijgt naar 90% voor heel Deventer. Het percentage Deventenaren dat zich actief inzet voor de buurt is in 2015 gestegen naar 25 %.
10
Meedoen
• • •
Het percentage Deventenaren dat zich vrijwillig inzet neemt toe tot 42%. Iedereen heeft op elk moment die informatie en advies over wonen, welzijn, sport, cultuur en zorg waar hij of zij behoefte aan heeft via een centraal aanspreekpunt in de directe nabijheid. Er zijn minimaal 3 samenwerkingen tussen professionals, groepen burgers, vrijwilligersorganisaties en verenigingen vanuit vernieuwende werkwijze in het kader van het versterken van het zelforganiserend vermogen.
3.4 Eigen kracht mogelijk maken De gemeente biedt algemene en preventieve voorzieningen die voor iedere inwoner toegankelijk moeten zijn. Zoals accommodaties, goed onderwijs, opbouwwerk en informatie en advies. Als iemand desondanks problemen ondervindt bij zijn zelfredzaamheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, zal hij op zoek gaan naar ondersteuning. In veel gevallen zal hij zelf in staat zijn die ondersteuning te organiseren, door een beroep te doen op het eigen sociale netwerk, mantelzorg of vrijwilligers. Maar soms is men niet in staat op eigen kracht een oplossing te vinden. Voor die mensen moet informatie en advies en cliëntondersteuning in de wijk/kern beschikbaar zijn. Tijdens een (keukentafel)gesprek bij de persoon thuis of in het ondersteuningspunt in de wijk/kern, komen de verschillende levensterreinen van de persoon in kwestie aan de orde, zoals wonen, sociale contacten en dagbesteding.
Samen wordt nagegaan wat iemand zelf of met hulp van zijn omgeving kan doen om zijn situatie te verbeteren. Een eigenkrachtconferentie is hier een hulpmiddel bij. Pas daarna wordt gekeken naar algemene of collectieve oplossingen en zo nodig naar individuele voorzieningen en diensten. Door deze vraaggestuurde werkwijze kan een bewoner eerder zelf de regie voeren en vanuit eigen kracht meedoen. Deze verandering vraagt de komende jaren het nodige van burgers. Doelstelling: Meer inwoners zijn in staat om zelf hun eigen ondersteuning te organiseren en de omgeving en dienstverlening sluiten hier op aan. • • • • • •
De methodiek van vraagverheldering en eigen kracht op alle leefgebieden wordt door alle organisaties en loketten van de gemeente toegepast, zodanig dat 80 % tevreden is over deze integrale oplossing. Door sturing op eigen kracht en zelfredzaamheid zal het gebruik van individuele voorzieningen WMO met 7 % afnemen vanaf nu tot eind 2014. 4 Voor 1 januari 2014 werken die organisaties of organisatieonderdelen die cliëntenondersteuning bieden samen, in een team, op basis van een gemeenschappelijke visie, protocol en afspraken. Het aantal mantelzorgers dat wordt ondersteund stijgt van 40% in 2009 naar 45% in 2015. Binnen de gemeente wordt gecommuniceerd op B2 niveau (onafhankelijke gebruiker van de Nederlandse taal) wat de gemeente van inwoners verwachten en wat inwoners van de gemeente kan verwachten. Er komt één brede Meedoenraad waarmee de gemeente minimaal 2 keer per jaar overleg voert. De Meedoenraad en de gemeente zorgen dat er uiterlijk in 2014 een model is ontwikkeld waarbij iedere burgen interactief kan reageren op het Meedoen beleid.
3.5 Niemand tussen wal en schip Mensen die met meerdere problemen kampen zijn vaak niet in staat de juiste hulpvraag te stellen. Ook zijn er mensen die hulp afwijzen of mijden. In deze situaties werkt de gemeente samen met de uitvoerende partners volgens het principe van één trajectplan/zorgplan en één verantwoordelijke hulpverlener/casusmanager. De gemeente krijgt door wettelijke veranderingen meer taken bij het ondersteunen van inwoners. In 2009 is de ondersteuning voor de lichtste groep bewoners die ondersteunende begeleiding ontving overgegaan van het Rijk naar de gemeente. Vanwege het 5-partijen akkoord, Lenteakkoord 2012, is het vooralsnog onduidelijk wanneer de decentralisatie Awbz functie begeleiding gaat plaatsvinden. Besloten is om het niet in 2013 te laten plaatsvinden. De decentralisatie betekent een wetswijziging van de Awbz en de Wmo. De gemeenten krijgen er een nieuwe ondersteuningsvraag bij. In de Awbz vervalt de indicatie Begeleiding. De gemeente zal 4
Voorjaarsnota 2011 ‘Kwestie van Kiezen’
11
Meedoen
samen met alle betrokkenen naar nieuwe vormen van ondersteuning voor deze mensen zoeken. De gemeente zal voor deze groep waar mogelijk ondersteuning door vrijwilligers stimuleren en faciliteren. De invulling van deze nieuwe taak zal volledig gebeuren in de lijn van dit beleidsplan. Door de aankomende decentralisatie van de jeugdzorg in 2014 krijgt de gemeente de mogelijkheid om zorg en ondersteuning aan jeugdigen en gezinnen op een andere manier vorm te geven. Door het samenvoegen van verschillende financieringstromen wordt het waarschijnlijk makkelijker om een samenhangend aanbod van toegankelijke hulp en ondersteuning te organiseren en gespecialiseerde vormen van zorg efficiënter in te zetten. In de bestuurlijke afspraken 2011-2015 is vastgelegd dat de gemeenten verantwoordelijk worden voor de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de jeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg), geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ), zorg voor de jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-LVB), de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Doelstelling: Alle kwetsbare inwoners 5 die niet zelf in staat zijn om hun ondersteuning te organiseren, worden ondersteund en gestimuleerd om hun zelfredzaamheid en hun deelname aan het maatschappelijk leven te vergroten. • • • • • •
Het aantal kwetsbare mensen dat zware ondersteuning nodig heeft blijft gelijk, of neemt af, op grond van de nulmeting van het bijzondere zorgteam per 1 januari 2013. In 2015 zijn 2500 kwetsbare burgers met meervoudige problematiek (3 uit 8 leefgebieden ) in traject en ontvangen ondersteuning gericht op wonen, zorg, werk en inkomen. In 2014 zijn met alle woningbouwcorporaties in de regio afspraken gemaakt rondom voorkomen huisuitzetting. 6 Wanneer dak- en thuisloosheid in 2014 toch nog voorkomt, zijn alle dak- en/of thuislozen afkomstig uit de regio Midden-IJssel (waaronder zwerfjongeren) in een traject dat gericht is op wonen, zorg, werk en inkomen. 7 In 2014 is er voor minimaal 60% van de dak- en thuislozen uit de regio Midden-IJssel huisvesting op maat. 8 In 2014 is er aanbod op maat van activering voor kwetsbare burgers, met meervoudige problematiek (3 uit 8 leefgebieden). 9
Het volgende hoofdstuk beschrijft hoe de beleidsdoelen en doelstellingen vertaald worden naar de uitvoering.
4. Van doelen naar uitvoering 4.1 Rol van de gemeente De gemeente staat de komende jaren voor een aantal grote ontwikkelingsopgaven. Daarbij wordt, evenals in de vorige beleidsperiode, van de gemeente verwacht dat zij als regisseur optreedt in het complexe en veelomvattende terrein van meedoen. Dit betekent dat de gemeente de beleidsregie voert, initiatief neemt, partijen bijeenbrengt en interactief werkt. De gemeente positioneert zich als netwerkorganisatie door als partner deel te nemen aan gezamenlijke initiatieven. Soms is de gemeente alleen op afstand betrokken om zelfsturing vanuit de eigen verantwoordelijkheid van de samenleving mogelijk te maken. Verder is het belangrijk bewoners op een heldere manier te laten weten wat de gemeente van hen verwacht en wat ze van de gemeente kunnen verwachten. Het in een vroegtijdig stadium betrekken van de adviesraden en burgerplatforms bij beleidsontwikkelingen blijft van groot belang. Zo neemt de Wmo-raad deel aan de klankbordgroep voor het bijzondere zorgteam. 5
Kwetsbare inwoners zijn personen met meervoudige problemen op diverse leefgebieden. Er zijn minimaal drie problemen op de acht leefgebieden. Hieronder vallen bijvoorbeeld ex-gedetineerden, personen die in aanraking komen met huiselijk geweld, zorgmijders of personen die in de toekomst de Awbz-indicatie begeleiding verliezen. 6 Regionaal Kompas 2009-2014 7 Regionaal Kompas 2009-2014 8 Regionaal Kompas 2009-2014 9 Regionaal Kompas 2009-2014
12
Meedoen
Voor de interne gemeentelijke organisatie betekent het een (door)ontwikkeling van de organisatiecultuur waarin vanuit (de vraag van) de burger gedacht en gehandeld wordt. Dit leidt tot een verdere ontwikkeling van andere competenties en een stevige regie op de afstemming en samenwerking tussen de gemeentelijke strategie-, beleid- en uitvoeringseenheden. Uiteraard blijft hierbij de keuzevrijheid van mensen voorop staan, bijvoorbeeld bij de keuze van een huishoudelijke hulp of de omgeving. De gemeente borgt de kwaliteit door binnen alle beleidsterreinen te sturen op resultaten. Daarbij krijgt de kleine groep mensen die specifieke behoefte aan ondersteuning heeft extra aandacht. Hierbij valt te denken aan specifieke ondersteuning voor mensen met een verslaving of geestelijke gezondheidsprobleem. Het jaarlijkse uitvoeringsplan geeft aan hoe dit wordt gerealiseerd.
4.2 Het jaarlijkse uitvoeringsplan werken aan meedoen Het uitvoeringsplan is een jaarlijkse uitwerking van dit beleidsplan 2012-2015. De gemeente voert de regie op de ontwikkeling van het uitvoeringsplan. De uitwerking op onderdelen gebeurt in nauwe samenwerking met de maatschappelijke partners c.q. uitvoeringsorganisaties. Het doel Het uitvoeringsplan is een middel om de visie en doelstellingen in dit beleidsplan te realiseren. Het is een transparant en concreet plan voor de integrale aanpak van de meedoen-opgave voor dat jaar met de bijbehorende kosten. Deze worden vertaald in de gemeentelijke begroting. Het plan geeft een aanpak op maat, waarin bewoners en hun behoefte aan ondersteuning op de verschillende levensterreinen centraal staan. Daarbij zijn zelfredzaamheid en het bevorderen van meedoen aan de samenleving het doel. Waar mogelijk worden activiteiten op het niveau van wijken/buurten/kernen geformuleerd. Vanaf 2013 maakt de gemeente met alle partners in de stad een Meedoen-uitvoeringsplan, met daaraan gekoppeld de bedragen per activiteit. In 2012 is dit nog grotendeels per beleidsveld tot stand gekomen en georganiseerd vanuit de gemeente. Het uitvoeringsprogramma 2012 is een voortzetting van de activiteiten die in 2011 en eerder zijn gestart. In 2012 maken gemeente en andere partijen een nieuwe opzet vanuit de vraag van bewoners. De ambitie De ambitie is om het jaarlijkse uitvoeringsplan te ontwikkelen tot een sturend instrument voor de integrale beleidsontwikkeling en uitvoering van de opgave ‘meedoen’. Het moet zorgen voor een toename van de kwaliteit van ondersteuning door verschillende partijen. Er komt een nieuw uitvoeringsprogramma vanuit de doelstellingen en de aangekondigde wettelijke veranderingen. Jaarlijks wordt dus op basis van de vraag/behoefte een plan gemaakt dat past bij de inhoudelijke prioriteiten en de financiële middelen die de raad (beschikbaar) stelt en waarop zij dus kan sturen. De actiepunten in het uitvoeringsplan zijn richtinggevend voor de interne werkplannen met betrekking tot meedoen.
4.3 Monitoring en evaluatie: Verantwoording naar burgers, gemeenteraad en Rijk Uit de wetten die betrekking hebben op meedoen, vloeien enkele informatieverplichtingen voort. Zo moet de gemeente op grond van artikel 9 van de Wmo bepaalde prestatiegegevens over de maatschappelijke ondersteuning registreren en deze jaarlijks voor 1 juli publiceren. Ook moet de gemeente gegevens aan het Rijk verstrekken, die ze verwerkt tot een vergelijkend overzicht van alle gemeenten: de jaarlijks Wmobenchmark. Daarnaast registreert en monitort de gemeente conform de wet huiselijk en eergerelateerd geweld en antidiscriminatie gevallen/klachten. De raad kan daarnaast op ieder gewenst moment informatie opvragen. Doel van deze verantwoordingen is om raad, adviesraden, burgers en maatschappelijke instellingen en organisaties in staat te stellen de prestaties van hun gemeente te beoordelen en eventueel te vergelijken met prestaties in andere gemeenten. Zo kan geleerd worden van de uitvoeringspraktijk en is bijsturing mogelijk. Monitoring en evaluatie De komende jaren zijn er enkele wezenlijke veranderingen in de maatschappelijke ondersteuning rond meedoen. Het is daarom belangrijk de effecten van de gemeenschappelijke inzet van alle betrokkenen te
13
Meedoen
meten en te volgen. De kosten van maatschappelijke investeringen worden gemeten en vergeleken met de baten in economische en sociale zin. Hiervoor wordt een meedoen-monitor ontwikkeld waarbij zo veel mogelijk gebruik gemaakt wordt van bestaande instrumenten (zoals de landelijke Wmo-benchmark, het lokale klanttevredenheidsonderzoek, de jeugdmonitor en de armoede-monitor). De informatie uit de monitor en eventuele nieuwe toekomstige ontwikkelingen, kunnen het noodzakelijk maken nadere keuzes te maken.
Ten slotte: Deze beleidsplan is geworteld in een steeds breder gedeeld gevoel van urgentie dat wezenlijke veranderingen nodig zijn om te komen tot een betere opbrengst van de vele inspanningen van burgers, uitvoeringsorganisaties en gemeente. Het gaat om ‘meer doen met minder’, de vragen van burgers leidend te laten zijn voor handelen, zorg en ondersteuning dicht bij mensen organiseren en een andere manier van (samen)werken. Met als doel dat uiteindelijk iedereen zo goed mogelijk kan meedoen aan de samenleving. Het Deventer meedoen-beleid en de beleidsuitvoering blijven de komende jaren volop in beweging. Dit beleidsplan geeft de richting aan en de handvatten voor deze ontwikkeling. De kracht van mensen en de kracht van de Deventer samenleving staan hierin centraal. Samen zijn we sterk in mensenwerk!
14
Meedoen
Bijlage 1. Landelijke ontwikkelingen in wetgeving en beleid Er zijn een aantal landelijke ontwikkelingen die een herziening van het beleid met betrekking tot meedoen tot een toekomstbestendig beleid noodzakelijk maken: • Wet maatschappelijke ondersteuning (opgave voor de tweede beleidsperiode): De Wet maatschappelijke ondersteuning is een participatiewet. Het doel van de Wmo is dat iedereen zo goed mogelijk moet kunnen deelnemen aan de samenleving, ongeacht leeftijd, beperking of sociaal-economische positie. Soms lukt meedoen niet op eigen kracht, omdat burgers de weg niet weten, problemen hebben met opgroeien en opvoeden van kinderen, zich in een isolement bevinden of geen hulp willen of durven vragen. Anderen hebben vanwege een beperking enige mate van ondersteuning nodig. Mensen ondersteunen in hun bijdrage aan de samenleving, herstellen van zelfredzaamheid en toerusten om maatschappelijk te participeren, daar gaat het om bij de Wmo. In negen prestatievelden zijn de hoofdlijnen van de Wmo beschreven. Vanuit deze prestatievelden worden enkele groepen specifiek benoemd: jeugdigen met opvoedproblemen en hun ouders, mantelzorgers, vrijwilligers, mensen met een beperking, chronisch psychisch probleem en/of psychosociaal probleem, en mensen die ondersteuning nodig hebben door maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg. Tegelijk heeft de wet betrekking op alle inwoners omdat ook het bevorderen van de sociale samenhang en de leefbaarheid er onderdeel van is, evenals informatie, advies en cliëntondersteuning. De volgende vooronderstellingen liggen aan de basis van de ondersteuning die gegeven kan worden vanuit de Wmo: ¾
De eigen verantwoordelijkheid van elke burger: De burger is primair zelf verantwoordelijk voor de inrichting van zijn leven. De gemeente neemt algemene maatregelen om belemmeringen weg te nemen.
¾
Wederzijdse ondersteuning in netwerken: Burgers ondersteunen elkaar via sociale verbanden. De burger heeft een verantwoordelijkheid om -naar vermogen- beschikbaar te zijn voor mensen in zijn/haar omgeving. Als het nodig is stimuleert en faciliteert de gemeente dit.
¾
Het vangnet van de gemeente: De gemeente biedt een vangnet als mensen zichzelf echt niet kunnen redden, ondanks eigen inzet en sociale steun.
De gemeente heeft de vrijheid om zelf keuzes te maken in hoe zij burgers ondersteuning geeft. De gemeente is niet meer gebonden aan het verstrekken van een aantal omschreven voorzieningen en burgers kunnen geen recht meer claimen op voorzieningen. Centraal staat dat de burger die een probleem ervaart bij het meedoen in de samenleving, gebaad is bij een oplossing die leidt tot een goed resultaat. Daarom verschuift het accent van het verstrekken van (individuele) voorzieningen naar: o een brede verheldering van de vraag: op welke levensterreinen heeft de burger een probleem; o zicht op mogelijkheden en beperkingen van de burger in zijn eigen sociale netwerk; o indicatie door een professional (in geval van individuele voorzieningen); o afspraken over maatschappelijke ondersteuning (in het eigen sociale netwerk, door vrijwilligers en door professionals, algemeen en/of individueel) die zo kort en licht is als het kan, en zo lang en zwaar als het moet. Daarmee is er sprake van een fundamentele kanteling in de dienstverlening van de overheid en in de samenwerking tussen overheid, maatschappelijk middenveld en de inwoners. Binnen deze gekantelde verhoudingen staat het gesprek met een inwoner en zijn naasten over beperkingen en mogelijke oplossingen centraal. Naast de ondersteuning uit de eigen sociale kring is een goed functionerend netwerk van professionele- en vrijwilligersorganisaties van groot belang zodat op maat een arrangement voor maatschappelijke ondersteuning geleverd kan worden. De ondersteuning gebeurt zoveel mogelijk onder regie van de burger zelf.
15
Meedoen
•
Decentralisatie van AWBZ-functies: Het Rijk heeft belangrijke wijzigingen in de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) doorgevoerd en aangekondigd, zoals de overheveling van de functie begeleiding vanaf 2013 naar de Wmo. De Wmo wordt hierdoor steeds meer een voorziening die vooruitloopt op de AWBZ. Dat wil zeggen dat de gemeente een preventieve rol krijgt bij de instroom in de AWBZ krijgt en de taak om met beperkte middelen als vangnet op te treden voor mensen die geen aanspraak meer op de AWBZ kunnen maken. Ook de organisaties op het terrein van welzijn en jeugd zullen in moeten spelen op deze nieuwe ondersteuningsvraag. Het feit dat er nog geen inzicht is op het aantal mensen dat een beroep zal gaan doen op ondersteuning maakt het voor de gemeente extra risicovol. Bij een deel van deze groep, met name de mensen met een lichte verstandelijke handicap, kan sprake zijn van beperkingen op meerdere levensterreinen die problemen of risico’s met zich meebrengen en om adequate ondersteuning vragen.
•
Wijziging in de Wet op de Jeugdzorg: Het Rijk gaat de Wet op de Jeugdzorg wijzigen waardoor gemeenten de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg, de jeugdige licht verstandelijk gehandicapten en de jeugdbescherming krijgen. Dit vraagt een grondige verandering van de huidige manier van werken naar een aanpak die uitgaat van het kind in zijn lokale context: het gezin, kinderopvang, school, buurt. Kinderen hebben recht op een veilige, goede omgeving om op te groeien. Opvoeders en (professionele) mede-opvoeders zijn daarop aanspreekbaar.
•
Beleidsbrief Sport In de beleidsbrief schetst het kabinet de hoofdlijnen van het sport- en beweegbeleid voor de komende kabinetsperiode. Samengevat stelt het kabinet drie prioriteiten: 1. Sport en bewegen in de buurt; 2. Werken aan een veiliger sportklimaat; 3. Uitblinken in sport. Daarnaast omarmt het kabinet de Olympische ambitie van Nederland en het streven om de Olympische en Paralympische Spelen naar Nederland te halen.
•
Olympisch Netwerk In de woorden van het Sportbedrijf: ‘Met deelname in het Olympisch Netwerk erkent de gemeente het belang van (top)sport als een opzichzelfstaand doel. Maar belangrijker vindt ze de aansluiting bij het Olympisch Plan 2028 (Olympisch Vuur 2010). Daarin wordt sport (naast het zijn van een sociaal middel) erkend als het vliegwiel bij de versterking van ruimtelijke ordening, gebiedsmarketing, economie, leefbaarheid, mobiliteit en innovatie.
•
Fonds cultuurparticipatie De gemeente ontvangt nu in aanvulling op eigen middelen een rijksbijdrage via het fonds cultuurparticipatie. Door beleidswijzigingen bij het rijk zullen deze, krimpende middelen, met ingang van2013 exclusief ingezet gaan worden ten behoeve van cultuureducatie in het primair onderwijs.
•
Wijziging Wet inburgering: Vanaf 2013 moet iedere inburgeringsplichtige immigrant of asielgerechtigde zelf zorg dragen voor zijn inburgering. De gemeente biedt geen inburgeringstrajecten meer aan. EU-onderdanen en Turkse migranten hebben geen inburgeringsplicht. Dit vraagt een herziening van het beleid bij taalverwerving NT2 en integratie van migranten en asielgerechtigden.
•
Wijzigingen Wet Educatie en Beroepsonderwijs (Volwasseneneducatie) Met de wijziging van de Wet inburgering (Wi) wordt ook volwasseneneducatie in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs(Web) met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd. Niet inburgeringsplichtigen, die tot nu toe gebruik konden maken van de mogelijkheden van de Wet inburgering, moeten vanaf 1 januari 2013 ook zelf zorgen voor hun inburgering. Zij kunnen beperkt gebruik maken van de mogelijkheden van de Web. Maar de doelgroep van de Web wordt sterk uitgebreid en mogelijkheden worden verminderd omdat de middelen binnen de WEB met de helft zijn verminderd.
•
Welzijn nieuwe stijl: Het Rijk, de gemeenten en de MO-groep (de belangenorganisatie van maatschappelijke ondernemers) zijn gezamenlijk gestart met ‘Welzijn nieuwe stijl’. Daarbij zijn acht bakens opgesteld,
16
Meedoen
die inspireren, stimuleren en concrete handreikingen bieden voor de doorontwikkeling van de Wmo. De bakens zijn: gericht op de vraag achter de vraag, gebaseerd op eigen kracht van de burger, direct eropaf, formeel en informeel in optimale verhouding, doordachte balans van collectief en individueel, integraal werken, niet vrijblijvend, maar resultaat gericht, en gebaseerd op ruimte voor de professional. •
Wetsvoorstel samenvoeging Wwb/Wij: Doel is om de Wet werk en bijstand (Wwb) aan te passen, zoals aangekondigd in het regeerakkoord. De bedoeling is om het activerende karakter van de Wwb te versterken. Dit gebeurt enerzijds door het aanscherpen van de verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden moeten voldoen, anderzijds door een aantal maatregelen te treffen waardoor de vangnetfunctie van de Wwb wordt versterkt. De belangrijkste maatregelen zijn het aanscherpen van de regels voor jongeren tot 27 jaar die nu in de Wet investeren in jongeren (Wij) zijn opgenomen, en deze over te hevelen naar de Wwb. Andere maatregelen zijn het afschaffen van de bijstand voor inwonenden, het vervangen van de toets op het inkomen van de partner door een toets op gezinsniveau (huishoudinkomen), het vervallen van de specifieke ontheffing van de arbeidsverplichting voor alleenstaande ouders met jonge kinderen, de maximering van het gemeentelijke minimabeleid, de verplichting tot het opstellen van een verordening voor bijzondere bijstand voor huishoudens met schoolgaande kinderen en de introductie van de mogelijkheid om als tegenprestatie voor een bijstandsuitkering het uitvoeren van maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verlangen.
•
Wetvoorstel wet werken naar vermogen Deze wet gaan in per 1 januari 2013. Kernelementen van de nieuwe wet zijn het inpassen van het systeem van Loonwaarde, het samenvoegen van de Wwb, de Wsw, en de Wajong in één wet. Ook het arbeidsmarktbeleid wordt een zeer belangrijk onderwerp. Dit wordt geconcentreerd in 30 arbeidsmarktregio’s, net als de UWV-vestigingen, De nieuwe wetgeving vraagt, naast het realiseren van een stevige bezuiniging, ook dat we op een heel andere manier naar mensen kijken aan de onderkant van de arbeidsmarkt. In de Deventer aanpak staan werkgevers centraal. Zij zullen de mensen die zoeken naar werk zoveel mogelijk moeten plaatsen op reguliere arbeidsplekken, ook al is de loonwaarde lager dan 100%. Per 1 januari 2012 is de WIJ samengevoegd met de Wwb.
17
Meedoen
Bijlage 2. Relevante beleidsdocumenten Voor dit beleidsplan zijn de volgende beleidstukken gebruikt: Naar een nieuw evenwicht in Deventer. Evenwichtig versoberen en duurzaam versterken. Coalitieakkoord Deventer 2010-2014, 2010 Toekomstvisie Deventer 2030, 2009 Van Wieg naar Werk, richtingnotitie opgroeien in Deventer, 2010 Notitie vrijwilligers- en mantelzorgbeleid, 2011 Sportnota Deventer Vitaal 2009-2012, 2009 Beleidsbrief ‘Sport en bewegen in Olympisch perspectief’, min. VWS 2010 Sportbedrijf Deventer ‘Strategisch beleid sportbedrijf Deventer, 2010 Olympisch Netwerk Overijssel, ambitienota ‘Overijssel naar Olympisch niveau’, 2011 Visie wijken werken! Op weg naar een samenhangende aanpak van sociaal-economische kansen binnen Deventer, 2010 Mo-ket nota (woonservicezones), 2008 Reïntegratievisie 2009-2014, 2008 Handelingskader participatie, 2009 Beleidsnota armoede-beleid in Deventer voor het jaar 2011, oktober 2010 Middellange termijn beleidsagenda Gemeente Deventer. Investeren in de gastvrije leefstad, duurzame maakstad en creatieve vrijstad, 2010 Sociale uitvoeringsagenda, concept januari 2011 Regie en achtervang voor iedere cliënt. Regionaal Kompas Midden IJssel 2009-2014, sept. 2009 Uitvoeringsprogramma Regionaal Kompas Midden IJssel, Wmo-MO/VZ/OGGZ 2009-2014, april 2010 Bestuursopdracht Uitvoeringsorganisatie Reïntegratie, Gemeente Deventer, juli 2011 Plan van aanpak decentralisatie Awbz - nieuwe ondersteuningsvraag gebaseerd op het bieden van begeleiding, Gemeente Deventer, augustus 2011 Iedereen actief, 2010 Nota Aan de goede kant van de eer, plan van aanpak en uitvoeringsprogramma 2009-2012, 2009 Nota homo-emancipatie 2012-2014, 2011 Nota antidiscriminatie 2009-2012, 2009 Nota mannen-emancipatie - vadercentrum 2010-2013, 2010 Nota moeders en zonen, heft in eigen handen 2010-2012, 2010 Nota vrouwen-emancipatie – Eigenkracht 2012-2014, 2011 Nota taal en Meedoen, april 2011 Nota Doelstellingen Volwasseneneducatie 2011-2013 in het kader van het Participatiebudget, januari 2011 Kamerbrief ‘Zorg en ondersteuning in de buurt’, ministerie van VWS, 14 oktober 2011.
Documenten die niet wijzigen door vaststelling beleidsplan Meedoen en eindigen op de datum van de periode waarvoor ze bedoeld zijn: ⎯ Naar een nieuw evenwicht in Deventer. Evenwichtig versoberen en duurzaam versterken. Coalitieakkoord Deventer 2010-2014, 2010 ⎯ Toekomstvisie Deventer 2030, 2009 ⎯ Van Wieg naar Werk, richtingnotitie opgroeien in Deventer, 2010 ⎯ Kamerbrief ‘Zorg en ondersteuning in de buurt’, ministerie van VWS, 14 oktober 2011. ⎯ Iedereen actief, 2010 ⎯ Regie en achtervang voor iedere cliënt. Regionaal Kompas Midden IJssel 2009-2014, sept. 2009 ⎯ Sociale uitvoeringsagenda, concept januari 2011 ⎯ Middellange termijn beleidsagenda Gemeente Deventer. Investeren in de gastvrije leefstad, duurzame maakstad en creatieve vrijstad, 2010 ⎯ Beleidsbrief ‘Sport en bewegen in Olympisch perspectief’, min. VWS 2010 ⎯ Sportbedrijf Deventer ‘Strategisch beleid sportbedrijf Deventer, 2010 ⎯ Olympisch Netwerk Overijssel, ambitienota ‘Overijssel naar Olympisch niveau’, 2011 ⎯ Reïntegratievisie 2009-2014, 2008
18
Meedoen
⎯ Visie wijken werken! Op weg naar een samenhangende aanpak van sociaal-economische kansen binnen Deventer, 2010 Documenten die opgaan in uitvoeringsprogramma omdat het projecten zijn of uitvoeringsnota’s: ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯ ⎯
Notitie vrijwilligers- en mantelzorgbeleid, 2011 Nota Aan de goede kant van de eer, plan van aanpak en uitvoeringsprogramma 2009-2012, 2009 Nota homo-emancipatie 2012-2014, 2011 Nota antidiscriminatie 2009-2012, 2009 Nota mannen-emancipatie - vadercentrum 2010-2013, 2010 Nota moeders en zonen, heft in eigen handen 2010-2012, 2010 Nota vrouwen-emancipatie – Eigenkracht 2012-2014, 2011 Nota taal en Meedoen, april 2011 Nota Doelstellingen Volwasseneneducatie 2011-2013 in het kader van het Participatiebudget, januari 2011 Bestuursopdracht Uitvoeringsorganisatie Reïntegratie, Gemeente Deventer, juli 2011 Plan van aanpak decentralisatie Awbz - nieuwe ondersteuningsvraag gebaseerd op het bieden van begeleiding, Gemeente Deventer, augustus 2011 Beleidsnota armoede-beleid in Deventer voor het jaar 2011, oktober 2010 Uitvoeringsprogramma Regionaal Kompas Midden IJssel, Wmo-MO/VZ/OGGZ 2009-2014, april 2010 Handelingskader participatie, 2009
Documenten die aflopen op de periode waarvoor ze zijn opgesteld of als basis blijven dienen voor de uitvoering: ⎯ Mo-ket nota (woonservicezones), 2008 ⎯ Sportnota Deventer Vitaal 2009-2012, 2009
19