Coalitieakkoord Oisterwijk 2010 – 2014
SAMEN MEER MET MINDER 1. Inleiding Meer en meer wordt duidelijker dat we moeilijke jaren voor de boeg hebben. Deze coalitie streeft ook voor die jaren, een duurzame ontwikkeling van de gemeente Oisterwijk na. Dat zal niet eenvoudig zijn. Demografische ontwikkelingen werpen hun schaduw al vooruit. Dat betekent minder groei of zelfs op de langere termijn krimp van de bevolking, daling van het aantal jongeren, individualisering en verdergaande vergrijzing. Daarnaast is er de laatste jaren sprake van twee crises. Een ongekend zware economische crisis en al wat langer een crisis in de verhouding tussen burgers en overheid. De gemeente staat in de komende periode voor grote uitdagingen. Dit akkoord geeft vooral de weg en richting aan die de coalitie daarbij wil volgen. Het is een weg met hindernissen, waarvan de aard en omvang veelal nog niet helder zijn. In de voorbije jaren lag het accent vooral bij: wat kunnen we “meer en/of beter” doen. Duidelijk is nu al dat de focus moet worden verlegd naar wat moeten we “anders en/of slimmer” doen.
Oisterwijk 15 april 2010
1
2
2. Het coalitieakkoord Dit akkoord is een akkoord op hoofdlijnen en de afspraken gelden in beginsel voor de gehele periode. Het is een opdracht aan het college, om samen met de raad, keuzes te maken in het belang van de Oisterwijkse gemeenschap. De coalitie betrekt daar de burgers van meet af aan nadrukkelijk bij. De gemeente maakt echt werk van maatschappelijke innovatie en het mobiliseren van de deskundigheid in de samenleving. Het akkoord sluit daarbij aan op de lange termijndoelstellingen van de duurzaamheidbalans en vormt geen extra belasting voor toekomstige generaties. De onzekerheden zijn echter zo groot, dat we jaarlijks bijsturen als de ontwikkelingen substantieel afwijken van de verwachtingen. We toetsen in ieder geval in het voorjaar van 2012 dit coalitieakkoord op zijn houdbaarheid. 2.1. Algemene uitgangspunten De economische crisis versterkt de urgentie voor het bijstellen van de ambities, voor het maken van andere keuzes, voor een duidelijke en ingrijpende koerswijziging. De coalitie wil de gevolgen van de economische recessie zo veel mogelijk beperken, ook voor de burgers. We willen een verantwoord voorzieningenniveau, zonder dat de gemeentelijke lasten voor de burgers extra stijgen en zonder de rekening bij toekomstige generaties neer te leggen. De coalitie ziet het als een grote uitdaging om, samen met de burgers, de problemen het hoofd te bieden. Dat kan alleen als die zich meer gehoord weten en beter begrepen voelen. De bedreigingen omzetten in kansen, vraagt om betrokkenheid, om heldere informatie, om creativiteit, om duidelijke keuzes en gerichte maatregelen en om een daadkrachtig bestuur. De koerswijziging die de coalitie voorstaat, is die van een meer doelmatige en doelgerichte gemeente. Een gemeente ook, minder gericht op het maken van nieuw beleid en met meer accent op uitvoering en resultaat. Die koerswijziging vraagt ook dat we kritisch kijken naar het voorzieningenniveau, de diensten die de gemeente levert en naar mogelijke bezuinigingen. De burgers krijgen te maken met bezuinigingen en dat zal bij hen onvermijdelijk de vraag oproepen hoe de gemeente zelf het goede voorbeeld geeft en zelf de broekriem aanhaalt. Maar er is meer nodig. Een cultuuromslag, een andere opstelling van de gemeente. Die biedt meer ruimte aan de burgers en stelt hen in staat zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de directe leefomgeving en voor andere zaken die hen rechtstreeks raken. Naar de mening van de coalitie ligt hier de sleutel voor het doorstaan van zowel de economische recessie als het verbeteren van de verhouding tussen burgers en gemeente. De kloof tussen gemeente en burgers wordt verkleind door de burgers meer te betrekken aan de voorkant van het beleidsproces. Dan gebruik je ook beter de kennis en kunde die er in de samenleving is, creëer je draagvlak en voorkom je allerlei formele procedures. Voorwaarde is dat de gemeente de burgers actief informeert en echt naar hen luistert. Het raadsonderzoek naar het Lindeplein resulteerde in een aantal verbeterpunten in de verhouding tussen de raad en het college. Eén daarvan is dat de raad haar kaderstellende rol nadrukkelijker invult. Het college betrekt de raad tijdig bij plannen waarbij van de afgesproken kaders wordt afgeweken. We evalueren halfjaarlijks of de raad voldoende in staat is om haar kaderstellende rol uit te voeren en hoe de samenwerking op dit punt verloopt met het college. De in het onderzoek genoemde verbeterpunten dienen daarbij als toetsingskader.
3
2.2. De burger is het vertrekpunt Minder financiële ruimte betekent vanzelfsprekend dat de gemeente niet alles kan blijven doen. We willen een slagvaardige gemeente, die bijstuurt en de burgers steunt waar dat echt nodig is. Dat betekent dat burgers meer hun verantwoordelijkheid nemen. Daarom neemt de coalitie bij de aanpak van beide crises de burgers als vertrekpunt. Dat kan alleen als burgers het gevoel krijgen echt gehoord te worden, meer invloed krijgen en zich daardoor echt betrokken voelen. Juist de gemeente kan daarvoor zorgen, omdat die het dichtst bij de burgers staat. Juist de recessie biedt nieuwe kansen om de samenwerking met burgers te versterken. Het benutten van die kansen en daar samen met de burgers creatief mee omgaan, samen maatschappelijk innoveren, beschouwt de gemeente als haar belangrijkste opgave voor de komende jaren. 2.3. Nieuwe financiële werkelijkheid In de komende jaren zijn de onzekerheden over de financiën groot. De economische ontwikkelingen op landelijk niveau hebben grote negatieve invloed op de financiële positie van de gemeente. Maar de economische recessie raakt zeker ook individuele burgers. Daardoor doen meer burgers noodzakelijkerwijs een beroep op de gemeente. Ook dat heeft een extra negatief effect hebben op de financiële positie van de gemeente. Het is nog onduidelijk hoe groot beide effecten zullen zijn. De verwachte ontwikkelingen maken het noodzakelijk daarop voor te sorteren. Pas aan het einde van 2010 is bekend in welke omvang de inkomsten van de gemeente onder druk komen. Vanaf 2012 worden de gevolgen echt merkbaar. Als onverhoopt het zwartste scenario optreedt, moeten we daar tijdig en adequaat op kunnen inspelen. In de jaren 2010 en 2011 moeten we daarop anticiperen en het beleid daarop aanpassen. Dat doen we door het voeren van een kerntakendiscussie. Daarmee moet de vraag worden beantwoord: wat zijn de kerntaken van de gemeente en hoe kunnen die in balans worden gebracht met de financiële werkelijkheid? Het college is aanjager van de veranderingen binnen de organisatie. De organisatie zal moeten anticiperen op de nieuwe werkelijkheid. Voor de zomer van 2010 wordt een plan van aanpak gepresenteerd hoe gestuurd wordt op het crisisbewuste gedrag van de medewerkers. 2.4. (Kern)takendiscussie De coalitie voert met de raad een gedegen discussie over de taken van de gemeente. Daartoe is goed inzicht nodig in de taken die de gemeente uitvoert. Tot de kerntaken behoren in ieder geval de taken die wettelijk verplicht zijn. Ten aanzien van de andere taken moet de raad een goede afweging maken. De raad kan besluiten een aantal van die taken te beschouwen als kerntaken van de gemeente. Andere taken kunnen vervallen of aan andere organisaties en/of aan de burgers worden overgelaten. Het college krijgt de opdracht om nog dit jaar alle gemeentelijke taken in beeld te brengen, inclusief de maatschappelijke effecten en bijbehorende financiële consequenties. De nota “Beter Kiezen” geeft daarvoor al een eerste aanzet. De burgers en het maatschappelijk veld worden nadrukkelijk uitgenodigd hun bijdrage aan de discussie te leveren en creatief mee te denken en mee te werken aan oplossingen. Voorstellen komen in dialoog met de burgers tot stand, met concrete doelen, nieuwe vormen van betrokkenheid en samenwerking tussen burgers/maatschappelijke partners en de gemeente. Dat leidt tot maatschappelijke innovatie, met als resultaat om “meer met minder” te doen. De raad maakt, op basis van de (kern)takendiscussie, duurzame keuzes en wel zodanig dat de
4
taken van de gemeente in harmonie zijn met de maatschappelijke verhoudingen en de financiële werkelijkheid. Uitgangspunt voor de kerntakendiscussie is dat de coalitie op voorhand geen enkel beleidsterrein uitsluit. In de afweging ontzien we wel de zwakkeren in de samenleving. Dat geldt ook voor de bestaande afspraken over de bouw van de brede scholen, de ontwikkeling van wijknetwerken en de verbetering van leefbaarheid in de wijken. Het doel is dat iedereen mee kan blijven doen, met plezier in onze gemeente woont en betrokken is en blijft bij onze samenleving. De raad besluit over de kerntaken in het voorjaar van 2011 en het resultaat vormt de basis voor het opstellen van de Perspectiefnota 2011.
5
6
3. Financiële middelen 3.1 Financieel Beleid. De basis voor een verantwoord financieel beleid is een gezonde en transparante financiële huishouding. De gemeentelijke financiën staan de komende jaren echter onder grote druk. De mogelijkheden om de gemeentelijke inkomsten te beïnvloeden zijn beperkt. Bezuinigingen en ombuigingen zijn onvermijdelijk. Het gewenste resultaat is een jaarlijks sluitende begroting en een duurzame financiële toekomst op basis van een structureel sluitende meerjarenbegroting vanaf uiterlijk 2014. 3.2 Ombuigingen en bezuinigingen Om het doel te bereiken zijn in de komende jaren forse ombuigingen en bezuinigen onontkoombaar. Daarbij wordt een gefaseerde aanpak voorgestaan. In de eerste fase ligt het accent, voor de begroting 2011, bij het terugdringen van de kosten van de gemeentelijke organisatie. Zoals ook in de nota “Beter Kiezen” aangegeven, ontwikkelt het college een taakstellend besparingsprogramma. Zij presenteert dat in het najaar van 2010 aan de raad. Uitgangspunten daarbij zijn minder nieuw beleid, minder inhuur expertise, meer gebruik maken van eigen mogelijkheden, deregulering, efficiënter werken, samenwerking met derden, arbeidsvoorwaarden personeel, tijdelijke vacaturestop, zo mogelijk uitstel van werkzaamheden en investeringen en facilitaire dienstverlening. De inzet is een zodanige structurele besparing dat daarmee voor 2011 een sluitende begroting wordt gepresenteerd. In fase twee worden, voor de jaren vanaf 2012, meer fundamentele beleidskeuzes gemaakt. De nota “Beter Kiezen” biedt goede input voor de kerntakendiscussie die daaraan ten grondslag ligt. We besteden extra aandacht aan verdere samenwerking met andere gemeenten of met derden. Doel is zowel maatschappelijk als financieel rendement. De invloed op het te voeren beleid mag niet worden aangetast. In 2011 is meer bekend over de nieuwe financiële werkelijkheid waar de gemeente mee moet rekenen. Pas dan maakt de raad een integrale afweging en motiveert de keuzes voor een duurzame financiële toekomst. 3.2 Afspraken voor de uitvoering van het financieel beleid. Het financieel beleid vereist van het college een strikte uitvoering. De raad ziet daarop toe en houdt de vinger aan de pols. Dat kan alleen als de daarvoor beschikbare middelen zoals de jaarlijkse perspectiefnota, de begroting en de periodieke rapportages, voldoende en juiste informatie bevatten. De raad wordt meer betrokken bij de bestemming van de middelen en wordt daarover tijdig geïnformeerd. Dat betreft bijvoorbeeld specifieke uitkeringen uit het gemeentefonds, zoals doeluitkeringen en het inzetten van verworven subsidies. De raadswerkgroep Planning & Control krijgt de opdracht om nog in 2010 de raad, in brede zin nader te adviseren over de verslaglegging en informatieverstrekking aan de raad. De uitvoering van het financiële beleid vereist een scherpere sturing. Daarvoor gelden de volgende afspraken. Beheer van de uitgaven. a. De gemeente zet de tering naar de nering. De reëel te verwachten structurele inkomsten zijn leidend voor de hoogte van de begrote structurele uitgaven.
7
b. Er is een blijvende focus op een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering. College en management zijn daar verantwoordelijk voor en sturen op het beperken en/of terugdringen van de bedrijfskosten, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van de dienstverlening. c. De begrotingsdiscipline verbetert, zowel op programmaniveau als op productniveau. Begrotingsoverschrijdingen zijn niet toegestaan. Het college kan daar alleen van afwijken als overschrijdingen tijdig en gemotiveerd aan de raad worden gerapporteerd. Inkomsten van de gemeente. a. De belangrijkste inkomstenbron is het gemeentefonds waarbij grote onverwachte bijstellingen niet zijn uit te sluiten. Dan is het nagenoeg onmogelijk daarop het beleid en de lopende begroting tussentijds aan te passen Het college rapporteert de raad helder en tijdig de te nemen maatregelen en de gevolgen daarvan voor de jaarrekening. b. Een tweede belangrijke inkomstenbron zijn de gemeentelijke belastingen, heffingen en eigen bijdragen. Om de burgers niet extra te belasten verhogen we deze in 2011 en 2012 alleen trendmatig. In 2012 toetsen we ook deze afspraak op houdbaarheid. c. De gemeente zet in op het verwerven van subsidies, bijvoorbeeld met de inzet van een subsidiedeskundige. Het college komt in 2010 met een voorstel over de aanpak en de te verwachten resultaten. d. Alle incidentele inkomsten, die geen gevolg zijn van de gebruikelijke bedrijfsvoering, worden geboekt ten gunste van de algemene reserve. Dat betreft vooral opbrengsten uit de verkoop van onroerende zaken en inkomsten uit het grondbedrijf. e. De gemeente faciliteert op verzoek de inning van baatbelastingen of het instellen bedrijven-investeringszones, zodat ondernemers samen betalen aan verbetering van hun bedrijfsomgeving, zoals voor beveiliging of parkmanagement. Risicobeheer. a. De huidige economische situatie vraagt om een verscherping van het risicobeheer. Jaarlijks maakt het college een meerjaren vooruitkijk op de reserves, voorzieningen en de financiële positie van de gemeente. b. Grote wijzigingen in de risicopositie worden zo spoedig mogelijk aan de raad gerapporteerd met daarbij de te nemen stappen en/of maatregelen. c. De hoogte van de algemene reserve wordt jaarlijks door de raad vastgesteld. De raad kan besluiten middelen aan te wenden voor speciale doelen, zoals nieuw beleid en voor versnelde en/of vervroegde afschrijvingen. d. Tekorten of overschotten op bestemmingsreserves en/of voorzieningen worden na besluitvorming door de raad, geboekt ten laste of ten gunste van de algemene reserves. e. Het college komt nog dit jaar met nadere voorstellen over het te voeren financieringsbeleid. Het treasurystatuut wordt getoetst en daarop zo nodig aangepast.
8
4. Inwonerszaken. De komende jaren wordt nader invulling gegeven aan het beleidsterrein inwonerszaken, op basis van een bredere afweging. Ook in de huidige economisch moeilijke tijden moet iedereen in de samenleving mee kunnen doen. Specifieke aandacht gaat uit naar onderstaande beleidsterreinen. 4.1 Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De coalitie wil een rechtvaardige en doelmatige uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Steeds meer mensen doen daarop een beroep, ook vanwege de bezuinigingen van de rijksoverheid. In 2011 herzien we de huidige beleidsnota “Zorgen voor elkaar”. Evaluatie van de werkwijze (efficiënt en effectief) en van het zogenaamd compensatiebeginsel maakt daar onderdeel van uit. Voor de periode na 2011 ontvangt de raad van het college tijdig voorstellen over de herijking en actualisering van het WMO beleid met als doel financieel en maatschappelijk rendement. De WMO raad wordt daar nadrukkelijk bij betrokken. 4.2 Minimabeleid Het minima beleid is een van de speerpunten van deze coalitie. De gemeente biedt inkomensondersteuning aan die inwoners die het echt nodig hebben. In 2011 en 2012 handhaven we de huidige inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum en de regelingen in het kader van maatschappelijke participatie zoals de collectieve ziektekostenverzekering. Daarbij versterkt de gemeente de schuldhulpverlening en geeft meer invulling aan automatische kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen. Bij de toekenning van ondersteuning is het uitgangspunt vertrouwen in de aanvrager. Als later misbruik blijkt, wordt resoluut ingegrepen. We dringen de bureaucratie terug en verbeteren de efficiency, de toegankelijkheid en de advisering. Dat draagt bij aan het beheersen van de kosten van het minimabeleid. In 2011 evalueren we de resultaten van het minimabeleid en worden vervolgafspraken gemaakt. 4.3 Re-integratiebeleid. Het re-integratiebeleid richt zich op ondersteuning bij arbeidsinschakeling van specifieke doelgroepen, re-integratieprojecten en bevordert de arbeidsdeelname van volwassenen. Ondanks de toenemende werkloosheid wordt op het daarvoor beschikbaar gestelde rijksoverheidbudget fors bezuinigd. Dat vraagt om een meer klantgericht invulling van het reintegratiebeleid, ook in relatie met andere voorzieningen. Speciale aandacht krijgt het voorkomen en terugdringen van jeugdwerkloosheid. In 2011 houden we de uitvoering van het re-integratiebeleid tegen het licht en zoeken we naar mogelijkheden om met minder geld het beleid te continueren. 4.4 Voortvarend verder met de brede scholen De bouw en ontwikkeling van brede scholen is ook een van de speerpunten van de coalitie. De gemeente gaat voortvarend verder met het realiseren van de bestaande plannen binnen het afgesproken financiële kader: de bouw van de vier brede scholen en de verbouw van twee solitaire scholen. De verkeersveiligheid rond de scholen is een bijzonder punt van aandacht. Nieuwe verzoeken voor onderwijshuisvesting toetsen we aan de eisen voor eigentijds onderwijs. De urgentie van nieuw- of verbouw moet nadrukkelijk aanwezig zijn en wordt afgewogen ten opzichte van de beperkte financiële mogelijkheden van de gemeente. Het gaat bij de brede school ook over het realiseren van maatschappelijke netwerken. In de brede scholen krijgen diverse maatschappelijke partners een plek, met als doel maatschappelijk rendement en een ontmoetingsplek voor iedereen in de wijk.
9
4.5 Leefbaarheid in buurten en wijken Leefbaarheid in buurten en wijken staat hoog in het vaandel. We stimuleren dat er in elke wijk een wijkraad komt, die de belangen van de wijkbewoners behartigt. In Heukelom blijft de buurtraad actief, in Moergestel bevorderen we dat er een dorpsraad komt. Deze raden geven het college en de raad advies over zaken die in de eigen omgeving spelen. Het college krijgt de opdracht om deze raden de mogelijkheid te bieden bestaande budgetten in te zetten om de leefbaarheid in de eigen omgeving te verbeteren. De wijkraden hebben een vast aanspreekpunt, een eigen wijkcoördinator en daaraan koppelen we ook een eigen wethouder. Onder diens leiding gaat de gemeente een keer per jaar naar de wijk, om van de bewoners te vernemen wat er leeft en om samen met hen een plan op te stellen om de leefbaarheid te behouden en te verbeteren. Daarbij komt ook de verkeersveiligheid aan de orde. Doel is samen te zoeken naar oplossingen voor de grootste knelpunten in de buurt of wijk. Ook een gevoel van veiligheid draagt bij aan de leefbaarheid. De politie kan daaraan steeds minder bijdragen. Daarom willen we ook Buitengewone Opsporingsambtenaren (BOA’s) inzetten. Daar gaat vooral een preventieve werking van uit omdat die zich vooral richten op de kleine ergernissen, zoals vandalisme, hondenoverlast, afvaldumpingen, burenoverlast en fout parkeren. 4.6 Ouderen en jongeren Onze samenleving vergrijst. Er komen dus verhoudingsgewijs steeds meer ouderen in onze gemeente. Dit brengt specifieke maatschappelijke vraagstukken met zich mee. Bij ouderen hebben we het over beperkingen en dementie en ook over dreigende vereenzaming. Daarom stimuleren en ondersteunen wij, naast de professionele hulp, ook het vrijwilligerswerk en de mantelzorgers. Daarnaast is er ook een steeds grotere groep vitale ouderen, de zogenaamde ‘zilveren kracht’. Wij willen de komende jaren samen met hen aan de slag om hun kennis en ervaring zoveel mogelijk in te zetten voor onze samenleving. Naast de vergrijzing is er sprake van een ontgroening, het aantal jongeren in onze gemeente neemt relatief gezien steeds verder af. Gelukkig gaat het met de meeste jongeren goed. Met gerichte activiteiten zorgen we voor een volwaardige plaats voor jongeren in onze gemeente en voorkomen we dat ze buiten de boot vallen. Daarbij stimuleren we de solidariteit tussen ouderen en jongeren. 4.7 Sport en Cultuur Sport en cultuur spelen een belangrijke rol bij de sociale samenhang in de samenleving. Het is belangrijk dat er goede accommodaties zijn. We gaan de komende jaren samen met het verenigingsleven op zoek gaan naar creatieve mogelijkheden om meer samen te werken en elkaar te versterken. In 2011 brengen wij alle accommodaties in beeld en maken zo inzichtelijk hoe deze zo efficiënt en multifunctioneel kunnen worden ingezet voor de gehele gemeenschap. Daarbij betrekken we ook de zwembaden en sporthal de Leye naast de wijkcentra en de toekomstige faciliteiten bij de scholen. Ten aanzien van de cultuurcentra Tiliander en Den Boogaard gaan wij ervan uit dat er conform de gemaakte afspraken met ingang van 2011 een sluitende exploitatie gerealiseerd wordt. Als dit niet lukt zal dat aanleiding zijn om de oorspronkelijke afspraken te herzien en anderen keuzes te maken, zowel ten aanzien van het gebruik als de exploitatievorm.
10
5: Ruimtelijke zaken De komende jaren wordt nader invulling gegeven aan het beleidsterrein ruimtelijke zaken, op basis van een bredere afweging. Specifieke aandacht gaat uit naar onderstaande beleidsterreinen. 5.1 Ruimtelijke Ordening Het actualiseren van de bestemmingsplannen heeft hoge prioriteit en is in juli 2013 afgerond. Voor de toekomst willen wij een efficiënter proces, zowel voor onze inwoners als de gemeente. Actuele bestemmingsplannen worden gedigitaliseerd en jaarlijks herzien zodat de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen worden verwerkt en de bestemmingsplannen up to date blijven. Wij vinden het van groot belang dat het dorpse karakter van onze gemeente behouden blijft. We maken beeldkwaliteitplannen op hoofdlijnen. Alleen voor het beschermd dorpsgezicht stellen we in deze bestuursperiode een gedetailleerd beeldkwaliteitplan vast, zodat vooraf duidelijk is waaraan de bebouwing moet voldoen. 5.2 Volkshuisvesting. De pilot ‘Bouwen binnen strakke contouren’ is afgelopen en de gemeente is nog volop bezig met het realiseren van de daaruit voortkomende plannen. De komende 10 jaren kunnen 1.500 woningen worden gebouwd. De realisatie daarvan wordt gefaseerd uitgevoerd, zodat niet te veel woningen tegelijk op de markt komen. Het college presenteert in voorjaar 2011 een visie op volkshuisvesting voor zowel de korte als de lange termijn. Deze wordt gebaseerd op de verwachte demografische ontwikkelingen binnen onze gemeente. De wensen en behoeften van burgers zijn tevens input, evenals de wens om vooral meer duurzaam te bouwen. Doel is een meer evenwichtige bevolkingsopbouw, meer maatwerk en gedifferentieerd bouwen. Het volkshuisvestingbeleid wordt aan de visie getoetst. Nu al staat vast dat er meer behoefte is aan betaalbare grondgebonden woningen voor starters. Het bevordert ook dat jongeren in onze gemeente kunnen blijven wonen. Dat zijn niet alleen koopwoningen, maar zeker ook betaalbare huurwoningen. Daarbij hebben woonstichtingen een belangrijke rol. Die zouden zich primair moeten richten op hun oorspronkelijke taak: het bouwen en verhuren van betaalbare woningen. Met Stromenland en andere woonstichtingen zal de gemeente daarover heldere afspraken maken. Ook senioren krijgen extra mogelijkheden, zodat ze zo lang mogelijk en al dan niet met hulp, zelfstandig kunnen blijven wonen. Bij grotere bouwprojecten ligt het primaat bij de raad, die bepaalt de richting bij de realisatie van de projecten. Daarbij neemt de gemeente meer de regie in handen, zeker bij de ontwikkeling van het KVL-terrein en het Centrumplan Moergestel. Bij KVL is er specifieke aandacht voor behoud van het industrieel erfgoed en de sanering van het terrein. De gemeente neemt ook haar verantwoordelijkheid bij het aanpakken van de verloederde gebouwen in de gemeente. Het college gaat in gesprek met de eigenaren om ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk een oplossing komt. De gemeente faciliteert deze doelstellingen zoveel mogelijk, bijvoorbeeld met starterleningen, erfpachtconstructies, inzet huisvestingsfonds, particuliere of collectieve zelfbouw, aangepaste grondprijzen, rechtstreekse verkoop van grond aan bewoners en cascobouw.
11
5.3 Onderhoud openbare ruimte Goed onderhoud van de openbare ruimte draagt eraan bij dat iedereen zich prettig en veilig voelt in zijn eigen leefomgeving. Steeds meer is zichtbaar dat op het onderhoud van groen, wegen, paden en pleinen is ingeleverd. Het resultaat is een uitstraling die niet past bij een Parel in het Groen. Verbetering van het onderhoud van de openbare ruimte is speerpunt van deze coalitie. Die verbetering realiseren wij op basis van beeldbestekken op wijkniveau, die in samenspraak met de bewoners tot stand komen. Dit moet leiden tot een betere uitstraling van het groen en het wegwerken van achterstallig onderhoud van pleinen, wegen en fiets- en wandelpaden. Uitgangspunt daarbij is dat, in samenspraak en met de bewoners, meer wordt gedaan met de bestaande middelen. We vergroten de betrokkenheid en dragen bestaande budgetten voor het onderhoud, gedeeltelijk aan de wijkraden. Op die manier stimuleren we de medeverantwoordelijkheid voor de eigen leefomgeving. De leefbaarheid in de wijken kan een extra impuls krijgen met kleine of grotere aanpassingen van pleinen, zoals het Pannenschuurplein, het Sint Jansplein en de Lind. De gemeente streeft na om die samen met de wijkraden te realiseren en daarvoor budgetten vrij te maken. 5.4 Natuur en Milieu De natuur blijven we koesteren, behouden en waar mogelijk verbeteren. Binnen het biodiversiteitbeleid is aandacht voor de klimaatdoelstellingen. Er liggen nu plannen van het Waterschap om de Achterste Stroom aan te pakken. De verbetering van de natuur bij hotel Bosrand gaat hand in hand met woningbouw en een huisvesting voor de scouting. Die integrale benadering maakt de plannen ten aanzien van de verhouding kosten/baten aantrekkelijk. De nadere uitwerking moet uitwijzen of het project ook financieel haalbaar is. De gezondheidsrisico’s verbonden aan grootschalige intensieve veehouderijbedrijven zijn onduidelijk. In het belang van de leefbaarheid is de gemeente zeer terughoudend met de verdere ontwikkeling die bedrijven, ook in de Landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s). Voor wat betreft het afvalbeleid, bekijken we de komende jaren of we dit verder kunnen optimaliseren. Daarbij blijft het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt. Doel is ruimere mogelijkheden om afval gescheiden aan te leveren met bijvoorbeeld een brengvoorziening in Moergestel voor groenafval.
12
6: Afsluiting De komende jaren zijn jaren met grote uitdagingen. De grootste uitdaging is het voorzieningenniveau zo goed mogelijk op peil te houden, door met elkaar, meer met minder te doen. Daarvoor hebben inwoners en gemeente elkaar hard nodig. Daarom informeert de gemeente de burgers actief en betrekt ze tijdig bij ontwikkelingen, zeker als het om maatschappelijk gevoelige zaken gaat. Samen op weg gaan en meer met minder doen, in het belang van een duurzame ontwikkeling van de gemeente Oisterwijk, dat is wat deze coalitie voor ogen staat. De coalitie wenst alle betrokkenen daarbij veel inspiratie toe. PrO, VVD en PGB.
13