Nog meer met nog minder Ontwikkelingen in de WWB 2012
Benchmark WWB Jaarrapport
2
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
Inhoudsopgave Meer met minder: bevindingen en nieuwe uitdagingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Hoofdstuk 1 - Meer klanten in een uitkering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1 Stijging omvang bestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2 Grote gemeenten kennen de grootste toename . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3 Bestandskenmerken bestand BUIG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.4 Uitstroom naar werk is gedaald . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoofdstuk 2 - Tekorten in de financiering gedaald . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.1 Gemeenten komen gemiddeld net uit met het I-deel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2 Gemeenten houden nog over op het re-integratiedeel, grote gemeenten komen tekort . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3 Gemiddeld bedrag uitkering door Wetten BUIG en WIJ . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6 6 7 8 9
10 10 10 11
Hoofdstuk 3 - Handhaving: ontvangsten terugvordering en verhaal gestegen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.1 Fraudebedrag gestegen, aantal fraudegevallen gelijk gebleven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Hoofdstuk 4 - Kosten per klant vanaf 2010 flink gedaald . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1 Kosten bedrijfsvoering per klant gelijk gebleven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2 Efficiëntieratio: uitvoeringskosten beslaan 16% van totale uitgaven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3 Doorlooptijd afhandeling aanvragen blijft dalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
16 16 17 18
Hoofdstuk 5 - Achtergrondinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 5.1 Doel en inhoud van de Benchmark WWB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 5.2 Nieuwe Benchmark Werk en Inkomen 2013 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
3
Meer met minder: bevindingen en nieuwe uitdagingen Voor u ligt het jaarrapport van de Benchmark WWB die jaarlijks door SGBO en Stimulansz wordt uitgevoerd. De Benchmark WWB is een compleet informatie- en sturingsinstrument voor gemeenten en samenwerkende sociale diensten (ISD/RSD’s) op het gehele terrein van de WWB. Deze publicatie beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen in de uitvoering van de WWB in 2012. De opvallendste conclusies die u in dit jaarrapport zult terugvinden, zijn de volgende:
Meer klanten in een uitkering (H1) •
•
Het WWB-bestand is in 2012 met 2% gestegen ten
Ontvangsten terugvordering en verhaal gestegen (H3)
opzichte van 2011.
•
Grote gemeenten hadden de grootste bestandsstijging (2,9%).
•
2012 gestegen ten opzichte van 2011. •
is in 2012 gestegen ten opzichte van 2011 (van
van 11,3% in 2011 naar 8,1% in 2012.
€ 4.455 naar € 6.438). •
•
laatste twee jaar licht toegenomen.
Kleine gemeenten hebben een overschot op het
Kosten per klant vanaf 2010 flink gedaald (H4)
budget BUIG van 1,2%.
•
De kosten per klant zijn na 2010 flink afgenomen.
Op het re-integratiedeel is ondanks de flinke bezui
•
De uitvoeringskosten zijn bij kleine gemeenten
nigingen in 2012 nog een overschot van 1%. •
Het aantal geconstateerde fraudegevallen is de
Het tekort op het budget BUIG is in 2012 sterk gedaald naar gemiddeld 0%.
•
Het gemiddelde bedrag van nieuwe fraudegevallen
De uitstroom naar werk is in 2012 wederom gedaald,
Tekorten in de financiering gedaald (H2) •
De ontvangsten terugvordering en verhaal zijn in
Grote gemeenten hebben in 2012 een flink tekort op
veelal hoger dan bij grote gemeenten. •
het re-integratiedeel van bijna 11%.
Gemeenten maken in 2012 iets meer gebruik van inhuur derden dan in 2011.
•
De efficiencyratio is 0,16: per euro die besteed wordt aan regelingskosten (uitvoering BUIG, re-integratie e.d.) wordt 16 cent aan uitvoerings kosten besteed.
•
4
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
De doorlooptijden van aanvragen blijven dalen.
In 2015 zal daar de invoering van de Participatiewet
REPRESENTATIEF DEELNEMERSVELD
bijkomen. Deze wet zal van gemeenten vragen een
In 2012 namen 39 deelnemers deel aan de Bench
grotere doelgroep te bedienen (WWB, Wsw en Wajong)
mark WWB. Een deelnemer, bijvoorbeeld een ISD,
dan voorheen, wat andere kwaliteiten en inspanningen
kan meerdere gemeenten vertegenwoordigen.
vereist van gemeenten. Samen met de andere
Dit jaarrapport is gebaseerd op de gegevens
voorgenomen decentralisaties (AWBZ /Wmo en
van 35 deelnemers die de benchmark volledig
Jeugdbeleid) staan de gemeenten voor een moeilijke
hebben gevuld. Het betreft 9 kleine deelnemers
opgave.
(tot 50.000 inwoners), 13 middelgrote deelnemers (50.000 tot 100.000 inwoners), en 14 grote
Wij menen dat de Benchmark WWB de deelnemers in
deelnemers (100.000 en meer inwoners).
2012 inzicht heeft kunnen bieden in de onderdelen
Tezamen representeren zij 157.966 klanten
van de uitvoering waar nog winst te behalen valt. Dit
die vallen onder de Wet bundeling uitkeringen
zullen wij onverminderd blijven doen!
inkomensvoorzieningen (BUIG). Dat is zo’n 43% van het landelijke aantal uitkeringsgerechtigden.
Wij wensen u veel leesplezier.
De deelnemende gemeenten vormen daarmee een representatieve vertegenwoordiging van de Nederlandse gemeenten. Uitzondering is dat gemeenten in de provincie Limburg ondervertegenwoordigd zijn.
Toekomstige uitdagingen Voor 2013 en verder betekenen bovenstaande conclusies dat gemeenten voor grote uitdagingen staan. Zij worden geacht meer mensen aan het werk te helpen, terwijl hun middelen vanwege de landelijke bezuinigingen juist worden beperkt. Het naar werk helpen van mensen in een bijstandsuitkering is echter nog steeds zeer lastig in deze crisistijd. Er zijn weinig vacante arbeidsplaatsen en er is een groot aantal beter opgeleide, beter gekwalificeerde en meer ervaren werkzoekenden beschikbaar dat als eerste hiervoor wordt aangetrokken.
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
5
1
Meer klanten in een uitkering beleid om de instroom in de bijstand te beperken.
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES VAN DIT HOOFDSTUK: •
•
•
In het laatste kwartaal van 2012 is het aantal bijstandsuitkeringen aan jongeren overigens niet
Het WWB-bestand is in 2012 met 2% gestegen
verder afgenomen.
ten opzichte van 2011.
De groei in de vier grote steden ligt onder het
Grote gemeenten hadden de grootste
landelijk gemiddelde van 3%.
bestandsstijging (2,9%).
Wel weet het CBS in mei 2013 te melden dat de
De uitstroom naar werk is in 2012 wederom
toename van het aantal personen in het eerste
gedaald, van 11,3% in 2011 naar 8,1% in 2012.
kwartaal van 2013 bijna net zo groot is als de toename in geheel 2012. Wat de totale groei voor 2013 zal zijn moeten we nog afwachten.
1.1 Stijging omvang bestand Uit de cijfers van 2012 blijkt dat de omvang van het
Als we kijken naar de ontwikkeling van de WW en de
uitkeringsbestand blijft toenemen, al is de groei een
werkloze beroepsbevolking (figuur 1.2), valt op dat
stuk kleiner dan de voorgaande jaren. Het totale
het volume WW het laatste kwartaal in 2012 sterk
aantal WWB’ers bij de deelnemende gemeenten is
gestegen is. Ditzelfde geldt voor het aandeel werkloze
sinds eind 2010 met 4,1% gestegen (zie grafiek 1.1).
beroepsbevolking. Het volume BUIG is sinds 2010 veel
In 2012 zelf is het bestand met 2% gestegen, evenals
geleidelijker gestegen.
in 2011. Deze groei wordt mede veroorzaakt door de toenemende doorstroom vanuit de WW-uitkeringen. Ondanks de gestegen werkloosheid is het aantal
Grafiek 1.2: Bestandsontwikkeling BUIG
bijstandsuitkeringen aan personen jonger dan 27
(januari 2010=100)
jaar in 2012 gedaald. Dit hangt samen met overheids
Grafiek 1.1: Bestandsontwikkeling WWB 104,0
104
103,5
103,1
103,5
103,9 103,3
104,1
103
102,0
102
BUIG
101 100
Noot:
WW
Werkloze beroepsbevolking
BUIG op basis van gemeenten die zowel in 2010, als in 2011 en 2012 deelnamen aan de benchmark.
2011 kw1
2011 kw2
2011 kw3
2011 kw4
2012 kw1
2012 kw2
2012 kw3
2012 kw4
1
CBS PB13-015 28 februari 2013: ‘Aantal bijstandsuitkeringen blijft groeien’
2
CBS PB 13-041 31 mei 2013: ‘Sterkere stijging aantal bijstandsontvangers’
6
125 120 120 119 112 112 115 110 112 110 111 112 108 114 110 105 106 111 104 107 109 105 103 103 100 102 95 104 97 94 94 93 95 99 90 89 94 90 92 91 85 88 89 87 82 80 mrt jun sept dec mrt jun sept dec mrt jun sept dec 2010 2010 2010 2010 2011 2011 2011 2011 2012 2012 2012 2012
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
Bronnen: SGBO, UWV, CBS
Grafiek 1.3: Bestandstoename 2012 naar gemeentegrootte (december 2011=100)
Wet BUIG behelst meer dan de WWB In de huidige Benchmark WWB is gekeken naar
104
de Wet BUIG. Naast de WWB en de WIJ betreft de
102,9 102,5 101,3 101,3 102,2 102 101,2 100,9 101,2 101,8 100,5100,9 100,5100,5 101 101,5 101,2 100,2 99,8 100,1 100,4 100,3100,9100,6 100 100,5 100,3 100,2 100 99,9 99,9 99 99,6 99,7 99,7 99,3 99,2 98 103
Wet BUIG ook andere wetten waarbij sprake is van een uitkering. In onderstaande figuur ziet u dat het bestand BUIG in 2012 voor bijna 93% bestond uit WWB-klanten. Van het overige deel maken de klanten in een inrichting ongeveer de helft uit (2,6%).
97
dec
jan feb mrt apr mei jun Klein
jul aug sept okt nov dec
Middel
Groot
Figuur 1.1: Samenstelling bestand (gemiddeld in 2012)
de grootste groei, gemiddeld 2,9%.
0,3% 0,7% 93,7%
6,2%
2,0%
De ontwikkeling van het bestand uit de eerder gepresenteerde grafieken wordt beïnvloed door twee
0,6%
factoren: de instroom en de uitstroom. De hoogte van de uitstroom vormt een indicatie voor de effectiviteit
2,6%
van het re-integratiebeleid. Een hoge uitstroom levert per saldo weinig op als daar hoge instroomcijfers
WWB Inrichting IOAW
tegenover staan. Een goed functionerende poort
IOAZ BBZ 2004 WWIK
wachter om de instroom te beperken is daarom van groot belang. Het is echter goed om te realiseren dat de invloed van de gemeente hierop beperkt is,
1.2 Grote gemeenten kennen de grootste toename
omdat de economische ontwikkeling voor een groot
De omvang van het totale bestand van alle
en uitstroom zien van klanten tussen 18 en 65 jaar
benchmarkdeelnemers samen is in 2012 dus met 2%
in alle BUIG-gerelateerde wetten. Uiteraard zien we
gestegen. De mate waarin het bestand per gemeente
dat de totale instroom 9 procentpunt hoger was dan
is toegenomen, varieert. Kleine gemeenten zijn niet
de totale uitstroom. We zien tussen de verschillende
meer de koploper als het gaat om de toename van
regelingen geen grote verschillen, al kent de WWIK
het bestand. Vertegenwoordigden zij in 2010 nog de
geen instroom meer, doordat deze regeling is
grootste toename van het bestand met 12%, nu is dat
afgeschaft.
deel de instroom bepaalt. Grafiek 1.4 laat de instroom
afgenomen naar 2,2%. Over het algemeen zijn de verschillen tussen de gemeentegrootteklassen een stuk kleiner geworden. De grote gemeenten kenden in de benchmark in 2012
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
7
Grafiek 1.4: Uitstroom en instroom klanten (als % van het bestand BUIG per januari 2012) 38,0 40% 35,6 34,1 35% 31,9
‘granieten bestand’ (verblijfsduur langer dan 5 jaar) is wat betreft volume relatief afgenomen, evenals de groep tot 1 jaar. Dit hangt ook samen met de na tuurlijke uitstroom van bijstandsgerechtigden van de babyboom-generatie die de pensioenleeftijd bereikt.
30% 25%
Grafiek 1.6: Verblijfsduur in bijstand (per 1 januari 2012)
20% 15% 10%
1,4
5% 0%
1,1 0,4 1,3 1,3 0,9 0,2 0,1 0,9 0,0
Totaal WWB Inrichting IOAW IOAZ BBZ 2004 WWIK instroom uitstroom
1.3 Bestandskenmerken bestand BUIG Grafiek 1.5 geeft de leeftijdsopbouw van het bestand weer. We zien dat in 2012, ten opzichte van 2011, de leef tijdsgroep 18-27-jarigen is afgenomen en het aandeel
45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
31 23 21
30,0 24,0
25,0 20,0 15,0 10,0
16,2
24,3 25,8
10
23,4
2008
11 131313 12 11
2009
2010
2011
2012
De leefvorm van het bestand laat geen grote verschillen zien met voorgaande jaren. Nog steeds is
Grafiek 1.7: Leefvorm van het bestand als % van het totale bestand per ultimo jaar
10,3 8,4
18-27 jaar 27-35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55-65 jaar 2012
Wat betreft de verblijfsduur in de bijstand zien we
70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0
61,8 61,1 60,6 24,6 23,9 23,5
Alleenstaand
Alleenstaande ouder
dat in 2012 met name de tussengroep 1-5 jaar in de bijstand is gegroeid (grafiek 1.6). Het zogenoemde
8
10 99
23,5
16,9
2011
161616 14 14
de groep alleenstaanden de grootste (grafiek 1.7).
26,7
5,0 0,0
30 28
0 - < 1 jaar 1 - < 2jaar 2 - < 3 jaar 3 - < 5 jaar 5 - > 5 jaar
van overige leeftijdsgroepen relatief iets is gegroeid.
Grafiek 1.5: Leeftijdsopbouw in % van het totale bestand per ultimo jaar
41 40 35 34 32
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
2010
15,7 14,0 13,7 Gehuwden en ongehuwd samenwonend
2011
2012
0,6
0,5
0,1
Anders
1.4 Uitstroom naar werk is gedaald
De uitstroom naar werk per gemeentegrootteklasse
Grafiek 1.8 laat voor de jaren 2008-2012 het volume
kent verschillen. Waren het in 2011 nog de kleine
van uitstroom naar werk zien als percentage van het
gemeenten die de grootste uitstroom naar werk
klantenbestand van januari van het betreffende jaar.
kenden, in 2012 zijn dit de middelgrote gemeenten
De uitstroom naar werk is in 2012 weer afgenomen
geworden (9,4%). De grote gemeenten kenden
ten opzichte van de voorgaande jaren.
evenals in voorgaande jaren de laagste uitstroom naar werk (grafiek 1.8).
Grafiek 1.8: Uitstroom naar werk klanten 18-65 jaar (als % klantenbestand per januari 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012.) 14,0
13,1
12,6 11,4
12,0
Grafiek 1.9: Uitstroom naar werk klanten 18-65 jaar (als % klantenbestand per januari 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012.) 16 14
11,3
12
10,0
8,1
8,0
10
13,2 12,3 10,6
14,2 13,7
12,1 11,7
11,1
13,1 11,4 10,5
8,7
8
8,2
9,4 7,8
6
6,0
4
4,0
2
2,0
0 2008
0,0 2008
2009
2010
2011
2012
2009 klein
2010 middel
2011
2012
groot
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
9
2
Tekorten in de financiering gedaald
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES VAN DIT HOOFDSTUK: •
Het tekort op het I-deel is in 2012 sterk gedaald naar gemiddeld 0%.
•
Kleine gemeenten hebben een overschot op het I-deel van 1,2%.
•
Op het re-integratiedeel is ondanks de flinke bezuinigingen in 2012 nog een overschot van 1%.
•
Grote gemeenten hebben in 2012 een flink tekort op het re-integratiedeel van bijna 11%.
2.1 Gemeenten komen gemiddeld net uit met het I-deel
Grafiek 2.1: Budgetresultaat I-deel per gemeentegrootte (overschot of tekort als % van het budget inkomensdeel) 10,0 5,0
7,9
5,4
5,0
7,3 1,2
0,3
0,0
- 0,9
-5,0 -10,0
-0,8 -10,4 -11,5
-15,0 -20,0 -25,0
2008
2009 klein
-22,0 2010
-0,1
-13,4 -15,9
-19,7 2011
2012
middel groot
In grafiek 2.1 is te zien dat in 2009 al een klein tekort
2.2 Gemeenten houden nog net over op het re-integratiedeel, grote gemeenten komen tekort
was ontstaan op het I-deel, maar in 2010 zijn de
In grafiek 2.2 is te zien dat het budgetresultaat re-
gemeenten flink in de min geschoten. Dit grote tekort
integratiedeel in de loop van de jaren is afgenomen.
was ook in 2011 te zien, maar in 2012 is het tekort
Dat is ook niet zo raar; dit budget is in 2012 met
afgenomen naar gemiddeld 0%.
een derde flink geslonken ten opzichte van 2011.
De kleinere gemeenten bleven met 1,2% net in de plus
Het overschot op het re-integratiedeel was in
staan.
2012 gemiddeld 1%. De grote gemeenten schieten
Het macrobudget wordt bepaald door de verwachte
hier met een tekort van bijna 11% flink uit. Een
stijgingen van de landelijke cijfers en eerdere
groot deel van de kosten zit in de financiering van
realisaties. De beperkte stijging in 2013 was dus
gesubsidieerde arbeidsplaatsen. Deze verschillen
voorzien en er waren dus voldoende middelen. Uit de
tussen gemeentegrootteklassen hebben dus mogelijk
benchmark blijkt dat de feitelijke stijging in de kleine
te maken met de inzet van gesubsidieerde arbeid
gemeenten beperkt was en hierdoor hielden zij dan
(waaronder loonkostensubsidie). Kleinere gemeenten
ook iets meer geld over dan de grotere gemeenten.
zijn wellicht voorzichtiger met de inzet hiervan. Zo blijkt uit de Benchmark Re-integratie dat grotere gemeenten meer trajecten met loonkostensubsidie inzetten. Loonkostensubsidie is een populair maar duur instrument met (vaak) een relatief lange looptijd. Voor veel gemeenten is het moeilijk om
10
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
een goede balans te vinden tussen effectieve inzet
Grafiek 2.3: Gemiddeld bedrag verstrekte uitkering WWB (in euro’s)
van loonkostensubsidie en beheersing van het (teruglopende) budget.
€ 14.400
Grafiek 2.2: Budgetresultaat re-integratiedeel per gemeentegrootte (overschot of tekort als % van het re-integratiedeel) 40 30
34,6
€ 13.800
16,2 14,6
0
€ 14.080
€ 14.014
€ 14.000
€ 13.807 € 13.652
€ 13.600
27,9 29,6
10
€ 13.400
10,7 13,5 10,1 7,2 3,5
€ 13.200
10,2
2008
0,6
2009
2010
2011
2012
-1,0
-10 -20
€ 14.200
36,8
20
€ 14.307
Er zijn meerdere oorzaken zijn voor verschillen tussen
10,9 2008
2009 klein
2010
2011
gemeenten als het gaat om het gemiddelde bedrag
2012
per uitkering:
middel groot
•
De belangrijkste oorzaak is de samenstelling van het bestand. Alleenstaanden en jongeren onder de 27
Doordat eind 2011 al duidelijk werd dat op het
jaar hebben een lagere bijstandsnorm dan alleen
re-integratiedeel flink gekort zou worden, zijn
staande ouders en gehuwden. Gemeenten met een
veel gemeenten hun werkzaamheden flink gaan
relatief hoog aandeel gehuwden in het bestand
terugdraaien. Soms zelfs zo rigoureus dat veel
zullen een hoger gemiddeld bedrag per uitkering
trajecten zijn stopgezet.
hebben. •
Het gemiddelde wordt ook beïnvloed door het
2.3 Gemiddeld bedrag uitkering door Wetten BUIG en WIJ
verrekenen van inkomsten uit bijvoorbeeld deeltijd
Grafiek 2.3 laat het gemiddelde bedrag van een
uitlopend op de Wet werken naar vermogen/
verstrekte uitkering zien voor klanten tussen 18 en
Participatiewet, steeds meer hun klanten gaan
65 jaar (huishoudens). Hierin is het gemiddelde over
stimuleren om in deeltijd te werken, als voltijd
het gehele jaar genomen. Het gemiddelde bedrag
niet haalbaar is. De inkomsten worden gekort op
wordt berekend door de totale uitgaven te delen door
de uitkering. Dit is overigens ook een manier om
het aantal uitkeringen. Het gemiddelde bedrag is ten
op het budget BUIG te besparen. Anderzijds is het
opzichte van 2011 met € 227 gestegen.
verwerken van deeltijdinkomsten veel administratief
arbeid. Enerzijds zijn gemeenten wellicht voor
werk voor een gemeente, en wordt er niet altijd op gestuurd om het werken in deeltijd of het werken als kleine zelfstandige te stimuleren.
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
11
•
Ook de eigen gemeentelijke toeslagen en kortingen spelen een rol, zij het een kleinere. De gemeenten hebben beleidsvrijheid in het bepalen van toeslagen of kortingspercentages (bijvoorbeeld bij inwoning, ontbreken woonlasten et cetera). Dit heeft effect op de totale uitkeringsbedragen.
•
Heffingskortingen die klanten via de Belasting dienst ontvangen moeten worden verrekend met de uitkering Wwb. Klanten vragen deze niet altijd aan en niet alle gemeenten zijn even alert op het feit dat klanten recht hebben op een heffingskorting. Het niet verrekenen van heffingskortingen leidt tot een hogere uitkering dan strikt noodzakelijk is.
•
Een goed administratief proces kan, bij het verrekenen van inkomsten, een bijdrage leveren tot het verlagen van de uitkering. Het niet tijdig verrekenen van inkomsten leidt ertoe dat deze later teruggevorderd moeten worden. Dit leidt tot hogere uitkeringslasten.
Binnen de benchmark hebben we een vergelijking gemaakt wat betreft de opbouw van het gemiddelde bedrag in 2011 en 2012. We zien dat in 2012 gemiddeld meer inkomsten uit een dienstbetrekking zijn verrekend dan in 2011. Gemeenten zijn in 2012 hun klanten dus meer gaan stimuleren om deeltijd te werken, en controleren waarschijnlijk ook meer op (deeltijd)inkomsten.
12
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
3
Handhaving: ontvangsten terugvordering en verhaal gestegen vorderingen wordt ontvangen. De aan de Benchmark
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES VAN DIT HOOFDSTUK: •
•
WWB deelnemende gemeenten zijn er in 2012 in geslaagd om meer ontvangsten op debiteuren te
De ontvangsten terugvordering en verhaal
genereren dan in het jaar daarvoor. In 2012 werd bijna
zijn in 2012 gestegen ten opzichte van 2011.
18,4% van het debiteurensaldo ontvangen (zie grafiek
Het gemiddelde bedrag van nieuwe fraude
3.1). Dat is ruim 1,3% meer dan in het jaar 2011.
gevallen is in 2012 gestegen ten opzichte van 2011 (van € 4.455,- naar € 6.438,-). •
Grafiek 3.1: Incassoqoute; ontvansten terugvordering en verhaal (als % van het gemiddelde debiteurensaldo), exclusief Bbz.
Het aantal geconstateerde fraudegevallen is de laatste twee jaar licht toegenomen.
19
In de WWB zijn terugvordering en verhaal een
18
18,7
bevoegdheid geworden. Elke gemeente kan zelf kiezen of en in welke gevallen zij van deze bevoegdheid
18,4
18,0 17,1
17 16,3
gebruik wil maken. Veel gemeenten maken gebruik van deze bevoegdheid.
16
De geschatte ontvangsten op terugvordering en
15 2008
verhaal zijn door het Rijk in mindering gebracht op
2009
2010
2011
2012
het macrobudget van gemeenten. Van de gemeenten wordt verwacht dat zij dit ontbrekende deel zelf
De incassoquote is erg gevoelig voor het zogeheten
terugverdienen. Om het bedrag terug te krijgen
noemereffect. Zo kan de incasso bij een gemeente
is het van belang dat de gemeenten een geschikt
uitstekend zijn en de incassoquote tegelijkertijd een
incassobeleid hebben. In de Benchmark WWB wordt
lage score geven. Een goede ontvangst op debiteuren
dit incassobeleid op twee manieren gemeten. In de
wordt tenietgedaan door een (te) grote omvang van
eerste plaats worden de ontvangsten gerelateerd aan
het saldo. Er zijn gemeenten waarvan de raad heeft
het gemiddelde uitstaande saldo terugvordering en
bepaald dat een eenmaal vastgestelde vordering
verhaal. Het berekende percentage, de incassoquote,
nimmer kan worden afboekt.
geeft weer hoeveel op het uitstaande bedrag aan
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
13
Grafiek 3.2: Debiteuren incasso/uitgaven: ontvangsten als % van de uitgaven inkomensdeel 5
4,6
4,2
4,5
4
Evident is wel dat bij hoge gemiddelde bedragen van geconstateerde fraude het misbruik van de uitkering laat is geconstateerd. Een laag gemiddeld fraudebedrag vormt een indicatie dat de fraude eerder wordt ontdekt. Het gemiddelde fraudebedrag
3,5
3,3
3
bij de benchmarkgemeenten over het jaar 2012 bedraagt € 6.438,-. In het jaar 2011 was dit € 4.455,-, ofwel in 2012 is het gestegen met 44%.
2
Grafiek 3.3: Gemiddeld bedrag fraude inkomensvoorziening
1 0 2008
2009
2010
2011
2012
€ 7.000
€ 6.438
€ 6.000 € 5.000
De dalende incasso gerelateerd aan de uitgaven BUIG
€ 4.000
wordt voornamelijk veroorzaakt door sterk oplopende
€ 3.000
uitgaven BUIG. Het optredende noemereffect zorgt
€ 2.000
ervoor dat de verhouding afneemt. De uitgaven
€ 1.000
nemen de laatste jaren sterk toe, omdat meer burgers een beroep doen bij gemeenten op een uitkering
€ 5.191 € 4.563
€ 4.361
2008
2009
€ 4.455
€0 2010
2011
2012
levensonderhoud.
3.1 Fraudebedrag gestegen, aantal fraudegevallen gelijk gebleven
De sterke stijging van het bedrag in 2012 is moeilijk
In de benchmark wordt het fraudebedrag in euro’s
budgettering door het Rijk gemeenten nog meer
en aantal gevallen van geconstateerde fraude
maatregelen treffen om misbruik van uitkeringen
uitgevraagd. Omdat niet bekend is hoeveel gevallen
te achterhalen. Het aantal geconstateerde
van misbruik daadwerkelijk plaatsvinden, is het niet te
fraudegevallen als percentage van het gemiddelde
bepalen of het aantal geconstateerde fraudegevallen
uitkeringsbestand bedroeg in het jaar 2012 4,8%; dit
een gevolg is van een goed fraudeopsporingsbeleid
is nagenoeg gelijk aan het percentage in 2011 (4,7%),
of van een slecht werkende poortwachtersfunctie. De
zie grafiek 3.4. Het bestrijden van misbruik van
schattingen met betrekking tot het mogelijke misbruik
sociale uitkeringen vraagt voortdurende aandacht van
van uitkeringen lopen sterk uiteen.
gemeenten en Rijk. De bestrijding is kostbaar, maar
14
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
te verklaren. Het is aannemelijk dat door de strenge
kan ook tot veel besparing leiden. In het jaar 2012 werd op de uitgaven aan uitkeringen levensonderhoud 1,3% fraude geconstateerd. Dit percentage komt overeen met het percentage dat in het jaar 2011 werd berekend.
Grafiek 3.4: Fraudequote (aantal geconstateerde fraudegevallen als % van het klantenbestand) 7 6 5
5,9 4,9
4,3
4,7
4,8
2011
2012
4 3 2 1 0 2008
2009
2010
Indien de uitkomsten van de benchmark worden ver taald naar het landelijke niveau, lekt er ruim 65 miljoen van de uitgaven aan geconstateerde fraude weg.
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
15
4
Kosten per klant vanaf 2010 flink gedaald
BELANGRIJKSTE CONCLUSIES VAN DIT HOOFDSTUK: •
•
•
€ 3.500
De kosten per klant zijn na 2010 flink
€ 3.000
afgenomen, 2012 is ongeveer gelijk aan 2011;
€ 2.500
De uitvoeringskosten zijn bij kleine gemeenten
€ 2.000
veelal hoger zijn dan bij grote gemeenten.
€ 1.500
Gemeenten maken in 2012 iets meer gebruik
€ 1.000
van inhuur derden dan in 2011 •
Grafiek 4.1: Kosten per klant
De efficiencyratio is 0,16: per euro die besteed
€ 2.887
€ 3.150
€ 3.201 € 2.586
€ 2.598
2011
2012
€ 500 €0 2008
wordt aan regelingskosten (uitvoering
2009
2010
BUIG, re-integratie e.d.) wordt 16 cent aan uitvoeringskosten besteed. •
De doorlooptijden van aanvragen blijven dalen.
In 2012 zijn de kosten per klant ongeveer gelijk aan die in 2011. Ten opzichte van 2010 zijn de kosten per
De nadruk in de WWB ligt bij de re-integratie van
klant flink gedaald. Gemeenten hebben de afgelopen
klanten in de arbeidsmarkt. Desondanks blijft de
twee jaar flink moeten bezuinigen, enerzijds op de
verstrekking van een uitkering aan huishoudens die
externe inhuur (zie ook grafiek 4.3) en anderzijds
niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien een basis
op het eigen personeelsbestand. Daarnaast is het
taak. In dit hoofdstuk wordt een aantal indicatoren
klantenbestand gestegen, dus de gemeente bediende
gepresenteerd dat gezamenlijk een indruk geeft van
in 2012 substantieel meer klanten met minder
de uitvoeringskwaliteit door de gemeenten.
mensen.
4.1 Kosten bedrijfsvoering per klant gelijk gebleven
In grafiek 4.2 zijn de kosten per klant onderverdeeld
In grafiek 4.1 zijn de kosten per klant weergegeven. Dit
dat de uitvoeringskosten bij kleine gemeenten
is berekend door het totaal aan personele kosten van
veelal hoger zijn (ongeveer 10%) dan bij (middel)
de gemeenten die zijn toegerekend aan de uitvoering
grote gemeenten. Dit bevestigt het beeld dat grote
van de BUIG, inclusief de kosten van inhuur van
gemeenten goedkoper kunnen werken door het groter
externen, door het aantal klanten te delen.
aantal klanten. Een aantal processen kan dan meer
naar gemeentegrootte. Deze grafiek toont aan
gestandaardiseerd en efficiënter uitgevoerd worden.
16
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
Grafiek 4.2: Kosten per klant onderverdeeld naar gemeentegrootte €4.000
4.2 Efficiëntieratio: uitvoeringkosten beslaan 16% van totale uitgaven
€3.500
In grafiek 4.4 wordt de efficiëntieratio weergegeven.
€3.000
Dit is de verhouding tussen uitvoeringskosten
€2.500
(personeelskosten) en de regelingskosten (BUIG,
€2.000
Participatiefonds onderdeel re-integratie en € 2.837 € 2.756 € 2.334
€ 3.036 € 2.771 € 2.149
€0
€ 3.359 € 3.291 € 2.979
€500
€ 3.281 € 3.091 € 2.904
€1.000
€ 3.018 € 3.143 € 2.501
€1.500
2008
2009
2010
2011
2012
klein
middel
groot
Bijzondere Bijstand inclusief langdurigheidstoeslag). Hierdoor kunnen we zien hoeveel er wordt besteed aan uitvoeringskosten in verhouding tot de regelingskosten. De uitvoeringskosten bedroegen in 2010 16% van de
Grafiek 4.3 laat het aandeel diensten derden in de
totale uitgaven. In 2011 was dit gedaald naar 15%. In
totale loonsom zien. Hieruit blijkt dat gemeenten in
2012 is het weer gestegen naar 16,3%. In de vorige
2012 weer iets meer gebruik zijn gaan maken van de
paragraaf zagen we dat er in 2012 weer iets meer
inhuur van derden dan het jaar daarvoor.
inhuur van derden is geweest vergeleken met 2011. In het vorige hoofdstuk zagen we dat de kosten per klant ongeveer gelijk zijn gebleven en de uitkerings
Grafiek 4.3: Aandeel diensten derden in totale loonsom 25
21,7
lasten zijn gestegen. Op basis hiervan zou men ver wachten dat de ratio zou dalen: Als de kosten per
22,6
20
klant dalen en de kosten van de uitkeringslasten 18,0 14,9
15
16,6
toenemen, kan de efficiëntieratio alleen maar dalen. Een verklaring voor het feit dat de ratio niet is gedaald kan zijn dat de uitgaven aan bijzondere
10
bijstand en re-integratie de stijging van de lasten BUIG hebben gecompenseerd.
5 0 2008
2009
2010
2011
2012
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
17
Grafiek 4.4: Uitvoeringskosten per euro regelingskosten 16,5 16,0
16,3 16,0
de ingevoerde wettelijke verplichting om voorschotten te verstrekken als op een aanvraag niet binnen 56 dagen is beslist, gemeenten gestimuleerd om de gemiddelde behandeltijd terug te dringen. Verder zijn veel gemeenten inmiddels begonnen met projecten als ‘sanering bewijslast’ en wordt de laatste jaren
15,5
intensiever gebruikgemaakt van reeds elders bekende
15,0
15,0
gegevens. Hier geldt ook dat in het kader van de administratieve lastenverlichting en de ingevoerde
14,5
Wet op de eenmalige gegevensuitvraag (WEU) 14,0 2010
2011
2012
veel gemeenten zijn gaan kijken hoe de processen versimpeld en versneld kunnen worden door de gegevens te gebruiken die al voorhanden zijn.
4.3 Doorlooptijd afhandeling aanvragen blijft dalen Grafiek 4.5 toont de gemiddelde doorlooptijd van aanvragen voor een uitkering Wet BUIG (exclusief Bbz). De gemiddelde doorlooptijd is sinds 2008 aan
Grafiek 4.5: Doorlooptijd aanvraag BUIG (excl. Bbz) en Bbz 40 35
het afnemen en is in 2012 gemiddeld 4,5 weken. Ook
30
de doorlooptijd voor aanvragen bijzondere bijstand
25
is sinds 2008 aan het afnemen, maar in 2012 gelijk
20
gebleven aan 2011.
36,7 32,0
32,2
30,6
30,6
29,1
30,3 26,0
28,7
26,1
15 10 5
Teruglopende doorlooptijden van aanvraag behandeling zijn het resultaat van jarenlange in spanningen bij sociale diensten. Zonder twijfel heeft
18
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
0
2008
2009 BUIG
2010
2011
Bijzondere Bijstand
2012
EEN KORTE DOORLOOPTIJD, WAT ZEGT DAT? De doorlooptijd is gedefinieerd als de periode tussen de indiening van de aanvraag en de afgifte van de beschikking. De behandelperiode bij het UWV WERKbedrijf en een eventuele hersteltermijn zijn in de berekening meegenomen. Een lange afhandelingstermijn zorgt voor extra werk, omdat na 4 weken een voorschot verleend moet worden aan de klant. Welke waarde aan deze indicator moet worden toegekend, is afhankelijk van het beleid van de gemeente. Sommige gemeenten hebben gekozen voor een lange afhandelingstermijn om klanten extra te motiveren om snel weer zelf in het bestaan te gaan voorzien. Andere gemeenten willen liever snel duidelijkheid verschaffen over het recht op uitkering. De wettelijke termijn is vastgesteld op 8 weken (56 dagen).
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
19
5
Achtergrondinformatie
5.1 Doel en inhoud van de Benchmark WWB
Per thema is een aantal indicatoren vastgesteld
De Benchmark WWB is een informatie- en
deelnemers worden zo gedwongen om te denken in
sturingsinstrument voor en door gemeenten.
termen van oorzaak en gevolg. Het benchmarkmodel
Meedoen aan de Benchmark WWB levert per kwartaal
maakt het mogelijk dat de gemeente samenhang ziet
relevante informatie op voor de beleidscyclus, over
bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Natuurlijk
de beleidskeuzes, organisatie, prestaties en effecten
spelen er ook factoren een rol waar gemeenten
van het gevoerde WWB-beleid. Doordat de benchmark
slechts beperkt invloed op uit kunnen oefenen, zoals
na afloop van ieder kwartaal wordt ingevuld, heeft de
de ontwikkeling van de werkgelegenheid en het
deelnemer steeds beschikking over actuele gegevens.
opleidingsniveau.
die iets zeggen over de prestaties per thema. De
Deelnemende gemeenten kunnen zich vergelijken met collega-gemeenten die deelnemen, door middel van
De benchmarkrapporten geven ieder kwartaal een
driemaandelijkse rapporten en bijeenkomsten.
vergelijking van de eigen resultaten met die van andere gemeenten (gemeenten zijn hierin zichtbaar met 8 tot 10 vergelijkbare gemeenten). Hierdoor
HET DOEL VAN DE BENCHMARK WWB IS DRIELEDIG:
hebben de deelnemers een actueel overzicht van hun gegevens. Daarnaast kan de gemeente een
•
Leren van elkaar
managementsamenvatting samenstellen voor gebruik
•
Vergelijken door verbeteren
binnen de gemeente. Bij de Benchmark WWB horen
•
Instrument voor verantwoording
een aantal keren per jaar bijeenkomsten met de eigen ‘kring’ van gemeenten. Tijdens deze bijeenkomsten worden de uitkomsten besproken en worden
Na afloop van ieder kwartaal vullen de deelnemers
ervaringen uitgewisseld. Tevens wordt er ieder jaar
aan de Benchmark WWB hun gegevens in via een
een ranking opgesteld, met de uitreiking van de Wie
internetvragenlijst. Wij hebben de gegevens van
Wat Bereikt Prijs voor de best scorende gemeente. In
gemeenten omgezet in indicatoren, die de prestaties
2012 was Tilburg de best scorende gemeente, gevolgd
van de Sociale Dienst in beeld brengen. De indicatoren
door Twenterand en Amsterdam.
zijn verdeeld in vier thema’s, namelijk: •
De klanten
•
Financiën
•
Handhaving
•
Bedrijfsvoering
20
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
5.2 Nieuwe Benchmark Werk en Inkomen 2013 Kwaliteit De Benchmark WWB beschikt sinds een aantal jaren over het Keurmerk voor gemeentelijke benchmarks van de VNG. In 2009 is het keurmerk overgenomen door het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING). De Benchmark WWB heeft het KING-benchmarkcertificaat en het KING-benchlearningcertificaat. Dat wil zeggen dat de benchmark voldoet aan de door KING vastgestelde kwaliteitscriteria voor benchmarken en benchlearnen. Nieuwe benchmark Met ingang van 2013 is de Benchmark WWB omgevormd naar een Benchmark Werk en Inkomen. De benchmark is met ingang van 2013 eigendom van Divosa en wordt uitgevoerd door SGBO en Stimulansz: Nieuw in deze benchmark is dat er maandelijks gewerkt wordt met automatischa data-bestanden, en deze gegevens maandelijks inzichtelijk zijn in rapporten en op het benchmarkplatform. Zie voor meer informatie www.divosa-benchmark.nl. Deelnemen? Wilt u deelnemen aan de Benchmark Werk en Inkomen 2013, neemt u dan contact op met Carla Vianen van SGBO (
[email protected] of 06 - 21 58 79 00) of Henk Meijeren van Stimulansz (
[email protected] of 06 - 22 40 35 19).
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
21
Colofon Juli 2013
Samenstelling SGBO/ BMC Carla Vianen Simon Wajer Stimulansz Henk Meijeren Met dank aan Irene Thuis en alle deelnemende gemeenten SGBO/ BMC Onderzoek Korte Houtstraat 20 A-B Postbus 10242 2501 HE Den Haag Telefoon 070 - 310 38 00 Stimulansz Koningin Wilhelminalaan 5 3527 LA Utrecht www.sgbo.nl www.bmconderzoek.nl www.divosa-benchmark.nl
22
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
Nog meer met nog minder: bevindingen benchmark WWB 2012
23
TELEFOON
033 - 496 52 00 E-MAIL
[email protected] WEBSITE
www.bmc.nl
TELEFOON
070 - 310 38 83 E-MAIL
[email protected] WEBSITE
www.sgbo.nl