0
S-m1nk
If Grontmij
bureau de ruimte I voor infrastructuur en ruimtelijke pfa ~
l7i8 -ao
Vergunningaanvraag Smink Afvalverwerking
Aanvullende gegevens
(
lnitiatiefnemer: Smink Afvalverwerking BV Undeboomseweg 15 3828 NG Hoogland
0 S-m nk
bureau de rufmte I voor infrastructuur en ruimtelijke plannen
lnhoudsopgave Vergunningaanvraag Smink Afvalverwerking .... .............. .... ............ ... .......... .... ............ ... ... 1 Aanvullende gegevens .. ... ............................................................................ ... .... .......... .. 1 lnhoudsopgave ....... .... ........... .... ........... ............... .............. .. ........... ..... .. ........... ... ... .. ..... .... .. 2 1 lnleiding ......................... ... ............... ... ......... .......... .... .... ......... ...... ........ .......... .... .... ..... 3 2 Aanvulling op deeI A Activiteiten ... .. .. ....... ................................................................... 4 2.1 Algemeen ............ ... ............ ............... .. ... ....... ... ... .......... .. ...................... ..... ........ 4 2.2 2.2. van het Aanvraagformulier ...... ..... ........... ... ............. .... .......... ..... ... ............. 4 2.3 Dee! A, hoofdstuk 3 Afvalstromen en acceptatie, paragraaf 3.3. IPPC .......... ... 5 2.4 Deel A, hoofdstuk 6 Fractiescheidingsinstallatie ........... .... ........... ......... .......... 20 2.5 Deel A, Rapport Acceptatie- en verwerkingsbeleid ....... ...... .................. .. ........ 20 3 Aanvulling op deel B Milieuaspecten ............ ... ....... ...... ....... .... ... .... ...... ... ...... ........... 25 3.1 Deel B, hoofdstuk 2 Geluid .... .......... .................. ............... .... ...... ....... .............. 25 3.2 Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging ......... ..... ......... ..... ........ .. .... . 25 3.3 Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging, paragraaf 3.1 ..... .. .. .......... 26 3.4 Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging, paragraaf 3.2 ..... .......... .. .. 26 3.5 Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging, paragraaf 3.1 O ....... .. ........ 28 3.6 Deel B, bijlage "Monitoringsplan 2007'' ..... .. .... .. .... ....... .... .. ...... .... ... .... ............ 30 3.7 Deel B, hoofdstuk 7 Energie en mobiliteit ......... .. .......... ............... .... ....... ...... .. 30 3.8 Deel B, hoofdstuk 8 Milieuzorg en calamiteitenpreventie ....................... ... .. .. . 30 Bijlagen .. .... ... ........... ....... .... .................. .......... ...... .. ........ ..... .. ...... .... ..... .... ...... ...... ............ 30 Verantwoording ..... ... ........ ................... .... ... ............... .......... ............... ........... ......... ....... .. .. 30
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
2 van 38
1
lnleiding
Op 21 december 2007 heeft Smink Afvalverwerking BV een aanvraag om vergunning ingevolge de Wet milieubeheer ingediend voor onder meer het uitbreiden van de capaciteit van de afvalberging voor het storten van bagger en het verplaatsen van de fractiescheidingsinstallatie. Per brief van 25 april 2008 (met nummer 20081NT222216) heeft de provincie Utrecht Smink verzocht aanvullende gegevens te leveren om de aanvraag goed te kunnen beoordelen. De brief is vergezeld van een bijlage waarin is beschreven welke gegevens nog aangeleverd moeten warden. In deze Aanvulling worden de in de bijlage gevraagde gegevens geleverd. Hierbij is de tekst van de bijlage steeds in cursief herhaald, en is daaronder de aanvullende informatie geleverd. In een aantal gevallen is daarbij verwezen naar aparte rapporten of tekeningen, die een bijlage bij deze Aanvulling vormen. De tekst is gesplitst over twee hoofdstukken: de aanvulling op Deel A van de aanvraag (Activiteiten) is opgenomen in hoofdstuk 2, de aanvulling op deel B (Milieuaspecten) in hoofdstuk 3.
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
3 van 38
2
Aanvulling op deel A Activiteiten
2.1
Algemeen De gehele aanvraag dient voor wat betreft baggerspecie te worden aangepast aan de nieuwe terminologieen van het Bes/uit bodemkwaliteit. Dit omdat de klasse-indeling voor baggerspecie is komen te veNallen. Dit geldt met name voor het hoofdstuk 5 van dee/ A van de aanvraag en de bijlage "Rapport Acceptatie- en verwerkingsbeleid" ook in dee/ A van de aanvraag.
De tekst van paragraaf 5.2. van deel A van de Aanvraag wordt als volgt: Conform de huidige vergunning voor het bergen van bagger in de afzonderlijke baggerberging, wordt op de afvalberging baggerspecie boven de interventiewaarde geaccepteerd. Dit is een 'open' klasse, waarbinnen zich bagger kan bevinden die valt in de categorie gevaarlijk afval. In het MER is volgens de toen geldende normering uitgegaan van klasse 3 en 4 bagger, waaronder zich ook gevaarlijk afval kan bevinden. Bagger die moet worden beschouwd als gevaarlijk afval wordt gestort in het compartiment voor gevaarlijk afval. Bagger met een zandgehalte van 60% of meer zal niet direct worden gestort, het ~al eerst worden ontzand in de fractiescheidingsinstallatie . Het is mogelijk dat ook bagger met een lager zandgehalte zal worden ontzand. Overigens wordt op dit moment ook al bagger gestort op de afvalberging .
Aanpassing van de tekst van het rapport Acceptatie en verwerkingsbeleid wordt gegeven in paragraaf 2.5. van deze aanvulling.
2.2
2.2. van het Aanvraagformulier De kadastrale gegevens zijn niet bij de aanvraag gevoegd, deze moeten worden toegevoegd. Graag checken of de perceelnummers Hoogland M 207 en 0 96 nog wet kloppen. Bij ons in het systeem staan deze a/s respectievelijk M 506 en 0 1841 in het systeem.
De tabel in het formulier wordt als volgt: Kadastrale ligging waar de inrichting is of zal worden opgericht. Gemeente
Hoogland
Sectie
M
Nr(s)
160, 161, 170, 171, 172,506
Sectie
0
Nr(s)
221 , 222 , 223, 1841
Een kadastrale kaart is hierachter bijgevoegd .
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
4 van 38
2.3
Deel A, hoofdstuk 3 Afvalstromen en acceptatie, paragraaf 3.3. IPPC In de aanvraag moet een complete toetsing komen aan de BREFs (afvalverwerking en opslag). Omdat het zeven van asbesthoudende grond als IPPC-plichtige activiteit is komen te vervallen ten opzichte van de concept aanvraag, geldt dit alleen voor het breken van TAG en het verwerken van gevaarlijke afvalstoffen in de fractiescheidingsinstallatie. Het storten van afvalstoffen kan ongewijzigd blijven.
De tekst van de paragraaf 3.3 van deel A, onderdeel IPPC-toets, wordt als volgt. IPPC-toets De technieken van Smink, zoals beschreven in de vigerende vergunning, de toenmalige vergunningaanvraag (uit 2003) en deze vergunningaanvraag, zijn beoordeeld om te bepalen of ze overeenkomen met de best beschikbare technieken uit de genoemde BREF's. Alhoewel alleen de stortplaatsen voor ongevaarlijk afval, de berging voor C3 afvalstoffen en het verwerken van een klein aantal gevaarlijke afvalstoffen IPPC-plichtig zijn beschrijven de BREF documenten activiteiten die voor de gehele inrichting gelden. Daar veel activiteiten sterk met elkaar verbonden zijn is bijna de gehele inrichting getoetst aan de relevante Best Beschikbare Technieken uit de BREF documenten. Deze zogenaamde IPPC toets is in eerste instantie uitgevoerd op basis van de vigerende vergunningsituatie. Vervolgens is bekeken of de veranderingen waarvoor nu vergunning wordt gevraagd de uitkomst van de IPPC toets be"invloeden. De verschillen tussen de vigerende vergunning en de nu voorliggende aanvraag betreffen: • •
hoogte en capaciteit van de afvalberging ontwateren van bagger als expliciete activiteit
• •
acceptatie van graf huisvuil in sorteer- en overslaginstallatie capaciteit van de puinbreker
• •
capaciteit van de groencompostering locatie van de fractiescheidingsinstallatie
•
de wijze van zeven van (asbesthoudende) grand en het acceptatiebeleid ervan.
De uitgevoerde IPPC beoordeling heeft geen relatie met de capaciteit van de afvalberging, de capaciteit van installaties of de locatie ervan (zie hierander). Deze aanpassingen aan de inrichting hebben geen gevolgen voor de beoordeling. Voor het zeven van grand geldt dat Smink nu kiest voor het uitsluitend zeven van asbesthoudende grand die niet valt onder de categorie gevaarlijk afval. In het onderstaande overzicht is weergegeven: 1) Hoe de beschreven BBT overeenkomt met de bij Smink toegepaste techniek 2) Bij welke onderdelen van welke BREF's Smink een ander werkwijze hanteert dan als BBT is beschreven in de desbetreffende BREF. 3) Vervolgens is aangegeven welke werkwijze Smink daarbij hanteert en hoe dit alternatief moet warden beoordeeld in relatie tot de beleidsvrijheid die IPPC biedt. Bij deze IPPC toets is uitgegaan van de (Engelstalige) tekst van de verschillende BREF's, gegevens voor de IPPC toets die door de pravincie ter beschikking zijn gesteld en de samenstelling en analyse ervan welke is uitgevoerd door Lichtveld Buis en Partners BV. In de tabel verwijzen paragraafnummers naar de betreffende delen van de van toepassing zijnde BREF. In de tabel verwijst de eerste kolom naar de betreffende BBT beschrijving in het BREF document. In deel A van de aanvraag is per activiteit, waar
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
5 van 38
van toepassing, een nadere beschouwing van de aan BBT gerelateerde voorzieningenen maatregelenniveau opgenomen (aangeduid per hoofdstuk met "IPPC voorzieningen".
De llggende tabel In hoofdstuk 3 moet worden vervangen door het volgende overzicht:
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
6 van 38
Paragraaf en kem van BBT
Analyse van altematief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink
No
§ 5.1 GENERIEKE BBT's
1
Het is BBT om een MZS te implementeren en door te voeren met de volgende Smink heeft een milieuzorgsysteem en is gecertificeerd krachtens IS014001 eigenschappen § 4.1.2.8: a. milieubeleidsverklaring; b. het plannen en vaststellen van de nodige procedures; c. implementatie van de procedures waarin aandacht is besteed aan; d. nagaan van de prestatie en het nemen van correctieve acties waarbij met name aandacht is besteed aan: e. het uitvoeren van een review door het topmanagement. Het is BBT dat (alle} details van de relevante activiteiten binnen de inrichting bekend zijn en de betreffende documenten ter beschikking liggen ten behoeve van het bevoegde gezag. Deze informatie dient te bestaan uit: § 4.1.2. 7. a. beschrijving van alle afvalbehandelingstechnieken en werkwijzen van de installatie;
In de aanvraag warden deze technieken uitgebreid beschreven.
b. diagrammen van de belangrijkste processen die milieu relevant zijn samen met schematische proces flow diagrammen;
Is in de aanvraag opgenomen
c. details van de chemische reacties en de bijbehorende kinetiek (energie balans);
Dit artikel geldt voor chemische reacties die bij specifieke processen optreden zoals verglazen en koude immobilisatie, en niet voor de bij Smink gebezigde processen . De Nederlandse regelgeving op het gebied van storten van afvalstoffen (en gasonttrekking) geeft de BBT voor storten. Hierin is rekening gehouden met chemische reacties in het stortlichaam. Overigens rapporteert Smink wel jaarlijks over milieuaspecten (en wordt waar van toepassing ingegaan op de chemische aspecten).
d. details van het controlesysteem en op welke wijze milieu monitoringsaspecten hierin zijn ge"integreerd;
De monitoring van relevante milieuaspecten is beschreven in de aanvraag. Het milieuzorgsysteem borgt oak monitoring van relevante milieuaspecten. Monitoring is ook in de vigerende Wm vergunning voorgeschreven.
e. details hoe voorzien wordt in (milieu) bescherming tijdens afwijkende bedrijfscondities zoals tussentijdse stops, start-ups en shutdowns;
Dit is beschreven in het bedrijfsnoodplan, andere start-ups en shut-downs zijn niet milieurelevant. De vigerende Wm vergunning stelt tevens eisen aan het bedrijfsnoodplan.
f. een instructie handleiding;
Activiteiten zijn beschreven in het KAM-systeem, handleidingen liggen bij de installaties/machines, er zijn instructies voor risicovolle afvalstromen.
g. een operationeel logboek;
Logboek is beschreven in de aanvraag 'beschrijving administratieve organisatie en interne
2
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
7 van 38
Analyse van altematief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink
Paragraaf en kem van BBT
controle' en voorgeschreven in de vigerende Wm vergunning . h. een jaarlijks overzicht van de uitgevoerd acties en de behandelde afvalstoffen. Dit overzicht moet een kwartaalsgewijs overzicht bevatten van balansen van afvallen en bijkomende residuen.
Balans wordt per kwartaal gemaakt, in het KAM systeem is dit geborgd in de procedure voorraadopname. Overzicht wordt ook in de vigerende Wm vergunning voorgeschreven. Good housekeeping is vastgelegd in de vigerende Wm vergunning. De aanvraag beschrijft de risicobenadering van afvalverwerking.
3
Het is BBT om een good housekeepingprocedure te hebben waarin het onderhoudsprogramma ook in voorkomt alsmede een adequaat trainingsprogramma. In de procedure moet aandacht besteed worden aan de preventieve maatregelen die medewerkers moeten nemen om de gezondheid, veiligheid en milieurisico's te minimaliseren. § 4.1.1.4, § 4.1.1.5, § 4.1.2.5, §4.1.2.10, §4.1.4.8 en § 4.1.4.3.
4
Het is BBT om een dusdanige relatie met de afvalleverancier/ontdoener op te bouwen dat op de plaats waar het afval ontstaat, rekening wordt gehouden met de gewenste kwaliteit die nodig is voor het afvalverwerkingsproces § 4.1.2.9
De relatie met de leverancier is gebaseerd op goede vooracceptatie conform het AV&AO/IC beleid en goed klantenbeheer
Het is BBT om voldoende personeel in dienst te hebben met de goede kwalificaties gedurende de bedrijfstijden. Het personeel dient opgeleid te worden voor de taken die ze moet uitvoeren § 4.1.2.10.
Dit is geborgd in de vigerende Wm vergunning
5
§ 5.1 GENERIEKE BBT: lnkomend afval
6
Om de kennis over het inkomende afval te verbeteren is het BBT om: concrete kennis te hebben van het afval waarbij rekening wordt gehouden met de herkomst en type afval, de acceptatieprocedure, he! verwerkingsproces en de risico's van het afval. § 4.2.3, § 4.3.2.2, §4.4.1.2.
Herkomst, acceptatie en procedures zijn vastgelegd in het AV&AO/IC beleid en in de vigerende Wm vergunning. De risico's van het afval worden beheerst conform het KAM systeem, de Rl&E. Het AV&AO/IC beleid beschrijft de risicobenadering van afvalverwerking. E.e.a. is in het AV&AO/IC beleid vastgelegd, alsmede voorgeschreven in de vigerende Wm vergunning
7
Om de kennis over het inkomende afval te verbeteren is het BBT om een procedure te hebben waarmee ingeschat wordt of het afval opgeslagen en verwerkt kan worden (§ 4.1.1.2) aan de hand van de volgende maatregelen: a. het uitvoeren van tests om te bezien of het afval geschikt is voor de voorgestane verwerkingsmethodiek; b. ervoor te zorgen dat alle relevante informatie ingezameld wordt door deskundig personeel over de herkomst, samenstelling en eigenschappen van het afval en de toepassing in het verwerkingsproces; c. een systeem om representatieve monsters te verkrijgen van het afvalproducerende proces en le analyseren; d. een systeem om de verkregen informatie te verifieren wanneer er geen direct contact is met de afvalproducent waarbij de samenstelling en de schadelijkheid word! nagetrokken; e. zich ervan te verzekeren dat de juiste Eural code word! toegepast; f. vaststellen van de juiste behandelingsmethodiek telkens als er nieuw afval wordt aangeboden § 4.1.2.1.
t>
au de ruimte
Vergunningaanvraag Smin 1
•
-=mvullende gegevens
8 van 38
·.
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatlef en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink Het AV&AO/IC beleid en de vigerende Wm vergunning geven invulling aan hetgeen beschreven in 8 a Um e. De maximum capaciteit is opgenomen in de aanvraag.
8
Om de kennis over het inkomende afval te verbeteren is het BBT om een acceptatie procedure te hebben (§ 4.1.1.3) die minimaal de volgende elementen bevat: a. een duidelijk systeem op basis waarvan de acceptant kan besluiten om het afval al dan niet te accepteren afhankelijk van de verwerkingsmethode, de afzetmogelijkheid van eindproducten (in samenhang met BBT 7). Bovendien zullen oak de opslagcapaciteiten, de verwerkingscapaciteit en de acceptatiecriteria van de eindverwerker in overweging genomen moeten warden; b. een administratief systeem op basis waarvan bezien kan warden of er voldoende capaciteit is; c. duidelijke en ondubbelzinnige criteria om afvallen af te wijzen en het rapporteren hiervan; d. een systeem om de capaciteit van de maximale afvalopslag vast te stellen (zie tevens BBT 1Ob, 1Oc 27 en 24f) e. visuele inspectie van het afval (daar waar mogelijk) om te bezien of het afval voldoet aan de acceptatiecriteria § 4.1.1.3.
Zie onder 6, 7 en 8
9
Om de kennis over het inkomende afval te verbeteren is het BBT om voor de verschillende afvaltransporten verschillende bemonsteringsprocedures te hebben waarin rekening is gehouden met § 4.1.1.4: a. de risico's van het afval; b. de fysisch/chemische eigenschappen van het afval (zie BBT6); c. registratie van al he! afval; d. het hebben van verschillende bemonsteringsprocedures voor bulktransport, kleine en grote containers. Het aantal monsters moet toenemen met het aantal containers. Het aantal monsters dat genomen moet worden moet vastgelegd zijn alsmede het werkelijk aantal genomen monsters; e. met name voor drums; welke monster hoort bij welke drum in relatie tot de binnenkomst van de drum; f. bemonstering voordat geaccepteerd wordt; g. het onderhouden van een register op de installatie over het bemonsteringsregiem alsmede op basis waarvan dat regiem tot stand is gekomen; h. een systeem om te bepalen en vast te leggen: o een geschikte plaats om de monsters te nemen; o het maximale aantal verpakkingseenheden die bemonsterd moet worden; o de condities waaronder de monsters zijn genomen; i. een systeem om te verzekeren dat de monsters geanalyseerd warden;
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
9 van 38
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief enlof beschrijving van de BBT toegepast door Smink
j. in geval van lage omgevingstemperaturen een tijdelijke opslag om monsters te kunnen nemen van ontdooid afval. Dit kan effect hebben op andere BBT's. Om de kennis over het inkomende afval te verbeteren is het BBT om een ontvangst faciliteit te hebben waarin rekening is gehouden met de volgende aspecten §4.1.1.5: a. het hebben van een laboratorium om alle monsters te analyseren met een voldoende doorloopsnelheid. Over het algemeen is daarvoor een kwaliteitszorgsysteem vereist. Het laboratorium hoeft niet perse on-site te zijn.
10
Laboratoria zijn genoemd in onderdeel C van de aanvraag, document 'in- en uitkeuringsprotocollen'.
b. een opslag voor afval die in quarantaine gezet moet warden. Wanneer het afval niet voldoet aan de criteria dan moet de bedrijfsvoering erop gericht zijn om dit afval zo spoedig mogelijk af te voeren;
De inrichting kent een zogenaamd steekproefplateau waarop verdacht afval geplaatst kan word en.
c. het hebben van een duidelijke procedure voor afval dat niet geaccepteerd wordt. De procedure moet voorzien in het informeren van de betreffende autoriteiten, het tijdelijk opslaan van het afval en de afvoer van het niet geaccepteerde afval; d. het transporteren van het afval naar de opslag als deze geaccepteerd is;
De inrichting accepteert en weigert afval conform de procedures voor de afvalacceptatie, welke tevens is geborgd in de Wm vergunning.
e. het markeren van de inspectie, overslag en bemonsteringslocaties;
lnspectie-, overslag en bemonsteringslocaties zijn gemarkeerd op de plattegrond
f. een afgesloten systeem om drainage water op te vangen;
De inrichting heeft een drainagesysteem en waterzuivering.
g. gekwalificeerd personeel dat voldoende en regelmatig getraind wordt;
Deskundig personeel is vastgelegd in de Wm vergunning en het KAM systeem
h. een systeem om de herkomst van het afval na te kunnen gaan dat op zijn minst de datum van aankomst en het Eural nummer moet bevatten.
Vanuit LAP en DW moet warden en wordt gewerkt met traceerbaarheid van afvalstromen (zoals afvalstroomnummer registratie, stortcoordinaten). LAP en DW zijn BBT. Uitwerking van DW vindt plaats via AN-beleid. Dit rapport is geactualiseerd gevoegd bij de nieuwe aanvraag.
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Afte voeren afval 11
Om de kennis over het uitgaande afval te verbeteren is het BBT om: het af te voeren afval te analyseren aan de hand van parameters waarbij rekening wordt gehouden met de eindbestemming. § 4.1.1.1.
E.e.a. is in het AV&AO/IC beleid vastgelegd, alsmede voorgeschreven in de vigerende Wm vergunning
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Management systeem
12
t-·
Het is BBT om een systeem te hebben waarmee het afval getraceerd kan warden § 4.1.2.3. Er kunnen verscheidene procedures nodig zijn waarbij rekening wordt gehouden met de (veranderende) fysisch/chemische eigenschappen en het verwerkingsproces. Een goed systeem bevat de volgende elementen: a. gedocumenteerde behandeling van het afval § 4.1.2.4; zie tevens BBT 2a;
·au de ruimte
Vergunningaanvraag Smin' '"1nvullende gegevens
In de aanvraag warden deze technieken beschreven. De vigerende vergunning stelt per stroom
10 van 38
'.
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink eisen aan de technieken.
b. de data moeten gekoppeld warden aan de operationele stappen die het afval doorloopt. De data moeten zes maanden bewaard warden;
Afvalverwerking en documentatie wordt conform de registratievoorschriften langer bewaard dan 6 maanden. De datastroom is ook voorgeschreven in de Wm vergunning.
c. het afval moet een referentienummer word en gegeven opdat de karakteristieken alsmede de herkomst makkelijk vast te stellen zijn. De afval gerelateerde informatie moet te alien tijde op te roepen zijn;
Afvalstroomnummer, besluit melden afvalstoffen, wordt nageleefd, AMICE houdt centraal gegevens bij.
d. de informatie moet opgeslagen warden in een computer database met een back-up.
AMICE is een systeem van de overheid inclusief de nodige beveiliging.
e. wanneer batches afval overgebracht warden tussen verschillende delen van de installatie mag dat alleen gebeuren in toepasselijke transportwijzen waarbij de afvallen getraceerd kunnen blijven
Afvaltracering is geborgd in de Wm vergunning.
Om de kennis over het uitgaande afval te verbeteren is het BBT om § 4.1.5:voorschriften te hebben en toe te passen die voorschrijven welke types afval gemengd mogen warden. Dael is voorkomen van ongewenste emissies van verontreinigingen (ook verder) in de keten van afvalverwerking.
E.e.a. is vastgelegd in het LAP en DW, waaraan getoetst wordt bij vergunningaanvraag en naleving van de vigerende Wm vergunning.
Het is BBT om procedures te hebben die voorschrijven welke afvalsoorten en welke niet gemengd mogen warden.
De procedures gekoppeld aan de afvalstomen zijn beschreven in het KAM-systeem en in de vergunningaanvraag, hierbij kunnen geen onverenigbare combinaties van afval gemengd warden.
Het is BBT om de efficiency van afvalverwerking continu te willen verbeteren. § 4.1.2.4
Het LAP definieert minimum standaarden voor de verwerking van verschillende afvalstromen. lndien een verwerkingstechniek als aangetoond beter wordt gekenmerkt dan zal het LAP en minimumstandaard daar op aangepast warden. Zo wordt gewaarborgd dat continue verbetering opgelegd wordt. Marktwerking vormt daamaast ook een impuls voor continue verbetering van het proces. Alie processen zijn in deze aanvraag getoetst aan de minimumstandaarden uit het LAP
16
Het is BBT om een calamiteitenplan te hebben § 4.1.7.
Dit is beschreven in het bedrijfsnoodplan, en in onderdelen van de vigerende Wm vergunning
17
Het is BBT om een logboek te hebben en te gebruiken voor het vastleggen van incidenten § 4.1.7
lncidenten warden gemeld en geregistreerd, in het kader van het bedrijfsnoodplan (een inrichting als Smink kan en mag niet zonder incidentenmanagement werken).
Het is BBT een geluid- en trillingen emissie plan te hebben § 4.1.8
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De vigerende Wm vergunning schrijft maatregelen voor ter voorkoming van trilling en geluidhinder.
Het is BBT om voor nieuwe installaties reeds in het ontwerp rekening te houden met het uit bedrijf nemen van de inrichting. Voor bestaande inrichtingen is dit van belang wanneer bij het uitbedrijfnemen problemen verwacht kunnen warden. § 4.1.9.
Voor de stortplaats en de baggerspecie legt de vigerende Wm vergunning de nazorg van de relevante onderdelen van de inrichting vast.
13
14
15
18
19
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Ondersteunende installaties en grond/hulpstoffen
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
11 van 38
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink
management Het is BBT om het energieverbruik van de installatie te verminderen en, indien mogelijk, het opwekken van energie(bronnen) te bevorderen (§ 4.1.3.1, zie BBT 1k). Dit houdt in: a. rapportage van het energieverbuik;
Energie is beschreven in de aanvraag en de Wm vergunning
20 b. rapportage van de nuttig gegenereerde energie; c. rapporteren hoe de geconsumeerde energie is gebruikt. Het is BBT om de energie efficiency te verbeteren door § 4.1.3.4: a. het maken van een energie efficiency plan;
21
b. technieken toe te passen die de energieconsumptie en daardoor de directe en indirecte emissies verminderen
Dit is beschreven in de aanvraag
c. definieren en berekenen van de specifieke energie consumptie door het gebruik van kengetallen (kWh/ton verwerkt afval of iets dergelijks ). (zie BBT 1k en 20)
Een EBP is ca. 1 jaar geleden opgesteld, en acties daaruit warden uitgevoerd. De energieconsumptie van de afzonderlijke installaties is 1 op 1 gekoppeld aan de doorzet van de installaties. Deze wordt (binnen de vergunde hoeveelheden) bepaald door het aanbod .
Het is BBT om een inteme benchmarking uit te voeren voor het gebruik van grond/hulpstoffen en reststoffen.
Er warden marginale hoeveelheden grondstoffen gebruikt, waarvoor inteme benchmarking niet mogelijk of zinvol is. Ongeveer een jaar geleden is een energiebesparingsplan uitgevoerd, conform de vigerende vergunning. Acties daaruit warden uitgevoerd . Door middel van massabalansen en overzichten van gegenereerde afvalstromen wordt waar mogelijk een vorm van interne benchmarking uitgevoerd (metals doel efficientie van het proces nastreven). Echter, het scheidingsrendement wordt gestuurd door de samenstelling van aangevoerde afvalstromen (waarop Smink geen invloed heeft) en door de afzetmarkt van gescheiden fracties. Benchmarking voor scheidingsrendement is daarom niet zinvol.
Het is BBT om na te gaan de mogelijkheden voor het gebruik van afval als vervanger van grond/hulpstoffen § 4.1.3.5.
De inrichting streeft naar maximaal gebruik van afvalstoffen als hulpstoffen. Dit is toegestaan in de Wm vergunning
2215
7
23, 61
Er is een EBP voorgeschreven in de vigerende Wm vergunning
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Opslag, overslag en handling
24
Het is BBT om de volgende opslag gerelateerde technieken te gebruiken § 4.1.4.1: a. opslag situering: o niet bij watergangen of gevoelige omgevingen: o op een manier dat extra handelingen en overslagen binnen een inrichting zoveel mogelijk warden voorkomen; b. er zorg voor dragen dat het wateropvangsysteem (drainage riolering) al het gecontamineerde run-off water kan bevatten en dat niet verenigbare afvalwatersoorten niet
ti·
"1U
de ruimte
Vergunningaanvraag Smin'' • "'mvullende gegevens
De opslag en de handling is op zodanige wijze ingericht dat een verwaarloosbaar risico volgens NRB is voor vervuiling van bodem of grondwater.
Smink pompt grondwater op. Al het water gaat op het riool. Smink heeft een vastgesteld protocol voor de routing van afvalstoffen.
12 van 38
\
'~
-
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink
met elkaar worden gemengd;
25
26
27
c. het gebruik van speciale opslagen met de specifieke maatregelen afgestemd op het soort afval die voor kunnen komen in sorteer en (her-)verpakkings ruimtes
Dit is opgenomen in het AV&AO/IC beleid en voorgeschreven in de vigerende Wm vergunning
d. het handlen van geurende stoffen in volledig gesloten vaten die daarvoor geschikt zijn en opgeslagen worden in gebouwen die voorzien zijn van geurbestrijding
Dusdanig sterk geurende afvalstoffen worden niet geaccepteerd
e. er zorg voor te dragen dat alle vaten voorzien zijn van afsluiters. Overlooppijpleidingen moeten verbonden zijn naar een geschikt afvoersysteem;
Dit is opgenomen in het water- en drainagesysteem
f. het voorzien in maatregelen die voorkomen dat slibben ophopen in tanks en dat er mogelijke schuimvorming afdoende bestreden wordt met bijvoorbeeld antischuim stoffen;
In de waterzuivering worden antischuimmiddelen toegepast
g. daar waar nodig tanks voorzien van niveau-meters en alarmen alsmede systemen die de emissie van vluchtige stoffen kunnen verminderen; h. het opslaan van vloeibare organische afvalstoffen met een lage ontstekingstemperatuur in een tank voorzien van een stikstofpurge systeem voor inertisatie. Elke opslag tank dient in een vloeistofdichte lekbak te staan. Gasemissies moeten verzameld en behandeld worden.
Opslag vindt plaats conform de geldende dan wel voorgeschreven PGS en/of CPR richtlijnen
Het is BBT om lekbakken te gebruiken die vloeistofdicht zijn en resistent tegen de opgeslagen stoffen. § 4.1.4.4
Voorgeschreven waar nodig in de Wm vergunning onder opslag
Het is BBT om labellingtechnieken voor tanks en pijpleidingen toe te passen § 4.1.4.12
Voorgeschreven waar nodig in de Wm vergunning, dan wel door PGS richtlijnen. Waar vanuit direct geldende regelgeving labels verplicht zijn, warden labels aangebracht. Uit voorraadbeheer en door personeel worden verbruikgegevens gegenereerd.
Het is BBT om maatregelen te treffen waarmee problemen voorkomen kunnen warden die kunnen ontstaan als gevolg van opslag of opeenhoping van afval. Dit kan conflicteren met de gevallen waarbij het afval gebruikt wordt als reactant, BBT23. § 4.1.4.10.
Het LAP en OW geven aan dat in AV/AOIC documenten meet zijn opgenomen hoe met opbulking, compatibiliteit e.d. van afvalstoffen wordt omgegaan. Erwordt hiermee dus invulling gegeven aan BBT. Bij de aanvraag is een actuele versie van het AOIC-beleid toegevoegd
Het is BBT om de volgende technieken toe te passen voor de handling van afval § 4.1.4.6: a. het hebben van systemen en procedures op locatie om er zorg voor dragen dat afvallen in de juiste opslagen terecht komen op een veilige wijze;
28 b. het op locatie hebben van een management systeem voor het inbrengen of verwijderen van afval in een installatie waarbij rekening wordt gehouden met de risico's
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
De beschrijving van de activiteiten in deel A van de aanvraag, de inkeuring van afval en de vergunningvoorschriften hoofdstukken 4 t/m 16 van de Wm vergunning geven aan dat het afval op de juiste plaats terechtkomt Bij de vergunningaanvraag en de vergunningverlening voor de verwerking van de typen afval is rekening gehouden met de risico's en is in het kader daarvan de milieuvergunning opgesteld.
13 van 38
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink
c. er verzekerd van zijn dat een gekwalificeerde medewerker toezicht houdt op de afvalstromen, met name de afvallen in drums die al wat !anger aanwezig zijn en/of waarvan de herkomst en/of de samenstelling niet geheel duidelijk is. Met het doel om de afvallen te classificeren en zonodig te herverpakken in een deugdelijke verpakking;
Deskundig personeel is o.a. vastgelegd in de Wm vergunning en het KAM systeem. Gevaarlijke afvalstoffen in drums behoren niet tot de te accepteren afvalstoffen
d. ervoor te zorgen dat beschadigde leidingen, afsluiters en koppelingen niet gebruikt warden;
Onderhoudsprotocol ryJm vergunning) en inspecties voorkomen gebruik beschadigde Jeidingen
e. het verzamelen van afgassen van tanks wanneer deze geledigd of gevuld warden;
Dit geldt voor materialen met 1een laag vlampunt in tanks, dit komt niet voor op de inrichting
f . om ruimtes, die gebruikt warden voor de overslag van geurveroorzakend afval, te voorzien van luchtafzuiging en op de afgezogen lucht geurbestrijdingstechnieken toe te passen; §
lngenomen afval veroorzaakt geen geurhinder bij Smink.
4.1.4.7 g. een systeem te hebben dat ervoor zorgt dat alleen afvalsoorten die verenigbaar zijn bij elkaar kunnen word en opgeslagen § 4.1.4. 7 en § 4.1.5, BBT 13, 14 en 30).
De procedures gekoppeld aan de afvalstromen zijn beschreven in het KAM-systeem en in de vergunningaanvraag , hierbij kunnen geen onverenigbare c:ombinaties van afval gemengd warden.
29
Het is BBT om zorg te dragen dat het opslaan/mengen van verpakte afvallen op basis van instructies en toezicht geschiedt door/van deskundige medewerkers.
Deskundig personeel is o.a. vastgelegd in de Wm vergunning en het KAM systeem.
30
Het is BBT om zorg te dragen dat afvalstoffen die chemisch niet verenigbaar zijn niet bij elkaar kunnen komen
Zie 28g
31
Het is BBT om de volgende technieken toe te passen op afvalstoffen in containers:§ 4.1.4.2: De vigerende Wm vergunning beschrijft dat afvaloverslag overkapt dient plaats te vinden . a. het opslaan van de container met afval onder een overkapping om klimatologische invloeden te weren. Dit geldt ook voor containers die in afwachting zijn van bemonstering of andere acties. Er zijn uitzonderingen voor containers · met afval die niet be"fnvloed worden door klimatologische omstandigheden. Overkappingen dienen voldoende ventilatie te hebben. b. overkapte ruimte, zonodig beschermd tegen warmte en licht, beschikbaar te hebben voor containers die gevoelige afvalstoffen (voor licht, warmte en water) bevatten.
nvt
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Nog niet eerder genoemde algemene technieken
32/3 3
b
Het is BBT om plet-, maal- en zeefacties zoveel mogelijk uit te voeren in ruimtes met afzuiging waarvan de Juchtemissies behandeld warden in een behandelingssysteem in het geval dat afvalstoffen worden behandeld die luchtemissies kunnen veroorzaken § 4.1.6.1.
·au de ruimte
Vergunningaanvraag Smin 1
~ "lnvul/ende
gegevens
Zeven, pletten en malen van gevaarlijke afvalstoffen kan plaatsvinden bij zowel de fractiescheidingsinstallatie als bij het breken van TAG met de puinbreker. Bij geen van beide activiteiten vindt stofvorming plaats. TAG is een product waarbij amper stof vrij komt bij het breken vanwege de hechtende eigenschappen van het teer dat er in zit. Fractiescheiding is een nat proces waarbij ook geen stof vrijkomt. Afzuiging van luchtemissie is voor deze activiteiten dus
14 van 38
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink niet relevant. BBT 33 is niet van toepassing, shredderen van vaten en containers vindt niet plaats.
34
Het is BBT om wasprocessen toe te passen waarbij rekening is gehouden met §4.1.6.2: a. met de componenten die in het afval aanwezig kunnen zijn (met name organische oplosmiddelen) b. de vrijkomende stoffen af te voeren naar een geschikte opslag en hen net zo te behandelen als het oorspronkelijke afval; c. om behandeld afvalwater te gebruiken als waswater in plaats van 'vers' water (leidingwater, opp. water, grand water). Het afvalwater kan behandeld worden in de afvalwaterzuivering of hergebruikt warden.
De wasprocessen mogen in de vergunning plaatsvinden zolang Smink alleen de toegestane afvalstoffen accepteert. Hiermee heeft het bevoegd gezag bepaald dat de componenten die uitlogen geloosd mogen warden. Vrijkomende afvalstoffen zijn vergund voor afvoer naar een geschikte verwerker in de Wm vergunning en in de beschrijving van de activiteiten.
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Behandeling van luchtgerelateerde emissies nvt
35
Om stof-, geur-, en vluchtige stoffen-emissies te voorkomen is het BBT om het gebruik van open tanks en open putten zoveel mogelijk te voorkomen door: a. afzuigleidingen van tanks met stoffen, die luchtemissies kunnen veroorzaken, zoveel mogelijk te leiden naar afgasbehandelingssystemen; § 4 .1.4.5 b. de afvalstoffen ender een afdekking of waterdichte verpakking ender te brengen; § 4.1.4.5: BBT 31a; c. de kopruimte van tanks zoveel mogelijk te koppelen aan afzuigsystemen en luchtbehandelingssysteem. § 4.1.4.1.
36
Voor controle of preventie van stof-, geur-, en vluchtige stoffen-emissies is het BBT om gesloten systemen te gebruiken met luchtafzuiging en/of onderdruk waarbij luchtbehandeling wordt toegepast. Dit is met name van belang voor processen waarbij vluchtige stoffen vrij kunnen komen.
Met het toepassen van de NeR (en specifiek de bijzondere regeling 3.8 t.a.v. stof) wordt invulling gegeven aan BBT.
37
Voor controle of preventie van stof-, geur-, en vluchtige stoffen-emissies is het BBT om een afzuigsysteem toe te passen dat groat genoeg is voor de ruimtes waar de opslagen en processen plaatsvinden of om een systeem te hebben waarbij de gassen van de afzonderiijke tanks warden afgezogen en behandeld. § 4.6.1.
38
Voor controle of preventie van stof-, geur-, en vluchtige stoffen-emissies is het BBT om het luchtafzuig- en behandelingssysteem geed te bedrijven en te onderhouden, inclusief de handling van de media die bij de behandeling vrijkomen (bijvoorbeeld pakkingsmaterialen, percolaat, wasvloeistof). § 4.6.11.
39
Voor controle of preventie van stof-, geur-, en vluchtige stoffen-emissies te voorkomen is het BBT om een afgasbehandelingssysteem te hebben bij de puntbronnen waar de belangrijkste anorganische gassen vrijkomen. lnstalleer een tweede wassysteem als de afgassen onverenigbaar zijn of te geconcentreerd zijn. §4.6.11 .
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
nvt
15 van 38
40
41, 68
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief enfo,f beschrijving van de BBT toegepast door Smink
Voor controle of preventie van stof-, geur-, en vluchtige stoffen-emissies is het BBT om een lekdetectie en reparatie procedures te hebben voor plaatsen: a. die een groat aantal leidingen en opslagtanks bevatten; b. waar sprake is van componenten die makkelijk lekken en milieuproblemen veroorzaken (vluchtige stoffen en bodem verontreinigende stoffen § 4.6.2
Onderhoud is voorgeschreven in de Wm vergunning en verder vastgelegd in het KAM systeem. Lekdetectie is voorgeschreven in de Wm vergunning en v1~rder via de geldende PGS en/of CPR richtlijnen. Opslag van natronloog en zoutzuur vindt plaats in IBC containers, welke zijn opgesteld op een vloeistofdichte vloer in de waterzuivering. Bij een eventuele calamiteit loopt zuur of loog in de zuivering, hetgeen alleen leidt tot pH-verandering. BBT 40 gaat feitelijk over VOS en (an)organische vloeistoffen die potentieel bodembedreigend zijn.
Voor controle of preventie van stof-, geur-, en vluchtige stoffen-emissies is het BBT om luchtemissies te reduceren, door gebruikmaking van een goede combinatie van preventieve en bestrijdingstechnieken
Met het toepassen van de NeR wordt invulling gegeven aan BBT. Voor wat betreft de afgasfakkels wordt conform de bijzondere regeling NeR gewerkt. Voor wat betreft de gasmotor geldt dat deze installatie onder het BEES-B valt. Eisen voor (fijn)stof en andere stoffen zijn vastgelegd in de NeR (omgaan met stoffen die onder stuifklassen vallen) en de Wm (en ook BEES-8). Zodoende wordt BBT toegepast.
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Afvalwaterbehandeling Het is BBT om het gebruik en vervuiling van water te reduceren § 4.1.3.6 en 4.7.1 .: a. door het gebruik van testen en wateropslag methodes;
Afvalwaterkwaliteit en de kwaliteit van de bodem onder de berging wordt gemonitord (zie voorschriften in Wm vergunning genoemd bij monitoring).
b. regelmatig uitvoeren van inspecties van tanks en putten vooral wanneer zij onder maaiveld liggen;
lnspecties zijn geborgd in het onderhoud zoals voorgeschreven in de vergunning
c. gescheiden waterafvoersystemen toe te passen waarbij rekening is gehouden met de vuilvracht; d. het toepassen van veiligheidsbassin waarin water van calamiteiten vastgehouden kan warden;
De aanvraag geeft het watersysteem weer waar scheiding is aangegeven per locatieonderdeel. Wm vergunning schrijft afvalwaterzuiveringseisen voor. Daar de stortplaats in zijn geheel geohydrologisch ge"fsoleerd, is de stortplaats zelf een veiligheidsbassin.
e. het regelmatig uitvoeren van wateraudits om het watergebruik te reduceren en de verontreiniging te verminderen;
De inrichting wast met effluent van de waterzuivering. De inrichting pompt grondwater weg en hergebruikt dat in plaats van dat het op het riool gaat. Alleen voor verneveling gebruikt men soms leidingwater. Door de grate mate van hergebruik hebben verdere audits geen meerwaarde.
f. het proceswater gescheiden houden van hemelwaterriool § 4.7.2, BBT46;
Zie onder c.
43
Het is BBT om een procedure te hebben die ervoor zorgt dat de effluentspecificatie oak gehaald kan warden door de afvalwaterbehandeling § 4.7.1
Lozingseisen zijn in de Wvo vergunning, maar ook in de Wm vergunning voorgeschreven
47
Het is BBT om onder de afvalverwerkingsinstallatie een betonnen vloer te hebben, die ervoor zorgt dat hemelwater en morsverliezen opgevangen warden in putten en naar tanks geleid worden. Eventuele overlopen naar een riolering moeten voorzien zijn van monitoring en een pH-bewaking die automatisch de overloop kan sluiten. §4.6.1.3 BBT63
Deel B van de aanvraag laat zien dat waar nodig afvalwater voor behandeling geheel wordt opgevangen via de lozingspunten. De Wm vergunning schrijft voor dat afvalwater en regenwater wordt opgevangen in een vloeistofdichte riolering
48
Het is BBT om het hemelwater op te vangen in een bassin om dit water te controleren. Als
De gehele stortplaats dient als bassin. Water komt uit op de waterzuivering
t-
gu de ruimte
42/4 4, 45, 46, 49
Vergunningaanvraag Smin' • <mvullende gegevens
16 van 38
Paragraaf en kern van BBT
Analyse van alternatief en/of beschrijvlng van de BBT toegepast door Smink
het water verontreinigd is meet het behandeld word en § 4. 7 .1. 50 51 t/m 56
Het is BBT om dagelijks de afvalstoffenbehandeling na te !open en de bevindingen vast te leggen, waarbij tevens de effluent en slibkwaliteit wordt gemonitord. § 4.7.1.
De terreinbeheerder en voormannen monitoren dagelijks de stand van zaken met betrekking tot afvalverwerking en opslag. Monitoring van effluent en slibkwaliteit zijn voorgeschreven in Wm en Wvo vergunning
Het is BBT om na het uitvoeren van BBT42 (gescheiden opvang van afvalwatersoorten) een geschikte afvalwaterbehandeling te selecteren en toe te passen voor elk type afvalwater
Dit is voorgeschreven middels de Wvo vergunning
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Management van de tijdens de behandeling gegenereerde residuen Het is BBT om zoveel mogelijk gebruik te maken van herbruikbare verpakkingen §4.8.1 .
Verpakking niet van toepassing, materialen worden in bulk weggezet. Asbest moet verpakt worden, hergebruik is niet mogelijk voor asbestverpakking
59
Het is BBT om drums te hergebruiken als ze in goede conditie zijn. Is dit niet het geval dan moeten ze een geschikte behandeling ondergaan § 4.8.1.
Nvt: Drums worden niet als afval afgevoerd. Afval wordt niet in drums aangevoerd.
60
Het is BBT om bij te houden hoeveel afval in de inrichting aanwezig is op basis van hoeveel er is aangevoerd, de hoeveelheden die zijn behandeld § 4 .8.3
Balans wordt kwartaalsgewijs gemaakt, in het KAM systeem is dit geborgd in de procedure voorraadopname
58
§ 5.1 GENERIEKE BBT: Bodemverontreiniging 62, 63, 64
Om bodemverontreiniging te voorkomen is het BBT om te voorzien en te onderhouden van vloeren in operationele ruimtes inclusief het toepassen van maatregelen voor preventie of het opruimen van lekken en morsverliezen en er verzekerd van zijn dat onderhoud uitgevoerd wordt op drainage systemen en ander ondergrondse infrastructuur § 4.8.2.
Het onderdeel bodembescherming van deel B van de aanvraag en het onderdeel opslag in de Wm vergunning waarborgen bodembescherming conform BBT
§ 5.2 BBT VOOR SPECIFIEKE AFVALBEHANDELINGEN: Biologische behandeling 71 t/m 83
Fysisch-chemische behandelingsvormen van afvalwater
Voorgeschreven middels Wvo en Wm vergunning
§ 5.2 BBTVOOR SPECIFIEKE AFVALBEHANDELINGEN : Fysisch-chemische afvalbehandeling 85
Verlaag de onoplosbaarheid van amfotere metalen, en verminder uitlogen van giftige oplosbare metalen en zouten door toepassen van b.v. wassen, verdampen, rekristallisatie en imobilisatie
De inrichting bewerkt op beperkte wijze gevaarlijk afval zeals beschreven. Het wassen wordt toegepast, er worden verder geen chemicalien toegepast.
86
Test de uitloogcapaciteit van anorganische bestanddelen
Uitloogonderzoek wordt conform vergunningvoorschriften voor C3 afvalstoffen uitgevoerd.
84, 87
Nvt
88,
Hanteer beheers en gesloten technieken voor laden/lossen en transportbandsystemen
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvul/ende gegevens
Vergunningvoorschriften en toepassen van de NeR zorgen voor beheersing van stofverspreiding
17 van 38
Paragraaf en kern van BBT
J
Analyse van alternatief en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink door materiaaltransport. Beneveling en nat houden wordt toegepast bij stoffige activiteiten
89
§4.3.2.3. Pas luchtbehandeling toe bij laden en lossen
90
Pas indikken, verglazing, smelten of fusie processen toe v66r het storten van afval § 4.3.2.4 1Afval wordt ontwaterd v66r de stort to 4.3.2.7.
Van toepassing zijnde BBT beschreven in de BREF opslag (die nog niet onder BREF afvalverwerking zijn behandeld)
46/4 7/48
I I
§ 5.2.2.1 Pijpleidingen Maak afgewogen keuze voor ftenzen, gelaste bindingen, ondergronds of bovengronds bij pijpleidingen
Deze BBT beschrijvingen geven aan dat er een voorkeur is voor gelaste verbindingen, maar flensverbindingen worden ook als BBT beschreven. Het stortgasonttrekkingsysteem is van PE en is gelast. Bij de grondreiniging worden flensverbindingen toegepast vanwege de slijtagegevoeligheid; er moeten vaker delen vervangen worden, en dan is een gelaste verbinding niet gunstig.
§ 5.2.2.3 Afsluiters 53
Eisen aan pompen inclusief lekdichtheid
Um
De beschreven BBT komen overeen aan eisen die aan een normale bedrijfsvoering worden gesteld .
59
§ 5.4 Overslag en handling van vaste stoffen
§ 5.4.1 Algemene benadering om stofemissies te verminderen Rekening houden met weersomstandigheden
Met wind wordt via de gebruiksbeperkingen aan stofklassen uit de NeR rekening gehouden. Bij regen zal stofvorming nihil zijn. Bij het ontwerp van het terrein, drainage/riolering en de waterzuivering is rekening gehouden met instantane hoge hemelwaterdebieten
• • •
NeR bijzondere regeling 3.8 wordt toegepast t.a.v. bevochtigen van afvalstromen en transportwegen en handelingen met stuifgevoelige stoffen . Geborgd in Wm vergunning
71
73 Um
79
Het is BBT om, in geval van gebruik van shovels, de valhoogte te beperken. Het is BBT om de snelheid van voertuigen zodanig laag te houden dat stofemissie zoveel mogelijk wordt voorkomen
•
Het is BBT om, in geval van permanente situaties, zoveel mogelijk verharde wegen toe te passen.
Verharde wegen zijn aangelegd
• •
Het is BBT om verharde wegen schoon te maken Het is BBT om banden van transportmiddelen schoon te maken Het is BBT om stofgevoelige materialen te bevochtigen als de omstandigheden alsmede de wateremissies dat toelaten.
Geborgd in Wm vergunning Geborgd in Wm vergunning Bevochtiging gebeurt voor elk bewerkingsproces dat stuifgevoelig is
•
Het is BBT om voor laad/losactiviteiten de valsnelheid en valhoogte zoveel mogelijk te beperken
.
§ 5.4.2 Overwegingen bij overslagtechnieken
r
au de ruimte
Vergunningaanvraag Smin' • 'invu/lende gegevens
18 van 38
Paragraaf en kem va.n BBT
Analyse van altemattef en/of beschrijving van de BBT toegepast door Smink
Specifieke werkwijzen voor grijpers en transportbanderi
De grijpers en transportbahden die worden toegepast zijn gebruikelijk voor het type materieel.• en zijn stand der technlek. Verder wordt met het toepassen van de NeR (en specifiek de bijzondere regeling 3.8 t.a.v. stof) invulling gegeven aan BBT. Energiebeheer van transportbanden is niet opportuun. De transportbanden zljn hiervoor te kort, en dlentengevolge worden elektromotoren toegepast met kleine vermogens.
80 tfm
87
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
19 van 38
2.4
Deel A, hoofdstuk 6 Fractiescheidingsinstallatie Hier moet ook warden omschreven hoe de scheiding van natte en droge bagger in zijn werk gaat. Wordt natte baggerspecie bijvoorbee/d eerst ontwaterd of wordt het ook nat verwerkt? Vindt er opslag bij de fractiescheidingsinstallatie plaats van natte dan we/ droge baggerspecie?
Paragraaf 6.5 Procesbeschrijving van deel A wordt aangevuld als volgt: Bagger kan worden verwerkt in de fractiescheidingsinstallatie als het zodanig steekvast is dat het niet van de band af loopt. Als het natter is, wordt het eerst ontwaterd. Te reinigen bagger wordt, net als andere te reinigen stromen, in de nabijheid van de fractiescheidingsinstallatie opgeslagen als het zodanig steekvast is dat het op een hoop gezet kan worden. Als dat niet het geval is, wordt het elders opgeslagen tussen kades, of verblijft het (nog) in een ontwateringsdepot.
(verzoek per mail) In de vergunning van 2004 wordt bij de voorschriften van de fractiescheidingsinstallatie gesproken van een PVA "reinigen van grond verontreinigd met asbest" uit 2003. Deze zit niet bij de aanvraag. Kan dit plan alsnog warden bijgevoegd?
Oat rapport (Werkplan asbestreiniging) is hierachter bijgevoegd
2.5
Deel A, Rapport Acceptatie- en verwerkingsbeleid In het acceptatiebeleid, punt 39, onder "opslag" dient voor het ontwateren van bagger onderscheid te warden gemaakt tussen depots ten behoeve van storten en depots ten behoeve van hergebruik. De stel/ing hierbij dat geen depotvorming plaatsvindt is hierbij een beetje misplaatst. Dit graag beter omschrijven. In het acceptatiebeleid, punt 39, onder "verwerking" is niet duide/ijk wat onder het kopje "ontwatering bagger" precies wordt bedoeld. Dit graag beter omschrijven. Wat wordt er bijvoorbeeld bedoe/d met ''t.z.t. zal bepaald worden we/ke gegevens naast aan- en afgevoerde hoevee/heden kwaliteit van de reststoffen moeten worden vastgelegd"? In het inkeuringsprotocol van de stortp/aats moet de eis worden genoemd dat baggerspecie niet meer dan 60% zand mag bevatten. Dit graag aanpassen.
Ter verduidelijking van de omgang met bagger wordt het volgende aan punt 39 van het Rapport Acceptatie- en verwerkingsbeleid toegevoegd: Baggerspecie wordt verdeeld worden in 2 klasse: • •
Bagger verontreinigd beneden de interventie-waarde. ( < l-waarde) Bagger verontreinigd boven dan de interventiewaarde. ( > 1-waarde)
Bagger beneden de 1-waarde kan worden geaccepteerd bij de grondbank en is geschikt om te worden hergebruikt. lndien de bagger niet steekvast is wordt hij eerst ontwaterd in het ontwateringsdepot. Bagger boven de 1-waarde kan worden gestort of gereinigd. lndien de bagger minder dan 60 % zand bevat wordt de bagger ofwel nat ofwel droog gestort op de stortplaats (voor gewoon of gevaarlijk afval, afhankelijk van de kwaliteit). lndien de bagger meer dan 60 %
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
20 van 38
zand bevat zal de bagger warden gereinigd in de fractiescheidingsinstallatie . Dit geheel conform de minimum verwerkingstandaard van baggerspecie. lndien deze bagger niet steekvast is zal die eerst warden ontwaterd in een ontwateringdepot. De depots voor ontwatering van bagger < 1-waarde en bagger > 1-waarde zullen strikt gescheiden warden gehouden . De bagger beneden de 1-waarde zal warden uitgekeurd conform eisen van het besluit bodemkwaliteit. De bagger boven de 1-waarde zal warden gekeurd conform de eisen van de stortplaats of de fractiescheidingsinstallatie .
In het acceptatiebeleid onder punt 41 k/oppen de reststoffen bij de grandbank niet. Cat. 1 en cat. 2 grand zul/en nooit op de stortplaats terecht komen. Bouwstof cat. 2 ook niet. Graag aanpassen.
De tekst van punt 41 onder-Grondbank moet als volgt worden aangevuld Met 'afvoer naar (C3)stortplaats' wordt bedoeld dat de betreffende stoffen als bouwstof warden toegepast op de stortplaats.
In het uitkeuringsprotoco/ van de fractiescheidingsinstallatie is het niet duide/ijk volgens welke methode slib uit baggerspecie zal warden bemonsterd. Zal dit overeenkomstig slib uit grand of overeenkomstig slib uit zeefzand en r.k.g.-veegvuil zijn? Dit dient te warden verduidelijkt.
Het uitkeuringsprotocol van de fractiescheidingsinstallatie komt te luiden als volgt: Hierbij een overzicht van de methode waarmee slib uit de fractiescheidingsinstallatie wordt bemonsterd - Slib uit het reinigen van grand/bagger, r.k .g./veegvuil en zeefzand Methode en frequentie: -Methode: Het slib wordt bemonsterd conform het gebruikersprotocol van het bouwstoffenbesluit door een daarvoor gecertificeerd bureau of conform BRL 9309/9335/ 7500, dit i.v.m het verkrijgen van een niet- reinigbaarverklaring van het Senternovem/Bodem+. -Frequentie: maximaal 2000 ton of conform BRL 9309/9335/7500 Het slib wordt geanalyseerd conform AP04 op de volgende componenten samenstelling: minerale olie arseen cadmium koper pak's ( 10 vrom) ch room e.o.x. load nikkel tin
Paragraaf 2.1 en 2.2 van het Steekproefplan Stortplaats zijn weggevallen.
In de paragrafen 2.1 en 2.2 horen de onderstaande schema's te staan.
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
21 van 38
STEEK PROEF PROCEDURE Algemeen protocol
eegbrugm ed ewerker en terreinacceptant: - computergestuurd - gewichtproportionee
Vracht visuele controle - naar inspectievloer - visuele cont role
Weegbrug
Vracht monstername - naar inspectievloer - monstername
Laboratorium - a:nalyseert op samenstelling - zendt analyseresultaten aan acceptatre
Acceptant - t.oetst analyseresultaten aan vigerende wet.geving nee
Ja
Accept ant - toestemming i.mvoor stort
-
-"" 1
nee Einde
bureau de ruirnte
Vergunningaanvraag Smink Aanvu/lende gegevens
22 van 38
Afkeuringsprocedure
-------------------
--
Acceptant/ Terreinacceptant de visuele cont role of de analyseresultaten zljn negatief beoordeeld -inform eert betrokken m edewerkers - inform eert kl ant -inform eert provlncie Utrecht
nee
Acceptant - m aakt afspraak met klant over contra-analyse
Definltieve overnam e na overleg provlncie Utrecht
ja
- - - - ___t - - - - - - - , Acceptant - m aakt afspraken met klant over alternatleve verwerklngsm ogelljkheden - informeert alle betrokken medewerkers en de provincle Utrecht
Acceptant laat partij uitwegen ~m inistratieve afh and eling
Daamaast is baggerspecie niet opgenomen in het Steekproefplan; dit dient wet te gebeuren Ook moet baggerspecie warden opgenomen in het Monstemame plan steekproeven. Een voorde hand liggende parameter is hierbij in ieder geval het percentage zand in verband met de Minimum Verwerkingstandaard voor baggerspecie.
Ter verduidelijking van de omgang met bagger wordt het volgende aan paragraaf 2.3 van het Steekproefplan toegevoegd: Baggerspecie wordt steekproefsgewijs bemonsterd zoals alle andere afvalstoffen; conform het Steekproefplan en het Monsternameplan.
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
23 van 38
(verzoek per mail) In het inkeuringsprotocol van de grondbank staat nog dat asbest met een maximum concentratie van 5.000 mg/kg d.s wordt ingekeurd, ik neem aan dat dlt 1.000 mg/kg d.s moet zijn?
Dit is inderdaad een foutje, het moet 1.000 mg/kg d.s. zijn.
(verzoek per mail) In het inkeuringsprotocol van de sorteerinrichting zijn geen nieuwe euralcodes opgenomen voor het grof afval afkomsti.g van milieustraten. Je zou verwachten dat hiervoor de euralcode 20 03 07 opgenomen zou moeten warden. Graag naar ki}ken en eventueel rechtzetten. Overigens geldt dit dan dus ook voor de bijbehorende afvalstoffenkaart.
Bij het inkeuringsprotocol voor de sorteerinstallatie moeten inderdaad de euralcodes voor grof huishoudelijk afval afkomstig van milieustraten worden toegevoegd, bijvoorbeeld 20 03 07 en 20 03 01. Op de afvalstoffenkaart (SSl-500) is euralcode 20 03 07 opgenomen.
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
24 van 38
3
3.1
Aanvulling op deel B Milieuaspecten
Deel B, hoofdstuk 2 Geluid Gebleken is dat de omgeving last heeft van de achteruitrijdsignaleringen. Geef aan wat de mogelijkheden zijn om dit te voorkomen.
Volgens de Arbowet moet een machine zijn uitgerust met deugdelijke voorzieningen waarmee signalen kunnen warden gegeven en moeten (organisatorische) maatregelen warden getroffen dat werknemers/derden door een mobiele arbeidsmiddel niet gewond kunnen raken. Op dit moment zijn de machines van Smink voorzien van bleepers . Naar aanleiding van de klachten hierover zullen alternatieve maatregelen warden getroffen . Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden: • •
camera's; alternatieve bleepers (bijvoorbeeld het zogenoemde kikkergeluid, dit is intens maar reikt minder ver);
•
andere systemen voor achteruitrijbeveiliging (bijvoorbeeld Greensight met ultrasoon).
Per machine(groep) zal een keuze warden gemaakt uit de mogelijkheden .
Geef aan welke ge/uidsbeschermende maatregelen zijn aangeboden aan de bewoners van de Undeboomseweg 39 ten behoovo van het bereiken van een maximaa/ binnenniveau van 35 dB(A) in hun woning. lndien deze zijn maatrege/en door de bewoners zijn afgewezen dient, hiervan een bewijsstuk te warden overge/egd.
Het perceel waarop deze woning staat heeft in het vastgestelde bestemmingsplan de bestemming 'bedrijventerrein'. Op termijn wordt hier dus een bedrijventerrein gerealiseerd. De bewoner heeft dan ook schriftelijk aangegeven de woning binnen afzienbare tijd te verlaten (uiterlijk januari 2009), waarna de woning warden gesloopt. Daarnaast woont de bewoner feitelijk aan de achterzijde van de woning; het deel aan de Lindeboomseweg staat leeg . Daarom zijn de bewoner zijn geen maatregelen aangeboden om het binnenniveau van de woning te verminderen .
3.2
Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging /ndien deze er zijn, dient een overzicht te warden opgenomen van geurgevoelige bestemmingen, als bedoe/d in de Ner, die binnen de geurcontour /iggen.
Binnen de 6 se/m3, 98 percentiel-contour (berekend met NNM) liggen enkele verspreide woningen (bedrijfswoningen) ten oosten van de inrichting, ongeveer 20 nietaaneengesloten (bedrijfs)woningen op het bedrijventerrein Calveen ten zuiden van de A1 (Ariane, Atlas) en een deel van het bouwblokje aan de Ruimtesonde op het bedrijventerrein Calveen. Dit laatste blokje betreft ongeveer 20 woningen, waarvan
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
25 van 38
ongeveer de helft in de contour valt. In een van de bedrijfswoningen aan de Ariane is een kinderdagverblijf (De Papegaai) gevestigd.
In 2007 is sprake geweest van geuroverlast bij het in gebruik nemen van stortvak AW 7 en AW 8. Een dergelijke situatie kan weer voorkomen bij het in gebruik nemen van een nieuw stortvak of bij het ophogen van een stortvak. Aangegeven dient te worden welke maatregelen zuffen worden getroffen om geuroverlast, zoals deze begin 2007 heeft plaatsgevonden, zo veel mogelijk te voorkomen.
De geuroverlast is ontstaan doordat In 2006 I 2007 bijzonder veel afval in korte tijd is gestort, in een periode met veel regenval. De bijzonder grate aanvoer hield verband met de sanering van de stortplaatsen Duisterweg 6/7 en Duisterweg west. In een normale situatie is het aanbod veel minder groat. Sinds die periode met geuroverlast wordt het stortgasonttrekkingssysteem vroeger aangelegd. Daarbij wordt allereerst direct na aanvang van het storten een horizontale gasdrain aangelegd . Vervolgens warden oak de verticale drains zo snel als dat mogelijk is geplaatst.
3.3
Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging, paragraaf 3.1 In paragraaf 3. 1 worden geen maatregelen genoemd ter voorkoming van geur bij het storten en het be- en verwerken van afvafstoffen. Deze moeten we/ worden opgenomen.
In de volgende paragraaf van deze Aanvulling (over paragraaf 3.2. van hoofdstuk 3) wordt de informatie over beperking van geurhinder bij de afvalberging (middels stortgasonttrekking) aangevuld. Daarnaast wordt nag de volgende aanvullende informatie gegeven. Paragraaf 3.2 Afvalberging, kopje geuremissies, wordt aangevuld als volgt: Sterk geurende afvalstoffen die een hinderlijke geur voor de omgeving veroorzaken, warden geweigerd, conform het acceptatiereglement. Afvalstoffen waarvan wordt vermoed dat ze stank zouden kunnen ontwikkelen warden zo snel mogelijk na het storten afgedekt met ander materiaal. Paragraaf 3.4 Sorteer- en overslaginstallatie wordt aangevuld als volgt: Buiten de hal treedt over het algemeen weinig geurhinder door afvalstoffen in de hal op. Bij de handling van het afval in de hal wordt rekening gehouden met het voorkomen van geurhinder door het oudste afval het eerste at te voeren, en de voorraad in de hal zo klein mogelijk te houden. Paragraaf 3.10 Lucht en IPPC wordt aangevuld als vol gt:
•
3.4
het afzuigen en filteren van de lucht bij de waterzuiveringsinstallatie.
Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging, paragraaf 3.2 In paragraaf 3.2 staat ten aanzien van het stortgas nog te weinig informatie in de aanvraag om goed te kunnen bepalen of wordt voldaan aan BBT conform de handreiking Methaanemissie Stortplaatsen. Geef een omschrijving van het ontrekkingssysteem aan de hand van hoofdstuk 3 tlm
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
26 van 38
5 van de handreiking Methaanemissie Stortplaatsen. Ook dienen a/le gegevens/plannen over de aanleg van het bestaande stortgasonttrekkingssysteem van a/le stortvakken te warden bijgevoegd. Tot slot dient ook het stortgasbenuttingsplan te warden bijgevoegd.
Een kaart van het stortgasonttrekkingssysteem is hierachter bijgevoegd, evenals het laatste stortgasbenuttingsplan dat betrekking heeft op de compartimenten AW? en AW8.
Ter verduidelijking wordt de tekst van paragraaf 3.2 aangevuld met de volgende informatie: De stortgasonttrekkingsinstallatie van Smink voldoet aan BBT. Dit woidt uitgewerkt aan de hand van de achtereenvolgende hoofdstukken van de Handreiking Methaanreductie Stortplaatsen.
2. Beoordeling winbare hoeveelheid stortgas In eerste instantie is een prognose van de hoeveelheid stortgas gemaakt op basis van historische gegevens. Er wordt nu inmiddels ongeveer 10 jaar stortgas onttrokken. Er is recentelijk door het bedrijf dat het systeem aanlegt en onderhoudt (Van der Wiel Stortgas) een nieuwe stortgasprognose gemaakt. Op basis daarvan is besloten een extra stortgasmotor te plaatsen. 3. Ontwerp bronnen en installaties
3.1 De verticale bronnen zijn ontworpen conform de aandachtspunten in paragraaf 3.1. De afstand van de verticale bronnen is in de regel 70 meter. Op figuur 7 Stortgasonttrekkingssysteem zijn de huidige en toekomstige verticale bronnen weergegeven. Daarnaast zijn horizontale bronnen aanwezig op de delen van de afvalberging waar wordt gestort. Dit is het geval op AW 5/AW6 en AW 7/AW8. Het systeem wordt stap voor stap uitgebreid met het in gebruik nemen van nieuwe delen van de afvalberging.
3.2 Op de bronnen zijn regelkleppen aangebracht om de bronnen afzonderlijk te kunnen afregelen . Nieuwe delen van het systeem warden aangelegd op basis van de meest recente inzichten in de stortgasproductie .
3.3. De capaciteit van de afzuiginstallatie valdaet aan het aandachtspunt in paragraaf 3.3. 3.4 Bij Smink is het beperken van geurhinder de belangrijkste motivatie van de stortgasonttrekking . Het ecanomische rendement van benutting komt op de tweede plaats. Daarom ligt prioriteit bij het za goed magelijk onttrekken van het gas. Smink heeft drie mogelijkheden voar verwerking van het gas: een gasmotor (voor benutting), een statianaire fakkel en een noodfakkel. Tussen deze drie apties kan warden geschakeld, conform de aanbeveling in paragraaf. 3.4. Dit garandeert de bedrijfszekerheid van het systeem . Met de extra motor warden de toekomstige benuttingsmagelijkheden verder verbeterd. Het systeem is zo afgeregeld dat bij een zuurstofpercentage van meer dan 2% zuurstaf het systeem automatisch wordt uitgezet in verband met explosiegevaar. Als de motor uitvalt, kan al het gas, aok met een maximale anttrekking, met de fakkels warden afgefakkeld. De statianaire fakkel voldoet aan de NeR.
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
27 van 38
4. Beheer van het systeem Het systeem van Smink wordt in hoofdlijn beheerd conform de opsomming in dit hoofdstuk. Er zijn twee afwijkingen: • de hoeveelheid methaan en zuurstof in het stortgas wordt continu gemeten; • er wordt geen C02 gemeten in de bronnen, alleen methaan en zuurstof. Als uit de metingen blijkt dat een bran niet meer werkt, wordt de bran opgegraven en opnieuw geplaatst. 5. Aanvullende maatregelen op BBT
5.1 Het onttrekkingssysteem van Smink wordt uitgebreid met het in gebruik nemen van nieuwe delen . Het systeem wordt primair gedimensioneerd op het voorkomen van geurhinder; dit leidt tot een aanpak waarbij zo snel mogelijk wordt onttrokken en er dus zo snel mogelijk bronnen warden geplaatst. Hierbij warden in eerste instantie horizontale drains aangelegd, zo snel mogelijk daarna gevolgd door verticale bronnen.
5.2 Het uittreden van gas uit de taluds wordt actief beperkt. De taluds van de afvalberging warden afgedekt met een dikke laag (relatief ondoorlatend) slib. Daarop wordt een humeuze laag aangebracht en daarop wordt gras ingezaaid. Deze afdekking zorg ervoor dater via de taluds weinig gas kan uittreden; eventueel uittredend gas (methaan) wordt in de humeuze laag geoxideerd. Op vegetatieschade wordt gecontroleerd en dit treedt niet op. 5.3 Zoals eerder gesteld vindt volop stortgasonttrekking plaats tijdens de exploitatie. 5.4 Het systeem is primair gericht op zo veel mogelijk onttrekken, in verband met het beperken van geuremissie. Daarbinnen wordt zo veel mogelijk gas benut voor elektriciteitsopwekking. Voor het gas van de slechtste kwaliteit wordt de noodfakkel ingezet. Door het drieledige systeem (noodfakkel, fakkel, gasmotor) heeft Smink de mogelijkheid om binnen de maximale emissiebeheersing toch optimaal te benutten.
5.5 Zoals beschreven onder 5.2 zijn de taluds voorzien van een humeuze laag ten behoeve van oxidatie van eventueel uittredend gas. De vlakke delen van de afvalberging zijn deels voorzien van betonverharding voor de plaatsing van installaties. De rest is grotendeels in gebruik voor opslag van materialen. Speciale maatregelen voor oxidatie van stortgas is hier niet zinvol.
3.5
Deel B, hoofdstuk 3 Geur en luchtverontreiniging, paragraaf 3.10 In paragraaf 3.10 staat aangegeven dater bij vervanging van materieel en vrachtwagens wordt gekozen voor de stand der techniek. Hierbij moet ook worden aangeven wat de huidige status is ten aanzien van de stand der techniek. Geef aan van al het materiee/ en de vrachtwagens wat voor soort motor deze hebben en of deze zijn uitgerust met roetfilters.
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
28 van 38
Paragraaf 3.10 wordt aangevuld met het volgende overzicht van de eigenschappen van het Smink-materieel
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvul/ende gegevens
29
van 38
Bouw-jaar
Emissienorm
Kenteken
Omschrijving I motor
Type
VT-98-RX
Mercedes 2080
Bedrijfsauto
1995
euro 1
VX-RH-35
Mercedes 2080
Bedrijfsauto
1998
euro 2
VX-RH-34
Mercedes 2080
Bedrijfsauto
1998
euro2
92-VH-JL
VW Caddy
Bedrijfsauto
1999
euro 2
11-VJ-BP
Mercedes Vito
Bedrijfsauto
1999
euro 2
11-VR-RK
Mercedes 2080
Bedrijfsauto
2000
euro 2
94-VS-HB
Renault Kangoo
Bedrijfsauto
2000
euro 2
39-VT-BZ
Renault Master 1.9DTI
Bedrijfsauto
2000
euro 2
VR-16-XK
Scania container
Vrachtauto
1992
euro1
Vrachtauto
1996
euro 1
BD-ZG-15
Scania container
BG-PB-38
Oaf container
Vrachtauto
1998
euro 1
VJ-96-HD
Scania veegwagen
Vrachtauto
1989
euro 2
BB-DP-90
OAF FAG 75 240 R 520 (1994)
Vrachtauto
1999
euro 3
BX-33-HD
Man+ kraan
Vrachtauto
1987
euro 3
VK-07-RX
Man+ kraan
Vrachtauto
1990
euro 3
XLVVC60029T1020456
Terberg multilift (6*6)
VI/ erkmaterieel < 181 K
1996
euro 3
BL-DD-57
Scania (trekker)
Vrachtauto
2001
euro 2
BL-FT-38
Scania Vamil
Vrachtauto
2001
euro 2
BH-ZH-49
Ginaf M4446 TS 8X8
Vrachtauto
2000
euro 2
BH-ZH-51
Ginaf M4446 TS 8X8
Vrachtauto
2000
euro 2
PC290
Komatsu
Laadschop/wiellader/graafmachine
1999
97/68/CE stap 1
FX 135VV
Hitachi
Laadschop/wiellader/graafmachine
2000
97 /68/CE stap 1
EVl/140
Volvo hydr. Graafm ..8811053
Laadschop/wiellader/graafmachine
2000
97/68/CE stap 1
EX135VV
Fiat Hitachi
Laadschop/wiellader/graafmachine
2001
97/68/CE stap 1
A25-C
Volvo dumper nr. 12463
Dumpers
2000
97/68/CE stap 1
A25-C
Volvo dumper nr. 12464
Dumpers
2000
97/68/CE stap 1
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
30 van 38
Roetfilter
Bouw-jaar
Emissienorm
Kenteken
Omschrijving I motor
Type
A25-C
Volvo dumper nr. 12461
Dumpers
2000
97/68/CE stap 1
A25-D
Volvo dumper A25D
Dumpers
2005
2002/88/CE stap 2
L70C
Volvo
Laadschop/wiellader/graafmachine
1998
97/68/CE stap 1
L90D
Volvo
Laadschop/wiellader/graafmachine
2000
97/68/CE stap 1
BC601RB
Bomag (1990)
Werkmaterieel < 181K
1990
NVt
BC601RB
Bomag (1994)
Werkmaterieel < 181K
1994
NVt
Fendt traktor zie takeuchi
Trekker
1998
nvt
FD25-10
Komatsu
Overig
1992
nvt
28-BJ-GP
Renault Trafic L 1 190 100
Bedrijfsauto
2003
euro 3
76-BD-SB
Renault Master 2,2DCI
Bedrijfsauto
2002
euro 3
VP-57-DG
Volkswagen pick-up
Bedrijfsauto
1992
euro1
VT-25-JX
Volkswagen pick-up
Bedrijfsauto
1993
euro 1
VT-24-JX
Volkswagen pick-up
Bedrijfsauto
1993
euro 1
96-VH-TR
VW LT 35 verh. Oak
Bedrijfsauto
1999
euro 2
79-BN-XT
Mercedes-Benz Vito
Bedrijfsauto
2004
euro 3
37-BR-RK
Nissan Primastar
Bedrijfsauto
2004
euro 3
02-BP-GV
Mercedes-Benz
Bed rijfsa uto
2005
euro 3
14-BV-DX
Mercedes Sprinter 308
Bedrijfsauto
2005
euro 3
BH-VJ-64
OAF FA containerauto
Vrachtauto
1999
euro 2
BH-VJ-65
OAF FA containerauto
Vrachtauto
1999
euro 2
Vrachtauto
2001
euro 2
BJ-VD-61
Scania frontstuur
BN-LH-98
OAF multilift
Vrachtauto
2003
euro 3
BL-ZV-13
Scania portaalarmauto
Vrachtauto
2003
euro 3
BN-XP-72
OAF FAN 75 250 Q 460
Vrachtauto
2003
euro 3
BH-XD-36
OAF FAG 75 CF250
Vrachtauto
1999
euro 2
BR-DS-55
Scaniamultilift
Vrachtauto
2005
euro 3
r
' :::IU
de ruimte
Vergunningaanvraag Smin' · "lnvu/lende gegevens
31 van 38
Roetfilter
\,
Bouw-jaar
Emissienorm
Kenteken
Omschrijving I motor
Type
BP-PL-99
Man multilift
Vrachtauto
2004
euro 3
BL-TG-08
Scania P114 + kipper
Vrachtauto
2002
euro 3
BN-RJ-46
Man Kipper 6x6
Vrachtauto
2003
euro 3
BS-GT-90
Terberg FM1350WDGL
Vrachtauto
2006
euro 3
BR-DJ-99
Terberg kipper
Vrachtauto
2005
euro 3
BS-GD-65
Terberg FMT2000T, incl. kipper
Vrachtauto
2006
euro 3 euro 3
BS-JN-47
Terberg FMT2000T, incl. kipper
Vrachtauto
2006
EC240
Volvo hydr. graafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2001
97/68/CE stap 1
EC240B
Volvo graafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2002
2002/88/CE stap 2
250 LC
Daewoo Solar graafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2000
97 /68/CE stap 1
kubota
Laadschop/wiellader/graafmachine
2000
97/68/CE stap 1
EC460B
Volvo EC460B
Laadschop/wiellader/graafmachine
2004
2002/88/CE stap 2
GLA01596
Caterpillar 320 CL
Laadschop/wiellader/graafmachine
2004
2002/88/CE stap 2
TB135LSA
Takeuchi minigraver
Laadschop/wiellader/graafmachine
2005
2002/88/CE stap 2
TB145LSA
Takeuchi minigraver
Laadschop/wiellader/graafmachine
2005
2002/88/CE stap 2
DX 300 LC
Daewoo Doosan incl. slotenbak,dieplepel
Laadschop/wiellader/graafmachine
2006
2004/26/CE stap 3a
EW160B
Volvo EW 1608 mob. Graafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2003
2002/88/CE stap 2
140WV
Daewoo Solar
Laadschop/wiellader/graafmachine
2004
2002/88/CE stap 2
180WV
Daewoo Solar
Laadschop/wiellader/graafmachine
2004
2002/88/CE stap 2
EW160B
Volvo mobiele graafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2005
2002/88/CE stap 2
EW140B
Volvo mobiele graafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2005
2002/88/CE stap 2
A25-D
Volvo dumper A25D
Dumpers
2005
2002/88/CE stap 2
A25-D
Volvo dumper A25D
Dumpers
2005
2002/88/CE stap 2
A25-D
Volvo dumper A25D
Dumpers
2005
2002/88/CE stap 2
L180D
Volvo
Laadschop/wiellader/graafmachine
2001
97/68/CE stap 1
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
32 van 38
Roetfilter
Bouw-jaar
Emissienorm
Kenteken
Omschrijving I motor
Type
L35TPS
Volvo laadschop L35TPS
Laadschop/wiellader/graafmachine
2002
2002/88/CE stap 2
L90D
Volvo laadschop L90D
Laadschop/wiellader/graafmachine
2002
2002/88/CE stap 2
L90E
Volvo laadschop L90E
Laadschop/wiellader/graafmachine
2003
2002/88/CE stap 2
L70E
Volvo laadschop L70E
Laadschop/wiellader/graafmachine
2003
2002/88/CE stap 2
L 150E-1
Volvo L 150E-1 laadschop
Laadschop/wiellader/graafmachine
2006
2004/26/CE stap 3a
L150E
Volvo L 150E- laadschop
Laadschop/wiellader/graafmachine
2006
2004/26/CE stap 3a
D6M LPG
Caterpilar
Laadschop/wiellader/graafmachine
2002
2002/88/CE stap 2
D6R OS II
Caterpillar D6R DSll
Laadschop/wiellader/graafmachine
2004
2002/88/CE stap 2
BC772RB
Bomag (2004)
Werkmaterieel < 340K
2004
2002/88/CE stap 2
822
Fendt822
Trekker
2003
2002/88/CE stap 2
VK69696
Vorkheftruck Daewoo
Laadschop/wiellader/graafmachine
2004
2002/88/CE stap 2
06-VF-XT
Peugeot Partner
Bedrijfsauto
1999
euro 2
Roetfilter
Ja
04-VF-ZB
Peugeot Partner
Bedrijfsauto
1999
euro 2
17-VH-VT
Peugeot Partner
Bedrijfsauto
1999
euro 2
L70D
Shovel L70D
Laadschop/wiellader/graafmachine
2001
97/68/CE stap 1
T1 Deutz430
Overig
1984
nvt
T2 Deutz 605
Overig
1988
nvt
76-VFZ-1
Mercedes-Benz Vito 109 CDI Amigo
Bedrijfsauto
2007
euro 4
sin 120004
Volvo EC210C LC Rupsgraafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2007
2004/26/CE stap 3a
Ja
s/n 120005
Volvo EC21 OC LC Rupsgraafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2007
2004/26/CE stap 3a
Ja
BT-HJ-77
Mercedes Benz Atego 1518 L incl. Cityfant 60
Vrachtauto
2007
euro 4
CAT330DL
Caterpillar 330DL
Laadschop/wiellader/graafmachine
2007
2004/26/CE stap 3a
Volvo ECR88
Volvo ECR88 minigraafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2007
2004/26/CE stap 3a
Volvo EC240C LC
Volvo EC240C LC minigraafmachine
Laadschop/wiellader/graafmachine
2007
2004/26/CE stap 3a
Volvo L 110F
Volvo L11 OF laadschop
Laadschop/wiellader/graafmachine
2007
2004/26/CE stap 3a
~
au de ruimte
Vergunningaanvraag Smif7' • <Jnvullende gegevens
33 van 38
Kenteken
Omschrijving I motor
Type
27-VLH-5
Isuzu D-Max 4X4 2.5L 100/136
Bedrijfsauto
2008
euro4
SMINK 1
Isuzu D-Max DC 4X4 2.5L 100/136
Werkmaterieel < 45K
2008
Euro4
SMINK2
Isuzu D-Max DC 4X4 2.SL 100/136
Werkmaterieel < 45K
2008
Euro4
SMINK3
Isuzu D-Max DC 4X4 2.5L 100/136
Werkmaterieel < 45K
2008
Euro4
Volvo EW140C
Volvo EW140C mobiele graafmachine
Laadschop/wlellader/graafmachine
2008
2004/26/CE stap 3a
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
Bouw-jaar
34 van 38
Emissienorm
Roetfilter
3.6
Deel B, bijlage "Monitoringsplan 2007" Het aantal monitoringspeilbuizen is niet intensiever ten opzichte van het vorige plan. Dit is we/ noodzakelijk in verband met het loslaten van de droogleggingseis. Ons voorstel zou zijn 3 extra setjes van peilbuizen ten behoeve van stijghoogte metingen bij de noordelijke damwand (tussen N39 en N40, tussen N40 en N41 en nog een ten oosten van N41).
Het monitoringssysteem van de geohydrologische isolatie is door geohydrologen speciaal ontworpen voor het meten van peilverschil buiten en binnen de door hen ontworpen damwand . De drooglegging van het afval heeft geen negatieve invloed op de werkzaamheid of nauwkeurigheid van dit monitoring systeem. Het stoppen met de onttrekking ten behoeve van de drooglegging maakt de geohydrologische isolatie ook niet minder zeker of betrouwbaar, integendeel. Het stoppen met de onttrekking ten behoeve van de drooglegging maakt het dan ook niet noodzakelijk, noch zinvol, om het monitoringssysteem aan te passen.
In het overzicht van de peilbuizen (op de tekening) zijn "overige pei/buizen" opgenomen (L 1 tlm L7, 1A t/m 3A, en BA tlm 10A). In de tabel van bijlage 2 en ook in de tekst staat niets over deze peilbuizen. Het is dus niet duide/ijk waar deze pei/buizen voor dienen en waarop deze worden gemonitord. Dit graag of omschrijven of weglaten indien niet relevant.
Ook de monitoring ten behoeve van de sanering van "de Lindeboom" dient in dit plan opgenomen te worden. Dit is noodzake/ijk door het feit dat de fractiescheidingsinstallatie op de Lindeboom komt te staan zonder v/oeistofdichte vloer. Monitoring van de geohydrologische isolatie is een belangrijk onderdee/ om te waarborgen dat er door de fractiescheidingsinstallatie geen bodemverontreiniging kan ontstaan. Hoofdstuk 6 van het Monitoringplan is aangevuld. Het is hierachter bijgevoegd, evenals een nieuw peilbuisoverzicht en de bijbehorende tekening. De 'overige peilbuizen' zijn van de tekening verwijderd.
3. 7
Deel B, hoofdstuk 7 Energie en mobiliteit Het energiebesparingsonderzoek moet worden bijgevoegd.
Het energiebesparingsonderzoek is hierachter bijgevoegd. De stand van zaken van de in hoofdstuk 5 opgenomen plan van aanpak is als volgt. Over de GHK (good housekeeping) maatregelen zijn de betrokkenen geTnstrueerd. Hierbij kan warden vermeld dat het uitschakelen van kantoorapparatuur alleen plaatsvindt als dit niet strijdig is met de onderhoudsinstructies van de apparaten. De BW-maatregelen (bij vervanging) zullen plaatsvinden op de natuurlijke vervangingsmomenten. Hierbij geldt dat de softstarters, sterdriehoekschakelingen en frequentieregelingen bij de grote installaties al aanwezig zijn. Van de MDl-maatregelen.(direct invoerbaar) is onderhoud van het persluchtsysteem uitgevoerd. De afsluiters (aardgas) zijn deels ge'isoleerd, deels nog niet. Dit zal verder dit jaar zijn beslag krijgen. De inregeling van de CV-installatie vindt jaarlijks plaats bij het onderhoud. De aanleg van aanwezigheidsdetectie in de kantoorruimtes wordt niet
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
35 van 38
uitgevoerd, omdat sterk wordt getwijfeld aan de gerapporteerde terugverdientijd. Energiemonitoring vindt plaats via de opnames. Voor de NO-maatregelen (nader onderzoek) geldt dat de toepassing van een condensorbatterij wordt overwogen bij vervangingen. Verder wordt bij de verplaatsing van de fractiescheidingsinstallatie de generator vervangen door een elektravoorzieningen.
Alie maatregelen die op het gebied van mobiliteit zijn uitgevoerd of gepland moeten worden opgenomen in de aanvraag.
De meest voor de hand liggende maatregelen ter beperking van (het energieverbruik door) mobiliteit zijn: •
opleiding van de chauffeurs om het rijgedrag positief te be'invloeden;
•
gebruik maken van groter (langere) voertuigen, waardoor minder voertuigbewegingen nodig zijn;
•
het optimaliseren van de transportplanning, door het gebruik maken on-board computers en GPS volgsysteem ;
•
het optimaliseren van het transport in het kader van de integratie van de firma Tammer.
Deze maatregelen zijn al in uitvoering of staan gepland.
Het vogelverjaagplan dient bij de aanvraag te worden gevoegd
Het vogelverjaagplan is hierachter bijgevoegd
3.8
Deel B, hoofdstuk 8 Milieuzorg en calamiteitenpreventie (verzoek per maii) Kan het bedrijfsnoodplan warden bijgevoegd. Is dit goedgekeurd door de brandweer?
De laatste versie van het bedrijfsnoodplan van juni 2007 is hierachter bijgevoegd. Deze nieuwste versie is niet door de brandweer goedgekeurd. Wei vindt controle en goedkeuring door de brandweer plaats via de gebruiksvergunning .
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
36 van 38
Bijlagen 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Kadastrale kaart (niet digitaal beschikbaar) Tekening stortgasonttrekkingssysteem Stortgasbenuttingsplan AW? en AWS. Monitoringplan 2007, revisie 02 (hoofdstuk 6 en bijlage 2) Energiebesparingsonderzoek (niet digitaal beschikbaar) Vogelverjaagplan Bedrijfsnoodplan Werkplan asbestreiniging
bureau de ruirnte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegevens
37 van 38
Verantwoording
Titel
Vergun_ningaanvraag Smink Afvalverwerking, Aanvullende gegevens
Ondertitel
definitief
Datum
16juni2008
Auteur
drs. P.C. van Veen bureau de ruimte Obrechtstraat 24 3572 EE 030 272 3816
Gecontraleerd door:
Wolter Stevens (Smink)
In opdracht van:
Smink Afvalverwerking
Contactpersoon initiatiefnemer:
ing. D.A. J. Story
bureau de ruimte
Vergunningaanvraag Smink Aanvullende gegeven$
38 van 38
kadaster
511
72
609
36
37
21}
S3
Legenoa l234S Percee lnvrnrner '
25 Hu1snumrner
Kaoastra l e g - --- -
rens
raf le
BcOOU'rlirlg/topog -
>3
oo«•b•r 2001,
,,
Smink Afvalverwerking BV Lindeboomseweg 15 3828 NG Hoogland
STORTGASBENUTTINGSPLAN 3.11.4 Inleiding In dit plan wordt beschreven op welke wijze het vrijkomende gas uit de stortvakken AW 7-1 en
AW 8-1 zal warden gewonnen en kan warden benut. Bij het opstellen van het plan is uitgegaan van de al eerder gebruikte handleiding stortgaswinning van het adviescentrum stortgas. Tevens zijn de eisen, welke genoemd zijn in de vigerende vergunning voor de stortplaats, als randvoorwaarden gehanteerd bij het opstellen van het plan.
Achtereenvolgens wordt in dit plan beschreven; 1. 2. 3. 4.
Aard van de drainage, keuze voor een actief of een passief systeem De dichtheid van de onttrekking in de te onderscheiden compartimenten De plaats en wijze van onttrekking (zie tekening nr. 18026_027 versie 6) Opbouw en samenstelling van de horizontale onttrekkingssleuven (zie tekening nr. 18026_027 versie 6) 5. Opbouw van de verticale gasbronnen (zie tekening nr. STND_ 031) 6. Monitoring van het onttrekkingssysteem 7. Het verwachte rendement van de stortgasonttrekking in relatie tot het ter plaatse reeds gestorte en nog te verwachten afval 8. Wijze waarop zijwaartse uittreding van stortgas, zal warden tegengegaan 9. Proces beschrijving ontzwavelingsinstallatie 10. Bijlagen
Stortgasbenuttingsplan AW7- l en A W8-1 versie 4 Smink Afvalverwerking BV
- 1-
1. Aard van de drainage en keuze actief of passief systeem. Het stortgasonttrekkingssysteem bestaat uit horizontale en verticale gasbronnen. De gasbronnen zijn op de stortplaats met elkaar gekoppeld door gasleidingsysteem. Dit systeem wordt actief onttrokken door middel van een onttrekkingsblower. In de stortplaats ontstaat dus een onderdruk, waardoor passieve uittreding van stortgas tot een minimum wordt beperkt. Het stortgasonttrekingssysteem op de uitbreiding van de stortvakken AW 7-1 en AW 8-1 zal gefaseerd worden aangelegd. In de eerste fase wordt er een horizontale gasdrainage aangelegd over de volledige lengte van de stortvakken. Als het stort op hoogte is, warden hierop gasopzetstukken gemonteerd en een hoofdgasleiding aangelegd. Vervolgens kan er aan de hoofdgasleiding actief warden onttrokken door middel van een voorlopige gasfakkel of door de stortgasonttrekkingsinstallatie. De gasbronnen worden regelmatig ingeregeld. De waarde van CH4 en 02 zijn de componenten waarop geregeld wordt in verband met de juiste gaskwaliteit voor de gasmotor en de explosieveiligheid van het stortgas. Het gehele systeem van bronnen en gastransport/verzamelleidingingen wordt zodanig aangelegd dat bij ongelijkmatige zetting van het stort de afvoer van het gas gedurende lange tijd wordt gewaarborgd.
2. Dichtheid van de onttrekking De stortvakken AW 7 en AW 8 worden voorzien van een stortgasonttrekkingssysteem bestaande uit een horizontale gasdrainage en verticale gasbronnen. De horizontale gasdrainage, een geperforeerde HDPE 0160 mm leiding, wordt aangelegd in het midden van de stortvakken AW 7-1 en AW 8-1 over de volle lengte. Er zal door de ventilator een onderdruk ontstaan van ca. -5 tot ca. - 20 mbar. Dit is ruim voldoende om een invloedsfeer van meer dan 15 meter om horizontale gasdrainage te creeren. Er worden 8 verticale gasbronnen (op tekening de gasbronnen 23 t/m 30) aangelegd met een onderlinge afstand van ca. 70 meter. De invloedsfeer hiervan bedraagt ca. 30-35 meter. Door het toepassen van deze combinatie van horizontale en verticale gasbronnen zal er een zo optimaal mogelijke dekking van de stortgasonttrekking plaatsvinden. Zie tekening nr. 18026_ 027 versie 6. In de stortvakken AW 7 en AW 8 zal afval warden gestort waarbij bekend is dat dit weinig tot geen vergassing zal optreden. Met dit ontgassingsplan zullen de stortvakken, die voor een groat deel uit een talud bestaat, op een verantwoorde wijze worden ontgast rekening houdend met een mogelijke intreding van buitenlucht.
Stortgasbenuttingsplan A W7- l en A W8- l versie 4 Smink Afvalverwerking BV
-2 -
2.1 Stortgasleidin2en De diameter van de stortgasleidingen bedragen 90 en 125 mm (HDPE PN 8). De koppelingen in deze leidingen worden uitgevoerd door middel van elektrolasmoffen en flenskoppelingen. De leidingen worden op minimaal 2% afschot gelegd richting gasbronnen, zodat de condensaatafvoer is gegarandeerd. De afdeklaag van de gasleidingen bedraagt minimaal 40 cm afhankelijk van de aanwezige afdekgrond en de huidige afdeklaagdikte. Op tekening 18026_027 versie 6 is de routing van de gasleidingen weergegeven. Aangezien alle gasleidingen op de stortplaats worden aangelegd, kan het gevormde condensaat in de leidingen teruglopen naar de gasbronnen. Hierdoor is een condensaatpompput niet noodzakelijk.
3. Plaats en wiize van benutting Het stortgasonttrekkingssysteem van de stortvakken AW 7-1 en AW 8-1 zal aangesloten worden op een tijdelijk gasfakkel. Deze gasfakkel met ventilator zorgt voor voldoende onderdruk in het systeem en voor overdruk naar de fakkel. (aanvullende informatie zie bijlage van de tijdelijke gasfakkel) Mobility. De horizontale gasdrainage leiding wordt aangesloten op een meetstraat (zie tekening nr. V_ 002) en kan hierdoor worden ingeregeld. Op de verticale gasbronnen wordt een gasopzetstuk geplaatst (zie tekening nr. STND_018). Indien na verloop van tijd blijkt dat de kwaliteit van het onttrokken gas geschikt is voor gebruik. Zal er een koppeling met het bestaande leidingsysteem van de onttrekkings installatie gemaakt worden. Het stortgas zal door middel van verbranding in gasmotor omgezet worden in elektriciteit. Deze koppelleiding is op tekening aangegeven. De gasleiding worden met een afschot van 2% aangelegd. De gasmotor heeft een maximale afname capaciteit van stortgas van ca. 160 m 3 /h. De huidige stortgasproductie is ca. 190 m 3 /h. In di en de gashoeveelheid van ca. 80 m 3 /h van de stortvakken AW 7-1 en AW 8-1 erbij komt, dan wordt de totaal te onttrekken hoeveelheid stortgas ca. 270 m 3 /h. De beschikbare onttrekkings capaciteit van de bestaande installatie is 300 m 3 /h en is voor de geplande uitbreiding dus voldoende. Zie hiervoor de bijgevoede informatie en documentaties.
•
Voorbereiding op uitbreiding stortgasonttrekking Op voorhand is er een voordrukregeling gemonteerd in de gasleiding naar de bestaande gasfakkel om gelijktijdig bedrijfte kunnen draaien met gasmotor en gasfakkel. Het overtollige gas dat niet meer door de gasmotor kan worden verwerkt, wordt verbrand in de gasfakkel.
Stortgasbenuttingsplan A W7-I en AW8- l versie 4 Smink Afvalverwerking BV
-3-
De geproduceerde koelwaterwarmte van de gasmotor wordt op
4. Opbouw en samenstelling van de horizontale gasdrainage. De horizontale gasdrainage (zie tekening nr. 18026_027 versie 6) bestaat uit een geperforeerde HDPE leiding e160 mm. De plaats van de gasdrain is centraal in de stortmassa van de stortvakken. Deze leiding wordt in een horizontale sleuf aangebracht van ca. 50x50 cm. Om de gasdrain wordt grind opgevuld met daaromheen worteldoek. De gasdrain wordt zo veel mogelijk in het midden gekoppeld met de ontgassingsleiding naar de gasfakkel. Dit dient ervoor om ruim voldoende onderdruk in de gasdrain te kunnen doorvoeren tot in de uiteinden. In de aansluitleiding naar de gasleiding wordt een meetstraat gemonteerd om te kunnen monitoren en te kunnen inregelen (zie tekening V _002).
5. Opbouw van de verticale gasbronnen. Voor de opbouw van de verticale gasbronnen zie tekening nr. STND_ 031. Deze gasbronnen warden in een latere fase via een leidingsysteem aangesloten op de onttrekkings installatie. De verticalenbronnen zullen tot een diepte van 4 meter boven de stortbodem warden aangebracht. De gasopzetstukken op de geperforeerde buizen zullen door middel van een kleistop warden afgedicht om zuurstof intreding tegen te gaan. De invloedsfeer van de gasbronnen zal liggen tussen de 30 en 35 meter. De verticale schacht; een schacht, doorsnede ca. 800 mm een gesleufde buis (filter); materiaal HDPE PN8 0160 mm een gasopzetstuk met regelklep en condensaatafvoer Stortgasbenuttingsplan AW7- l en AW8-l versie 4 Smink Afvalverwerking BV
-4 -
Nadat het stortvak vol is worden zo snel mogelijk de gasbronnen aangebracht doch uiterlijk binnen 3 maanden na het bereiken van de maximale hoogte van het stort. Als eerste wordt door een boorkraan een schacht geboord met een diameter van ca. 800 mm. Door middel van verbuist boren worden er een mantelbuis in de stortmassa geboord. Het afval in de mantelbuis wordt hieruit verwijdert, waama een geperforeerde HDPE buis van 160 mm wordt geplaatst in het midden van de schacht. De tussenruimte wordt opgevuld met grind 16/32. Na het verwijderen van de stalen mantelbuis is de onttrekkingsbron gereed en kan het gasopzetstuk worden geplaatst. Het gasopzetstuk dient voor het inregelen van de gasstroom vanuit de gasbron, het meten van de kwaliteit van het stortgas en het retoumeren van het condensaatwater. (zie tekening STND_018). Om het gasopzetstuk goed af te sluiten tegen intreding van de buitenlucht, wordt er een kleistop omheen aangebracht. Tevens heeft het gasopzetstuk een telescopische werking om te kunnen meezakken met het inklinken van de stortplaats. Het gasopzetstuk biedt de volgende mogeliikheden: Het regelen van het debiet per gasbron d.m.v. de gasregelklep Het regelen van de gaskwaliteit per gasbron d.m.v. de gasklep Het meten van de gaskwaliteit per gasbron Het meten van de diepte van de gasbron Het afvoeren van condensaat van de gasleidingen in de stortplaats Telescopische werking
6.
Monitoring van het stortgassysteem.
De monitoring wordt uitgevoerd met vaste en mobiele meetapparatuur. Vaste meetapparatuur: De vaste meetapparatuur wordt gebruikt voor het continue meten van het methaan (CH4) en zuurstof (02) gehalte. De waarde van het methaan is nodig voor het operationeel houden van de gasmotor. De waarde van het zuurstof is belangrijk vanwege de veiligheid. Het stortgas mag niet een te hoge waarde aan zuurstof bevatten. Het kan hierdoor binnen de explosiegrenzen komen. Indien de zuurstofwaarde oploopt geeft dit een alarmmelding en wordt de installatie uitgeschakeld. Tevens krijgt de proces operator hiervan een telefonische melding.
Stortgasbenuttingsplan AW7- l en A W8-1 versie 4 Smink Afvalverwerking BV
-5-
Mobiele meetapparatuur: De mobiele meetapparatuur wordt gebruikt om de gasbronnen in te regelen. Met diverse apparaten wordt de gasdruk, de gassnelheid en de samenstelling van bet stortgas gemeten.
De drukmeter
De anemometer
De mobiele gasanalyser
De wijze van meten van de hoeveelheid onttrokken stortgas: De verticale gasbronnen kunnen worden gemeten en ingeregeld door middel van een gasopzetstuk (zie tekening nr. STND_ O18 versie 1) die op de eerder aangebrachte filterbuizen worden aangesloten. Deze gasopzetstukken hebben een ingebouwde schuifconstructie om bet inzakken van het stort gedeeltelijk op te vangen. Een condensaat terugloop met waterslot is voorzien om condensaat in de aangesloten gasleiding te kunnen laten teruglopen in het start. Het waterpeil in de gasbronnen kan door het gasopzetstuk met een peillint warden bepaald. Het inmeten en inregelen wordt periodiek uitgevoerd en vastgelegd op meetstaten. Uitgangspunt voor het inregelen is het methaan gehalte. Deze wordt ingeregeld tussen de 50 en 55%. De in te meten waarden zijn: • Debiet in mis (gasflow) • Methaan gehalte in % • Zuurstof gehalte in % • Kooldioxide gehalte in % • Stikstof gehalte in % (deze waarde wordt herleid uit de bovenstaande gegevens)
Stortgasbenuttingsplan AW7-1 en AW8-l versie 4 Smink Afvalverwerking BV
-6-
7. Het te verwachte rendement van de stortgasonttrekking .i n relatie tot b.et afval. Er is een prognose berekening gemaakt van de te verwachten gasproductie. Deze berekening is als bijlage toegevoegd. De prognose berekening bestaat uit een opbouw van 2005 t/m 2010 met daarbij het verloop vanaf 2010 waarna de stortvakken vol zijn. .
8. De wijze waarop zijwaartse uittredlng van stortgas zal worden tegengegaan. De zijtaluds worden afgedekt met slib/grond houdende materialen atkomstig uit de fractiescheidingsinstallatie en hierop een humusrijke grond. Bij de projectie van de bronnenconfiguratie is naast aanbevelingen uit de handleiding "Stortgaswinning" tevens rekening gehouden met ervaringen opgedaan op anderen stortplaatsen. Op basis van de thans voorgestelde bronnenconfiguratie verwachten wij dat de zijdelingse uittreding van stortgas gering zal zijn. 5.4.2.2. Gedeelte uit de Wm-vergunning; Voor de opbouw van een stortwal mag gebruik worden gemaakt van daartoe geschikt materiaal anders dan grond, mits aan de buitenzijde de wal wordt afgedekt met een daarvoor geschikte laag grond die na inklinking ten minste 0,30 meter dik moet zijn en vervolgens op die dikte moet worden onderhouden. Ten behoeve van de opname van neerslag door vegetatie en het tegengaan van erosie dient de laag grond als bedoeld in voorschrift 5.4.2.2. zo spoedig mogelijk na het aanbrengen te worden ingezaaid met gras of antler daartoe geschikte vegetatie, overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 8 van de Richtlijn dichte eindafwerking.
9. Proces beschriiving ontzwavelingsinstallatie ( 5.3.7.6) Het Thiopaq® proces is een door de firma Paques gepatenteerd biologisch proces waarbij met behulp van bacterien waterstofsulfide (H2S) wordt omgezet in elementair zwavel (S 0 ).
Proces Chemie Het Thiopaq® proces voor de verwijdering van waterstofsulfide (H2S) uit stortgas, bestaat uit 1 drie processtappen. In de eerste trap wordt waterstofsulfide (H2S) geabsorbeerd onder licht basische omstandigheden bij een pH van 7-9. De absorptie van H2S vindt plaats volgens de volgende reac~ie verg~lijking: HzS+OH ~HS +H20 Uit deze reactie vergelijking volgt dat alkaliteit wordt verbruik. Door de aanwezigheid van een buffer blijft de pH in de absorber echter vrijwel constant.
Stortgasbenuttingsplan AW7-1 en AW8-1 versie 4 Smink Afvalverwerking BV
-7-
-
In de tweede trap, de bioreactor, vindt de omzetting van het opgeloste waterstofsulfide (HS ) in 0 elementair zwaveUS ) plaats: _ 0 HS + 11202 ~ S + OH
Een klein deel van het opgeloste HS- (<5%) zal volledig geoxideerd worden naar sulfaat (SO/) volgens de volgende reactie vergelijking: HS+ 202 ~so/+ H+ Vanwege deze reactie is het nodig om het gevormde zwavelzuur te neutraliseren met natronloog. Het gevormde sulfaat wordt middels een kleine spuistroom uit het proces afgevoerd. De spuitstroom (bestaande uit natriumsulfaat en bicarbonaat) is onschadelijk en wordt afgevoerd naar de stortplaats (circa 30 liter per dag). De derde trap betreft de afscheiding van het gevormde zwavel. Na indikking in een bezinker wordt het geproduceerde zwavel als grondstof gebruikt voor de productie van zwavelzuur.
Proces configuratie Het Thiopaq® proces voor de verwijdering van H 2 S uit biogas bestaat uit drie proces onderdelen. Deze zijn een absorber, een aerobe reactor en een zwavelafscheiding. Een schematisch overzicht hiervan is te zien in de hieronder geplaatste figuur
f. . . . -·-·-·-·-.. . ..
Gas uit
i'
! Gas in ..................--·-····--·--······ ····....-·1
lucht
!
r ~··
...
t
.
-·~-ro····· ·--
-D spm
Reactor sectie
Absorptie sectie
Figuur 1: THIOPAQ® proces voor biologisch ontzwaveling. Absorber
Stortgasbenuttingsplan AW7-l en AW8-l versie 4 Smink Afvalverwerking BV
-8-
Het biogas wordt in de scrubber in contact gebracht met het waswater, waarbij de waterstof sulfide wordt geabsorbeerd. De met sulfide beladen wasvloeistof stroomt na absorptie onder vrije verval weer terug naar de aerobe reactor.
Aerobe reactor
-
De aerobe reactor bevat micro-organismen die het geabsorbeerde HS oxideren tot elementair zwavel. De reactor is een ronde tank. Met een beluchtingssysteem wordt een optimale menging gerealiseerd. De overtollige lucht wordt via een biofilter afgevoerd. Zwavel afscheiding
Her geproduceerde zwavel kan worden afgescheiden en heeft een zuiverheid van 95% op drage stofbasis.
Technische sectie Design condities •
Ruw stortgas Flow Temperatuur Gassamenstelling: H2S CH4 C02 N2 02
•
Gereinigd gas H2S max. 50 ppm
•
Zwavel productie Zuiverbeid (DS basis)
250 m3 /h (max) 20°c 3200 ppm (max) 55 vol% 40 vol% 4.8 vol% 0.2-1 vol%
95%-98%
Verbruiks getallen I plant data • • •
Natriumhydroxide: Nutrienten Elektriciteit
Stortgasbenuttingsplan AW7-1 en AW8-l versie 4 Smink Afvalverwerking BV
<10 l/dag ca. 0.61/d ca. 9 kWh/b
-9-
S"~k 10. Bijlagen. A. B. C. D. E. F.
Stortgasprognose berekening van de stortvakken AW 7-1 en AW 8-1 Tekeningm. 18026_027 versie 5, stortvakkenAW 7-1 en AW 8-1 Tekening m. 18026_ 034 versie 0, opbouw van een verticale gasbron tijdens storten Meetstraat tekening m. V_002 Informatie gasfakkel Gasopzetstuk tekening m. STND_ 018
Stortgasbenuttingsplan AW7-l en AW8-l versie 4 Smink A!Valverwerking BY
- 10 -
6
De Lindeboom
6.1 Beschrijving De Lindeboom is onderdeel van het westelijk terreindeel. Het is een oude, met afval opgevulde ontzanding waar sprake is van een bodemverontreiniging. Voor de Lindeboom is een saneringsplan (Grontmij, 18 maart 2008, 13/99083788/MdJ) opgesteld in het kader van de Wbb en zullen maatregelen warden getroffen. De doelstelling van de sanering is het wegnemen van de mogelijkheid van verspreiding van verontreinigende stoffen uit het stortmateriaal gestort in de voormalige zandwinput op het terrain De Lindeboom . Daarna zal de fractiescheidingsinstallatie naar de Lindeboom warden verplaatst. . 6.2 Bodembeschermende maatregelen De sanering van de Lindeboom zal plaatsvinden door middel van verticale wand met een onttrekking (ten behoeve van toestroming). Hierna zullen de onderdelen besproken warden. Verticaal scherm 6.2.1 Random de stortplaats wordt een verticaal scherm aangebracht. Dit scherm dient bestand te zijn tegen de verwachtte belastingen (mechanisch, biologisch, chemisch). Het verticale scherm heeft een gemiddelde diepte van 11 m en wordt aangesloten op het verticale scherm dat gesitueerd is random terreindeel 1 (stortfasen AW5 en AW6). Het verticale scherm sluit watervoerend pakket 1A (WVP 1A) en 1B (WVP 1B). De totale lengte van het verticaal scherm bedraagt ongeveer 1.030 m. Een gedetailleerde beschrijving van het verticale scherm is opgenomen in het rapport: Saneringsonderzoek en saneringsplan "De Lindeboom" te Hoogland d.d. 18 maart 2008 kenmerk 13/99083788/MdJ. 6.2.2 Onttrekkingsysteem Na aanleg van het verticale scherm wordt het grondwateronttrekkingssysteem aangelegd (ofwel het geohydrologisch isolatiesysteem, in het vervolg aangeduid als: Gl-systeem). Het Gl-systeem wordt aan de binnenzijde van het verticale scherm aangelegd . Door het onttrekken van grondwater wordt een kwelsituatie naar de stortplaats gerealiseerd waardoor geen uittreding van verontreinigende stoffen kan optreden.
6.3 Monitoring Voor de monitoring van de locatie Lindeboom zijn relevant: • eventuele verontreiniging van de bodem; • functioneren van de geohydrologische isolatie. 6.4
Functioneren van de geohydrologische isolatie
6.4.1 Algemeen De Lindeboom wordt geohydrologisch gei'soleerd . Er is door de aanleg van de geohydrologische isolatie geen sprake meer van een uniforme grondwaterstroming. De ontwerp-procedure zegt hierover (blz.41, par. 6.1 .1): "Als ervan wordt uitgegaan dat de geohydrologische isolatie (GI) tot stand is gekomen na een zorgvuldige studie van de grondwaterstroming ter plaatse, dan mag warden verondersteld dat de grondwaterverontreinigingen volledig warden beheerst. Zo moet de netto stroming naar de onttrekking toe groat genoeg zijn om verspreiding als gevolg van dispersie en diffusie tegen te gaan. Een goed functionerend Gl-systeem voorkomt dat verspreiding van verontreiniging kan optreden. Verspreiding kan derhalve alleen optreden als falen optreedt van:
if Grontmij
13/99085337/MdJ, revisie 02 Pagina 14 van 21
De Undeboom
• het ontwerp; • of het functioneren van het Gl-systeem . Om verspreiding van verontreinigingen volledig te voorkomen wordt met het beheerssysteem een alzijdige toestroming gerealiseerd door: • een freatische grondwaterstand binnen het scherm die minimaal 0, 1 m lager is dan de freatische grondwaterstand buiten het scherm; • een freatische grondwaterstand binnen het scherm die lager is dan de stijghoogte onder de "Eemlaag" . 6.4.2 Meetnet Met de aanleg van een monitoringssysteem wordt de werking van het Gl-systeem gecontroleerd. Het systeem bestaat uit: • vijf sets van filters, die het stijghoogteverschil in wvp 1A over het scherm meten . Elke set bestaat uit een filter binnen de verticale wand en een filter buiten de verticale wand. De filterdieptes van de peilbuizen bevinden zich op circa 4,0 m tot 5,0 m beneden maaiveld; • drie filters in wvp 1B, met een filterdiepte op circa 8,0 tot 10,0 m beneden maaiveld; • een filter in wvp 1C, met een filterdiepte op circa NAP -13,0 tot -15,0 m; • een filter, die de stijghoogte onder de Eemklei meet. De filterdiepte van de peilbuis bevindt zich op NAP -21 tot -23 m; • drukopnemers in de peilbuizen, die semi-continu de grondwaterstand meten; • verbinding met een (bestaande) computer, die de grondwaterstanden elk uur registreert. lndien de grondwaterstand te hoog wordt, wordt de pomp van het onttrekkingssysteem inschakelt om het peilverschil te vergroten. Tabel 6.1 peilbuisnummer
Monitoring G/-systeem Lindeboom te monitoren
aantal
gebied
filters
watervoerend pakket 1A
18
x x x x x
x
1C
voor monitoring van 2
verontreiniging
permanente toestromin
N50
Lindeboom
N50A
Lindeboom
N51
Lindeboom
3
N51A
Lindeboom
N52
Lindeboom
N52A
Lindeboom
N53
Lindeboom
2
N53A
Lindeboom
1
N54
Lindeboom
N54A
Lindeboom
3
x
x
x x x x
x
x
x
x x x x x x x
x x x
- : n.v.t.
De kwelsituatie over de Eemkleilaag wordt gemonitoord in het derde filter in de peilbuis N50. De ligging van het monitoringssysteem is weergegeven in bijlage 2.
6.4.3 Meetfrequentie grondwaterstanden De grondwaterstanden in de peilbuizen binnen en buiten de verticale wand (N50 t/m N54 en N50A t/m N54A) wordt semi-continu gemeten door middel van waterdrukmeters. De waterstanden wordt verzonden naar een (bestaande) computer, die de grondwaterstanden elk uur registreert. Op basis van die gegevens wordt het onttrekkingsdebiet en beheerspeil binnen de verticale wand ingesteld, zodanig dat te allen tijde een toestroming naar de verticale wand wordt bereikt. 6.4.4
Controle bronneringswater
.f Grontmij
13/99085337/MdJ, revisie 02 Pagina 15 van 21
De Lindeboom
Om het functioneren van het Gl-systeem te controleren wordt het onttrekkingsdebiet continu geregistreerd te warden met een debietmeter. Het onttrokken grondwater (gemiddeld debiet 3,5 m3/uur) wordt verpompt naar de riolering, afhankelijk van de kwaliteit wordt het water eerst gezuiverd in de waterzuivering van Smink Afvalverwerking. In het kader van de Wvo-vergunning wordt de kwaliteit en kwantiteit geregistreerd bij de waterzuivering.
6.5 Verontreiniging van de bodem Voor de monitoring van de gesaneerde locatie Lindeboom wordt aangesloten bij de Ontwerpprocedure grondwatermonitoring stortplaatsen (november 1995) en bij hetgeen in de Wbbbeschikking voor terreindeel 1 is geregeld (beschikking saneringsplan UT 0150247 d.d. 4 november 1998 briefnummer 2002WEM002045i). 6.5.1 Monitoring verspreidingsgebied De doelstelling van de monitoring is het tijdig aantonen van onacceptabele verspreiding van verontreinigende stoffen via het grondwater uit het stortmateriaal van De Lindeboom. Voor deze locatie wordt onder onacceptabele verspreiding verstaan: het aanwezig zijn van verontreinigende stoffen in een zodanig gehalte dat normen warden overschreden die voor verschillende soorten gebruik gelden . Voor het brongebied warden sanerende maatregelen getroffen. Voor het verspreidingsgebied is besloten voorlopig te volstaan met monitoring en zo nodig het vaststellen van gebruiksbeperkingen voor het gebied. Verwacht mag warden dat de concentraties als gevolg van het isoleren van de bran door verdunning, adsorptie of afbraak snel zullen afnemen. De vuilpluim buiten de Lindeboom is beperkt van omvang. Buiten de Lindeboom is een groot meetnet aan peilbuizen aanwezig (zie bijlage 2 ). lndien uit monitoring blijkt dat de concentraties in het verspreidingsgebied toch onacceptabel hoog zijn moet met gerichte maatregelen warden ingegrepen. In deze paragraaf warden actiewaarden vastgesteld die bij overschrijding de veroorzaker verplicht in te grijpen. Om tijdig te kunnen ingrijpen bij verslechtering van de kwaliteit van het grondwater zijn er signaal en actiewaarden opgesteld. De signaalwaarde is een waarde tussen de achtergrondwaarde en de actiewaarde. Bij overschrijding van deze waarde is waakzaamheid geboden. Mogelijk kan dit leiden tot een aanpassing van het analysepakket, aanpassing van de bemonsteringsfrequentie en/of uitbreiding van het monitoringssysteem. De signaalwaarde is vastgesteld op basis van 1,5 x de gemiddelde achtergrondwaarde. Hiermee wordt aangesloten bij de 'Ontwerpprocedure Grondwatermonitoring Stortplaatsen', (WAV, 1995). Overschrijding van de actiewaarde betekent dat er een ontoelaatbaar risico is. Bij overschrijding van deze waarde is een actie noodzakelijk om het risico tot een toelaatbaar niveau te brengen. De actiewaarden zijn samengesteld op basis van: • milieuhygienische normen: streef- en interventiewaarden; • gebruiksbeperkingen voor grondwatergebruik: kwaliteitseisen van het lnformatie en Kenniscentrum Landbouw; • achtergrondwaarden. Voor de achtergrondwaarden zijn de concentraties van stoffen uit peilbuizen genomen die bovenstrooms van de locatie zijn gelegen. Het analysepakket bevat zowel gidsparameters als kritische parameters te bevatten. Gidsparameters zijn parameters die doorgaans hoge concentraties hebben in stortpakketten en een hoge mobiliteit in de bodem . Kritische parameters zijn parameters met een lage signaal- en actiewaarde. De geschiktheid om als 'gidsparameter' te fungeren is van een aantal factoren afhankelijk, namelijk: • aanwezigheid in hoge concentraties percolaat;
a5 Grontmij
13/99085337/MdJ, revisie 02 Pagina 16 van 21
De Lindeboom
• •
•
hoge mobiliteit in de bodem; goed onderscheid met de achtergrondwaarde in het grondwater; betrouwbare analysemethode .
Parameters kunnen als kritisch warden gekenschetst bij : aanwezigheid in hoge concentraties in het percolaat; hoge mobiliteit in de bodem; • lage actiewaarde .
• •
In de onderstaande tabel warden de parameters, signaalwaarden en actiewaarden weergegeven : Tabel 6.1 Sig_naal- en achterf!.rondwaarden grondwater Eenheid Parameter
Kwali-
Kwali-
teitseisA
teitseis
S-waarde
akker-
veedren-
bouw/
king
8
0,5*(5+1)
1-waarde
waarde (Wbb)
(Wbb)
Signaalwaarde E
Actiewaarde
F
(Wbb)
rasland
mS/cm
>6,5 en <8 2,7
chloride
mg/I
600
ammonium
mg/I
zuurgraad elektrische
s 10
<6,5 en >8 2,7
geleidbaarheid
bicarbonaat
mg/I
czv
mg02/I
benzeen
µg/I
tolueen
µg/I
ethylbenzeen
µg/I
xylenen (som)
µg/I
naftaieen
µg/I
minerale olie
mg/I
arseen
µg/I
barium
µg/
cadmium
µg/I
ch room
µg/I
koper
µg/I
kwik
µg/I
lood
µg/I
nikkel
µg/I
zink
µg/I
600 10 500
50
100
10 100 200
5 50 30c 50° 1 50 100
50 20 200
250
0,2 4 7 0,2 0,01 50 10 50 0.4
15, 1
8 250 38 18 18 50 18
30 1000 150 70 70 600 50
15
504 35,1 35 325 35 338 3,2 15,5 45
30 150 1000 70 70 600 60 625 6 30 75
1,2 16 45
2,5 30 75
0,05 15 15 65
0, 18 45 45 433
0,3 75 75 800
0,18 45 45 433
0,3 50 75 800
77
A: bran: IKC-L 1996 B: bran: van Dokkum et al., 1998. Achtergranddocument Referentiewaarden Waterkwaliteit - Diergezondheid. Rapport in opdracht van het Ministerie van LNV, Directie Noordwest, Diemen C: referentiewaarde schapen D: referentiewaarde runderen E: Waarden afkomstig bij/age 3 van dit rapport; F: Waarden afkomstig bijlage 3 van dit rapport.
'5 Grontmij
13/99085337/MdJ, revisie D2 Pagina 17 van 21
De Lindeboom
Jaarlijkse bemonstering
Advies over aanpassenli nte nsivere n bemonsteri ngsstr ategie
nee
nee
2xja
Herbemonstering binnen 1 maand
Vaststellen oorzaak en omvang
nee
Sanerende maatregele n
Het monitoringsnetwerk bestaat uit: • referentiepeilbuizen . Nodig voor het bepalen van de achtergrondwaarden; • monitoring peilbuizen. Bewaking van de grondwaterkwaliteit. Alleen de peilbuizen nabij de Lindeboom warden gemonitoord (1e lijn en 2e lijn). Tabel 6.2 Monitoringssysteem verspreidingsgebied Lindeboom Peil bu isnummer
Te monitoren gebied
Aantal filters
Watervoerend pakket (filterdiepte tov maaiveld) 18
1A
Voor monitoring van 2 2)
verontreiniging
permanente toestroming
referentie referentie SP3 Monitoring eerste lljn Lindeboom SP1 Lindeboom L7 Lindeboom SA
3
3,50-4,50
9,00-10,00
2 2 2
9,00-10,00 9,50-11,50
9A
Lindeboom
2
10A
Lindeboom
2
3,50-4,50 5,50-6,50 1,50-2,50 4,50-5,50 1,50-2,50 4,50-5,50 1,50-2,50 5,00-6,00
Monitoring tweede lljn L1 Lindeboom L4 Llndeboom
2 2
5,00-6,00 4, 00-5,00
1)
22,00-23,00
x x x x
1)
x
1)
x
8,50-10,50 8,50-10,50
x x
1) : Voor peilbuizen BA, 9A en 1OA zu/len in wvp 1B filters warden gep/aatst teneinde direct stroomafwaarts van de Kalveense Wetering eventuele verspreiding van verontreiniging te kunnen monitoren. 2) : Vanwege de kweldruk vanuit wvp2 is het niet aannemelijk dat verontreiniging in wvp 2 aanwezig is. Voorgesteld wordt om geen filters te plaatsenlbemonsteren in wvp 1c en wvp2 ten behoeve van de monitoring van de verontreiniging .
.f Grontmij
13/99085337/MdJ, revisie 02 Pagina 18 van 21
De Lindeboom
Het uitgebreide analysepakket bestaat uit: • veldparameters: pH en elektrische geleidbaarheid; • gidsparameters: chloride, ammonium, bicarbonaat; • kritische parameters: BTEXN, minerale olie, arseen, barium, cadmium, chroom, koper, kwik, load, nikkel, zink. Het beperkte analysepakket bestaat uit: • veldparameters: pH en elektrische geleidbaarheid; • gidsparameters: chloride, ammonium, bicarbonaat. Tabet 6.3 Monitoring verspreidingsgebied Lindeboom Freguentie
Pakket
Referentie
1x/jaar
uitgebreid
1° lijn
2x/jaar
uitgebreid (1x/jaar) + beperkt (1x/jaar)
2° lljn
2x/jaar
uitgebreid (1 x/jaar) + beperkt (1 x!jaar)
De rapportage van de monitoring verspreidingsgebied is een keer per jaar. Na twee jaar wordt de monitoring van het verspreidingsgebied geevalueerd.
'5 Grontmij
13/99085337/MdJ, revisie 02 Pagina 19 van 21
'I
.,•
-· -.,'
..
.'..
·. ·.:.
Energiebesparingsonderzoek Smink Afvalverwerk:ing B.V. te Amersfoort
-' .. ~
#. ;
. ~rM·~~ ~~.~.~~+:~~:_. ~
:=·;
·];;~.~~;: ~:~
;
I
G,!WEP Bil
I
RAPPORTAGE
Energ iebesparlngsondJllf:X9~
Smink Afvalverwerking B.V. te Amersfoort
Betrokkenen:
Ohr. J. Gerris Ohr. J. Roersen Ohr. M. Rutten Augustus 2005
Smink Afvalverwerklng B.V. BECO Groep BECO Groep
Rapportage Encrgie-Fl ficlencyscan - Sminl< Alvatverwer'.m1g, augustus 2005
SAMENVATTING 8ij Smink Afvalverwerking is een energlebespanngsonderzoek ltitgevoerd. Het onderzoek bestaat uit een tweetal bedrljfsbezoeken en hel uitwcrken van de gegevens lot voorllggend rnpporL De uilvoer heeft plaatsgevonden in de periode junl tot en met augustus 2005. Conclusie met betrekking tot het energieverbrulk bij Smink Is dat er door de aard van het proces geen hele g(ote mogelijkheden aanwezlg zijn voor het verder verlagen van het energieverbruik. Belangrljke maatregelen zijn: intensiveren van energiemonitoring, nader onderzoek naar mogelijkheden om de generator van de fractiescheiding en puinbreker te vervangen door een elektravoorzlening, isoleren van afsluiters CV systeem. Een aantal van de verbetermaatregelen in deze rapportage hebben betrekklng op: gedrag (good· housekeeping) en op kansen voor energiebesparing blj vervanging van installaties.
BECOGroep
Rapportage Energle·Efficiencyscan
Sm111k Afvalverwendng, augustus 2005
INHOUD
1
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2
BEDRIJFSBESCHRIJVING ........................................................................................................ 2 2.1 Bedrijfsactlvitelten ............................................................................................................. 2 2.2 Terreinkenmerken ............................................................................................................ 2 2.3 Beknopte beschrijving verwerkingsprocessen ................................................................. 3
3
HUIDIGE SITUATIE ENERGIEVERBRUJK EN ENERGIEVERBRUIKERS ............................... 7 3.1 Elektriciteitsverbruik .......................................................................................................... 7 3.2 Aardgasverbruik ............................................................................................................. 16 3.3 Dieselverbruik ................................................................................................................. 19 3.4 Totale energiebalans ...................................................................................................... 22
4
VERBETERMAATREGELEN ................................................................................................... 23 4.1 Reeds getroffen en onderzochle energlebesparingsmaatregelen ................................. 23 4.2 Nog le treffen energiebesparingsmaatregelen ............................................................... 23
5
CONCLUSIES EN PLAN VAN AANPAK .................................................................................. 34 5.1 Conclusies en AanbeveHngen ........................................................................................ 34 5.2 Plan van Aanpak ............................................................................................................ 34
BIJLAGE 1: OVERZICHT ELEKTRICITEITSVERBRUIKERS
BECO Groep
Rapportage Energic-Efliciencyscan -·Smink Afvalver.verking, augustus 2005
1
INLEIOING
Smink Afvaiverwerking is doo; de provincie Utrecht verzocht een energlebesparing sonderzoek te laten uitvoeren. BECO Groep is door Smink Afvalverwerl
van de kansrijkheid en de kenmerken van de
maatregel. Daarnaast is de haa!baarheid van de maatregel aangegeven. Hierbij is gelet op zowef de economische, organlsatorische als technische haalbaarheid van de te treffen maatregel. Na het tweede bezoek worden de op- en aanmerkingen verwerkt en wordt het rapport definitief gemaakt.
De opbouw van het rapport is als volgt. ln hoofdstuk 2 gaan we in op de belangrijkste bedrijfsactiviteiten en -processen. In hoofdstuk 3 komen de verbruiksgegevens voor energie en de belangrijkste energieverbruikers aan bod. In dit hoofdstuk is ook de energiebalans. waarin het aandeel van eik deeiproces bi11nen iiet bedrijf in het tot;;ilc elektra- en gasverbruik ls weergegeven. Hoofdstuk 4 gaat in op de mogelijkheden om op korte en Jangere termijn energiebesparing te reaUseren en welke technische, economische en organlsatorische hindernissen nag overwonnen moeten warden.
In
hoofdstuk 5 warden
de
belangrijkste
conclusies
en
aanbevelingen
weergegeven en vatten we de resultaten van het energiebesparingsonderzoek samen in een actletabel waarin de verbetermaatregelen zijn opgenomen.
BECOGroep
Rapportage Energie·Efficiencyscan ·• Smink Afva lveiwerk ing, augustus 2005
2
BEDRIJFSBESCHRIJVING
2.1
Bedrijfsactivlteiten
Smink werd in 1955 opgericht en is van oudsher een handels· en aannemingsbedrijf in grond-, weg- en wate.rbouw. lnmiddels bestaat de holding Smink Beheer uit drie werkmaatschappijen: Afvalverwerking (40-50 werknemers), Containers (20-25 werknemers) en Handel & Aanneming
{125-140 werknemers). Het energiebesparingsonderzoek richt zich alleen op de activiteiten van Smink Afvalverwerking. Het bedrijf is tegenwoordig gevestigd aan de Lindeboomseweg 15 te Amersfoort en is specialist op het gebied van afvalverwerking en -berglng. Smink Afvalverwerking is een familiebedrijf dat in de eerste jaren na de oprichting actief was in de zandwinning. Vanaf de jaren '80 verschoven de activiteiten zich richting een nieuwe markt: afvalverwerking. Smink Afvalverwerking richt zich naast afvalberglng ook op het hergebruik van afvalstoffen. Deze afvalverwerkende activiteiten bestaan voornamelijk uit het scheiden van bedrijfs' bouw-, en stoopafval, het breken van puin, het versnipperen van hout, het reinigen van vervuifde grand (in samenwerking met Boskalis Dolman B.V.) en het composteren van groenafval. Licht verontreinigde grond, dat veilig als bouwstof gebruikt kan warden, wordt tijdelijk in een depot opgeslagen. Van de bijna 500.000 ton afval dle Smink Afva!verwerking jaarlijks verwerkt, wordt een groat dee! hergebruikt. Na acceptatie wordt circa 70% gerecycled en circa 30% gestort. Het afval dat een nieuwe bestemming krijgt, verlaat het terrein bijvoorbeeld als materiaal voor de bouw of als compost voor de agrarische sector. Verder geldt dat het verwerken van afval is gebonden aan strikte wet· en regelgeving. Vandaar dat Smink Afvafverwerking voor het hele proces van het accepteren van afval tot het bewerken of storten, strenge procedures heeft vastgelegd zodat haar bedrijfsactiviteiten voldoen aan wet- en regelgeving: a.a. wet milieubeheer, wet verontreiniging oppervlaktewateren en de grondwaterwet.
Bij Smink Afvalwerking wordt gewerkt van maandag tot en met vrijdag, waarbij de sorteerinrichting eventueel ook op zaterdag open is. De werktijden verschfllen enigszins voor de verschilfende activiteiten. Jn het algemeen getdt dat er om 07.
00
uur gestart wordt. Het tijdstip waarop de
werkz.aamheden eindigen varieert. Zo vindt de aanvoer van afvaJ tussen 07. plaats. In de sorteerhal wordt gewerkt tot i 8.
00
00
uur en 17.
00
uur
uur. Voor de fractiescheiding geldt dat er 24 uur per
dag gewerkt wordt door de inzet van 2,5 ploeg per dag. Bij vermlnderde aanvoer van verontreinigde grond of in het gevai van vriesweer wordt er bij deze verwerkingseenheid minder, respectievelijk niet gewerkt. Verder geldt dat de overige verwerkingsactivileiten van 07. 00
16.
2.2
00
uur tot
uur plaats vinden.
Terreinkenmerken
De bedrijfsactiviteiten van Smink Afvalverwerking bes!aan een terrein dat is gelegen aan de Lindeboomseweg. Het grootste gedeelte van het terrein is in gebruik als stortplaats voor
2
BECO Groep
Rapportage Energie-Efflciencyscan - Srninlt. Afvalverwerking, augu:;1us 2005
afvalstoffen. De stortplaats is opgedeeld in stortvakken. Een aantal v erwerkings eenheden zijn gelokaliseerd binnen de stortplaats: de puinbreker, de fractiescheiding, de versnippering van groenafval en de houtversnipperaar (deze activileit is uitbesteed aan een ander bedrijf). Daarnaast
is een deel van het terrein aangemerkt als voorzieningenterrein. Hier bevindt zich de CAR-post (controle, acceptatie en registratie) met twee weegbruggen en het weeggebouw, een installatie voor de behandeling en benutting van stortgas, een gecombinee;de was- en tan!
achterzijde
de
sorteerhal,
een
werkplaats
voor
onderhoud
aan
materieel,
en
de
groencompostering. Het kantoorgebouw heeft drie verdiepingen en is in 1999 gebouwd. De bovenste twee verdiepingen warden op dit moment niet gebruikt en zijn te huur. De werkplaats dateert uit 2001.
.20. Werkplaats 10. Comparti1nent C3-2
0. GroencompoGtcrina 7. Houtvcrsnipperailr 8. Pu!nbreker
21 . Kantoorgebouw
11 . Versnippering g roenafval
22. Aan en afvoerroute
12. zand- en grondopslag
23. Llndeboom, voonnaligo stortplaats
13 t/m 16 Baggerspeciedepol (in voorbereiding)
24. Gasleklingen 25. Dichtingswand 26. Toekornstige kicalie pu inbreker
17. Opslag secundaire grcndstoff·en
18. Sorteerh
Figuur 2.1 Plattegrond van het terre!n
2.3
Beknopte beschrljving ver.-verkingsprocessen
In figuur 2.2 staat in een stroomschema aangegeven welke activiteiten volgen na de acceptatie van afvalstoffen. In totaal zijn er zeven verwerkingsprocessen voor het aangeboden afval: storten, sorteren
en
overslag,
grondbank,
groencompostering,
SEGO Groep
fractiescheiding
(grondreiniging) ,
3
Rapµortage Energie-Efficiencyscan - Smink Afv(llverwerking, augustlis 2005
puinbreken, houtbewerking. leder van deze verwerkingseenheden wordt vervolgens in deze paragraaf kort toegelicht.
~
Houtbreken c-at. A 1!!11 6
Ve1koop hau1(:!lnlppH&) oat A en B
, -...
Vorkoop rnetQlen
~
f'-~
r--4'
Puinb'reken
~
--
I
I
Accep1a1ie aangeboden
l
I
.,
t\
~ I
Sonc1en I ~olleklen I OYl!t$1ag
\.>
~J
Fr.ictles~hefding,
•~lnigln!J
en sC{Jlmentalic
l~I
l'j"\_I
G1aodbaok
6 r=;:::E
VCJkoop
~
secunda1t&
f-) ll-
grO/lll'Jl tot/en
I\
I-"
- _,
~
-,v
1-J
~
::i
Verl
i;ranulnten
'\.__
4
'\
,_ _ , _ ,_______. ,_ alval•lcllcn ,_. I ,_-
~
Composteren
Mensen
1--.J'
I
'~
r--+
$Cl10an ;:ana
'~
Verkoop >:wane grond
Vc
.
'
IL
Verkoop
compost
Vetkoop orcan(al'flll)
4
p1oduc1c11
y
I
~
';.?
Verbran
·~ ;zj
:·1·i~
'
f\.--
.. .::.
~
Slonen op y s!onpjants Smfnk ,::
. ·J'.i
'
f
f\---
Stonen/veMet~er ~ b~dercien
~j ~~
s iorten op Smink
C3-~1011
!~
"'" -: ;_: ..;.i
~
Stor;en in
t>aggerberging Smink
Figuur 2.2 Verwerll:logsprocessan bij Smink Atvalverwerking
4
BECOGroep
,J ·'
. ..
R
Storten Smink ,ll.fvalverweri
voor de ruimteverwarming van het kantoor en de verwarming van de biologie van de waterzuivering. De elektriciteit wordt verkocht als duurzame elektriciteit aan het energiebedrijf. Sorteren en overslag De sorteerhal is logistiek zodanig ingericht dat de binnenkomende afvalstromen in
een
productielijn Worden gesorteerd, in afzonderlijke
vakken terechtkomen en via de buitenzijde worden geledigd. Jaarlijks
wordt er circa 40.000 ton ongesorteerd bouw- en s!oopafval verwerkt. De opgeste!de machines worden cillen :--i::ingAdreven door elektriciteit.
Het aangevoerde afval wordt met behulp van zeef- en Juchttechnieken gescheiden. Met windshifters worden eerst de fijnste fracties uit de afvalstromen geblazen. Het resterende lichte rnateriaal wordt met behulp van een drietal sterrenzeven uitgesorteerd. T enslotte wordt het grove materiaal gescheiden naar separate vakken door middel van handpicking langs twee lijnen. Na het uitsorteren splitst de afvalstroorn zich in afzonderlijke strornen: A en B hout, l
of de aanleg van een tuin kornen jaarlijks grate hoeveelheden grand vrij. De wijze waarop Smink Afvalverwerking dit soort grond verwerkt is afhankelijk van de mate van verontreiniging. De activiteiten van de grondbank kunnen als volgt warden sarnengevat: - Aan- en afvoer van grand; - Tijdelijke op- en overs!aan van hergebruikgrond met en zonder analyses; - Het leveren van gecertificeerde hergebruikgrond; - Het zeven van partijen grond; - Het certificeren van hergebruikgrond en -zand; - Het !everen van gecertificeerd categorie 1 en categorie 2 zand. BECO Groep
5
Rap portage Energie.,Efficiencyscan - Smink Afvatverwerk ing, augustus 2005
Groencompostering De bestanddelen van deze afvalstroom bestaan uit gemengd groenafval, snoeihout, blad, stobben, watercultures, schoon loofhout, en maaigoed. Dit afva! wordt eerst (indien nodig) versnipperd. Daarna wordt het gedurende circa 14 weken op een geforceerde luchtstroom, diverse malen
omgezet. Hierna wordt het gezeefd, de grove fractie doorloopt het proces nogrnaals. De fijne fractie is groencompost en wordt afgezet in de agrarische sector als bodemverbeteraar. Het energieverbruik bestaat uit elektricitett voor het beluchtingsysteem voor het groenafval. Daarnaast wordt er diesel gebruikt door de omzetter en de zeefmachine. Fractiescheiding Sterk verontreinigde grond en overige minerale reststoffen, zoals veegzand, (sorteer)zeefzand, dakgrind, etc. wordt, indien mogelijk, gereinigd alvorens het voor hergebruik geschikt is. Smink AfValverwerking werkt daarbij samen met Boskalis Dolman . Met de fractiescheidingsinstallatie warden verontreinigde minerafe stromen gescheiden. Deze installatie wordt geheel aangedreven via elektriciteit die wordt opgewekt met een dieselgenerator. Door toepassing van een extractieve reinigingstechniek wardt uit de verontreinigde grond een maxirnale hoeveelheid herbruikbaar zand geproduceerd. De afzet hiervan vindt plaats conform het bouwstoffenbesluit en de interprovinciale richtlijnen . De in de aangeboden grond aanwezige verontreinigingen worden geconcentreerd in de resterende slibfractie. Het volume van deze stroorn wordt teruggebracht door middel van sedimentatie en mechanische ontwatering. Na mineralisatie van de verkregen
slibkoek vindt eindverwerking plaats op de afValberging van
Smink
Afvalverwerking of wordt het slib afgevoerd naar de verbrandingsinstallaties. Puinbreken
Smink Afvafverwerking beschikt over een puinbreekinstallatie die pufn (onder meer afkomstlg uit het bouw- en sloopafvaf) in kleinere stukken breekt en voor hergebruik beschikbaar rnaakt. Voor de energievoorziening van de puinbreekinstal!atie is een aparte dleselgenerator aanwezig. De installatie verwerkt het puin tot meerdere soorten producten. De producten {menggranulaat O - 40 en 0 - 20) zijn gecertificeerd volgens KOMO-keur I BRL-2506, zodat ze conform het Bouwstoffenbesluit toepasbaar zijn. Houtbewerking De te verwerken afvalstroom bestaat uit massief, onbehandeld hout en geschilderd hout, zoals balken, p!anken en pallets, gelijmd en/of geperst hout. zoals triplex, spaanplaat, vezelplaat, etc. Het verwerken van deze afvalstroom wordt uitbesteed aan derden. Deze partij zorgt ook zelf voor
de benodigde diesel. De mobiele installatie verspaand het hout tot een grootte van 0 tot 25 mm. Afhankelijk van de kwaliteit van het ontstane product zijn er verschillende toepassingsmogelijkheden. De hoogwaardige fractie wordt als grondstof in de spaanplaatindustrie verwerkt en de laagwaardige fractie wordt ingezet als brandstof bij verbrandingsprocessen met energie terugwinning als vervanger van primaire brandstoffen, zeals steenkool en aardoJie. Voor de bewerking van verontreinigd hout bestaan nag geen hergebruikmogelijkheden . Tot op heden wordt deze afvalsoort nog gestort. In de toekomst zal het stortverbod oak voor deze afvalsoort van kracht warden. Dit betekent dat het verontreinigd hout alleen nog verbrand mag warden met of zonder
energieterugwin ning.
6
BECO Groep
Rappo1t
3
HUlDIGE SITUATIE ENERGIEVERBRUlK EN ENERGIEVERBRUlKERS
3.1
Elektriciteitsverbru ik
In deze paragraaf worden allereerst het verbruik van elektriciteit en de verschillende verbruikers van elektriciteit behandeld. Aan de hand van dtt inzicht en het inzicht in het opgestelde vermogen van de diverse procesonderdelen en facili!eiten wordt een globale elektriciteitsbalans opgesteld. Ten behoeve van dit onderzoek is gebruik gemaal
tJ0,000
00.000
> ... 60.000
40.000
;aouan
febluart
maan
aprll
m"'
JUllJ
jull
augLtSlUS
1l1343 92,670
9''236 95 tl4
1!!2003
ID538
119.211
tfl.081.l
i)fl.(>77
111241
tl3221
11!2004
'!Q.676
99_gr_,.i
11)21)
W.756
65.10
83.966
tl i005
110.5'6
110.794
113.563
sep!emw oktober novomber deeember 94.702
tttOIJO
m1as
mm
1l1235
95.626
1)4.611
il4.6&l
Het jaarverbruik over 2003 bedroeg circa 1.294.000 kWh, terviijl dit voor 2004 circa 1.177,000 kWh was. Dit komt ongeveer overeen met een daling van het elektriciteitsverbruik in 2004 met 10% ten opzichte van 2003. Het in onbruik raken van de 2 bovenste verdiepingen van het kantoorgebouw heeft zeer waarschijnlijk bijgedragen aan deze daling. Aanvullende verklaringen kunnen bestaan uit de afname van de hoeveelheid aangeboden afval en het minder beluchten van de tanks van de waterzuivering. Verder geldt dat het elektriciteitsverbruik in de zomermaanden zowel in 2003 als in 2004 lager ligt dan de gemiddelde maandverbruiken van die jaren. Van 2005 kan gezegd worden dat he! elektriciteitsverbruik over de eerste drie maanden iets lager ls dan in de eerste drie maanden van 2004. In figuren 3-2 en 3.3 wordt het elektriciteitsverbruik tegen het piek- en daltarief voor 2003 en 2004 grafisch weergegeven.
BECO Groep
7
Rapportage Energie·Efficiencyscan - Smink Afvalvert1erking, augusllls 2005
Figuur 3.2 Elektrkiteitsverbruik 2003 tegen piek- en daltar!ef
WilOO
110000 80.000
"' > ...
60.000 40.000
20.000
juli
mei
aug ustus
s ep t~mber
o kto ber
no vember
deeernber
j l!l l'ooo tarief 111 iaag1.,.;ef I Flguur 3.3 Elektriclteftsverbrufk 2004 tegen piek- en daltarief
11.0.000 1JO.OOO 00,000 .<;
> ...
60.000 40.000
20.000
januari
februarl
maa
me!
Junl
jun
~ugus lus
septembet
ok tober
oovem~r
de::: ~ m ber
Het gemiddelde elektriciteitsverbruik in de dal- en piekuren is voor 2003 en 2004 gelijk: elk jaar 00 00 41 % lijdens daluren en 59% tijdens piekuren. Het daltarief geldt tussen 23. en 07. uur en in de weekenden. Een verbruik van 41 % tijdens daluren lijkt opvallend hoog gezien de werktijden van Smink Afvalverwerking. De verklaring voor dit hoge verbruik tijdens daluren is vooral gerelateerd aan de waterzuiveringsinstallatie. Zoals later in deze paragraaf blijkt is de waterzuiveringsinstallatie veruit de grootste verbruiker van elektriciteit. Aangezien de waterzuiveringsinstalJatie continu in werking is (dus ook buiten werktijden), is het elektriciteitsverbruik tijdens daluren relatief hoog. Daarnaast is vaak ook het beluchtingsysteem van de groencompostering buiten werktijden in werking. Smink afvalvervverking betaalt (maart 2005) € 0,0808 per kWh tegen hoogtarief voor de levering en het transport van elektriciteit en € 0,0484 per kWh voor de levering en transport tegen het laagtarief. Beide bedragen zijn inclusief energiebelasting (REB). Deze bedraagt € 0,0086 per kWh. De elektriciteit wordt geleverd door Eneco Energie en het transport wordt verzorgd door ENBU . Uitgaande van een verdeling van het verbruik tijdens dal- en piekuren zoals in 2003 en 2004, bedraagt het gemiddelde tarief per kWh: € 0,0675 .
a
8ECOGroep
Happortri gl) Energie-Efficiencyscan ·- Smink Afva!verwe r·king, augustus 2005
Een elektriciteitsverbruik zoa:ls in 2004 zou Smink Afvalverwerking, gebaseerd op de t1uidige tarieven, circa€ 80.000,"' aan variabele elektriciteitskosten opleveren (verbruik dal-/piektarief voor levering en transport, REB). ln figuur 3.4 is de ontwlkkeling van het gecontracteerde vermogen ten opzichte van r1et afgenomen vermogen voor 2004 en 2005 tot en met maart weergegeven. Figuur 3.4 Gecontracteerd vermogen en afgenomen vermogen in 2004 en 2005 tlm maart
3ID,.-~~~~~~~~~~~--------~----~~-;---.-.,--.~ , ~.,~ ::~~., ------~~
•n j00 200
--------------------------· ::· .: ·
-1-----~--~~----~~~~----------~·:;._~--~~~·'--~-----"·~----~ ~-----1 :._:: .... -."' '
.
-1---~------------~--------~--~~~---·~~·-··~-----:----:---:----...:----··----l ·~ . '·~~-~·I ~ ••·. r---~~"<::----~~--~-----.,...----~------:~~~·--"----~~----~----·---~·~'.·~::..,..j
jaooari
rebr.Jart
m33rt
april
mei
j1Jni
----afgenorr'fm verrmgen (2004) --.-afgenorren verm:igen (2005) -
-
gecontracleerd verrrogen
Uit bovenstaande graflek blijkt dat het werkelijk opgenomen vermogen in 2004 schommelt tussen de 255 en 305 kW. Daarbij is het opgenomen vermogen in de zomermaanden lager dan in de wintermaanden. Wellicht dat de waterzuivering in de wintermaanden meer vermogen vraagt dan in de zomermaanden . Dit zou dan veroorzaakt warden d{)or een grotere aanvoer van afvalwater doordat er in de wintermaanden relatief meer neerslag en minder verdamping is. Het huidige contractvermogen bedraagt 313 kW. Smink Afvalvervterking betaald € 0,83 per kW voor de reservering van het gewenste vermogen op het net (dat is net gecontracteerde verrnogen) en € 1,20 per kW voor de werkelijke afname. Wanneer het gecontracteerde vermogen onnodig hoog is, leidt dit tot onnodige kosten (maandelijks € 0,83 per niet gebruikte kW van het gecontracteerde vermogen). Het verlagen van het gecontracteerde vermogen van 313 kW naar 290 kW (hoogste afgenomen vermogen sinds februari 2004) levert Smink Afvalverwerking een jaarlijkse besparing op. Als ook het daadwerkelijk afgenomen vermogen structureel op het lagere zomemiveau gehouden kan warden dan kan een verdere besparing bereikt worden. Het totaal aan elektrische energieverbruikers dat bij Smink Afvalverwerklng staat opgesteld, k.an in een aantal groepen verdeeld worden. In de volgende paragrafen word! ingegaan op deze gebruikersgroepen.
3.1.1
Sorteerinrichting
De sorteerinrichting bevindt zich in een ha! aan de achterzijde van het kantoorgebouw. Grote elektriciteitsverbruikers in de sorteerhal zijn de twee windshifters (samen 60 kW). Daarnaast is er zeefapparatuur aanwezig met een totaal vermogen van 82,5 kW. De 8 elektromotoren voor de transportbanden hebben elk een vermogen van 3 kW. Er is tevens een draaisluis met een vermogen van 2,2 kW.
BECO Groep
9
Rapportage Energie-Efficiencyscan - Smink Afvalverwerking, augustus 2005
~
Verder is er voor 5, 1 kW verlichting aanwezig. Tijdens de rondgang viel op dat er in de hal waar het afval opgeslagen Hgt veel dagllcht binnenvalt, waardoor de verlichting onnodig brandde. Met een totaal opgesteld vermogen van 174 kW is de sorteerinrichting de groep met het grootste vermogen
bij
Smink
Afvalverwerking.
Op
bas!s
van
het
aantal
draaiuren
wordt
het
elektriciteitsverbruik van de sorteerinrichting geschat op ongeveer 263.000 kWh op jaarbasis. Bij een jaarlijkse afvalstroom die verwerkt word! in de sorteerinrichting van 40.000 ton, bedraagt het energieverbruik circa 6, 7 kWh per ton afval.
3.1. 2
Groencompostering
Het groenafval wordt gedurende het composteerproces belucht via een buizenstelsel in de composteervloer. Er zijn twee beluchtingsvelden die elke door een ventilator van ieder 22 kW belucht warden. De regaling bestaat uit een druksensor die in het verdeelkanaal geplaatst is. Deze is aangesloten op de PLC (Programmeerbaar Logisch Controlesysteem) in de schakelkast. Op deze
PLC
kan
de
gewenste
druk worden
ingesteld,
de
PLC
stuurt vervolgens
een
frequentieregelaar aan die het toerental van de ventilator regelt. Wanneer het veld wordt omgezet warden de beluchtingsbuizen in bedrijf gehouden om de beluchting gaatjes door te blazen. De tijdscyclus bedraagt een half uur (30 min. aan / 30 min. uit). Regenwater wordt opgevangen in een put en gebruikt als sproeiwater. Voor het beregenen is een installatie van 5,5 kW aanwezig. Daamaast is er een pomp voor het rioolsysteem met een vermogen van 5,5 kW. Verder is er een ejector (1, 1 kW).
Het gezamenlijke vermogen van de apparatuur bedraagt circa 56 kW. Het elektriciteitsverbruik van deze apparatuur wordt geschat op ongeveer 72.000 kWh per jaar. Bij een jaarlijkse verwerking van 20.000 ton groenafval door de groencompostering, bedraagt het energieverbruik 3,7 kWh per ton groenafval.
3.1.3
Wa terzuivering
Het afvafwater dat opgevangen wordt onder de afva[berging wordt gereinigd en daarna geloosd op het riool. Voor de reiniging van het afvalwater is er een waterzuiveringinstallatie met twee mernbraancontainers,
een
op de biolog!e die op 25
10
uit 1997 en een uit 2001. Beide membraancontainers zijn aangesloten
·c gehouden wordt. De waterzuiveringsinstallatie bevat veel verschiUende BECOGroep
Rappoitage Energie-Efficiencyscari - Smink Afvalverwerking, <Jugustus 2005
pompen, Het gezamenlijke vermogen van deze pompen is circa 49 kW. Daarnaast maken twee grote blowers deel uit van het systeem: 22 en 45 kW. Verder wordt er elektriciteit gebruikt door
a.a. twee compressors, een lucht droger, een ventilator voor de proces ruimte, kastverwarming, verlichting, een kachel, monstername unit, en apparatuur voor het puinlaboratorium,
Het elektrische vermogen van de opgeste!de apparatuur bedraagt 137 kW.
Omdat de
waterzuiveringsinstallatie ook buiten werktijden in bedrijf is, is het elektriciteitsverbruik van deze groep het grootste van alle verbruiksgroepen: op jaarbasis wordt circa 695.000 kWh verbruikt
3.1.4
S tortgasbenutting
Het stortgas dat vrijkomt, word! opgevangen en naar de warmtekrachtinstallatie gevoerd. Daar wordt het eerst ontzwaveld en vervolgens via een gasmotor (Waukesha F18GLD) omgezet in warmte en elektriciteit De fakkel bij de warmtekrachtinstallatie brandt alleen wanneer de gasmotor niet ln werking is. Dit is onder andare het gcvJ! bij onderhoud of in tiet geval van een calamlteit.
De geproduceerde warmte wordt gebruikt voor verwarming van het kantoorgebouw en de biologie van de waterzuiveringsinstallatie, De geproduceerde elektriciteit wordt verkocht aan Nuon. De vergoeding per kWh is tijdens piekuren € 0,05462 en tijdens daiuren € 0,02411. Deze prijs llgt zowel gedurende dal- als piekuren onder de inkoopprijs van elektriciteit die Smink betaald. Tevens ontvangt Smink Afvalverwerking MEP subsidie voor elke geproduceerde kWh:€ 0,021 . Deze MEP subsidie zou Smink Afvalverwerking ook ontvangen als ze de elektricitelt intern gebruil<en.
De warmtekrachtinstallatie dateert uit
2oor
en heeft sindsdien 24.856 draaiuren gemaakt waarbij
4.166 .67 4 kWh is geproduceerd. In figuur 3.5 slaat aangegeven hoeveel eiektriciteit rnaandelijks geproduceerd is in 2003, 2004 en 2005 tot en met apriL
BECO Groep
11
Rap portage Energie-Efflciencyscan - Smink Afvalverwerk,ing, augustus 2005
Figuur 3.5 Elektriciteitsproductie WKK 2003, 2004 en 2005 tlm april
120,000 . , . . . . _ - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - .
80.000
60.000
40.000
20000
~nuari
rebruari
maart
1112003 l!l2004
94.546 m.662
B7 227 33.987
tlt838 rn.465
92.482 59.9eo
0 2005
72.61l2
75.283
61711
82.638
mel
j'"1i
juU
au~uslU$
saplember
oklo b..-
99.649 8'.59e
72.395
tl2.B75 11szg
1'.l1569 B0.6!13
'6.720 74.807
66.1l1 60.596
12.sw
oo vember december
22.052 46.043
50.722
11.eos
Uit figuur 3.5 blijkt dat de productie over de maanden fluctueert. Deze fluctuatie wordt veroorzaakt door verschillende factoren. Bij onderhoud en reparaties is de installatie bijvoorbee!d niet in werking. Daarnaast is men sinds de in bedrijfsstel!ing van de installatie bezig geweest met het optimaliseren van de reg eling . Resultaat hiervan is dater inmlddels in 2005 een redelijk constante produ ctie is bereikt. Het is van belang om de tijd waarin de gasmotor niet in gebruik is zoveel mogelijk te beperken. Verbranding van het stortgas via de fakke! is immers zonde, zowel vanuit energie- als kostenperspectief. Het verschil in financiele opbrengst vanuit elektra verkoop tussen november en december 2004 bedraagt bijvoorbeeld € 1.700,·.
De elektrische apparatuur voor de stortgasbenutting betreft: pompen (10,9 kW) en ventilatoren {3,9 kW) voor de warmtekrachtinstallatle; pompen (4,4 kW) en een blower (1,5 kW) voor de ontzwavelingsinstallatie; pornpen (4,8 kW), een compressor (7,5 kW) en een monstername unit (0,8 kW) voor de stortgas-ontrekkingsinstallatie. Het gezamenlijke vermogen van arle apparatuur bedraagt circa 33,8 kW. Het elektriciteitsverbruik van deze apparatuur wordt geschat op ongeveer 119.000 kWh per jaar. Voor de later opgestelde elektriciteitsbalans is ervan uitgegaan dat deze verbruikersgroep gevoed wordt door de elektriciteit die opgewekt wordt met de warmtekrachtinstallatie .
3.1.5 Stortplaats De belangnjkste elektrische apparatuur die op de stortplaats aanwezig is, betreft de pompen voor het terreinwater (10 ,3 kW) en de pompen voor het grondwaterbeheer (9,2 kW). Verder zijn er een aantal kleinere verbruikers: kastverwarmlng, kastventilator, monstemame unit. Het gezamenlijke vermogen van de apparatuur bedraagt circa 20,2 kW. Het elektriciteitsverbruil< van deze apparatuur wordt geschat op ongeveer 45.000 KWh per jaar.
12
BECO Groep
Rapportage Energie-EfllGiencysc.:in ·- Smink Alvalveiwerking , augustus 2005
3.1.6
Werkplaats
De belangrljkste elektriciteitsverbruikers in de werkplaats bestaan uit: Verlichting (ca. 260 TL buizen) Lasapparatuur Boven!oopkranen Compressor Verder zijn
er
verschillende
apparaten
voor het
uitvoeren
van
verschiliende bewerkingen: een cirkelzaag, een bandschuurmachine, een beuge!zaag, een slijpsteen, een kolomboormachine en een hefbrug. De som van het totale opgestelde vermogen aan elektrische apparatuur bedraagt circa 120 kW. Geschat wordt dat het elektriciteitsverbruik van deze apparatuur ongeveer 33.000 kWh op jaarbasis is.
3.1. 7
Kantoor
Het elektriciteitsverbruik door het kantoorgebouw kan toegeschreven warden aan: ventilatie en luchtbehandeling koeiing verlichting kantoor- en keukenapparatuur overige apparatuur
Venlifatie en luchtbehande/ing Op het dak staan twee tuchtbehandelingskasten (LBK's), waarvan kelder, begane grond en 1" verdieping en
een
een
LBK ten behoeve van de
ten behoeve van de 2e en 3e verdieping (de:z:e
laatste staat rnomenteel oak buiten bedrijf). Beide systemen zijn voorzien van topkoeling en ge'isoleerde luchttoevoerkanalen. Verder zijn er een aanta! aparte dakvenli!atoren voor de luchlafzuiging van diverse ruimten zoals het archief, de keuken en de toiletrulmten.
Koe ling De
!uchtbehandelingsinstallaties
op
het dak
van
het
kantoorgebouw
zijn
voorzien
van
koelelementen uitgevoerd als direct-verdamper. Voor de koude-opwekking zijn luchtgekoelde koelaggregaten opgesteld.
Verfichting De verlichting van
het gebouw bestaat uit hoogfrequente verlichting in cornbinatie met
spiegeloptiek armaturen . Het betreft zowel TL buizen als PLC lampen.
De verlichting wordt
handmatig geschakeld. Het totale vermogen bedraagt circa 27 kW.
Kantoor- en keukenapparatuur In de kantoren wordt gebruik gemaakt van de gebruikelijke apparatuur, zoals computers (40 stuks), printers (i 5 stuks), kopieerapparaten (5 stuks}, faxen, koffie automaten e.d .. Verder is er een kantine met diverse voorzieningen zoals koelkast, vaatwasmachine, koffiezet apparaat e.d.
Overige apparatuur
BECOGroep
13
Rappartage En ergie-Efficiencyscan - Smink Afvalv erwerking, augus tus 2005
lnstallaties die behoren tot de categorie 'overige apparatuur' zijn de lift en de pompen van het CV sys teem.
Het jaarlijkse elektriciteitsverbruik door het kantoorgebouw wordt geschat op 67.000 kWh .
3.1.8
Terrelnverlichting
Op het terrein van Smink Afvalverwerking bevinden zich lichtrnasten die de verlichting van het terrein verzorgen. Het gezamenlijke vermogen van de lichtmasten bedraagt 18,3 kW. Gegevens over schakeltijden ontbreken waardoor de omvang van het jaarlijkse elektriciteitsverbruik niet geschat kan warden . Wei is duidelijk dat terreinverlichting de verbruiksgroep betreft die de minste energie verbruikt.
3.1.9
Elektriciteitsverdeling
Op basis van de verbruiken van de opgestelde installaties is voor Smink Afvalverwerking in figuur 3.6 een overzicht van de verdeling van het efektriciteit per verbruiksgroep gemaakt. Ten aanzien van de stortgasbenutting is ervan uitgegaan dat de gasmotor de elektriciteit levert die verbruikt wordt in deze verbruikersgroep. Zie bijlage 1 voor een gedetailleerd overzicht van de verschil!ende gebruikersgroepen. Flguur 3.6 Elektriciteitsbalans Smink Afvalverwerking
Verdeling elektriciteitsverbruJk 2004
Gstartplaats; 3,8%
.----Iii~~
s
groencompostering; £,2%
owaterzuherlng; !>9,1%
De belangrijkste verbruiksgroep van elektriciteit bij Smink Afvalverwerking is de waterzuivering. Dit hangt samen met het opgestelde vermogen in cornbinatie met de vele draaiuren (ook buiten werktijd). Na de waterzuivering volgt de sorteerinrichting afs grotere elektriciteitsverbruiker. lnzicht in de verdeling van het energieverbruik is van belang om prioriteiten te kunnen stellen voor wat betreft de aanpak voor het realiseren van energiebesparing. Daarnaast leg! het de basis voor het bepaten van een goede indicatie van de grootte van de en ergiebesparing en kostenreductie met het nemen van een bepaalde maatregel.
3.1.10
Blindvermogen
Alie elektromotoren en alle andere wisselstroomapparaten die een magnetisch circuit bevatten , gebruiken twee vormen van energie:
14
BECO Groep
Rapportage E:nergie·Efficiencysca11 - Srnink Afvalver.verl
- werkelijk of reeel vermogen, dat als asvermogen naar buiten komt; - blindvermogen, dat aHeen dient om het magnetisrne in stand te houden. Des te groter het blindverrnogen des te groter de transportverliezen in het elektriciteitsnetwerk.Het energiebedrijf meet maandelijks hoe groot het blindverrnogen ls. In figuur 3.7 is weergegeven wat het blindstroomverbruik w;,s gedurende de periode januari 2003 - maart 2005, Flguur 3.7 Blindvermogen Smink Afvafverwerking, januari 2003 - maart 2005
50.000
s-0.000
40.000
~
,;z
> :.<
3(),000
20.000
ll.000
46.638
52.677
49.4'1.l
52.6:l9
5 3.675
54 .33-4
44 662
30.455
46,405
4JJ61
42:1:15
42.305
37,989
45.422
42.115
42.332
4UJ5
44.096
48.02B
46.360
4J 356
44.333
44.394
46.244
43.569
45,381!
Wat opvalt is dat het blindvermogen in 2004 minder sterker varieerde dan in 2003 en gemiddeld 9
% lager was dan in 2003. De procentuele daling van het blindvermogen in 2004 ten opzichte van 2003 komt overeen niet de procentuele daling van het elektriciteitsverbruik in dezelfde periode. Verder is de geringere schommeling van het blindverrnogen een positieve ontwikkeling. Wanneer het blindvermogen namelijk boven een bepaalde waarde kornt, vindt er verrekening plaats door het energiebedrijf.
BECO Groep
15
Rappo rtage Energie-Efficiencyscan - Srn ink Afvalvermirking, augustus 2005
3.2
Aardgasverhruik
Aardgas wordt gebruikt voor de verwarming en het opwekken van warm water. Bij Smink Afvalverwerking zijn twee gasmeters aanwezig : een voor het kantoorgebouw en een voor het weeggebouw. Eneco Energie levert het gas. De werkplaats en de sorteerhal horen bjj de meter van het kantoor. De benutting van de warmte uit het stortgas van de warmtekrachtinstallatie beperkt de hoeveelheid in te kopen gas. Via twee warnntewisselaars wordt de restwarmte van de warmtekrachtinsta!latie benut voor de verwarming van het kantoor en de biologie van de waterzuivering. Er is geen meter die meet hoeveel warmte de warmtekrachtinsta!Jatie aan het kantoorgebouw en de waterzuivering levert. Hierdoor is het moeilijk om uitspraken te doen over het absolute verbruik van het kantoorgebouw of de biologie. 3
In de periode 1-4-2004 tot 1-4-2005 is door het weeggebouw 2.371 m gas verbruikt. De kosten hiervoor bedroegen € 1.012,- (kosten voor levering en transport, indusief energiebelasting en 3 excfusief BTW}. ln dezelfde periode was het gasverbruik voor het kantoor 37.867 m gas. De kosten hiervoor bedroegen € 13.644,- (kosten voor levering en transport, inclusief energiebeJasting en exc!usief BTW}. Het verbruik door het weeggebouw betreft ca . 6 % van het totale gasverbruik door Smink AfvalveIWerking. In figuur 3.7 en 3.8 is te zien hoe het gasverbruik zich heeft ontwikkeld in de loop der jaren. Figuur 3.7 Gasverbruik Smink Afvalverwerking: Weeggebouw 2001 - 2005
3.500
M
E
2.000
-e > "'"'
1.500
«I
Cl
:
....
'·
2.500
.E x
2
..
.,
3.000
i.000 500
gasverbruik
16
2.933
2.583
BECOGroep
2.511
2.371
·'
..
Rapportage Energie-Eific:encysc.an ·- Smink Afvalverwerki11g, augu$\Us 200'.i
Figuur 3.8 Ga:;;verbruik Smink Afvalverwerking : Kantoor 2001 - 2005 60.000 50.000
,.., E
40.000
£
·:; ""'
~> "'"'
30.000 20.000
Cl
10.000
gasverbruik
Zowel figuur 3.7 als 3.8 laten een dulde!ijke daling zien van het gasverbruik. Voor het weeggebouw geldt dat het gasverbruik in de periode 2004-2005 -19% lager is ten opzichte van de periode 20012002. Voor het kantoqrgebouw (incL werkplaats en sorteerhat} is ditzelfde verschil 33%. Dit is een behoorlijke daling. Voor figuur 3.8 geldt echter dat het gaat om de hoeveelheid gas die jaarlijks gefeverd is door het energiebedrijf. Omdat niet bekend is hueveel warrnte de WKK !overt aan het kantoor, kan niet bepaald warden hoe het totale energiegebruik voor verwarming van het kantoor zich heeft ontwikkeld in de afgelopen jaren. Het jaarlijks.e gasverbruik is grotendeels afhankelijk van het weer. Het aantal graaddagen per tljdseenheid (dag/maand/jaar) geeft een indicatie van de gemiddelde temperatuur over die periode en levert daarmee informatie over de kou of warmte in een bepaalde tijdsperiode. Het aantal graaddagen per dag wordt berekend door de forrnule:
Graaddagen
=18°C ·1. T
gemidcte1d etrnaa1
Wanneer de gemiddelde etmaal temperatuur buiten 18°C of hoger is, dan is het aant.al graaddagen op die dag gelijk aan nu!. Hoe lager de gemiddelde etmaal temperatuur, hoe hoger het aantal graaddagen. De som van de waarden per dag bepalen het aantal graaddagen per maand of per 3
jaar. De waarden per jaar zijn gebruikt om het aantal m aardgas per graaddag te bepalen voor het weeggebouw, zie figuur 3.9. Voor het kantoor is dez.e berekening niet gemaakt omdat er voor de verwarming van het kantoor afgezien van CV ketels ook gebruik wordt gemaakt van de warmle die
de wanntekrachtinstallatie produceert.
BECO Groep
17
Rapport;;;ge Energie-Efficiencyscan - Smink Afvalverwerking, augustus 2005
Flguur 3.$ Gasverbruik Weeggebouw 2001 - 2005: absofuut en per graaddag .SQQ
3.000
.... ~
2.500
~
o.a
2.000 0.6 1500 0,4
1000 0,2
soo
le= 10 laal vetbruik I......._ver1Jruik I graaddag
2001· 2002
2002-2003
2003-2004
2004-2005
2.933
2.583
2.511
2.371
w
0,9
0,9
0,8
0,0
Uit de figuur 3.9 blijkt dat de daling van het gasverbruik per graaddag in 2004-2005 voor het weeggebouw ten opzichte van 2_001-2002, procentueel gez!en even groat is als de procentuele da!ing die blijkt uit figuur 3.7. Dit duidt mogelijk op een verbeterde inregeling van de verwarming of andere instellingen van het weeggebouw. Orndat gegevens over de hoeveelheid warmte die het kantoor ontvangt van de WKK ontbreken, kan de daling van het gasverbruik voor het kantoor, zoals zichtbaar in tlguur 3.8, niet verklaard warden op basis van graaddagen. Wei geldt dat de bovenste twee verdiepingen van het kantoorgebouw sends een jaar niet meer in gebruik zijn. Dit heeft een gasbesparend effect gehad.
3.2.1
Gasverbruikers
Ten aanzien van het totale gasverbruik door het kantoor inclusief werkplaats en sorteerhal kunnen verschilfende gebruikers warden onderscheiden. In een technlsche ruimte op de 3" verdieping van het kantoorgebouw, zijn twee CV ketels ge·fnstalleerd: een hoogrendernent ketel van 268 kW {Remeha Gas 3000 ECO) en een verbeterd rendernent ketel van 201 kW (Remeha Gas 3000 VB). De CV ketels worden weersafhankelijk geregeld. De radiatoren kunnen per vertrek nageregeld worden door midde~ van thermosstatische radlatorkranen. Tijdens de rondgang vie! op dat de ruimtetemperatuur Jn de technische ruimte behoorfijk hoog was en dat de regeling nog op wintertijd stand_ Verd er bl eek dat de afsluiters onge'isoleerd waren. Verder is er een CV ketel aanwezig fn een technische ruimte in de sorteerhal. Dit betreft een verbeterd rendement ketel van 180 kW (Remeha Gas 2000 VB). Deze ketel is niet weersafhankelijk gerege!d. Bij de rondgang viel op dat de uitvoertemperatuur 84 °C was en de retourtemperatuur 83
•c
bedroeg,
terwijl het buiten op dat moment niet koud was.
In de werkplaats staan drie CV ketels: twee keer een hoogrendement ketel van 45 kW en
18
een
keer een hoogrendement ketel van 69 kW (alledrie Remeha
BECO Groep
Rapportage Ener9ie- Efftciencyscan - Smink Afva lverwerking, aug ustus 2005
Quinta). Deze ketels bedienen de vloerverwarming en radiatoren. Ook de Multimaxx luchtverhitter in de wasplaats van 14 kW (Gea Happel) is aangesloten op de ketels. Afgezien van de drie ketels
in de werkplaats zijn er nog twee stoomcleaners op gas van 105 kW bij de wasplaats. 3.2.2
Gasbalans
Omdat niet bekend is hoeveel warmte de warmtekrachtinstallatie levert aan het kantoor, is het lastig te bepalen hoe de procentuele verdeling van het totale gasverbruik door de verschillende gebruikers er precies uit ziet. De verdeling in figuur 3.10 is D.a. gebaseerd op het vermogen van de verschil!ende gebruikersgroepen en geeft een indicatie voor het verbruik door de verschillende groepen. Flguur 3.10 Verdeling van het gasverbruik bij Smink Afvalverwerking
Verdeling gasverbruik
CV weeggebouw
CV kantoor
34%
St com cleaners wasstraat 16%
CV weri
'•
3.3
Dieselverbruik
Bij Smink Afvalverwerking zijn er een aantal verwerkingseenheden die gebruik maken van rode diesel voor de energievoor:ziening . Het belrefl rode diesel voor de volgende veniverkingseenheden
1. Fractiescheiding: De fractiescheiding draait vol!edig op een dieselgeneratO( (Genpower, ca. 450 kW). 2.
Groencompostering: Bij het composteren van groenafval wordt gewerkt met een omzetter die het afval wekelijks omzet. Daarnaast is er een trommelzeef die het groenafval afzeeft na 8 tot 1O we!< en
composteren. Beide machines gebruiken rode diesel.
3.
Puinbreker: De puinbreekinstallatie wordt volledig aangedreven door een dieseJgenerator (ca . 300 kW)
In 2004 is in totaal 223.826 liter diesel ingekocht. De kosten hiervoor bedroegen € 115,200,-. In 2003 lag de totale hoeveelheid ingekochte diesel 11% lager, 199.858 liter. Dit verschil in dieselverbruik kan deels verklaard warden door de hoeveelheid afvaf die verwerkt is door de verwerkingseenheden. In tabel 3.1 is het jaarlijl<se dieselverbruik gekoppeld aan de hoeveelheid BECO Groep
19
Rapportage Energie-Efficiency scan - Srnink Afvalverwerking, oiugustus 2005
verwerkt afval. Hieruit blijkt dat voor alle drie de verwerkingseenheden geldt dat het dieselverbruik per ton afval in 2004 exact gefijk is aan dat van 2003 . Het rendement van de installaties is derhafve gelijk gebleven. Tabel 3.1 Dleselverbruik per verwerkingseenheid, 2003 & 2004 Verbruiker
Hoeveelheid verwerkt afval (ton)
Fractieseheldlng
179.437
Puinbreksr
120.000
Groencornpostering
23.231
Dieselverbruik (liter per ton afvaf)
2004 194.660 124.000 22.713
2003
2003
2004
0,7
0,7
1, 1 0,5
1, 1 0,5
Figuur 3.11 geeft weer wat de verdeling is van het totale dieselverbruik over de verschiflende verbruikers. Hieruit blijkt dat de fractiescheiding ruim 60o/o van het totale dieselverbruik voor haar rekening neemt. Flguur 3.11 Verdeling diesetverbruik
Verdeting dieselverbruik 2004 Fl.Jinbre>.et • generator; 2.7%
Fractieschei<:ing generator. 62%
G-oenccrl'!)<)alering • ~etler:8 %
Gr oorico~sterin(l
•
tromretzecl; 3%
In figuur 3.12 is weergegeven hoeveel liter diesel er maandelijks ingekocht is gedurende 2003 en
2004. Uit deze figuur blijkt dat de maandelijks ingekochte hoeveelheid diesel sterk varieert. Deze schommefingen zullen onder andere samenhangen met de leveringsvoorwaarden. Onbekend is wat deze voorwaarden zijn: periodiek (weke!ijks) bijvullen van de tanks of voorraadvorming bij lage prijs (buffering van minirnaal 7.000 liter is mogelijk). Oaarnaast kunnen de schommefingen uit figuur 3.11 wellicht veroorzaakt worden door wijzigingen in de hoeveelheid afval die verwerkt wordt door
de
verwerkingseenheden.
Zo
is
de
fractiescheidingsinstaJlatie
wintermaanden niet in werking wanneer het vriest. 20
BECO Groep
bijvoorbeeld
in
de
Rapportage Energie-Efficiencyscan
Stnink Afvalverwer1dng, augustus 2005
Figuur 3.12 Maandelijkse hoeveethe!d ingekochte diesel, Z003 • 2004
lnkoop diesel 35.000
30.000 25.000
Z0.000
t
~
ti.000 -0,000
5:000
m 2003
8.460
14.086
2e.1eo
24.341
112004
24.009
17.863
'll.025
6930
23.000 12.763
t! 239
1'.l.790
'2.601
14.756
30.336
6.473
7.072
11054
1},752
11.1w
3tns
2s.m
2s.1v
1'.l.784
BECOGroep
21
Rapportage Energie-Efficiencyscan - Smink Afvalve1werking, augustus 2005
3.4
Totale energlebalans
In label 3.2 is het jaarlijks totale energieverbruik van Smink Afvalverwerking weergegeven, hierbij is tevens aangegeven hoeveel G!ga Joule dit betreft. Uit de gegevens blijkt dat meer dan de helft van het totale energieverbruik het dieselverbruik betreft. Tabol 3.1 Totaal encrgloverbrulk Smink Afvalverwerklng
Elektriclteit Gas Diesel
22
1.176.948 kWh
4.237
40.238 m3
1.415
223.826 liter
9.400
BECOGroop
Rapportage Energie-Efficien cyscan - Srni nk Afvalv erwerking, aug ustus 200fi
4
VERBETERMAATREGELEN
4.1
Reeds getroffen en onderzochte energiebesparingsmaatregelen
Bij Smink Afvalverwerking is al aandacht besteed aan het terugdringen van de energievraag. Ma<-Jtregelen die bijvoorbeeld zijn genomen, betreffen: •
Hoogfrequente verlichting met spiegeloptiek armaturen
•
Frequentieregelaars op ventilatoren en pompen {veel op de waterzuivering)
•
Benutting van stortgas in een warmtekrachtinstallatie. De warmtekrachtinstal!atie produceert duurzame elektrlciteit en warmte. De warmte word! gebruikt voor verwarming van de biologie van de waterzuivering en voor verwarming van het kantoorgebouw.
.!
•
Weersafhankelijke regeling van de CV ketels in het kantoorgebouw .
•
Het koelen van het kantoorgebouw via topkoeling Gebruik van energiezuiniger methoden als windshifters en sterzeven voor het sorteren van de afvalstromen in de sorteerinrichting.
4.2
Nog te treffen energiebesparingsmaatregelen
Toch zijn er ook nog aanvu!\ende energiebesparende maatregelen mogelijk. Oeze warden in de volgende paragrafen beschreven . Hierbij is voor de diverse maatregelen de volgende onderverdeling gehanteerd: 4.2.1 Elektriciteit; 4.2.2 Aardgas;
4.2.3 4.2.4
Diesel; Diversen.
Er is onderscheid in verschi!lende type maatregelen: Good-houskeeping maatrege!en (GHK =Good House Keeping, direct uitvoeren); Direct in te voeren maatregelen (MDI
= Maatregel Direct !nvoerbaar,
algemeen
toepasbaar en terugverdientijd momentee! < 5 jaar); Maatregelen te nemen op een natuurlijk investeringsmoment (bij vervanging en I of aanschaf, renovatie) (BVV
=Bij VerVanging of natuurlijk investeringsmoment);
De maatregel vergt nader onderzoek (NO= Nader Onderzoek). Voor het berekenen van de econornische besparing is gerekend met: •
een gemiddeld tarief van 6,75 €ct I kWh (variabele kosten van levering en transport, inclusief
•
een gemiddetd tarief van 35.4 €ct I m gas (variabele kosten van levering en transport, inclusief
•
een gemiddeld tarief van 49,75 €ct I liter diesel (prijs voor
REB, gebaseerd op een verhouding piek- en daltarief van 59% om 41 %). 3
REB}
een
liter diesel op 15-12-2004
volgens grootboekrekeningoverzicht)
BECO Groep
23
Rapp ortage Energie-Efficiencyscari - Sm[nk Afvalverwerking, augustus 2005
4.2.1
Elektriciteit
GHK: Beluchtingsbanen groencompostering afsluiten indien niet in gebruik Voor het composteerproces
van
het groenafvaJ is het van belang dat het groenafval belucht wordt.
Het beluchtingsysteem dat in de composteervloer is gei'ntegreerd, bestaat uit verschillende beluchtingsbanen. Het be!uchten vindt plaats in een cyclus van een uur: 30 rninuten aan, 30 minuten uit. 's Avonds is de beluchting uit. Niet alle beJuchtingsbanen zijn altijd in gebruik voor het composteerproces, d.w.z. dat delen van de composteringsvloer vrij zijn van groenafval. Tijdens de rondgang werden dergelijke lege beluchtingsbanen wel belucht. Aangegeven werd dat dit onder andere gebeurt om de beluchtingsopeningen in de composteervloer schoon te blazen. Deze openingen kunnen immers verstopt raken met resten groenafval. De indruk bestaat dat het verwijderen van deze resten uit de beluchtingsopeningen op deze manier (met de !age beluchttngsdruk) relatief veel energie kost. Het is het overwegen waard om de beluchtingsbanen die niet in gebruik zijn af te sluiten. Hiervoor kunnen de afsluiters gebruikt warden die per beluchtingsbaan aanwezig zijn. De resten groenafval kan men in dat geval beter wegvegen.
Milieuwinst
Het dichtzetten van de beluchtingsbaneri die niel in gebruik zijn heeft tot gevolg dat de ventilatoren van het beluchtingssysteem minder elektricltelt verbruiken. Bij een besparing van 10% op het elektriciteilsverbruik door de ventilatoren wordt er jaarlijks ca. 7.200 kWh bespaard.
Financiele besparing
Een vermindering van het jaarlijkse eJektriciteitsverbruik met 7.200 kWh bespaart jaarfijks ca. € 500,-
lnvestering
Geen investering in materiaat, alleen manuren voor het afsluiten en schoonvegen van de beluchtingsbanen.
Terugverdientijd Uaar)
Direct
Toepasbaarheid
Bij beluchtingsbanen die open staan teiwijl er geen groenafval op ligt.
BVV; Toepassen van soft-starters voor motoren Het hoofddoel van een soft-starter is het beheerst laten starten van elektromotoren. Met behulp van een soft-starter start een motor rustig en beheerst. Dit reduceert startstromen en elimineert stroompieken, waardoor de levensduur van aangekoppelde machines verlengt. In plaats van de energie op een heel korte tijd te verbruiken (tot maximaal 10 seconden bij motoren tot 100kW) verlengen soft-starters de starttijd van motoren (tot maximaal 30 seconden bij motoren tot 100 kW). Ze beperken gedurende deze periode de benodlgde stroom en beschermen zo de motoren tijdens het opstarten. Door het gebruik van soft-starters is het mogelijk om een aantal machines belast te laten starten. Tijdens de relatief korte startperiode (30 seconden) wordt de stroom (en het vermogen) beperkt, maar wanneer gekeken wordt naar de basis voor alle tariefmetingen in de elektriciteit (15 minuten), wordt niet bespaard op de kwartlerpieken aangezien er evenveel energie nodig is om de motoren op te starten. Een soft-starter verlaagt dus de energiekosten niet, maar is vanuit het oogpunt van rationeet energieverbruik (kWh en kW) wel interessant omdat er minder sterke schomrnelingen zijn op het elektriciteitsnet (ook het intern elektriciteitsnet van een bedrijf). Omdat soft-starters de hoge startstromen en startkoppels reduceren, beperken ze tevens de
24
BECO Groep
Rap porta rJe Energie-EHic1encysc;:1n -·Smink Afva lvtmverking , augustus 2005
optredende
blindstroorn
en
de
slijtage
van
de
overbrenging en.
Dit
leidt
tot
minder
onderhoudskosten en minder oponthoud door stilstand.
Milieuwinst
Reductie van startstromen en stroompieken waardoor de levensduur van motoren erop vooruit aangezien.
Financiele besparing
Afhankelijk van de situatie
Toepasbaarheid
Bij elektromotoren
BVV: Toepassen van sterdriehoekscha.kelingen Met behu!p van sterdriehoekschakelingen kan piekverbruik door motoren vermeden worden. Sterdriehoekschake!ingen beperken de startstroom van de motor, waardoor die minder zwaar belast wordt. Het benodigde verbrulk (kWh) blijft echter hetzelfde waardoor de energiekosten hetzelfde blijven.
Milieuwinst
Reductie van het piekverbruik door motoren. Omvang van de energiebesparing is afhankelijk van de situatie.
F\nanclele besparing
Afllankelijk van de situatie
Toepasbaarheid
Bij efektrornotoren
NO/SW: Toepassen van condensatorbatterij Alie elektromotoren en alle andere wisselstroomapparaten die een magnetisch circuit bevatten, gebruiken twee vorrnen van energie: - werkelijk of reeel vermogen, dat a1s asvermogen naar buiten komt; - blindvermogen, dat alieen dient om het magnetisms in stand te houden. Het merendeel van industriele elektromotoren draait echter een groot deel van hun arbeidscyclus in nul- of deellast. De arbeidsfactor van deze motoren is slecht. Een slechte arbeidsfactor veroorzaakt extra spanningsverlies in kabels en kan tevens leiden tot onnodige hoge transportrekenlngen (boete). lndien de cos phi {arbeidsfactor) niet ideaal is, betekent dit dat de installatie - in verhouding tot het nuttige vermogen - tevens aardig wat inductief b!indvermogen opneemt. Het gebruik van een coodensatorbatterij biedt hiervoor een oplossing. Hoe beter de condensatorbatterij, hoe hoger cos phi. Er zal moeten worden bekeken of deze maatregel economisch haalbaar is. Andere alternatieven zijn het toepassen van phaseliners direct bij de betreffende vaak grotere motoren. Door verbetering van de cosinus phi verbeterd ook het rendement van het interne net en zal uiteindelijk ook op het normale stroomverbruik bespaard worden . BECOGroep
25
Rs.pportage Energie-Efficiencyscan - Smink Afvatverwerking, augustus 2005
... • t
---r-.
-.
•
••1 -rr~.:-
': . • .·:·,, •, • ' -·. _ ~-- .~·~- .. .'!
NOIBVV. To f!pas!ien van condensatorbatte.r ij ~· 1
,
#
:
Milieuwinst
Financiele besparing Toepasbaarheid
I
'
..
';
.'-..
;
l'
•~
!J
:.· _;....
,· •
•
' :.,
....
....
..• ,
·~ ~·
1
-
,.. •
... ..
• • • "'
, _ • .~, •
.~, • •~·..
~;.~.·,,
."';-~ ~
...
~. -.·-:._ r;· ,
.· ., ·' .•... " · · ~- ~ •. :.,. _.•. :-·- .,..·. ·• .f·' '~-
: .
-
#
•'
, "•
"'(..
::_
!;,·.,;~#_:;"Ii~~!)
Reductie van het blindvermogen.
Kostenbesparingen ten gevolge van het verkleinen van spanningsverliezen. Daarnaast kunnen boetes voor een hoog b!indvermogen voor'komen warden. Nader onderzoek nodig
BW: Toepassen van frequentieregefing Een groot deel van de efektrische energie wordt aangewend voor drijfkracht. Het kan voorkomen dat de motoren steeds op nominaal toerental draaien, terwijl de belasting geregeld wordt met behulp van een vol!ast/nullastregeling of met een smoorklepregeling. Het gevolg hiervan is een hoog energieverbruik en slijtage van de motor. Door gebruik te maken van frequentiegestuurde rege!ingen of toerentalrege/ingen, waarbij de snelheid van de motor gewijzigd wordt afhankelijk van de gevraagde belasting, wordt in veel gevallen een aanzienlijke energiebesparing gerealiseerd. Bovendien zorgen die regelaars voor een betere proceskwaliteit, verlengen _ze de levensduur van de motor en moet de motor minder vlug onderhouden warden. Bij Smink Afvalverwerking worden frequentieregelaars reed s op verschillende plekken toegepast. Het is aan te bevelen om na te gaan of er niet nog meer motoren zijn (zeven en windzifters in de sorteerhal) waarbij het zinvol is om een frequentferegelaar toe te passen.
Milleuwinst
Besparing op he! elektriciteitsverbruik door motoren.
Financiele besparing
Een vermindering van de energiekosten. Afhankeiijk van situatie
!nvestering
De meerkosten bi] vervanging van de motor zijn gelijk aan de meerlnvestering voor de frequentieregelaar. De kosten van een frequentieregelaar zijn alhankelijk van de complexltelt van de regaling en het regelbereik. De prijs is de afgeiopen jaren afgenomen. Bij een bereik onder 10 kW kost een freque ntieregeling ca. € 2.250,- tot € 5.500,·. Bij vem1ogens rorid 50 kW kost de frequentieregeling ' ongeveer € 18.0DO;- tot€ 22.500,-. Bij een verniogen boven 100 kW karl. d~ p~ijs tot boven € 45.000,- oplopen.
Terugverdientljd Oaar)
De terugverdientijd is ongeveer 2-5 jaar.
Toepasbaarheid
Afhankelijk van de motoren die hier geschikt voor zijn.
26
BECO Groep
f'{apportage Energie-Efficiencyscan - Smink Afvafverwerking, augus l us 2005
GHK: Licht uitschakelen bij voldoende daglicht intreding (sorteerhal + werkplaats) '
/
~-
Door verlichting uit te schakelen in ruimten waar voldoende
daglichtintreding is, kan warden bespaard op het energiegebruik.
De maatregel is direct invoerbaar en vereist geen investering. Tijdens de rondgang bleek dat zowel in de hal van de sorteerinrichting als in een dee! van de werkplaats de verlichting
onnodig
brandde.
In
beide
gevallen
was
er
voldoende
daglichtintreding via de lichtstraat in (de rand van) het dak .
. ·,:..·· ·: ::- ---_• .
--.--~.•-
.... •
, ....,.- ..
~-:
.:;·c•• ... •:·.:;,.:.. ~
~:-e-;;~-r--- fijlf' -P.'::·.,:~~·,;..>;p• · ,
..
..,_,.,._c·-·._ ..
·4i
.'G tflf;JL;J i?hr'lifts(
~-·~~· ~4:l~:t}~!:S.i Reductie van het e!ektriciteitsverbruik voor verlichting bij ruimten waar voldoende Milieuwinst
daglicht intreding is. Bij een besparing van 20% op het elektriclteitsverbruik voor verlichting in de werkplaats
Financiele besparing
en sorteerhat, bespaart men jaarlijks 6.000
kWh.
Een vermindering van het jaarlijkse elektriciteitsverbruik met 6.000 kWh bespaart jaarlljks
ca. € 400,·
lnvestering
Geen investering
Terugverdientijd Qaar)
Direct
Toepasbaarheid
Bij ruimten met voldoende daglichtintreding.
MDl/BW: Toepassen aanwezigheids/daglichtdetectie Ook technische maatregelen voorkornen dat verlichting onnodig brandt. Zo kan overwogen worden
om in ruimten waar voldoende daglicht binnentreedt daglichtdetectie toe te passen . Denk daamaast aan de installatie van aanwezigheidsdetectie in ruimten die niet continu bezet zijn zeals toiletten, magazijnruimtes, e.d .. ::7~; ... ~.'-:- .. , •.·.""'·•~-il .,,_; .. ·,._·, .... ;-. -r::, .. ;.i._-~~- ...~ --J..·-~~...f ~AY..r.;.r.·1!~~:-•. ~:-~T~~~ ~~:r~-~=J.o~~~~~··. . ·~~~~~t~~· ~MD~·VY-·.;T.0"".ee9,~~;emap1J· ·ezig!],el!f.f!rfa?J~l<{°!J,.tf!~t9 ~Lf£:;~~- · .:-.::#ii~~>:·~~(r~.'.::..'io. \ : -.:_~;~~-; ·~·~ "'~~- ~ ~.';.;t¥~~f...:~·., ~~:.~.fo.{.' !.:li~"5,._,, '""~f"' :i'::J..l.t~~~~fig. .$-;t;f-t4:,..:..; riik~lfr;.:'iif.~• .8ri!::~: =-~ ~.,.-~z.:>"-~1ti~~ ' 'IJ • !h-b.·t
Reductie van het elektriciteitsverbruik voor de verlichting van ruimten. Het toepassen van daglichtdetectie kan leiden tot besparingspercentages tot Milieuwinst
50o/o.
Voor het toepassen van aanwezigheidsdetectie is het bes parings potentiee! afhankelijk van het gebruikspatroon en varieert van 10% tot 90% op net e!ektriciteitsverbruik voor ver1ichting.
Financiele besparing
lnvestering
Terugverd1entijd Uaar)
Een vermindering
van het jaarlijkse elektriciteitsverbruik voor verlichting.
Besparingspercentage afhankelijk van toepassing. Dagiichtdetectie: Kosten afhankelijk van het type tussen € 15,· en€ 180,-. Aanwezigheidsdetectie: Afhankelijk van het type tussen € 15,- en€ 175,·. Terugve1dientijd 2-4 ja
BECO Groep
27
Rap portage Energie-Efficiencyscan - Smink Afvalverwe rking, augustus 2005
r.11:1l!s. w: ·roep1~~en• .~~nw'ezigh~~dsi'ci8'111chldelepti~ . •• .. ...·, ;"!..·:-• .., .. •• • • " ·~ ~-.:
~
Toepasbaarheid
~ ~·
I
,,. .#1
. ..t,
"-~·
•
~·
,;'
Daglichtdetectie: bij ruimten met voldoende daglichtintreding gedurende de werkdag Aanwezighefdsdeteclie: bij ruimten die niet contJnu bemant zijn
GHK/MD!: Minimalisatie van het gebruik van perslucht (werkplaats) Een aantal mogelijkheden om het gebruik van pe rslucht te minimaliseren zijn: -
voorkom onnodig verbruik (bv. schoonblazen); maak bij de toepassing van pneumatlsche machines gebruil< van onderdelen met een zo Jaag
mogelijke massa. Zware onderdelen vragen namelijk meer perslucht dan lichte onderdelen. Als er geen vraag is naar perslucht zal de compressor zo nu en dan draaien omdat er altijd perslucht verloren gaat door lekken. Op dergelijke momenten kan de compressor beter warden uitgeschakeld. Dit kan handmatig. Als blijkt dat de compressor regelmatig buiten bedrijfstijden aan blijft staan, is het rendabel de compressor aan te sluiten op een tijdschakelaar. Voor enkele specifieke persluchttoepassingen is een alternatief ontwikkeld dat geen perslucht verbf!.!ikt. Het besluit om deze alternatieven toe le passen wordt meestal om andere redenen genomen dan energiebesparing, bijvoorbeeld procestechnische eisen, of andere mllieu· aspecten. Beperking van persluchtverbruik is een gunstig bij-effect.
.
"""'~~~
~
•iZ.;;: Mifieuwinst
Perslucht is een dure vorm van energie. Van de loegevoegde hoeveelheid energie wordt 4% gebruikt voor het opbouwen van druk en 96% komt vrij als warmte. Er kan bespaard worden op het elektriciteitsverbruik.
Financiele besparing
De kosten van perslucht zijn situatieafhankelijk. Een veel gevonden waarde is 3 1, 13 cVNm . Voorkomen van onnodig gebruik verdient zich direct terug.
lnvestering
Geen
Terugverdienti}d uaar)
< 1 jaar
Toepasbaarheid
altijd
MDI: Lekbestrijding en systematisch onderhoud persluchtnet {werkplaats) Verminderen van lekkage van het persluchtnet kan een besparing opleveren want via lekken gaat vaak 10 tot 30% van de geproduceerde perslucht verloren. Metingen hebben aangetoond dat 3
compressorinstallaties met een capaciteit van 500 m per uur een gemiddeld lekverlies van 8% hebben. Bij installaties tot ~.000 m per uur is dat zelfs 12%. Dit zijn gemiddelden en beslist geen 3
maxima . Zelfs lekverliezen van 30% vormen geen uitzondering. Een goede lekbestrijding bestaat uit 3 delen, eerst het vaststellen van de lekverlie:z:en. Wanneer gedurende een periode geen lucht gebrulkt wordt, maar toch perslucht verloren gaat, betekend dit dat er lekken zijn. Vervolgens
28
BECOGroep
RapportafJe Energm-Efficiencyscan - Smink Aiva lver.verl
rnoeten deze lekken gelokaliseerd warden (eventueel audltief) en uiteindelijk gerepareerd. Om de lekken op te sporen is het interessant volgende zaken zeker na te kijken slangen, koppelingen, kleppen, afdichtingen in flensen. aansluitingen van filters en drogers. Lekkages kunnen worden
verminderd door de lekkages teri gevolge van ve roudering van slangen, inwendig aangetaste koppelingen, verroesten of versleten afsluiters etc. op te sporen en te verhelpen; de !ek dichtheid regelmatlg te controleren; agressieve en roestbevorderende oliewater vuilemulsie en vuii te verwljderen, waardoor afdichtingen minder snel poreus en bros worden en minder snel zullen slijten; de re!atieve vochtigheid van de perslucht voldoende te verlagen, zodat geen aantasting en roestvorming plaatsvindt en geen schurende roestdeeltjes in het systeem terecht komen . Naast lekken moet regelmatig nagekeken warden of de filters niet te vuil zijn om onnodlge drukval en bevuiflng van het leidingnet te voorkomen.
.
i' .~·'1! '~ - ·-~-.a ";o~_ . ,,,.~~'. '<~':]~-
r
~-0:c--l,,...::·~~·•.. ::;r.,~.""''ifi;.'/-••;';.\(L:.... ,~,.~~·-·"''i:f'ffe.~·'11 ~ ~"1:?~-.- ~~; ·p.;
"·MD/:/ :..~K _strlf L'Jrf.en?"s}stem.i!~s9)1_ .o:paet.:1f?JJ.r!.'lje ~1up1,trf~t .wJft..fiP,LM:-t~J~\'1~'{if~'.~~"f.i·'~~~~f!.:fi;{,, :: ·~· ;;~~; ··~-tu
· "....!.. . . ~:
"'"':..··~.·"§//._ :~ r~~\
• ..
._i-;.-__···' .~~-.~~· 1 ': ffl·'...l,,~·:~f1-t.·
''°}"'"1~'1."t·.#.~ ~. ~?'.'t_-.:~_:~·tWt.-~~..~~~·;· ~~ ~
.t:i
Milieuwinst
Een verminderd eleklriciteitsverbruik. De omvang van de besparing is afhankelijk van de mate waarin zich lekkages voordien in het persluchtnet.
Financiele besparing
Afhankelijk van omvang lekkages
lnvestering
Nihil, manuren
T erugverdientijd Gaar)
De besparing betaalt de extra exploitatiekosten af, < 1 jaar.
T oepas baarheid
Allijd
GHK: Kantoorapparatuur uitschakelen Door kantoorapparatuur die niet gebruikt wordt uit te schakelen, bespaart men energie. Ool< in de stand-by stand wordt nog steeds stroom verbruikt. Hierbij valt te denken aan computers, beeldschermen, printers, kopieerapparaten, e.d.
Voor Smink AfValve1VVerking geldt bijvoorbeeld
dat de computers aan het eind van de werkdag autornatisch ultgeschakeld warden, rnaar dat de beeldschermen van de computers in de stand-by stand blijven staan. Vla een elektronische nieuwsbrief kunnen bijvoorbeeld computergebruikers aangespoord het energieverbruik door kantoorapparatuur te beperken door de apparatuur uit te schakelen lndien deze niet in gebruil< is. Op een aantal apparaten zou de plaatsing van een tijdschakelklok overwogen kunnen worden, met name netwerkprinters e.d ..
Milieuwinst
Een verrninderd elektriciteitsverbruik. 10% besparing kornt jaarlijks overeen met ca. 1.400 kWh
Financiele besparing
Een besparing van 1.400 kWh komt overeen met ca.€ 100,·
lnvestering
Geen
Terugverdientijd (jaar)
Direct
Toepasbaarheid
Altijd
BECO Groep
29
Rappotioige Energie-Erliciencyscan -- Smink Afvalverwerking, augustus 2005
4.2.2
Aardgas
MDI: lsoleren afsluiters De afsluiters in de technische ruimte van het kantoor en de sorteerhaf zijn onge'isoleerd. Hierdoor gaat warmte verloren. In de technische ruirnten van het kantoor en de sorteerhal was het hierdoor behoorlijk warm. Door het isoleren van de afsluiters wordt de warmte uitstraling naar de omgeving verder beperkt. Op jaarbasis kan door isolatie van een afslulter circa 200 m3 aardgas bespaard warden.
Milieuwinst
Financi~le
besparing
Besparing op aardgasverbruik voor verwarmlng en warm tapwater: per afsluiter 200 m3 aardgas per jaar Besparing kosten aardgas:
€ 70,- per ge"isoleerde afslufter
lnvestering
Afsluiter isolatie: € 82,-
Terugverdfentijd Gaar)
2 jaar incl. montage
Toepasbaarheid
Bij ongeisoleerde afsluiters
BW: HR ketels bij vervanging VR ketels Niet alfe CV kete!s zijn HR ketels. Zowef in de technische ruimte in het kantoorgebouw als in de sorteerhaf is een VR ketel aanwezig. Zodra de YR ketels aan vervanging toe zijn, is het raadzaam ze te vervangen door HR ketels. Bii de overschakeling op HR ls de retourtemperatuur van het
water doorslaggevend voor het gebruiksrendement. Om het maximale rendement te halen, moet
de retourtemperatuur zo laag mogelijk zijn (bij. 70
•c
heen, 50 °C retour). Als dit niet goed wordt
ingesteld, condenseren de rookgassen niet en presteert de ketel niet beter dan een VR·ketel.
Milieuwinst
Financfele besparing
Afhankelijk van omvang gasbesparing.
lnvestering
Meerinvestering t.o.v. VR ketel
Terugverdientijd (jaar}
T oepasbaarheid
30
De meerinvesteringen in een HR-ketel Lo.v. een VR-ketel verdienen zlch in 2 tot 4 jaar terug .
Bij vervanging van een VR ketel
BECO Groep
naµportage Energio Efflciencysca n - Smink Aivafver. verking, augos tus 2005 0
MDl/BW: Optimalisatie !nregeling Er zijn
aanwijzingen
CV~systeem
dat het CV-systeem niet optimaal
is ingeregeld:
de
aanvoer-
en
retourtemperatuur van de CV ketel in de sorteerhal is nagenoeg ge!ijk (84 °C tegenover 83°C) en de schakelklok voor de CV ketels van het kantoorgebouw stond op wintertijd . Door het CV systeem beter in te regelen wordt bespaard op gasverbruik. Zo zorgt het waterzijdig inregelen van het CVsysteem ervoor dat de volumestromen (debieten) aangepast warden aan de warmtevraag in de
verwarmde ruimtes en aan de grootte van de radiatoren. Waterzijdig inrege!en betekent een goede instelling van de (thermostatische) radiaiorkranen, vostventielen, strangafsluiters en van de pompen. Door de ene radiator wat te 'knijpen' en bij de andere de doorstroming te bevorderen wordt ervoor gezorgd dat de warmte-afgifte in de diverse ruimtes in het gebouw gelijkmatig plaatsvindt. In principe is waterzijdig inregelen een eenrnalige actie, daarna hoeven de instellingen pas weer te worden gewijzigd wanneer aanpassingen aan het CV-systeem zijn doorgevoerd. In een aantal gevallen is het allereerst noodzakelijk aanpassingen aan het CV-systeem door te voeren (installatie van de voetventielen bijvoorbeeld omdat deze vaak niet aanwezig zijn). Verder is het
van
be!ang ervoor te zorgen dat regelingen zoals schakelklokken en de
weersafhankelijke regeling goed ingeste!d zijn . Bij de sorteerinrichting is geen weersafhankelijke regeling aanwezig. Het is raadzaam dE'.ze wel te overwegen.
Milieuwinst
Besparing op het gasverbruik. Waterzijdig inregelen voor diverse kantoor- en schoolgebouwen leidt doorgaans tot een besparing van ongeveer 10-15% op het gasverbruik. 10-15% kornt bij Smink Afvalverwerking overeen met4.000-6.000 m3•
Financiele besparing
10-15% besparing op het gasverbruik betekent jaarlijks een financiele besparing van€ 1.400,- tot€ 2.100,-
lnvestering
Kosten voor het waterzijdig inregelen plus kosten voor eventuele technische aanpassingen om de inregeling te kunnen optirnaliseren.
Terugverdientijd Gaar}
< 4 Jaar
Toepasbaarheid
In principe rnoeten alle CV-verwarmingssysternen goed ingeregeld worden:.· De terugverdientijd is voor een groat deel afhankelijk van de mate waarin technische aanpassingen moeten warden getroffen om de inregeling te kunnen optimaliseren;
4.2.3
Diesel
NO: Vervangen dieselgeneratoren voor elektra voorzlening De energievoof7.iening van de fractiescheidingsinstallatie en de pulnbreker bestaat uit dleselgeneratoren. Omdat een dieselgeneralor een relatief laag rendement heeft gaat veel energle verloren als warmle. Wanneer uitgegaan wordt van een bljna optimaal elektrisch rendement van de generator van 30%, dan kost een kWh die de generator produceert ca. € 0, 14 eurocent. Bij een gemiddeld kWh tarief van
31
Rap portage Energie-Erficiencyscan ·-Smink Afvatverwerking. augustus 2005
(energiebedrijf) betekent dlt dat jaarfijks ongeveer 50% op de kosten voor diesel bespaard kan worden bij vervanging van de generator voor een elektravoorziening. Voor de fractiescheiding komt di! neer op ca. € 35.000,- per jaar. Voor de puinbreker is dit ca € 15.000,~ per jaar. Het geld dat op deze manier vrijkomt, dient de investering voor het aanleggen van de elektravoorziening te bekostlgen. Het is onbekend hoe groat deze investering is. Hiervoor is het nodig om een inventarisatie te maken van de benodigde materialen en werkzaamheden (a.a. leggen kabels, plaatsen transformator). Daarnaast gaat het uitvoeren van deze maatregel gepaard met een behoorlijke energiebesparing 'binnen de poort'. Bij een rendernent van 30% van de generator komt het inkopen van elektriciteit, in plaats van eigen productie via de generator, overeen met een reductie van 70%. Een ingekod1te kWh is gelijk aan 3,6 MJ, terwijf de dieselgenerator 12 MJ diesel nodig heeft voor de productie van dezelfde kWh.
4.2.4
Diversen
MDI: Energiemonitoring Meten is weten. Monitoren van het elektrlciteits- en gasverbruik per verbruikersgroep is echter ook een preventiemaatregel, dit houdt in: het periodiek meten en registreren van gegevens om inzicht te verkrijgen in het energieverbruik. Met een goede registratie van het energieverbruik per verbruikersgroep is het mogelijk om jaren onderling te vergelijken, het effect van energiebesparingsmaatregelen te controleren en daar waar relevant processen op basis van die informatie te sturen. Het b!ijkt in de praktijk goed mogelijk om door middel van een verbeterd inzicht in het verloop van het energieverbruik een besparing van 3 a 5% op het verbruik te realiseren . Door het formuleren van 'efficiencyindicatoren' kunnen de verbruiken gerelateerd worden op een zo 'eerlijk' mogelijke vergelijkingsbasis. Voor de verwerkingseenheden geldt dat het verbruik kan warden gerelateerd aan het aantal ton afva! dat maandelijks verwerkt wordt. Andere mogelijkheden zijn het koppelen van het energieverbruik aan de omzet, verbruiken in het verleden. Met een dergelijke vergelijkingsbasis kan gecorrigeerd worden voor de krimp of groei van het bedrijf. Door deze gegevens te registreren en te monitoren, kunnen veranderingen in het verbruik be!er verklaard warden. Met de inzichten die hiermee verkregen worden kan gerichter gezocht worden naar verbeteropties om het energieverbruik terug te dringen. Aan monitoring van het energieverbruik mag op jaarbasis 3 tot 5% van de energiekosten warden besteed omdat dit gemiddeld genomen ook aan besparingen weer word! terugverdiend. Voor Smink Afvalverwerking betekent dat een bedrag van circa€ 4.100,- tot€ 6.800,- per jaar. Met dit bedrag kunnen kosten als de
tijdsbesteding
voor
energtebeheer
warden
betaald,
de
investeringskosten
energiebesparende maatregelen vallen hier niet onder. Een goede registratie en monitoring zorgen er at met al voor dat: a.
altijd inzicht is in het verbruik en de daarmee samenhangende kosten;
b.
op tijd abnormale afwijkingen geconstateerd warden;
c.
waar moge!ijk bijsturing in een vroegtijdig stadium plaats kan vinden;
d.
inzicht verkregen wordt in de effectiviteit van genornen energiebesparingsrnaatregelen;
e.
beter berekend kan worden wat het voordeel en rendement is van een te nemen
32
BECO Groep
van
Rapportane Energie-[fficiencyscsn -- Smink Afvalverw erl
energiebesparingsmaatreget, op basis van het aandeel van een (proces-)onderdeel in het totale energieverbruik. Monitoringsgegevens kunnen tevens gebruikt warden als inputcijfers voor de communicatie naar het bevoegde gezag. indien gewenst kan BECO meer informatie geven over de mogelijkheden die hel (online) energiemonitoringspakket Reus biedt voor Smink .Afvalverwerking. ,.
·~: ·
· A:w:... '" _:- i · ~i·'f.W· , ..
• · ..~;:)' . ...~ .,~~··
Reglstratie 1errmonitorlng ..._ · ... 7
·;,:·~~-..· ~~~\~· · ·~~ ...-...:•,_;.. •.•- .. ~.·.·!':· ,":
O
._
~
_::·f.;
~:... ~
_. ,. .. ...
~.:-:.,;:~~
..
. .•
··~~ -~ ~.,~ ·~"
. ·.'.; -··.~;J ;:~ :·..:~l.D-:-~~ ··flili'~~, .. "=';f.~~~'.:'~t:.'·'7~~~ 1
·' • __ _ • , ....w· -1····e.; -· ..\_ • _-.-_.... • .:r§t,l'i.,_... .,., ·nr~-- ,,,. , , U,'•, . : ;,. '\~:!~·:~ ·-'/:~-, l'! .\,'~~:.\~~:::...·c~"-~.:":/~~-~~:~~·7~i~~ ·~ti~
Betere aansturing en registratie leiden ertoe dat afwijkingen eerder in beeld zijn, Milieuwinst
waardoor bijsturing mogelijk is. Oil heeft bijna altijd direct posilief gevolg voor het energieverbruik per jaar. 'Melen en te Weten' levert in de praktijk ongeveer 3 - 5% besparing op.
Financiele besparing
lnvestering
Genoemde besparing kornt overeen met een kostemeductie van ongeveer € 4.100,- tot € 6.800,- euro per jaar.
Afhankelijk van de wijze waarop de monitoring wordl ingevuld. Maar veelal kan voor € 2.500,- tot€ 3.000,- de basis elektra- en gasmeters volledig online warden gemoni1ord.
Terugverdientljd Gaar)
n.v.t.
Toepasbaarheid
Altijd
BVV: Energie-efficiency als beslissingscriteria bij aankoop nieuwe apparatuur
Bij het ontwikkelen van nieuwe apparatuur wordt een laag energiegebruik steeds belangrijker. Het installeren van nieuwe apparatuur heeft dus vaak energiebesparingen tot gevolg. Door te onderzoeken hoeveel energie de huidige apparatuur gebruikt ten opzichte van nieuwe apparatuur, kan deze potentiele energiebesparing in bee!d warden gebracht. Bij de aanschaf van nieuwe apparatuur (vooral voor motoren die vele uren draaien) is het beiangrijl< dat hat energiegebruil< wordt meegenomen als
een van de beslissingscriteria.
BECO Groep
33
R.apportage Energie-Efficiencysc-.an - Smrnk Afvalverwerking, aL1gustus 2005
5
CONCLUSlES EN PLAN VAN AANPAK
5.1
Conclusies en Aanbevelingen
Tljdens de energiescan is een aantat mogelijkheden naar voren gekomen voor het redu c eren van het energieverbruik bij Smink Afvalverwerking. Het betreft onder andere good-housekeeping rnaatregelen en maatregelen met een korte terugverdientijd. Ook is aandacht geschonken aan m aatregelen met een langere terugverdientijd en I of die bij vervang ing van installaties interessant
zijn. Algemene conc!usie met betrekking tot het energieverbruik bij Smink is dat er door de aard van het proces geen hele grate mogelijkheden aanwezig zijn voor het verder verlagen van het en erg ieverbru ik. Belangrijk is om zich telkens wanneer vervangingsinvesteringen moeten warden gedaan te realiseren dat het natuurlijke moment vormt voor het kiezen van energiezuinig alternatief.
5.2
Plan van Aanpak
In de volgende tabel zijn de maatregelen weergegeven die in dit rapport besproken zijn. Bij de maatregelen is het besparingspotentiee! en terugverdientijd weergegeven. Niet bij alle maatregelen kan aangegeven worden hoe groot het besparingspotentieel exact is. Hiervoor is het nodig om situatie afhankelijke gegevens in kaart te brengen. De laatste kolom van de tabel kan Smink Afvalverwerktng zelf verder aanvuflen en waar nodig aanpassen in de digitale versie die aan het bedrijf wordt verstrekt
Maatregel
Financiele
En~rgiebesparlng
b_e~paring
[eenheid]/jr
€/jaar
Terug- ·, .. vercHentljd ."
.. Elektrlclteit GHK: Beluchtingsbanen groencompostering afsluiten indien niet in gebruik
BW: toepassen van softstarters voor motoren
BW: Toepassen van sterdriehoekschake!ingen
34
ca. 10% op verbruik ventilatoren = 7 .200
ca.€ 500,·
kWh/jaar Reductie energiegebruik als gevolg van geringer spanningsverlies Reductie energiegebruik als gevolg van geringer s panningsverlies
BECO Groep
direct
Rapportage Energie-Efliciencysr.an - Smink Afvafverwerking, augustus 2005
Financltile besparing
Energiebesparing
Maatregel
(eenheid]/jr
€/jaar
-
Te~g-
verdientijd
Planning
Reductie van het
NO/BW: Toepassen van condensatorbatterij
btindvermogen waardoor
Besparing op de
spanningsverliezen in
kosten van
het netwerk beperkt
elektriciteit.
word en.
BW : Toepassen van freq uentieregellng
-
GHK: Licht uitschakelen bij voldoonde daglicht intreding
Afhankelijk van de motor
Besparing OP de
waarop de maatregel wordt
kosten van elekl riciteit.
2-5 jaar
ca. € 400,- per jaar
direct
toegepast Besparing van 20% op riet elektriciteitsverbrulk voor verlichting in sorteerhal en werkplaats = 6.000 kWh OagHchtdetectie:
MPl/BW: Toepassen aanwezigheidsdetectie/ daglichtdetectie
tot 50% besparing Aanwezigheidsdetectle:
2- 4 jaar
afhankeiijk van gebruiker_spatroon 10 tot
90% GHK: Minimalisatie van he! gebruik van perslucht
Besparing op het < 1 jaar
elektriciteitsverbruik voor perslucht.
- -MDI: Onderhoud van het persluchtsysteem
GHK: Kantoorapparatuur uitschakelen
·-
Afhankelijk van aantal
< 1 j aar
lekkages in persluchtsysteem 10% bes paring op verbruik door kantoorapparatuur =
ca. € 100,- per jaar
direct
1.400 kWh
'
Aardgas
MD!: isoleren afsluiters
BW: HR ketels bij vervanging VR ketels
Jaarlijks 200 m3 aardgas
ca. € 70,- per
per afsluiter
afsluiter per jaar
2jaar
1 1% besparing op hat
2-4 jaar
gasverbrulk t.o.v. de vervangen VR ketel
MDI/SW; Optirnalisatie
10% tot 15% besparing op
inregeling CV systeem
gasverbruf!<:: CV systeem
BECOGroep
< 4 jaar
35
Rapportage Energie-Efficiencyscan - Smink Afvalverwerklng, augustus 2005
Maatregel
Financljjle bes paring
Energiebesparing [eenheid]/jr
€/jaar
Terugver.dientljd
Plarir:i~g
.
c
I ~
··;
;.. - i ..
Diesel
NO: Vervangen dieselgeneratoren voor elektravoorziening
70% energiebesparing 'binnen de poort" to.v. het
Puinbreker: €15.000,- per jaar
Afhankelijk van de investering In
huidige energieve?bruik door de generatoren.
Fractlescheiding: €35.000,- per jaar
het aanleggen van elektravoorzlening
Diversen MDI: Energiemonitoring SW: Energie efficiency als beslissingscriterium blj aankoop nieuwe apparatuur
" € 4.100,- tot
3 tot 5% op lotaal energieverbrulk
E 6.800,- per jaar.
Reductie van het energieverbruik door de opgestelde apparatuur
Afhankelijl< van apparatuur
Opgemerkt moet worden dat genoemde besparingen niel bij elkaar mogen worden opgeteld. lmmers de hoogte van de besparing rs vaak procentueel. Een dalend energieverbruik verlaagt dus ook de invloed van een besparingsmaatregel.
36
BECO Groep
.
'
,,
,.
.,
;I
.•. . ,r-:
~i=~·
..,._,
.•
..
...
,,
...·
..
Rapportago Energic-EfOciencyscan - Smink Afvalverwer1dng, augustus 2005
BIJLAGE 1: OVERZICHT ELEKTRICITEITSVERBRUIKERS
omschrijvlng
vermogcn (kW)
aantal
draaiuron
vcrbrulk (kWh)
sortecrlnrlchUng
zeven transportbanden wind2iners
15
5,50
8 2
3,00 30,00
2.210 2.210 2.210
2,20 5,12
2.210 2.210
1.10 22,00 22,00
1.685 2.600 2.860
5.50 5,50
360 120
1,65 0,75
8.760 104
3 3 11 7,5
8.760 8.760
3 1,6
3.285 3.285 8.760
draaisluls ver1ichtlng
127.628 37.128 92.820 2.431 10.176
groencomposterlng
·i
:I(I
ejector ventilator veld B ventilator veld A pomp rioolsysteem instanalie beregening
927 34.320 37.752 990 330
waterwlverlng POMPENWZ/1
lransfcrpomp hcl spoelpomp inOuent pomp biomassa voedings pomp anlt schulm pomp slib retour pomp
1 1
AW dompelpomp C3 dompelpomp permeaat pomp
7,5 0,1
chem pomp chem pomp chem pomp
0,1
0,1 0,1
chem pomp (anti schuim olie) blowor blower compressor luchtdroger venlilator proces rulmte warmtewlsselaar drleweg regelaar kastverwarmlng kastverwarming
22 45 1.5 1,7 0,79 1
0,12
1
0.12 0,036
verlichting (containers) verllchtlng (terrain) FO regetaar FO regetaar FO regefaar
365 365 365 1.460 8.760 8.760 6.760 8.760 8.760 8.760 4.380 4.380
39 13.140 13.140 57.816 39.420 4.928 2.628 39.420 18 18 18 73 96.360 315.360 6.570 7.446 3.460 263 263 106
0 0
3.285 4.380 8.760 8.760 8.760
394 0 0 0
0 0
8.760 8.760
0 0
0.1 0
FOregelaar FO regelaar
8.760 8.760
7.227
POMPENWZ/2
BECO Oroep
81
RapPortage Energie-Effic1encyscan. Smink Afvalverwerking, auguslus ?005
omschrijvlng
aantal
draaluren
vonno9on !kW)
slib relour pomp
s.s
ponneao I pomp cliempomp ctwmpomp
4 0,1
0.1 7,5 0,75
blower membranen afwlgunll blower kachel FOregelaar FO regelaar compressor monstername unit ver11chling
1 1
6
PU/NI.A B droogstof zoef afzulgonil verlichUn,g weegschaal
vorbniik (kWh)
8.760 8.760
24 090 17 520
52
3 0 32.850 3.285 4.380
8.760 8.760 4.380 8.760
2 0 0 4 0,35 0,036
8.760 8.760 8.760 3285
2
3.74'~
0 0 17.520 1.533 639 3.744
62 2
0,093 0,036
3.744 2.496 8.760
1,5 1, 1
8760 8.760 8.760
174
162
siorlgasht:11urtlng WKK
motorwaterpomp rookgaskoelerpomp lntcrkoclorpomp ventilator verwarmingspomp vcrwarmingspomp CVWZJ pomp CV l
o.ss 2.3 0.037
3 3
0,037
8.760 8.760 8.i'60 8.760 8.760 8.760
4 0,18
8.760 104
1.5 0,18
52 52 52 52
1
1, 1
1
0,55 0,81 0,81
1
rookgaskoelerpomp
8.760 8.760 8.760
6.570 4.818 2.409 10.074 162 13.140 13.140 4.818 2.409 3.548 3.548 162
Ontzwavelingslnstallatle
clrcutatiepomp slangenpomp blower chem pomp chem pomp onthardor
0,02 0.01
17.520 9 39 5 I 0
SOI
7,5 0,8
compressor monstemame unit condensaat pomp 1 condensaat pomp 2 condensaat pomp 3 condensaat pomp 4 compost filter
92
1.2 1 1 1
BECOCroep
1,2 1,2 1.2
8.760 8.760 12 12
32.850 3.504 7 7
12
I
12
7 118.754
Rappor1age Enorgle-Elficlencyscan - Smink Afvalverwerking. augustus 2005
ornschrijvlng
aantal
vormogen (kW)
draaluren
verbrulk (kWh)
stortplaats
TO TAAL TERREIN WATER boskalis transferpomp kastvenlilator pomp pomp pomp
2.2 0,02
2 4,4 1,7
2.080 8.760 1.040 8.760 876
2.288 88 1.040 19.272 745
4.380 8.760
241
GRONDWATERBEHEER 0,11
kastverwarmlng kastventilator
0,02 1,7 0,07
pomp kastverwarmlng kastverwarmlng
0,07 0,02 0,35 1,5
kastvenlilator monstemame unit dralnagepomp AW 5 drainagepomp AW 6
1.5 1,5 1,5 1,5
runoff pomp AW 5 runoff pomp AW 6 buffer AW 5&6 pomp
8.760 4.380 4.380 8.760 8.760 8.760 8.760 48
88 7.446 153 153
88 1.533 6.570 6.570
48 48
36 36 36
2.600 2.600 2.600
195 595 975
2.600 2.600 2.600 2.600 2.600
52 1.066
wcrkplaats
1,5 4,58
clrkelzaag bandschuurmachine compressor
7,5 0,4
luchtdroger stoomcleaner karcher 1295 beugelzaag lasappara!uur
8.2 3 54,6 1 0,8
slijpsteen kolomboormachine helbrug
3 15,6 2,2 2,2
bovenloopkraan pulafzuiging ultlaatgasarzuiging VERUCHTlNG type A
typeC type D
162 13 6
type G
2
type J type H
34 40
0,058 0,058 0,036 0,036 0,058 0,058
2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600
390
7.098 130 104 390 2.028 286 286 12.215 1.764 505 168 2.564 3.016
kantoor
KOEUNG LUCHTBEHANDEUNG (excl. 2+3) Dakvantlla1oren
1 2 4
30.0 2
750 2600 8700
5.625 2.600 4.350
VERLICHTING
BECOGroep
83
Rapportage cnergie-Etfic1cncyscan - Smink A!valverwerklng, augustus 2005
omschrljvlna kefder
;:rnnlal
vermo~on
(kW) 2.612 5,12 6,12 6,12 6,12
beganegrond 1e verdleplng 2e verd1ep1ng Je verdleping
dranlurcn 2.600 2.600 2.600 2.600 2.600
verbrulk {kWh~
3.056 14.321 14.321
0 716
KANTOORAPPARATUUR pc met kleurenmonitor printer kop1eerapparaten laxapparatuur
40
5
6.600 2.550 3.900 750
2
1.600
15 5
KEUKENAPPARATUUR koffie automaat vaatwasmachine koelkast diepvrieskist
305 462
LIFT
LUCHTBEHANDELING KEUKEN
1.0
J
BECOGroep
2.600
398 6.800 520
/'
Vogelverjaagplan
min Statusoverzicbt Datum eerste uitgifte DocUlllentnUITIIller Versie Exemplaren bij
1juni2001 N021 04 Gedeputeerde Staten Directie Smink Afvalverwerking B. V. Hoofd acceptatie/registratie Bedrijfsleider storten Terreinbeheerder KAM-coordinator
Betreft Auteur(s)
Maatregelen ter bestrij ding van overlast door vogels T. Simons/C.Bouwman
Pagina 1 van 17
Pagina 2 van 17
1
INLEIDING
Smink Afvalverwerking B.V. heeft per 23 januari 2001 een revisievergunning in het kader van de Wet Milieubeheer verkregen van Provincie Utrecht als vergunningverlener. In deze vergunning is in artikel 2.8.3 gesteld dat een plan dient te worden opgesteld met maatregelen ter verjaging van vogels. In dit vogelverjaagplan komen achtereenvolgens aan de orde: Het opstellen en toepassen van de vogel-telstaten met resultaten; Eigen ervaringen met overlast en bestrijden van vogels; Beknopt onderzoek bij collega stortbeheerders en resultaten; Preventieve en curatieve maatregelen; Bedrijfsmatige aspecten, inclusief globaal ingeschatte kosten; Conclusies en aanbevelingen.
Pagina 3 van 17
2
VOGELTELSTATEN
2.1 Opstellen vogeltelstaten (Wm-vergunning artikel 2.8.2) Er is in mei 2001 een in overleg met enkele terreinmedewerkers een voorlopige en na enkele proeftellingen een definitieve vogeltelstaat opgesteld met daarop aangegeven: datum; 3 tellocaties (stortfront, grondreiniging en grondbank); tijdstip; methode; door welke controleur de telling is uitgevoerd; aantal vogels en bijzonderheden. 2.2 Proeftellingen Er is een methode opgezet voor representatieve schatting van het aantal aanwezige vogels op een locatie. De KAM-coordinator heeft met 2 controleurs, die de tellingen gaan uitvoeren eerst een aantal tellingen samen uitgevoerd, om de methode van schattingen eenduidig te maken. De methode bleek te voldoen. Vervolgens hebben in de eerste (proef)periode van 4 weken de tellingen wekelijks plaatsgevonden, waarbij de controleurs gezamenlijk de tellingen hebben uitgevoerd, zodat in de toekomst eenduidigheid blijft in de schattingen op het moment dat zij alleen de tellingen gaan uitvoeren. Het aantal vogeltellingen werd afgebouwd naar een structurele frequentie van eens per twee weken volgens de vergunningvoorschriften, ingebed in een inspectieronde van de controleurs over het stortfront. Rcsultatcn 2.3 De eerste teIrmgen hebb en tot h eden de vo1gende resu taten opgebrac ht: Stortfront Datum/Locatie Grondreinbdn2 Grondbank 0 0 5 24 april 2001 (oroeftellin2) 5 20 0 02 mei 2001 20 0 5 09 mei 2001 20 10 0 16 mei 2001 50 *) 20 5 23 mei 2001 50 *) 50 0 30 mei 2001 *)met een groat aandeel aan (oever)zwaluwen Alie tellingen (de laatste vijf door 2 controleurs gezamenlijk) vinden plaats tussen 10.00 uur en 10.30 uur.
Pagina 4 van 17
3
ERVARIN GEN EN EEN BEKNOPT ONDERZOEK BIJ COLLEGA STORTBEHEERDERS
3.1 Het voorkomen van vogels in zijn algemeenheid Wanneer gesproken wordt over de aanwezigheid van vogels in de omgeving van de stortplaats van Smink Afvalverwerking B.V. dan praten we voomamelijk over meeuwen en incidenteel kraaien. Meeuwen foerageren en rusten voomamelijk op en rond de randmeren welke hemelsbreed op 5 kilometer afstand van de stortplaats liggen. Meeuwen komen in alle gebieden rond grotere wateroppervlakte veelvuldig voor, dus ook in de voornamelijk agrarische streek ten noorden van Amersfoort. Opgemerkt dient te worden dat "vogelvrij" krijgen van de locatie een illusie is met agrarische activiteiten en de randmeren in de nabijheid. Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor de aanwezigheid van vogels. Algemeen bekend is dat vogels een sterk ontwikkeld gezichtsvermogen hebben en hier blijkbaar gebruik van maken in hun speurtocht naar voedsel.
3.2 Ervaringen bij Smink met betrekking tot overlast van vogels Reden voor de aanwezigheid van vogels kunnen zijn a: voedsel vergaren, b rusten: en c: broeden. Bij Smink is van broedende meeuwen geen sprake. De verwerkte materialen op de stortplaats bevat geen tot zeer weinig voedsel maar kan wel reden zijn voor hun aanwezigheid. Veelal worden rustende vogels gesignaleerd. In het verleden zijn door Smink op verschillende locaties ervaringen opgedaan met de bestrijding van vogels, met name meeuwen. Daar waar meer organisch afval gestort werd, dat mogelijk aantrekkelijk zouden kunnen zijn voor vogels, zijn in eerste instantie met imitatie-roofvogels (vlieger) positieve ervaringen opgedaan. Ook boven de waterzuivering (WZI) met open influentbuffers, alwaar veel meeuwen rustten en de uitwerpselen van de meeuwen een Arbotechnisch gevaarlijke situatie creeerden en bovendien door de zuurwerking een eroderende werking begonnen te vertonen, konden de vogels worden weerhouden met een imitatievogel. Uiteindelijk zijn ook de buffertanks voorzien van rust-belemmeringen en zijn afgedekt. Hierna zijn geen vogels meer ter plekke geconstateerd.
3.3 Seizoensinvloeden Uit ervaring is gebleken dat in koude perioden met schaarste aan voedsel het aantal vogels in de omgeving toeneemt. Hierdoor is te verwachten dat het aantal vogels op en rond de stortplaats alleen gedurende de winterperiode een hogere frequentie vertoont. Indien er al extra aandacht moet worden besteed aan vermeende overlast door vogels, dan zal dat waarschijnlijk slechts gedurende enkele maanden per jaar zijn, waarbij voornamelijk vorst de graadmeter kan zijn.
3.4 Klachten bij Smink en Provincie Utrecht Zowel bij de firma Smink, als bij de milieuklachtentelefoon van de Provincie Utrecht zijn slechts sporadisch klachten binnengekomen over vogeloverlast; in het jaar 2000 is via de provincie slechts 1 maal melding gemaakt van vogeloverlast in het derde kwartaal en bij de firma Smink is geen melding binnengekomen (geregistreerd in het KAM-zorgsysteem van Smink). In het bovengenoemde geval is direct een visuele controle door Handhaving van de provincie uitgevoerd; er werden geen grote aantallen vogels aangetroffen. Verder is bekend dat bij hoorzittingen eventueel mogelijk te verwachten "overlast door vogels", door tegenstanders van (uitbreiding van) stortplaatsen als argument wordt aangevoerd. Pagina 5 van 17
Tot op heden, is geen structurele overlast door vogels aangetroffen en is derhalve geen reden geweest in het verleden om maatregelen te treffen ter verjaging van vogels.
3.5 Enquete bij collega stortbeheerders Bij verschillende collegae is een beknopte, telefonische enquete gehouden om te analyseren welke ervaringen andere stortplaatsen hebben met overlast door en bestrijding van vogels: Derde Merwedehaven (PROAV): voorheen is vogeloverlast geconstateerd toen (veelvuldig) brandbaar afval, lees huishoudelijk afval , werd gestort. Sinds 2 jaren wordt ter preventie van overlast door stank en vogels, geen huishoudelijk afval meer gestort en is de overlast door vogels verdwenen. De provincie Zuid-Holland heeft geen verdere maatregelen meer geeist; Nauema (Afvalzorg): overlast door vogels komt weinig voor, aangezien geen organisch afval wordt geaccepteerd, tenzij bij uitzondering. Eventueel te nemen maatregelen zijn uitbesteed aan de gemeente in het kader van ongediertebestrijding. Tot op heden zijn nooit maatregelen nodig geacht. Zeeland (OLAZ): Verjagen van vogels is hier niet toegestaan. De vogels geven op de stortplaats zelf geen overlast. Rondvliegende vogels in de omgeving doen dat wel. Andere collegae kennen het probleem niet of liggen niet in bebouwde omgeving (zoals de VBM).
Pagina 6 van 17
4
MOGELIJKE MAATREGELEN
Naast het nemen van geen maatregelen (nulsituatie), zijn in het algemeen slechts twee groepen van maatregelen te noemen: de preventieve en de curatieve maatregelen.
4.1 Nulsituatie tot 2001 Tot 2001 waren er slechts sporadisch meldingen van overlast door vogels. De oude situatie gaf dan ook geen aanleiding om preventieve noch curatieve maatregelen te nemen ter verjaging van vogels. Er was dan ook geen enkele noodzaak voor het uitvoeren en bijhouden van vogeltellingen. 4.2 Nut-plus situatie per 2001 Vanaf het moment dat het KAM-zorgsysteem in het kader van IS0-14001 werd gelmplementeerd, zijn en worden nog steeds alle (milieu)klachten structureel intern geregistreerd door de KAMcoordinator. Tevens wordt structureel vanaf 1april2001 volgens de Wm-vergunning een visuele controle van de situatie middels tellingen (schatting) en meldingen hiervan in het kwaliteitssysteem. Intern wordt de situatie per kwartaal geevalueerd en gerapporteerd in notulen van het KAM-overleg met de directie. Jaarlijks zullen de resultaten van de tellingen worden gemeld aan bevoegd gezag. 4.3
Mogelijke preventieve maatregelen
4.3.1 Stortplaats Om te voorkomen dat er vogels aangetrokken worden op en de stortplaats, zijn 2 typen van maatregelen in de preventieve zin mogelijk: 1. Het uberhaupt niet accepteren van voor vogels aantrekkelijk afval, zijnde organisch bedrijfsafval van voedings- en genotmiddelenindustrie en huishoudelijk afval (nonacceptatie). Deze stoffen zijn zichtbaar "eetbaar". Opgemerkt dient te worden dat de stortplaats genoemd afval, en daarmee ook "eetbaar" afval, niet accepteert; 2. Gericht controleren op "eetbaar afval" in mogelijk te storten partijen, verontreinigd met organische afvalstoffen. Het afval dient vervolgens direct te worden ondergeschoven en afgedekt in het stortfront. 4.3.2 Overige plaatsen Zoals gemeld zijn reeds preventieve maatregelen getroffen bij de waterzuivering middels bet afdekken van de (afval)waterbuffers en aanbrengen van rustbelemmeringen. 4.4 Curatieve maatregelen Ervan uitgaande dat de overlast alleen wordt veroorzaakt tijdens de exploitatie van de stortplaats en niet tijdens de (deel)nazorg van de dezelfde stortplaats, zijn mogelijke maatregelen te benoemen, die tevens de dagelijkse exploitatie niet in negatieve zin zullen en mogen belnvloeden. Indien bovengenoemde preventieve maatregelen (paragraaf 4.3) niet tot het gewenste resultaat leiden, kunnen de volgende maatregelen worden overwogen: a) het in de lucht laten zweven van imitatieroofvogels in de vorm van vliegers ter nabootsing van de aanwezigheid van roofvogels; b) het periodiek opstellen van geluidsapparatuur ter nabootsing van het geroep van en daarmee de aanwezigheid van roofvogels; c) idem, maar dan met angstkreten van o.a. meeuwen ter aanduiding van gevaar; d) het periodiek opstellen van geluidskanonnen, die op onregelmatige tijdstippen een voor vogels angstaanjagend geluid laten horen; Pagina 7 van 17
e) het periodiek laten bejagen van meeuwen door professionele valkeniers met torenvalken of ander roofvogels; f) het periodiek laten najagen van meeuwen door professionele herders met kooikershonden; g) het periodiek laten bejagen door professionele jagers met vergunning van de KNJV binnen de grenzen van de Jachtwet voor het afschieten van vogels die overlast veroorzaken; h) het opstellen van vangkooien en vervolgens afvoeren van gevangen vogels, zodat de grootte van de populatie onder controle kan worden gehouden; i) het aanbrengen van lijnen in een ruitvorm op reeds in de nazorg zijnde delen (en dus volledig afgedekte delen van) de stortplaats, zodat vogels aldaar het foerageren wordt bemoeilijkt; j) het aanbrengen van netten op palen op afgedekte delen van de stortplaats, zodat vogels aldaar geheel niet kunnen landen om te foerageren. Combinatie van genoemde maatregelen.
Pagina 8 van 17
5
BEDRIJFSASPECTEN EN KOSTEN PER MAATREGEL
In onderhavig hoofdstukken worden alle genoemde maatregelen beschouwd op nut en noodzaak en kostenaspecten, waama de conclusies worden weergegeven voor de toekomst.
5.1 Nul-plus situatie Anno 2001 is een werkzaam document ontwikkeld voor het doen van tellingen middels schattingen op drie locaties binnen de inrichting van Smink. Het uitgangspunt voor het concept is geweest: dat de lay out van het telformulier praktisch en eenvoudig moest worden; dat het concept begrijpelijk is voor nu en later en voor alle medewerkers; het systeem goed te volgen, te evalueren en te handhaven is; de dagelijkse werkzaamheden niet verstoort; dat het kosteneffectief is. Naar schatting hebben de ontwikkelkosten voor het telformulier, het archief-, volg- en handhavingssysteem, alsmede de proefperiode van vier weken ongeveer f 5.000,- gekost met inbegrip van een check door een exteme deskundige. De operationele kosten in de toekomst zullen enkele duizenden guldens per jaar bedragen, merendeel in natura door te maken uren voor tellen, archiveren, evalueren en vergaderen, melden aan bevoegd gezag etcetera. Naar inschatting van de firma Smink is met het onderhavig systeem aan de bovengenoemde randvoorwaarden voldaan.
5.2
Kosten preventieve maatregelen:
5.2.1 Non-acceptatie van organische afvalstoffen Non-acceptatie van mogelijk voor vogels aantrekkelijke monostromen zoals vetafval, beddingafval, afval uit de voedings- en genotmiddelenindustrie en communaal zuiveringsslib geeft een helder beeld met betrekking tot de kosten. Dit betekent direct een omzetderving voor Smink van circa fl. 80.000,- tot fl. 100.000,- op jaarbasis bij een gemiddeld storttarief van fl. 100,per ton. Echter, er zullen problemen ontstaan in de keten van afvalverwerking en mogelijk onnodig hoge kosteneffecten doordat: Mengstromen en bedrijfsafval dat incidenteel verontreinigd is met huishoudelijk afval ter discussie komen te staan. Het betreft hier mengvrachten en brandbaar bedrijfsafval in een ordegrootte van circa 6.000 tot 7 .000 ton op jaarbasis; Deze afvalstromen alleen dan nog tegen zeer hoge, maatschappelijk haast onaanvaardbare kosten moeten worden gedestrueerd of indien mogelijk verbrand in reeds overvolle AVI' s. Voor Smink betekent dit een omzetderving van circa fl. 600.000,- tot fl. 700.000,- op jaarbasis bij een gemiddeld storttarief van fl. 100,- per ton.
5.2.2 Controle op "eetbaar afval" en direct afdekken Deze maatregel veroorzaakt geen extra kosten, immers, strikte controle van al het aangeboden afval vindt reeds plaats en wordt afval structureel afgedekt.
Pagina 9 van 17
In de acceptatievoorwaarden van de stortplaats wordt specifiek beschreven dat vlees- en/of visafval, slachtafval en huishoudelijk afval niet mogen worden aangeboden en niet worden geaccepteerd. Conform de milieuvergunning is er een strenge controle op deze regels. Als vast onderdeel van de bedrijfsvoering vindt direct onderschuiven en afdekken van afval plaats. 5.3 Kosten curatieve maatregelen Kosten van de maatregelen zijn sterk afhankelijk van de situatie en de resultaten en er zijn daarom geen eenduidige bedragen bekend. In de onderstaande tabel is na een schatting gekomen tot een indicatie voor de kosten van mogelijke maatregelen. Tabel 5.1
Kostenmatrix
Maatregel
Aanschaf I huur
Operatiekosten
Frequentie van de maatregel I Aanwezigheid
Duur van de maatregel
Per jaar
Imitatieroofvogels Geluid van roofvogels Geluid van angstige vogels Geluidskanon
5 vogels a {200 per jaar
Kostenin dicatie) Laag= ++ Hoog = --
f30 per week
Permanent
50 weken
f 2.500
++
Geluidswagen
2-10 uurper week 2-10 uur per week Dagelijks
20 weken
f 5.000/25.000 f 5.000f25.000 /10.000
+
2-10 uur per week 2-10 uur per week 2-10 uur per week
20weken
--
f90 per dag
Permanent
20 weken
f 8.800144.000 f 8.000J40.000 f 8.000]40.000 /10.500
f90 per dag
Permanent
20 weken
f 11.000
-
f90 per dag
Permanent
20 weken
/12.000
-
Bejagen met valkeniers Najagen met herdershonden Bejagen door KNJV-jagers Vangkooien Lijnen Netten
a_{120 per uur Geluidswagen
af 120 per uur Huurkanon _{200 per week
f60 per dag Valkenier ]220 peruur /200peruur /200 peruur
Aanschaf kooien fl .500 Aanschaf lijnen _f2.000 Aanschaf netten /3.000
Pagina 10 van 17
20 weken 20 weken
20 weken 20 weken
+ 0
---
-
6
BEOORDELING VAN MAATREGELEN VOOR VERJAGING VAN VOGELS
Gekozen is voor een beoordeling waarin de te verwachten effectiviteit van de maatregel, de invloed op de omgeving en op de werkzaamheden beschreven en een kostenindicatie vergeleken kan worden.
.
Tab e161 B eoord etin~gsma·t n.x Effectiviteit Invloed op Maatregel/ omgeving Beoordelingsaspect Klein=++ Groot=++ Klein= -Groot= -+ Imitatie++ roofvogels 0 Geluid van roofvogels
Invloed op werkzaambed en Klein=++ Groot= -+
Algemene Kosten (investering opmerkingen + operaties) " Laag=++ Hoog = -Geen effect bij ++
+
+
Geluid van ane:stie.e voe.els Geluidskanon
+
-
+
+
+
--
-
0
Bejagen met valkeniers
+
+
-
--
Najagen met herdershonden Bejagen door KNJV-iae.ers Vangkooien
+
++
-
+
-
-
Lijnen Netten
windstilte Geeft geluidsoverlast
TOTAAL OORDEEL
++++++
01+ ++
--
Geeft geluidsoverlast Geeft veel geluidsoverlast Alleen effectief tijdens aanwezigheid Idem
-
--
Idem
- - -- -
++
0
-
0
-
++
--
-
-
++
--
-
Tevens afvoer naar Ijsselmeer Op stortfront niet aan te brengen Op stortfront niet aan te brengen
Pagina 11 van 17
01+
0
---
7
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In hetgeen is beschreven in hoofdstukken 4, 5 en 6 zijn in dit hoofdstuk de conclusies en aanbevelingen beschreven, ingedeeld in een Algemeen deel (par. 7 .1 ), een Preventief deel (par. 7 .2) en een Curatief deel (par. 7 .3).
7.1 Algemeen In de jaren 2000 en 2001 zijn meerdere maatregelen getroffen ter voorkoming van overlast in de omgeving en voor overlast door vogels in het bijzonder en het in kaart brengen van aantallen. Het betreft hier: het alert zijn op vrachten die aantrekkelijk kunnen zijn voor vogels, die ofwel telefonisch reeds worden geweigerd (of eventueel aan de poort), dan wel snel en effectiefworden verwerkt door middel van bet afdekken van bet afval; influentbuffers effectief onaantrekkelijk maken voor vogels d.rn.v. afdekken, rustbelemmeringen en een imitatievogel; bet structureel meten van aantallen vogels. De huidige tellingen tonen aan dat er geen grote aantallen vogels voorkornen en derhalve geen structurele overlast veroorzaken voor de omgeving. Dit blijkt ook uit de weinige klachten ( 1 in bet jaar 2000), die bij de Milieuklachtentelefoon van de provincie Utrecht en bij Smink binnenkomen. Aanbeveling Het is aan te bevelen om de huidige situatie vooralsnog te laten voortbestaan en parallel te blijven meten op aantallen vogels om in de toekomst het effect van eventuele maatregelen te kunnen evalueren.
7 .2 Prcvcnticf Van de genoemde preventieve maatregelen kan worden gesteld dat het weren van organische afvalmonostromen effectief kan zijn, immers deze zijn: goed definieerbaar en; geven vermoedelijk de grootste overlast aan geur en; mogelijk lokaas voor vogels. Echter, non-acceptatie betekent voor deze afvalstromen: grotere maatschappelijke kosten; verwerkingsproblemen voor onderhavige afvalstromen; niet geringe omzetderving voor de firma Smink. Aanbeveling Het weren van mengstromen met (licht)verontreinigde, organische afvalstromen zijn uit bedrijfseconomische en uit effectiviteitsoverwegingen, zowel voor het weren van vogels als voor het inzetten van altematieve verwerkingsmogelijkheden, niet aanvaardbaar. Een stortplaats zal ook in de toekomst altijd enigszins last blijven bezorgen; met elkaar dient te worden vastgesteld wanneer "last" "overlast" wordt en wanneer vervolgens effectieve maatregelen moeten worden genomen. Indien op termijn alsnog maatregelen moeten worden genomen om vogels te weren, dient naast een effectiviteitsanalyse tevens een bedrijfseconomische afweging te warden gernaakt. Immers, curatieve maatregelen kunnen duurder uitpakken dan het weren van deze afvalstromen.
Pagina 12 van 17
7.3 Curatief Indien verjagen wenselijk is dan geeft tabel 5.1 een volgende rangorde in curatieve maatregelen: 1. de inzet van imitatie roofvogels; 2. het nabootsen van het geluid van angstige vogels 3. bejagen met valkenier; 4. het nabootsen van het geluid van roofvogels. De andere genoemde maatregelen zijn voor de stortplaats lastig tot niet geschikt, omdat: sommige maatregelen niet aan te brengen zijn op de meest kwetsbare delen van een stortplaats, zoals de lijnen en netten; de ene overlast door aanwezigheid van vogels, wordt vervangen door een andere overlast, zoals geluid door geluidskanonnen of jachtgeweren; in de praktijk gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, doordat vrachtwagens en compactors in aanraking kunnen komen metjagers ofherdershonden. Ben combinatie van maatregelen zal zeer waarschijnlijk een positieve uitwerking op de effectiviteit hebben en ligt daarom voor de hand. De resultaten uit de gevoerde beoordeling berusten echter voor een groot deel op aannames en schattingen en op voorhand een uitspraak doen over resultaten van combinaties is daarmee uiteraard niet gerechtvaardigd. Verjagen van vogels van de stortplaats kan effect hebben op overlast van vogels in de omgeving.
Aanbeveling Indien op termijn maatregelen ter verjaging moeten worden getroffen, kan een proefmet imitatie roofvogels (vliegers) als eerste maatregel worden overwogen. Als de resultaten niet aan de verwachtingen voldoen dienen vervolgens de andere maatregelen en combinaties van maatregelen te worden toegepast waama onderzocht op bedrijfseconomisch en geanalyseerd op effectiviteit kan plaatsvinden.
Pagina 13 van 17
Pagina 14 van 17
BIJLAGE 1
I
CODE: F045 VERSIE: 01
Vog,eltelling DATUM:
TEWNG UITGEVO.ERD DOOR: LOCATIE
STORTFRONT
TIJDSTIP:
0
AANTAL VOGELS:
5
I
10
I
20
I
50
I
100
I
200
I
500
I >500 I
5
I
10
I
20
I
50
I
100
1 200
I
500
I >soo I
5
I
10
I
20
I
50
I
100
I
I
500
l
SCHATT/NG
M ETHODE:
LOCATIE
I
GRONDREINIGING I
C3
TIJDSTIP :
0
AANTAL VOGELS:
SCHATT/NG
ME THODE:
LOCATlE
I
GRONDBANK
TIJDSTIP : AANTAL VOGELS: METHODE:
0
I
SCHA TT/NG
BIJZONDERHEDEN
Pagina 15 van 17
200
>500
I
Pagina 16 van I 7
Code: Versie:
WERK INSTRUCTIE Opgesteld door: C. Bouwman Opgesteld voor: Terreinacceptant
0023
01
nr.: i048 -2 Datum: 1 december 2001 Paraaf:
Betreft:
Vogels tellen
Frequentie: 2-Wekelijks wordt op woensdag de op het terrein aanwezige vogels geteld om 10:00 - 11 :00 uur. Tellen op een ander tijdstip in overleg Vogeltellocaties: Op de volgende locaties dienen minimaal vogels geteld te warden: 1: stortfront 2: gronddepots bij de Grondreinigingsinstallatie (compartiment C3) 3: gronddepots bij de Grondbank (ten westen van de hal) Registratie: Gebruik het formulier "Vogeltelling" (F045) voor registratie van de telling. Archiveer het formulier in het milieulogboek. Methode: Voorlopig zal door Smink door middel van schattingen het aantal vogels worden geteld. Op het bijgevoegde telformulier dient te warden aangegeven welke methode gebruikt is. Wm-vergunnig: voorschrift 2.8.2 (Wm-vergunning aug.2000) Telling op locatie door middel van schatting
•!• Begeef je naar de tel-locatie, zodanig dat een eerlijke waarneming mogelijk is (goed zicht maar voldoende afstand). Noteer de locatie op het formulier. •!• Tel het aantal vogels dat vanaf de tel-locatie zichtbaar is middels schatting en noteer dit op het tel-formulier. nb. Schatting: 0 - 5 - 10 - 20 - 50 - 100 - 200 - 500 - >500 stuks
Pagina 17 van 17
(
min
SMINK AFVALVERWERKING
B.V.
Statusoverzicht Datum uitgifte
juni 2007
Documentnummer
N003
Versie
07
Betreft
Bedrijfsnoodplan Smink Afvalverwerking B.V.
Exemplaren bij
zie distributielijst
Auteur(s) Samenvatting
C.Bouwman
@
S'°m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
VALVERWERKING
Bedrijfsnoodplan Smink Afvalverwerkina B.V. DISTRIBUTIE Organisatie van SMINK AFVALVERWERKING B.V.: D.A.J. Story (directie) C .v. Berke! (bedrijfsleiding) M.A. van Oriel (terreinbeheer) W. Stevens (Acceptatie/Registratie) C.J.T. Bouwman (KAM-coordinatie) P. Jakub (waterzuiveringsinstallatie/stortgasinstallatie) G. van Ginkel (uitvoerder groencompostering) L.Tak (chef werkp!aats) Kantoor sorteerinstallatie weegbrug. Organisatie van SMINK BEHEER B.V. J.R. van Veen (directie SMINK BEHEER B.V., terrain, werkplaats) Organisatie van SMINK HANDELS- EN AANNEMINGSBEDRIJF B.V.: H.Wagensveld (directie) J.M. Schoonderbeek (uitvoering/planning) Bedrijfshulpverleners Receptie lnstallatie Smink-Boskalis Dolman v.o.f. Bevoegd gezag Provincie Utrecht, Bureau Handhaving van de Dienst Water en Milieu 'v'Vaterschap Vallei & Eem, Bureau Handhaving Andere organisaties Brandweer Amersfoort Arbodienst ArboUnie INHOUDSOPGAVE
biz.
Distributie lnhoudsopgave 1 lnleiding 2 Definities 3 Opzet van het bedrijfsnoodplan 4 Bedrijfsnoodorganisatie 4 .1 Taakverdeling 4 .2 Crisisteam 4 .3 Communicatiecentrum 4.4 Communicatiemiddelen 4 .5 Blusmiddelen 5 Uitvoering 6 Referenties Bijlagen: Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: Organogram SMINKAFVALVERWERKING B.V. 2: Telefoonlijst I Lijst met EHBO'ers en Bedrijfshulpverleners 3: Plattegrond terrein/gebouwen SMINK AFVALVERWERKING B.V. 4: Plakkaat 'Watte doen bij calamiteiten" (fase 1) 5: Scenario's bij voorziene calamiteiten 6: Scenario's bij onvoorziene calamiteiten
Paoina 2 van 44
B.V.
c
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S"m1nfG:vALVERWERKING
B.V.
1. lnleiding
Het noodplan is opgesteld ten behoeve van de hele inrichting. Het gaat om de maatregelen die getroffen moeten worden om in geval van een noodsituatie de gevolgen en de omvang van de calamiteit te beperken. De aanwezigheid van een noodplan is vereist ingevolge de vigerende milieuvergunningen 0fi/et Milieubeheer en de Wet op Verontreiniging van Oppervlaktewater) die zijn afgegeven voor de inrichting en de eigen verantwoordelijkheid van SMINK AFVALVERWERKING B.V. tegenover het milieu, veiligheid en gezondheid van medewerkers, bezoekers en omwonenden. Bovendien is een bedrijfsnoodplan belangrijk voor de continu'iteit van de bedrijfsvoering in economisch opzicht.
Pagina 3 van 44
~
S'"m1ftfcFVA1.VERWERK1NG B.V.
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
2.
Definities
Calamiteit Bedrijfsstoring, brand of bijzondere omstandigheid of gebeurtenis die sterk afwijkend is van de normale bedrijfssituatie waarbij gevaar voor mens en/of milieu ontstaat. Er wordt onderscheid gemaakt in voorziene -en onvoorziene calamiteiten. Voorziene calamiteiten Voorziene situatie of calamiteiten die beschreven is in een risico-inventarisatie, milieubeoordeling of vergunningsvoorschriften. Onvoorziene calamiteiten Calamiteiten die niet met name onderkend worden in risico-inventarisatie, milieubeoordeling of (milieu )vergunningen. Ongeval Een gebeurtenis waarbij lichamelijk dan wel geestelijk letsel optreedt dat zonder behandeling het volwaardig functioneren van betreffende functionaris(sen)/persoon(personen) onmogelijk maakt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen interne- en externe ongevallen en bijna-ongevallen Intern ongeval Een ongeval wordt als intern aangemerkt als de betreffende persoon/personen met een behandeling op het terrein zonder inschakeling externe hulp weer normaal kan/kunnen functioneren. Extern ongeval Een ongeval wordt als extern aangemerkt bij: 1. dodelijke ongevallen; 2. ongevallen met ernstig lichamelijk letsel; 3. gebeurtenissen die grote materiele schade tot gevolg hebben en waarbij gevaar voor veiligheid of gezondheid van de werknemers heeft bestaan. Bijna-ongeval Wanneer zich een situatie heeft voorgedaan waarbij direct gevaar voor veiligheid en gezondheid van personen bestond maar door tijdig ingrijpen juist een ongeval is voorkomen. Bedrijfshulpverlening (BHV) (organisatie van) Werknemers die direct na het optreden van een calamiteit hulp kunnen bieden. Het gaat hierbij om EHBO, bestrijden van brand en het evacueren van personeel bij grote calamiteiten. Scenario Beschrijving van een denkbare calamiteit/ongewenste gebeurtenis waar handelen volgens vast patroon noodzakelijk is. Denkbare scenario's zijn verzameld in de bijlagen van het bedrijfsnoodplan. Noodmaatregel Maatregelen die terstond en ter plaatse genomen kunnen worden ter voorkoming van meer slachtoffers en/of verergering van de situatie. Noodmaatregelen mogen alleen genomen worden door personen die inzicht in de situatie hebben.
Pagirn,1 4 VHP 44
6
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S'"m1nta:VALVERWERKING
B.V.
3. Opzet van het bedrijfsnoodplan
Dit bedrijfsnoodplan bevat naast algemene informatie scenario's voor mogelijk voorkomende calamiteiten. Deze scenario's zijn zo opgesteld dat zij de volgende zaken bevatten: omschrijving en criteria van de calamiteit; gevolgen van de calamiteit; de handelingen die verricht moeten worden; de personen die verantwoordelijk zijn en deze handelingen moeten (laten) verrichten (bevoegdheden); het moment van alarmeren en de te alarmeren instantie I hulpdienst. Binnen de scenario's wordt onderscheid gemaakt in de verschillende handelingen die, afhankelijk van de ernst van de omstandigheid, verricht moeten worden bij een noodsituatie. Er worden 5 fasen onderscheiden.
(terstond)
fase 1: signaleren en melden; fase 2: het kiezen van een scenario;
(zeer korte termijn)
fase 3: het alarmeren en
de omvang van de calamiteit beperken; fase 4: de interne organisatie aanpassen aan de situatie,
(korte termijn)
verzamelen van informatie en maatregelen uitvoeren; fase 5: inventariseren, conclusies trekken,
(langere termijn) rapporteren, terugkoppeling en acties/projecten starten (opruimen, preventie, wijzigingen, etc.).
Tijdpad Het tijdsbestek waarin de afhandeling van de verschillende fases plaatsvindt is afhankelijk van het soort en de ernst van de calamiteit. Dit kan verschillen van enkele uren tot meerdere maanden. Verbeteringen In de slotfase, fase 5, is het "gevaar geweken". De ge"inventariseerde I geconstateerde tekortkomingen komen in een verbetertraject voor eventuele verbetering van de situatie.
Ontruiming van het kantoorgebouw wordt beschreven in een separaat plan. Scenario's zijn geschreven voor calamiteiten die plaatsvinden op het terrein, inclusief de werkplaats.
Pagina 5 van 44
c
S°m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
VALVERWERKING B.V.
4. Bedrijfsnoodorganisatie
4.1 Taakverdeling Signaleren en melden In principe heeft een ieder de taak om calamiteiten en ongevallen als zodanig te signaleren en deze te melden bij de bedrijfsleider of de weegbrug. Melding van voorziene calamiteiten zal meestal plaatsvinden naar aanleiding van opsporings- en controlewerkzaamheden. Verantwoordelijkheid De verantwoording voor de uitvoering van een aantal genoemde taken ligt meestal bij de bedrijfsleider of hoofd van de betreffende afdeling. De directie zal een aantal taken delegeren. De directie blijft verantwoordelijk voor de formele afhandeling van een calamiteit. Bedrijfshulpverlening Als de situatie daartoe aanleiding geeft kan de directie taken rechtstreeks overdragen aan een of meer bedrijfshulpverleners. Vervanging Meestal vervangt het betreffende afdelingshoofd of de bedrijfsleider de directeur. Vervanging wordt aangegeven in onderstaande tabel. Preventie In het kader van preventie worden een aantal taken uitgevoerd door de leiding. Dit komt specifiek beschreven in het "Bedrijfshandboek voor borging van kwaliteit, arbeidsomstandigheden en milieu". Taken in deze staan vermeld in onderstaande tabel. In het bedrijfsnoodplan worden functionarissen in de organisatie van SMINK AFVALVERWERKING B.V. een aantal taken toegeschreven. Deze zijn aangegeven in de diverse scenario's en verzameld in onderstaande tabel. De volgende functionarissen zijn met name aangewezen voor de uitvoering van het bedrijfsnoodplan: Directeur; Bedrijfsleider; Hoofd Acceptatie/Registratie; Terreinbeheerder; Chef werkplaats; KAM-coordinator; Operator waterzuiveringsinstallatie; Uitvoerder groencompostering; Weegbrugmedewerk(st)er; BHV-ers; alle werknemers/aanwezigen.
f>B[Jina 3 van 44
0
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S"mrMFVALVERWERKING
B. V.
' ' debelangn1.. kste ta k en voor de f uncf 1onarissen aangegeven: n onderstaan d e tab e lz11n
....Q) I
> I c:c
.... ::;, Q)
t)
~
i5
....
~ n:'. 'ii) <(
$! "C =~o iiQ) I0 c:c
(/)
"E Q)
c.. .... Q)
.c
~
Q)
..0
.....3:Q)
c::
·~
....Q)
....
Ctl Ctl
Q)
0 Ctl
I
.!. 0
Ctl Cl
~
.9 (/)
-t
0 (..)
o~
:Q
....Q)
c:: (/)
::a:.E ;2 "E
.c
I-
Taken
- -
....Q)
Q)
a.::::
Q)
0
6 .!.
Q)
....
"C Q)
0
~
5
(..)
I
....
(/)
.--..
Cl ~ ::;,
....
~
CJ)
Q)
..0 Q) Q)
....
3: Q)
~ ~ E
Q)
E
Q) -
Q)
<: ~.... Q) ~
Bestrijding calamiteiten en/of ongevallen en de gevolgen Signaleren calamiteit I ongeval
x
x
x
x
x
x
x
x
Melden calamiteiUongeval bij bedrijfsleider/weegbrug
x xz x
x
x
x
x3
x x3
x xz x3
x x2 x3
x
x x3
x x2 x3
x3
x
x
x
x
x
Kiezen scenario Nemen van noodmaatregelen Melden bij Bevoegd Gezag I Arbeidsinspectie Nemen van maatregelen I Geven van instructies I Bedrijfshulpverlening inschakelen
x x x
Samenstellen crisisteam Melding aan bevoegd gezag Overleg met bevoegd gezag lnterne communicatie
x
x
x x x x
Exteme communicatie Rapportage aan SMINK BEHEER Registratie calamiteit Registratie ongeval
x2 x
x2
x1 x x x1
x
x x
x x
Archiveren calamiteiUongeval
x2 xz xz xz x2 xz x
x
Formele afhandeling
Preventie calamiteiten en/of ongevallen en de gevolgen Voorlichting personeel Training bedrijfshulpverlening
x x
x x
x x
x x
Calamiteitenoefening plannen Oefeningen mogelijk maken Meewerken met oefeningen
x
x x
Beheer I update bedrijfsnoodplan
x x x x x x
ad 1: vervangmg d1recteur ad 2: als de bedrijfsleider en directeur niet aanwezig ad 3: eerste noodmaatregelen ter plaatse worden genomen om uitbreiding/verergering te voorkomen . Deze maatregelen kunnen door alle medewerkers -die inzicht in de situatie hebben- genomen worden.
Pagina 7 van 44
0
S"m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
VALVERWERKING B.V.
4.2 Crisisteam Als de situatie daartoe aanleiding geeft dan kan de directeur een crisisteam samenstellen uit directie, terreinbeheerder, bedrijfsleider, KAM-coordinator en een bedrijfshulpverlener. De directeur (of zijn vervanger) zal het team leiden. Aan bovenstaande functionarissen wordt de noodzakelijke informatie verstrekt om een calamiteit als zodanig te kunnen signaleren en de procedure in gang te stellen. De beschikbare informatie bestaat uit onderhavige bedrijfsnoodplan, procedures en bijbehorende formulieren/documenten en alle ter kantore beschikbare en bereikbare informatie.
4.3 Communicatiecentrum Als communicatiecentrum kan dienen het kantoorgebouw of de weegbrug. De directeur wijst het communicatiecentrum of coordinatiepunt aan, welke gedurende de bestrijding van de calamiteit permanent bemand zal zijn. Dit centrum vormt het centrale punt voor communicatie. Het gaat hierbij om: Alie interne communicatie zoals; - melding aan- of afwezigheid directeur of aangewezen plaatsvervanger; - meldpunt bij optreden calamiteit/ongeval; - doorgegeven gegevens calamiteit aan de directeur of vervanger (of crisisteam); - registratie van aanwezigen (personeel, derden, bezoekers); - alarmering van aanwezigen. Alie externe communicatie voor alarmering brandweer, politie, ambulance, etc .. Relevante telefoonnummers en adressen zijn beschikbaar bij de receptie in het kantoorgebouw, op de weegbrug en op alle plaatsen waar een exemplaar van het bedrijfsnoodplan aanwezig is. Recente plattegronden van de locatie zijn bij de receptie in het kantoorgebouw en bij de weegbrug beschikbaar. Hierop staan aangegeven: wegen, gebouwen, installaties, brandblusmiddelen, verbandtrommel, etc.
4.4 Communicatiemiddelen Telefoon/telefax In het kantoorgebouw zijn telefoonlijnen aanwezig, waarvan er enkelen rechtstreeks verbonden zijn met de fax. Als er stroomstoring optreedt, is er minimaal een telefoontoestel beschikbaar om naar buiten te bellen. Vrijwel alle stafmedewerkers van Smink zijn in het bezit van een mobiele telefoon. Portofoon/mobilofoon Vrijwel alle machines/materieel op het terrein zijn uitgerust met mobilofoon. Ook zijn er op het terrein portofoons aanwezig (controleurs). De centrale voor machines van SMINK AFVALVERWERKING B.V. bevindt zich bij de weegbrug. De centrale voor alle andere wagens en machines van Smink bevindt zich bij de planning in het kantoorgebouw. De gebruikte frequenties van de portofoons/mobilofoons leveren geen storingen op met die van de brandweer/politie.
Pagina 8 van 44
0
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S"m1nla=vALVERWERKING
B.V.
4.5 Blusmiddelen Blussers In elk gebouw op de lokatie zijn brandblussers aanwezig op een duidelijk zichtbare plaats. (6 kg poederblusser en C02) Op elke installatie is minimaal een brandblusser aanwezig op en duidelijk zichtbare plaats. (6 kg poederblussers en/of 2 kg C02) Op verschillende plaatsen op het terrein hangen brandblussers is de open lucht. (6 kg poederblussers) Op elke machine, busje en terreinauto van SMINK is een brandblusser gemonteerd (1 of 2 kg poederblusser) Water Schoon bluswater kan uit twee daarvoor ingerichte putten gepompt warden. Deze putten staan in verbinding met de blusvijver. De putten zijn aangegeven op de terreintekening. Schoon bluswater kan uit de Calveense Wetering gepompt warden (ten noorden van de lokatie) Onder voorwaarden kan effluent (gereinigd percolatiewater) uit de waterzuiveringsinstallatie 3 gebruikt warden (voorraad ca.120 m ) Onder strikte voorwaarden kan percolatiewater gebruikt warden. (350m3 + 120m3 in voorraadtanks WZI of in diverse putten op het terrein) Altijd overleg met de directeur van SMINK AFVALVERWERKING B.V.! Op de lokatie is een mobiele watertank (z.g. "giertank") aanwezig voor stofbestrijding. Deze tank wordt aan het eind van een werkdag altijd vol met schoon water weggezet op het voorterrein en kan warden ingezet in geval van calamiteiten. Zand en grond Op diverse plaatsen op de lokatie is zand of grand beschikbaar. Ten aller tijde zijn machines (shovels, kranen) voorhanden voor de toepassing van zand.
Pagina 9 van 44
0
S'"m1MlfvALVERWERKING B.V.
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
5. Uitvoering
Na het voordoen van een calamiteit worden 5 fasen doorlopen. Fase 1 (signaleren/melden) en fase 2 (scenario kiezen) is voor elke calamiteit gelijk, fase 3 t/m 5 is afhankelijk van de gebeurtenis. START
Fme 1:
bl!
becttfll1ldq
d
bl!
... ledlr
waegbrug
Fme 2:
ulvaerq
I
Fme 3:
oplllllorf
rnednNllW
FM8 4:
Fme 6:
EINDE
(EFSW008)
Pagina 10 van 44
doer.
~
0
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
Fase 1:
S"m1ftWVALVERWERKING
De gebeurtenis signaleren en melden bij de aanwezige I bereikbare leidinggevende of de weegbrug.
1.
Elke medewerker en iedere op het terrein aanwezige persoon heeft tot taak om een calamiteit of een afwijking binnen de normale bedrijfsvoering te signaleren.
2.
De medewerker moet bij (vermoede) calamiteit:
direct melden bij aanwezige/bereikbare leidinggevende bij de terreinbeheerder bij de weegbrug. -
Fase 2:
1.
B.V.
of of
indien mogelijk I inzicht dan handelen I noodmaatregelen.
Kiezen scenario.
De betreffende leidinggevende kiest voor een scenario en zet deze in werking . of
2.
De weegbrugmedewerk(st)er alarmeert de betreffende leidinggevende of diens vervanger. De gealarmeerde leidinggevende kiest voor het betreffende scenario en zet deze in werking. lndien de betreffende leidinggevende of diens vervanger niet (snel genoeg) bereikbaar dan kiest de terreinbeheerder of de weegbrugmedewerk(st)er het scenario.
Fase 3-5: ad. fase 3:
Uitvoering scenario Noodmaatregelen Noodmaatregelen kunnen reeds in fase 1 zijn uitgevoerd. Terreinbeheerder, uitvoerder of operator verantwoordelijk voor de uitvoering van de acties in deze fase. De bedrijfsleider I hoofd AIR draagt als leidinggevende op het terrein uiteindelijk de verantwoordelijk voor deze acties. Daarom wordt hij zo snel mogelijk ge'informeerd door de terreinbeheerder, uitvoerder of operator. In veel gevallen zal nauw overleg noodzakelijk zijn.
ad. fase 3-5: Melding naar bevoegd gezag Afhankelijk van de incident en de ernst ervan wordt conform het betreffende scenario het bevoegd gezag ge"informeerd in fase 3, 4 of 5. Bij een ernstige calamiteit of een calamiteit met voor de omgeving opvallende effecten zal dit zo snel mogelijk gebeuren. De directeur of bedrijfsleider beslist hierover zoals aangegeven in het scenario. ad. fase 5:
Rapportage naar SMINK BEHEER B.V. is afhankelijk van de ernst en de aard van de calamiteit en vindt plaats naar inzicht van de directeur. Pagina 11 van 44
~
S"m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
VALVERWERKING B.V.
6. Referenties
Systeemdocumenten: 1. Procedure "Afhandeling ongevallen", (KAM-handboek) 2. Procedure "Klachtenafhandeling", (KAM-handboek) 3. Procedure "Bedrijfshulpverlening", (KAM-handboek) 4. Procedure "Voorlichting en onderricht", (KAM-handboek) 5. Procedure "Tekortkomingen en corrigerende maatregelen" (KAM-handboek) Overige documenten: 1. Vergunning Wet Milieubeheer 2. Vergunning Wet op Verontreiniging van Oppervlaktewater 3. Arbeidsomstandi.ghedenwet, Hfd 17
Pagina ·12 van 44
@
S"m1Mo:vAL VERWERKING B. v.
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
Bijlagen 1
Organogram SMINK AFVALVERWERKING B.V. (1)
2
Lijst "Adressen en telefoonnummers, EHBO'ers en BHV-ers" (L033)
3a 38
Plattegrond terrein/gebouwen SMINK AFVALVERWERKING B.V. (1) Terrein (1)
4
Fase 1: Plakkaat "Watte doen bij calamiteiten" (1)
5
Scenario's bij voorziene calamiteiten (4)
6
Scenario's bij onvoorziene calamiteiten (13)
Paglna 13 van 44
6
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S-m1iWFVALVERWERKING
Pf-igm:.i 1r.1 van 44
B.V.
BIJLAGE 1:
Organigram Smink B.V. Directie Smink B.V Elirectour (3) Controter (1) P&O
taiiaill KAMcoordinatie
Hoofd secretariaat (1) Netwerkbeheerder (1) Secretaresse (1) Telefoniste (2)
KAM-coordinator (1)
Directie Materieel en gebouwen Oirocteur (1) Commerciele zaken
Projecten Projectbegeleider (1)
Calculatie I inkoop 1o~ calculato ri inkoper (1) Calculator (1) Werkvoorbereider (1)
ommerc1ee coordinator (1)
Hoofd flnanciele adminstratie (1) Fin. medewe«st)er (5)
Planning Hid pl3nnner (1) Planner (2)
'--~~.....~~~--'
Hfd uitvoerder (1) (ass) uitvoerder (5) Voorman grondwerker (5) (ass) Grondwerker (13) Machinist (36) Chauffeur (21) WZl/SOI Operator WZl/SOl(1)
Hoofd Adminlstratie (1) Administratieur (1) Adm. medewerk(st)er (1)
Bewerken I verwerken
Acceptatie I registratie
Uitvoering
Hoofd Acceptatio (1) Acceptant (1)
Weegbrug Weeg-coord. (1) Wegers (6)
Terreinbeheer I stortplaats
Dlreoteur (1)
Financiele adminstratie
Containers
Bedrijfsleider (1) [ Bedrijfsleider (1) Uitvoerder terreinbeheer (1)
Controle
Planning I administratie
erreinacceptant (3)
Planner (1) Adm. medewerk(st)er (2)
Sorteren
Voonnan (1) Voorrnan (1) Machinist (3) Machinist (5) Chauffeur (2) Sorteerder (12) Veegwagenchauffeur (1) Trekkermahinist (1) Compactormachinist (1)
Werkplaats
Puinbreken Voo rman (1) Machinist (1) Sorteerder (1)
Hoofd monteur (1) Monteurs (4)
Gebouwen Gebouwbeheerder (1)
Transport Chauffeur containerauto (13) Chauffeur vuilniswagen (3) Belader vuilniswagen (2)
Groencompostering Uitvocrder compost (1) Machinist (1)
doc.nr: 8065-c Organigram Smink.vsd dd, Augustus 2006 versie: Concept
>:cc z~ ~ UJ ~ UJ ~
<
i @-
~
"''s::: ..t-
Ill
>
....
cu c:
·r.~ (\)
D...
BIJLAGE 2: Telefoonlijst I
Lijst met EHBO'ers en Bedrijfshulpverleners
Smink Smink Smink Smink
Calamiteitenlijst
Afvalverwerking B.V. Handels- en aannemingsbedrijf B.V. Containers B.V. Beheer B.V.
Lindeboomseweg 15 3828 NG HooQland
Postbus 2527 3800 GB Amersfoort
L033
telefoon: telefax:
033 455 82 82 033 455 04 12
1m1 ~2
Algemeen A!armnummer: Doktercentrale (033) 465 70 00 Politie (033} 468 01 11
Code:
Versie 11 Datum : jan 2008 Pagina 1 van 2
(buitenlijn 0) (Receptie Smink: 9 ) Meander i\tledisch ( ) Ambulance (2'nr.J (033) 461 23 45 033 422 23 45 Centrum (Elisabeth) Brandweer (2" nr.) (030) 289 27 14
EHBO-ers/Bedrijfhulpverleners G . van de Akker (Gijs) H. Scholman (Hans) C. Bouwman (Coen) E. Smink (Erna) E. Vandermeersch (Edith) J. Willems (Jack) A. Blom (Arnold) B. van de Ridder (Bern) Th. van Kalleveen (Theo) G. van Ginkel (Gijs) P. Jakub (Peter) M. Barneveld (Marcel) M. van Oriel (Martin) R. Grift (Rob) J. Schoonderbeek (Johan) A. van Ginkel (Arie) J. Rebel (Jaap) B. Demmer (Bert) R. Haasjes (Rene) A. v.Woudenberg (Andre) D. van Ee (Dirk) W. Nieuwenburg (Wielly) G. Prins (Gijs) G. Teerlink (Gerry)
kantoor kantoor kantoor weegbrug weegbrug weegbrug werkplaats werkplaats sortering terrei n/kantoor terrein I WZI terrein terrein terrein I SBD buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor buiten/kantoor
236 225 230 254 I 255 254 I 255 254 I 255
263
EHBO+BHV 0611397564 06 11 063 595
BHV BHV
EHBO+BHV EHBO+BHV EHBO+BHV 06 51 455 366
263 257 249 via mobilofoon
202 245 480 14 44 242 247 via mobilofoon via mobilofoon
BHV EHBO BHV BHV BHV BHV BHV BHV EHBO EHBO EHBO BHV BHV BHV EHBO EHBO EHBO BHV
06 28 777 546 06 51455387 06 22 949 328 254/ 255 06 51455391 06 51 869 300 06 51455400 06 51455362 06 51 455 360 06 51 455 363 06 51 455 384 06 51455361 06 16 418 805 06 51 455 382 06 14 661 864
Ontruimingsleiders kantoorgebouw: Kelder Begane grand 1" verdieping Sortering I kantine
M.Ravensloot (plv. R.v.Ommeren) H.Scholman (plv. E.Schouten) J.Haverkamp (plv. G.vd.Akker) Th.Kalleveen
Bevoegd gezag Milieuklachtentelefoon , Bureau Handhaving , provincie Utrecht doorkiesnr. milieu-inspecteur Bureau Handhaving , Waterschap Vallei&Eem Arbeidsinspectie (ISZW)
0800-022 55 10 (030) 258 0800-099 (033) 434 (030) 230
37 44 08 00 63 55 56 00
Afdelingen Smink: Directie Smink Afvalverwerking B.V. Directie Smink H&A Directie Smink Beheer B.V. Bedrijfsleider Containers Hoofduitvoerder/planner H&A
(milieu)calamiteiten (030) 258 38 42 (fax) (033) 434 63 59 (fax)
Mobiel D.A.J. Story J. Geldof (1eSH) J.R. van Veen H. van Twillert Joh. Schoonderbeek 12• SH) z.o.z .
06 51455404 06 46 372152 06 53 500 910 06 51455365 06 51 455 400
(milieu)calamiteiten
intern
210 207/306 209 203 202
Prive (034) 568 37 31 (033) 465 00 42 (033) 298 53 71 (033) 480 73 56
G
S"m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
VALVERWERKING B.V.
Calamiteitenlijst
Smink Afvalverwerking B.V. Smink Handels- en aannemingsbedrijf B.V. Smink Containers B.V. Smink Beheer B.V. vervolg afdelingen : Bedrijfsleider Afvalverwerking Terreinbeheer Afvalverwerking Waterzuivering, stortgas Uitvoerder groencompostering Hoofd acceptatie Afvalverwerking Werkplaats Werkplaats Systeembeheer KAM-coordinatie Catering Smink BoskalisDolman (installatie) Smink BoskalisDolman (kantoor)
J. Gerris M.A. van Oriel P. Jakub G. van Ginkel W.H.J. Stevens J.R. van Veen L. Tak
(3e SH)
A. Persoon (Veneco) C.J.T. Bouwman P. IJzerman R. Grift M. Ravesloot
Code: Versie Datum : Pagina 2
L033 11 ]an 2008 van 2
Mobiel
intern
Prive
06 06 06 06 06 06 06 06 06
239
(033) 475 97 44 (033) 480 17 90 (033) 480 88 17 (033) 253 81 36 (020) 665 93 78 (033) 465 00 42 (033) 298 47 74 (0174) 63 64 74 (035) 531 05 52 (0341) 42 11 42
54 747 406 51455391 22 949 328 51 455 387 51 455 398 53 500 910 46 067 453 52 303 247 11 063 595
06 51869300 06 51 869 381
249 206 209 263 261 230 241/256 303
SH= SfeulelHouder Brandweer
Huurders kantoorgebouw:
(Onder)aannemers op het terrein Boskalis Dolman v. Dijk Van Galien
(010) 288 28 00 (033) 480 13 84 (0511) 421 518
06 Si 869 300
Grondreiniging Grondverzet, loonwerk Houtbreker
06 51 423 900
Onderhoudsdiensten
- ! Altijd be/fen na een alarm ! -
pascode vermelden Meldkamer voor inbraak-, technisch- en brandalarm. (ook voor storingen aan de installatie) Brandweer (meldkamer) (030) 289 27 14 Bellen bij storing/alarm/oefening/test brandmelding meldcode 5122 (070) 333 90 83 Brandmeldinstallatie bij storing/test Siemens (026) 365 23 11 Leverancier brandmeldingstallatie Hefas 0800-36 37 236 Leverancier energie bij stroomstoring EN ECO (033) 253 45 81 lnstallatiebedrijf, inbraak- /brandalarm Mossink (0344) 67 86 26* *na kantooruren (033) 277 60 40 Portofoons Technica Mobile bv Telefoon bij storing 0800 - 0407 KPN Telecom . (0341) 37 50 00 T elefooncentrale Multi Enterprice 0800-02 24 752 Lift meldcode 61 NE9791 Otis (0318) 69 89 99 Draaideur Besam (033) 461 03 44 Verwarmingsinstallatie Schreuder (0512) 58 62 20 lnstallatiebedrijf Stortgas v.d .Wiel (0341) 36 99 00 Leverancier tankplaats, brandstoffen Gulliker (030) 229 50 00 Brandblussers Chubb (024) 357 04 74 Software weegbrug en Containers code 3812 Pieter Bas (0174) 63 64 74 Kantoorautomatiserina Veneco automatiserino
Alarm- en Communicatiecentrale MPL
0900 - 8687
Overige nummers Arbodienst ARBOUNIE Midden Nederland Gemeente Amersfoort, Gemeentehuis Gemeente Amersfoort, Reiniging
(035) 6 898 104 (033) 469 51 11 (033) 469 50 01
Ongedierte, KCA
z.o.z.
Pagina 18 van 44
0
Biilage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
S"m1ntlFVALVERWERKING B.V.
BIJLAGE 3: Plattegrond terrein/gebouwen SMINK AFVALVERWERKING B.V.
---,/
;
~ AFT-314
.._ ._·---~ . ... __ _
"Smink afvalverwerking"
..
I
I
Revisie:
'uni2004
' ·..
I
Renvooi
,
&--...
I
··~""-
~-w-~
""-"'""
~·~~-
~
~-
~o"""',....,.
b;o~ ---·~
~u...,., .... ~
..... ,.
[XJ·,,,·-
~=·
• =-·--
I
•
,,
~
dle.selta nk; ' moblel
G'~ ~ s/ 4
,---') --·
...
£.--~
llliofd •l.'41J>9
.......'"'::ii"
p
.... ~... ..-ptlilb;
•
pulnbreker en mengi1Ktalla\Je 285 meter
'
-~.~
.··
bl.l!staUl'k .
• 1
frac l icsc ~e!dingslnstallatfe J; 27tl meter
l mo blel
•
/ .'
',
I
"""""
' -4
o.1.
6.
~
·z.1. . ,.J.
L•
~--"'-
- - • Mlll!l°\CI
' ... '·
[1J ,._.~
;) E
/
~
,._..., L ....·-
'-qimu
)
, -· ... '·'' ~ Ls •.._,/ stoftgBS
,_
cinttrekklngslnstaJlatl"
. . . .fo
" \
·.
/
i I
.
I
.'
; I
f
I
...,
I
'.
I ,
/:.•
4~·· .. .. ,
wa terwlvc rlng
I
\ 90 meter
0 meter
t::-==:::==:::=----. .' . ,. .. ..... , .•
.'
'
·~ .........
'
., ,.
,,, ..
~
•,.'
/
,,,
'/
/
J '/+o~"'
;
,,,......
,
........
Pagina 19 van 44
~
S"m1n4a=VAJ.VERWERKING B.V.
Bijlage 7 BedrijfsnoadpJan.doc
Pagina 20 van 44
0
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S"m1ftla:VALVERWERKING
B. v .
BIJLAGE 4: Fase 1: Plakkaat "Watte doen bij calamiteiten"
Calamiteiten
SMINKAFVALVERWERKING 8.V.
Bedrijfsnoodplan Fase 1
Wat te doen bij (vermoede) calamiteiten: Elke medewerker en iedere op het terrein aanwezige persoon heeft tot taak om:
~
~
~
een calamiteit of een afwijking binnen de normale bedrijfsvoering te signaleren.
direct melden bij de leiding (of bij de weegbrug). indien mogelijk I inzicht: handelen I noodmaatregelen N.B. Ook bij twijfel: direct melden Code 0013
Pagina 21 van 44
G
S"m1ntcfvALVERWERKtNG B.V.
Biilage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
22 van 44
@
S'"m1nt&fVALVERWERKING B.V.
Biilage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
BIJLAGE 5: SCENARIO'S BIJ VOORZIENE CALAMITEITEN
C001 C002 C003 S 106
Falen bodembeschermende voorzieningen Aanzienlijke overschrijding lozingsnormen . Vetontreiniging oppervlaktewater Calamiteit stortgasonttrekkingsinstallatie
Pagina 23 van 44
6
S'"mantcf:VALVERWERKlNG B.V.
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
Pagina 24 van 44
G
S"m1 nf1FVALVERWERKING B.V.
Biilage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
Scenario Titel:
Falen bodembeschermende voorzieningen
Code:
C001
Criteria:
Versie: 03 Datum: april 2003
Niet naar behoren functioneren van bodembeschermende voorzieningen (zoals geconstateerd na periodieke controle van bodembeschermende voorzieningen, verontreinigd grondwater in controledrainage of peilbuizen (Wm.-vergunning vs.5.4.4.2))
Gevolgen:
(mogelijke) Verontreiniging bodem/grondwater
Fase 3:
verantwoordelijk
•
terreinbeheerder
• • •
vaststellen met behulp van bliksemonderzoek: plaats, aard, omvang, ernst Passende noodmaatregelen aanbrengen informeren directie informeren bevoegd gezag (Bureau Handhaving)
1111
1111
1111
1111
bedr.leider/hoofd AIR
Fase 4: • registratie calamiteit (procedure ongevallen) • onderzoek naar falen bodembeschermende voorzieningen en mogelijke korte termijn-oplossingen • inschatting maken gevolgen • rapportage aan directie
terreinbeheerder I bedrijfsleiding bedr.leider/hoofd AIR llU
1111
un
1111
Fase 5: • onderzoek naar falen bodembeschermende voorzieningen en mogelijke oplossingen zoals: vervanging bepaalde voorzieningen geohydrologische isolatie voortijdig afdekken van een stortvak • besluiten over noodzaak: uitvoeren werkzaamheden zodat bodemverontreiniging gestaakt of vermeden wordt (beperkt) sluiten stortplaats • actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen • rapportage aan bevoegd gezag (indien gewenst) • rapportage aan de directie SMINK BEHEER B.V.
Pag!na 25 van 44
directeur
1111
1111
1111
1111
1111
1111
1111
1111
6
~Ml
Biilage 7 Bedriifsnoodplan .doc
VALVERWERKING
B.V.
Scenario Titel:
Aanzienlijke overschrijding lozingsnorm
Code:
C002
Criteria:
Gevolgen:
Versie: 03 Datum: april 2003
Te lozen afvalwater voldoet niet aan voorschriften Wvo of verwacht wordt dat te lozen afvalwater niet zal voldoen aan voorschriften WvOvergunning Verstoring van de werking van de gemeentelijke rioolwaterzuiveringsinstallatie
Fase 3:
verantwoordelijk
• vaststellen met behulp van bliksemonderzoek: - oorzaak, omvang, ernst • passende noodmaatregelen toepassen om verontreiniging te beperken zoals: stilleggen waterzuiveringsinstallatie noodreparatie uitvoeren morsvloeistoffen opruimen • informeren directiebedr.leider/hoofd AIR informeren bevoegd gezag (Waterschap) •
terreinbeheerder I operator WZI I leiding II
II
bedr.leider I hoofd AIR II
II
-Fase4:-------------------------------------------------------• registratie calamiteit (procedure ongevallen) • • • •
onderzoek naar falen werking WZI en/of mogelijke korte termijn oplossingen inschatting maken gevolgen overleg met bevoegd gezag betreffende oplossing en gevolgen
terreinbeheerder/ bedr.leider/hoofd AIR bedr.leider/hoofd AIR II
''
II
II
II
II
-------------------------------------------------------------Fase 5: • besluiten over noodzaak (tijdelijke) maatregelen zoals: uitvoeren werkzaamheden herstel waterzuiveringsinstallatie {beperkt) lozen van verontreinigd (percolaat)water (beperkt) sluiten stortplaats actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen • rapportage aan bevoegd gezag (indien gewenst) • rapportage aan de directie SMINK BEHEER B.V.
Pagina 26 van 44
directeur
II
U
II
U
@ Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
S"m1MFVALVERWERKING
B.V.
Scenario Titel :
Verontreiniging oppervlaktewater I riool
Code:
C003
Criteria:
Versie: 03 Datum: aprll 2003
Verontreiniging oppervlaktewater a.g.v. een calamiteit (verontreinigd bluswater, overlopen start (overmatige regenval), etc.)
Gevolgen:
(tijdelijke) Verontreiniging oppervlaktewater
-iase -3: ----------------------------------------- -veraniWoordefiii< - - - - • vaststellen met behulp van bliksemonderzoek: oorzaak, omvang, ernst. • passende noodmaatregelen toepassen om verontreiniging te beperken zoals: waterzuiveringsinstallatie op maximale doorvoer verhogen dijken I buffer vergroten • informeren directie • informeren bevoegd gezag
terreinbeheerder I terreinbeheerder I operator WZI
bedr.leider I hoofd AIR II
U
-Fase4: --------------------------------------------------------• registratie calamiteit (procedure ongevallen • onderzoek naar mogelijke korte termijn oplossingen beperking van de lozing verontreinigd (percolaat)water • inschatting maken gevolgen • overleg met bevoegd gezag betreffende oplossing en gevolgen
terreinbeheerder/ bedr.leider/hoofd AIR bedr.leider/hoofd AIR II
II
II
H
------------------------------------------ -------------------Fase 5: • besluiten over noodzaak (tijdelijke) maatregelen zoals: uitvoeren werkzaamheden herstel situatie (beperkt) lozen van verontreinigd (percolaat)water actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen • rapportage aan bevoegd gezag (indien gewenst) • rapportage aan de directie SMINK BEHEER B.V.
Pagina 27 van 44
directeur
II
It
II
n
(0
S'"m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
VALVERWERKING
B.V.
Scenario Titel :
Calamiteit stortgas onttrekkingsinstallatie
Code:
8106
Criteria:
Gevolgen:
Versie: 02 Datum: april 2003
Brand of explosie bij aan de stortgasonttrekkingsinstallatie. Kans op brand of explosie door schade of gaslek stortgasonttrekkingsinstallatie. Kans op beschadiging aan de stortgasonttrekkingsin stallatie a.g.v . incident Gevaar voor veiligheid van mens en milieu (brand/explosie of zwavelwaterstofgas). Emissie van stortgas naar het milieu.
Fase 3:
verantwoordelijk
vaststellen met behulp van bliksemonderzoek: aard (explosie, brand, lek/breuk) omvang, ernst plaats gewonden • stilleggen werk/transportbewegingen in de onmiddellijke omgeving alarmeren brandweer slachtoffer hulpverlening • indien verantwoord passende noodmaatregelen toepassen om gevaarte beperken zeals: afsluiten bronnen bestrijden brand • opvang hulpdienst • informeren bedrijfsleider • informeren bevoegd gezag
operator SO I/ terreinbeheerder terreinbeheerder I operator WZI
11
II
II
BHV-er operator SOI/ terreinbeheerder BHV-er II
II
bedr.leider I directie
------ ------------------------- - --------------- - -------------Fase 4: • registratie calamiteit (procedure ongevallen) • onderzoek naar mogelijke korte termijn oplossingen voor beperken van stortgasemissie • inschatting maken gevolgen • overleg met bevoegd gezag betreffende oplossing en gevolgen
bedr.leider/directie II
U
u
"
Fase 5: • besluiten over noodzaak (tijdelijke) maatregelen zeals: directeur uitvoeren werkzaamheden herstel situatie Wijzigingen installatie./beveiligingen 11 11 • actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen 11 11 • rapportage aan bevoegd gezag (indien gewenst) _·_r~ e~0It99~ ~~n_ c!e_qir~~tle_ ~~1~~ ~~H_E!=~ !3.:.\(.· _________________ ~ ______ : _______ .
c
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S"m1ftla:VALVERWERKING
BIJLAGE 6: SCENARIO'S BIJ ONVOORZIENE CALAMITEITEN
calamiteiten op de stortplaats C101 C102 C103 C104 C105
Brand/explosie Vrijkomen (milieu-)gevaarlijke (vloei)stof Ernstige overlast - verwaa'iing Ernstige overlast - stank Clandestiene stort
ongevallen C201 C202
Ongevallen Geweldpleging
bij wijziging capaciteit afvalverwerking C301 C302 C303
Uitval capaciteit binnen de inrichting Uitval capaciteit elders Verzoek voor verwerking/opslag afval a.g.v. calamiteit in de regio
verstoring van de bedrijfsvoering C401 C402 C403
Technische storing - weegsysteem Technische storing - waterzuiveringsinstallatie Stilleggen stort i.v.m. onderzoek
Pagina 29 van 44
B.V.
0
S"m1nt.FVALVERWERKING
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
Pagina 30 van 44
B.V.
c
S'"mrftWVALVERWERKING B. v.
Bijlage 7 Bedriifsnoodplan.doc
Scenario Titel:
Brand en explosie
Code:
C101
Criteria: Gevolgen:
Versie: 02 Datum : aprll 2003
Bij iedere vorm van brand of explosie op het terrein I in een gebouw Gevaar voor veiligheid van mens en milieu en materiele schade
--Fase ------------------------------------------------------------3: verantwoordelijk • vaststellen: - aard (brand/explosie - omvang - soort (stort, gebouw, voertuig) - plaats - gewonden - inzet eigen middelen • stilleggen werk/transportbewegingen in de onmiddellijke omgeving • pand ontruimen (ontruimingsplan !) • bijeenroepen/inlichten aanwezigen • alarmeren brandweer • alarmeren directie • indien verantwoord: bestrijden brand (gebruik blusmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen die voorhanden zijn
leidinggevende I BHV-er I terreinbeheerder
II
II
II
II
II
U
II
II
II
II
II
II
Fase 4: • interne organisatie (aanpassen taken personeel) • samenstellen crisisteam • voertuigen laten wachten/informeren • informatie verzamelen • brandweer begeleiden • inschatting maken van directe gevolgen • informeren bevoegd gezag (Bureau Handhaving, Milieuklachtentelefoon)
directeur directeur terreinbeheerder I afdelingshoofden II
II
directeur/bedr.leider U
II
II
II
Fase 5: • besluiten over noodzaak: (tijdelijk) sluiten stortplaats I inrichting • starten opruimwerkzaamheden • actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen • rapportage aan de directie SMINK BEHEER • rapportage aan bevoegd gezag (indien noodzakelijk)directeur
Pagina 31 van 44
directeur
II
U
II
n
II
II
6
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
S"m1ntcfVALVERWERKING
B.V.
Scenario Titel :
Vrijkomen (milieu-)gevaarlijke (vloei)stoffen
Code:
C102
Criteria: Gevolgen:
Versie: 04 Datum : september 2003
Vrijkomen van een hoeveelheid (milieu-)gevaarlijke (vloei)stof in de werkplaats, WZI, SOI, bij de tankplaats of op het terrein. Gevaar voor veiligheid van mens, schade voor milieu en/of materiele schade.
Fase 3:
verantwoordelijk
• vaststellen: soort I omvang I hoeveelheid plaats gewonden inzet eigen middelen • stilleggen werk/transportbewegingen in de onmiddellijke omgeving • ontruimen pand I inrichting • informeer betrokkenen • alarmeren brandweer I hulpdienst • alarmeren directie • indien verantwoord: beperken gevolgen (gebruik middelen en persoonlijke beschermingsmiddelen die voorhanden zijn)
leidinggevende I terreinbeheerder
11
II
II
It
II
II
U
II
n
II
U
Fase 4: • • • • • • •
interne organisatie (aanpassen taken personeel) samenstellen crisisteam voertuigen laten wachten/informeren informatie verzamelen brandweer/hulpdienst begeleiden inschatting maken gevolgen op korte termijn informeren bevoegd gezag (Bureau Handhaving, Milieuklachtentelefoon)
directeur directeur terreinbeheerder I afdelingshoofden II
II
directeur/bedr.leider II
II
u
tt
Fase 5: • besluiten over noodzaak: (tijdelijk) sluiten stortplaats I inrichting • starten opruimwerkzaamheden • actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen • rapportage aan de directie SMINK BEHEER • rapportage aan bevoegd gezag (indien noodzakelijk)directeur
Pagina '.12 van 44
directeur
u
n
II
0
II
It
c
S"m1 ntd=VALVERWERKING B.V.
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
Scenario Tftel:
Ernstige ovetlast: verwaaien afval
Code:
C103
Criteria: Gevolgen:
Versie: 01 Datum: Maart 1'99$
Gevaar voor medewerkers op stortfront of elders, waaivuil komt buiten de inrichting Kans op letsel, overlast voor omwonenden
zie procedure "Klachten"
Pagina 33 van 44
0
S'"m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
VALVERWERKING
Scenario Titel:
Ernstige overlast: Stank
Code:
C104
Criteria: Gevolgen:
Versie: 01 Datum: Maart 1996
Negat ieve geurbeleving binnen/buit en de inricht ing Overlast voort medewerkers Overlast voor omwonenden
zie procedure "Klachten"
Pagina 34 van 44
B.V.
0
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
Smrnt.FVALVERWERKING
B. V.
Scenario Titel:
Cladistiene stort
Code:
C105
Criteria: Gevolgen:
Versie: 02 Datum: mei 1998
Binnen of vlak buiten de inrichting is onrechtmatig afval gestort Vervuiling I overlast voor omwonenden
Fase 3:
verantwoordelijk
• vaststellen: Omvang I hoeveelheid locatie samenstelling I soort afval
terreinbeheerder
Fase 4:
terreinbeheerder I hoofd AIR
• indien hoeveelheid groot I gevaarlijk afval: informeren bevoegd gezag o Bureau Handhaving (kantooruren) o Milieuklachtentelefoon (buiten kantooruren) informeren directie
terreinbeheerder I hoofd AIR
• opruimen afval
terreinbeheerder I
Fase 5:
• rapportage aan de directie SMINK BEHEER
Pagina 35 van 44
directeur
6
S'm1
Billage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
VALVERWERKING B.V.
Scenario Titel:
Ongevallen
Code:
C201
Criteria: Gevolgen:
Versie: 01 Datum: Maart 1996
Bij ongevallen zonder lichamelijk letsel op het terrein van of bij insc.hakelen EHBQ-er of EHBO-pakket. Verstoring van de arbeidsveiligheid (en bedrijfsvoering)
zie procedure "Ongevallen"
Pagina 36 van 44
0
S"m1fttG:vALVERWERKtNG B.V .
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
Scenario Titel:
Geweldpleging
Code:
C202
Criteria: Gevolgen:
Versie: 02 Datum : mei 1998
Conflict ender dreiging I gebruik making van geweld (lichamelijk, (vuur)wapens) (kans op) Ongevallen I verstoring van de arbeidsveiligheid (en bedrijfsvoering)
Fase 3:
verantwoordelijk
• Kalm blijven
Allen
• alarmeren (indien mogelijk) hulpdienst politie directie
leidinggevende I terreinbeheerder
Fase 4: • politie begeleiden • In geval van eisen: in contact treden met geweldpleger • besluiten over noodzaak sluiten terrein voertuigen wegsturen I informeren bieden alternatief • hulp verlenen bij ontruimen plaats des onheils
directeur afdelingshoofden directeur I politie It
II
Terreinbeheerder
Fase 5: • plaats des onheils vrijgeven • informatie over toedracht verzamelen • actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen • rapportage aan de directie SMINK BEHEER
Pagina 37 van 44
directeur bedrijfsleider directeur
"
"
6
S'"m1
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
VALVERWERKING B.V.
Scenario Titel :
Uitval capaciteit binnen de inrichting
Code:
C301
Criteria: Gevolgen:
Versie : 02 Datum: mei 1998
Het aangeboden afval kan voor langere tijd niet meer binnen de inrichting verwerkt of opgeslagen warden Het aangeboden afval moet elders verwerkt warden
Fase 3:
verantwoordelijk
• vaststellen met behulp van bliksemonderzoek: omvang, ernst • informeren directie
Bedrijfsleider I hoofd AIR I terreinbeheerder Bedrijfsleider I hoofd AIR II
• in formeren aanbieders
II
----------------------------------------- -------- ---- ------ -- Fase 4: 11 inschatting maken gevolgen op korte termijn • informeren/overleg bevoegd gezag •besluiten over: - (tijdelijk) sluiten stortplaats - voertuigen wegsturen/informeren - klanten informeren - bieden alternatief • alternatieve verwerkers
bedr.leider/hoofd AIR hoofd AIR directeur I bedrijfsleider I hoofd AIR
bedrijfsleider/hoofd AIR
Fase 5: • inschatting maken gevolgen op langere termijn • actie starten ter verbetering en corrigerende maatregelen • oplossing zoeken: opvang aanbod elders wegnemen oorzaak • rapportage aan de directie SMINK BEHEER
Pagina 38 van ,14
directeur II
II
"
"
"
@
S"m1ntcFVALVERWERKING B.V.
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
Scenario Titel:
Uitval capaciteit elders
Code:
C302
Criteria: Gevolgen:
Versie: 02 Datum: mei 1998
Extra aanbod van afval door noodsituaties of calamiteiten elders voor lange tijd Extra afvalaanbod op de inrichting
Fase 3:
verantwoordelijk
• vaststellen: omvang, ernst • informeren directie
Bedrijfsleider I Hoofd AIR Bedrijfsleider I hoofd AIR II
• in formeren aanbieders
ti
Fase 4: • inschatting maken gevolgen op korte termijn • informeren overleg/bevoegd gezag •besluiten over: - openstelling stortplaats voor extra capaciteit - inzet extra materieel - inzet extra personeel - alternatieve verwerking
bedr.leider/hoofd AIR hoofd AIR directeur I bedrijfsleider I hoofd AIR
Fase 5: • inschatting maken gevolgen op langere termijn - capaciteitsverlies inrichting • oplossing zoeken voor dreigend capaiteitstekort: opvang aanbod elders versneld uitbreiden stortplaats versneld aanleggen compartimenten • rapportage aan de directie SMINK BEHEER
Pagina 39 van 44
directeur I bedrijfsleider I hoofd AIR II
II
II
II
II
U
6
~mr
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan .doc
VALVERWERKING
B.V.
Scenario Titel:
Verzoek voor verwerking/opslag afval a.g.v. calamiteit in de regio
Code:
C303
Criteria:
Gevolgen:
Versie : 02 Datum: mei 1998
Eenmalig verzoek voor verwerking of opslag van een plotseling ontstane beperkte hoeveelheid afval als gevolg van een noodsituatie of calamiteit in de regio. Extra afval/opslag op het terrein, mogelijk buiten openstellingstijd.
Fase 3:
verantwoordelijk
• vaststellen: omvang, ernst • informeren directie
Bedrijfsleider I Hoofd AIR
"
"
------- --------- -- ------------ -- ---- ---- -- -- ---- --- ---- ------Fase 4: • informeren overleg/bevoegd gezag •besluiten over: - openstelling stortplaats of passend terrein - inzet extra materieel - inzet extra personeel - alternatieve verwerking • informeren directie
bedr.leiderihoofd AIR hoofd AIR directeur I bedrijfsleider I hoofd AIR
"
II
Fase 5: • inschatting maken gevolgen • rapportage aan de directie SMINK BEHEER
directeur I bedrijfsleider I hoofd AIR II
Pagina 40 van 44
II
@
S"m1ntlfVALVERWERKING B.V.
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
Scenario Titel:
Technische storing:weegsysteem
Code:
C401
Criteria: Gevolgen:
Versie: 02 Datum: mel 1998
ledere vorm van technische storing (mechanisch, elektrisch, hardware, software) die de werking van het weegsysteem be'invloeden Verstoring van de bedrijfsvoering
Fase 3:
verantwoordelijk
• vaststellen: omvang, ernst • veiligstellen computergegevens • alarmeren onderhoudsdienst(en) i.v.m. weegsysteem
Weegbrugmedewerk(st )er I hoofd AIR II
II
II
U
Fase 4: • inschatting maken gevolgen korte termijn
bedrijfsleider I hoofd AIR II
• besluiten over: - alternatieve verwerking - handmatig wegen - elders wegen - (tijdelijk) sluiten stortplaats - voertuigen wegsturen /informeren - aanbieders informeren • informeren directie
II
II
II
II
II
Fase 5: • informeren/rapportage bevoegd gezag • corrigerende maatregelen • rapportage aan de directie SMINK BEHEER
Paglna 41 van 44
directeur I bedrijfsleider I hoofd AIR hoofd AIR directeur
0
Bijlage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S"m1 ftkvALVERWERKJNG
B. v.
Scenario Titel:
Technische storing: waterzuiveringsinstallatie langdurig buiten gebruik
Code:
C402
Criteria:
Gevolgen:
Versie: 02 Datum: mei 1998
De waterzuiveringsinstallatie is (wordt verwacht) langdurig buiten gebruik (te zijn) wegens storing of calamiteit Tijdelijke verstoring werking gemeentelijke rioolwaterzuiveringsinstallatie
zie Scenario "Aanzienlijke overschrijding lozingsnorm" (C002)
Pagina 42 van 44
0
S"m1 ftta:VALVERWERKING
Biilage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
B.V.
Scenario Titel:
Stillegging stort i.v.m. onderzoek
Code:
C403
Criteria: Gevolgen:
Versie: 02 Datum: mei 1998
Onderzoek op start n.a.v. milieu-incident/misdrijf/calamiteit Verstoring van de bedrijfsvoering
Fase 3:
verantwoordelijk
• onderzoekers vragen naar gerechtelijk bevel
Weegbrugmedewerk(st )er I bedrijfsleider/hoofd AIR
• • informeren bedrijfsteiding • informeren directie • informeren/overleg bevoegd gezag
II
II
II
ti
directie /bedrijfsleider/ hoofd AIR
Fase 4: bedrijfsleider I hoofd AIR directeur/bedrijfsleider/ hoofd AIR
• inschatting maken gevolgen • bestuiten over: - (tijdelijk) sluiten stortplaats - voertuigen wegsturen /informeren - aanbieders informeren • vrijmaken plaats voor onderzoek • bijstaan onderzoeksteam
bedrijfsleider I hoofd AIR II
II
Fase 5: • corrigerende maatregelen • rapportage aan de directie SMINK BEHEER
Pagina 43 van 44
directeur I bedrijfsleider I hoofd AIR directeur
@
Biilage 7 Bedrijfsnoodplan.doc
S'"m1Ma=VALVERWERKING B.V.
Plan van aanpak Project: Reiniging van grond verontreinigd met asbest (melding proefreiniging)
Plan van aanpak Relniglng van grond verontreinlgd met asbest
Door
: M.E .F. Ravesloot
Datum
: 3 juli 2003
Versie
: 2.0
Status
: deflnltlef
locatie
: Amersfoort
Pagina: 1/25
Distributielijst
Datum
3 juli 2003
Dlstributielijst
Directeur Boskalis Dolman B.V. Directeur Smink Afvalverwerking B.V. Hoofcl Acceptatle Smink Afvalvetwerking B.V~ Projectleider BKD Projectleider SBD lnstallatle SBD Kamcoordinator Provincie Utrecht Arbeidsinspectle DTA-er
Versie
2.0
Status
Definittef
Opgesteld
M.E.F. Ravesloot
©2001 , Smink. Boskalls Dolman vof Niels ult deze ultgave mag worden vorveelvoudlgd enfof openbaar gomaakt door mlddel van druk. rotok.ople, microfilm of op welke andere wijw dan ook zonder voo.rafgaande schriftell)lle toestemming van Smink Boskalis Dolman vof
Pl;in van aanpak Reln lglnq van grand verontrelniqd met asbest
Paglna : 2/25
Definities
Amfiboolasbest
Stoffen die de vezelachtige silicaten crocldollet, amoslet, actinoliet, anthofylllet of tremoliet bevatten
As best
Asbest is een natuurlljk product. Het Is een delfstof die wordt gewonnen In onder meer Zuid·Amerlka, Rusland en Canada. Het bestaat ult naaldvormlge vezels. Asbest heeft enkele nuttige eigenschappen: het is makkelljk te verwerken met andere stoffen, het is goedkoop en hittebestendig.
Concentratie
Serpentijnasbest + (10 x Amfiboolasbest)
DTA·A
Deskundlg Toezichthouder Asbest ·A
Hechtgebonden
We spreken van 'hechtgebonden' wanneer de asbestvezels stevig verankerd zltten in het dragermateriaal. Er zullen nauwelljks vezels vrijkomen als dit materlaal in goede staat verkeert en niet wordt bewerkt of gesloopt. Asbestcementgolfplaten en vlakke platen die in goede staat verkeren, zijn voorbeelden van hechtgebonden asbest.
lnterventiewaarde
lnvoerlng per 1 januari 2003 van een interventiewaarde (water)bodemsanering voor asbest. Deze lnterventiewaarde bedraagt 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal de amflboolasbestconcentratle). Als de interventiewaarde wordt overschreden, is sanering verplicht. Het gestelde in de brief met het interimbeleid vervangt de passages in de circulaire Street- en interventlewaarden bodemsanering (stcrt 2000, 39), die betrekklng hebben op asbest en waarln asbest als nlet-genormeerde stof is opgenomen.
Losse vezels
Wanneer de vezels niet of nauwelijks aan het dragermaterlaal zljn gebonden, spreken we van 'losgebonden' asbesthoudende materialen. Doordat de vezels gemakkelljk kunnen vrijkomen, is het gezondheidsrisico van losgebonden asbest grater dan dat van hechtgebonden asbest. Een zeer losgebonden asbesthoudend materiaal Is spuitasbest. Dit materiaal is voor 1978 regelmatig gebrulkt als isolatiemateriaal en als brandwerende laag op staalconstructies.
PBM's
Persoonlljke Beschermlngsmlddelen
Resplrabele (vezels)
lnhaleerbaare (zie losse vezels) Als vulstregel wordt de verhouding tussen de lengte en de breedte van de vezel genomen. Wanneer deze grater is dan 3:1 zegt men dat de vezel respirabel is.
Restconcentratlenorm
Herzlenlng per 1 maart 2003 van de restconcentratienorm voor hergebrulk van grond, baggerspecie en puln(granulaat) die zijn verontreinigd met asbest. De huidige norm, vastgelegd in TK 1999-2000, 25834, nr 17, wordt vanaf die datum vervangen door de restconcentratienorm van 100 mg/kg gewogen (serpentijnasbestconcentratie vermeerderd met 10 maal amfiboolasbestconcentratle) voor alle materialen
SBD
Smink Boskalls Dolman vof Lindeboomseweg 15 3828 NG Hoogland
Serpentijnasbest
Staffen die het vezelachtige sillcaat chrysotlel bevatten
Plan van aanpak Reinlglng van grond verontreinlgd met asbest
Pagina : 3/25
INHOUDSOPGAVE
SAMENVATIING ..... ................................ .. ............ ....... ........... ... .. .......... ............. ....... ... ........................ .... 5
1.
1.1
INTRODUCTIE .. .. ............... ... ............... ......... .... .......................... .... ....................... ....... ............ ......... 6 TOELICHTING OP DE OPBOUW VAN HET PLAN .. ... .. ... .. ....... ...... .... .......... ...... .. ... .. ............................ 6
1.2 BASIS VOOR HET PLAN .. .............. ......... ........ ....... ....... .............. ....... ......... .... ... ........... ... ..... .......... . 6 2. INLEIDING EN DOELSTELLING ......... ... ............. .... ........ .. ... ... ... ................. ... ................ .. ...................... 7 2.1 INLEIDING .. ....... .. ... .. ... ...... ............. .. .... .......... ..... .... .. ... ...................... .. .... ..... ... .. .. .. ........ ............... 7 2.2 AANLEIDING VAN DE PROEFRElNTGTNG ..... .... ........ ......................... .... ... .. ....... ....... ..... .... .. ............ .. 7 2.3 DOELSTELLING .. ..... .. ... .. .. ... ...................... .... ... ...... ...................... ... ............................... ............... 8 2.4 V ERWACHTE RESULTATEN ......... .. ............ ................... .. .............. .............................................. ... 8 3. AANPAK .... ... ............ ... ................... ....................................................... ................. .......................... 9
3.1 3.2
0PSLAG VAN DE GRONDIN HET DEPOT EN ONTGRAVEN UTT HET DEPOT .... ...................... .. ............ 9 INVOEREN EN REINIGEN VAN DE GROND ....................................... ... ...... ............. .... ...... .. ......... ..... 9
3.2.1 PROCESBESCHRUVING ........... .. ....... ...... ..... ................. .. . ... ............ ............. ................................. 10 3.3 0PSLAAN, BEMONSTEREN EN AFVOEREN VAN DE RESIDU- EN PRODUCTSTROMEN .... ........ .... ...... 10 3 .4 SCHOONMAKEN TERREIN EN SCHOONDRAAIEN INSTALLATIE ......... ............................. ... .... .. ....... 13 4. Risrco. s EN MAATREGELEN .. ................ .................. ...................... .. .... .... ................ .. ........... ....... ... . 14 5. LUCHTMETINGEN .... ... ........ ... ........... ..... ..... ... .. ................... ......................................................... .... 17 5 .1 VEZELCONCENTRATIE .... ....... .................. .... ... .. ..... ................... ... .. ... ..... ..... .. .. ........... ................. . 17
5.2 5.3
M EETPROTOCOL ..... ... ... ............... .. ............................................................. ..... ............. ... ........... 18 RESULTATEN EN MAATREGELEN ................... .. ...... .......... ....... ..... .. ... .. .. ............... .. .. .. ........... ..... .. . 18
6. ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN ................ .. ....... ................. ... ... ... ... ............................. .... ..... ..... ............ 20 6.1 SCHONEENVUILEZONE ............ ......... : ........ .. ...... .......................... ..... ............. .... .. ...................... 20 6.2 LEESUNIT .. .................... .......... .. .... .. .... .... ... ....... .. ...... .... ..... .... .. .. ..... .. ..................... ............ . , ...... 20 6.3 O VERDRUK ....... ... ..... ................................ ..... ............... .............................................. ...... ..... ..... 21 6.4 P ERSOONLIJKE BESCHERMTNGSMIDDELEN PERSONEEL ................. .............. ..... ........... .... ............ 21 6.5 lNHuuR PERSONEEL OF MATERIEEL ............... ............................. ...... .. .... .. .... .. ..... ....................... 21 7. PLANNING .. .. ......... .. ....... ... ... ... .... .. ...... ..... ................................ ................ ................... .............. .......... 22 7.1 START .. ........... ..... .. .... ...... ... .................................. ......... ........... ......... ..... ............ ........ ................ 22 7.2 PROEFREINIGING ............. .............. ................. ... ......... ..... ....... ........... .. .......................... .. ............ 22
7.3 7.4
Corv1MUNICATIE EN RAPPORTAGE .. ... .. ........ ... .... .......... .. .... ................. .. .. .. ..................... ..... .. ...... 24 BESLISMOMENTEN ........... ..... ................... ..... .............. ......... ........ ... ..... ............. ..... .... .. ........... .... 24
Bijlagen: 1. Overzichtstekening grondreinigingsinstallatie
Plan van aanpak Relniging van grand verontreinigd met asbest
Pag l na: 4/25
Samenvatting
In mei 2000 is gestart bij Smink Boskalis Dolman vof met de reiniging van een partij (ca. 35.000 ton) verontreinigde grond afkomstig van de voormalige stortplaatsen Engelage en Benedeneind te Veenendaal. Na reiniging van de eerste partij grond bleek een concentratie asbest in het gereinigde materiaal aanwezig te
ZlJn. Bovenstaande is voor Smink Boskalis Dolman vof aanleiding om de reinigingsmogelijkheden van grond verontreinigd met asbest nader te onderzoeken. Zij is voomemens de gehele partij te reinigen met de huidige fractiescheidingsinstallatie, opgesteld op het terrein van Smink Afvalverwerking te Hoogland. Hiermee anticipeert Smink Boskalis Dolman vof op ontwikkelingen waarbij hergebruik van grond verontreinigd met asbest in de nabije toekomst mogelijk kan worden. Doel van de proef is: • aantonen dat op grond van de te gebruiken reinigingstechniek, de aard waarin asbest voorkomt en de eigenschappen van asbest kan worden aangenomen dat de reiniging effectief zal zijn; • aantonen dat bruikbare bouwstoffen kunnen worden verkregen die met een kwaliteitscertificaat worden ingezet ter vervanging van primaire bouwstoffen; • aantonen emissie van asbest naar de omgevingslucht nihil is; • bepalen van concentratie van asbest in residustromen; • onderzoek van het proceswater naar eventuele aanwezigheid van asbest.
Plan van aanpak Reiniging van grond verontrelnlgd met asbest
Pagina: 5/25
1.
lntroductie
1.1
Toelichting op de opbouw van het plan
Dit plan van aanpak (hiema PvA genoemd) om cbrijft hel project "proefreiniging van grond verontTeiaigd met asbe t' . Er wordl ingegaan op de diverse relevante onderdelen van de proef. Ret eerste deel bescbrijft de achtergrond en het doel van de proefreiniging. Vervolgens wordt de aanpak van de proef beschreven. In bet hoofd tuk Planning, tenslotte komcn de aspecten: wanneeT met wie en de coromunicatie aao de orde.
1.2
Basis voor het plan
De volgende input i gebmikt bij het opstelleo van dit PvA: Besprokeo puoten uit overleg met de Provincie Utrecht (27-9-2002 en 3-6-2003); Veiligbeid - en gezondheidsplan van BOOT, organiserend adviesburo ( 7 mei 200!)· Brief van W. Stevens (Smink) bctreffende voorstel proefreiniging (april 2001); Verslag en resultaten proefreinigiag bij Bodem Sanering Weert (BSN), (Weert, 23 mei 2000).
Plan van aanpak Relnlglng van grond verontrolnlgd mot asbost
Paglna: 6125
2.
lnleiding en doelstelling
2.1
lnleiding
Random de wetgeving van asbest in bodem is in de afgelopen periode veel te doen geweest. De grootste wijziging is dat per 1januari2003 de interventiewaarde voor asbest in (water)bodem is verhoogd van 10 naar 100 mg/kg droge stof. Per 1maart2003 is de restconcentratienorm voor asbest in bodem vastgesteld op 100 mg/kg droge stof. Dit betekent dat grand met minder dan 100 mg/kg droge stof asbest zonder maatregelen mag worden toegepast. De concentratie aan asbest wordt bepaald door de serpentijnasbestconcetratie te vermeerderen met 10 maal de amfiboolasbestconcentratie. Dit totaal moet kleiner zijn dan 100 mg/kg droge stof.
2.2
Aanleiding van de proefreiniging
In Veenendaal aan de Polderweg was een tweetal stortplaatsen aanwezig, te weten Engelage en Benedeneind. Op de stortplaats Engelage is in de periode 1970-1973 bedrijfsafval gestort. Benendeneind is in de periode 1953-1963 gebruikt voor het storten van voomamelijk huishoudelijk afval en in beperkte mate bedrijfsafval. De stortplaatsen warden opgeruimd en het is de bedoeling het vrijkomende materiaal zoveel mogelijk te hergebruiken.
Media 1998 is gestart met het saneren van de stortplaatsen. Op de locatie zelf is het materiaal door middel van diverse zeven gescheiden in verschillende fracties. Omdat er vanuit is gegaan dat er stukken asbest in de partij aanwezig konden zijn is alle grand vooraf over een zeef van 10 mm uitgezeefd. De grondfractie is organisch verontreinigd en voor reiniging aangeboden bij SBD. In mei 2000 is gestart met het reinigen van de aangevoerde partij. Na reiniging van een deelpartij (ca. 7.000 ton) bleek dat de fractie > 3 mm asbest bevatte. Er is direct gestopt met de reiniging van de restpartij. De partij ligt opgeslagen op het terrein van SBD gelegen aan de Lindeboomseweg te Hoogland.
Uit nader onderzoek is gebleken dat het depot asbesthoudende materialen bevat in de vorm van hechtgebonden plaatmateriaal. Tevens zijn er in een viertal monsters asbestbundels aangetroffen. De asbestconcentratie varieert van 111 mg/kg tot 2.600 mg/kg. Aangetroffen asbestsoorten zijn chrysotiel en amosiet. (Deze waarde is gemeten in 2001 en is niet volgens de methode van de gewogen norm).
Plan van aanpak Reinlging van grand verontreinigd met asbest
Paqina: 7/25
SBD is voomernens de rest van de stroorn (ca. 27.000 ton) alsnog te reinigen in de natte fractiescheidingsinstallatie. Orndat de regelgeving orntrent asbestbevattende materialen stringent is, is voor de praef het onderhavige plan van aanpak geschreven. Het doen van een dergelijke proef is vergund en opgenornen in hoofdstuk 7.6 van de geldende rnilieuvergunning.
2.3
Doelstelling
Bovenstaande situatie is voor SBD aanleiding arn de technische reinigingsrnogelijkheden van de betreffende grand nader te onderzoeken. Hiermee anticipeert SBD op ontwikkelingen waarbij hergebruik van grand verontreinigd rnet asbest in dt: tut:komst mogelijk kan warden. Het doel van de praef is: • aantonen dat op grand van de te gebruiken reinigingstechniek, de aard waarin asbest voorkornt en de eigenschappen van asbest kan warden aangenornen dat de reiniging effectief zal zijn; • aantonen dat bruikbare bouwstoffen kunnen warden verkregen die rnet een kwaliteitscertificaat warden ingezet ter vervanging van prirnaire bouwstoffen; • aantonen dat ernissie van asbest naar de orngevingslucht nihil is; • bepalen van concentratie van asbest in residustromen; • anderzoek naar aanwezigheid van as best in praceswater.
2.4
Verwachte resultaten
Uit eerdere praeven bij andere, vergelijkbare, reinigingsinstallaties (zie aok Bodernsanering Nederland te Weert) is gebleken dat reinigen van grond die verantreinigd is rnet as best mogelijk is. SBD wil rnet deze proef aantanen dat met de bestaande installatie asbesthoudende grand gereinigd kan warden en dat er geen gevaar voor de rnedewerkers ofhet milieu zal ontstaan. Verwacht wardt dat tijdens de praeven de daelstellingen, genaernd in dit plan van aanpak, gehaald warden. Dat betekent dat wordt verwacht dat: • de huidige reinigingstechniek effectief is; • ca. 80% bruikbare bauwstaffen warden verkregen (uit ervaringscijfers kan dit warden verwacht); • ernissie van asbest naar de lucht nihil is; • asbest zich vaamarnelijk aphaapt in de grove fractie; • er geen asbest in het praceswater terecht komt.
Plan van aanpak Relniging van grond verontreiniqd met asbest
Pagina: 8/25
3.
Aanpak
De werkzaamheden bestaan uit de volgende stappen: Opslag van de grond in depot Ontgraven van de grond uit het depot; Het invoeren van de grond in de installatie; Het reinigen van de grond; Het opslaan en bemonsteren van de diverse residu- en productstromen; Het afvoeren van de diverse residu- en productstromen; Schoondraaien van de installatie en schoonmaken terrein. Zie voor een overzichtstekening Bijlage 1.
3.1
Opslag van de grond in het depot en ontgraven uit het depot
De grond ligt opgeslagen op het terrein van Smink Boskalis Dolman vof, Lindeboomseweg 15 te Hoogland. Tijdens het ontgraven van de partij uit het depot zal de partij natgehouden worden (vochtpercentage bedraagt minimaal 10%) zodat verspreiding van asbest naar de omgeving wordt voorkomen. Na iedere werkdag zal de partij worden afgedekt.
3.2
lnvoeren en reinigen van de grond
SBD richt zich op het reinigen van verontreinigde zandige grond. SBD beschikt over een reinigingsinstallatie, die gebaseerd is op een extractieve reinigingstechniek. Bij deze techniek wordt gebruik gemaakt van verschillen in deeltjesgrootte en verschillen in soortelijke massa van de afzonderlijke deeltjes. Het reinigingsproces bestaat uit de volgende stappen: Afscheiden van grove (> 20 mm), middelgrove (3-20 mm) en fijne fractie (<3 mm); Afscheiden van organische fractie; Afscheiden van zandfractie; Ontwateren slib-watermengsel; De te reinigen grond zal met de huidig opgestelde fractie-scheidingsinstallatie worden gereinigd. Hiertoe zullen geen wijzigingen ofuitbreidingen aan de installatie worden uitgevoerd. De procescondities worden zodanig ingesteld dat een optimaal reinigingsrendement behaald wordt.
Plan van aanpak Reiniging van grond verontreinigd met asbest
Pagina: 9/25
3.2.1 Procesbeschrijving •
lnvoer, afscheiden grove en fijne fracties.
Met behulp van een wiellader met overdrukcabine warden de te verwerken verontreinigde afvalstoffen overgeslagen in een invoertrechter. De invoertrechter bestaat uit een grofvuilrooster, 400 x 400mm, en een transportband die voorzien is van een magneet. Het puin en de magnetische fractie warden in deze stap afgescheiden. Het resterende materiaal komt in een was- I zeeftrommel. Hier wordt water aan het materiaal toegevoegd en vindt scheiding plaats in de grove fractie (>20 mm), middelgrove fractie (3-20 mm) en fijne fractie (< 3 mm). De middelgrove fractie wordt nog "gewassen" in een zogenaamde zwaardwasser. Hiermee warden organische delen uit deze fractie verwijderd. •
Afscheiding zandfractie
Met behulp van separatoren en een opstroomkolom vindt afscheiding van de zandfractie plaats. In de separatoren wordt het zand van het slib gescheiden op basis van centrifugale kracht, soortelijk gewicht en deeltjesgrootte. De onderloop van de scparatorcn wordt opgcvangcn in cen klassecrder. Hier wordt het materiaal door middel van opstroming een tweede maal gewassen. De afgescheiden zandfractie wordt opgevangen op een onder de klasseerder opgestelde ontwateringszeef. Het ontwaterde zand wordt met behulp van een transportband, voorzien van een bandweger, in depot gedraaid. •
Ontwatering slib-watermengsel
Het slib-watermengsel wordt opgevangen in een slibtank. Van hieruit wordt het mengsel met toevoeging van een vlokmiddel verpompt naar een voorindikker. Uit deze voorindikker wordt het bezonken materiaal, met wederom toevoeging van een vlokmiddel, naar de zeefbandpersen gepompt. De zeefbandpersen persen het vooringedikte slib tot een steekvaste slibkoek. De slibkoek wordt door middel van een transportband in depot gedraaid.
3.3
Opslaan, bemonsteren en afvoeren van de residu- en productstromen
Wanneer de met asbest verontreinigde grand in de installatie wordt gereinigd zullen de asbestdelen, afhankelijk van hun grootte, in de diverse installatieonderdelen warden afgescheiden. De afgescheiden deelstroom is vervolgens verontreinigd met asbest. In de onderstaande tabel is beknopt weergeven waar de diverse asbestdelen kunnen vrijkomen (afhankelijk in welke fracties asbest in de te verwerken partij voorkomt).
Plan van aanpak Reiniqing van grond verontreinigd met asbest
Pagina: 10/25
Fractieverdeling Kleiner dan
Procesonderdeel
Deelstroom
Groter dan
Afzet lndien schoon *)
lndien asbest houdend
-
>2cm
Trommel 1
Grof puin
hergebruik
Uitlezen/ start
<2cm
>3mm
Trommel 2
Fijn puin
hergebruik
Opnieuw draaien I Storten
Zwaardwasser
Organische fractie
start
start
< 63 µm
Hydrocycloon
Slib
Verwerken/ start
Verwerken/ start
> 63 µm
Hydrocycloon
Zand
hergebruik
Opnieuw draaien I
<3mm
<3mm
.
Storten *) asbestconcentratie ligt onder de restconcentratienonn
3.3.1
Opslag De deelstromen worden in een depot opgeslagen. In afwachting van de analyseresultaten zal het depot nat gehouden en afgedekt worden. Eventueel kan er voor gekozen worden om de diverse deelstromen vanuit de installatie direct in een container op te slaan.
3.3.2
Bemonstering en afooer Om het proces te controleren worden monsters genomen van de verontreinigde grond die in de installatie wordt ingevoerd en van het gereinigde zand dat uit de installatie komt. Tevens zullen het grove en fijne puin als ook de organische fractie en de slibfractie bemonsterd worden. Grofpuin De grove fractie (> 2 cm) wordt afgevoerd en gestort binnen de gestelde randvoorwaarden van de vergunning van Smink Afvalverwerking B.V .. Er kan voor gekozen worden (op basis van de gevonden concentratie asbest) deze deelstroom na te bewerken door middel van "handpicking" in een zogenaamde leescabine. De afgescheiden asbestdelen worden opgeslagen in een bigbag. Na het uitlezen is de deelstroom grof puin gereed voor hergebruik. Indien gekozen wordt voor deze optie zal vooraf overleg met de Provincie plaatsvinden. Fijnpuin Deze fractie zal worden uitgekeurd conform het Bouwstoffenbesluit. Afhankelijk van de concentratie asbest zal een bestemming voor het puin worden gekozen. Dit kan zijn: afzet in de markt of storten. Indien de partij gestort wordt, wordt de partij gestort binnen de gestelde randvoorwaarden van de vergunning van Smink Afvalverwerking B. V ..
Plan van aanpak Reiniging van grand verontreinigd met asbest
Pagina: 11/25
Organische fractie Deze fractie wordt afgevoerd en gestort binnen de gestelde randvoorwaarden van de vergunning van Smink Afvalve1werking B.V ..
Slib Het slib wordt opgeslagen en per 2.000 ton bemonsterd en geanalyseerd conform het Bouwstoffenbesluit. Hierbij wordt asbest als aanvullende parameter meegenomen. (na de eerste batch zal de hierbij ontstane hoeveelheid voor uitkeuring in aanmerking komen, dit is ca. 1.000 ton). Bij het SCG wordt op basis van de keuringsuitslag de reinigbaarheid van de pa1tij bepaald. Indien de partij slib als "reinigbaar" wordt verklaard, wordt deze elders ter venverking aangeboden. Wanneer de partij als "niet reinigbaar" wordt beschouwd, wordt het slib afgevoerd en gestort binnen de gestelde randvoorwaarden van de vergunning van Smink Afvalverwerking B.V .. Zand De zandfractie zal warden uitgekeurd conform het Bouwstoffenbesluit. Hierbij wordt asbest als aanvullende parameter meegenomen. Op basis van de analyseresultaten zal de hergebruikcategorie warden bepaald. Indien het zand asbest bevat zal de partij opnieuw gereinigd warden, zoals is aangegeven in de beslissingsboom van hoofdstuk 7, figuur 7 .2.1. Indien het zand voldoet aan de normen van het Bouwstoffenbesluit, wordt de partij in de markt afgezet. Proceswater De te verwachten concentratie van asbest in het proceswater is niet bekend. In overleg met het W aterschap Vallei & Eem zal nader warden bepaald hoe de bemonstering dient plaats te vinden (frequentie e.d.) en hoe de gegevens warden gepresenteerd. Indien de analyses aangeven dater asbest in het proceswater aanwezig is, zal in overleg met de Provincie warden bepaald hoc de proceswaterstroom wordt verwerkt of afgevoerd. Alle analyses warden uitbesteed aan een door sterlab geaccrediteerd laboratorium. De analyses op asbest van de verschillende zeeffracties en het zand worden uitgevoerd conform NEN 5707.
Plan van aanpak Reiniging van grand verontrelnlgd met asbest
Pagina: 12/25
3.4
Schoonmaken terrein en schoondraaien installatie
Na iedere werkdag zal de toegangsweg naar de installatie geveegd worden met behulp van een veegwagen voorzien van overdruk. Deze verontreinigde grond za1 gestort worden in het depot met asbest verontreinigde grond. Na het draaien van de eerste batch wordt de installatie volledig schoongedraaid. De voorindikker wordt leeggedraaid en het slib wordt ontwaterd met behulp van de zeetbandpers en in depot gedraaid. De houdklasseerder wordt afgetapt zodat alle verontreinigde zand uit de installatie is. Afhankelijk van de uitslag van de analyses van de diverse residu- en productstromen wordt de frequentie van bovenstaande procedure bepaald. Om te bepalen of er niet ergens een asbestvezel in de installatie is achtergebleven za1 op het moment van onderhoudswerkzaamheden zogenaamde kleefmonsters worden genomen. Van deze monsters wordt de asbestconcentratie bepaald.
Plan van aanpak Relnlglng van grond varontrelnlgd met asbest
Pagina: 13/25
4.
Risico's en maatregelen
Tijdens de proef zal grond gereinigd worden waarin asbest aanwezig is. Er wordt bij aanvang van de proefvanuit gegaan dater zowel hechtgebonden als niethechtgebonden asbest in de te reinigen grond aanwezig is. De risicovolle plaatsen in het proces tijdens de reiniging zijn die plaatsen waar handelingen plaatsvinden met de verontreinigde grond in "droge" toestand. Nadat de gezeefde grand in suspensie is gebracht, wordt ervan uitgegaan dat ernissie van asbest naar de omgevingslucht nihil is. Gedurende de reinigingsproefworden een Hoge Veiligheidskundige (HVK-er) en een Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA-A-er) ingehuurd om het hele proces te begeleiden en te ondersteunen. Gedurende de proef zullen alle heima beschreven taken van de DTA-A-er worden gecontroleerd door de HVK-er. Onderstaand overzicht is een korte weergave van eisen van maatregelen die opgenomen zijn in de CROW 132.
Handeling:
Opslag van de partij asbestverontreinigde grond
De DTA-A-er zorgt ervoor dat voor zolang de partij in opslag ligt verspreiding door bijvoorbeeld verwaaiing voorkomen wordt.
Risico: Maatregelen:
L verspreiding asbest naar de omgeving (buiten terrein SBD) 1. Afzetten van omgeving; 2. plaatsen waarschuwingsborden "gevaarlijk asbest niet betreden"; 3. Vochtig houden van partij grond en afdekken van de partij na een werkdag.
Risico: Maatregelen:
IL Blootstelling medewerkers 1. Niet eten, drinken of roken tijdens de werkzaamheden; 2. Dragen van PBM's; 3. gebruik van materieel voorzien van overdrukcabine.
Plan van aanpak Relniging van grond verontrelnlgd met asbest
Paqlna : 14/25
Handeling:
Verwerken van asbestverontreinigde grond in installatie
Voordat aan de reiniging van een partij begonnen gaat worden, wordt het personeel dat op het moment van verwerking op de installatie aanwezig is hierover geinformeerd (kick-off meeting). De DTA-A-er zorgt ervoor dat de locatie voorzien wordt van de juiste bebording en afzetlinten. Met behulp van een shovel wordt het materiaal van het depot naar de invoerbunker van de scheidingsinstallatie gebracht. Tijdens het laden, rijden en lossen bestaat kans op verspreiding van asbestvezels. Het verwerken van asbestpartijen in de installatie gebeurd onder natte omstandigheden. De kans op verspreiding van vezels tijdens de verwerking is hierdoor minimaal. Alle gebruikte materieel wordt bij het verlaten van de vuile zone (zie paragraaf 6.1) gewassen. Hiervoor wordt een mobiele wasunit gehuurd.
Risico: Maatregelen:
I. verspreiding asbest naar de omgeving tijdens logistiek 1. Afzetten van route depot naar installatie; 2. plaatsen waarschuwingsborden "gevaarlijk asbest niet betreden"; 3. vochtig houden van depot en route naar installatie
Risico: Maatregelen:
II. verspreiding asbest naar de omgeving tijdens verwerking 1. Materiaal vochtig invoeren
Risico: Maatregelen:
III. Onbevoegden op locatie 1. plaatsen waarschuwingsborden "gevaarlijk asbest niet betreden";
Risico: Maatregelen:
IV. Blootstelling medewerkers ("droge gedeelte installatie'') 1. Niet eten, drinken of roken tijdens de werkzaamheden; 2. Dragen van voorgeschreven PBM's; 3. gebruik van materieel voorzien van overdrukcabine.
Handeling:
Afvoeren deelstromen
Nadat de partij gereinigd is worden de deelstromen in een depot opgeslagen. De deelstromen vrijkomend uit asbesthoudende partijen worden afzonderlijk van deelstromen uit overige partijen opgeslagen. In de tabel in parafraaf 3 .2 is reeds aangegeven welke stromen asbest verdacht zijn. Op het moment dat de betreffende deelstroom uit het proces vrijkomt is deze vochtig en zal deze in depot gereden worden. In afwachting van de analyseresultaten zal het depot nat gehouden en
Plan van aanpak Reiniging van grond verontrelnlgd met asbest
Pagina: 15/25
afgcdekt warden. Eventueel kau er voor gekozen worden om de diverse dceJstromen vanuit de installatie direct in een container op te slaan. Risico:
I. Verspreiding ashest uit depot
Maa lregelen:
1. Afd.ekken depot of vochtig houden; 2. Direct afvoeren in containers;
Risico: MaatregeJen:
Il. Blootstelling medewerkers
L. Dragen van voorgeschreven PBM; 2. Niel eten, drink.en of roken tijdens de werkzaambeden· 3. plaat en van afzetting voor waarschuwing overig personee1 op sto11; 4. gebruik van materieel voorzien van overdrukcabine.
Plan v;m aanpak . Reinlglhg van grond verontrelnlgd met asbost
Paglna: 16125
5. Luchtmetingen
5.1 Vezelconcentratie
De vezelconcentratie tijdens het reinigingsproces is niet bekend. Uit ervaringen bij andere grondreinigingsbedrijven is gebleken dat de emissie van asbestvezels naar de lucht nihil is. Tijdens de reinigingsproef zullen gedurende de eerste werkweek metingen worden verricht voor het bepalen van de asbestvezelconcentratie in de lucht. Deze metingen worden uitgevoerd door een extern bureau . Afhankelijk van de resultaten wordt bepaald of er meerdere metingen noodzakelijk zijn . Uit de toelichting op de publicatie 'Wijziging Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving' zoals op 16 april 2003 in de Staatscourant is gepubliceerd blijkt dat uit experimentele meetgegevens geconcludeerd kan worden dat de asbestconcentratie in lucht het verwaarloosbaar risico (VR
=1000 vezelequivalenten per m3) doorgaans niet zal overschrijden .
Ook niet indien sprake is van verontreiniging met niet-hechtgebonden asbest.
Er zijn verschillende actiewaarden te onderscheiden:
Toetsingswaarde (Mlnisterie)
Omschrijving
Norm (vezels per cm3) Amfibool (crocidoliet)
Serpentljn
Grenswaarde (SZW)
Norm gesteld aan de omgevingslucht geldend voor werknemer en gemeten over een referentieperiode van 8 uur.
0.1
0.3
Actiewaarde (SZW)
Niveau waarboven gevaar voor werknemer bestaat
0
0.1
Vrijgavewaarde (SZW)
Maximale vezelgehalte voor oplevering van sloopruimtes (1'20 van de grenswaarde)
0.01
0.015
Maximaal toelaatbaar risico (VROM)
Milieubeleid is er op gericht asbestgehaltes tot in elk geval onder deze waarde te ver1agen
0.1
0.1
Streefwaarde (VROM)
Norm voor asbest in lucht geldend voor de algemene bevolking.
0.001
0.001
Plan van aanpak Reiniging van grond verontreln lgd met asbest
Pagi na : 17/25
5.2 Meetprotocol
Tijdens de reiniging is een aantal plaatsen "risicogebied". Op deze plaatsen zullen luchtrnetingen verricht worden . De risicogebieden zljn: 1.
het depot waar grond ontgraven wordt;
2.
invoerbunker;
3.
e.erste trammel.
In de eerste trammel (afscheiden van de grove fractie) word! water aan het proces toegevoegd waardoor de kans op .emissie van asbestvezels naar de lucht verwaarloosbaar klein of niet aanwezig is. Om deze reden wordt er niet op andere plaatsen in het proces gemeten. Voor aanvang van de reinigingsproef zal er door de HVK-er een meetprotocol warden opgesteld. Hierin zullen de risicogebieden worden aangewezen, de meetpunten warden bepaald en de frequentie van meten warden opgenomen.
5.3 Resultaten en maatregelen
Er zullen net zolang metingen gedaan worden als aangegeven wordt door de HVK-er. Alie analyses van de metingen zullen worden getoetst aan de grenswaarde. In overleg met de HVK-er zal worden bepaald welke beschermingsmiddelen er door de betrokken medewerkers gedragen dienen te warden. De minimale beschermingsmiddelen die gedragen warden tijdens de proef zijn in onderstaande tabel weerge.geven.
Plan van aanpak Relnlglng van grond verontrelnlgd met asbest
Pagina: 18125
Onderdeel
Persoon
Adembeschermlng
Kie ding
Shovel I kraan
Machinist
Overdruk met filters (100 Pa):
veiligheidsschoeisel
9
1 P1 stoffllter (50 mm)
2e P3 stofillter (30mm) 38 Koolfilter (70mm)
Adembescherming met P3 filter lnstallatie
Procesoperators
Adembescherming met P3 filter
Wegwerpoverail Laarzen Handschoenen
Terrein
OTA-er
Aanblaasunit (volgelaatsmasker) met P3 filter
Wegwerpoverall
Adembescherming met P3 filter
Wegwerpoverall
Laarzen Handschoenen
Terreinmedewerker
Laarzen Handschoenen Leesunit
Onderdruk (30 Pa)
Wegwerpoverall Laarzen
Aanblaasunit (volgelaatsm
Plan van aanpak Relnlglng van grond verontrelnlgd met asbest
Handschoenen
Paglna: 19/25
6. Arbeidsomstandigheden
Al het personeel dat bij Boskalis Dolman in dienst is krijgt bij de ArboUnie jaarlijks een medische keuring met inspanningstest. Aan de hand van deze keuring wordt pcrsonccl medisch gescbikt verklaard om te werken in of met verontreinigde grond.
6 .1 Schone en vuile zone
Op het terrein van de scheidingsinstallatie is een algemene vuile zone onderscheiden. Tijdens het verwerken van partijen behoort het hele terrein van de scheidingsinstallatie tot de algemene vuile zone. Binnen deze algemene vuile zone is een zone gekenmerkt als asbestzone. Dit is de ruimte waar het depot asbesthoudende grond wordt opgeslagen, de ruimte waar de deelstrornen worden opgeslagen, de routes van en naar de installatie en het gebied rond de invoerbunker. Orn een schoon-vuil-zone te creeren wordt een decontaminatieunit gehuurd. Deze staat op de grens van schone en vuile zone. Bij aanvang en einde van de werkdag kunnen de betrokken medewerkers zich hier omkleden. De schaftruimte bevindt zich achter de bedieningsunit in de algemene vuile zone. Deze wordt betreden via een schoon-vuilunit. In deze ruimte worden de overalls uitgetrokken en kunnen de handen gewassen worden. Het is niet toegestaan de schaftruirnte te betreden met laarzen en overall. Alleen in deze schaftruimte binnen mag gegeten worden.
6 .2
Leesunit
De uitleesunit bestaat uit een gesloten container die voorzien is van een constante onderdruk van minimaal 30 Pa. Deze onderdruk heeft als doel de asbestdelen in de container te houden. Het te lezen materiaal wordt over een loopband door de container geleidt. Van deze loopband wordt de asbestdelen met de hand verwijderd. De betreffende medewerkers dragen in de container beschermende kleding met een aanblaasunit.
Plan van aanpak Reiniging van grond verontreinigd met asbest
Pagina : 20/25
6.3
Overdruk
De shovels op het terrein zijn voorzien van een overdrukinstallatie en klimaatbeheersing. De lucht wordt over een drietal filters geleidt (zie onderstaande tabel). De overdruk in de cabine wordt continue gemeten. Wanneer de overdruk wegvalt klinkt een akoestisch alarm. De overdruk bestaat uit tenminste 100 Pa. De werking van de overdrukunit wordtjaarlijks gecontroleerd en de filters worden eens per kwartaal vervangen.
6.4
Persoonlijke beschermingsmiddelen personeel
Deskundig toezichthouder asbest De DTA-er draagt een wegwerpoverall met capuchon, veiligheidslaarzen en handschoenen. De overall wordt over de laarzen gedragen zodat geen materiaal in de laarzen kan vallen. Tevens draagt de DTA-er een aanblaasunit met P3 filter. De DTA-er verlaat en betreed de asbestzone door een decontaminatieunit. Machinisten De machinisten van de kranen en de shovels hoeven geen aanvullende beschermende kleding te dragen. De cabine wordt gekenmerkt als schone zone. Tijdens de werkzaamheden binnen de vuile zone mogen zij de cabine niet verlaten. Ramen en duren dienen gesloten te zijn. De machinist loopt bij het verlaten van de cabine direct naar de schone zone. Hierbij draagt hij een wegwerp P3 filter. Bij het betreden van de cabine wordt het schoeisel buiten de cabine op de daarvoor bestemde laarzenstandaard bewaard. Overige personeel Terreinmedewerkers en procesoperators dragen tijdens hun werkzaamheden een overall, laarzen en handschoenen. Tijdens het draaien van asbesthoudende materialen draagt het personeel tevens (minimaal) een wegwerp P3 filter. Het personeel betreedt en verlaat de vuile zone door de decontaminatieunit.
6.5
lnhuur personeel of materieel
Bij het inhuren van personeel wordt het ingehuurde personeel op de hoogte gebracht van hetgeen in dit werkplan beschreven staat. Materiaal wat ingehuurd wordt moet tenminste voldoen aan de eisen zoals die in dit werkplan omschreven staan.
Plan van aanpak Reiniging van grond verontreinigd met asbest
Pagina: 21/25
7. Planning
7 .1
Start
De werkzaamheden vinden plaats zo spoedig mogelijk na definitieve goedkeuring van het Plan van Aanpak door de Provincie Utrecht. Iedere werkweek zal starten op maandagmorgen 07:00 uur en eindigen op vrijdag om 19:00 uur.
7 .2
Proefreiniging
De reiniging vindt plaats in batches ter grootte van een weekproductie. Dit is circa 3500 ton. Na de eerste batch (eerste reinigingsweek) wordt bepaald aan de hand van de analysegegevens of de proefreiniging wordt voortgezet of dat deze stopt. Bepalende factor van deze beslissing is de concentratie asbest in het gereinigde zand. Na de eerste week wordt grond gereinigd die vrij is van asbest. Na het bekend warden van de analyseresultaten wordt de proef gecontinueerd. Indien de resultaten het toelaten kan besloten worden om de rest van de grond achter elkaar te reinigen. Indien uit de resultaten blijkt dat bet product (zand) niet vrij is van asbest kan besloten worden om deze een tweede maal te reinigen. Aanvullende analyseresultaten zullen vervolgens doorslaggevend zijn voor het voortzetten danwel stoppen van de reinigingsproef. De volgende beslissingsboom wordt hiervoor gehanteerd:
Plan van aanpak Reiniging van grond verontreinlgd met asbest
Pagina: 22/25
Figuur 7.2.1 Beslissingsboom
Strut proef
Batch reinigen
Gereinigde zand bemonsteren en analysereo door STERlab
Zand nog een keer reinigen
Nee AualyseresuJtaten van bet gereinigde
zand voldoet?
Nee
Zand reeds eerder gereinigd? Ja
Ja
Gereinigd zand storten
Gereioigd zand a:fvoeren Eindeproef
Plan van aanpak Relnlglng van grond verontrelnlgd met asbest
Pag l na: 23/25
7.3
Communicatie en rapportage
Voorafgaand en tijdens de proefreiniging is er frequent overleg. Tevens zal regelmatig verslaglegging plaatsvinden. Een en ander is weergegeven in onderstaand schema: c·-.~ Voorbereidend gesprek omtrent arbo-zaken Voorbereiden medewerkers (mondeling) Kick off Meeting
Wnt
---~~a-.
-- -
Afstemrningsoverleg {mondeling) Voortgang en overleg (mondeling) Bijhouden logboek V oortgangsrapportage (schriftelijk) Eindrapportage
-
~wariiieer-=-..i~· . . Ruim voor aanvang proef Max. 1 week voor aanvang Dag voor start proef _ dagelijks
---- maandelijks
--
dagelijks
-
Bij aanvang: wekelijks Eindeproef
'--
: boor ::_~·~~~~_:_~ Projectleider
· .;
Aan '/ met,. :.
-
._
·.-.,~
-'\,;,'..;
~-
Arbeidsinspectie
Proj ectleider
Medewerkers reinigingsinstallatie
Projectleider en DTA-er Projectleider en DTA-er Proj ectleider
Medewerkers reinigingsinstallatie
---
Medewerkers reinigingsinstallatie
----
------
DTA-eren hoofdprocesoperator Projectleider Proj ectleider
-
Directie SBD
--
Projectleider
• -•
• •
Directie SBD Provincie Utrecht Directie SBD Provincie Utrecht
Wanneer na een aantal gereinigde batches mag warden aangenomen dat • wijzigingen in de gehanteerde werkwijze niet (meer) nodig zijn, • de kwaliteit van bet zand goed is (dat wil zeggen: geen asbest bevat), kan de frequentie van de voortgangsrapportage (na overleg en goedkeuring van bet bevoegd gezag) warden verlaagd. De reinigingsproef zal doorlopen tot alle grand is gereinigd (verwachting: ca. 3 maanden). Vervolgens wordt een eindrapportage opgesteld.
7.4
Beslismomenten
De sturing van mijlpalen vindt via de planning in het project plaats. Een en antler zal middels voortgangsrapportages warden bijgesteld.
Juni 2003 Goedkeurin Plan van Aan ak door Provincie I Arbeidsins ectie Zomer 2003 _ Af: _ z _ e_ t t_ e n _ te_ rr _ e_ in _m _ et _ l _ in _t_e_ n_b _ o_ rd _ e _ n _ _ __ _ _ _ _ _ _ _ - i Uiterlijk l da voor aa_ n_ v_ a1~ 1 ·- - - . . 1 Personeel voorzien van PBM - - - - - + -Uiterlijk 1 week voor aanvang !:2Cf Anal seren residustromen - - - - - - - - - - --i-Na rcinig]! batch _ _ __ J:ia reiniging batch __ _ Anal seren Zandfractie Evaluatie roef -----------1Tt_1_ ss_ c~_!:ild en na reini in batch _ _ _E _ i_nde Eroef __ _
____,
2 maanden na afronden roef
Plan van aanpak Reiniging van grond verontreiniqd met asbest
Paqlna: 24/25
-
BIJLAGE
1
Overzichtstekening grondreinigingsinstallatie Smink Boskalis Dolman vof
Plan van aanpak Reiniging van grond verontrelnigd met asbest
Pagina: 25/25
.r
I
--------
-·~
---~-----
~J
-ontwatertngs/ bedlanlngs container
/
/
,,
L----'@c ~· E!jt=
====ll
I
Schone zone Licht verontreinigde zone
~
I Sterk verontreinigde zone
-
Boskalis Dolman Bv
Veiligheidsplan lnstallatie Arnerafoort
,,,,_ ·--
Boskalis Dolman bv P.O.a.44111,DllM.Rllllilnlllll
--Tot.+111IDJMl•BOD
"-=+31tut10m:m1e1
--=
A3(420x297mm)
--
A