Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Gemeente Venlo “Eenheid in verscheidenheid”
De Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd naar aanleiding van nieuwe Wro 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad op 25 maart 2009
STADSBELEID Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Stellers René Miesen, Rob Luca en Ingrid Jansen
2
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Inhoudsopgave
Voorwoord
5
DEEL A – RUIMTELIJKE STRUCTUURVISIE 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
7
1
9
2
3
4
5
Inleiding 1.1
Waarom een Ruimtelijke Structuurvisie?
9
1.2
Wat is de Ruimtelijke Structuurvisie?
9
1.3
Hoe is de Ruimtelijke Structuurvisie opgezet?
10
Naar een visie
14
2.1
De gelaagde stad
14
2.2
Structuurconcept: Krachtige kernen in een Robuust Casco
14
2.3
Doelstellingen
15
2.4
Principes voor Venlo
16
2.5
Uitvoering en Uitwerking
17
Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2005-2015
19
3.1
Structuurconcept: Krachtige kernen in een robuust casco
19
3.2
“Centrumstad in een grenzeloze regio”
21
3.3
“Leefbare Stad”
31
3.4
“Stad in het Maasdal”
45
Principes voor Venlo
59
4.1
Principes
59
4.2
Schematisch overzicht beleidsvelden, thema’s en principes
67
Uitvoering en uitwerking
69
5.1
Inleiding
69
5.2
Uitvoering Ruimtelijke Structuurvisie Venlo
69
5.3
Uitwerking Ruimtelijke structuurvisie Venlo
81
5.4
Aandachtspunten voor gebieden
81
5.5
Onderzoeksprogramma
97
BIJLAGEN:
Kaart: Kaart: Matrix: Kaart:
Ruimtelijke samenhang Overzicht bouwontwikkelingen Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projecten Overzicht nieuwe bestemmingsplannen in voorbereiding
Relatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleid Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
3
DEEL B – TOELICHTING EN VERDIEPING
129
6
Toelichting - Positionering van de Ruimtelijke Structuurvisie
131
7
Toelichting - Het krachtenveld
132
7.1
Het Terrassenlandschap en Maassysteem
132
7.2
De ontwikkeling van de stad
134
7.3
Trends en perspectieven
138
8
Toelichting – De opgaven
139
8.1
Transformaties
139
8.2
De opgaven
140
9
Verdieping - Krachtige kernen in een Robuust Casco
143
10
Verdieping: “Centrumstad in een grenzenloze regio”
147
10.1
Uitgangssituatie
147
10.2
Ambitie en doelstellingen
148
10.3
Behoud en kwaliteitsverbetering als logistiek en industrieel knooppunt
148
10.4
Versterking als centrumstad voor de regio
153
10.5
Versterking van het stadscentrum van Venlo
155
10.6
Infrastructuur als schakel in de centrumstad
159
11
165
11.1
Uitgangssituatie
165
11.2
Ambitie en doelstellingen
165
11.3
Woonmilieus en bedrijvigheden
168
11.4
Een aantrekkelijke, schone en veilige leefomgeving
177
11.5
Levensvatbare hiërarchie en spreiding van voorzieningen
183
11.6
Bereikbaarheid en mobiliteit
186
12
4
Verdieping: “Leefbare stad”
Verdieping: “Stad in het Maasdal”
190
12.1
Uitgangssituatie
190
12.2
Ambitie en doelstellingen
190
12.3
Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied
191
12.4
Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren in en om de stad
197
12.5
Verkeer en Vervoer
202
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Voorwoord over de wijziging van de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 Per 1 juli 2008 is de gemeente, door de invoering van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro), verplicht voor het grondgebied van de gemeente, of een gedeelte hiervan, een structuurvisie vast te stellen. De wet stelt, ten opzichte van voorgaande wetgeving, nieuwe eisen aan de inhoud van een structuurvisie. Deze eisen hangen ook samen met het gewijzigde stelsel van kostenverhaal. Volgens de nieuwe wettelijke richtlijnen dient de structuurvisie te beschrijven: 1. de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, 2. de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid, en 3. de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De gemeente Venlo beschikt sinds 2005 over de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2005 2015. Om te kunnen voldoen aan de huidige wettelijke verplichting en eisen is de Ruimtelijke Structuurvisie 2005 -2015 gewijzigd en opnieuw door de gemeenteraad vastgesteld. Uitgangspunt bij de wijziging blijft de voorgenomen ontwikkeling en het ruimtelijk beleid zoals deze is vastgesteld in 2005. Daardoor is deze wijziging “beleidsneutraal”1 en is de planperiode niet gewijzigd. De wettelijk vereiste beschrijvingen van de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling en hoofdzaken van ruimtelijk beleid waren al beschreven in 2005, en komen aan bod in hoofdstukken 2, 3 en 4. Met de vaststelling van onderhavige “Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008” door de gemeenteraad van de gemeente Venlo op 25 maart 2009, wordt de “Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015” integraal herzien. De belangrijkste wijziging in deze Ruimtelijke Structuurvisie is een aanpassing van hoofdstuk 5 “Uitvoering en uitwerking” waarin nader wordt ingegaan op de manier waarop de gemeente de voorgenomen ontwikkeling, zoals beschreven in de structuurvisie wil verwezenlijken. In hoofdstuk 5 wordt ondermeer toegelicht hoe gemeente Venlo de uitvoering van de benoemde ontwikkelingen ter hand neemt. De gemeente Venlo zet onder andere het bestemmingsplan en verdere uitwerkingen in sectoraal beleid in. Belangrijk onderdeel van hoofdstuk 5 is daarnaast een toelichting op hoe de gemeente Venlo op basis van de structuurvisie omgaat met de mogelijkheden rondom de medefinanciering vanuit nieuwbouwlocatie in de vorm van bijdragen in de ruimtelijke ontwikkeling en bovenplanse kosten (verevening) De rol van de structuurvisie bij kostenverhaal Met de invoering van de nieuwe Wro en de Grondexploitatiewet in 2008 hebben gemeenten nieuwe sturingsmiddelen tot hun beschikking gekregen. Gemeenten kunnen in overeenkomsten met marktpartijen gebruik maken van deze mogelijkheden op het gebied van kostenverhaal. Daarnaast mogen gemeenten in de vroegste planfases overeenkomsten sluiten waarin zij een bijdrage in “ruimtelijke ontwikkeling” en “bovenplanse kosten” overeenkomen. Zo kan de gemeente vanuit nieuwe bouwlocaties via grondexploitatie voorzien in een bijdrage aan de gewenste ontwikkelingen elders binnen de gemeente. Hiertoe dient de gemeente wel te beschikken over een structuurvisie zoals beschreven in de nieuwe Wro.
1 Uitgangspunt blijft het beleid zoals meegenomen in 2005. Verdere uitwerkingen hiervan, die aansluiten aan op de voorliggende ruimtelijke structuurvisie, zijn meegenomen. “Nieuw” beleid en inzichten die hiervan afwijken, zijn in deze wijziging niet meegenomen, maar komen in een latere totale herziening aan bod. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 5
In verband met de wettelijke verhaalsvoorwaarden van de bijdragen worden in de structuurvisie de “ruimtelijke ontwikkelingen” gespecificeerd vastgelegd. Daarnaast wordt de relatie tussen zogenaamde “kostendragers” en “kostenvragers” geduid. In hoofdstuk 5 wordt daartoe de link gelegd tussen enerzijds voorziene nieuwe bouwlocaties, de ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse voorzieningen. Afdwingbaar verhaal van bovenplanse kosten/bovenplanse verevening is ook mogelijk via opname van een “fondsbijdrage” in de exploitatie. De gemeente stelt daartoe een zogenaamd “Fonds Bovenplanse Kosten” in, waaruit bovenwijkse voorzieningen (deels of geheel) worden bekostigd. De hoogte van de gevraagde bijdrage wordt bepaald op basis van drie criteria: profijt; toerekenbaarheid, en proportionaliteit. Ten aanzien van bijdragen aan bovenplanse kosten worden er in de structuurvisie aanwijzingen gegeven over bestedingen uit het fonds. Aanpak wijziging Ruimtelijke Structuurvisie Voor de hiervoor beschreven aanpak is gekozen om spoedig te kunnen beschikken over een structuurvisie die voldoet aan de wettelijke vereisten. Tevens ligt een ingrijpende aanpassing van het in 2005 vastgestelde beleid niet voor de hand. De gekozen methodiek brengt met zich mee, dat de bijbehorende Verkenningennota niet is gewijzigd. De maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek vereisen een voortdurende toetsing en onderhoud van het geformuleerde beleid. Dit kan leiden tot een tussentijdse wijziging gerelateerd aan een zich voordoende ontwikkeling. De uitvoering is een continu proces, waarmee de gemeente in ieder geval tot 2015, maar ook daarna, actief mee aan de slag is. De voorgenomen herindeling met de gemeente Arcen en Velden per 1 januari 2010 en gewijzigde beleidsmatige inzichten krijgen beslag in een herijking van de Ruimtelijke Structuurvisie. De gemeente Venlo werkt de komende tijd aan deze herijking, die zal leiden tot een structuurvisie voor een nieuwe planperiode. Nota bene Omdat voorliggende gewijzigde versie van de “Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015” geen integrale en volledige ‘update’ heeft gehad, kan het voorkomen dat de inhoud van voorliggende structuurvisie en de feitelijke situatie met betrekking tot bepaalde gebieden en/of aspecten van elkaar kunnen afwijken. Ontwikkelingen en/of voorschrijden van de tijd kan leidt ertoe dat de formulering op een aantal plaatsten in voorliggende structuurvisie enigszins ‘achterhaald’ zou kunnen overkomen. Dit doet aan de inhoud en de daaraan ten grondslag liggende keuzes niets af.
6
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
DEEL A – RUIMTELIJKE STRUCTUURVISIE 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
7
Centrum Blerick
Centrum Tegelen
Voormalig raadhuis Belfeld
Centrum Venlo
Beken in het casco
8
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De Maas
Steyl
1
Inleiding
1.1
Waarom een Ruimtelijke Structuurvisie?
Streven naar duurzame ruimtelijke ontwikkeling “Van duurzame ruimtelijke ontwikkeling is sprake als aan elk van de economische, ecologische en sociaal culturele waarden van de ruimte gelijkwaardig en in onderlinge samenhang recht wordt gedaan en daarmee de aantrekkelijkheid van de ruimte voor bewoners, bezoekers en ondernemers toeneemt”.2 De vraag naar extra ruimte voor verstedelijking in Venlo is in de komende decennia beperkt.3 De wensen en eisen van burgers en bedrijven over de inrichting van de ruimte worden steeds diverser en hoger, mede vanwege veranderingen in de samenleving en economie. Het belang om de juiste functie op de juiste plaats tot ontwikkeling te laten komen neemt toe. Er is sprake van een trendbreuk die in een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo zijn neerslag moet vinden: van “kwantiteit” (uitbreiding) naar “kwaliteit” (duurzaamheid en aanpassing)4. Dit betekent dat rekening moet worden gehouden met samenhangen tussen opgaven voor Venlo en daaraan gerelateerde doelstellingen. Daarnaast is de gemeente volgens de Wet Ruimtelijke Ordening, verplicht een structuurvisie vast te stellen voor het grondgebied van de gemeente (of een deel daarvan). De Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 is het kader voor de duurzame ruimtelijke ontwikkeling, op basis van een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociaal culturele waarden van de gemeente Venlo.
1.2
Wat is de Ruimtelijke Structuurvisie?
Toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en beleid Via het ruimtelijk beleid geeft de gemeente sturing aan de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo. Hierbij moeten keuzen worden gemaakt ten aanzien van functies en locaties en te realiseren kwaliteiten. De rol van de overheid is steeds minder die van initiatiefnemer en ontwikkelaar en steeds meer die van regisseur van processen die door andere partijen geïnitieerd of uitgevoerd worden. Tegen de achtergrond van actuele trends, opgaven en ambities voor de stad zijn doelstellingen voor het ruimtelijk beleid geformuleerd en is een ontwikkelingsrichting bepaald waarin deze doelstellingen het best gerealiseerd kunnen worden. Gezien de maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek zal voortdurend toetsing aan en onderhoud van de in deze Ruimtelijke Structuurvisie geformuleerde doelstellingen moeten plaatsvinden. De Ruimtelijke Structuurvisie biedt tevens de basis voor het maken van afspraken over financiële bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen en geeft aanwijzingen over bestedingen ter dekking van zogenaamde bovenplanse kosten. De Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 is het functioneel en ruimtelijk toetsingskader voor het maken van keuzes bij ruimtelijke ontwikkelingen in Venlo.
2 3 4
Nota Ruimte (5e Nota over de Ruimtelijke Ordening, deel 3), april 2004, paragraaf 1.2 Zie Deel B – paragraaf 7.3 -Trends en perspectieven Zie Deel B – hoofdstuk 8 – De opgaven Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
9
1.3
Hoe is de Ruimtelijke Structuurvisie opgezet?
1.3.1
Kaderstelling
De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid in deze Ruimtelijke Structuurvisie zijn mede gebaseerd op ambities zoals die in eerdere stedelijke visies zijn verwoord, waaronder “Venlo, grenzeloze stad” (1999), de Perspectievennota (2000) en de Voorjaarsnota 2001. Deze ambities zijn geactualiseerd in de stadsvisie “Visie Venlo 2030 – Kompas voor de toekomst” die op 2 juni 2004 door de gemeenteraad is vastgesteld. De stadsvisie “Visie Venlo 2030 – Kompas voor de toekomst” is gebaseerd op 5 wensbeelden als richtingen voor de ontwikkeling van Venlo. Deze wensbeelden bevatten ideeën en mogelijkheden voor het ruimtelijk, economisch en sociaal maatschappelijk beleid. In deze Ruimtelijke Structuurvisie ligt het accent op de verdieping van de stadsvisie in het ruimtelijk beleid, globaal tot 2015. In de Ruimtelijke Structuurvisie is ook rekening gehouden met inzichten en keuzen in sectoraal, ruimtelijk relevant beleid, en beleid op provinciaal en rijksniveau.5 De achtergrondstudies die ten grondslag liggen aan de totstandkoming van de Ruimtelijke Structuurvisie zijn opgenomen in de aan de Ruimtelijke Structuurvisie gekoppelde notitie “Verkenningen voor Venlo”.
De visie Input: •Ambities: Visie Venlo •Sectorbeleid •Trends en perspectieven
1
Structuurconcept: Krachtige kernen in een robuust casco Thema: Centrum stad
2
Thema: Leefbare stad Thema: Maasdal stad
3 4
5
10 Principes Uitvoeringsprogramma
Zie Deel B – hoofdstuk 6 – Positionering van de Ruimtelijke Structuurvisie
10
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Uitwerking en toepassing
1.3.2
Opbouw van de Ruimtelijke Structuurvisie
Deel A bevat de kern van de Ruimtelijke Structuurvisie 2005 - 2015. Hoofdstuk 1 Beschrijft waarom deze structuurvisie is opgesteld, de opbouw, en op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming zijn betrokken. Hoofdstuk 2 Beschrijft de elementen waaruit de structuurvisie is opgebouwd en bevat de doelstellingen voor het ruimtelijk beleid Hoofdstuk 3 Bevat de uitwerking van het ruimtelijk beleid van Venlo, in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling, in de vorm van een structuurconcept en 3 verbindende thema’s: • “Centrumstad in een grenzenloze regio” • “Leefbare stad” • “Stad in het Maasdal” Hoofdstuk 4 Bevat de essentie van de uitwerking van het ruimtelijk beleid in de vorm van principes voor Venlo Hoofdstuk 5 Bevat kaders voor de toepassing van de doelstellingen en principes, en onderwerpen voor een onderzoeksprogramma. Voorts wordt ingegaan op de wijze waarop de gemeente de voorgenomen ontwikkeling zoals beschreven in de structuurvisie wil realiseren, en worden aanwijzingen gegeven over bestedingen uit het fonds bovenplanse kosten In de Bijlagen is een drietal kaarten en een matrix opgenomen, alsmede een nadere beschrijving van de relatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleid. Deel B bevat toelichtingen en verdiepingen bij deel A. Hoofdstuk 6 is een toelichting op de positie van de Ruimtelijke Structuurschets in de beleidspiramide van Venlo Hoofdstuk 7 is een toelichting op het krachtenveld waarin Venlo zich anno 2005 bevindt Hoofdstuk 8 is een toelichting op de opgaven die daaruit voortvloeien voor Venlo Hoofdstuk 9 is een verdieping van het structuurconcept Hoofdstuk 10 is een verdieping van het thema: “Centrumstad in een grenzenloze regio” Hoofdstuk 11 is een verdieping van het thema: “Leefbare stad” Hoofdstuk 12 is een verdieping van het thema: “Stad in het Maasdal” Ter onderbouwing en verantwoording van deze visie zijn verschillende studies verricht. Deze zijn gebundeld in een aparte notitie (Verkenningen voor Venlo) en omvatten: • Ruimtelijk Functionele verkenningen: studies naar de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad, de positie in de regio, de huidige structuur en occupatiepatroon, ruimtelijke karakteristieken, perspectieven, trends en prognoses. • Beleidsverkenningen: documentatie en verantwoording van ruimtelijk relevant rijksbeleid, provinciaal beleid en sectoraal beleid. • Conceptuele verkenningen: evaluatie van ontwikkelingsmodellen en studie naar het begrip robuustheid. Omdat voorliggende gewijzigde versie van de “Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015” geen integrale en volledige ‘update’ heeft gehad, kan het voorkomen dat de inhoud van voorliggende structuurvisie en de feitelijke situatie ,met betrekking tot bepaalde gebieden en/of aspecten van elkaar kunnen afwijken. Ontwikkelingen en/of voorschrijden van de tijd kan leidt ertoe dat de formulering op een aantal plaatsten in voorliggende structuurvisie enigszins ‘achterhaald’ zou kunnen overkomen. Dit doet aan de inhoud en de daaraan ten grondslag liggende keuzes niets af.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
11
1.3.3
Gebruik van de Ruimtelijke Structuurvisie
Deze Structuurvisie is uitgewerkt in de vorm van een structuurconcept en drie verbindende thema’s. Dit is verwoord en verbeeld in hoofdstuk 3, en vormt de hoofdlijn van het ruimtelijk beleid tot 2015.6 De ontwikkeling van de stad is een continu proces. Gedurende de planperiode zullen zich voortdurend initiatieven en ontwikkelingen voordoen. De gemeente zal plannen toetsen op consistentie met het structuurconcept en de doelstellingen voor de 3 thema’s. Deze toets kan op een snelle manier plaatsvinden, met behulp van de “principes” in hoofdstuk 4. De principes vatten de hoofdkeuzes in de ruimtelijke structuurvisie samen. Het kan voorkomen dat zich nieuwe initiatieven voordoen, die niet specifiek zijn benoemd in deze structuurvisie. Wanneer een dergelijke ontwikkeling bijdraagt aan de realisatie van het structuurconcept en de doelstellingen zoals geformuleerd in hoofdstuk 2, zijn deze consistent met de Ruimtelijke Structuurvisie. Eventueel kan dit met een wijziging van de Ruimtelijke Structuurvisie verduidelijkt worden, alvorens tot besluitvorming over dergelijke ontwikkelingen wordt overgegaan. Een ontwikkeling die niet consistent is met de Ruimtelijke Structuurvisie vereist een actualisering of een gebiedsspecifieke structuurvisie. Ook aanpassingen van sectorale beleidsnota’s dienen een doorwerking te krijgen met een wijziging van de structuurvisie. Bij het toetsen van ontwikkelingen en plannen dient ook rekening te worden gehouden met ruimtelijke samenhang en specifieke kenmerken van een gebied waarin de locatie waar de ontwikkeling zich afspeelt. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de te onderscheiden gebieden en een uitwerking van het begrip ruimtelijke samenhang. Deze samenhang is van belang voor de wijze waarop door middel van een fonds, ontwikkelingen een bijdrage kunnen leveren aan zogenaamde bovenplanse kosten. Hoofdstuk 5 bevat ook criteria om te bepalen voor welke gebieden een gebiedsgerichte uitwerking verder gestalte kan geven aan de functie van de Ruimtelijke Structuurvisie als samenhangend toetsings- en uitvoeringskader.
“Projecten” Programma’s en sectoraal beleid
De visie Structuurconcept
Gebiedsvisies
Doelen / Thema’s
Bestemmings plannen
Toets Locaties Bouwplannen
Principes Gebieden
Initiatieven
Toets en Uitwerking
Etcetera
6 Hoofdstuk 3 bevat een aantal kaarten waarop de uitwerking van het ruimtelijk beleid in relatie tot het grondgebied van de gemeente Venlo is verbeeld. Wanneer aan een of meerdere symbolen op deze kaarten een betekenis kan worden toegekend die in een of meerdere (sub)paragrafen apart is toegelicht, dan heeft een dergelijke kaart de functie en aanduiding van plankaart. Als een kaart als geheel bedoeld is ter illustratie van het verwoorde beleid, krijgt deze de aanduiding van illustratie. De opgenomen foto’s dienen eveneens ter illustratie. Vanwege de schaal waarop de kaarten zijn getekend zijn aanduidingen op zowel plankaarten als illustraties indicatief.
12
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
1.3.4
Betrokkenheid van burgers en maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming van de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015
Zoals in paragraaf 1.3.1 aangegeven is de Ruimtelijke Structuurvisie gebaseerd op ambities zoals die in eerdere stedelijke visies zijn verwoord. Bij de totstandkoming van de stadsvisie “Visie Venlo 2030 – Kompas voor de toekomst” zijn diverse sleutelpersonen uit maatschappelijke organisaties geïnterviewd over de toekomst van Venlo en is met een groot aantal belangstellenden ingezoomd op diverse aspecten hiervan in de vorm van zogenaamde stadsdebatten. Daaropvolgend is voor de Ruimtelijke Structuurvisie een analyse gemaakt van eerder geformuleerd beleid. De gemeente heeft bij de formulering daarvan maatschappelijke organisaties betrokken, en heeft burgers op grond van de inspraakverordening en wettelijke vereisten, de gelegenheid geboden te reageren op concept beleidsvoornemens. Een aanzet tot de Ruimtelijke Structuurvisie (“ Naar een Ruimtelijk Functionele Structuurvisie voor de gemeente Venlo”) is toegezonden aan en besproken met de volgende instellingen en organisaties: Betrokken instellingen en organisaties Zorggroep Noord-Limburg Fontys Technische Hogeschool Onderwijsgemeenschap Venlo e.o. Stichting Gilde Opleidingen Kamer van Koophandel Stichting Stadsmanagement Wijkoverleggen en dorpsraden in Venlo Woningstichting Venlo-Blerick Woonservice Antares
Woningbouwvereniging Urbanus Stichting Limburgs Landschap Waterschap Peel en Maasvallei LTTB Limburg Nederlandse en Duitse buurgemeenten Kreis Kleve, Kreis Viersen Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Limburg Departementen vertegenwoordigd in de Provinciale Commissie Omgevingsvraagstukken
Op basis van deze besprekingen is de aanzet aangepast en in de vorm van een concept Ruimtelijke Structuurvisie in overeenstemming met de Inspraakverordening en wettelijke vereisten ter inzage gelegd van 11 april 2005 tot 9 mei 2005. Omdat in 2008 de belangrijkste wijziging in de Ruimtelijke Structuurvisie een beschrijving is van de wijze waarop de gemeente de voorgenomen ontwikkeling wil verwezenlijken, zonder dat daarbij sprake is van een wezenlijke aanpassing van eerder vastgesteld beleid, is voorafgaand aan de vaststelling van deze wijziging volstaan met een ter inzage legging van een concept wijziging van de Ruimtelijke Structuurvisie in overeenstemming met de inspraakverordening en wettelijke vereisten, van 18 december 2008 tot en met 28 januari 2009.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
13
2
Naar een visie
2.1
De gelaagde stad
Deze structuurvisie gaat uit van een verbonden gelaagdheid7 in het functioneren van de stad: “welvaart” • De positionering van (delen van) de stad in (inter)nationale en (eu)regionale economische, sociale en infrastructurele netwerken. • De positionering van (delen van) de stad in het (eu)regionale verzorgingsgebied. “welzijn” • Het huidige ruimtegebruik van het grondgebied en het daarbij behorende systeem van voorziening in de lokale behoeften ten aanzien van zorg, wonen, economie, detailhandel en maatschappelijke en sociaal-culturele ontplooiingsmogelijkheden van de bevolking. “welbevinden” • De rijke fysiek ruimtelijke karakteristieken van de gemeente in het continuüm van de lokale wordingsgeschiedenis en de context van internationale / regionale blauwgroene netwerken. De Ruimtelijke Structuurvisie is geformuleerd rond drie thema’s die elkaar aanvullen en de gemeenschappelijke noemers zijn in de opgaven en doelstellingen waar Venlo voor staat. De thema’s zijn geen scenario’s, maar invalshoeken om de verschillende aspecten die voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van belang zijn te kunnen isoleren en op hun samenhang te beoordelen. Met deze thematische uitwerking wordt recht gedaan aan de gelaagdheid en het noodzakelijke evenwicht en samenhang tussen de lagen als voorwaarde voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Venlo.
2.2
Structuurconcept: Krachtige kernen in een Robuust Casco
De bestaande stedelijke structuur van Venlo heeft zich ontwikkeld binnen de fysieke context van het Maasdal.8 Het is een unieke kwaliteit waarmee Venlo zich onderscheidt van vele andere middelgrote steden. De in noord-zuid richting gelegen werkkern Tradeports en de principale woonkernen van Venlo, Blerick, Tegelen en Belfeld zijn afzonderlijk herkenbaar, ondanks de sterke uitbreiding onder invloed van naoorlogse impulsen als de geboortegolf, mobiliteitstoename, verstedelijking, en fragmentatie van productie en consumptieprocessen met logistiek als verbindende schakel. Zowel in ruimtelijk-historische als in functionele zin zijn de kernen van verschillende orde. Dit ordeverschil draagt bij aan hun herkenbaarheid. De Maas vormt de historische “ruggengraat”, in oost-west richting lopen beken, “de ribben”. De “open” ruimten tussen de kernen die een scheidend karakter hebben zijn gerelateerd aan deze beken. Perspectieven voor de toekomst zijn een bevolking die in omvang nauwelijks meer toeneemt maar steeds meer vergrijst, wijzigingen in de regionale bereikbaarheid, structuurveranderingen in de economie en een voortgaande Europese integratie9. Venlo staat, tegen de achtergrond van deze structuur en omslagen in de maatschappelijk-ruimtelijke dynamiek voor een fundamentele keuze, namelijk om de ruimte tussen de afzonderlijke kernen te verstedelijken zodat de kernen opgaan in één stedelijk gebied, danwel om de verstedelijking te doen plaatsvinden binnen de kernen zodat een stedelijk netwerk van afzonderlijke kernen gehandhaafd blijft.
7 8 9
Zie Verkenningen voor Venlo – Ruimtelijk Functionele Verkenningen Zie Verkenningen voor Venlo- Ruimtelijk Functionele Verkenningen Zie Verkenningen voor Venlo- Ruimtelijk Functionele Verkenningen
14
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Er moet ook rekening worden gehouden met de invloed van relaties met steden netwerken als Brabant Stad (met name Eindhoven en Helmond), Arnhem-Nijmegen, Zuid-Limburg, het Ruhrgebied (met name Krefeld en Mönchengladbach), met regionale steden als Venray, Weert en Roermond en met Nederlandse en Duitse buurgemeenten. De Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2005-2015 kiest voor een structuurconcept dat uitgaat van het handhaven van de afzonderlijke woon- en werkkernen in een stedelijk netwerk, gescheiden door groene zones met een hoge ecologische én recreatieve waarde10. Met deze ontwikkelingsrichting kunnen de doelstellingen het best gerealiseerd worden. De oost-west oriëntatie is door ontwikkelingen in de infrastructuur in de laatste decennia vooral in economische zin sterk ontwikkeld. Voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling blijft deze oriëntatie van betekenis voor de ontwikkeling van de logistiek en industrie als bronnen van welvaart voor de stad, waarbij de oriëntatie op de omliggende Duitse regio versterkt kan worden. De oorspronkelijke noord-zuid oriëntatie is in de laatste decennia op de achtergrond geraakt. Deze heeft vooral een ecologische en sociaal-culturele betekenis. Voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad kan het van belang zijn de betekenis van deze oriëntatie, ook in economische zin, te versterken.
2.3
Doelstellingen
2.3.1
Thema: Centrumstad in een grenzeloze regio
Venlo heeft de ambitie om zich te profileren als een centrumstad 11, met een dienstverlenende functie, voor zowel Noord en Midden Limburg als het aangrenzende voorland van het Duitse Ruhrgebied, op het gebied van openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en cultuur, en om continuering van haar functie als Euregionaal logistiek en distributiecentrum. De stad heeft ook een centrumfunctie12 op het gebied van werkgelegenheid, agrologistiek, detailhandel, toerisme en evenementen. De aansluiting van Venlo op regionale en nationale infrastructuur is voor dit thema van belang. Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn: ♦ Behoud en kwaliteitsverbetering van Venlo als (inter-) nationaal logistiek en industrieel knooppunt, onder meer door het aantrekken van kennisintensieve ondernemingen en instellingen. ♦ Versterking van Venlo als centrumstad voor de regio (Noord- en Midden Limburg én het aangrenzende Duitse voorland van het Ruhrgebied). ♦ Versterking van het stadscentrum van Venlo.
2.3.2
Thema: Leefbare stad
Een leefbare stad is een stad waar bewoners en bedrijven vorm kunnen geven aan een eigen plek, waar met genoegen gewoond en gewerkt kan worden en waar het aangenaam is om te verblijven. In de fysiek ruimtelijke ontwikkeling van Venlo gaat het om huisvesting en dagelijkse voorzieningen (detailhandel, commerciële dienstverlening, ambacht en nijverheid, zorg, onderwijs, sport en recreatie) afgestemd op behoeften van diverse leeftijdsgroepen en leefstijlen, de bereikbaarheid van buiten de directe woonomgeving gelegen voorzieningen, werkgelegenheid en recreatiegebieden, en een veilige, goed beheerde en afwisselende omgeving.13
10
Toelichting structuurconcept in Deel B, Hoofdstuk 9 Zie Visie Venlo 2030 – Wensbeeld Grensverleggende Stad 12 Zie Visie Venlo 2030 – Logistiek en Industrieel knooppunt 13 Zie Visie Venlo 2030 – Stad voor Jong en Oud en Duurzame Stad 11
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
15
Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn: ♦ Afstemming van het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod in woon- en leefmilieus en bedrijvigheden in Venlo op de gedifferentieerde vraag. ♦ Het realiseren van een op de verschillende woonmilieus en bedrijvigheden afgestemde schone, aantrekkelijke en veilige omgeving, zowel wat betreft: • de inrichting van de openbare ruimte en een samenhangende groen /blauwe structuur; • de aanwezigheid en bereikbaarheid van voorzieningen op het gebied van • detailhandel, • onderwijs, • welzijn en zorg, • maatschappelijke en culturele diensten en voorzieningen, en • recreatie en sport.
2.3.3
Thema: Stad in het Maasdal
Ongeveer 60% van het oppervlak van de gemeente Venlo was in 2000 in gebruik als landbouwgrond, bos en natuur, recreatie of als oppervlakte water.14 Talrijke monumenten en historisch verklaarbare structuren getuigen van een rijke ontwikkelingsgeschiedenis. In de ondergrond zijn nog talrijke sporen van dat verleden aanwezig. Venlo hecht belang aan de ontwikkeling van natuur-, recreatie- en agrarische gebieden.15 Er moet ook aandacht en waardering zijn voor het culturele erfgoed dat sterker voor het voetlicht moet komen16. Het streven naar behoud heeft zowel te maken met het doorgeven van kwaliteiten naar toekomstige generaties, als ook het besef dat de mens onderdeel is van een kwetsbaar ecologisch systeem dat mede in het ruimtelijk beleid bescherming vereist. Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn: ♦ Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied door behoud van agrarische functies en de ontwikkeling van toerisme en recreatie ♦ Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren (met ecologische én gebruikswaarden) in en om de stad ♦ Het behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren
2.4
Principes voor Venlo
De essentie van de gethematiseerde uitwerking van de doelstellingen en structuurconcept, en de keuzes die op basis daarvan voor de stad zijn gemaakt zijn geoperationaliseerd in 10 principes. Deze principes vormen het meest concrete toetsingskader in deze structuurvisie. De samenhang tussen de thema’s, principes, en sectorale beleidsvelden is schematisch weergegeven in hoofdstuk 4.
14 15 16
Zie Venlo in Cijfers 2004, pag. 3 Zie Visie Venlo 2030 – Duurzame Stad Zie Visie Venlo 2030 – Veelzijdige Culturele Stad
16
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
2.5
Uitvoering en Uitwerking
Volgens de Wet Ruimtelijke Ordening is de gemeente verplicht voor het grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast te stellen. Daarbij wordt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van gronden aangewezen en worden met het oog op die bestemming regels gegeven. De gemeente Venlo streeft middels een inhaalslag ernaar haar bestemmingsplannen te actualiseren en in aantal beheersbaar te maken. Voor de verwezenlijking van projecten waarin het bestemmingsplan niet voorziet kan de gemeente een projectbesluit nemen of een bestemmingsplan opstellen. Bij de actualisering van projectbesluiten en bestemmingsplannen vormt de ruimtelijke structuurvisie een belangrijk beleidskader. Een ontwikkeling die niet consistent is met de ruimtelijke structuurvisie vereist een actualisering van de ruimtelijke structuurvisie of een gebiedsspecifieke structuurvisie. Overigens is de structuurvisie bedoeld als beleidskader en vormen bestemmingsplannen en daaraan verwante regelingen feitelijk de juridische grondslag voor de ruimtelijke ontwikkeling. De ruimtelijke ontwikkeling wordt mede bepaald door de uitvoering van sectoraal beleid. Het ruimtelijk beleid krijgt uiteindelijk gestalte in de oplossing van uiteenlopende transformatieopgaven die zich aandienen als locatiespecifieke vraagstukken. Voor die oplossing zijn steeds alle doelstellingen in wisselende accenten relevant. Om de verscheidenheid tussen de kernen van Venlo en de verschillen in het casco te handhaven en te versterken moet in de afstemming en afweging tussen doelstellingen rekening worden gehouden met de ruimtelijke samenhang en specifieke (identiteits-)kenmerken van het gebied waarin de locatie zich bevindt. Het is onmogelijk om in deze structuurvisie te bepalen hoe dit voor elke locatie in de stad uitpakt. In deze structuurvisie zijn deelgebieden benoemd als kaders voor gebiedsgerichte uitwerkingen. Er bestaan nog leemtes ten aanzien van kennis en zicht op oplossingsrichtingen op diverse terreinen. Er is ervoor gekozen om die leemtes niet binnen deze structuurvisie op te lossen, maar in de vorm van een onderzoeksprogramma te benoemen. Voor zover kennis en zicht op oplossingsrichtingen wel voorhanden is wordt dit expliciet benoemd.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
17
18
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
3
Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2005-2015
3.1
Structuurconcept: Krachtige kernen in een robuust casco
In de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Venlo wordt in principe gestreefd naar het oplossen van de ruimtevraag voor woningbouw binnen de contouren van de bestaande kernen. Verschillen in dichtheid, voorzieningenniveau en inrichting van de openbare ruimte zijn aanknopingspunten voor het benoemen van verschillende woonmilieus die als richtinggevend kader dienen voor ingrepen in de bestaande voorraad en nieuwbouw. De verschillen in ruimtelijke structuur en variatie in woonmilieus geven elke kern een onderscheidende identiteit die onderdeel is van de ruimtelijke kwaliteit van Venlo. Bij de uitwerking van plannen kan worden aangehaakt op de karakteristiek en structuur van de verschillende grotere en kleine kernen. Het gaat daarbij om zowel uitbreiding als vernieuwing van de bestaande voorraad. Karakter kernen: Belfeld Locaties buiten de bestaande contouren mogen alleen voor woningbouw benut worden als het gaat om de ontwikkeling van een woonmilieu dat tegemoet komt aan een gebleken behoefte, maar waar binnen de bestaande contouren ook op langere termijn geen ruimte of geschikte omgeving voor is. Voorkomen moet worden dat de ruimte tussen de kernen dichtslibt, hetgeen een onherroepelijk verlies zou zijn van een unieke ruimtelijke kwaliteit. Concentratie van woningbouw binnen bestaande contouren versterkt het draagvlak voor lokale voorzieningen waardoor investeringen om op een zo laag mogelijk schaalniveau een basisvoorzieningen niveau in stand te houden meer rendement opleveren. Combinaties van voorzieningen bevorderen de binding van bewoners aan hun buurt. Het voorzieningenniveau en het inrichtingsniveau van de openbare ruimte dienen consistent te zijn met het woonmilieu. Een bijzonder aspect is het belang van de nabijheid van dienstverlening- en zorgfuncties ten opzichte van de zorgvraag van ouderen en andere zorgbehoevenden die zelfstandig wonen.17 Investeren in het bestaand stedelijk gebied leidt tot kernen die krachtig genoeg zijn om er de doelstellingen op het schaalniveau van de kernen te realiseren. Daarnaast is een goede onderlinge afstemming nodig om de doelstellingen ook voor Venlo als geheel te realiseren. Dit betekent het profileren van het centrum van Venlo als centrum van de gemeente en de regio. De binnenstad en omgeving vormen de locatie voor het creëren van een centrum stedelijk woonmilieu. De rol van het centrum als kantoren locatie, voor zakelijke dienstverlening en als bestuurscentrum voor de gemeente en de regio dient verder ontwikkeld te worden. De centrumgebieden van Blerick en Tegelen hebben primair een boodschappenfunctie en ontmoetingsfunctie voor die stadsdelen. Daarnaast kunnen hier lokaal georiënteerde kantoren gevestigd worden. Het centrumgebied van Belfeld heeft voor die kern een vergelijkbare functie, maar op een lager schaalniveau. Centrum Tegelen
De Tradeports, Noorderpoort en Océ bedrijvenpark vormen een werkkern waar (inter)nationaal en regionaal georiënteerde ondernemingen (productie en dienstverlening) gevestigd zijn. Aan de ruimtevraag naar bedrijventerrein wordt met de geplande uitbreidingen en de revitalisering van lokale bedrijventerreinen voldaan. Maaswaard en de Spoorzone zijn locaties voor concentratie van regionaal georiënteerde bestuursinstellingen.
17
Visie Wonen-Welzijn-Zorg 2003, Hoofdstuk 4 Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
19
Buiten de contouren van de kernen vormt de omgeving van het ziekenhuis en hogeschool het gewenste zwaartepunt in de regionale functie van Venlo in de gezondheidszorg en onderwijs, en de omgeving van stadion Koel het gewenste zwaartepunt in de regionale functie van Venlo op het gebied van sport en leisure. Tegen de achtergrond van een voortgaande Europese integratie is een versterking van de verzorgingsfunctie van Venlo voor het Duitse achterland een belangrijke opgave die in verdere ontwikkelingen aan de oostzijde van de stad gestalte kan krijgen. Het buitengebied completeert als een casco de kernen, maar is meer dan een contramal die de kernen begrensd en bepaalt. Het is een wezenlijk onderdeel van de ruimtelijke identiteit van Venlo en dient navenant ontwikkeld te worden. Nieuwe functies voor het casco zijn gebaseerd op een blijvende ligging in een landelijke en natuurlijke omgeving. Cultuurhistorische waardevolle elementen worden behouden en zichtbaar gemaakt in landschapsontwikkeling. De ontwikkeling en ontsluiting van natuurgebieden draagt bij aan verbetering van het woon- en leefmilieu van Venlo. Kassen worden geconcentreerd in de concentratiegebieden. Infrastructuur wordt gebundeld en landschappelijk ingepast.
20
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
3.2
“Centrumstad in een grenzeloze regio”
3.2.1
Behoud en kwaliteitsverbetering als logistiek en industrieel knooppunt
Clustering Venlo streeft ernaar om haar functie als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt te behouden. Het economisch beleid is gericht op uitbreiding met kennisintensieve activiteiten (research en ontwikkeling, telecommunicatie, handel) en versterking van relaties met regionale onderwijsinstellingen. In het ruimtelijk beleid wordt ingespeeld op de trend dat gespecialiseerde logistieke dienstverleners ernaar streven om zich te vestigen in elkaars nabijheid. Clustering schept voorwaarden voor samenwerking en gezamenlijk gebruik van infrastructuur en diensten. Het versterkt het profiel van locaties en de daar gevestigde activiteiten. Venlo geeft op deze wijze invulling aan haar betekenis als economisch kerngebied en aan haar positie in de toptechnologische regio zuidoost Nederland. De regio Venlo is tevens aangewezen als greenport in de Nota Ruimte. Dit zijn gebieden waar landbouw en tuinbouw en de daaraan verbonden kennisinstellingen, logistieke en dienstverlenende bedrijvigheid een sterke internationale concurrentiepositie hebben. De uitbouw van de agribusiness vindt regionaal plaats. Het gaat met name om de projectvestigingen glastuinbouw Siberië (Maasbree) en Californië (Horst aan de Maas) en de nieuwe Tradeports (Tradeport Oost, Noord en GreenPark Venlo18). Venlo functioneert in de regio als logistiek en dienstencentrum voor de land- en tuinbouw. In 2012 wordt het terrein GreenPark Venlo gebruikt voor de Floriade. Tabel 3.1 beschrijft de gewenste clustering van verwante activiteiten voor de verschillende regionale werklocaties in Venlo. Een verdere uitwerking is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 10 “Verdieping Centrumstad in een grenzeloze regio”. 1. Kern Tradeports / Océ / Noorderpoort In deze kern gaat het om het verder profileren van de positie van Venlo als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt door het leggen en uitbouwen van accenten in de verschillende onderdelen. Noorderpoort
2. Centrumgebied Venlo De functie van het centrumgebied van Venlo als werklocatie wordt versterkt door de concentratie van stedelijk en regionaal georiënteerde organisaties en het stimuleren van de vestiging van zakelijke dienstverlening die minder gelieerd is aan ondernemingen in de Tradeport / Océ / Noorderpoort kern. 3. Specialistische locaties De betekenis van regionale werklocaties buiten deze concentraties voor de centrumfunctie van Venlo wordt versterkt door specialisatie die aansluit bij hun ligging en bestaande activiteiten: − Bij de revitalisering van Keulse Barrière kan Venlo inspelen op de ontwikkeling van het bedrijventerrein Kreuzackerfeld door de Keulse Barrière gemeente Nettetal (Duitsland) in de directe nabijheid en kan het bedrijventerrein als een sterke functie in het robuuste casco worden ingepast door vormgeving en beplanting. − Via Venlo19 biedt plaats aan een significante clustering van grootschalige detailhandel, op een goed ontsloten locatie ten opzichte van het centrum en de snelweg. 18 19
Voorheen bekend als Greenport Venlo en als Businesspark Venlo Ook bekend onder de naam Trefcenter Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
21
22
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
−
Dit centrum heeft een stedelijke en regionale functie, en is specifiek bedoeld voor perifere detailhandel die in het kernwinkelgebied en stadsdeelcentra niet inpasbaar of ongewenst is, en is aldus niet concurrerend ten opzichte van het stedelijk centrum. Via Venlo moet herkenbaar blijven als cluster van grootschalige detailhandel; verbreding van het aanbod met reguliere detailhandel is ongewenst. Ontwikkeling van een soortgelijke locatie elders in Venlo is eveneens niet wenselijk. Meelderbroek en ’t Ven Noord zijn locaties om levensvatbare ondernemingen te concentreren die elders niet kunnen uitbreiden. Deze sterke functie kan door beplanting in het landschap worden ingepast en aan het robuuste casco bijdragen.
Tabel 3.1 Uitgangspunten voor clustering Kern Tradeports/Océ/Noorderpoort
Centrumgebied Venlo
Specialistische locaties
3.2.2
Locatie a. Venlo Trade Port
Cluster Industrie en logistiek
b. Tradeport West c. Tradeport Noord d. Businesspark Venlo e. Tradeport Oost f. ZON Fresh Park g. Noorderpoort h. Océ Bedrijvenpark i. Maaswaard j. Spoorzone k. Stedelijk Centrum Venlo l. Stedelijk Wonen/Werken Zone Venlo m. Keulse Barrière n. Via Venlo o. ’t Ven Noord p. Meelderbroek
Industrie en logistiek Industrie en logistiek Industrie en research Tuinbouw en logistiek Tuinbouw en logistiek Diensten en logistiek Industrie en kennis Bestuur en diensten Bestuur en diensten Zakelijk en ontspannen Zakelijk en representatief Handel en export Grootschalige detailhandel Glastuinbouw concentratiegebied Glastuinbouw concentratiegebied
Infrastructuur als schakel tussen de centrumstad en de regio
De infrastructuur functioneert als structurerend element en vormt de schakel tussen de verschillende kernen binnen de gemeente Venlo en de schakel met de regio. Een goed functionerend verkeers- en vervoerssysteem dat diverse locaties goed ontsluit en verbindt is randvoorwaarde voor het functioneren van de stad. Voor Venlo als centrumstad moet de bereikbaarheid van de daarbij behorende functies vanuit hun (beoogd) verzorgingsgebied geborgd zijn en moet er anderzijds ruimte worden gecreëerd om deze functies beter te Knooppunt Zaarderheiken positioneren ten opzichte van de relevante infrastructuur. Naast deze functionele aspecten verdient ook de wijze waarop de stad zich presenteert en de mate waarin de structuur van de stad `leesbaar` is voor gebruikers van de infrastructuur aandacht in de vormgeving van locaties. Dit geldt met name voor de toegangswegen (stadsentrees). Het is van belang om de groei van verkeer en vervoer, die de netwerkeconomie met zich mee brengt, te faciliteren. Het versterken van de economische structuur vereist een goed functionerend netwerk van infrastructuur. Tevens heeft de mobiliteit van de burger een maatschappelijke betekenis. Het spanningsveld tussen een toenemende mobiliteit en een gewenste verbetering van de veiligheid, milieu en leefbaarheid moet hierbij de aandacht krijgen.
Wegencategorisering Er dient een balans te worden gevonden tussen enerzijds een voldoende aantal stroomwegen om het verkeer goed (betrouwbaar en eenvoudig) en vlot (zo snel mogelijk) via de randen om de stad te leiden en anderzijds een voldoende aantal routes voor het verkeer met een bestemming in de stad.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
23
24
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De stroomwegen kunnen, wanneer deze goed en vlot verkeer afwikkelen via aantrekkelijke routes, de (hoofd)ontsluitingswegen binnen het stedelijk gebied ontlasten, en zo de stedelijke bereikbaarheid op peil houden. Een uitgebalanceerd wegennet van stroomwegen, ontsluitingswegen en toegangswegen is daarbij cruciaal en moet zorgen voor een evenwichtige spreiding van het verkeer over de verkeersaders. Het verkeerssysteem wordt als volgt opgebouwd: • Het hoofdwegennet heeft een stroomfunctie. De nieuwe snelwegen A73 en A74 completeren met de bestaande A67 het hoofdwegennet in de vorm van een ‘open’ lus rondom Venlo. Via dit netwerk van snelwegen zal zowel het doorgaand verkeer als een deel van het stedelijk verkeer verwerkt worden20. • Een netwerk van hoofdontsluitingswegen completeert de stroomwegen. Over dit netwerk wordt het interne verkeer afgewikkeld. Na het gereedkomen van de A73-Zuid en A74 vervalt voor met name de Klagenfurtlaan de functie als doorgaande route voor (vracht)verkeer. Voor de Guliksebaan geldt dat deze een mogelijk alternatief kan zijn voor de zwaar belaste Tegelseweg. Tot 2015 dienen er geen ontwikkelingen plaats te vinden die de realisatie van de in 2004 bekeken alternatieven voor de Guliksebaan in de weg staan. Bij de vaststelling van de hoofdnota van het GVVP op 6 juli 2005 is afgesproken dat de gemeente zal starten met de voorbereiding voor de aanleg van de Guliksebaan/ Vierpaardjes met het oog op realisatie in de periode na 2015. • Ontsluiting van woonbuurt of –gebied. De overgangen van ontsluitingswegen naar erftoegangswegen moeten per situatie worden afgewogen en bepaald. De erftoegangswegen bieden toegang tot de woongebieden.
Goederenvervoer Het grootste aandeel van de goederenstroom wordt nog altijd verplaatst via de weg. Er moet ruimte gereserveerd blijven voor een eventuele verbreding van de A67. Parallel aan de A67 dient ruimte gereserveerd te blijven om omleiding van het spoor ten behoeve van goederentransporten op lange termijn mogelijk te kunnen maken. De Floriade in 2012, brengt tijdelijk hoge ambities met zich mee met betrekking tot het vervoerssysteem. De ontsluiting via het water biedt door de aanleg van een nieuwe bargeterminal bij Tradeport Noord kansen om de vervoerscapaciteiten uit te breiden. De Maas biedt voldoende capaciteit Afwikkeling vrachtverkeer voor uitbreiding van het vervoer over water. De Tradeports zijn tevens ontsloten via het spoor. De benutting hiervan kan worden uitgebreid. Het goederenvervoer per spoor heeft ter hoogte van Venlo en Blerick geleid tot de ontwikkeling van spooremplacementen. Deze spooremplacementen vormen een grote barrière binnen het stedelijk gebied en vormen vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen een veiligheidsrisico (in Venlo). In 2007 zal duidelijk worden of een deel van het emplacement in Venlo wordt uitgeplaatst. In de nabije omgeving van Venlo bevinden zich vier regionale luchthavens (Eindhoven, Maastricht, Mönchengladbach, Weeze) en een internationale luchthaven (Düsseldorf), wat een vestigingsfactor kan zijn voor bedrijven. Dit is gerelateerd aan de bereikbaarheid vanuit Venlo via de weg. Spooremplacement
Voor de werkgebieden Tradeports, GreenPark Venlo, ZON Fresh Park, Océ Bedrijvenpark en Noorderpoort is het van groot belang dat de bereikbaarheid via de genoemde modaliteiten blijvend wordt gefaciliteerd, met daarbij aandacht voor de aansluiting op de regio en rekening houdend met eventuele hinder voor de omgeving. Dit kan worden bereikt door bevordering van vervoer via spoor en water als alternatief voor vervoer over de weg. 20
De Ruimtelijke Structuurvisie 2005 en de hoofdnota Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015 gaan uit van de aanleg van de A73-Zuid, en de A74 volgens de zogenaamde Plateauvariant. De huidige stand van zaken (september 2008) is dat de A73-Zuid per 1 januari 2008 is opengesteld en dat met betrekking tot de A74 de Tracéwetprocedure nog lopende is. De volgende stap is de ter visie legging van een W-OTB (Wijzigingen op het Ontwerp Tracébesluit). Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
25
3.2.3
Versterking als centrumstad voor de regio
Voor de ontwikkeling van de regionale verzorgingsfunctie van Venlo, voor Noord- en Midden Limburg en het Duitse voorland van het Ruhrgebied, is het van belang dat bestaande voorzieningen behouden worden en nieuwe voorzieningen worden aangetrokken. Het aanbod is beperkt. Om Venlo te positioneren als de meest geschikte vestigingsplaats wordt gestreefd naar concentratie op locaties die goed zijn aangesloten op de hoofdwegenstructuur. Voor bezoekers is het van belang dat de stad inzichtelijk is en kwaliteit uitstraalt. Locaties waar de centrumfunctie van Venlo zich manifesteert moeten herkenbaar en bereikbaar zijn. Dit vereist consistentie in maatvoering en aankleding op belangrijke routes en aandacht voor ontwikkelingen op zichtlocaties. Een verdere uitwerking is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 10 “Verdieping Centrumstad in een grenzeloze regio”. In aanvulling op de lijst van locaties in de voorgaande paragraaf gaat het om de volgende locaties: Tabel 3.2. Uitgangspunten voor clustering : aanvulling Locatie q. Middengebied Venlo- Tegelen r. Campus en Technodome locaties s. Stadion de Koel en omgeving t. Klein Zwitserland u. Kloosterdorp Steyl v. Stedelijk Centrum Venlo & Q4
Cluster Zorg en Kennis Voortgezet onderwijs Grootschalige leisure voorzieningen Dagrecreatie Kleinschalig cultuurtoerisme Culturele voorzieningen en ateliers
1. Regionale voorzieningen op het gebied van zorg en onderwijs De doelstelling om Venlo als centrumstad te versterken betekent dat het ruimtelijk beleid moet inspelen op de ruimtebehoefte van regionale instellingen en hun bereikbaarheid vanuit de stad en de regio. Het streekziekenhuis en Fontys Hogeschool vormen op hun locatie in het Middengebied herkenbare landmarks van de centrumfunctie van Venlo voor de regio. Deze bereikbaarheid vanuit de stad en regio is goed en verbetert door de aanleg van de A73 Zuid en A74. Om de positie van Venlo als centrumstad op het gebied van zorg en onderwijs te versterken is het van belang dat de huidige locatie als specialistische cluster voor deze functies verder wordt uitgebouwd. Dit betekent het reserveren van ruimte voor uitbreiding, en vestiging van ondersteunende en gelieerde activiteiten. Het gebied waar de huidige locatie deel van uitmaakt is ook een belangrijk onderdeel van het robuuste casco. Zorg en onderwijs lenen zich goed om als sterke functie in een groene omgeving gesitueerd te worden. Bij het voortgezet onderwijs wordt gestreefd naar een campusmodel waarbij op verschillende locaties binnen de kernen bepaalde opleidingen geclusterd zijn. Vrijgekomen locaties worden ingezet voor woningbouw. Als clusteringslocaties zijn de campussen Blariacum in Blerick, Valuas in Fontys Hogeschool Venlo en Onderwijs Boulevard Venlo-Zuid (bestaande uit locaties Den Hulster en Technodôme) aangewezen. Een dergelijk concentratieproces is tevens gaande in het middelbaar beroepsonderwijs, dat verzorgd wordt door Gilde Opleidingen. Het middelbaar onderwijs wordt geconcentreerd op de locaties Groenveldsingel en Technodôme (onderdeel van Onderwijs Boulevard Venlo-Zuid). 2. Regionale ontspanning Venlo biedt tal van voorzieningen waarvoor bezoekers uit de regio naar Venlo komen voor ontspanning en vermaak. De voorzieningen die het stedelijk centrum biedt komen in de volgende paragraaf aan de orde. Buiten het stedelijk centrum vervullen de volgende locaties een rol als regionale bestemming voor ontspanning en vermaak: Stadion de Koel is de basis voor de betaald voetbalorganisatie VVV. De omgeving van het stadion is in de zogenaamde VeNeTe studie aangeduid als ontwikkelingslocatie voor grootschalige leisure activiteiten.
26
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Deze locatie heeft prioriteit als zoeklocatie wanneer zich initiatieven voor Venlo aandienen. Klein Zwitserland, gesitueerd aan de rand van het Jammerdaal, is een dagrecreatieve bestemming (speeltuin in het groen). Hiervoor is de ambitie om de bestaande situatie in stand te houden, waarbij eventueel gedacht kan worden aan een beperkte uitbreiding in aanvulling op het bestaande karakter. Uitgangspunt is dat nieuwe voorzieningen in de omgeving worden ingepast en bijdragen aan de robuustheid van het casco. Aan nieuwe, grootschalige toeristisch-recreatieve voorzieningen als noodzakelijke drager voor het robuuste casco is geen behoefte. Kloosterdorp Steyl is een concentratie van missieorden die onderdeel zijn van een mondiaal netwerk. De locatie heeft een toeristische potentie vanwege het monumentale karakter (aangewezen beschermd dorpsgezicht), maar ook als centrum voor rust en bezinning. Het kloosterdorp bepaalt mede de eigenheid van de kern Tegelen. Nieuwe functies dienen gericht te zijn op duurzame instandhouding van zowel het object als de cultuurhistorische betekenis ervan. Bij inpassing van nieuwe of aanvullende voorzieningen in kloosterdorp Steyl wordt Steyl aansluiting gezocht bij het religieus, kleinschalig karakter en kleinschalig cultuurtoerisme. De Maas en de natuurgebieden hebben potenties als regionale bestemmingen voor watersporten, wandelen, fietsen, verblijven en dergelijke. Incidenteel vormen andere locaties door evenementen een ontspannings gerelateerde bestemming. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Passiespelen die periodiek in Tegelen gehouden worden en jaarlijkse evenementen zoals carnaval, Parkfeest Venlo kermissen en dergelijke. Deze locaties en evenementen bieden de regionale bezoeker een scala aan belevingsmogelijkheden die gezamenlijk het imago van de stad als toeristisch recreatieve bestemming voor de regio bepalen. Uitgangspunt is versterking van de totale diversiteit door versterking van de afzonderlijke locaties.
3.2.4
Versterking van het stadscentrum van Venlo
De structuurvisie streeft naar versterking van het karakter van de verschillende kernen in Venlo, met daarin een hoofdrol voor het centrumgebied van Venlo. Ontwikkelingen in de stadsdeelcentra moeten getoetst worden op hun effect op het functioneren van het centrum van Venlo. De versterking van de verzorgingsfunctie van het stadscentrum dient vorm te krijgen door: • Versterking van de afzonderlijke functies en hun onderlinge samenhang en aanvulling met ontbrekende functies. • Het tegengaan van ontwikkelingen elders in de stad die concurreren met versterking van de verzorgingsfunctie van het stadscentrum. • Het bevorderen van ontwikkelingen elders in de stad die zorgen voor onderlinge versterking. Binnen het centrum van Venlo wordt een onderscheid gemaakt tussen een stedelijk centrum zone (met daarbinnen het kernwinkelgebied) en een centrum wonen werken zone. Deze gebieden verschillen in functionele opbouw en structuur en deze verschillen zijn beleidsmatig relevant. De verschillende functies dragen op de volgende wijze bij aan het versterken van de verzorgingsfunctie van het stedelijk centrum: 1. Ontwikkeling detailhandel, horeca en persoonlijke diensten Deze functies bepalen, geconcentreerd in het kernwinkelgebied, in belangrijke mate het imago van de stedelijk centrum zone en zijn van een andere orde dan de overige delen van het centrum van Venlo en de overige centra.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
27
28
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Om te bereiken dat het kernwinkelgebied van Venlo alswinkelbestemming wordt verkozen boven een centrum in de regio of het kernwinkelgebied van een van de naburige steden, moet er een gevarieerd aanbod zijn van zowel ketenwinkels als lokale speciaalzaken, persoonlijke diensten, cultuur en horeca. Het kernwinkelgebied moet als geheel, of opgedeeld in circuits, beloopbaar zijn. Het voetgangersgebied moet een hoge verblijfskwaliteit hebben wat betreft aankleding, onderhoud, schoonheid en veiligheid, mede bepaald door de historie van de stad. Een aanvulling Geldersepoort in de sfeer van binnenstedelijke leisure, nu nauwelijks aanwezig, is wenselijk, mits verenigbaar met het karakter van het centrum. Dit ambitieniveau stelt eisen aan bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer vanuit het verzorgingsgebied en aan de identiteit waarin het centrum van Venlo zich onderscheidt. van andere regionale centra. De potentie van de Maas om aan het eigen karakter van Venlo bij te dragen moet verder worden ontwikkeld. Een verdere uitwerking is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 10 “Verdieping Centrumstad in een grenzeloze regio”. 2. Ontwikkeling toerisme en cultuur De aanwezigheid van monumentale / bezienswaardige gebouwen, musea, het binationale karakter en de levendigheid maken van het stedelijk centrum een toeristische bestemming, in aanvulling op de regionale winkelfunctie. De potenties van de verzorgingsfunctie van het stedelijk centrum op De Maaspoort het gebied van cultuur zijn onderbenut. Aanwezigheid van een veelvoud aan culturele voorzieningen geven het centrum een levendiger karakter; dit levert een bijdrage aan positieve beeldvorming en een veiliger klimaat. Er zijn, gezien de veelheid aan culturele evenementen en de vraag naar accommodaties, voldoende kansen aanwezig om cultuur nadrukkelijker onderdeel te laten uitmaken van het centrum. Er wordt gestreefd naar herhuisvesting en clustering van culturele stedelijke voorzieningen op meer centrale locaties met het oog op verbeterde exploitatiekansen en een grotere aantrekkende werking. Bij clustering in de herstructureringswijk Q4 kan de culturele ambiance worden versterkt als aangesloten wordt bij ondernemers in de kunstzinnige sfeer; galeries, kunstenaarsateliers en ambachten. Bij inpassing van nieuwe voorzieningen in het stedelijk centrum geldt dat er aandacht moet zijn voor de schaal van de bestaande bebouwing; handhaving en versterking van het bestaande karakter staat voorop. Het bijzondere historische karakter van de binnenstad moet beter worden benut als toeristische trekker. Ook de Maas en haar winterbed kan bijdragen aan de toeristische functie van het centrum van Venlo. Het gaat om het zichtbaar maken van deze kwaliteiten en het situeren van geschikte functies of gebruik voor evenementen. 3. Ontwikkeling zakelijke en maatschappelijke diensten De aanwezigheid van kleinschalige kantoren voor dienstverlening met een stedelijk en regionaal verzorgingsgebied sluit aan bij de ruimtelijke structuur van zowel de stedelijk centrum zone (buiten het kernwinkelgebied) als de centrum wonen werken zone. Versterking van dergelijke kantoorfuncties in deze zones is gewenst om het stadscentrum van Venlo te versterken. Uitgangspunt is dat gebruik wordt gemaakt van bestaande panden of dat nieuwbouw aansluit bij het schaalniveau van de omgeving. Tevens moet er rekening worden gehouden met bereikbaarheid. In de ruimtelijke structuur van Venlo zijn instellingen met een stedelijke of regionale bestuursfunctie over diverse locaties verspreid. Er is daardoor geen sprake van een “bestuurscentrum” waarmee Venlo zich als “hoofdstad” van Noord Limburg profileert, met een mogelijk afgeleide impuls voor de zakelijke dienstverlening. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
29
Gelet op de schaal van een dergelijke cluster en de individuele instellingen komen alleen de Spoorzone of Maaswaard in aanmerking voor concentratie van deze functies. Vrijkomende kantorenlocaties buiten het centrum van Venlo worden ingezet voor woningbouw, bedrijfsverzamelgebouwen of groenvoorzieningen. 4. Ontwikkeling industrie en nijverheid In de ruimtelijk-economische structuur van Venlo zijn de centragebieden als vestigingsplaats voor industriële vormen van bedrijvigheid van geringe betekenis. In de centrum wonen werken zone is het aandeel in de totale werkgelegenheid nog vrij groot, omdat dit gebied van oorsprong een geschikt bedrijvenmilieu vormt. Het is onvermijdelijk dat dit type werkgelegenheid op den duur verdrongen wordt naar lokale bedrijventerreinen. De mogelijkheden om bedrijvigheid in de centrum wonen werken zone te handhaven of te stimuleren zullen op locatie niveau bekeken moeten worden. Daarbij dient ook gekeken te worden naar de geschiktheid van ruimtes voor ateliers en dergelijke. 5. Ontwikkeling wonen Door de combinatie van functies in het stedelijk centrum, de kwaliteit van de openbare ruimte en de ligging aan de Maas heeft het stadscentrum potenties voor de ontwikkeling van een stedelijk centrum woonmilieu dat uniek is binnen de gemeente Venlo en de regio. De woonfunctie van het centrum is nu nog onderontwikkeld. In ieder geval tot 2015 wordt het beleid gericht op het versterken van de woonfunctie, met name in de wijk Q4, en het bevorderen van wonen boven winkels. De te ontwikkelen woningtypen moeten aansluiten op de behoeften van de groepen die Venlo sterker aan de stad wil binden: midden en hoger kader en studenten. Dit zal een transformatie van bebouwing met zich meebrengen die moet passen binnen de historische context van de binnenstad. Tijdens het proces van transformatie moet de binnenstad een levend woongebied blijven. Centrumprojecten: Maasboulevard (l) en Q4 ( r)
3.2.5
Bereikbaarheid van het stadscentrum van Venlo
In het centrum wordt het autoverkeer zoveel mogelijk afgevangen aan de randen, er is geen sprake van doorgaand verkeer door het stedelijk centrum. Parkeeroverlast wordt teruggedrongen door het zoveel mogelijk concentreren van parkeren in garages en op locaties in en om het centrum. Speciale aandacht gaat in het stadscentrum uit naar de distributie van goederen. De bevoorrading van de winkels veroorzaakt hinder in de binnenstad van Venlo. Het beter regelen van stedelijke distributie, waarbij een vlotte afhandeling van goederenverkeer gewaarborgd wordt, is voor zowel winkeliers als het winkelend publiek van belang, omdat de aantrekkelijkheid van het stedelijk centrum en de commerciële groeimogelijkheden moeten worden gewaarborgd. Echter er is nog onvoldoende draagvlak onder de winkeliers voor de opzet van een efficiënt stadsdistributiesysteem, zodat realisatie voor 2015 onwaarschijnlijk is. In het stedelijk centrum moet er specifieke aandacht zijn voor de positie van de voetganger. De positie van de voetganger kan worden verbeterd door verkeersruimten om te zetten naar verblijfsruimten; een aantrekkelijk autoluw voetgangersgebied draagt bij aan een aantrekkelijke winkelstad. Voor voetgangers moet er tevens sprake zijn van kwalitatief hoogwaardige routes naar parkeergebieden en het NS-station. Hetzelfde geldt voor fietsverkeer, aangevuld met vlotte routes naar andere delen van de stad. Met het oog op de regionale verzorgingsfunctie van het stedelijk centrum dient er sprake te zijn van een goede bereikbaarheid vanuit de stad en de regio met het openbaar vervoer.
30
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
3.3
“Leefbare Stad”
Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is behoud van de woon- en werkgebieden van Venlo als onderscheidbare en herkenbare kernen in een stedelijk netwerk. Deze kernen zijn: • Venlo (inclusief het bedrijventerrein Veegtes en het buurtschap ’t Ven, exclusief Herungerberg) • Blerick (inclusief Hout-Blerick, exclusief de buurtschap Boekend) • Tegelen (inclusief de wijk Op de Heide en het bedrijventerrein Kaldenkerkerweg) • Belfeld • Tradeport (inclusief Tradeport Noord, Tradeport Oost, Noorderpoort en de Océ terreinen) • Tuinbouwconcentratiegebieden ‘t Ven Noord en Meelderbroek Verschillen in dichtheid, voorzieningenniveau en inrichting van de openbare ruimte zijn aanknopingspunten voor het benoemen van verschillende woonmilieus die als richtinggevend kader dienen voor ingrepen in de bestaande voorraad en nieuwbouw. De verschillen in ruimtelijke structuur en variatie in woonmilieus geven elke kern een onderscheidende identiteit die onderdeel is van de ruimtelijke kwaliteit van Venlo. Bij de uitwerking van plannen kan worden aangehaakt op de karakteristiek en structuur van de verschillende grotere en kleine kernen. Het gaat daarbij om zowel uitbreiding als vernieuwing van de bestaande voorraad.
3.3.1
Een gedifferentieerd en vraaggericht aanbod in woon- en leefmilieus en bedrijvigheden
De uitwerking van de doelstellingen binnen de Ruimtelijke Structuurvisie bevat geen blauwdruk voor het in stand houden en/of realiseren van een Leefbare Stad, maar krijgt vorm middels criteria die kunnen worden toegepast bij de inpassing van ontwikkelingen (naar aanleiding van concrete problemen of projecten) binnen het stedelijk gebied. In gebiedsgerichte uitwerkingen van deze structuurvisie kan een inventarisatie worden gemaakt van beschikbare locaties voor de ontwikkeling van woningbouw en voorzieningen. De vervangingsopgave binnen de bestaande voorraad wordt hierin meegenomen. Voor locaties wordt indicatief de gewenste ontwikkeling vastgesteld waarbij de volgende criteria worden gehanteerd: • De woonmilieutypering. • Karakteristieken die behouden of versterkt dienen te worden. • Streven naar concentratie van buurt- en wijkvoorzieningen op goed bereikbare locaties. • Draagvlak voor en vraag naar voorzieningen uit de wijk. • Mogelijkheden en wenselijkheden om voorzieningen op stedelijk of kernniveau in de wijk te vestigen of uit de wijk te verplaatsen. • Streven naar versterking van lokale werkgelegenheid en revitaliseren van oude bedrijfslocaties. • Behoefte aan groenvoorziening en gewenste verbinding met het gebied buiten de kern. • Opheffen van hinderlijke en onveilige situaties. • Bij prioritering van locaties wordt bekeken in welke mate de ontwikkeling bijdraagt aan doorstroming of deze bemoeilijkt. • Bij prioritering van locaties wordt rekening gehouden met sociaal-maatschappelijke vraagstukken.
Woonmilieus Concentratie van het woningbouwprogramma binnen de grenzen van de kernen is nodig om draagvlak in stand te houden voor voorzieningen. Toch is meer nodig dan enkel het benutten van vrijkomende locaties binnen de grenzen van de kernen voor woningbouw. Integrale planvorming is nodig om ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, inrichting van de openbare ruimte, voorzieningen en lokale werkgelegenheid op elkaar af te stemmen. Met het aangeven van woon- en leefmilieus geeft de Ruimtelijke Structuurvisie een aanzet voor deze afstemming en een kwalitatieve benadering van de woningvraag. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
31
32
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De verschillende milieudefinities zijn richtinggevende kaders voor toekomstige veranderingen in gebieden en voor het behoud of uitbreiding van de voorzieningenstructuur. De verschillende milieus kennen verschillende doelgroepen. Dit zijn niet de traditionele “volkshuisvesting” doelgroepen, ingedeeld naar inkomen en gezinssituatie, maar groepen die kiezen voor een specifieke woon- en leefomgeving, “leefstijlen”. De volgende woonmilieus worden onderscheiden: Stedelijk centrum , Stedelijk wonen werken, Stadsdeel centrum, Stadsstraat, Tuinstedelijk, Suburbaan, Exclusief, Landelijk en Buitenplaats / landgoed. Een verdere uitwerking is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”. De woonmilieutypologie is een sturend kader om te komen tot een kwalitatieve afstemming tussen woningvraag en aanbod. De betekenis van deze typologie op de bouwstroomplanning zal nader worden uitgewerkt. Het gaat daarbij om het concretiseren van de kenmerken van de beschreven woonmilieus in relatie tot de karakteristiek van de betreffende buurten en wijken. Ontwikkelingen in de kernen dienen aan te sluiten bij de culturele identiteit en dus de behoefte van bewoners en bezoekers in Venlo, en zorgvuldig ingepast te worden. De historische en ruimtelijk functionele verschillende karakteristieken mogen niet onnodig genivelleerd worden. Het gaat daarbij ook om het vertalen van deze kenmerken in criteria voor bestaande en potentiële bouwlocaties, en het vastleggen van deze criteria in overeenkomsten, afspraken en bestemmingsplannen. Gezien de verwachte behoefteontwikkeling bij verschillende doelgroepen, wordt ingezet op: • Het vergroten van het aanbod van woningen, bijzondere voorzieningen en de afstemming van de omgevingskwaliteit en identiteit in de Stedelijk centrum, Stedelijk wonen werken en Stadsdeel centrum woonmilieus; • Behoud van kwantiteit en kwaliteit van het voorzieningen niveau en karakteristieke verschillen, beperkte uitbreiding en transformatie waar gewenst van de Stadsstraat, Tuinstedelijke en Suburbane woonmilieus; • Behoud en incidenteel uitbreiden, van de Exclusieve, Landelijke en Buitenplaats woonmilieus, waarbij de groen door rood stimulans1 onderdeel vormt van de ontwikkelingsstrategie. • De woningbouwopgave Op basis van de natuurlijk groei is sprake van een afvlakkende groei in de behoefte aan woningen vanaf ca 201021. Kwantitatief kan de behoefte aan woningbouw binnen het stedelijk gebied worden gerealiseerd, in ieder geval tot ca 2015. Ook de woningbehoefte op basis van de extramuralisering en vervangende nieuwbouw kan hierin worden opgevangen. Hiermee zijn, gerekend vanaf 2001, ongeveer 3300 woningen gemoeid. Voor het bepalen van de woningbouwopgave is uitgegaan van een ruim migratiescenario. Het streven naar een positief saldo sluit aan bij de geconstateerde opvangfunctie die Venlo heeft binnen de regio en op het gebied van buitenlandse migratie. Verder betekent het streven naar uitbreiding van de economische structuur met kennisintensieve activiteiten dat de stad ook huisvesting moet kunnen bieden aan midden en hoger opgeleid kader. De doorrekening van een scenario met een ruim saldo geeft ook aan dat de daarmee gemoeide ruimtebehoefte binnen de kernen gevonden kan worden. Er is een resterende capaciteit binnen de planning van 2500 woningen. Het benutten van deze capaciteit is afhankelijk van een positief migratiesaldo van gemiddeld 300 personen per jaar. Dit betekent dat het schrappen van in het verleden geoormerkte locaties buiten de kernen verantwoord is. Tegelijkertijd toont de vergelijking met het scenario dat gebaseerd is op natuurlijke groei aan hoe afhankelijk de berekening van de woningbehoefte is van het migratiesaldo. Een minder voorspoedige ontwikkeling hiervan zal betekenen dat er in feite sprake is van een overschot aan ontwikkelingslocaties.
21
Gegevens afkomstig uit de “Verkenningennota” bij de Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2005-2015 Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
33
34
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De behoefte aan ontwikkeling van locaties na 2015 wordt dus bepaald door de mate waarin het migratiesaldo zich tot die tijd ontwikkeld en de mate waarin na 2015 nog sprake kan zijn van een realistische migratiedoelstelling. Na 2015 is de behoefte op basis van natuurlijke groei in ieder geval negatief. Verdere toelichting met betrekking tot de woningbouwopgave is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”. De woningbouwopgave voor de komende periode zal zich aldus concentreren op het aanbrengen van kwalitatieve differentiatie in het woningbestand; het afstemmen van het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag. Dit betekent een omslag van een kwantitatieve opgave naar een kwalitatieve opgave. Het beleid zal worden bepaald door een kwalitatieve vraag naar woningen die aansluit op de woonbehoeften van bestaande huishoudens van een bevolking die nog maar beperkt zal groeien. Doorstroming speelt in dit nieuwe beleid een belangrijke rol. Daarnaast is de ambitie om een positief migratiesaldo te realiseren en midden en hogere inkomens aan de stad te binden van belang. De vraagstukken rondom deze opgave dienen zoveel mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied te worden gerealiseerd, en alleen indien het gezien de specifieke vraag niet anders kan daarbuiten. In de tabel is samengevat wat dit betekent voor in het verleden aangemerkte reservelocaties en recent benoemde locaties. Verschillende locaties aan de rand van de kernen worden als woningbouwlocatie geschrapt of heroverwogen. Met deze keuze is de woningvraag enigszins in evenwicht met de potentiële woningbouwproductie van overige locaties. Tabel 3.3 Potentiële ontwikkelingslocaties Locatie ‘t Ven Noord Rijnbeek Noord Oost Stadsrandzone Kaldenkerkerweg Helmusweg Blerick Nieuwe Erven Maasveld III Platanenhof Hekkens TMI
Strategische locatie Strategische locatie Laten vervallen Ontwikkeling bezien in relatie met ontwikkeling van Venlo Oost Strategische locatie Laten vervallen Laten vervallen, betrekken bij Maascorridor Strategische locatie Opnemen in bouwstroomplanning
• Prioritering in locaties Door het verdwijnen of verplaatsen van niet woonfuncties neemt het aantal potentiële woningbouwlocaties toe. In het licht van de onder de kwalitatieve opgave genoemde woonmilieus moeten locaties worden geprioriteerd en zullen locaties (voorlopig of definitief) afvallen, dan wel een andere functionele bestemming krijgen. Dit betekent een hernieuwde afweging van de verschillende locaties. De inzet om het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag af te stemmen vereist een strakke regie op het woningbouwprogramma. Uitgangspunt is het realiseren van een stationair aanbod dat kwantitatief, kwalitatief en qua verdeling over de kernen aansluit bij de vraag. Er wordt voorrang gegeven aan locaties die bijdragen aan de stedelijke herstructureringsopgave en / of bijdragen aan het realiseren van een positief migratiesaldo. Sturingscriteria met betrekking tot de prioritering van locaties zijn: • Wat is de vraag naar specifieke woningen in specifieke woonmilieus? • In hoeverre kan aan deze vraag tegemoetgekomen worden, gegeven de huidige differentiatie in woonmilieus, potentiële bouwlocaties en sloop / nieuwbouw / verdichting / verdunning in bestaand stedelijk gebied, waarbij rekening moet worden gehouden met de betekenis van vrijkomende ruimte voor verbetering van en aanvullingen op leefmilieuvariabelen zoals kwaliteit en veiligheid van de openbare ruimte en recreatieve, groen en zorgvoorzieningen? • Welke aanvullende kwantitatieve woningvraag resteert voor specifieke en niet in bestaande kernen te realiseren woon- en leefmilieus?
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
35
36
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
• • • •
Locaties van woon-zorg combinaties voor ouderen, waarbij de woon- en zorgvraag als twee zelfstandige aspecten moeten worden behandeld die op verschillende manieren kunnen samenkomen. In welke gebieden liggen transformatie opgaven? In welke mate draagt de ontwikkelinglocatie bij of bemoeilijkt deze de doorstroming? Wat betekent de lokale ontwikkeling voor het investeringsniveau in verschillende gebieden?
Het stedelijk centrumgebied van Venlo, de centrumgebieden van stadsdelen Blerick en Tegelen, Venlo oost, Venlo noord en Vossener-Klingerberg krijgen prioriteit. Bovendien zullen ook ontwikkelingen waarbij het gaat om behoud van bestaande karakteristieke bebouwing en/of structuren, danwel ontwikkelingen die essentieel zijn voor de stedelijk herstructurering prioriteit krijgen. De gemeente zal binnen dit proces een sturende rol hebben. Potentiële ontwikkelingslocaties die volgens tabel 3.3 als strategische locatie worden aangemerkt zullen voor 2015 alleen prioriteit krijgen als uit marktonderzoek door of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig zijn om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. Daarbij geeft de gemeente eerst prioriteit aan de locaties Helmusweg en ’t Ven Noord. Op grond van de in 2006 verrichte regionale woningmarkt analyse en het in 2007 uitgevoerde woonwensen onderzoek is een gedoseerde inzet van de strategische locaties voor 2015 gerechtvaardigd. Voor de strategische locaties geldt dat het te ontwikkelen woonmilieu bepaald zal worden vanuit de strategie dat ontwikkeling van deze locaties nodig is om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen. • Herstructurering Een belangrijke opgave in de nabije toekomst ligt in de herstructurering binnen het stedelijk gebied. Redenen voor de herstructurering kunnen zijn het “scoren” op indicatoren die betrekking hebben op fysieke en sociaal maatschappelijke aspecten. Hierdoor kunnen accentverschillen ontstaan binnen wijken en buurten. Een regelmatige monitoring van de vraag- en aanbodontwikkeling op de woningmarkt is hierbij noodzakelijk. Met de vernieuwing van delen van het stedelijk gebied wordt een kwaliteitsslag voorgestaan die uitmondt in een aantrekkelijke woonomgeving, die goed aansluit op de vraag naar woonmilieus. De toekomstige inrichting zal aansluiten op de bestaande karakteristieken, maar biedt ook mogelijkheden om kwaliteit toe te voegen. De herstructurering heeft in de afgelopen periode met name plaats gevonden in de vooroorlogse delen van de stad zoals Venlo Centrum Zuid en Venlo Noord. Ook de “wederopbouwwijk” Hazenkamp en de wijk Op de Heide zijn (gedeeltelijk) aangepakt. In de komende periode zal de herstructureringsopgave zich met name afspelen in de overige wederopbouwgebieden, met een accent op de tuinstedelijke woonmilieus. • Bijzondere woonvormen voor doelgroepen en netwerk van zorg op maat Een specifieke opgave is de vergrijzing. Deze vergrijzing vraagt om exclusieve aandacht voor het huisvestings- en zorgvraagstuk van een steeds groter deel van de bevolking. Met de geplande extramuralisering vraagt dit om een accent in de te ontwikkelen woningvoorraad. De insteek hierbij is dat op wijkniveau en nabij voorzieningen voor deze doelgroepen geschikte woonzorgvoorzieningen moeten worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling dient samen te gaan met een zorgservice zonering zodat bewoners van gebieden in deze zones gebruik kunnen maken van de geboden zorg.
Seniorenhuisvesting Belfeld
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
37
Tevens wordt ingespeeld op de groeiende mate waarin zorg aan huis kan worden geleverd wat op de lange termijn eisen stelt aan de inrichting van woningen. Woningbouw voor overige bijzondere doelgroepen als gehandicapten, dak- en thuislozen, woonwagenbewoners, drugsverslaafden en tbs-ers dient te worden bezien in het licht van de kwalitatieve woningbouwopgave voor de komende periode. Aspecten met betrekking tot de vervolguitwerking van de opgave voor zorgwoningen zijn opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”. • Lokale werklocaties Venlo kent een relatief groot aanbod van arbeidsplaatsen. Kwalitatief is het arbeidsaanbod echter niet volledig afgestemd op de vraag van de vaak gespecialiseerde bedrijven. Om die reden is, in samenhang met scholingsprogramma’s, het accommoderen van het arbeidsaanbod aan de onderzijde van de markt vanuit sociaal-economisch oogpunt van belang. Bedrijvigheid in woonbuurten heeft tevens een broedplaatsfunctie voor (startende) ondernemers. Menging van wonen met kleinschalige bedrijvigheid, zoals ambachtelijke bedrijven, bijzondere winkels en kleinschalige kantoren, levert een bijdrage aan een positief woon- en leefklimaat. Het blijft van belang de lokale kleinschalige werkgelegenheid binnen de traditionele bedrijventerreinen en / of gemengde gebieden, bereikbaar voor alle doelgroepen22, bij en in de kernen in stand te houden23 op goed bereikbare locaties. Evenals bij woonmilieus, maar meer vanuit een functionele optiek, is een onderverdeling in bedrijvigheden gemaakt die bedrijven helderheid biedt ten aanzien van wat mag worden verwacht voor wat betreft uitstraling en beheer van terreinen. Bedrijven kunnen zich herkennen in het profiel van een bedrijfsterrein dat tegemoet komt aan de vestigingsvoorwaarden die bepaalde bedrijven stellen. Binnen het thema Leefbare stad gaat het om de volgende bedrijvigheden: Lokale bedrijventerreinen, Kantoorlocaties en Gemengde gebieden. Verdere toelichting op de verkeersaspecten en lokale bedrijvigheden is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”. • Revitalisering Een aantal van de lokale bedrijventerreinen voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Deze bedrijfsterreinen en gemengde gebieden worden gerevitaliseerd conform het op pagina 37 onder “lokale werklocaties” vermeldde. Tezamen met de genoemde locaties onder thema Centrumstad in een grenzeloze regio biedt Venlo een differentiatie aan bedrijvigheden die aansluiten bij de verschillen in behoefte van bedrijven wat betreft vestigingsvoorwaarden en mogelijkheid tot profilering. In de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden wordt gestreefd naar het realiseren van startermilieus. Een revitaliseringproces is reeds gestart op een aantal locaties. Bedrijventerreinen Erkenkamp en Hagerhofweg worden getransformeerd naar een andere functie. Voor bedrijventerrein De Veegtes is subsidie verworven en een start gemaakt met een verbeteringsprogramma in het kader van de revitalisering. Het bedrijven terrein Groot Boller staat op de nominatie om ook te worden aangepakt. Toelichting bij de verdere afstemming van het herstructureringsproces is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Thema Leefbare Stad”.
22 23
Bron: Gemeentelijke “Sociale structuurschets”, Thema werken en leren De gemeentelijke “Sociale structuurschets” vraagt hierbij aandacht voor voldoende werknemers in de zorg: Thema zorg en preventie
38
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
3.3.2
Een aantrekkelijke, schone en veilige leefomgeving
Openbare ruimte, stedelijk groen en water Investeren in krachtige kernen betekent ook investeren in openbare ruimte, stedelijk groen en water als beeld- en structuurbepalende elementen, als basisvoorzieningen en als schakels tussen de kernen en het casco. Het richten van stedelijke ontwikkelingen op het bestaand stedelijk gebied betekent dat de bebouwingsdichtheid en dus bewoningsdichtheid en gebruiksdichtheid toeneemt. Daarmee neemt tevens het belang van de inrichtingskwaliteit van toe. Voor de structuurvisie betekent dit dat er gestuurd zal worden Wilhelminapark Venlo op een gedifferentieerd aanbod in belevings- en gebruiksmogelijkheden, variatie in schaalgrootte, spreiding van stedelijke openbare ruimten, gericht op menging en eventueel ook concentratie van verschillende doelgroepen. De openbare ruimte in de directe woon- en werkomgeving moet voor wat betreft inrichting en beheersniveau aansluiten bij de verwachtingen die samenhangen met het te realiseren woon- en leefmilieu en bedrijvigheden. Stedelijke groenvoorzieningen en water24 zijn zowel autonome elementen binnen de structuur van de openbare ruimte als voorzieningen die onderdeel uit maken van de inrichting van de stedelijke ruimte. Ze dragen op verschillende wijzen bij aan de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Tegelijkertijd kan het groen deel uitmaken van grotere structuren en aansluiten op het landelijk gebied en draagt het bij aan de beleving van het stedelijk gebied in zijn geheel. Met name de onderlinge samenhang van grote groenstructuren en samenhang met het buitengebied vormen een aandachtspunt in het kader van de Ruimtelijke Structuurvisie. Versterking van de stedelijke groenstructuur dient plaats te vinden door het aanbrengen van een thematisch onderscheid in stadsparken en het creëren van verbindingen in een gemeentelijk en regionaal recreatief netwerk. Binnen de groenstructuur worden functionele en ecologische inrichtingsniveaus aangegeven. Verdere richtlijnen met betrekking tot openbare ruimte, stedelijk groen en water zijn opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”. In het stedelijk gebied worden voor wat betreft water(structuren) zowel het duurzaamheidsaspect van water als de mogelijkheden om water in te zetten als ordenend principe, sterkere elementen bij ruimtelijke planvorming. De ruimtelijke inpassing van aspecten van duurzaam waterbeheer leveren een meerwaarde op voor de belevingskwaliteit in de gebouwde omgeving. De specifieke richtlijnen zijn omschreven in het gemeentelijk Integraal Waterplan en Integrale Natuurvisie.
Luchtkwaliteit en externe veiligheid Ook het terugdringen van o.a. CO2 uitstoot ten behoeve van de luchtkwaliteit en het zorgdragen voor (externe) veiligheid in de gemeente hebben de aandacht en zijn randvoorwaarden in het realiseren van een duurzame en veilige leefomgeving. Het gaat daarbij o.a. om het nemen van maatregelen op gemeentelijk niveau, bijvoorbeeld door het vormgeven van veiligheidszones, maar ook zeker in samenhang met maatregelen die op provinciaal, nationaal en Europees niveau genomen moeten worden, daar waar het bijvoorbeeld gaat om het bewaken van de luchtkwaliteit. Verdere richtlijnen met betrekking tot luchtkwaliteit en externe veiligheid zijn opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”.
24
Ruimtelijke structuren voor groen en water op een hoger schaalniveau worden beschreven in Stad in het Maasdal Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
39
40
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
3.3.3
Levensvatbare hiërarchie en spreiding van voorzieningen
Een belangrijke basis voor het welbevinden van de bevolking en het functioneren van de stad is het goed functioneren van het voorzieningen apparaat. Aangezien de bevolking slechts beperkt zal groeien, is groei geen basis meer voor ontwikkeling in het voorzieningen apparaat. Bovendien veranderen consumptiepatronen en concurrentieverhoudingen tussen winkelvoorzieningen. De vraag naar ruimte voor voorzieningen wordt opgelost op locaties binnen de kernen, in ieder geval tot 2015. Afhankelijk van hun keuze voor een specifiek leefmilieu willen mensen op relatief korte afstand basale voorzieningen kunnen vinden. De kracht van de kernen hangt mede af van de afstemming tussen de wensen en behoeften van de bevolking en de ruimtelijk fysieke inrichting. Dit betekent dat op het laagste (buurt) schaalniveau de voorzieningen zoveel en zolang mogelijk geconcentreerd of in elkaars nabijheid in stand worden gehouden, op goed bereikbare locaties, om daarmee een basis te behouden voor de duurzaamheid van de stedelijke samenleving. Indien het niet mogelijk blijkt een voorziening te behouden, wordt gekozen voor clustering op een hoger schaalniveau. Er wordt gestreefd naar differentiatie, spreiding en hiërarchie in het voorzieningen apparaat om het naar de toekomst toe gezond te houden en de variatie in woonmilieus te ondersteunen. Zie voor verkeersaspecten m.b.t. voorzieningen Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”
Voorzieningenclusters Er worden vier schaalniveaus in voorzieningenclusters onderscheiden: • Buurtcentra en verspreide concentraties van buurtvoorzieningen zoals te vinden zijn in Boekend, ‘t Ven, Herungerberg en diverse locaties in Venlo, Blerick, Tegelen en Belfeld. • Wijkcentra zoals te vinden zijn in Venlo, Blerick en Tegelen. • Stadsdeelcentra Tegelen en Blerick. • Centrum Venlo en perifeer detailhandelscentrum Via Venlo. Toelichting op de voorzieningenclustering is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 11 “Verdieping Leefbare Stad”. Centrum Tegelen
Onderwijs voorzieningen
Basisonderwijs maakt onderdeel uit van basale voorzieningen. Er wordt gestreefd naar het clusteren op buurtniveau met andere voorzieningen zoals supermarkt en kinderdagverblijf zodat meerdere bezoeken met elkaar kunnen worden gecombineerd. Het streven is zoveel en zolang mogelijk basisonderwijsvoorzieningen gespreid over de gemeente in stand te houden. In het middelbaar onderwijs is in zowel het regulier als in het beroepsonderwijs een proces gaande van schaalvergroting en concentratie. Het regulier middelbaar onderwijs wordt geconcentreerd op de drie campussen Blariacum in Blerick, Valuas in Venlo en Onderwijs Boulevard Venlo-Zuid (bestaande uit locaties Den Hulster en Technodôme). Het middelbaar beroepsonderwijs (Gilde Opleidingen) wordt geconcentreerd op de locaties Groenveldsingel en Technodôme. In het Technodôme vindt een samenwerking plaats tussen techniekonderwijs van VMBO van College Den Hulster en van het MBO van Gilde Opleidingen. Deze ontwikkeling bevindt zich in een afrondende fase en met de huidige locaties is in de behoefte voorzien.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
41
42
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Sport- en recreatieve voorzieningen De gemeente is voorzien van voldoende sport- en recreatieve voorzieningen voor de bewoners. De verandering van recreatief gedrag en met name het minder georganiseerd sporten zet voorzieningen op termijn wel onder druk. Samenvoeging van verenigingen is dan een mogelijk antwoord. Binnensportvoorzieningen (sporthallen, fitnesscentra e.d.) worden zoveel mogelijk ontwikkeld in combinatie met andere functies waardoor meervoudig gebruik kan plaatsvinden. De aanleg van de A73 Zuid/A74 maakt het noodzakelijk een aantal sportvelden te verplaatsen. De nieuwe locatie moet bijdragen aan het uitgangspunt, krachtige kernen in een robuust casco.
3.3.4
Bereikbaarheid en mobiliteit
Voor een plezierig woonklimaat is het noodzakelijk voorwaarden te scheppen voor een goede leefbaarheid en veiligheid in de woongebieden. Het verkeer dient zo vlot mogelijk naar het stedelijk hoofdwegennet geleid te worden. De woonwijken dienen als verblijfsgebieden te worden ingericht. In gebieden waar sprake is van een sterke functiemenging maakt verkeer een vanzelfsprekend onderdeel uit van de levendigheid en horen mogelijke voor- en nadelen bij het karakter van deze gebieden. Het is echter wel wenselijk om mogelijke hinder te beperken door bij plannen te zoeken naar integrale oplossingen.
Fietsvoorzieningen en voetgangersgebieden Met het creëren van krachtige kernen waarin op een zo laag mogelijk niveau basisvoorzieningen worden aangeboden, wordt een basis gelegd voor het gebruik van de fiets en verplaatsing te voet, omdat verplaatsingen in het algemeen over korte afstanden plaats zullen vinden. Een betere opbouw van het fietsnetwerk is gewenst. De grootste potenties voor het fietsnetwerk liggen in het gebied tussen het Venlose stadscentrum en het middengebied, met uitlopers in noordelijke (Océ, Valuas college), zuidelijke (ziekenhuis, Fontys Hogeschool, college Den Hulster) en westelijke richting (Maasoever verbinding Blerick). In dit gebied wordt, ten behoeve van een kwaliteitsslag voor de fiets, de drager van het fietsnetwerk gesitueerd: de ‘ruggengraat’: een sterk primair stelsel van fietsroutes aangevuld met overige voorzieningen zoals stallingen en voorzieningen met betrekking tot overstapmogelijkheden. Omwille van het bevorderen van een autoluw voetgangersgebied met een kwalitatief hoogwaardig verblijfsklimaat in de (deel)centra, wordt het autoverkeer zoveel mogelijk afgevangen aan de randen, wordt het straatparkeren in centra teruggebracht en wordt er in de centra in parkeergarages en op terreinen geparkeerd. Parkeeroverlast wordt teruggedrongen door het aanbod van parkeerplaatsen bij nieuwbouwwijken, scholen, wijkgebouwen, kernen, winkelcentra en bedrijven af te stemmen op de vraag. Een kwaliteitsslag in de stadsdeelcentra (en het stedelijk centrum) kan de positie van de voetganger verbeteren. Het deels omzetten van verkeersruimten naar verblijfsruimten betekent een goede randvoorwaarde voor het creëren van een aantrekkelijk voetgangersklimaat. De verkeersfunctie kan bijdragen aan de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Vleesstraat Venlo
43
Openbaar vervoerssysteem Een kwaliteitsverbetering in het openbaar vervoer is noodzakelijk is om de concurrentiepositie ten opzichte van de auto en andere modaliteiten te verbeteren en zodoende meer personen te laten kiezen voor het openbaar vervoer. Dit wordt bereikt door het creëren van voorrangsituaties en busbanen, openbaar vervoer naar werklocaties en naar zorg- en onderwijsinstellingen. Het succesvolle systeem van de deeltaxi25 kan voor een deel de plaats van de stadslijnen vervangen, wel is een goede afstemming op het overig openbaar vervoer van belang. Binnen het openbaar vervoersysteem heeft Venlo tevens de beschikking over een goede aansluiting op het netwerk van spoorverbindingen. Door te streven naar een realistische afstemming van netwerken op verschillende schaalniveaus en modaliteiten, het verhogen van prioriteiten voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) en het aanbieden van hoogwaardige voorzieningen voor fiets en openbaar vervoer kan de keuze voor alternatieve vervoerswijzen worden gestimuleerd. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van openbaar vervoer is gerelateerd aan het Provinciaal beleid, vormgegeven in de Nota Openbaar Vervoer Limburg. Gedetailleerde richtlijnen voor de gemeente Venlo zijn weergegeven in het Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan.
25 De deeltaxi is een vorm van vraagafhankelijk vervoer die geheel op afspraak de gehele omgeving tot in Duitsland toe van haar diensten voorziet, ingevoerd met het oog op het maatschappelijke belang van openbaar vervoer
44
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
3.4
“Stad in het Maasdal”
Voor het realiseren van de ambities van het thema Stad in het Maasdal, het bouwen aan het Robuuste Casco, is de definitie van het begrip Robuustheid van belang. Robuustheid gaat over kracht, over weerstand kunnen bieden tegen ongewenste veranderingen en het opnemen van gewenste ontwikkelingen. Voor de realisatie van een robuust casco is het noodzakelijk dat: • De kenmerken van de kernen, hun historische en functionele karakteristieken worden (h)erkend. • De ruimte tussen de kernen niet verstedelijkt. • De randen van de kernen niet willekeurig het omliggende land aantasten. • De functies in het landelijk gebied ruimte krijgen waar nodig en begrensd worden waar noodzakelijk. • De landschappelijke, natuurlijke, historische en archeologische waarden worden (h)erkend, benut en verder ontwikkeld. Toelichting op het begrip robuustheid is opgenomen in de Verkenningennota bij de Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015 en in Deel B: Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.
3.4.1
Het in stand houden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied
Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is het behoud van het buitengebied dat als een casco de kernen omsluit. Het Maassysteem van rivier en zijbeken, ecologische verbindingen en het terrassensysteem vormt het kader en de verbindende schakel tussen de kernen. Belangrijke componenten van het casco zijn: • • • • • • •
Gebieden met een agrarische functie (al dan niet in combinatie met natuurbeheer en recreatie). Bestaande en nieuwe natuurgebieden aan de oost- en westzijde van de kernen, met daartussen (gewenste) ecologische verbindingen, met het oog op het realiseren van de nationale en provinciale ecologische (hoofd) structuur. Het winterbed van de Maas (beleidslijn Ruimte voor de Rivier). Het tussengebied Belfeld-Tegelen en het Middengebied Tegelen-Venlo. Het gebied ten zuidwesten van Hout-Blerick en het gebied ten zuiden van Belfeld. Gebieden met een functie voor sportbeoefening, dag- en verblijfsrecreatie, dag- en verblijfstoerisme. Gebieden met een woon-, werk- of zorgfunctie.
Ontwikkelingen en investeringen in het gebied dienen gericht te zijn op het vergroten van de vitaliteit en robuustheid van het gebied. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Van vergroting van vitaliteit en robuustheid is sprake als de belevingswaarde (voor de inwoners en bezoekers aan Venlo), de gebruikswaarde (voor de agrarische en recreatieve sector) en de toekomstwaarde (blijvend functioneren van ecologische netwerken) van het gebied worden vergroot. Toelichting op de inpassing van sterkere en zwakkere functie in het casco is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”. De vitaliteit en robuustheid van het casco worden mede bepaald door de volgende aspecten.
Agrarische functies Ten behoeve van de gewenste robuustheid in het casco moeten de economische betekenis en vitaliteit van de land- en tuinbouw, als hoofdfuncties in het casco, en de bijdrage aan de belevingswaarde van het landschap in het buitengebied behouden en verbeterd worden. Voor verschillende vormen van landbouw liggen in verschillende gebieden kansen. Deze moeten worden benut in overeenstemming met de gewenste ruimtelijke structuur in deze gebieden en in overeenstemming met andere gewenste en aanwezige functies.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
45
46
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Waar prioriteit aan ontwikkeling van landbouw of tuinbouw wordt gegeven (met name in glastuinbouwconcentratiegebieden) moet afstemming worden gezocht tussen de ontsluiting van de gebieden, de interne ruimtelijke structuur en de technische ontwikkeling van de productie, gerelateerd aan het technisch industrieel karakter van de bedrijfsvoering. De kleiwinning tussen Tegelen en Belfeld vindt plaats volgens de principes vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. De structuurvisie stelt, gebaseerd op de regionaal ontwikkelde Bouwsteen Reconstructie District Helden, de volgende uitgangsGlastuinbouw punten: • Uitbreiding / intensivering Om een rendabele landbouw mogelijk te maken is het nodig om mogelijkheden voor uitbreiding en/of intensivering te geven. Deze mogelijkheden moeten vooral gegeven worden in concentratiegebieden en in gebieden die onder een geringe ruimtedruk staan. Hierbij mag de intensivering of uitbreiding geen strijdigheid opleveren met de karakteristiek van het landschap, of ingepast worden in de landschappelijke context. • Concentratie Wanneer er geen mogelijkheden meer zijn voor uitbreiding is het nodig om bedrijven op een andere plaats wel mogelijkheden te geven voor uitbreiding. Bedrijven moeten verplaatsen wanneer het niet mogelijk is om op de huidige vestigingsplaats nog uit te breiden, bijvoorbeeld vanwege de ligging in de EHS. • Verbreding Voor een bedrijf dat niet stopt, niet wordt verplaatst en niet meer kan uitbreiden moeten er mogelijkheden gerelateerd aan de agrarische sector geboden worden om het bedrijf toch rendabel te houden. Hierbij liggen met name mogelijkheden bij natuur en landschapsbeheer, toerisme en “speciale” agrarische productie.
Natuur Ook natuur is een functie die steeds meer ruimte vraagt in het landelijk gebied. Er is een onderscheid tussen ecologische natuur en gebruiksnatuur. Beide kunnen zich zowel in de stad als in het buitengebied bevinden. Belangrijke aspecten zijn de samenhangende en continue structuren van deze twee soorten van natuur. Met name gebruiks- en belevingsnatuur in de nabijheid van de woon- en leefomgeving (ook de stadsrand) kent een hoge waardeOcé Weerd ring en is daarmee dus ook een krachtig onderdeel van het robuuste casco. Ecologie, biotopen en biodiversiteit kennen een steeds sterkere bescherming in internationale wet- en regelgeving en vormen daarmee een steeds sterker element in het landelijk gebied. De geomorfologische kenmerken binnen de gemeente leiden tot grote verschillen in abiotische voorwaarden. Het gevolg is een grote diversiteit aan natuur en biotopen. De natuurlijke elementen zoals die in de gemeente Venlo liggen maken alle onderdeel uit van (te ontwikkelen) netwerken op lokaal, regionaal, nationaal en zelfs internationaal niveau. In de volgende paragraaf wordt hierop verder ingegaan.
Recreatie en toerisme Het landelijk gebied van Venlo, de natuur, de beken en de Maas en de cultuurhistorie vormen een oorspronkelijk decor voor recreatieve activiteiten. Sport- en recreatievoorzieningen voor de stad kunnen aan de rand van de kernen in het casco worden gesitueerd. Door hun gebruikswaarde en/of economische waarde zijn dit sterke functies die goed in het landschap kunnen en moeten worden ingepast. Verbreding van de landbouw biedt ook mogelijkheden om (kleinschalige) recreatie in het casco te bevorderen.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
47
48
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Recreatieve elementen die gebruikt worden door een groot deel van de bevolking bieden in de strategie van het groen houden van het casco goede mogelijkheden. In gebieden met een grote ruimtedruk zorgen deze elementen voor robuustheid. Uitgangspunt is dat de elementen groen ingepast worden en dat ze aansluiten bij de karakteristiek van het landschap. De Groen voor Rood constructie biedt hiervoor mogelijkheden. Grootschalige recreatieve elementen die een verstorende invloed op de omgeving en de netwerken hebben zijn ongewenst. Een belangrijk element in de landschappelijke en natuurlijke context wordt gevormd door de rivier de Maas. In de Nota Ruimte is de Maas genoemd als belangrijke recreatieve verbinding; de potentie kan worden verdiept. Hoewel de toeristische potenties binnen de gemeente groot zijn, is er geen reden om nieuwe grootschalige toeristische attractie in het landelijk gebied van de gemeente te realiseren. Er zijn voldoende grootschalige recreatieve dag- en verblijfsvoorzieningen in de regio. Voor zich aandienende initiatieven in het casco geldt een kwalitatieve afweging op basis van de inrichtingsprincipes voor het casco. Toelichting op recreatieve en toeristische potenties is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”. Toelichting op het vrijetijdsnetwerk is opgenomen in de Verkenningennota.
Stedelijke functies De agrarische hoofdfunctie van het casco blijft gehandhaafd en wordt versterkt door uitvoering van plannen in het kader van de reconstructie. Voor de functies wonen en werken geldt dat inpassing in het casco alleen kan plaatsvinden indien er sprake is van extensief gebruik en ondersteuning / verbetering van de karakteristieken van het landschap. Bovendien slechts in het geval er binnen de grenzen van het huidige stedelijk gebied geen alternatieven voor handen zijn en de ontwikkeling wenselijk is voor het aantrekken van groepen en/of functies die Venlo nodig acht voor haar toekomstige economische en sociaal maatschappelijke ontwikkeling. In principe betekent dit dat gezocht zal moeten worden naar bijvoorbeeld een te ontwikkelen gebouw- of ensemble typologie (buitenplaats). Gezien het karakter van de problematiek moet altijd worden uitgegaan van een gebiedsgerichte aanpak met als doel duurzame verweving van stedelijke functies met natuur(ontwikkeling) en verbrede landbouw. Het casco herbergt een woonfunctie voor bijzondere instellingen (kloosters en instituten). Deze functie staat onder druk. Voortzetting van de woonfunctie is alleen mogelijk wanneer het gaat om een woonmilieu en woningtypen waarin de huidige bouwstroomplanning niet voorziet. Het casco herbergt tevens enkele buurtschappen: Boekend en Herungerberg. Hier kan de woonfunctie alleen worden uitgebreid op basis van aangetoonde natuurlijke behoefte. In de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo blijven Boekend en Herungerberg in ieder geval tot 2015 buurtschappen in het buitengebied van Venlo. Werkfuncties moeten aansluiten bij het karakter van deze buurtschappen. De gemeente bepaalt aanvullend de mogelijkheden en de noodzaak voor woonfuncties elders in het casco. Hiervoor gelden de volgende criteria: • Het type woning kan binnen de kernen of op een locatie van een bijzondere instelling niet gerealiseerd worden, • Realisatie gaat niet ten koste van ontwikkeling van locaties binnen de kernen, • Er is behoefte aan het type woning voor de eigen bevolking of het draagt bij aan het binden van midden en hoger kader aan de stad, • De woning kan ingepast worden in het casco, en • De woonfunctie is nodig en draagt als sterke functie en financiële drager direct bij aan de gewenste inrichting en ontwikkeling van het betreffende deel van het casco. Een voorbeeld hiervan is het faciliteren van de ontwikkeling van incidentele woningbouw in particulier opdrachtgeverschap.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
49
50
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Voor inpassing van andere stedelijke werkfuncties zoals kantoren, bedrijven en woon-werk combinaties gelden dezelfde criteria. Voor de reconversiegebieden geldt dat het te ontwikkelen woonmilieu bepaald zal worden vanuit de strategie dat ontwikkeling van deze locaties het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengt, en tevens een bijdrage levert aan versterking van de robuustheid van het
Bijzondere gebieden In de ruimtelijke ontwikkeling van het casco verdient het Middengebied Venlo-Tegelen bijzondere aandacht. Dit gebied heeft belangrijke ecologische, recreatieve en cultuurhistorische waarde. Ondermeer door de aanleg van de A74 neemt de verstedelijkingsdruk toe. De hogeschool en het ziekenhuis zijn regionale verzorgingsfuncties die het gebied een meerwaarde geven voor de gehele stad. De inrichting van het gebied dient gericht te zijn op handhaving van het gebied als onderdeel van het casco, met gebruikmaking van de kansen die onderwijs en gezondheidszorg Kinderboerderij Hagerhof en sport en recreatie bieden als sterke functies. Dezelfde aandacht verdient het gebied aan de oostzijde van Venlo. In dit gebied zullen voor 2015 functieveranderingen optreden ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen en de aanleg van de A74. Bij de ontwikkeling van woon, werk, leisure, recreatie en toeristische functies moet sprake zijn van een verzorgingsgebied of uitstraling op tenminste het niveau van de gehele stad. De inrichting van de zone moet voldoen aan de inrichtingsprincipes voor het casco. De realisatie van een ecologische verbinding mag door de ontwikkeling van woon-, werk-, leisure, recreatieve en toeristische functies niet in gevaar komen. Venlo, Tegelen en Kaldenkirchen moeten herkenbaar blijven als afzonderlijke kernen in een grensoverschrijdend stedelijk netwerk. Ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk gesynchroniseerd worden. Bij een gebiedsgerichte uitwerking van de structuurvisie zal het grensoverschrijdend ontwikkelingsconcept VeNeTe worden herzien op basis van deze Ruimtelijke Structuurvisie en het Flächennutzungsplan van de gemeente Nettetal.
3.4.2
Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren in en om de stad
Het contrast tussen het landelijk gebied en de kernen wordt met name zichtbaar in de stadsrandgebieden. Hier is over het algemeen ook de sterkste druk van stedelijke functies. Dit contrast en de verschillen in de randen van de onderscheiden kernen moeten in stand worden gehouden. Tevens vormen netwerken een belangrijk onderdeel van het casco. Om robuustheid te creëren is het van belang om de netwerken op alle schaalniveaus te benaderen, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied. De volgende inrichtingsprincipes vormen het uitgangspunt: • Het functioneren van netwerken optimaliseren. In het casco functioneren ecologische netwerken, watersystemen en een recreatief netwerk van wandelpaden, fietspaden en dergelijke. Naarmate deze netwerken beter functioneren, neemt de vitaliteit en robuustheid van het casco toe. • Functies koppelen aan de netwerken. Functies die geen onderdeel van een netwerk vormen kunnen netwerken versterken of verstoren. Deze effecten moeten bij inrichtings- en ontwikkelingsvraagstukken in het casco worden meegenomen. Verstoring van de ecologische netwerken telt daarbij het zwaarst. • Sterke functies benutten als dragers. De sterkte van functies wordt bepaald door economische en maatschappelijke omstandigheden. De economische sterkte hangt af van de mate waarin een functie door de samenleving en overheid gewenst, beschermd of geweerd wordt. De sterkte van een functie is tijdgevoelig en relatief. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
51
52
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
•
Aansluiten bij de karakteristiek van landschapshistorie en cultuurhistorie. Karakteristieke en historische belangrijke structuren, grondgebruik, vegetatie en landschapselementen moeten behouden of hersteld worden. Verstorende elementen worden afgeschermd, geconcentreerd of verplaatst.
Het blauwe netwerk Het blauwe netwerk bestaat uit de zichtbare structuren van grond- en oppervlaktewater. In het landschap vormt de Maas de noord-zuid verbinding en de beken de oost-west verbindingen. Venlo streeft naar het verbeteren van de kwantitatieve afvoer van water, met het oog op de hoogwaterproblematiek. Het beter functioneren van het waternetwerk hangt af van het afvlakken van de piekafvoeren in de Maas. Door retentie van regenwater in het stroomgebied van de Maas kunnen de piekafvoeren worden voorkomen.26 Door deze retentie te combineren met specifieke geomorfologische elementen als oude maasmeanders, of beken te laten meanderen ontstaan er mogelijkheden om ecologische en Maasoever landschapsvormende (groene netwerk) processen op gang te brengen.27 De kwaliteit van het water wordt in de komende perioden verbeterd door een aanpak bij de bron van de vervuiling en de aanpak van de vervuiling per stroomgebied.28 Net als binnen het stedelijk gebied wordt in het casco aldus duurzaam waterbeheer nagestreefd, met als uitwerking een meer integrale benadering van kwantiteit en kwaliteit. De specifieke richtlijnen zijn opgenomen in het gemeentelijk Integraal Waterplan. De structuurvisie gaat uit van behoud en herstel (waar mogelijk ook in stedelijk gebied) van het blauwe netwerk. Doel is het versterken van de Beken “sponswerking” van Venlo (langer vasthouden van water) en het verbeteren van voorwaarden voor ecologische en landschapsvormende processen. Waar mogelijk worden aanknopingspunten gezocht voor blauwe recreatieve knooppunten en impulsen. Toelichting op het watersysteem, de relatie met de steilrand en maatregelen in het kader van duurzaam waterbeheer is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.”
Het groene (ecologisch) netwerk Het groene netwerk bestaat uit het geheel van natuurgebieden en de verbindingen die tussen deze gebieden aanwezig zijn. De aaneengesloten stukken natuur functioneren als duurzame biotoop voor bepaalde dier- en plantensoorten (doelsoorten), waarbinnen deze een duurzame populatie kunnen herbergen. Door middel van verbindingen tussen deze kerngebieden en het nieuw aanleggen van natuur is het mogelijk om de leefgebieden van soorten zo te vergroten dat voor meer soorten het leefgebied voldoende van omvang is zodat er een duurzame populatie mogelijk is. De structuurvisie stelt zich tot doel een robuust, gedifferentieerd en grensoverschrijdend netwerk van groene verbindingen te realiseren met hoge ecologische en toegevoegde gebruikswaarden. De structuurvisie onderscheidt: • De verbinding op het Rijnterras • De verbinding via de Maas • Dwarsverbanden via het Middenterras • Verbindingen op het Dekzandgebied Binnen deze ladder zijn er een aantal knelpunten te onderscheiden door de botsing van het groene netwerk met de Tradeports en de botsing met wegen (A67, A73, N275, N556). De knelpunten moeten opgelost worden om het ecologisch functioneren van het groene netwerk te waarborgen.
26 27 28
Integrale verkenningen Maas Integraal waterplan, integrale Natuurvisie Gemeente Venlo Integraal waterplan Gemeente Venlo Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
53
54
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
In de ruimtelijke ontwikkeling van de Tradeports moet rekening worden gehouden met het realiseren van een ecologische verbinding tussen de Blerickse Heide, Zaarderheiken en de Maas. Toelichting op groene ecologische verbindingen is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.
Situeren ten opzichte van netwerken De manier waarop netwerken ten opzichte van elkaar gesitueerd worden bepaalt voor een groot deel ook het functioneren van de netwerken. Netwerken kunnen elkaar belemmeren in hun functioneren, maar ook versterken. De structuurvisie gaat er vanuit dat koppeling van netwerken de robuustheid versterkt en kansen biedt voor gecombineerde en dus sterke en duurzame ontwikkelingen. Het blauwe en groene netwerk zijn hierbij de twee netwerken die vrijwel altijd heel goed met elkaar samen gaan. Versterkingen zorgen voor een robuuster casco. Knooppunten waar de netwerken elkaar overlappen of doorsnijden bieden bijzondere kansen. Het recreatienetwerk kan problemen opleveren bij koppeling met ecologie. De zwakste functie moet beschermd worden door middel van zonering. Aan de andere kant kan het recreatienetwerk het groene en het blauwe netwerk gebruiken als leidraad door het landelijk gebied. Toelichting op het situeren t.o.v. netwerken is opgenomen in Deel B, Hoofdstuk12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.
3.4.3
Het behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle elementen
Naast het belang van karakteristiek als een basis voor beleving van het landschap is het behouden en ontwikkelen van de geschiedenis van stad en landschap een verplichting die de huidige samenleving heeft ten aanzien van toekomstige generaties. De rijke historie van de gemeente vormt aldus een belangrijke component. In de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke kenmerken bevindt zich een rijke bron van inspiratie voor de toekomst. Cultuur- en landschapsgeschiedenis vormen het integratiekader tussen stad en ommeland. Deze cultuurhistorie vormt de basis voor de karakteristiek van de omgeving en dus tevens voor de mate waarin mensen zich kunnen identificeren met hun omgeving en de mate waarin bezoekers deze identiteit ervaren. Het vormt het oorspronkelijke decor voor de ontwikkeling van o.a. toeristische activiteiten. Cultuurhistorie op zich is kwetsbaar. Door cultuurhistorie als basis te nemen voor ontwikkeling van het casco wordt de geschiedenis van een gebied veiliggesteld op een esthetisch en historisch verantwoorde manier. De kwetsbaarheid van cultuurhistorie wordt dan verminderd door de combinaties met andere functies. Criteria voor cultuurhistorie en stedelijke ontwikkeling zijn opgenomen in Deel B, Hoofdstuk 12 “Verdieping Stad in het Maasdal”.
3.4.4
Vervoersaspecten in het casco
In het spanningsveld tussen het karakter van rust en ruimte in het casco en de mogelijke hinder die verkeer oplevert wordt gezocht naar mogelijkheden waar de leefbaarheid en rust binnen het casco zoveel mogelijk wordt beschermd. De gemeente Venlo is terughoudend ten opzichte van het toestaan van nieuwe doorsnijdingen van het casco. Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande wegenstelsel, en de in het casco gesitueerde wegen worden zoveel mogelijk gevrijwaard van doorgaand verkeer. Daar waar inpassing van nieuwe wegen onontkoombaar is, zullen de mogelijke vormen van hinder zoveel mogelijk worden beperkt.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
55
56
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De aanleg van snelwegen levert een barrière op die de realisatie van een aaneengesloten groen netwerk bemoeilijkt. De gemeente Venlo streeft naar de aanleg van een landschapsbrug, die ter hoogte van het Middengebied de bestaande groengebieden met elkaar verbindt. Ook bemoeilijkt de aanleg van de snelwegen de realisatie van fietsrelaties tussen Venlo Zuid en Tegelen. De barrièrewerking legt een druk op de kwaliteit van de fietsroutes die de snelwegen moeten gaan kruisen in termen van directheid, aantrekkelijkheid en (sociale) veiligheid. Hier wordt gezocht naar integrale oplossingen. Een ander aandachtspunt zijn de aansluitingen van de snelwegen op de bestaande infrastructuur. Het maken van aansluitingen vraagt om zorgvuldige inpassing gezien de grote aantrekkingskracht die deze locaties hebben op stedelijke functies. Speciale aandacht gaat binnen het thema Stad in het Maasdal uit naar het faciliteren van recreatief (fiets) verkeer. Er dient een kwalitatief hoogwaardig stelsel van fietsroutes beschikbaar te zijn, die verplaatsingen in noord-zuid richting (langs de Maas), vanuit de wijken naar de groengebieden en verplaatsingen binnen het groene buitengebied mogelijk maken. Binnen dit stelsel van fietsroutes speelt het stadscentrum van Venlo ook een rol; hier moet het mogelijk zijn het centrum te passeren langs de Maas en een bezoek aan het stedelijk centrum te brengen. Hierbij ligt de nadruk op dagrecreatie in de groene stadsranden en langs de Maas. Natuurgebieden kunnen gelijktijdig ontwikkeld worden voor ecologische functies en recreatief medegebruik. Het is hierbij van belang dat natuurgebieden voor fietsers doorkruisbaar zijn, maar niet voor autoverkeer. Autoverkeer dient aan de randen van de groengebieden te worden afgevangen middels beperkte parkeervoorzieningen.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
57
58
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
4
Principes voor Venlo
4.1
Principes
In de Ruimtelijke Structuurvisie is gekozen voor het voor het ruimtelijk structuurconcept “Krachtige kernen in een robuust casco”. In deze structuur kunnen de doelstellingen voor het ruimtelijk beleid van Venlo het best gerealiseerd worden. De uitwerking van deze doelstellingen rond drie thema’s geeft hierin inzicht. De essentie van deze uitwerking is in dit hoofdstuk geoperationaliseerd in een aantal principes. Ze vormen gezamenlijk de kern van de Ruimtelijke Structuurvisie voor Venlo. Het gebruik van deze principes is in paragraaf 1.3.3 toegelicht. Principe 1:
Krachtige kernen
1.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is behoud van de woon- en werkgebieden van Venlo als onderscheidbare en herkenbare kernen in een stedelijk netwerk. Deze kernen zijn: • • • • • •
Venlo (inclusief het bedrijventerrein Veegtes en het buurtschap ’t Ven, exclusief Herungerberg) Blerick (inclusief Hout-Blerick, exclusief de buurtschap Boekend) Tegelen (inclusief de wijk Op de Heide en het bedrijventerrein Kaldenkerkerweg) Belfeld Tradeport (inclusief Tradeport Noord, Tradeport Oost, Noorderpoort en de Océ terreinen) Tuinbouwconcentratiegebieden ‘t Ven Noord en Meelderbroek
De vraag naar ruimte voor woningen, bedrijven, kantoren en voorzieningen wordt, in ieder geval tot 2015, primair opgelost op locaties binnen de grenzen van de kernen. Dit is noodzakelijk om voldoende draagvlak te behouden voor voorzieningen in de kernen tegen de achtergrond van een stabiliserende bevolking. 1.2 In de ruimtelijke ontwikkeling van Tradeport wordt rekening gehouden met het realiseren van een ecologische verbinding tussen de Blerickse Heide, Zaarderheiken en de Maas.
1.3 In de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo blijven Boekend en Herungerberg in ieder geval tot 2015 buurtschappen in het buitengebied van Venlo. De principes voor de ontwikkeling van deze buurtschappen worden aangegeven onder principe 9. 1.4 Ontwikkelingen in de kernen dienen aan te sluiten bij de culturele identiteit en dus de behoefte van bewoners en bezoekers In Venlo, en zorgvuldig ingepast te worden. De historische en ruimtelijk functionele verschillende karakteristieken mogen niet onnodig genivelleerd worden. (zie ook principe 5.4) 1.5 Ontwikkelingen in de kernen dienen gericht te zijn op een gedifferentieerd aanbod in belevings en gebruiksmogelijkheden. Dit krijgt gestalte in een gedifferentieerd aanbod aan woonmilieus en bedrijvigheden. Dit aanbod wordt ondersteund met een scala aan basale maatschappelijke voorzieningen (op het gebied van onderwijs, zorg, dienstverlening en detailhandel) die waar mogelijk zijn geconcentreerd op locaties die voor het verzorgingsgebied goed bereikbaar zijn. De openbare ruimte in de directe woon- en werkomgeving moet qua inrichting en beheersniveau aansluiten op de verwachtingen die samenhangen met de woonmilieus en bedrijvigheden.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
59
Principe 2:
Een robuust casco
2.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is behoud van het buitengebied dat als een casco de kernen omsluit. Het Maassysteem van rivier en zijbeken, ecologische verbindingen en het terrassensysteem vormt het kader en verbindende schakel tussen de kernen. Belangrijke componenten hierin zijn: • Gebieden met een agrarische functie (al dan niet in combinatie met natuurbeheer en recreatie) • Bestaande en nieuwe natuurgebieden aan de oost- en westzijde van de kernen, met daartussen (gewenste) ecologische verbindingen, met het oog op het realiseren van de nationale en provinciale ecologische (hoofd) structuur • Het winterbed van de Maas (beleidslijn Ruimte voor de Rivier) • Het tussengebied Belfeld-Tegelen en het Middengebied Tegelen-Venlo • Het gebied ten zuidwesten van Hout-Blerick en het gebied ten zuiden van Belfeld • Gebieden met een functie voor sportbeoefening, dag- en verblijfsrecreatie, dag- en verblijfstoerisme • Gebieden met een woon of werkfunctie 2.2 Ontwikkelingen en investeringen in het casco dienen gericht te zijn op het vergroten van de vitaliteit en robuustheid van het casco. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Van vergroting van vitaliteit en robuustheid is sprake als de belevingswaarde (voor de inwoners en bezoekers aan Venlo), de gebruikswaarde (voor de agrarische en recreatieve sector) en de toekomstwaarde (blijvend functioneren van ecologische netwerken) van het gebied worden vergroot. Principes voor investeren in het casco worden aangegeven onder punten 8 en 9.
60
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
2.3 In de ruimtelijke ontwikkeling van het casco verdient het Middengebied Venlo-Tegelen bijzondere aandacht. Dit gebied heeft belangrijke ecologische, recreatieve en cultuurhistorische waarde. Onder meer door de aanleg van de A74 neemt de verstedelijkingsdruk toe. De hogeschool en het ziekenhuis zijn regionale verzorgingsfuncties die het gebied een meerwaarde geven voor de gehele stad. De inrichting van het gebied dient gericht te zijn op handhaving van het gebied als onderdeel van het casco, met gebruikmaking van de kansen die onderwijs en gezondheidszorg en sport en recreatie bieden als sterke functies. 2.4 In de ruimtelijke ontwikkeling van het casco verdient de oostzijde van Venlo bijzondere aandacht. In dit gebied zullen voor 2015 functieveranderingen optreden door maatschappelijke ontwikkelingen en de aanleg van de A74. Bij de ontwikkeling van woon-, werk-, leisure, recreatie en toeristische functies moet sprake zijn van een verzorgingsgebied of uitstraling op tenminste het niveau van de gehele stad. De inrichting van de zone moet voldoen aan de inrichtingsprincipes voor het casco. De realisatie van een ecologische verbinding mag door de toelating van woon-, werk-, leisure, recreatie en toeristische functies niet in gevaar komen. Venlo, Tegelen en Kaldenkirchen moeten herkenbaar blijven als afzonderlijke kernen in een grensoverschrijdend stedelijk netwerk. Ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk gesynchroniseerd worden. Bij een gebiedsgerichte uitwerking van de structuurvisie zal het grensoverschrijdend ontwikkelingsconcept VeNeTe worden herzien op basis van deze Ruimtelijke Structuurvisie en het Flächennutzungsplan van de gemeente Nettetal.
Principe 3: Eén centrum voor de stad en de regio 3.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is het versterken van de verzorgingsfunctie van het centrum van Venlo voor de stad en de regio. Die functie wordt nu vooral gedragen door een concentratie van functies op het gebied van detailhandel, horeca, persoonlijke dienstverlening, zakelijke dienstverlening, bestuur, cultuur en toerisme in het stedelijk centrum. De kwaliteit van de openbare ruimte is hoog en de verblijfskwaliteit van het gebied wordt mede bepaald door de historie van de stad. Door de combinatie van functies, de kwaliteit van de openbare ruimte en de ligging aan de Maas heeft dit gebied potenties voor de ontwikkeling van een stedelijk centrum woonmilieu dat uniek is binnen de gemeente Venlo en de regio. 3.2 De woonfunctie van het centrum is nog onderontwikkeld. In ieder geval tot 2015 wordt het beleid gericht op het versterken van de woonfunctie, met name in de wijk Q4, en het bevorderen van wonen boven winkels. De te ontwikkelen woningtypen moeten inspelen op behoeften van groepen die Venlo sterker aan de stad wil binden: midden en hoger kader en studenten. Het tempo van de transformatie moet passen binnen de historische context van de binnenstad; de zwakste schakels krijgen prioriteit. Tijdens het proces van transformatie moet de binnenstad een levend woongebied blijven. 3.3 De verzorgingsfunctie van het centrum dient te worden versterkt door: ! Versterking van de afzonderlijke functies en hun onderlinge samenhang. Ontbrekende functies zoals binnenstedelijke leisure kunnen de combinatie versterken. ! Ontwikkelingen elders in de stad die concurreren met versterking van de verzorgingsfunctie van het centrum moeten worden tegengegaan. ! Ontwikkelingen die zorgen voor onderlinge versterking worden bevorderd. Een voorbeeld zijn ontwikkelingen die gezamenlijk de functie van Venlo als toeristische bestemming versterken.
Principe 4: Economisch kerngebied in een toptechnologische regio 4.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is behoud van de functie van Venlo als (inter)nationaal logistiek en industrieel knooppunt. Inzet is tevens de kwaliteit van Venlo als (inter)nationaal logistiek en industrieel knooppunt te versterken door het aantrekken van kennisintensieve ondernemingen en instellingen. 4.2 Op de locaties a-p in de hierbij gevoegde tabel wordt gestreefd naar clustering van verwante of aan elkaar gerelateerde ondernemingen en instellingen. Dit verhoogt de kans op nieuwe initiatieven en versterkt het profiel van locaties en de daar gevestigde activiteiten.
Locatie a. Venlo Trade Port b. Tradeport West c. Tradeport Noord d. GreenPark Venlo e. Tradeport Oost f. ZON Fresh Park g. Noorderpoort h. Océ bedrijvenpark i. Maaswaard j. Spoorzone k. Stedelijk Centrum Venlo l. Stedelijk Woen/ Werken Zone Venlo m. Keulse Barrière n. Via Venlo o. ’t Ven Noord p. Meelderbroek
Cluster Industrie en logistiek Industrie en logistiek Industrie en logistiek Industrie en research Tuinbouw en logistiek Tuinbouw en logistiek Diensten en logistiek Industrie en kennis Bestuur en diensten Bestuur en diensten Zakelijk en ontspannen
q. Middengebied Venlo / Tegelen r. Campus en Technodome locaties s. Stadion de Koel en omgeving t. Klein Zwitserland u. Kloosterdorp Steyl
Zorg en kennis (zie 2.3 en 5.3)
v. Stedelijk centrum Venlo & Q4
Zakelijk en representatief Handel en export (zie 2.4) Grootschalige detailhandel Glastuinbouw concentratiegebied Glastuinbouw concentratiegebied
Voortgezet onderwijs Grootschalige leisure voorzieningen (zie 2.4 en 5.3) Dagrecreatie Kleinschalig cultuurtoerisme (zie ook 5.4) Culturele voorzieningen en ateliers
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
61
Principe 5: Bijzondere functies concentreren en etaleren 5.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is versterking van de regionale verzorgingsfunctie van Venlo. Voor de ontwikkeling van deze functie van Venlo op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, openbaar bestuur, dienstverlening, grootschalige leisure en toerisme is het van belang dat bestaande voorzieningen behouden worden en nieuwe voorzieningen worden aangetrokken. 5.2 Het aanbod van dit type voorzieningen is beperkt. Om Venlo te positioneren als de meest geschikte vestigingsplaats is de inzet te streven naar concentratie van deze functies op locaties die goed zijn aangesloten op de hoofdwegenstructuur. In aanvulling op de lijst van locaties onder punt 4.2 gaat het om de locaties q-v in de hierbij gevoegde tabel. 5.3 De locaties Middengebied Venlo-Tegelen, Klein Zwitserland en Stadion de Koel en omgeving liggen buiten de grenzen van de kernen, in het casco. Het gaat hier echter om locaties die voor 2015 onder druk komen te staan, door aanwezigheid van bestaande voorzieningen en verbetering van de bereikbaarheid. Uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling is dat nieuwe voorzieningen in de omgeving worden ingepast en bijdragen aan de robuustheid van het casco. 5.4 Functies voor historisch kenmerkende gebouwen en locaties in de gehele gemeente Venlo dienen gericht te zijn op duurzame instandhouding van zowel het object als de cultuurhistorische betekenis ervan. Principe 6: Inrichtingsprincipes voor de kernen 6.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is het vergroten van de aantrekkelijkheid van de leefomgeving zowel wat betreft de inrichting van de openbare ruimte als de aanwezigheid van voorzieningen op het gebied van detailhandel, onderwijs, welzijn en zorg, recreatie en sport, groenstructuur en werkgelegenheid. Door het concentreren van het woningbouwprogramma binnen de grenzen van de kernen wordt draagvlak in stand gehouden voor deze voorzieningen. Toch is meer nodig dan enkel het benutten van vrijkomende locaties binnen de grenzen van de kernen voor woningbouw. Integrale planvorming is nodig om ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, inrichting van de openbare ruimte, voorzieningen en lokale werkgelegenheid op elkaar af te stemmen.
62
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
6.2 In gebiedsgerichte uitwerkingen van de structuurvisie kan een inventarisatie worden gemaakt van beschikbare en potentieel beschikbare locaties voor de ontwikkeling van woningbouw en voorzieningen. De vervangingsopgave binnen de bestaande woningvoorraad wordt hierin meegenomen. Voor de openbare ruimte wordt indicatief de gewenste functie en inrichtingsniveau vastgesteld. Voor locaties wordt indicatief de gewenste ontwikkeling vastgesteld, waarbij de volgende criteria worden gehanteerd: 6.2.1 De woonmilieutypering. Deze wordt bij de inventarisatie geverifieerd. Hierbij wordt bekeken of transformatie naar een ander leefmilieu aan de orde is. 6.2.2 Karakteristieken die behouden of versterkt dienen te worden. In het bijzonder dient hierbij aandacht besteed te worden aan cultuurhistorisch relevante gebouwen en structuren. 6.2.3 Gestreefd moet worden naar concentratie van buurt- en wijkvoorzieningen op goed bereikbare locaties. Mogelijkheden en wenselijkheden om door combinaties van buurt- en wijkvoorzieningen en verbetering van de inrichting van de openbare ruimte het bezoek aan deze voorzieningen te bevorderen en daarmee hun lokaal draagvlak te versterken dienen te worden onderzocht. Bij de centrumgebieden van Blerick, Tegelen en Belfeld wordt rekening gehouden met de functie van deze gebieden voor de gehele kern. 6.2.4 Draagvlak voor en vraag naar voorzieningen vanuit de wijk. In ieder geval wordt daarbij rekening gehouden met het realiseren van woonservice zones. 6.2.5 Mogelijkheden en wenselijkheden om voorzieningen op stedelijk of kern niveau in de wijk te vestigen of uit de wijk te verplaatsen. 6.2.6 Gestreefd moet worden naar versterking van de lokale werkgelegenheid en revitalisering van verouderde bedrijfslocaties. Mogelijkheden en wenselijkheden om dit te stimuleren moeten worden onderzocht. 6.2.7 Behoefte aan groenvoorzieningen en gewenste verbindingen met het gebied buiten de kern.
6.2.8 In het stedelijk gebied wordt het principe van duurzaam waterbeheer toegepast, met een integrale benadering van kwantiteit en kwaliteit. De kwantitatieve aspecten (vasthouden, bergen en afvoeren) zijn ruimtelijk het meest relevant. 6.2.9 Opheffen van hinderlijke en onveilige situaties. 6.2.10 Bij prioritering van locaties wordt bekeken in welke mate de ontwikkeling bijdraagt aan doorstroming of deze bemoeilijkt. 6.2.11 Bij de prioritering van locaties wordt rekening gehouden met sociaal - maatschappelijke vraagstukken. Principe 7: Wonen en werken in leefbare kernen 7.1 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is het afstemmen van het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag. Daarbij wordt gestreefd naar een positief migratiesaldo, gericht op het aantrekken van middenkader en hoger opgeleid kader. 7.2 Woningbouw wordt geconcentreerd op locaties binnen de kernen. De huidige capaciteit is kwantitatief voldoende om de woningbehoefte op basis van natuurlijke groei tot 2014, de extramuralisering, en vervangende nieuwbouw op te vangen. Hiermee zijn gerekend vanaf 2001 ongeveer 3300 woningen gemoeid. De noodzaak om de resterende capaciteit - 2500 woningen - te benutten is afhankelijk van een positief migratiesaldo van gemiddeld 300 personen per jaar. 7.3 De inzet om het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag af te stemmen vereist een strakke regie op het woningbouwprogramma. Uitgangspunt is het realiseren van een stationair aanbod dat kwantitatief, kwalitatief en qua verdeling over de kernen aansluit bij de vraag. Prioriteit zal worden gegeven aan locaties die bijdragen aan de stedelijke herstructureringsopgave (zie 6.2) en/of bijdragen aan het realiseren van een positief migratiesaldo.
7.5 Voor 2015 is er gelet op de beschikbare capaciteit geen behoefte aan ontwikkeling van aanvullende locaties. De behoefte aan ontwikkeling van aanvullende locaties wordt bepaald door de mate waarin het migratiesaldo zich voor 2015 ontwikkeld en de mate waarin na 2015 nog sprake kan zijn van een realistische migratiedoelstelling. Na 2015 is de behoefte op basis van natuurlijke groei in ieder geval negatief. Voor in het verleden aangemerkte reservelocaties en recent geïdentificeerde locaties betekent dit principe het volgende, zoals weergegeven in bijgevoegde tabel: 7.6 Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is het instandhouden van lokale, kleinschalige werkgelegenheid in de kernen. Locatie ‘T Ven Noord Rijnbeek Noord Oost Stadsrandzone Kaldenkerkerweg Helmusweg Blerick Nieuwe Erven Maasveld III Platanenhof Hekkens TMI
Strategische locatie Strategische locatie Laten vervallen Ontwikkeling bezien in relatie met ontwikkeling van Venlo Oost Strategische locatie Laten vervallen Laten vervallen, betrekken bij Maascorridor Strategische locatie Opnemen in bouwstroomplanning
Door revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden wordt in de nabijheid van de woonomgeving ruimte geboden aan lokaal georiënteerde economische activiteiten. Tezamen met de onder 4.2 en 5.2 genoemde locaties biedt Venlo een differentiatie aan bedrijvigheden die aansluiten bij de verschillen in behoefte van bedrijven wat betreft vestigingsvoorwaarden en mogelijkheid tot profilering. In de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden en in gebiedsgerichte studies wordt tevens de mogelijkheid onderzocht om startermilieus voor ondernemingen te realiseren.
7.4 De woonmilieutypologie is een sturend kader om te komen tot een kwalitatieve afstemming tussen woningvraag en aanbod. De betekenis van deze typologie op de bouwstroomplanning zal nader worden uitgewerkt.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
63
Principe 8: Inrichtingsprincipes voor het casco 8.1 Ontwikkelingen en investeringen in het casco dienen gericht te zijn op het vergroten van de vitaliteit en robuustheid van het gebied (zie punt 2). Van vergroting van vitaliteit en robuustheid is sprake als de belevingswaarde (voor de inwoners en bezoekers aan Venlo), de gebruikswaarde (voor de agrarische en recreatieve sector) en de toekomstwaarde (blijvend functioneren van ecologische netwerken) van het gebied worden vergroot. Een belangrijke component wordt gevormd door de rijke historie van de gemeente. In de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke kenmerken bevindt zich een rijke bron van inspiratie voor de toekomst. Cultuur- en landschapsgeschiedenis vormen het integratiekader tussen stad en ommeland. Aan de karakteristieken die hiermee samenhangen ontlenen bewoners en bezoekers een ervaring van identiteit. Het vormt het oorspronkelijke decor voor de ontwikkeling van toeristische activiteiten. 8.2 De volgende inrichtingsprincipes vormen uitgangspunt: 8.2.1 Aansluiten bij de karakteristiek van landschapshistorie en cultuurhistorie. Karakteristieke en historisch belangrijke structuren, grondgebruik, vegetatie en landschapselementen moeten behouden of hersteld worden. Verstorende elementen worden afgeschermd, geconcentreerd of verplaatst. 8.2.2 Functioneren van netwerken optimaliseren. In het casco functioneren ecologische netwerken, watersystemen en een recreatief netwerk van wandelpaden, fietspaden en dergelijke. Naarmate deze netwerken beter functioneren, neemt de vitaliteit en robuustheid van het casco toe. Het samengaan van het groene en blauwe netwerk is een belangrijk aspect voor het vergroten van de vitaliteit en robuustheid. Beleidsuitgangspunten zijn de Integrale Natuurvisie en de principes voor duurzaam waterbeheer zoals omschreven in het Integraal Waterplan. 8.2.3 Functies koppelen aan de netwerken. Functies die geen onderdeel van een netwerk vormen kunnen netwerken wel versterken of verstoren. Deze effecten moeten bij inrichtings- en ontwikkelingsvraagstukken in het casco worden meegenomen. Verstoring van de ecologische netwerken telt daarbij het zwaarst.
64
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
8.2.4 Sterke functies benutten als dragers. De sterkte van functies wordt bepaald door economische en maatschappelijke omstandigheden. De economische sterkte hangt af van rendabiliteit en geïnvesteerd kapitaal. De maatschappelijke sterkte hangt af van de mate waarin een functie door de samenleving en overheid gewenst, beschermd of geweerd wordt. De sterkte van een functie is tijdgevoelig en relatief. 8.3 De vitaliteit en robuustheid van het casco worden mede bepaald door: 8.3.1 Door de provincie en rijk vastgelegde normen en regels met betrekking tot de functies in het casco. 8.3.2 De mate waarin agrarische functies kunnen blijven functioneren als een karakteristieke en sterke functie. Uitgangspunt van beleid is de Bouwsteen Reconstructie District Helden. Voor gebieden waarin glastuinbouwconcentratie zich bevindt worden integrale visies ontwikkeld waarin structuur, ontsluiting en andere ruimtelijke aspecten worden gerelateerd aan het technische industriële karakter van de bedrijfsvoering. 8.3.3 De mate waarin natuur kan blijven functioneren als een sterke en karakteristieke functie en de mate waarin het functioneren van het casco kan worden verbeterd. Uitgangspunt voor beleid zijn de Integrale Natuurvisie en de principes voor duurzaam waterbeheer zoals omschreven in het Integraal Waterplan. 8.3.4 De mate waarin het casco wordt ontsloten voor sport en recreatie vanuit de stad en de regio. Sport en recreatie voorzieningen voor de stad kunnen aan de rand van de kernen in het casco worden gesitueerd. Afhankelijk van de behoefte zijn dit sterke functies die goed in het landschap kunnen en moeten worden ingepast. Verbreding van landbouw biedt ook mogelijkheden om recreatie in het casco te bevorderen. 8.3.5 De mate waarin het casco benut wordt voor overige stedelijke functies.
Principe 9:
Stedelijke functies in het casco
9.1 Het casco heeft van oudsher een agrarische woon- en werkfunctie. Deze hoofdfunctie blijft gehandhaafd en wordt versterkt door uitvoering van de plannen in het kader van de reconstructie. 9.2 Boekend en Herungerberg zijn buurtschappen in het casco. Uitbreiding van de woonfunctie kan alleen plaatsvinden ten behoeve van de bewezen natuurlijke behoefte. Werkfuncties moeten aansluiten bij het karakter van deze buurtschappen. 9.3 Het casco heeft ook een woonfunctie voor bijzondere instellingen (kloosters en instituten). Deze functie staat onder druk vanwege de afnemende kloostergemeenschappen en extramuralisering. Voortzetting van de woonfunctie is alleen mogelijk wanneer het gaat om een woonmilieu en woningtypen waarin de huidige bouwstroomplanning niet voorziet. 9.4 De gemeente bepaalt aanvullend de mogelijkheden en noodzaak voor woonfuncties elders in het casco. Hiervoor gelden de volgende criteria: 9.4.1 Het type woning kan binnen de kernen of op locatie van een bijzondere instelling niet gerealiseerd worden; 9.4.2 Realisatie gaat niet ten koste van ontwikkeling van locaties binnen de kernen; 9.4.3 Er is behoefte aan het type woning voor de eigen bevolking of het binden van midden en hoger kader aan de stad; 9.4.4 De woning kan ingepast worden in het casco; en 9.4.5 De woonfunctie is nodig en draagt als sterke functie en financiële drager bij aan de gewenste inrichting en ontwikkeling van het betreffende deel van het casco 9.5 Voor inpassing van stedelijke werkfuncties zoals kantoren en bedrijven, en woonwerkcombinaties gelden dezelfde criteria als voor woonfuncties. 9.6 De kleiwinning tussen Tegelen en Belfeld vindt plaats volgens principes vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
9.7 Aan nieuwe, grootschalige toeristischrecreatieve voorzieningen voor de regio als noodzakelijke drager voor een robuuste casco is geen behoefte. Bestaande voorzieningen kunnen worden gebruikt als sterke functies en landschappelijk worden ingepast. Voor nieuwe initiatieven in het casco geldt een kwalitatieve afweging op basis van de inrichtingsprincipes voor het casco (zie 8.2) en principes onder punt 5. Principe 10: Verkeer en Vervoer 10.1 Er dient een balans te worden gevonden tussen enerzijds een voldoende aantal stroomwegen om het verkeer goed (betrouwbaar en eenvoudig) en vlot (zo snel mogelijk) via de randen om de stad te leiden en anderzijds een voldoende aantal routes voor het verkeer met een bestemming in de stad. De stroomwegen kunnen, wanneer deze goed en vlot verkeer afwikkelen via aantrekkelijke routes, de (hoofd)ontsluitingswegen binnen het stedelijk gebied ontlasten, en zo de stedelijke bereikbaarheid vergroten. Een uitgebalanceerd wegennet van stroomwegen, ontsluitingswegen en toegangswegen is daarbij cruciaal en moet zorgen voor een evenwichtige spreiding van het verkeer over de verkeersaders. Het verkeerssysteem is als volgt opgebouwd: 10.1.1 Hoofdwegennet (stroomfunctie) De nieuwe snelwegen A73-Zuid en A74 completeren met de bestaande A67 het hoofdwegennet in de vorm van een ‘open lus’ rondom Venlo. Via dit netwerk van snelwegen (100 en 120 km/h) dient het doorgaand verkeer en een deel van het stedelijk verkeer verwerkt te worden. 10.1.2 Hoofdontsluitingswegen (primair en secundair) Een netwerk van hoofdontsluitingswegen (80, 70 en 50 km/h) completeert de stroomwegen. Over dit netwerk wordt het interne verkeer afgewikkeld. Na het gereedkomen van de A73-Zuid en A74 vervalt voor met name de Klagenfurtlaan de functie als doorgaande route voor (vracht)verkeer. Voor de Guliksebaan geldt dat deze een mogelijk alternatief kan zijn voor de zwaar belaste Tegelseweg. Tot 2015 dienen er geen ontwikkelingen plaats te vinden die de realisatie van de in 2004 bekeken alternatieven voor de Guliksebaan in de weg staan.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
65
Bij de vaststelling van de hoofdnota van het GVVP op 6 juli 2005 is afgesproken dat de gemeente zal starten met de voorbereiding voor de aanleg van de Guliksebaan/ Vierpaardjes met het oog op realisatie in de periode na 2015. 10.1.3 Ontsluiting van woonbuurt of gebied. De overgangen van ontsluitingswegen naar erftoegangswegen moeten per situatie worden afgewogen en bepaald. De erftoegangswegen bieden toegang tot de woongebieden waar 30 km/h of stapvoets gereden mag worden. 10.2 Er moet ruimte gereserveerd blijven voor toekomstige verbreding van de A67 en omleiding van het spoor voor goederenvervoer. Evenementen, zoals de Floriade in 2012, brengen tijdelijke hoge ambities met zich mee m.b.t. het vervoerssysteem. Ook hiervoor moet ruimte beschikbaar zijn. Maatregelen voor verdere uitbreiding van het stelsel van hoofdwegen en hoofdontsluitingswegen zijn op grond van de huidige inzichten niet aan de orde. 10.3 Voor toegang tot het casco dient er optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande wegenstelsel, en de in het casco gesitueerde wegen dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te worden van (zwaar) verkeer. Daar waar inpassing van nieuwe wegen onontkoombaar is, en er geen alternatieven zijn (b.v. A73 en 74), dienen mogelijke vormen van (geluids)hinder zoveel mogelijk te worden beperkt. 10.4 Venlo zal zich, ten behoeve van het uitbouwen van haar positie als knooppunt voor goederenvervoer, met name moeten richten op het benutten van de multimodaliteit van de vervoersmogelijkheden: vervoer over weg, spoor en water.
66
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
10.5 Voor het goed functioneren van stedelijke functies met een lokaal en regionaal bereik is het van belang dat er voorwaarden worden geschapen voor een goede bereikbaarheid voor auto- (personen en goederen) en fietsverkeer en openbaar vervoer. Gebieden met een regionale functie dienen via een zo kort mogelijke route met de autosnelwegen verbonden te zijn. 10.6 Goede, vlotte, en bij voorkeur vrijliggende fietsvoorzieningen maken het fietsnetwerk veiliger en geschikt voor zowel utilitair als recreatief gebruik. Het fietsroutenetwerk moet zowel verbindingen verzorgen binnen het stedelijk gebied als met het casco. Ten behoeve van een kwaliteitsslag voor de fiets dient de ‘ruggengraat’ te worden ontwikkeld: een sterk primair stelsel van fietsroutes aangevuld met overige voorzieningen zoals stallingen en voorzieningen met betrekking tot overstapmogelijkheden. 10.7 Door te streven naar een realistische afstemming van netwerken op verschillende schaalniveaus en modaliteiten, het verhogen van prioriteiten voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) en het aanbieden van hoogwaardige voorzieningen voor fiets en openbaar vervoer kan de keuze voor alternatieve vervoerswijzen worden gestimuleerd. 10.8 Parkeeroverlast wordt teruggedrongen door vraag en aanbod van de parkeerplaatsen bij nieuwbouwwijken, scholen, wijkgebouwen, kernen, winkelcentra en bedrijven in evenwicht te brengen en te houden. In de centra wordt het autoverkeer zoveel mogelijk afgevangen aan de randen, wordt het straatparkeren zoveel mogelijk teruggebracht en wordt er zoveel mogelijk in parkeergarages en op terreinen geparkeerd. 10.9 Een kwaliteitsslag in het stedelijk centrum en de stadsdeelcentra kan de positie van de voetganger verbeteren. Het deels omzetten van verkeersruimten naar verblijfsruimten betekent een goede randvoorwaarde voor het creëren van een aantrekkelijk voetgangersklimaat.
4.2
Schematisch overzicht beleidsvelden, thema’s en principes
In hoofdstuk 2 is aangegeven hoe de gelaagdheid in het functioneren van de stad uitgangspunt is geweest voor het formuleren van de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling, de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid, namelijk op basis van 3 thema’s. Verschillende beleidsvelden leveren een bijdrage aan elk van die thema’s, en daarmee aan de welvaart, het welzijn en het welbevinden van de stad. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van het uitvoerend beleid op diverse beleidsvelden. Het volgende schema biedt een overzicht van de samenhang tussen beleidsvelden, de thema’s en de principes. Beleidsveld Wonen
Werken
Uitwerking in thema’s
Relevante principes
Centrumstad in een grenzeloze regio • Versterking van het stadscentrum -ontwikkeling wonen Leefbare Stad • Woonmilieus • Woningbouwopgave • Herstructurering • Bijzondere doelgroepen Stad in het Maasdal • Wonen als stedelijke functie in het casco Centrumstad in een grenzeloze regio • Regionale werklocaties • Versterking van het stadscentrum -ontwikkeling zakelijke diensten, industrie en nijverheid Leefbare Stad • Lokale werklocaties • Revitalisering Stad in het Maasdal • Werken als stedelijke functie in het casco
1 3 6 7 9
1 2 3 4 6 7 9
Krachtige kernen: 1.1,1.3,1.5 Een centrum voor de stad en de regio: 3.2 Inrichtingsprincipes voor de kernen: 6.2 Wonen en werken in leefbare kernen: 7.1-7.5 Stedelijke functies in het casco: 9.2-9.5
Krachtige kernen: 1.1-1.3,1.5 Een robuust casco: 2.3-2.4 Een centrum voor de stad en de regio: 3.1 Economisch kerngebied in een toptechnologische regio: 4.1-4.2 Inrichtingsprincipes voor de kernen: 6.2 Wonen en werken in leefbare kernen: 7.6 Stedelijke functies in het casco: 9.5-9.6
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
67
Beleidsveld Voorzieningen
Groen en natuur
Agrarische ontwikkeling
Toerisme, recreatie en cultuur
Uitwerking in thema’s Centrumstad in een grenzeloze regio • Versterking van het stadscentrum • Regionale voorzieningen Leefbare Stad • Concentraties van voorzieningen • Onderwijsvoorzieningen • Sportvoorzieningen Stad in het Maasdal • Bijzondere gebieden (ontwikkeling Middengebied en Oostflank) Leefbare Stad • Openbare ruimte • Stedelijk groen • Water Stad in het Maasdal • Natuur • Blauwe netwerken • Groene netwerken Centrumstad in een grenzeloze regio • Regionale werklocaties (ontwikkeling Tradeport Oost, ZON Freshpark, Glastuinbouwconcentratiegebieden) Stad in het Maasdal • Agrarische functies Centrumstad in een grenzeloze regio • Versterking van het stadscentrum - ontwikkeling toerisme en recreatie • Regionale voorzieningen Leefbare Stad • Recreatieve voorzieningen Stad in het Maasdal • Recreatie en toerisme • Cultuurhistorische elementen
Relevante principes 1 2 3 5 6 1 2 6 8 1 2 4 8 1 2 3 5 6 8 9
Verkeer
68
Centrumstad in een grenzeloze regio • Wegencategorisering • Goederenvervoer • Bereikbaarheid en zichtbaarheid Leefbare Stad • Kwaliteitsimpuls voor de fiets • Openbaar vervoerssysteem • Relatie verkeersmodaliteiten met functies van de leefbare stad Stad in het Maasdal • Verkeer en vervoer
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
10
Krachtige kernen: 1.5 Een robuust casco: 2.3-2.4 Een centrum voor de stad en de regio: 3.1-3.3 Bijzondere functies concentreren en etaleren: 5.1-5.3 Inrichtingsprincipes voor de kernen: 6.16.2 Krachtige kernen: 1.2 Een robuust casco: 2.1-2.4 Inrichtingsprincipes voor de kernen: 6.2 Inrichtingsprincipes voor het casco:: 8.18.3 Krachtige kernen: 1.1 Een robuust casco: 2.2 Economisch kerngebied in een toptechnologische regio: 4.2 Inrichtingsprincipes voor het casco: 8.1-8.3 Krachtige kernen: 1.4 Een robuust casco: 2.1-2.4 Een centrum voor de stad en de regio: 3.1,3.3 Bijzondere functies concentreren en etaleren: 5.1-5.4 Inrichtingsprincipes voor de kernen:: 6.2 Inrichtingsprincipes voor het casco:: 8.18.3 Stedelijke functies in het casco: 9.7 Verkeer en vervoer: 10.1-10.9
5
Uitvoering en uitwerking
5.1
Inleiding
De structuurvisie is te beschouwen als een sturend kader, waarin de gemeente uitspreekt welke ruimtelijke ontwikkelingen ze nastreeft, en omschrijft welke afwegingen daarbij worden gemaakt. In de voorgaande hoofdstukken is een inhoudelijk beeld geschetst van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen. Dit hoofdstuk gaat in op de manier waarop en in welke samenhang de gemeente zich voorstelt deze voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. Hierbij heeft de gemeente Venlo verschillende middelen tot de beschikking om uitvoering zeker te stellen. De gemeente Venlo streeft ernaar gebruik te maken van de mogelijkheden die de nieuwe Wro biedt op het vlak van kostenverhaal. Met de uitwerkingen in deze uitvoeringsparagraaf geeft de gemeente invulling aan de gestelde voorwaarden op dit gebied. De opzet van de uitvoeringsparagraaf is globaal en flexibel; passend bij het globale karakter van de structuurvisie.
5.2
Uitvoering Ruimtelijke Structuurvisie Venlo
In deze paragraaf wordt een nader beeld geschetst van de uitvoeringskaders en bijbehorende financiële en beleidsmatige sturingsinstrumenten. Hierbij komt de samenhang met de voorziene ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse voorzieningen aan bod. Voor financiering van ruimtelijke ontwikkelingen en voorzieningen is de gemeente aangewezen op: - Gekapitaliseerde winsten uit de exploitatie van voorzieningen - Geoormerkte uitkeringen en subsidies van de Europese Gemeenschap, de Rijksoverheid en de Provincie - “Eigen” middelen die de gemeente kan vrij maken uit Algemene Dienst - Middelen uit eerder opgebouwde bestemmingsreserves - Vrijwillige of verplichte bijdragen onder het stelsel van kostenverhaal zoals dit in de Wro is vastgelegd. De structuurvisie vormt de basis voor kostenverhaal.
5.2.1
Investeren in ruimtelijke kwaliteit en kostenverhaal
Samenwerking De verwezenlijking van de gestelde ambities zal zijn beslag moeten krijgen in de realisatie van concrete projecten. De gemeente richt zich op een samenwerking met partners en marktpartijen in het nastreven van de ambities voor de stad; het is een gezamenlijke opgave. Bij de samenwerking stelt de gemeente zich professioneel en zakelijk op. Op basis van maatwerk per project wordt bepaald welke vorm van samenwerking het meest passend is. Bij haar ruimtelijke ontwikkelingsopgave streeft de gemeente een optimaal ruimtelijk en financieel resultaat na. De gemeente benut daartoe alle geboden wettelijke instrumenten voor grondverwerving, ruimtelijke sturing en kostenverhaal, zowel op vrijwillige basis als de afdwingbare vorm van kostenverhaal. Daarbij is de keuze van de ontwikkelstrategie (inrichten samenwerking, inzet van het grondbeleidsinstrumentarium en bepalen financiële inzet) steeds maatwerk per project. Afhankelijk van de situatie, neemt de gemeente ook zelf initiatieven tot gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Met het oog op de grote woningbouwopgave die voor Venlo geldt, waarbij ook vaak onrendabele vastgoedontwikkelingen nodig zijn, heeft de gemeente Venlo nadere afspraken vastgelegd in het STRategisch AKkoord 2007-2011, waarbij de corporaties actieve partners zijn van de gemeente in het realiseren van de ruimtelijk fysieke doelstellingen. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
69
Daar waar ontwikkelingen noodzakelijk zijn op het vlak van sociale woningbouw en herstructurering, betekent dit dat de gemeente Venlo in het geval van de corporaties gebruik maakt van haar beleidsruimte om op een andere wijze invulling te geven aan de inzet van grondbeleidsinstrumenten. Sturings- en kostenverhaalinstrumentarium Zoals toegelicht in het voorwoord stelt de nieuwe Wro eisen aan de inhoud van de structuurvisie als gemeentelijk beleidskader. Daarnaast bieden de nieuwe Wro en Grondexploitatiewet mogelijkheden op het gebied van kostenverhaal, waarmee de structuurvisie een verband heeft. Bij ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen spelen grondeigendom en grondexploitatie een belangrijke rol. Enerzijds heeft een eigenaar in beginsel het recht zijn eigen vastgoed te (her)ontwikkelen. Anderzijds wil de gemeente vanuit het algemeen belang sturen op de ruimtelijke ontwikkeling, vanuit haar streven naar kwaliteit, doelstellingen op het gebied van kwantiteit en tempo, alsmede een eerlijke verdeling van kosten en baten. Met de nieuwe wetgeving zijn de mogelijkheden voor deze ruimtelijke sturing en kostenverhaal toegenomen, op de volgende aspecten: Locatie-eisen De gemeente kan ter ondersteuning van haar kaderstellende rol op de voorgestane ruimtelijke kwaliteit eisen stellen aan de werken en werkzaamheden, het bouwrijp maken, de nutsvoorzieningen en de openbare ruimte, en regels stellen met betrekking tot de uitvoering van deze werken en werkzaamheden (fasering). Deze (kwaliteits-)eisen kunnen worden opgenomen in een nieuwe planvorm: het exploitatieplan. De nieuwe Wro creëert bovendien de mogelijkheid in een bestemmingsplan percentages voor sociale woningbouw (koop en huur) en particulier opdrachtgeverschap op te nemen. In het exploitatieplan kan nadere aanduiding en specificatie plaatsvinden. Kostenverhaal De gemeente wenst de geboden mogelijkheden van kostenverhaal optimaal te benutten. Belangrijke vernieuwingen in de wet op dit punt zijn onder andere: - een wettelijke basis voor privaatechtelijke overeenkomsten over grondexploitatie (waar kostenverhaal een onderdeel van is); - een dwingend publiekrechtelijk kader als “stok achter deur”; - een bij AMVB (Bro)29 vastgestelde lijst van de verhaalbare kosten. In de wet is gekozen voor een “gemengd stelsel”. Daarbij ligt het primaat bij het privaatrechtelijk spoor (waarin anterieure30 contracten worden gesloten). Dat private spoor wordt (zonodig) gevolgd wordt door een publiekrechtrechtelijk spoor waarin (tegelijk met het planologisch besluit) een exploitatieplan wordt vastgesteld, posterieure contacten worden gesloten of uiteindelijk d.m.v. een financiële voorwaarde in de bouwvergunning de kosten worden verhaald. In de Venlose praktijk vindt samenwerking en kostenverhaal tussen de gemeente en marktpartijen overwegend plaats op basis van private contractvorming. Deze vorm van samenwerking blijft bestaan, waarbinnen het tot de taak van de gemeente behoort om daarvoor procedures te voeren met het oog op de benodigde planologische besluiten (zoals een projectbesluit of bestemmingsplan). De huidige Venlose praktijk sluit daarmee volledig aan bij de wettelijke systematiek waarin samenwerking en afspraken over de grondexploitatie op contractbasis voorop staat. Dit kan worden gevolgd door een dwingende publiekrechtrechtelijk spoor.
29 30
Bro: Besluit ruimtelijke ordening, 21 april 2008, Stb. 145, tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening Anterieur betreft de periode tot aan de vaststelling van het planologische besluit
70
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De rol van de structuurvisie De structuurvisie is een wettelijke basis voor de verhaalbaarheid van bijdragen en kosten. We maken daarbij onderscheid tussen bijdragen ten behoeve van zogenaamde “ruimtelijke ontwikkelingen” en bijdragen ten behoeve van “bovenplanse kosten”. De mogelijke bijdragen worden hieronder nader toegelicht. Bovenplanse (te verevenen) kosten Bovenplanse kosten worden in de praktijk aangeduid als ‘bovenplanse verevening’, waarbij positieve saldi van grondexploitaties van aan te wijzen exploitatiegebieden worden verevend met tekortsaldi van grondexploitaties van andere aan te wijzen exploitatiegebieden (bijv. revitalisering van bedrijventerreinen, artikel 6.13 lid 7 Wro). Artikel 6.13 lid 7 veronderstelt de instelling van een fonds en aanwijzingen voor de bestedingen in de structuurvisie. Voor de publiekrechtelijke route (exploitatieplan, exploitatiebijdrage in de bouwvergunning) gelden de criteria toerekenbaarheid, profijt en proportionaliteit conform artikel 6.13 lid 6 Wro. Echter, voor het opleggen van een fondsbijdrage zal niet alleen een omslagmethode moeten worden vastgesteld, maar ook een bedrag. In verband met voornamelijk het kostenverhaalcriterium van proportionaliteit is het niet toegestaan verdienlocaties zwaarder te belasten dan nodig is vanwege de te verhalen bovenplanse kosten. Dat betekent dat zodra de gemeente de mogelijkheid van artikel 6.13 lid 7 voor de eerste keer wil toepassen, de relevante tekortlocaties en voorzieningen wel in beeld zullen moeten zijn. Ook zullen ramingen van de te dekken bedragen aanwezig moeten zijn. In de “Nota kostenverhaal” wordt dit nader uitgewerkt. Financiële bijdrage aan ruimtelijke ontwikkelingen Een bijdrage aan een “ruimtelijke ontwikkeling”, bijvoorbeeld de versterking van het groene casco, kan de gemeente alleen anterieur, dus voorafgaand aan een exploitatieplan, overeenkomen met een marktpartij of eigenaar indien deze ruimtelijke ontwikkelingen zijn opgenomen in de structuurvisie (artikel 6.24 lid 1a Wro). Dit veronderstelt dat in alle gevallen sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang voor de toepassing van bijdragen ruimtelijke ontwikkeling. Fonds Bovenplanse Kosten Zoals aangekondigd in de Nota Ontwikkelbedrijf 2008 zal de tot voor kort gehanteerde omslagmethodiek op grond van het “Fonds bovenwijkse voorzieningen” of “stadsuitleg”, worden vervangen door de methodiek zoals die in de Wet ruimtelijke ordening is vastgelegd. Het oude fonds bovenwijkse voorzieningen is met invoering van de Wro per 1 juli 2008 formeel en materieel niet meer uitvoerbaar en wordt vervangen door de nieuwe fondsvorming zoals verankerd in artikel 6.13 lid 7 Wro. Om de bovenplanse kosten te kunnen verevenen en vanuit de toekomstige ontwikkellocaties (kostendragers) een bijdrage te kunnen doen toekomen aan bovenplanse ontwikkelingen en projecten (kostenvragers) stellen wij een zogenaamd “Fonds Bovenplanse Kosten” in, waaruit deze kosten (deels of geheel) worden bekostigd. . De uitvoering en jaarlijkse vaststelling van de hoogte en indexering van de fondsbijdragen en voeding en besteding van de middelen uit het fonds, wordt via een door het college jaarlijks vast te stellen uitvoeringsnota, de “Nota kostenverhaal” verder uitgewerkt.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
71
5.2.2
Structuurvisie Venlo als ruimtelijk kader
In paragraaf 1.1 is aangegeven dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling steeds minder gekenmerkt wordt door een kwantitatieve, uitbreidingsopgave, en steeds meer door de opgave om door aanpassing en verbetering van de ruimtelijke structuur van Venlo, de kwaliteit daarvan te versterken en verbeteren. Concreet gaat het om een scala aan investeringen in ruimtelijke ontwikkelingen en voorzieningen. In hoofdstuk 3 zijn, in relatie tot de 3 thema’s, de ruimtelijke ontwikkelingen genoemd die in het bijzonder met investeren in ruimtelijke kwaliteit samenhangen. De ruimtelijke ontwikkelingen zijn divers van aard. De ambities voor de komende periode betreffen: 1. Algemene ontwikkelingsopgaven 2. Ontwikkelingsopgaven gericht op het stedelijk centrum Venlo 3. Ontwikkelingsopgaven gericht op het robuuste groen-blauwe casco 4. Herstructurerings- en revitaliseringsopgaven 5. Ontwikkelingsopgaven van sociaal-culturele aard In bijgevoegd overzicht zijn de ruimtelijke ontwikkelingen zoals deze zijn benoemd in de drie thema’s Centrumstad, Leefbare Stad en Stad in het Maasdal weergegeven. Daarbij is afleesbaar om welk van de bovengenoemde soorten ontwikkelingen het gaat. Soorten Ruimtelijke Ontwikkelingen Ontwikkelingsopgave algemeen Ontwikkelingsopgave centrum Ontwikkelingsopgave casco Herstructurerings- / Revitaliseringsopgave Sociaal-culturele opgave
Centrumstad in een Grenzeloze Regio
Thema
Ruimtelijke ontwikkelingen structuurvisie Venlo
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
72
Clustering van economische functies Revitalisering van werklocaties Realiseren van een goed functionerend verkeers- en vervoerssysteem Realiseren van een goed en leesbaar vormgegeven stedelijke (verkeers-) structuur Versterking en diversificatie van locaties voor regionale ontspanning en evenementen Realiseren van een hoge verblijfskwaliteit in het voetgangersgebied in het centrum Aanbieden van een gevarieerd aanbod aan detailhandel, horeca en persoonlijke diensten in het centrum Invulling geven aan het hoge ambitieniveau specifiek voor het stedelijk centrum Venlo Verdere ontwikkeling van de potentie van de Maas Benutten van het bijzondere historische karakter van de binnenstad Cultuur nadrukkelijker onderdeel laten zijn van het stadscentrum Versterking van de centrum wonen werken zone Bevorderen van de woonfunctie in het stadscentrum, en wonen boven winkels Zoveel mogelijk afvangen van autoverkeer aan de randen van het stedelijk centrum. Parkeeroverlast terugdringen Aandacht voor positie voetganger in het stedelijk centrum Creëren van kwalitatief hoogwaardige fietsroutes rond het centrum, aangevuld met vlotte routes naar andere delen van de stad Waarborgen van een goede bereikbaarheid vanuit de stad en de regio met het openbaar vervoer
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Leefbare Stad
18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Stad in het Maasdal
29 30 31 32 33 34 35 36
Concentratie van het woningbouwprogramma binnen de grenzen van de kernen. Behoud en realiseren van kwalitatief gedifferentieerde woonmilieus; daarbij aanbrengen van differentiatie in het woningbestand binnen bestaand stedelijk gebied Ontwikkelingen dienen aan te sluiten bij de culturele identiteit. Historische en ruimtelijke verschillende karakteristieken mogen niet genivelleerd worden Op wijkniveau en nabij voorzieningen worden voor senioren doelgroepen geschikte woonzorgvoorzieningen gerealiseerd, in combinatie met een zorgservice zonering Versterken van de openbare ruimte, het stedelijk groen en stedelijke waterstructuur. Voorzieningen worden zoveel en zo lang mogelijk geconcentreerd of in elkaars nabijheid in stand gehouden, op goed bereikbare locaties De ‘ruggengraat’ wordt als drager van het fietsnetwerk ontwikkeld Bevorderen van een autoluw voetgangersgebied in de (deel) centra. Hiervoor wordt het autoverkeer afgevangen aan de randen en parkeeroverlast teruggedrongen Bewerkstelligen van een kwaliteitsverbetering in het openbaar vervoer Behoud van het (niet-verstedelijkte) buitengebied dat als een casco de kernen omsluit Behouden en verbeteren van de economische betekenis en vitaliteit van de land- en tuinbouw, en hun bijdrage aan de belevingswaarde van het landschap Het contrast tussen het landelijk gebied en de kernen en de verschillen in de randen van de onderscheiden kernen moeten in stand worden gehouden Optimaliseren van het functioneren, behoud en herstel van ecologische netwerken, watersystemen en recreatieve netwerken Aan de netwerken worden functies gekoppeld Karakteristieke en historische belangrijke structuren, grondgebruik, vegetatie en landschapselementen moeten behouden of hersteld worden. Verstorende elementen worden afgeschermd, geconcentreerd of verplaatst Verbeteren van de kwantitatieve afvoer van water, met het oog op de hoogwaterproblematiek Waar mogelijk worden aanknopingspunten gezocht voor blauwe recreatieve knooppunten en impulsen Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande wegenstelsel; en terughoudendheid betracht ten aanzien van nieuwe doorsnijdingen van het casco Er dient een kwalitatief hoogwaardig stelsel van fietsroutes beschikbaar te zijn in het casco. Autoverkeer dient aan de randen van de groengebieden te worden afgevangen middels beperkte parkeervoorzieningen
Gewenste bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen en bovenplanse kosten De gemeente streeft bijdragen aan het Fonds Bovenplanse Kosten na. Deze bijdragen worden ingezet ten behoeve van de bovenplanse kosten en projecten. De gemeente Venlo wenst bijdragen voor werken, maatregelen en werkzaamheden op het gebied van: - verkeer, - groen, - water en - cultuur(historie) & archeologie. Dit zijn de voornaamste ontwikkelingen met een belang op stedelijk, of stadsdeelniveau. De verdere uitwerking van de ruimtelijke ontwikkelingen vindt plaats in de vorm van projecten, waaraan afhankelijk van de aard van de ontwikkeling in wisselende samenstelling voorzieningen worden verbonden. Zo zullen bij de realisatie van een clusterlocatie voor bedrijven verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn, en kunnen bij het versterken van het stedelijk centrum maatregelen zowel op het gebied van verkeer, water, groen als cultuur/archeologie aan de orde zijn. De projecten worden in deze uitvoeringsparagraaf in verband gebracht met de ruimtelijke ontwikkelingen. In de bijgevoegde matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projecten” zijn deze verbanden allen afleesbaar.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
73
Daarnaast worden bijdragen nagestreefd voor herstructurerings- / revitaliseringsopgaven. Bijdragen aan de transformatie van de bestaande woningvoorraad en stedelijke vernieuwing worden nagestreefd om te voorkomen dat significante leegstand en verloedering optreedt in delen van de stad die door bestaande en nieuwe bewoners minder aantrekkelijk gevonden worden. De gemeente streeft ernaar om hierover afspraken te maken met corporaties en ontwikkelaars, als onderdeel van een totaal pakket aan afspraken. Op het gebied van revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en bedrijfsverplaatsingen is beleidsvormend onderzoek thans in voorbereiding. Zodra de maatschappelijke en financieringsbehoefte met betrekking tot de revitaliseringsopgave helder zijn, zullen via sectorale (economische) structuurvisies bijdragen worden nagestreefd ten behoeve van de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. De gemeente streeft ernaar in de toekomst afspraken te maken om bedrijfsverplaatsing en vestiging van nieuwe bedrijven te stimuleren. Kostenvragers Eerder is aan de orde gesteld dat de Wro in het kader van kostenverhaal vereist dat er een verband wordt gelegd tussen “kostendragers” en ”kostenvragers”. “Kostenvragers” zijn projecten waarvan de exploitatie niet (of niet geheel) is gedekt. De hier opgevoerde projecten en maatregelen zijn afkomstig uit de sectorale beleidsnota’s voor de sectoren verkeer, groen, water en cultuur/archeologie. In deze nota’s omschrijft de gemeente Venlo met welke uitvoeringsacties ze uitvoering geeft aan het beleid. Het sectoraal beleid is onder andere te beschouwen als nadere uitwerking van de algemene ruimtelijke ambities in de structuurvisie. De meest van belang zijnde projecten met een bovenplans karakter zijn afleesbaar in de matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projecten”. Dit zijn projecten waaraan de gemeente Venlo bijdragen uit het Fonds Bovenplanse Kosten besteed. Als tijdshorizon is realisatie in een periode van 2 tot 4 jaar na 2008 aangehouden. Na die periode zal naar verwachting een herijkte structuurvisie van kracht worden. De relatie met het sectorale beleid wordt verderop in deze uitvoeringsparagraaf nader toegelicht. Voorziene nieuwe bouwlocaties als kostendragers Aan de andere kant geeft de Gemeente Venlo aan welke projecten ze als mogelijke “kostendrager” beschouwt. In het kader van deze uitvoeringsparagraaf is een overzicht opgesteld van locaties die mogelijk in ontwikkeling komen in de komende jaren. Ook hier is globaal uitgegaan van een horizon van 2 tot 4 jaar na 2008. De projecten en gebiedsontwikkelingen op het bijgevoegde “Overzicht Bouwontwikkelingen” worden allen beschouwd als potentiële kostendragers. Indien ze tot ontwikkeling komen zullen overeengekomen bijdragen toegevoegd worden aan het Fonds Bovenplanse Kosten. Toerekening en ruimtelijke samenhang In de matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projecten” legt de gemeente per kostendragend project het verband met een of meerdere kostenvragende projecten waar dat aan de orde is. Dit verband legt de gemeente Venlo op basis van zowel de functionele als de ruimtelijke samenhang binnen het gemeentelijk grondgebied. De functionele samenhang tussen de genoemde ruimtelijke ontwikkelingen en projecten, en de gewenste ontwikkeling van de stad, is in hoofdstuk 3 onderbouwd. Het gaat om het realiseren van de in paragraaf 1.1 genoemde duurzame ruimtelijke ontwikkeling, het streven naar een evenwicht waarbij de bestaande kwaliteiten van de stad worden versterkt en benut om daarmee zowel bestaande bewoners, bedrijven en bezoekers nog meer aan de stad te binden alsook nieuwe bewoners, bedrijven en bezoekers naar de stad te halen.
74
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De ruimtelijke samenhang binnen de gemeente Venlo bepaalt op welke wijze de gemeente kosten proportioneel verdeelt tussen bestaand gebied en nieuwe ontwikkelingen. Dit is vooral van belang voor voorzieningen die geen functie voor de gehele stad hebben, maar een deel daarvan. Op de in de Bijlagen opgenomen kaart “Ruimtelijke Samenhang” is de globale samenhang op gemeentelijk schaalniveau voor de periode tot 2015 weergegeven. De kaart geeft een totaaloverzicht van het kader waarbinnen ontwikkelingen op de diverse schaalniveaus een plek krijgen. Er is conform de gewenste ruimtelijke ontwikkeling uit hoofdstuk 3 onderscheid tussen de stedelijke kernen, en het robuuste groen-blauwe casco met daarin de kleinere kernen. De structuurvisie gaat uit van het handhaven van de afzonderlijke woon- en werkkernen in een stedelijk netwerk, gescheiden door groene zones met een hoge ecologische én recreatieve waarde. Er wordt ingezet op versterking van het groen-blauwe casco. De gemeente voorziet nog in een aantal reconversielocaties; welke zijn benoemd in deze structuurvisie en in het kader van de reconstructie. Dit zijn locaties ’t Ven Oost, Klavertje 4 en Laerbroeck. De invulling van deze projecten wordt de komende periode nader onderzocht. Binnen het bestaand stedelijk gebied richt de gemeente zich op kwaliteitsverbetering. Financiële uitwerking De gemeente Venlo legt op basis van deze structuurvisie relaties tussen ruimtelijke ontwikkelingen, bovenplanse projecten en bouwlocaties. Op de in de Bijlagen opgenomen kaart “Overzicht bouwontwikkelingen” is een overzicht van een 47-tal te verwachten bouwontwikkelingen gegeven. In de in de Bijlagen opgenomen matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenwijkse voorzieningen” zijn deze relaties gespecificeerd. De matrix vormt een concreet overzicht van de ruimtelijke en functionele samenhang tussen mogelijke kostendragende bouwlocatie-ontwikkelingen en de kostenvragende projecten en ontwikkelingen. Daarmee is deze matrix de visualisatie van de bestedingsbehoefte en basis voor de bijdrageregeling en fondsvorming zoals bedoeld in de Wro. Deze ruimtelijke structuurvisie bevat geen indicatie van mogelijke investeringen en gevraagde bijdragen. De financiële uitwerking rondom het Fonds Bovenwijkse Kosten werkt het college van burgemeester en wethouders uit in een jaarlijks vast te stellen Nota Bovenplanse Kosten. Hierin worden de toerekening en omslagmethodiek verder uitgewerkt. In de Nota wordt omschreven: - welke bedragen aan bovenwijkse voorzieningen en bovenplanse kosten in de exploitatieopzet/exploitatieplan van een specifieke locatie worden opgenomen; en - op welke wijze de investeringen worden toegerekend. De hier gehanteerde matrix vormt de basis voor deze verdere uitwerking.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
75
5.2.3
De relatie tussen de structuurvisie en sectoraal beleid
Eén van de middelen die de gemeente hanteert bij het uitvoeren van haar beleidsambities in de structuurvisie, is nadere uitwerking in sectoraal beleid. Waar de structuurvisie de doelstellingen op hoofdlijnen weergeeft, wordt in sectorale beleidsnota’s specifiek aangegeven met welke uitvoeringsacties de doelstellingen worden gerealiseerd. Voor de implementatie van kostenverhaal zijn beleidsdoelstellingen relevant, welke betrekking hebben op de bovenplanse projecten verkeer, groen, water en cultuur(historie) & archeologie. In deze paragraaf wordt een nader beeld geschetst van de uitvoering van het beleid op deze thema’s. De in de matrix “Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenwijkse voorzieningen” benoemde projecten spelen een rol bij de uitvoering van beleid. Dit zijn de projecten waarvoor de gemeente Venlo een fondsbijdrage nastreeft. In de Bijlagen biedt de structuurvisie een beeld van de inhoud van alle relevante beleidsdocumenten, welke een verband hebben met deze structuurvisie. Daar wordt breed de relatie gelegd tussen alle beleidsvelden, de daaraan gekoppelde uitvoeringsgerichte acties en de weergave in de ruimtelijke structuurvisie. Bovenwijkse voorzieningen Verkeer Op het vlak van verkeer zijn de ambities zoals gesteld in het “Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan” leidend. Venlo streeft naar een uitgebalanceerd wegennet van stroomwegen, ontsluitingswegen en toegangswegen. Met de aanleg van de nieuwe snelwegen A73 en A74 wordt de hoofdwegenstructuur gecompleteerd. De uitvoering van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersbeleid zal een belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van de doelen van de stad. Verkeer en vervoer dragen bij aan de doorontwikkeling van de hoofdstad van Noord-Limburg. De twee hoofdthema’s bereikbaarheid en leefbaarheid staan centraal in uitwerking en uitvoering van het verkeersbeleid. Er is een accent gelegd op projecten die bijdragen aan verbetering van onder meer de doorstroming, kwaliteitsverbetering voor de fiets en voetganger, het in balans brengen van parkeervraag en –aanbod en het faciliteren van het goederenvervoer. Voor de komende 2 tot 4 jaar worden de volgende projecten opgevoerd: Bovenwijkse voorziening verkeer 1. Greenportlane 2. Eindhovense weg 3. Herprofilering Vossenerlaan 4. Laerbroeck 5. Reconstructie Straelseweg 6. Reconstructie Roermondsepoort / gedeelte Koninginnesingel 7. Reconstructie Nieuwstraat / Dominicanenstraat 8. Rotonde Ernst&Young locaties 9. Rotonde kruising Muntstraat – Hoogstraat 76
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
-
Primaire fietsroute langs Eindhovenseweg Primaire fietsroute langs Venrayseweg Nieuwe aansluiting op Eindhovenseweg Primaire fietsroute langs Eindhovenseweg
Aanpassing verkeersstructuur Aanleg rotonde
10. Kazerneterrein
11. Veegtes 12. Venlo Noord Fase 2
-
13. Veilingterrein Palletfabriek 14. De nieuwe Erven
-
Oeververbinding voor langzaam verkeer Aanhaking omliggende wegenstructuur Parkeergarages Volledige aansluiting op Nijmeegseweg Aanpak kruising Hakkesstraat – Urbanusweg Capaciteitsverruiming kruising hakkesstraat – Nijmeegseweg Evt. Slingertracé (maar alleen op het moment dat océ de Hakkesstraat nodig heeft voor een uitbreiding). Aanleg fietsruggengraat. Aansluiting op de N271 Doortrekking Guliksebaan Ondertunneling Vierpaardjes
Groen Het Venlose Groenbeleid is vastgelegd in een tweetal documenten. Het “Groenbeleidsplan” en de “Integrale Natuurvisie”. Beide geven invulling aan de wijze waarop er wordt omgegaan met de Hoofdgroenstructuur, het Groenbeleidsplan gaat daarnaast nader in op groen in de wijken. De hoofddoelstelling van het Groenbeleidsplan is het formuleren van een visie voor de lange termijn voor het stedelijk groen. Het plan vormt een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen vanuit andere sectoren en geeft knelpunten en ontwikkelingsrichtingen voor groen aan. Met de Integrale Natuurvisie wordt onder het motto ‘Regio Venlo; grenzeloos groen’ gewerkt aan het ontwikkelen van een groene stad aan de Maas in een aantrekkelijke groene omgeving. De Integrale Natuurvisie erkent het belang van afstemming tussen ‘rode’ en ‘groene’ functies om natuur- en landschapswaarden te behouden voor nu en in de toekomst. Ter versterking van het groen-blauwe netwerk richt de gemeente zich op de ontwikkeling van de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG); met daarbovenop een “plus”. Ten opzichte van de POG stelt de gemeente op het vlak van groen en natuur extra ambities; welke zijn vastgelegd in de “Integrale Natuurvisie Venlo” en projecten. De ambities tezamen vormen de Venlose Ontwikkelingszone Groen (VOG). De Integrale Natuurvisie benoemt per gebied streefbeelden. Deze ontwikkelingsrichtingen worden uitgevoerd aan de hand van de volgende projecten: Bovenwijkse voorziening groen 1. project 'Laerbroeck' 2. project 'Raayweide' 3. project 'Océ / Velden' 4. project 'VeNeTe, Ullingsheide' 5. project 'Klavertje 4, Groenplan' 6. project 'Aalsbeek, Brookkank' 7. project 'VeNeTe, stadsrand Venlo-oost' 8. project 'Aalsbeek, Tegelen' 9. project 'Stepkensbeek' 10. project 'Wilderbeek' 11. project ' 't Ven oost, reconversie' 12. project 'Noordervaart'
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
77
Water Op het gebied van water zijn het “Integraal waterplan” en “Gemeentelijk Rioleringsplan” leidraad. Het Integraal Waterplan geeft invulling aan de keuze voor het ambitieniveau waarop maatregelen aan het waterhuishoudkundige systeem, het rioleringssysteem en o.a. de inrichting van beken dienen te worden vormgegeven. In het “Gemeentelijk Rioleringsplan Venlo 2008-2017” is de uitwerking van beleid ten aanzien van stedelijk waterbeheer verwoord. Het anticipeert daarbij op de voorspelde klimaatsverandering. Een van de doelstellingen uit het Rioleringsplan is de realisatie van een duurzaam watersysteem. Het lange termijn beleid is gericht op een ontvlechting van het regen- en vuilwatersysteem, om zo waterkwaliteitsverbetering te bewerkstelligen. Er dienen wel alternatieven voor de opvang en berging van regenwater beschikbaar te zijn. Indien het niet mogelijk is om regenwater lokaal te infiltreren zal dit leiden tot een gemeentelijk regenwatersysteem. Bij voorkeur is dit systeem open en bovengronds, anders ondergronds. Daarnaast is het mogelijk om een afkoppelfonds in te stellen, waaruit investeringen kunnen worden gedaan op locaties waar het meest doelmatig een bijdrage kan worden geleverd aan de gewenste kwaliteitsverbetering van oppervlaktewater. De doelstellingen worden bereikt met de uitvoering de volgende projecten: Bovenwijkse voorziening water 1. projecten 'Afkoppelen' 2. projecten 'Ontvlechten' 3. project 'Beperken Vuiluitwerp'
Cultuur(historie) en archeologie Het cultuurbeleid wordt verwoordt in “Cultuur Manifest!”. Cultuur Manifest! bevat visie op een wenselijk geachte kwaliteitsslag in de cultuursector. Een kwaliteitsslag die er in moet voorzien dat er accenten worden gelegd op thema’s die kenmerkend en kansrijk zijn voor onze stad, er een groter publiek wordt bereikt met de culturele middelen die ons ter beschikking staan en er meer samenhang wordt gebracht in de veelheid aan activiteiten en instellingen van ons culturele bestel. Realisatie van gewenste voorzieningen zal zijn beslag krijgen in realisatie van diverse projecten. Zo wordt er o.a. een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar Cultiplex “Made in Venlo”. In de Beleidsnota Cultuurhistorie 2007-2011 “Voortbouwen op Venlo’s verleden” ligt het beleid vast dat betrekking heeft op monumenten, cultuurhistorisch landschap en archeologie. Centrale doelstelling is een representatief deel van de Venlose cultuurhistorie te behouden door ontwikkeling en door implementatie in ruimtelijke planvorming. Uiteindelijk streven is dat cultuurhistorie een vanzelfsprekende impuls betekent voor Venlo als duurzame en attractieve stad. Duurzaam attractief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en investeerders. De gemeente richt zich daarbij op het in kaart brengen, bescherming, behoud en versterking van waardevolle objecten en structuren. De uitwerking van de doelstellingen krijgt voor een deel beslag in concrete projecten, waarbij de gemeente zal faciliteren en begeleiden. Te beschermen waarden worden opgenomen in bestemmingsplannen. Bijdragen aan integratie en hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed worden waar mogelijk geleverd door een proactieve manier van werken. Dit geldt zowel voor herbestemming van historische gebouwen en complexen ('nieuw in oud') als voor de integratie van cultuurhistorische aspecten in nieuwe ontwikkelingen ('oud in nieuw'). Speerpunten zijn onder andere de herbestemming van het kazerneterrein, Nedinsco en diverse over de gemeente verspreide kloosters en kerken, Greenpark-Floriade, de Maasoeverprojecten en de Centrumplannen voor Blerick en Tegelen.
78
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Deze ontwikkelingsrichtingen worden uitgevoerd aan de hand van de volgende projecten: Bovenwijkse voorziening cultuur(historie) en archeologie 1. Vestingstad Venlo Zichtbaar maken cultuurhistorie 2. Historisch cultuurlandschap Behoud cultuurhistorische waarden 3. Cultuurhistorisch onderzoek stad en dorpskernen 4. Erfgoedplan Zichtbaar en beleefbaar maken van erfgoed bij grootschalige ruimtelijke ingrepen, zorgt voor een economische meerwaarde 5. Ontsluiting cultuurhistorische waarden Voor iedereen toegankelijk N.B. De kaart “Ruimtelijke Samenhang” brengt de functionele en ruimtelijke samenhang op gemeentelijk niveau in beeld. Op deze kaart zijn tevens de in deze paragraaf omschreven hoofdverkeersstructuur, Venlose Ontwikkelingszone Groen en Regenwaterleiding in beeld gebracht.
5.2.4
De relatie tussen de structuurvisie en bestemmingsplannen
De feitelijke juridische grondslag voor ruimtelijke ontwikkelingen is het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is één van de instrumenten die de gemeente inzet ten behoeve van de verwezenlijking van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan vormt daarnaast de feitelijke juridische grondslag voor ruimtelijke ontwikkelingen. In deze paragraaf wordt nader toegelicht hoe zich dit tot elkaar verhoudt. De gemeente Venlo kent een groot aantal bestemmingsplannen, welke onderling soms verschillen in regelgeving, ook waar het vergelijkbare bestemmingen betreft. Dit verschil is terug te voeren op heersende opvattingen ten tijde van de opstelling van de betreffende plannen. Om onnodige verschillen tussen bestemmingsplannen op te heffen, om de handhaving te verbeteren, om te beschikken over actuele bestemmingsplannen (minder dan 10 jaar oud) en om het aantal plannen beheerbaar te maken, heeft de gemeente Venlo in 2003 besloten tot actualisatie van de bestemmingsplannen (inhaalslag). In dit proces worden in principe plannen voorbereid voor de op de hier weergegeven kaart indicatief aangeduide plangebieden. Dit gebeurt fasegewijs en zal een aantal jaren in beslag nemen. De plangebieden van bestaande regelingen in zo’n gebied worden samengevoegd, waarbij de exacte begrenzing van een plangebied vaak pas in de loop van de voorbereiding wordt vastgelegd. Om die reden kan de kaart met actuele plangebieden overlappen en hiaten vertonen. In principe zijn de op te stellen bestemmingsplannen conserverend van aard, dat wil zeggen, gericht op het positief bestemmen van bestaande functies, gebruik en gebruiksmogelijkheden. Nieuwe ontwikkelingen worden alleen opgenomen voor zover er sprake is van afgeronde besluitvorming. Voorafgaand aan de opstelling van een concept / ontwerp bestemmingsplan wordt het van toepassing zijnde beleid geïnventariseerd en verwerkt in een uitgangspuntennotitie. In deze uitgangspuntennotitie dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met de verschillenden randvoorwaarden en beperkingen, zoals sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu (geluid, luchtkwaliteit e.d.) en externe veiligheid (risiconormering gevaarlijke stoffen, plaatsgebonden- en groepsrisico e.d.). Aldus worden onder meer de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen en hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit deze Structuurvisie vertaald naar hun specifieke consequenties voor het plangebied, en komt ook de interactie tussen de thema’s aan de orde. Te maken keuzes en uitgangspunten voor het plangebied komen in de uitgangspuntennotitie aan bod. Deze wordt door het college vastgesteld en aan de raad ter informatie aangeboden.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
79
Op de in de Bijlagen opgenomen kaart “Overzicht nieuwe bestemmingsplannen in voorbereiding” is een aantal plangebieden aangeduid als projectplannen. Hier is sprake van ontwikkelingen, die naar hun aard om een ander proces vragen dan de hiervoor aangeduide standaard procesgang in het kader van actualisatieslag. Voor ’t Ven Oost, Laerbroeck en het kazerneterrein te Blerick geldt dat ontwikkelingen worden voorzien; er wordt later bepaald op welke wijze dit een plek krijgt in het bestemmingsplantraject. Ook zijn op de kaart een aantal gebieden nog niet als bestemmingsplangebied opgenomen. Hiervoor geldt dat de huidige regeling actueel is (b.v. langs de A73 Zuid). Op het moment dat de wettelijk vereiste termijn van wedervaststelling aan de orde is, zal bekeken worden of dit als afzonderlijk plangebied, dan wel in aangrenzende plangebieden betrokken wordt. Voor de overige gebieden is nog niet vastgesteld, of voor dit gebied een conserverende regeling zal worden opgesteld, dan wel een meer op ontwikkeling toegesneden regeling. Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen zullen dus primair aan het vigerende bestemmingsplan worden getoetst. Pas wanneer een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling niet op basis van het vigerende bestemmingsplan kan worden gefaciliteerd is de vraag aan de orde of de ontwikkeling consistent is met de Ruimtelijke structuurvisie. Indien een ontwikkeling consistent is met de Ruimtelijke structuurvisie en dus bij zal dragen aan de voorgenomen ontwikkeling zoals beschreven in de Structuurvisie, dan zal de gemeente in het algemeen ernaar streven deze ontwikkeling mogelijk te maken door een (wijziging van het) bestemmingsplan of projectbesluit. Een projectbesluit brengt de verplichting met zich mee om het project in het bestemmingsplan in te passen. Verder kunnen ook het Rijk en de provincie een bestemmingsplan opstellen. Om te voorkomen dat opnieuw een “lappendeken” aan plannen ontstaat, worden deelplannen bij wettelijk vereiste termijn van wedervaststelling in het hoofdplan opgenomen.
80
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
5.3
Uitwerking Ruimtelijke structuurvisie Venlo
Het afsluitende deel van dit hoofdstuk gaat nader in op de uitwerking van de ruimtelijke structuurvisie. Gezien het globale karakter van de structuurvisie zullen per initiatief of project nadere kaders in beeld worden gebracht. De gemeente Venlo levert daarbij per initiatief of project maatwerk richting de uitvoering. De structuurvisie zoals vastgesteld in 2005 voorzag in de uitwerking en vaststelling van gebiedsgerichte uitwerkingen, als tussenstap tussen structuurvisie en uitwerking op projectniveau. In de tijd volgend op de vaststelling zijn deze niet tot ontwikkeling gekomen; met als uitzondering de gebiedsuitwerking voor het “Middengebied” tussen Venlo en Tegelen. Er is per project maatwerk geleverd, met ruimte voor flexibiliteit. Al vastgestelde gebiedsvisies blijven uiteraard gelden als toetsingskader bij nieuwe ontwikkelingen. Hoewel de gebiedsgerichte uitwerkingen naar verwachting niet meer actief zullen worden uitgewerkt door de gemeente, zijn de kaders nog wel relevant en bruikbaar. Uitgangspunt is dat bij het toetsen en uitwerken van ontwikkelingen, plannen en dergelijke niet alleen rekening wordt gehouden met de kenmerken van de locatie, maar ook met de ruimtelijke samenhang en specifieke (identiteits) kenmerken van het gebied waarin de locatie zich bevindt. Er is dus niet alleen een locatiegerichte toets aan de orde, maar ook een gebiedsgerichte toets.
5.3.1
Gebiedsgerichte toets
De structuurvisie benoemt, op basis van identiteitsbepalende karakteristieken en kenmerken, onderscheidbare gebieden binnen de gemeente, als kader voor deze gebiedsgerichte toets. De deelgebieden worden gekenmerkt door verschillen in dynamiek. Voor gebieden met een hoge dynamiek kan het wel zinvol zijn een gebiedsvisie te ontwikkelen waarin de doelstellingen, structuurconcept en principes uit de Ruimtelijke Structuurvisie op een lager schaalniveau worden uitgewerkt. Dit geldt ook voor ontwikkelingen welke grote veranderingen met zich meebrengen voor de omgeving, uitstraling hebben op stedelijk schaalniveau, of grote spanning oproepen ten opzichte van aanwezige functies in het gebied. De aanwijzing van deelgebieden met een identiteitsbepalende karakteristiek is tevens een hulpmiddel bij het benoemen van “ruimtelijke en functionele samenhang” zoals dat van belang is voor de wijze waarop door middel van een fonds, ontwikkelingen een bijdrage kunnen leveren aan zogenaamde bovenplanse kosten.
5.4
Aandachtspunten voor gebieden
Bijgaande kaarten dienen ter ondersteuning van een gebiedsgerichte toets en toepassing van de structuurvisie. De begrenzing van gebieden is gekozen op basis van gemeenschappelijke kenmerken en vraagstukken. Hierna wordt kort op de gebieden ingegaan en worden aandachtspunten aangegeven die in uitwerkingen aan de orde kunnen zijn. Op de bijgaande kaarten worden tevens thematische gebieden onderscheiden. Voorbeelden van thematische gebieden zijn cultuurhistorische elementen en stroomgebieden van beken. Deze zaken kunnen meerdere deelgebieden bestrijken en worden niet begrensd. De beschrijving en beoordeling van elk gebied op basis van de genoemde criteria heeft een indicatief en voorlopig karakter. Ook de op de kaart aangegeven begrenzing is indicatief en kan in de gebiedsgerichte uitwerking nader bepaald worden.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
81
82
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
5.4.1
Gebieden binnen de kernen
• Venlo Tradeport Dit gebied omvat de huidige en nog te ontwikkelen Tradeports, ZON Freshpark, Noorderpoort en de Océ campus. Met 15.700 arbeidsplaatsen (2001)31 vormt deze “werkkern” van regionale werklocaties het economisch visitekaartje van Venlo.32 Het gebied grenst aan de projectvestigingsgebieden glastuinbouw “Californië” (Horst aan de Maas) en “Siberië” (Maasbree) en vormt hiermee de cluster “Klavertje Vier”. Het vormt onderdeel van het uitvoeringsprogramma zuidoost Brabant / Noord Limburg bij de Nota Ruimte waarin Venlo en omgeving als economisch kerngebied/ greenport is aangewezen, tegen de achtergrond van de ontwikkeling van zuidoost Nederland als toptechnologische regio. In het thema “Centrumstad in een Containerterminal grenzeloze regio” en principe 4 is het belang van clustering en zonering genoemd en is een uit te werken clustertypering opgenomen. Bij de uitwerking van de clustering dient ook het aangrenzende lokale bedrijventerrein rond Ubroek betrokken te worden. Een multimodale ontsluiting is van belang voor het functioneren van de werkkern. Het gebied is niet alleen relevant voor de verdere ontwikkeling van Venlo als centrumstad. De Maas heeft behalve een transportfunctie ook een ecologische en recreatieve functie met nog te ontwikkelen natuur en parkgebieden in het winterbed. Het gebied wordt doorsneden door de Everlose beek/ Mierbeek en de Stepkensbeek die dragers zijn voor (gewenste) ecologische verbindingen met westelijk en oostelijk gelegen natuurgebieden. In de ruimtelijke ontwikkeling van Tradeport dient rekening te worden gehouden met het realiseren van een ecologische Tradeport verbinding tussen de Blerickse Heide, Zaarderheiken en de Maas (principe 1.2) De Floriade die in 2012 op het bedrijventerrein GreenPark Venlo plaatsvindt zal de (inter-) nationale aandacht op het gebied focussen en legt ook de nodige druk op ontwikkelingen. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is er sprake van ontwikkelingen met een grote invloed op de ontwikkeling van de stad (en de regio), een grote mate van spanning tussen de ecologische en economische ontwikkelingen en een hoge dynamiek. Een integrale visie voor het gehele gebied ontbreekt nog, wel bestaan er visies voor deelgebieden. • Ubroek en zuid oost Tradeport Dit gebied grenst aan het Venlo Tradeport gebied en maakt ook deel uit van de werkkern Tradeport. Dit gebied (met 1.663 arbeidsplaatsen in 2001) telt echter meer kleinere lokaal Impressie Floriade 2012 /regionaal georiënteerde bedrijven en zou als zodanig ook meer geprofileerd kunnen worden. Tradeport is in het Actieprogramma Bedrijventerreinen 20042008 van het Ministerie van Economische Zaken aangeduid als een Topproject in de te herstructureren bedrijventerreinen. Aandachtspunt in deze structuurvisie zijn structuurverbetering, uitstraling en aanpak van hindersituaties.
31
Bron : ETIL Ruim 14.000 arbeidsplaatsen (90%) behoorden tot de industrie, bouwnijverheid, tussenhandel, groothandel, postorderbedrijven, veilingwezen, goederenvervoer, opslag en overslag en daaraan gelieerde diensten. Zij vertegenwoordigen 59% van de arbeidsplaatsen in die sectoren, tegen een gemiddeld aandeel van Tradeports van 30% in de totale werkgelegenheid in Venlo. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 83 32
Het gebied heeft ook een beperkte woonfunctie (510 inwoners in 2001)33, de leefbaarheid vormt een aandachtspunt. Het gebied grenst aan de oostzijde aan de Maas (inrichting natuurgebied Raayweiden) en aan het Kazerneterrein. Als gebiedsgericht kader voor het Kazerneterrein wordt in deze structuurvisie mede een cultuurhistorische studie voorgesteld waarin de betekenis van de voormalige vesting Venlo verder wordt uitgediept. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de invloed van dit gebied op de ontwikkeling van de stad beperkt tot de relatie met de herstructurering van Tradeport. De te verwachten dynamiek wordt hierdoor mede bepaald en is anderszins laag. Er is enige spanning tussen de economische ontwikkeling van het gebied en de nog te bepalen toekomst voor het Kazerneterrein. Een integrale visie voor het gebied ontbreekt. • Veegtes Dit gebied grenst aan het Venlo Tradeport gebied (bij Noorderpoort) maar is hier ruimtelijk nog van gescheiden door een groenzone. Ook het economisch profiel (2.897 arbeidsplaatsen in 2001) verschilt. Hier zijn voornamelijk kleinere lokaal / regionaal georiënteerde industriële en groothandels bedrijven gevestigd. Het voor grootschalige detailhandelsbedrijven bedoelde Via Venlo is hierop de uitzondering. Het gebied dat na de oorlog werd ontwikkeld als industrieterrein is verouderd en zal worden gerevitaliseerd. Hiervoor is provinciale subsidie verworven. Structuurverbetering, uitstraling en aanpak van hindersituaties zijn aandachtspunten. Het gebied is aan twee zijden begrensd door woongebieden (Venlo Noord en ’t Ven) en de afstemming met de woonfunctie is een ander aandachtspunt. Het gebied zelf heeft een zeer beperkte woonfunctie (160 inwoners in 2001).
Veegtes
Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de invloed van dit gebied op de ontwikkeling van de stad beperkt. De te verwachten dynamiek wordt bepaald door de noodzakelijke revitalisering. Er is enige spanning tussen de gewenste ontwikkeling van Via Venlo en de relatie van dit centrum met het centrum van Venlo. Een plan voor de revitalisering is in ontwikkeling. • Blerick centrum en de naoorlogse wijken Dit gebied omvat het centrum van Blerick en de planmatige opgezette naoorlogse woongebieden. De A73 vormt een harde begrenzing met het buitengebied en Hout-Blerick / Meuleveld. De spoorlijn vormt de begrenzing met de noordelijke werkgebieden. Dit gebied telde 23.280 inwoners in 2001 en 4.428 arbeidsplaatsen. De economische structuur kent zwaartepunten in het stadsdeelcentrum van Blerick (993 arbeidsplaatsen) en de zone met stedelijk en regionaal georiënteerde kantoren, scholen en gezondheidsdiensten aan de 3 Decembersingel (948 arbeidsplaatsen). Daarnaast wordt de wijkeconomie gekenmerkt door de geplande wijk- en buurtcentra, onderwijsvoorzieningen en gezondheidszorg en verspreid gevestigde vormen van nijverheid en reparatie. Zakelijke dienstverlening is veelal woninggebonden. In de vroegste uitbreidingswijken vormt de vernieuwing van de woningvoorraad een aandachtspunt. Er is behoefte aan woningen voor starters en diverse vormen van wonen voor ouderen.34 De bevolking in het gebied zal in aantal niet of nauwelijks meer toenemen. Tussen 2001 en 2004 nam het aantal inwoners met 120 af. De op de bevolking georiënteerde voorzieningen zullen onder druk komen te staan. 33
Centrum Blerick
Bron: CBS – de aggregatie van de CBS buurten naar deelgebieden kan afwijken van de indeling van Venlo in wijken volgens Venlo in Cijfers. 34 Volgens gesprek met wijkoverleg en Uitvoeringsprogramma Wonen, Welzijn, Zorg.
84
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Er dient een balans te worden gevonden tussen de verzorgingsfunctie van het stadsdeelcentrum en de basale voorzieningen in de wijken. Ten oosten van het gebied vormt de relatie met de Maas (Maasoeverpark) een aandachtspunt. In het gebied zijn diverse organisaties gevestigd met een regionale verzorgings- / bestuursfunctie. Bij een centralisatie van deze functies in Venlo – ten behoeve van versterking van de identiteit van Venlo als “hoofdstad” van de regio - vormt functiewijziging van de vrijkomende locaties een aandachtspunt. De Eindhovenseweg verdient aandacht als toegangsroute naar Blerick en het centrum van Venlo. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming zijn met name het centrum en de daarom heen gelegen vroege uitbreidingen volop in beweging. De invloed hiervan op de ontwikkeling van Blerick is redelijk groot. De noodzakelijke vernieuwing van de woningvoorraad kan op gespannen voet staan met de nog nauwelijks bepaalde cultuurhistorische waarde van de naoorlogse architectuur en stedenbouwkundige structuren. Naarmate het draagvlak voor basale voorzieningen onder druk komt te staan, zal de spanning tussen voorzieningen binnen het gebied toenemen. De mogelijkheden om het draagvlak voor de huidige structuur door woningbouw op inbreidingslocaties te behouden zijn beperkt, gelet op de demografische prognoses voor de gemeente. Een centrumplan is in ontwikkeling. Voor een deel van het gebied is een wijkontwikkelingsplan opgesteld. • Hout-Blerick en Meuleveld Dit gebied omvat het kerkdorp Hout-Blerick en de tussen 1975 en 1990 gerealiseerde villawijk Meuleveld. In 2001 telde dit gebied 2.640 inwoners en 199 arbeidsplaatsen. De economische structuur wordt gekenmerkt door verspreid gevestigde basale voorzieningen (winkels, basisschool, persoonlijke verzorging, artsen), een structuur die goed aansluit bij het kleinschalige karakter van het gebied. De locatie Helmusweg en omgeving vormt nog een mogelijke uitbreidingslocatie binnen de grenzen van de kern Blerick. Deze locatie is een strategische locatie die voor 2015 alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoek door of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. De mogelijkheid en wenselijkheid om deze locatie te ontwikkelen dient ook nadrukkelijk in de context van de kwaliteiten van het gebied te worden geplaatst. Een ander aandachtspunt vormt de overgang van de rand van de kern naar het casco, dat hier begrensd wordt door de Springbeek. Ten oosten van het gebied vormt de relatie met de Maas (Maasoeverpark) een aandachtspunt. De Baarloseweg verdient aandacht als toegangsroute naar Blerick. Voor de kern Hout-Blerick is het van belang het voorzieningenniveau voor de kern in stand te houden, waarbij de behoefte aan zorgwoningen- en voorzieningen in de kern een aandachtspunt is.
Gezicht Blerick naar de Maas
Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied laag. De invloed van ontwikkelingen op Blerick is beperkt. Er is spanning tussen de ontwikkelingsmogelijkheden van de locatie Helmusweg en omgeving, de kleinschaligheid van het gebied, en de noodzakelijke herstructurering van diverse locaties binnen de kern Blerick. Er is geen vastgestelde visie voor het gebied. • ‘T Ven Dit gebied omvat het kerkdorp ’t Ven. In 2001 telde dit gebied 1.410 inwoners (inclusief de verspreide bewoning tussen ‘t Ven en Herungerberg) en 219 arbeidsplaatsen, waarvan een groot deel is toe te rekenen aan een tuincentrum en wegrestaurant, beide gelegen aan de Weselseweg. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
85
Deze verdient als toegangsweg naar Venlo aandacht. Dit gebied grenst aan het bedrijventerrein Veegtes maar vormt hier ruimtelijk geen eenheid mee. Er is ook een duidelijk onderscheid met de planmatige ontwikkeling van Venlo Noord en Oost.De locatie ’t Ven Noord vormt nog een mogelijke uitbreidingslocatie binnen de grenzen van de kern Venlo. Deze locatie is een strategische locatie die voor 2015 alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoek door of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. De capaciteit van deze locatie dient nader te worden bezien. Naar de invulling van reconversiegebied ’t Ven Oost wordt op dit moment studie verricht. In de komende periode kunnen zich ontwikkelingen voordoen; de invloed op niveau van de stad is beperkt. Er is een bestaande structuurvisie voor het gebied. • Venlo Noord Dit gebied omvat de CBS-buurten Genooi en Meeuwbeemd die 9.460 inwoners telden in 2001, en 2.193 arbeidsplaatsen. Ook Stalberg ten noorden van de Rijnbeekstraat kan bij een gebiedsgerichte uitwerking worden betrokken, hoewel dit statistisch tot Venlo Oost wordt gerekend. Een zwaartepunt in de economische structuur is het belastingkantoor en omgeving (1.465 arbeidsplaatsen), een zone met regionaal en stedelijke georiënteerde kantoorfuncties en verzorgingstehuizen. Het Gelreplein is recent ontwikkeld als wijkwinkelcentrum, er is daarnaast nog enige concentratie van winkels en voorzieningen aan de Bisschop Hoensbroekstraat en verspreide winkels aan de Straelseweg en de Veldenseweg. De vernieuwing van de woningvoorraad vormt een blijvend aandachtspunt. Er is behoefte aan woningen voor diverse leeftijds- en inkomensgroepen en levensloopbestendige woningen.35 De bevolking in het gebied zal in aantal niet of nauwelijks meer toenemen. Tussen 2001 en 2004 nam het aantal inwoners met 120 af. De locatie Rijnbeek Noord Oost vormt nog een mogelijke uitbreidingslocatie aan de rand van de kern Venlo. Deze locatie is een strategische locatie die voor 2015 alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoek door of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaande woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. Echter, gelet op ontwikkelingen in het aangrenzende gebied Venlo Oost heeft deze locatie een lage prioriteit ten opzichte van de andere strategische locaties. De Rijnbeek heeft een cultuurhistorische betekenis (Fossa Eugeniana) maar is in de stad weinig zichtbaar. Aan de ontwikkeling van het Gelreplein gingen verschillende distributieplanologische studies vooraf36, die aangaven dat het aanbod aan winkels in het gebied laag was, mede door de oriëntatie van bewoners op de binnenstad en het Trefcenter (huidige Via Venlo). Na realisatie van het Gelreplein is geen onderzoek meer verricht naar de behoefte aan voorzieningen. Bewoners geven wel aan dat er behoefte is aan multifunctionele voorzieningen. Ten westen van het gebied vormt de relatie met de Maas een aandachtspunt. Bij een centralisatie van regionaal georiënteerde functies in het centrum van Venlo – ten behoeve van versterking van de identiteit van Venlo als “hoofdstad” van de regio - vormt functiewijziging van de vrijkomende locaties een aandachtspunt. De Nijmeegseweg, Europaplein en de Krefeldseweg verdienen aandacht als toegangsroute naar het centrum van Venlo. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied door de voortgaande vernieuwing van de woningvoorraad redelijk hoog. De uitstraling daarvan op Venlo is beperkt. 35 36
Volgens gesprek met wijkoverleg. Oa Het voorzieningenaanbod in de dagelijkse goederensector in de woonwijken van stadsdeel Venlo (1988)
86
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Er is spanning tussen de ontwikkelingsmogelijkheden van de locatie Rijnbeek Noord Oost en de noodzakelijke herstructurering van diverse locaties binnen de kern Venlo. Er is geen integrale visie voor het hele gebied. • Venlo Oost Dit gebied wordt begrensd door het Burgemeester Bergerpark, het Julianapark, de spoorlijn, en het casco. Statistisch bestaat dit uit de CBS-buurten Stalberg, Hogekamp, Leutherberg en Vogelhut met 14.950 inwoners in 2001, en 2.958 arbeidsplaatsen. Meer dan de helft daarvan (1.584 arbeidsplaatsen) zijn te vinden in Hogekamp met accenten in op de stad en het centrum georiënteerde zakelijke dienstverlening, persoonlijke dienstverlening, onderwijs en personenvervoer. Er is geen sprake van een heldere voorzieningenstructuur. Er zijn concentraties van winkels en basale voorzieningen rond de Vinckenhofstraat en de Maagdenbergweg/Leutherweg. De ruimtelijke structuur is diffuus omdat de uitbreiding van Venlo in oostelijke richting eerst bij het centrum en op de Steilrand plaatsvond en pas later de oorspronkelijke tuinbouwgebieden van Stalberg werden ontwikkeld. De meest recente uitbreiding is de villawijk Nieuw Stalberg op de Steilrand. De vernieuwing van de woningvoorraad in de oudere buurten vormt een aandachtspunt. Er is behoefte aan woningen voor diverse leeftijds- en inkomensgroepen, en met name voor ouderen.37 De bevolking in het gebied zal nog beperkt toenemen door ontwikkeling van Nieuw Stalberg. Tussen 2001 en 2004 nam het aantal inwoners met 40 af. Om locaties voor zorgwoningen te bepalen is zicht nodig op een duurzame voorzieningenstructuur. De ontwikkelingsmogelijkheden van de omgeving Kaldenkerkerweg/ Groeneveldsingel dienen in relatie tot de vernieuwingsopgave en voorzieningenstructuur te worden bekeken (zie principe 7.5) Aandachtspunt is ook de betekenis van de Steilrand voor de woonkwaliteiten van het gebied, en de overgang van de rand van de kern naar het casco. De Kaldenkerkerweg verdient aandacht als toegangsroute naar het centrum van Venlo vanuit het Duitse deel van de regio. Er is recent een wijkfoto voor het hele gebied gemaakt, een integrale momentopname van actuele en te verwachten ontwikkelingen. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek met name in de buurten Leutherberg en Vogelhut redelijk hoog. De uitstraling daarvan op Venlo is beperkt. Er is spanning tussen de noodzakelijke vernieuwing van de woningvoorraad en de cultuurhistorische waarde van vooroorlogse architectuur. Ook de overgang tussen verschillende woonmilieus en de tegenstelling tussen de stedelijke functie van de Kaldenkerkerweg en aangrenzende buurten levert spanning op. • Venlo Zuid Dit gebied wordt begrensd door de spoorlijn, de Maas en het Middengebied Venlo- Tegelen. Het telde 8.360 inwoners in 2001 en 1.132 arbeidsplaatsen. Hiervan waren 420 gevestigd in Maaswaard, waarvan een deel zal verdwijnen door uitplaatsing van industriële bedrijven. Aan de van Nijverheimstraat ligt een winkelcentrum, verder zijn de voortgezet onderwijsvoorzieningen belangrijke werkgevers die door de concentratie van onderwijsvoorzieningen nog zullen groeien.
VINEX Venlo-zuid
Aandachtspunt is de afronding van ontwikkeling van de Vinexlocatie Venlo Zuid. Onderdeel hiervan is de ontwikkeling van Maaswaard als woongebied en kantorenlocatie. Door deze ontwikkeling zal het aantal inwoners nog toenemen, tussen 2001 en 2004 was er al een toename met 630 inwoners. Ten westen van het gebied vormt de relatie met de Maas een aandachtspunt (Gelissensingel). Impressie schetsontwerp Maaswaard 37
Volgens gesprek met wijkoverleg en Uitvoeringsdocument Wonen-Welzijn-Zorg Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
87
Ook de ontwikkeling van de campuslocatie Den Hulster en het Technodôme vormen een aandachtspunt, met relaties met de onderwijsfuncties in het aangrenzende Middengebied Venlo Tegelen. De Tegelseweg / Roermondsestraat verdient aan dacht als toegangsroute naar het centrum. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek hoog. De ontwikkelingen van Maaswaard en het Technodôme zijn belangrijk voor het imago van Venlo als centrumstad voor de regio. De spanning tussen het programma voor Maaswaard en dat voor locaties in het centrum van Venlo betekent dat Maaswaard ook bij een gebiedsgerichte benadering van het centrum betrokken moet worden. Er is een structuurvisie voor de Vinexlocatie, maar geen integrale visie voor het hele gebied. • Venlo Centrum Volgens CBS statistieken telde het centrum 2.400 inwoners in 2001. De binnenstad bood 3.466 arbeidsplaatsen, het gebied daarom heen 2.185 arbeidsplaatsen. In voorgaande paragrafen is verder gewezen op de concentratie van op het centrumgeoriënteerde economische activiteiten in aangrenzende buurten. Na de Tradeports is dit de belangrijkste werklocatie van Venlo. Detailhandel, horeca en persoonlijke diensten leveren 58% van deze werkgelegenheid; 37% van de werkgelegenheid in deze sectoren in Venlo is te vinden in het centrum. Vergelijkbare en hogere concentraties gelden voor advocatuur en notariaat (54%), openbaar bestuur (35%) en cultuur en media (65%).
Stadshuis Venlo
In paragraaf 3.2.5 is ingegaan op de diverse aandachtspunten in de ontwikkeling van dit gebied. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied zeer hoog. De ontwikkelingen zijn zeer bepalend voor het imago van Venlo als centrumstad voor de regio en zijn ook van invloed op de omliggende woongebieden. De diversiteit aan functies en mogelijke tegenstellingen hiertussen brengt spanningen met zich mee. De uniciteit van het centrum en de symboolwaarde ervan voor de stad betekenen dat ook kleinschalige ontwikkelingen spanningen kunnen opleveren. De uitdaging die de vernieuwing van het centrum aan de gemeente stelt is van een omvang en complexiteit dat hiervoor steun van de provincie en rijksoverheid vereist zijn. De noodzaak van een gebiedsgerichte benadering is erkend met de ontwikkeling van het beleidsprogramma Stedelijk Centrum. Een integrale ontwikkelingsvisie voor het gehele centrumgebied en de aangrenzende daarop georiënteerde buurten moet nog ontwikkeld worden.
Project Q4
Project Maasboulevard
• Vesting Venlo In deel B wordt in paragraaf 7.2 de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad geschetst. De betekenis van deze laag voor de identiteit van de stad en de ruimtelijke ontwikkelingen dient verder uitgediept te worden. Aandachtspunten zijn de betekenis van historische structuren en gebruiksmogelijkheden voor locaties als het kazerneterrein die recht doen aan de cultuurhistorische waarde daarvan. Een dergelijke visie bestrijkt meerdere deelgebieden en kan als onderligger of verbindend element dienen. De spanning tussen de cultuurhistorische waarde van monumenten en archeologische sporen en ontwikkelingspotenties van locaties is evident. 88
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Nieuw gebruik en herontwikkeling betekenen onomkeerbare veranderingen. De betekenis van een consistente waardering van het verleden voor de toekomst van de stad is groot. • Tegelen Centrum en St. Joseph Dit gebied wordt begrensd door de Maas, de N271 en Steyl. Ook het gebied rond de Doolhof wordt hieronder gerekend. In 2001 telde dit gebied 10.610 inwoners, en 3.243 arbeidsplaatsen. Een zwaartepunt in de economische structuur is het stadsdeelcentrum (980 arbeidsplaatsen). Ook het gebied om dit stadsdeelcentrum heen heeft belangrijke werkfuncties in de vorm van het voormalige gemeentehuis, een thuiszorgorganisatie, basis- en voortgezet onderwijs en enkele kleinschalige industrieën. Er is buiten het stadsdeelcentrum en uitlopers daarvan geen ander winkelcentrum, wel enkele concentraties aan de Broeklaan en Nachtegaalstraat.
Centrum Tegelen
Tegelen is ontwikkeld als een lappendeken. De lokale werkgebieden van Tegelen liggen dicht tegen de woongebieden aan. Locaties als TMI/Hekkens en Erkenkamp hebben of zullen hun werkfunctie verliezen en worden herontwikkeld. Op diverse locaties is de woningvoorraad verouderd en is herontwikkeling aan de orde. De bevolking is tussen 2001 en 2004 met 890 inwoners toegenomen, vooral door de afronding van Maasveld, en zal nog verder toenemen door ontwikkeling van TMI/Hekkens en andere locaties. De locatie Platanenhof vormt nog een mogelijke uitbreidingslocatie aan de rand van de kern Tegelen. Deze locatie is een strategische locatie die voor 2015 alleen prioriteit krijgt als uit marktonderzoek door of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig is om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaande woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. Echter, gelet op ontwikkelingen elders in Tegelen heeft deze locatie een lage prioriteit ten opzichte van de andere strategische locaties. Ook het centrumgebied ondergaat een vernieuwing, daarbij is de doorgaande verkeersfunctie van de Grotestraat een aandachtspunt. Aandachtspunt is ook de extramuralisering van zorginstellingen. Er is behoefte aan meer voorzieningen voor de jeugd en parken.38 De ontwikkeling van het natuurgebied langs de Maas vormt ook een aandachtspunt. Verkeersinfrastructuur in Tegelen
Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied redelijk hoog. De ontwikkelingen zijn van redelijk grote invloed op de ontwikkeling van Tegelen. Er is mogelijke spanning tussen de veelheid aan ontwikkelingsmogelijkheden in en rond de kern en de marktvraag naar woningen, en ook de wenselijkheid om binnen de kern Tegelen meer parken te realiseren. Een centrumplan is in ontwikkeling, een integrale ontwikkelingsvisie voor het gehele gebied ontbreekt nog. • Steyl Steyl telde 4.220 inwoners in 2001 en 4.260 in 2004, en 716 arbeidsplaatsen in 2001, waarvan de helft verwant zijn aan de in het kloosterdorp gevestigde kloosters. De werkgelegenheid in overig Steyl bestaat vooral uit verspreid gevestigde basale verzorgingsfuncties en kleine nijverheid.
38
Steyl
Volgens gesprek met wijkoverleg Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
89
Het kloosterdorp heeft een economisch potentieel op het vlak van toerisme, recreatie en “welness” economie (laag dynamische economie) en biedt op dit vlak een aanvulling op het aanbod in Venlo. De verzorgingsstructuur van overig Steyl is een ander aandachtspunt. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied gerelateerd aan ontwikkelingen in het kloosterdorp. De uitstraling hiervan is ook van belang voor de ontwikkeling van Venlo. De uitdaging is een basis te vinden voor een duurzame ontwikkeling die ook recht doet aan de cultuurhistorische en spirituele waarden van het kloostercomplex. Er is een visie voor het kloosterdorp opgesteld maar nog niet voor overig Steyl. • Op de Heide De wijk Op de Heide ligt geïsoleerd van Tegelen waardoor een afzonderlijke gebiedsgerichte benadering voor de hand ligt. Deze planmatige naoorlogse uitbreiding op de Steilrand telde 4.540 inwoners in 2001 en 124 arbeidsplaatsen, waarvan het merendeel gerelateerd aan de scholen en het buurtcentrum. Tussen 2001 en 2004 nam het inwonertal met 170 af. De redenen voor deze terugloop en gevolgen voor de voorzieningen zijn aandachtspunten. Door de aanleg van de A73 neemt de geïsoleerdheid ten opzichte van Tegelen toe. Ook de ligging in de Steilrand is een aandachtspunt. Door de voormalige gemeente Tegelen is een integrale visie voor het gebied opgesteld met maatregelen op het gebied van verkeer, speelplaatsen en aanpak openbaar groen. Het plan is grotendeels uitgevoerd en kan wellicht middels een evaluatie geactualiseerd worden. De dynamiek in het gebied is laag en uitstraling naar overige delen van Tegelen beperkt. • Werkgebieden Tegelen De werkgebieden Kaldenkerkerweg, Emmaplein en Windhond/ Krekelsberg boden in 2001 in totaal 1.963 arbeidsplaatsen, waarvan 1.193 op Windhond/Krekelsberg. De gemiddelde bedrijfsgrootte van dit terrein (46 arbeidsplaatsen per bedrijf) komt overeen met die van Tradeport (44 arbeidsplaatsen per bedrijf). De gemiddelde bedrijfsgrootte van Kaldenkerkerweg en Emmaplein (18-19) komt overeen met die van Ubroek en zuidoost Tradeport (19), Veegtes (16), Geloërveld(22) en Keulse Barrière (18). Industriële bedrijven nemen in dit gebied 66% van de werkgelegenheid voor hun rekening, groothandel, transport en opslag 26%. Kaldenkerkerweg, Emmaplein en Windhond/ Krekelsberg zijn in de structuurvisie benoemd als lokale werklocaties. In het gebied tussen de Grotestraat en de Hoogstraat zijn Ambachtelijke en Verzorgende bedrijven, alsmede horeca gevestigd. Aandachtspunten bij een mogelijke revitalisering zijn structuurverbetering, uitstraling en aanpak van hindersituaties. Afstemming met de woonfunctie van aangrenzende woongebieden is een ander aandachtspunt. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied betrekkelijk laag. De uitstraling is vooral van belang binnen Tegelen. De spanning bestaat tussen de benodigde ruimte voor een duurzame economische ontwikkeling en de beperking die de omliggende woongebieden daar mogelijk bij opleggen. Er is nog geen visie voor het dit gebied ontwikkeld. • Belfeld Belfeld telde 5.460 inwoners in 2001, inclusief de verspreid gelegen bewoning en het buurtschap Geloo, en 1.777 arbeidsplaatsen. Accenten in de economische structuur zijn het centrum (306 arbeidsplaatsen) en Geloërveld (1.110 arbeidsplaatsen) dat vooral een industrieterrein is. De werkgelegenheid buiten deze locaties is vooral gelieerd aan basale voorzieningen en kleinere industriële bedrijven.
90
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Door de ontwikkeling van het Koramic terrein wordt de woningvoorraad uitgebreid en is enige bevolkingstoename te verwachten. Verschillende kleine locaties kunnen daarna ontwikkeld worden. Aandachtpunt is de schaal en inpassing van deze ontwikkelingen en het draagvlak voor lokale voorzieningen. Een ander aandachtspunt is de inpassing in het casco en de relatie met de Maas. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied niet uitzonderlijk. De uitstraling van ontwikkelingen is vooral van belang voor Belfeld zelf. De spanning bestaat in het tempo waarin ontwikkelingen kunnen plaatsvinden en de leefbaarheid van deze kern op lange termijn. Op verzoek van de dorpsraad is een gebiedsvisie (dorpsvisie) in ontwikkeling.
Belfeld
Sluizen Belfeld
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
91
92
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
5.4.2
Gebieden in het buitengebied
• Buitengebied Blerick Het buitengebied van Blerick kende 760 inwoners in 2001, vooral woonachtig in het buurtschap Boekend, en 219 arbeidsplaatsen39 waarvan 67 in Boekend. Dit zijn veelal basale verzorgende functies en op landbouw georiënteerde groothandel en nijverheid. Een beschrijving van dit gebied op het dekzand is te vinden in hoofdstuk 7. Aandachtspunt is de uitwerking van het Reconstructieplan voor Noord en Midden Limburg. Het gebied wordt doorsneden door de Everlose beek en de Springbeek. Deze kunnen als dragers fungeren voor (gewenste) ecologische verbindingen tussen natuurgebieden op de westoever, en de Maas, die ook aan moeten sluiten op de gewenste ecologische bufferzone in het Tradeportgebied. De glastuinbouw in de Romeinenweerd heeft door de beleidslijn Ruimte voor de Rivier hier geen ontwikkelingsmogelijkheden meer. Een pilot project om uitplaatsing vorm te geven loopt. Voor deze locatie, genaamd “Laerbroeck”, wordt op dit moment een ontwerp structuurvisie voorbereid. Het project Laerbroeck is gericht op het uitplaatsen van de glastuinbouwbedrijven met als einddoel het Maasdal ter plekke vrij te maken van glasopstanden (winst voor de rivier), te voorzien van nieuwe passende gebiedsfuncties (winst voor de omgeving) en de ontwikkeling van naar elders uitgeplaatste bedrijven. Het tracé van de A73 zal worden verlegd. Voor de robuustheid van het casco in dit gebied is ook een visie op de rand van de kern Blerick gewenst en een visie op de ontwikkelingsmogelijkheden van Boekend (zie ook principe 9.2) De dynamiek in dit gebied is vrij laag. De uitstraling van ontwikkelingen is vooral van belang voor Blerick. De spanning bestaat uit de toe te laten ontwikkelingen in Boekend. In het algemeen geldt dat ontwikkelingen in het casco zorgvuldig beoordeeld moeten worden, omdat het effect ervan vaak onomkeerbaar is. De Bouwsteen Reconstructie voor het district Helden kan beschouwd worden als een nader uit te werken visie op de ontwikkeling van het gebied, mogelijk in samenwerking met de gemeente Maasbree. Verder bevat de Integrale Natuurvisie voorstellen voor de Springbeek en het gebied ten zuiden van de Tradeport. • Buitengebied ’t Ven Dit gebied heeft een relatief sterke woonfunctie. De buurtschap Herungerberg telde in 2001 640 inwoners, het gebied Venkoelen 400 inwoners in 2001 en 700 inwoners in 2004. De toename komt door de aanwezigheid van het AZC. Ook het gebied tussen ‘t Ven en Herungerberg kent een redelijk dichte bewoning. De economische structuur wordt bepaald door 122 arbeidsplaatsen in Herungerberg (vooral basale verzorgingsfuncties, aan huis gebonden zakelijke dienstverleningen en kleine nijverheid), 138 arbeidsplaatsen langs de A67 en verbonden aan de Rotterdam Ruhr Pijpleiding, en Geldersedrift Herungerberg 147 arbeidsplaatsen in de rest van het gebied. Dit is exclusief de werkgelegenheid in de in dit gebied nadrukkelijk aanwezige glastuinbouw, ondermeer in de vorm van het glastuinbouwconcentratiegebied ‘t Ven Noord. Een typering van het landschap op het Rijnterras en het Middenterras is te vinden in hoofdstuk 7. De Rijnbeek doorsnijdt het gebied, maar de cultuurhistorische betekenis ervan is onvoldoende zichtbaar. Het gebied wordt ook doorsneden door de A67 en de Weselseweg die als toegangswegen naar de stad aandacht verdienen. 39
In arbeidsplaatsen voor het buitengebied zijn 1.485 arbeidsplaatsen uit de landbouwtelling niet opgenomen, omdat deze in het hele buitengebied verspreid voorkomen. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 93
De toekomst van het douaneterrein is een aandachtspunt. Aandachtspunt is ook de ontwikkeling van de glastuinbouw, met name in het gebied tussen ’t Ven en Herungerberg dat in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg als reconversiegebied is benoemd. Het gebied kan ook een rol spelen bij de realisering van de in de nota Ruimte benoemde robuuste verbinding Schinveld Mook. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied redelijk hoog. De uitstraling van ontwikkelingen op de stad is hoog, vanwege de ligging langs de A67. Spanning komt voor een deel voort uit de druk op het gebied vanwege de ligging en deels uit de onzekerheid over de ontwikkeling van het reconversiegebied. Hiervoor zijn in de Integrale Natuurvisie wel ideeën opgenomen, maar een integrale visie op het gebied ontbreekt. Vanwege de ligging en mogelijk soortgelijke aandachtspunten in het aangrenzende Straelen ligt het voor de hand een gebiedsvisie samen met deze Duitse buurgemeente te ontwikkelen. Ook hier geldt dat ontwikkelingen in het casco zorgvuldig beoordeeld moeten worden, omdat het effect ervan vaak onomkeerbaar is. • Buitengebied Venlo Dit gebied strekt zich globaal uit tussen de buurtschap Herungerberg en de wijk Op de Heide, ten oosten van het Middengebied Venlo-Tegelen en de kern van Venlo. In de CBS statistieken telde dit gebied 640 inwoners in 2001 (exclusief de inwoners van de Mutsaersstichting). de werkgelegenheid bedroeg 1.940 arbeidsplaatsen. Zwaartepunten zijn de instellingen van de Mutsaersstichting, de Professor Dubois stichting en de kloosters (1.052 arbeidsplaatsen), het bedrijventerrein Keulse Barrière met 656 arbeidsplaatsen (gemiddeld 18 per bedrijf) waarvan 88% tot de groothandel, oplag en transport behoort, en sport, recreatie en toerisme. Deze functies hebben een sterke stedelijke en regionale oriëntatie. Een typering van het landschap op het Rijnterras en het Middenterras is te vinden in hoofdstuk 7. Deze oriëntatie is een aandachtspunt. Lange tijd is dit gebied door de grensligging als de achterkant van Venlo behandeld, terwijl het in feite de voortuin van Venlo is. Dit is zeker aan de orde wanneer Venlo zich in 2012 tijdens de Floriade als een groene en gastvrije stad wil profileren. Principe 2.4 verwijst specifiek naar dit gebied en ontwikkelingen die om aandacht vragen. Het gaat ondermeer om de route Keulse Barrière - Keulse PleinKlagenfurtlaan die na realisatie van de A74 de functie als verbinding tussen de BAB 61 en A67 verliest, maar wel een belangrijke stadsentree blijft. Aandachtspunten bij een mogelijke revitalisering van het bedrijventerrein Keulse Barrière en economische functies aan de Kaldenkerkerweg zijn structuurverbetering, uitstraling en aanpak van hindersituaties. De toekomst van het douaneterrein dient hier ook bij betrokken te worden. De woon- en werkfunctie van de kloosters en instellingen zal veranderen. De gewenste ontwikkeling van leisure rond het stadion, de ontwikkelingsmogelijkheden van Klein Zwitserland en de recreatieve functie van de bos en heidegebieden op de Steilrand dient nader onderzocht en uitgewerkt te worden. Er liggen in dit gebied ook verKeulse Barrière schillende nog af te werken kleigroeves. De aanleg van de A74 betekent een doorsnijding van het gebied die door landschapsbruggen opgelost moet worden. Het gebied dient een rol te spelen bij de realisering van de in de nota Ruimte benoemde robuuste verbinding Schinveld Mook. De toekomst van agrarische bedrijven, met name de glastuinbouw, als mogelijke dragers van een robuust casco, dient te worden vastgesteld. Ook de overgang van de stadsrand naar het casco verdient aandacht, omdat de eerdere voorziene ontwikkeling tot woongebied niet langer aan de orde is.
94
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Verschillende van deze aandachtspunten zijn ook landsgrensoverschrijdend. Culturele en juridische verschillen spelen een rol en vragen om betrokkenheid van de provincie en de Kreisen, respectievelijk het Rijk en de Bezirks- en Landesregierung bij oplossingen. Ook de kansen die de nabijheid van steden in het Ruhrgebied biedt moeten beter benut worden, om de functie van Venlo als verzorgingscentrum voor dit deel van de regio te versterken (de cirkel rond maken), waardoor het draagvlak van stedelijke en regionale voorzieningen ondanks het perspectief van een stagnerende bevolkingsomvang versterkt kan worden. Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied hoog. De uitstraling van ontwikkelingen op de stad en de regio is hoog. De spanning is hoog door de druk van stedelijke functies op het gebied en de waarde ervan als natuur, rust- en ontspanningsgebied voor de stad en de regio. Er is een overeenkomst tussen de gemeente en het ministerie van LNV om dit voor dit gebied een samenhangende visie te ontwikkelen (Ontwerpetude). Hierin kunnen bestaande visies uit Bouwsteen Reconstructie voor het district Helden, de Integrale natuurvisie en het grensoverschrijdende ontwikkelingsconcept VeNeTe studie betrokken en herzien worden. Het gaat echter om meer dan een ruimtelijke visie; ook sociaal maatschappelijke en economische vraagstukken en ontwikkelingsmogelijkheden dienen onderkend te worden. Bij een gebiedsgerichte uitwerking dient in ieder geval de Duitse buurgemeente Nettetal betrokken te worden. • Middengebied Venlo Tegelen Dit gebied wordt globaal begrenst door de Maas, de kernen van Venlo en Tegelen en de spoorlijn. Dit gebied telde 2.062 arbeidsplaatsen in 2001, waarvan 91% verbonden aan het ziekenhuis en de hogeschool. Deze functies met een regionale uitstraling en aansluiting van de A74 en A73-Zuid op het snelwegennet leggen een hoge druk en spanning op dit gebied. Vanwege de structuurkeuze om de nog relatief open gebieden tussen de kernen te behouden is er in dit gebied voor gekozen om onderwijs en zorg, en hieraan gerelateerde sport en recreatieve functies, te gebruiken als dragers voor een robuust casco. (zie principes 2.3 en 5.3) Een andere drager vormt het stroomgebied van de Wilderbeek dat als ecologische verbinding tussen de Maas en de Steilrand fungeert. In 2004 is voor dit gebied een visie op basis van de hoofdlijnen van deze structuurvisie vastgesteld.
Ziekenhuis
College Den Hulster
• Buitengebied Tegelen Belfeld Dit gebied wordt begrensd door de Maas, de kernen van Belfeld en Tegelen, de Kaldenkerkerweg (Tegelen) en de gemeentegrenzen. Er waren 157 arbeidsplaatsen in 2001, vooral gelieerd aan agrarische functies. Belangrijke elementen zijn de camping, het museum en horecavoorzieningen bij de Holtmühle en het glastuinbouwconcentratiegebied Meelderbroek. Een typering van het landschap van het Middenterras is te vinden in hoofdstuk 7. De aanleg van de A73 Zuid betekent een doorsnijding van het gebied in noord zuid richting, haaks op de stroomgebieden van de Aalsbeek en Wilderbeek die een ecologische verbinding vormen tussen op de Steilrand gelegen natuurgebieden (onderdeel van het Maas-Schwalm Nette Park). De ontwikkeling van de glastuinbouw vormt een ander aandachtspunt.
Glastuinbouw
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
95
Gemeten naar de criteria voor gebiedsgerichte visievorming is de dynamiek in dit gebied vrij laag en hangt deze vooral samen met de aanleg van de A73 zuid. De uitstraling van ontwikkelingen is vooral van belang voor Belfeld en Tegelen. In het algemeen geldt dat ontwikkelingen in het casco zorgvuldig beoordeeld moeten worden, omdat het effect ervan vaak onomkeerbaar is. De Bouwsteen Reconstructie voor het district Helden kan beschouwd worden als een nader uit te werken visie op de ontwikkeling van het gebied, mogelijk in samenwerking met de gemeente Beesel. Verder bevat de Integrale Natuurvisie voorstellen voor de Aalsbeek. • Stroomgebied van de Maas De Maas is door de eeuwen heen een constante factor geweest in de ontwikkeling van Venlo, zowel voor de kernen als voor het casco. Het vormt een gemeenschappelijke noemer en verbindend element tussen diverse deelgebieden. De betekenis ervan voor de fysieke, economische, sociaal, en culturele ontwikkeling dient dan ook nader verkent te worden om als onderlegger voor gebiedsgerichte visies te kunnen dienen. Input hiervoor zijn onder meer het projectenprogramma Maascorridor en de Integrale Verkenningen Maas.
96
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
5.5
Onderzoeksprogramma
Om de structuurvisie als sturingsinstrument te versterken is het nodig bestaande inzichten te verdiepen en te actualiseren.
5.5.1
Basisgegevens
• Bevolkingsprognose Prognoses in deze structuurvisie zijn gebaseerd op de bevolkings- en huishoudensstructuur per 1-1-2001. Vanwege de migratie verandert de bevolking dermate snel van samenstelling dat updates nodig zijn om prognoses actueel te houden. Een eerste ijkpunt vormde de samenstelling per 1-1-2005. • Economische en arbeidsmarktprognose De economische ontwikkeling van de stad is bepalend voor de behoefte aan bedrijfsterreinen en kantorenlocaties. Deze structuurvisie is gebaseerd op scenario’s uit de in 2001 opgestelde Economische Visie. Bij herziening dienen daaruit voortkomende conclusies in de structuurvisie te worden verwerkt. •
Kwalitatieve bouwstroomprogrammering naar woonmilieus en woningbouwmonitoring Op basis van de bevolkingsprognoses kan de bouwstroomprogrammering kwantitatief worden aangestuurd. Voor een kwalitatieve bouwstroomprogrammering is een vertaling nodig van veranderingen in bevolkingsopbouw naar mogelijke veranderingen in woningvoorkeuren en woonmilieuvoorkeuren. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van gegevens uit de Woonvisie en het Woningbehoefte onderzoek. 5.5.2
Verdiepingsvragen
• Ontwikkeling en betekenis van Europese integratie Vanwege de grensligging is de voortschrijdende Europese integratie van belang voor Venlo. Er is nog weinig inzicht in de concrete betekenis van dit perspectief voor Venlo. • Ontwikkelingen in de regio en in netwerken De ambitie om Venlo te profileren als centrumstad betekent dat ontwikkelingen in de regio en netwerken waar Venlo deel van uitmaakt gevolgd moeten worden en in hun betekenis voor de ontwikkeling van Venlo gewaardeerd moeten worden. • Behoefte aan en draagvlak voor buurt en wijkvoorzieningen Inzicht in de behoefte aan buurt en wijkvoorzieningen en het draagvlak voor deze voorzieningen (waaronder detailhandel, welzijn, maatschappelijke zorg en dergelijke) is nodig om op buurt en wijkniveau duurzame clusters te kunnen benoemen. Hierover bestaat d.d. 2008 inmiddels meer duidelijkheid. • Herziening groenbeleidsplan Dit plan (uit 1994) is niet meer actueel en is alleen voor Venlo uitgewerkt. Gezien het toenemend belang van groenvoorzieningen in de identiteit van buurten en wijken, als onderdeel van leefmilieus en gelet op het waterbeleid, is actualisering aan de orde. • Samenvoeging Gemeente Arcen en Velden en Venlo In 2010 zullen de gemeente Arcen en Velden en de gemeente Venlo fuseren. Dit vraagt om afstemming op beleidsmatige doelstellingen. Ook zal een herijking van de ruimtelijke structuurvisie, tot een visie voor het nieuwe gemeentelijk grondgebied, gewenst zijn.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
97
98
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Bijlagen Kaart: Ruimtelijke samenhang Kaart: Overzicht bouwontwikkelingen Matrix: Relatie ruimtelijke ontwikkelingen & bovenplanse projecten Kaart: Overzicht nieuwe bestemmingsplannen in voorbereiding Relatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleid
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
99
100
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Relatie met sectoraal uitvoeringsgericht beleid Ook het sectoraal beleid is een gemeentelijk instrument dat wordt ingezet om over te gaan tot uitvoering van de benoemde gewenste ontwikkelingen. De in deze structuurvisie benoemde uitgangspunten voor de verschillende thema’s zijn vastgelegd in beleidsdocumenten. Hierin wordt het beleid voor de komende periode geschetst, evenals hoe er uitvoering wordt gegeven aan de gestelde beleidsambities. In het hier volgende overzicht wordt een samengevat beeld geschetst van de inhoud van deze stukken, en wordt de relatie gelegd tussen het beleid en de daaraan gekoppelde uitvoeringsgerichte acties. De wijze waarop de gemeente de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling via sectoraal beleid uitvoert wordt hiermee duidelijk. Het beleid is voortdurend in ontwikkeling. Ten tijde van de vaststelling van de structuurvisie in 2005 is uitgegaan van het destijds vastgestelde beleid. We gaan bij deze actualisatie in 2008 uit van het meest recente beleid, voor zover dit consistent is met de structuurvisie uit 2005. Nieuwe ontwikkelingen worden in een toekomstige herijking van de structuurvisie bezien. De tekst is geconcentreerd op de ruimtelijk meest relevante elementen.
1. Wonen De structuurvisie en de beleidsdocumenten op het gebied van wonen hebben een gezamenlijk vertrekpunt in de constatering dat de bevolking in omvang nog maar bescheiden zal groeien. De woningbehoefte zal nog toenemen ten gevolge van een beperkte groei en het doorgaande proces van gezinsverdunning. De woningmarkt in Venlo is als ontspannen te kenmerken. De beperkte toename in woningbehoefte rechtvaardigt de in de structuurvisie gemaakte keuze om de woningbouwopgave te concentreren binnen bestaand stedelijk gebied. Er wordt een omslag gemaakt naar een kwalitatief woningbouwbeleid. Het programma voor de komende periode zal gedifferentieerd van opzet zijn, aansluitend op de gedifferentieerde vraag. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie De “Woonvisie Venlo 2003-2010” uit 2003 heeft belangrijke gegevens geleverd, op basis waarvan in de structuurvisie keuzes zijn gemaakt. In de woonvisie wordt op hoofdlijnen een beeld geschetst van het toekomstige woonbeleid in Venlo. Een gemeentebreed onderzoek naar woonwensen maakt onderdeel uit van de visie. De woonvisie is het belangrijkste kader voor toekomstig te nemen beslissingen op het gebied van wonen. De verschillende kenmerken van buurten en wijken zijn geanalyseerd; op het gebied van bevolkingssamenstelling. Uitbreiding en aanpassing van de woningvoorraad dient weloverwogen en doelgericht plaats te vinden, rekening houdend met de veranderende woonwensen en bevolkingssamenstelling. Een integrale inzet van lopend en nieuw beleid, o.a. door woningbouwprogrammering en stedelijke vernieuwing, zal tot een duidelijke versterking moeten leiden. Uitvoering: Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen: • Meer aandacht voor kwaliteit in woningen en woonmilieus. • Kwaliteit weerspiegeld in elke wijk en elke buurt. Inhaalslag op maat per buurt. Investeringen in het centrum van stadsdeel Venlo zijn van belang voor de hele gemeente. • Stedelijke vernieuwing; met een aanpak op zowel fysiek, sociaal-maatschappelijk als economisch vlak. • Ontwikkeling van woonservicezones40.
40 Hieronder wordt verstaan een combinatie van wijkzorgcentrum, enkele kleinere zorgpunten, welzijnsvoorzieningen, aanpasbare en aangepaste woningen en een barrièrevrij, sociaal en verkeersveilig woonmilieu. De zone dient niet alleen aantrekkelijk te zijn voor senioren, maar ook voor andere doelgroepen. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008 101
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 2.2, 3.1, 3.2.4, 3.3.1,3.3.2 en 3.4.1 en principes 1.1, 6.2, 7.1 t/m 7.5 en 9.4 van de structuurvisie. In de periode na het verschijnen van de woonvisie zijn de bovengenoemde uitkomsten verder uitgediept in het “Woningmarktonderzoek Regio Venlo e.o.” uit 2006, de “Regionale Woonvisie Venlo e.o. 2006-2009” van 2007 en het “Regionale Woonwensenonderzoek ” van 2008. De uitkomsten hiervan ondersteunen hetgeen is bevonden in de Woonvisie Venlo. Het “Woningmarktonderzoek Regio Venlo e.o.” levert bouwstenen voor een onderbouwing van een gedragen regionale woonvisie. Doelstelling van het onderzoek is inzicht verkrijgen in het functioneren van de woningmarkt. Ook dit onderzoek bevestigt dat de bevolking nog gestaag zal groeien; maar dat bij ongewijzigd beleid een bevolkingsdaling zal inzetten. De door SOAB opgestelde prognose wordt in deel B, hoofdstuk 7, toegelicht. Er wordt aandacht gevraagd voor de aankomende vergrijzingsgolf; dit vraagt aanpassing van de woningvoorraad op de gedifferentieerde vraag. Er is aandacht nodig voor levensloopgeschikte buurten en woningen. Uitvoering: Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen: • op basis van de bestaande overcapaciteit in woningbouwplannen geen grootschalige uitbreidingsplannen voorzien • aandacht besteden aan de samenstelling van de woningbouwplannen • richten op en in kleine eenheden bouwen • aanpassing en herstructurering van de bestaande voorraad komt aan de orde in de komende periode. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.3.1,3.3.2 en 3.4.1 en principes 1.1, 6.2, 7.2, 7.3 en 7.5 van de structuurvisie. De “Regionale Woonvisie Venlo e.o. 2006-2009: Wonen en werken in een groene omgeving” stelt een integraal regionaal woonbeleid voor de regio Venlo op. De regionale woonvisie is het beleidskader voor de Provincie waaraan woningbouwplannen getoetst kunnen worden. Voor de regio is de woonvisie het document waarin naast de doelstellingen globaal het kwantitatieve en kwalitatieve programma is benoemd. De regionale woonvisie benoemt de woonsituatie en de belangrijkste woonthema’s. Daarnaast wordt de woonbehoefte van de regio afgezet tegen de geplande productie met een doorkijk naar 2020. Tenslotte worden een aantal actiepunten omschreven die voorlopig zijn uitgewerkt in een werkprogramma. De centrale ambitie in de visie is dat oplossingen voor de problemen zoveel mogelijk binnen de bestaande woningvoorraad en binnen het bestaand stedelijk gebied gevonden moet worden. Voor Venlo geldt de specifieke ambitie om de regio economisch te versterken en Venlo als centrumstad te verbeteren. Uitvoering: Er zijn drie woonthema’s benoemd die de komende jaren centraal zullen staan: • Woonbeleid met kwaliteit, onderzoek naar woonvoorkeuren, differentiatie in de buurten, bijzondere doelgroepen, duurzaamheid • Voortgang productie en herstructurering. Monitoring en actief ingrijpen bij stagnatie • Wonen, welzijn en zorg op maat. Ondersteunen, stroomlijnen en afstemmen van de vele lokale initiatieven voor de combineren van wonen, welzijn en zorg Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 2.2, 3.1 en 3.3.1 en principes 1.1, 1.5, 6.2 en 7.1 t/m 7.5 en van de structuurvisie.
102
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
In 2007 is het “Strategisch akkoord Gemeente Venlo en Venlose woningcorporaties 2007-2011” afgesloten. Het strategisch akkoord is bedoeld om de samenwerking tussen gemeente en corporaties energiek neer te zetten. Dit komt tot uitdrukking in een omvangrijk programma van investeringen en sociaal-maatschappelijke activiteiten. Voor de periode 2007-2011 benoemt het akkoord de investeringsprogramma’s en –budgetten. Daarnaast zijn bilaterale afspraken opgenomen. Kernopgave is de kwaliteitsverbetering en vervanging van minder gewilde woonmilieus in Venlo. Het zwaartepunt van de aanpak ligt in buurten en wijken waar herstructurering plaats vindt. Uitvoering: Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen: Impuls- en aandachtsgebieden: • Voortzetten of afronden wijkaanpak: o Venlo noord en Venlo zuid o Belfeld o Centrum Blerick o Centrum Tegelen o Centrum Venlo, met daarin de deelgebieden Q4 en Kloosterkwartier o Op de Heide / Boven • Actiegebieden benoemd als impulsgebied: o Venlo oost o Vossener, Klingerberg • Bijdrage leveren aan versterking van de positie van de stad (centrumstad, cultureel hart) o o.a. vervanging van minst gewilde woonmilieus, realisatie nieuwe gewilde woonmilieus o bijdrage aan wijkgerichte en stedelijke voorzieningen De in het STRAK genoemde acties, en ontwikkelingen in Laerbroeck en ’t Ven Oost passen binnen de kaders van de ruimtelijke structuurvisie. De structuurvisie benoemt prioriteit voor o.a. de centrumgebieden Venlo, Blerick en Tegelen, Venlo Oost en Venlo Noord. Daarnaast gebieden die essentieel zijn voor de stedelijke herstructurering. Naast Op de Heide en Hazenkamp speelt de herstructurering zich in de komende periode met name af in de overige wederopbouwgebieden, met een accent op tuinstedelijke woonmilieus. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 2.2, 3.1, 3.2.4 en 3.3.1 en principes 1.1, 1.5, 6.2 en 7.1 t/m 7.5 en van de structuurvisie. Het “Regionale Woonwensenonderzoek ” uit 2008 concludeert o.a. een tekort aan grondgebonden woningen en een overschot aan appartementen. Dit ondersteunt het versneld realiseren van “strategische woningbouwlocaties” zoals Helmusweg, om invulling te geven aan deze behoefte. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf 3.3.1 en principe 7.5 en van de structuurvisie. Tenslotte is in 2007 de “Beleidsregel afwijking bestemmingsplan ten behoeve van incidentele woningbouw in particulier opdrachtgeverschap” verschenen. Deze beleidsregel voorziet in de behoefte om een toetsingskader te ontwikkelen, ten behoeve van een goede en eenduidige beoordeling van dit soort verzoeken, om zodoende af te wijken van het vigerend bestemmingsplan. Het kan worden opgevat als een nadere uitwerking van de Woonvisie Regio Venlo 2006-2009. De beleidsregel sluit tevens aan op de principiële keuze om geen medewerking te verlenen aan bouwinitiatieven binnen het casco, tenzij hiervoor geen alternatief binnen het stedelijk gebied kan worden geboden, en deze voldoet aan een aantal criteria.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
103
Binnen het stedelijk gebied wordt zoveel mogelijk medewerking verleend aan verzoeken voor particuliere woningbouw. Indien het verzoek aan de gestelde criteria voldoet, zal door college van B&W medewerking worden verleend aan het starten van de procedure waarmee kan worden het bestemmingsplan (dit biedt geen garantie dat deze in alle gevallen kan worden volbracht). Alleen percelen die gelegen zijn binnen de bijbehorende “Contourenkaart” komen in aanmerking. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf 3.4.1 en principe 9.4 van de structuurvisie.
2. Bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel De ruimtelijke structuurvisie ondersteunt de gerichtheid van het economische beleid op uitbreiding met onder andere kennisintensieve activiteiten. In het ruimtelijk beleid wordt ingespeeld op de trend en behoefte aan clustering van aan elkaar gelieerde bedrijvigheid. Hiermee wordt het profiel van de diverse locaties versterkt. Venlo profileert zich verder op basis vaan de aanduiding als greenport in de Nota Ruimte. Venlo wil ook herkenbaar zijn als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt, en zet hierop in met het uitbouwen van accenten. Ook het versterken van het centrumgebied van Venlo als werk- & detailhandelslocatie en profilering van specialistische locaties (bijvoorbeeld PDV locaties) zijn speerpunten van beleid. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie Het economisch beleid voor de gemeente Venlo is vastgelegd in de “Herijking Economische Visie” uit 2002. Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen: • Uitbouwen / kwaliteitssprong van de knooppuntpositie van het logistiek-industrieel complex • Kwaliteitssprong voor de knooppuntpositie van de agribusiness Deze twee ambities worden in de structuurvisie vertaald in voorstellen voor clustering van bedrijven op regionale werklocaties en in behandeling van de infrastructuur als verbindende schakel tussen de stad en de regio. Clustering speelt ook een rol bij versterking van agribusiness. • Versterken van de positie van de dienstensector • Versterken van de positie van het woonklimaat / Quality of life • Kwaliteitssprong voor de positie van de detailhandel • Kwaliteitssprong voor de regionale / stedelijke verkeersstructuur • Vermindering van de krapte m.b.t. scholing en de arbeidsmarkt • Kwaliteitssprong m.b.t. revitalisering van woon- en werklocaties Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1 3.2.1, 3.2.3, 3.2.4, 3.3.1 en 3.3.3 en principes 1.1, 1.2, 1.3, 1.5, 2.3, 2.4, 3.1, 4.1, 4.2, 6.1, 6.2, 7.6, 9.5 en 9.6 van de structuurvisie. De hoofdlijnen van beleid zoals geschetst in de Economische Visie worden verder uitgewerkt en geactualiseerd. Op het moment van verschijnen van deze structuurvisie werd gewerkt aan: • Kantorenbeleid • Een beleidsnota herstructurering bestaande bedrijfsterreinen • Beleid gericht op planning van nieuwe bedrijfsterreinen • Een spreidingsplan brandstofverkooppunten Daarnaast beschikt Venlo over de “Detailhandelsnota 2006-2015” uit 2006. Geformuleerde ambities op het gebied van detailhandel zijn onder andere het behoud en verdere versterking van een goed en attractief winkelaanbod. De concurrentiepositie van Venlo moet worden versterkt, met de binnenstad voorop. 104
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Ook hier spelen clustering van winkels en voorzieningen en het behouden en versterken van de “eigenheid” van verschillende locaties een rol in de uitwerking. Het detailhandelsbeleid dient verder meer ruimte te bieden voor het faciliteren van dynamiek en nieuwe ontwikkelingen. In de uitwerking wordt ingezet op: • De binnenstad van Venlo. Invullen van de regionale verzorgingsfunctie, zowel voor winkelen, cultuur, uitgaan en vermaak. • De stadsdeelcentra van Blerick en Tegelen. Positioneren als aanvulling op centrum Venlo. • De thematisch, perifere concentratie Trefcenter. Verbeteren op o.a. thematisering en ruimtelijk-functionele opzet. • Perspectiefvol aanbod op buurt- wen wijkniveau. Blijvende aandacht voor aanbod op het kleinste schaalniveau. Herstructurering van een aantal verouderde centra is voorzien: Blerick-Zuid, Vastenavondkampstraat en Leutherweg e.o. Als vervolg en ter aanvulling op de geschetste hoofdlijnen van Detailhandelsbeleid is in 2008 een nota specifiek gericht op PDV-locaties (Perifere Detailhandel Vestigings-locaties) verschenen: “Naar een nieuw PDV beleid”. Het beleid ten aanzien van de perifere vestiging van detailhandel op perifere locaties richt zich op ruimte bieden aan branches en functies die niet passen in en aan de rand van reguliere winkelcentra. Dit vertaalt zich in een branchebeperking voor perifere locaties. Uitgangspunten voor de uitvoering zijn: • Clustering van detailhandel op een beperkt aantal gebieden, en waar mogelijk thematisering. Clustering draagt bij aan een goede segmentering • Er worden richtlijnen per PDV branche gesteld. Denk aan bv. de branche woninginrichting, tuincentra en bouwmarkten. • Profiel per PDV locatie. Er wordt onderscheid gemaakt naar rol en functie: o ’t Trefcenter: PDV concentratiegebied, gericht op in eerste instantie concentratie en uitbreiding van de woninginrichtingsbranche. o Locatie Zuiderbrug: aangeduid als stadsdeelverzorgend PDV-cluster, gericht op het thema tuin & doe-het-zelf. o Locatie Ubroek: gericht op concentratie van een ruim te interpreteren ABCthema: autobedrijven, boten, caravans etc. Op het thema horeca is de nota “Ontwikkelingsrichting horecasector” uit 2007 van toepassing. Venlo wil vernieuwend zijn op economisch terrein en haar positie als centrumstad versterken. De ambities sluiten aan op de gestelde ambities in de Detailhandelsnota. Voor de ontwikkeling van de horecasector gelden de volgende hoofdambities: • Geen substantiële uitbreiding, inzetten op clustering, in de (hoofd-)centra • Meer onderscheidend vermogen • Profilering horecagebieden en routing hoofdcentra verbeteren • Versterken relaties met andere functies • Benutten toeristische kansen De clustering en onderscheidend vermogen zijn voor de binnenstad verder uitgewerkt. Er worden vier onderscheidende gebieden onderscheiden waarvan het profiel dient te worden versterkt: vermaak, variété, creatief en Duits. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.1, 3.2.3, 3.2.4, 3.3.1 en 3.3.3 en principes 1.1, 1.5, 3.1, 4.2, 6.1, 6.2, 7.6 van de structuurvisie.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
105
3. Verkeer Verkeer komt als thema terug in de drie thema’s van de structuurvisie. Keuzes op het gebied van verkeer sluiten aan op het structuurconcept waarop de structuurvisie berust. Het verkeersbeleid onderschrijft dit structuurconcept door terughoudendheid voor te staan t.o.v. nieuwe doorsnijdingen van het casco; er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van bestaande wegen. Daar waar inpassing van nieuwe wegen onontkoombaar is wordt hinder zoveel mogelijk beperkt. Voor het thema verkeer vormt het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan ‘Venlo: leefbaar en bereikbaar’ 2005-2015 het beleidskader. Doel van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015 is het verbeteren van de leefbaarheid en bereikbaarheid van de gemeente Venlo. Het GVVP geeft een weergave van hoofdlijnen van beleid, inclusief deelplannen vanuit verkeersveiligheid, fiets en parkeren. Deze nota is in directe samenhang met de Visie Venlo 2030, Kompas voor de Toekomst en de Ruimtelijke Structuurvisie ontwikkeld. De uitvoering van het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersbeleid zal een belangrijke bijdrage leveren aan het bereiken van de doelen van de stad. Verkeer en vervoer dragen bij aan de doorontwikkeling van de hoofdstad van Noord-Limburg. Ambities en uitvoeringsplannen De twee hoofdthema’s bereikbaarheid en leefbaarheid staan centraal in uitwerking en uitvoering van het verkeersbeleid. Er wordt accent gelegd op de volgende ruimtelijk relevante beleidsuitgangspunten: Ambities Geeft uitvoering aan het beleid zoals verwoord in: 1 Verbetering van de doorstroming van verkeer Paragraaf 3.2.2 van en naar Venlo Principes 10.1, 10.5 - Door verkeer zoveel mogelijk af te wikkelen via het hoofdwegennet. - Zodoende blijven woonwijken gevrijwaard van niet-bestemmingsverkeer. 2 Verkeersonveiligheid terugdringen 3 Kwaliteitsslag voor de fiets - Aanleg fietsruggengraat, een stelsel van fietsroutes door Venlo - Voorzieningen 4 Parkeervraag en –aanbod in balans brengen 5 Stimuleren keuze alternatieve vervoerswijze 6 Verbeteren positie voetganger - Ruimtelijke kwaliteitsslag in het stedelijk centrum en deelcentra - Weren doorgaand verkeer uit woonbuurten 7 Verder faciliteren van goederenvervoer - Bereikbaarheid Tradeports verzekeren - Doorstroming autosnelwegen verzekeren - Stedelijk centrum bereikbaar houden voor goederenvervoer
106
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Paragraaf 3.2.2 Principes 10.1, 10.9 Paragraaf 3.2.2 Principe 10.6
Paragraaf 3.2.2 Principe 10.8 Paragraaf 3.2.2 Principe 10.7 Paragraaf 3.2.2 Principe 10.9
Paragraaf 3.2.2 Principes 10.1, 10.2, 10.4, 10.5
Deze beleidsuitgangspunten worden tot uitvoering gebracht binnen de twee thema’s bereikbaarheid en leefbaarheid. Bereikbaarheid: Het huidige hoofdwegennet blijft intact en wordt op onderdelen geoptimaliseerd:
Leefbaarheid: Verbetering van de verkeersveiligheid staat centraal, en komt tot uiting in:
1 het autosnelwegennet rond Venlo wordt uitgebreid 2 de Klagenfurtlaan krijgt een andere functie en wordt minder druk
verbetering van organisatie en samenwerking tussen betrokken partijen infrastructurele maatregelen gericht op het concentreren van autoverkeer en veilig afwikkelen op conflictpunten als kruispunten en oversteekplaatsen. Als eerste komen voor maatregelen in aanmerking: - Venloseweg -Tegelseweg, excl. Roermondsepoort; - Nijmeegseweg, excl. aansluiting A67 en excl. Europaplein; - Roermondsepoort t/m Koninginneplein, incl. brug Maas; - Kaldenkerkerweg, excl. Koninginneplein en excl. aansluiting aan BAB; - Burg van Rijnsingel - Krefeldseweg, excl. Koninginneplein en excl. Europaplein; - Eindhovenseweg excl aansluiting A73/N273
3 het Koninginneplein wordt geoptimaliseerd zowel qua veiligheid als capaciteit; 4 de Guliksebaan komt in de planperiode niet tot uitvoering; 5 de wegenstructuur in Venlo zuid, die niet meer voldoet aan de huidige inzichten, wordt aangepast en verbeterd; 6 in de wijken vinden (kleinschalige) aanpassingen plaats.
Gedragsbeïnvloeding Handhaving
Projecten programma: De visie resulteert in een groot aantal maatregelen voor de periode 2007-2020. Er is gekozen voor een clustering en prioritering; uitgewerkt in het projectenprogramma GVVP. De projecten zijn eerst breed benoemd in majeure projecten en daarna nader verder uitgesplitst. Projecten zijn gekoppeld aan of vallen samen met: • de autosnelwegen en hoofdontsluitingswegen; • het fietsnet van primaire fietsroutes buiten de autosnelwegen en hoofdontsluitingswegen; • het stedelijk centrum en aan de beide andere centra; • het parkeren in het stedelijk centrum en aan de beide andere centra; • het goederenvervoer; • het openbaar vervoer; • de handhaving; • de educatie en voorlichting; • de schoolomgeving • de overige aspecten Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
107
De volgende tabel geeft een overzicht van de belangrijkste projecten Naam Beschrijving Subprojecten Fietsruggengraat Majeure projecten ten behoeve -Doorsteek Dominicanenstraatvan realisatie Ruggengraat in de Koninginnesingel omgeving van het spoor. -Verbreden spoorbrug VenloBlerick tot 4,00 meter en voetgangerstrook -Realiseren ongelijkvloerse kruising Roermondsepoort tussen het fietspad langs de spoorbrug en het Station Venlo. - Realiseren van een ongelijkvloerse fietsverbinding met de Koninginnesingel en de Spoorlijn. Fietsverbinding Fietsverbinding A67 (koppeling A67 (Noordermogelijke verbreding A67) brug) VierpaardjesOngelijkvloers kruisen van de Guliksebaan spoorlijnen bij Vierpaardjes en realisatie van de Guliksebaan. Tegelseweg ZieRealiseren van een ongelijkvloerkenhuis se oversteek voor het fietsverkeer van de Tegelseweg. Realisatie in combinatie met ontwikkeling Middengebied. U-ontsluiting Verbetering van doorstroming en Onderdeel hiervan is de reconcentrum verkeersveiligheid. De centrum – structie van het Koninginneplein. U speelt een belangrijke rol in de Koninginnesinbereikbaarheid van het centrumgel, Koninginne- gebied. plein, Burgemeester van Rijnsingel en de Goltziusstraat. Koninginneplein Reconstructie van het Koninginneplein ten behoeve van verbetering verkeersveiligheid en doorstroming. Voorgesteld wordt het ten opzichte van het centrum doorgaande verkeer (ongelijkvloers) te scheiden van het (centrum)bestemmingsverkeer, en te ondertunnelen. Slingertracé Realiseren van een nieuwe ontsluitingsweg voor het stedelijke centrum Venlo, Venlo-Noord en Océ ter vervanging van de route St. Urbanusweg-Hakkesstraat. OntsluitingsAanpassen van de ontsluitings-Fase 1: aansluiten Prof Gelisstructuur Venlostructuur van Venlo Centrum Zuid: sensingel op Eindhovenseweg; Centrum Zuid - Fase 2: doortrekken Sloterbeekstraat, Roermondsestraat afkoppelen, en aanpassen van
108
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
de Emmastraat en Tegelseweg op nieuwe verkeersfunctie. - Fase 3: Reconstructie Roermondsepoort en herinrichting Roermondsestraat en Zuidsingel. Verkeersmanagement Parkeren Venlo Hoofdontsluiting Blerick Hoofdontsluiting Tegelen
Implementatie regionaal en stedelijk verkeersmanagementsysteem
4. Groen De ruimtelijke structuur van Venlo wordt voor een belangrijk deel bepaald door de landschappelijke opbouw van de stad. Meest bepalende elementen hierin zijn het Maassysteem en de daaraan gekoppelde beken als dragende structuur. Het groen-blauwe casco dat de kernen omsluit en van elkaar scheidt geeft inhoud aan het concept “krachtige kernen in een robuust casco”. Het behoud en versterken van deze waarden zijn een vereiste om recht te doen aan de kwaliteiten die dit voor Venlo oplevert. Het buitengebied is een wezenlijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit van de Venlo. Op stedelijk niveau komt ook het groene karakter van de stad naar voren. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie Het Venlose Groenbeleid is vastgelegd in een tweetal documenten. Het “Groenbeleidsplan” uit 1994 en de “Integrale Natuurvisie” uit 2005. Een herzien Groenbeleidsplan wordt voorbereid. Dit document zal een compleet beeld verschaffen over de ambities m.b.t. de gemeentelijke groenstructuur. Allen geven invulling aan de wijze er wordt omgegaan met de Hoofd groenstructuur. Dit is leidend voor de uitwerking van deze structuurvisie. De hoofddoelstelling van het Groenbeleidsplan is het formuleren van een visie voor de lange termijn voor het stedelijk groen. Het plan vormt een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen vanuit andere sectoren en geeft knelpunten en ontwikkelingsrichtingen voor groen aan. Het groen is onderverdeeld in de Hoofd groenstructuur en het groen in de wijken en buurten. Aan de doelstellingen wordt uitvoering gegeven met de volgende maatregelen: • Hoofd groenstructuur Binnen de landschapsecologische structuur zijn natte en droge systemen te onderscheiden. Deze dienen te worden behouden en versterkt door: o Ruimte en aandacht geven aan het Maasdal, de maasmeanders, de beken en een kwelzone aan de voet van de steilrand (het natte beeksysteem) bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen o Leggen van verbindingen tussen verschillende bosgebieden (droge systeem) o Betere groeninrichting bewerkstelligen in de omgeving van Venlo centrum o De relatie tussen de stad en het Maasdal expliciet zichtbaar maken o Betere groeninrichting c.q. revitalisering van industrieterreinen
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
109
•
De wijken In de wijken bevinden de gewenste groen gerelateerde maatregelen zich vaak op een kleinschaliger schaalniveau. Het gaat om: o Het versterken van karakter en identiteit en het maken van aansluitingen richting het buitengebied o Tekorten aan speelvoorzieningen of buurtgroen dienen met aanvullende voorzieningen of met herinrichting van bestaand groen te worden opgeheven o Gebruiksgroen op wijkniveau kan in veel wijken worden verbeterd door herinrichting of een betere bereikbaarheid o Profiteren van bovenwijks groen; het Maasdal en het bosrijke buitengebied. o Versterken laanstructuren
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3, 3.2.4, 3.3.2, 3.3.1, 3.4.1, 3.4.2, 3.4.3 en 3.4.4 en principes 1.1 t/m 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 6.1, 6.2, 8.1 t/m 8.3, 10.3 en 10.6 van de structuurvisie. Met de Integrale Natuurvisie wordt onder het motto ‘Regio Venlo; grenzeloos groen’ gewerkt aan het ontwikkelen van een groene stad aan de Maas in een aantrekkelijke groene omgeving. De Integrale Natuurvisie erkent het belang van afstemming tussen ‘rode’ en ‘groene’ functies om natuur- en landschapswaarden te behouden voor nu en in de toekomst. De Integrale Natuurvisie benoemt per gebied streefbeelden. Deze ontwikkelingsrichtingen worden als volgt uitgevoerd: • Kraijelheide – Koelbroek – Groene Hart Trade Port Noord Dit streefbeeld bestaat uit een samenhangend, half-open landschap met loofbos, heide, graslanden, vennen, oude meanders en extensief beheerde landbouwgebieden. Dit wordt gerealiseerd door o.a.: o Ontwikkelen nieuw natuurgebied in het groene hart aansluitend aan Trade Port en het gebied Zaarderheiken, inclusief de realisatie van een ecologische verbindingszone, recreatief medegebruik en de realisatie van een golfbaan o Ontwikkelen kantorenpark gecombineerd met hoogwaardig groen o De Noordervaart ecologisch inrichten •
Dubbroek – Springbeek – Maascorridor Het streefbeeld bestaat uit een nieuw natuurgebied op de Maasoever, een natuurvriendelijk ingerichte Springbeek en een aaneengesloten complex van overwegend natuurbos rond DeBerckt. Maatregelen: o Uitbreiden natuur Dubbroek en het verbeteren van het inrichtingsprofiel van de Springbeek richting Maas. o Ontwikkelen natuurpark langs de Maas door saneren of uitplaatsen van landbouw waaronder glastuinbouw in het kader van ruimte voor de rivier.
•
Ravensheide – Jammerdaal – Groote Heide / Venloër Heide Het streefbeeld bestaat uit een groot aaneengesloten natuurpark bestaande uit parkachtig boslandschap met naast natuurbos struweel, heides, vennen en groeves. Door het grote oppervlak liggen er kansen voor een integraal beheer door edelherten, wisenten, runderen, paarden en wilde zwijnen. Het gebied kent hierdoor een grote recreatieve aantrekkelijkheid voor de regio. Maatregelen: o De A74 wordt fysiek gekoppeld aan het bedrijventerrein Kreuzackerfeld. o De A74 wordt ter hoogte van de groeven voorzien van een landschapsbrug alsmede ondertunneling / ecoducten ter hoogte van de kruisingen Kaldenkerkerweg, spoorlijn en toekomstige snelweg. o Agrarisch gebied Ulingsheide behoudt haar open karakter. o Herinrichting kwelzone Aalsbeek.
110
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
•
Ravensheide – Königsbach – Nettetal / Krickenbecker Seen Het ontwikkelen van een gevarieerde, brede verbinding tussen Ravensheide en Nettetal / Krickenbecker Seen bestaande uit bos en landbouwgebieden afgewisseld met moerasjes, grazige vegetaties en een laaglandbeek met als doelsoort edelhert. Maatregelen liggen met name op Duits grondgebied maar zijn onderdeel van het realiseren van de robuuste verbinding op de oostflank van Venlo: o Aankoop en herinrichting landbouwgebied. o Combineren van robuuste verbinding met landgoedontwikkeling (D).
•
Groote Heide – Wilde Benden – Zwart Water / Ravenvennen Het streefbeeld is het ontwikkelen van een brede en gevarieerde verbinding tussen Groote Heide en de Wilde Benden, Zwart Water richting Ravenvennen bestaande uit droog tot nat bos, heide, grasland en ruigten afgewisseld met moerasjes, open water en natuurvriendelijk ingerichte waterlopen. Maatregelen: o Aankoop en herinrichting landbouwgebied t.b.v. bovengenoemde natuurontwikkeling.
•
Stedelijke groenzone rond Belfeld Het streefbeeld bestaat uit een landgoederenzone met verspreid wonen tussen Belfeld en de A73. De groenontwikkeling staat tegelijkertijd in het teken van het versterken van de landschapsecologische relaties tussen de Aalsbeek, de Bolenberg in Reuver en indirect Maascorridor. Het gebied vervult een belangrijke rol als uitloopgebied vanuit Belfeld. Voor dit streefbeeld bestaan nog geen concrete maatregelen.
•
Aalsbeek Het streefbeeld is het ontwikkelen van een natuurlijke beek met de bovenloop langs de steilrand, omgeven door een kwelmoeras en een beekdal met diep ingesneden slingerende of meanderende beek, beekdalbos, matig voedselrijke graslanden en natte ruigten. Een aan te leggen groen sportcomplex, maakt samen met de omgeving van chateau Holtmühle, park Waterloo en particuliere woningen onderdeel uit van het park dat als belangrijk uitloopgebied dient voor Tegelen en Belfeld. Maatregelen: o Herinrichting beekdal in combinatie met waterberging. o Uitbreiden van natuur door extensivering danwel herinrichting o Inrichten van een landschappelijke en recreatief aantrekkelijk sportpark o Realisering van recreatieve verbindingen
•
Wilderbeekpark Het streefbeeld is het ontwikkelen van een tweetal gevarieerde beekdalen van de Wilderbeek en Molenbeek met beekdalbosjes, matig voedselrijke graslanden en natte ruigten. De ingrepen variëren van natuurvriendelijke oevers tot meandering. De nieuwe gemeentewerf wordt geïntegreerd binnen het plangebied, samen met het bestaande St. Maartensgasthuis, een milieu educatiecentrum annex kinderboerderij Hagerhof, begraafplaats en scholencomplex Fontys. Het park vervult een belangrijke uitloopfunctie voor Venlo en Tegelen. Maatregelen: o Uitwerken Wilderbeekpark in een Masterplan en visie opstellen voor het gebied. o Herinrichting en verleggen van beide beken als gevolg van de aanleg van de A73 en A74. o Combineren woningen, evt. campus en gemeentewerf met natuurontwikkeling, stedelijk groen of waterberging o Recreatieve ontsluiting en voorzieningen beter richten op functie als uitloop en natuur- en milieu educatie.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
111
•
Spoorwegemplacement Streefbeeld is het ontwikkelen van een groen park met recreatieve functie in combinatie met wonen en werken. Maatregelen: o Saneren spoorwegemplacement en herinrichten Maaswaard. o Ontwikkelen van woon- en werkfuncties in een parkachtige setting. o Bekijken of het mogelijk is water te integreren.
•
Stedelijk reconversiegebied ’t Ven – glastuinbouwgebied Rijnbeek Streefbeeld is het ontwikkelen van een waterrijk natuurpark in een voormalige Maasmeander in combinatie met de functie wonen. De cultuurhistorisch belangrijke Fossa Eugenia (Rijnbeek) en de Noordervaart zullen weer duidelijk herkenbaar zijn in het landschap. Bij de herinrichting is tevens aandacht voor herstel van de landgoederenstructuur. Er wordt rekening gehouden met de recreatieve ontsluiting en de ecologische verbinding richting de Groote Heide en de kwelzone langs de steilrand. Tevens vervult het gebied een belangrijke rol voor waterberging. Maatregelen: o Uitwerken reconversiegebied ’t Ven in een masterplan teneinde stadsrandactiviteiten te structureren o Saneren en/of verplaatsen verouderde glastuinbouwfunctie. o Plan voor het zichtbaar maken van de Rijnbeek en de Noordervaart o Verkenning mogelijkheden combinatie delfstoffenwinning t.b.v. waterberging en natuurontwikkeling
•
Maascorridor – Zwart Water Het streefbeeld is het ontwikkelen van een brede ecologische verbinding tussen het Zwart Water en de Maas(corridor). Het gebied bestaat uit een natuurboslandschap met begrazing door grote grazers en eventueel het edelhert. Op het nieuwe Océ-terrein en de Veegtes is ruimte gecreëerd voor een recreatieve route met een beperkte ecologische functie gekoppeld aan de Stepkensbeek. Maatregelen: o Bestemmingsplan Océ bezien op mogelijkheden voor aanpassingen (ecologie / verkeersontsluiting).
•
Wassumpark Het streefbeeld is het ontwikkelen of herinrichten van het bestaande Wassumpark tot een waterrijk natuurpark door herstel van een oude meander en het creëren van open water, moerasbosjes en kruidenrijke moeraslanden etc. Het natuurpark sluit aan op natuurgebied Koelbroek. Daarnaast zal in het zuidelijk deel (in de wijk Klingerberg) meer ruimte gecreëerd worden voor natuur en water. Aanleg recreatieve voorzieningen, routestructuren en recreatief medegebruik worden meegenomen. Een plan voor het gebied moet nog worden opgesteld. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3, 3.2.4, 3.3.2, 3.3.1, 3.4.1, 3.4.2, 3.4.3 en 3.4.4 en principes 1.1 t/m 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 6.1, 6.2, 8.1 t/m 8.3, 10.3 en 10.6 van de structuurvisie. De in het beleid benoemde wenselijke verbindingen, ter verbetering van de interne groenstructuur in het stedelijk gebied en van de verbindingen tussen de kernen en het buitengebied (van de Maas naar buiten) zijn zichtbaar gemaakt op de afbeeldingen in de ruimtelijke structuurvisie. • Kaart “Sport, recreatie en stedelijk groen” paragraaf 3.3.3, • Kaart “Ontwikkeling groen / blauwe netwerken & agrarische functies” paragraaf 3.4.1, • Kaart “Regionale toerisme, recreatie en natuur” paragraaf 3.4.1 Een verdere verfijning van de Hoofd groenstructuur is afleesbaar op de kaart “ruimtelijke samenhang” bij hoofdstuk 5 van deze structuurvisie.
112
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
5. Water Voor het waterbeleid en de Ruimtelijke Structuurvisie is de onderlegger voor ontwikkelingen in Venlo de Maasvallei in noord-zuid richting en het bekensysteem dat daar haaks op ligt. Het Maassysteem, als drager van het structuurconcept, en de verbetering / het herstel van onderdelen daarvan, staat voorop. Een van de hoofddoelstelling is verder het ontwikkelen van groen – blauwe structuren in en om stad, die zowel een ecologische als een recreatieve functie kunnen vervullen. De Maas is een belangrijk element in landschappelijke en natuurlijke context. Daarnaast is het een belangrijke recreatieve verbinding. Met betrekking tot de hoogwaterproblematiek streeft Venlo naar het verbeteren van de kwantitatieve afvoer van water. Oplossingen in dit kader, voornamelijk retentie, kunnen worden gecombineerd met aanleg en behoud van geomorfologische elementen. In de stad wordt gestreefd naar duurzaam waterbeheer. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie De beleidsdoelstellingen voor het thema water worden uitgewerkt in het “Integraal Waterplan Venlo” uit 2005. Het Integraal Waterplan geeft invulling aan de keuze voor het ambitieniveau waarop maatregelen aan het waterhuishoudkundige systeem, het rioleringssysteem en o.a. de inrichting van beken dienen te worden vormgegeven. Kernwoorden voor het waterplan Venlo zijn ‘integraal’ en ‘duurzaam’. Integraal betekent dat wordt gezocht naar samenhang tussen de verschillende onderdelen van het watersysteem en bovendien dat de verschillende beleidsvelden op elkaar worden afgestemd. Het begrip duurzaam voegt hieraan toe dat het waterbeheer niet alleen dient bij te dragen aan de leefbaarheid van de huidige stad, maar ook perspectieven dient te scheppen voor de gebruikswaarde, belevingswaarde en natuurwaarde van het water t.b.v. toekomstige generaties. Uitvoering: Om vat te krijgen op het integraal en duurzame waterbeheer wordt het water in Venlo via vijf sporen benaderd. Aan de vijf sporen zijn doelen gekoppeld. Per spoor worden vervolgens oplossingsrichtingen geformuleerd, gekoppeld aan een kansenkaart en ambities / maatregelen per stroomgebied. De ambities zijn gebaseerd op een realisatietermijn van 10 jaar, tenzij anders vermeld. •
•
•
Spoor 1: lang vasthouden, langzaam afvoeren Ambitie: herstel van het natuurlijk watersysteem volgens V.B.A.-systematiek (hoog ambitieniveau). Uitvoeringsmaatregelen: o Stroomgebieden moeten als veerkrachtige watersystemen functioneren, met als belangrijke doelen infiltratie, buffering en retentie. o Reductie piekafvoeren ten behoeve van de Maas 20% o 100% afkoppelen bij nieuwbouw o 50% afkoppelen in bestaand gebied o Inventariseren locaties wateroverlast + alle gevallen aanpakken op duurzame wijze Spoor 2: schoon maken en schoon houden Ambitie: verbetering water- en grondwaterkwaliteit (hoog ambitieniveau). Uitvoeringsmaatregelen: o Verbetering van de waterkwaliteit is gewenst. Hiervoor is een stroomgebiedaanpak noodzakelijk. o Kwaliteitsdoelstellingen moeten worden gerealiseerd; de kwaliteitsreeks ‘schoon houden – scheiden – schoonmaken’ geldt. Spoor 3: zichtbaar, aantrekkelijk, functioneel Ambitie: herstel natuurlijke inrichting en duurzaam beheer (hoog ambitieniveau) In de beken als in de vijvers worden de ecologische potenties en visueel-esthetische potenties hersteld en beter benut; mede t.b.v. recreatief medegebruik. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
113
•
•
Uitvoeringsmaatregelen: o Versterken groenblauwe dooradering en realisatie EHS actief en structureel oppakken voor heel plangebied o Natuurvriendelijke inrichting beken o Verbeteren natuur in de stad actief oppakken o Beleid verwijderen overkluizingen ‘ja, zo mogelijk’ Spoor 4: hemelwater als duurzame bron Ambitie: hemelwater als duurzame bron (hoog ambitieniveau). Uitvoeringsmaatregelen: o Er moet zuinig worden omgesprongen met schoon water. Het beter benutten van waterstromen binnen het stedelijk gebied vindt plaats o.a. door hergebruik en infiltratie van regenwater. Spoor 5: proces en zorg Ambitie: voorlichting en communicatie over water (hoog ambitieniveau). Uitvoeringsmaatregelen: o Voorlichting, planvorming en communicatie zijn belangrijke processen. Het Waterplan benoemt streefbeelden voor alle beken, hun stroomgebieden en de verschillende stadswateren. Hierbij wordt geconcentreerd op het bestaand stedelijk gebied. De eerste delen worden gerealiseerd in de komende periode tot 2016. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3, 3.2.4, 3.3.1, 3.3.2, 3.4.1, 3.4.2 en principes 1.2, 1.5, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 6.1, 6.2, 8.2 en 8.3 van de structuurvisie.
In het “Gemeentelijk Rioleringsplan Venlo 2008-2017” (GRP+) ‘droge voeten in een gezonde leefomgeving’ is de uitwerking van beleid ten aanzien van stedelijk waterbeheer verwoord. Het GRP+ richt zich in brede op het gemeentelijk rioolstelsel, en ook op oppervlaktewater, afvoer van hemelwater en grondwater. Het anticipeert daarbij op de voorspelde klimaatsverandering. Het GRP+ richt zich op 7 doelstellingen: 1. Het inzamelen en transporteren van het afvalwater dat op gemeentelijk grondgebied vrijkomt. 2. Het inzamelen en transporteren van overtollig hemelwater dat niet op oppervlaktewater kan lozen of in de bodem kan infiltreren, volgens de trits vasthouden-bergen-afvoeren. 3. Streven naar een duurzaam milieu. Dit betekent ook het beperken van vuilemissie (vanuit de riolering) naar oppervlaktewater en bodem en op een duurzame wijze met (hemel)water omgaan volgens de trits schoonhouden-scheiden-schoonmaken. Specifiek onderdeel hierbij is het nastreven van een duurzaam watersysteem. Het lange termijn beleid is gericht op een ontvlechting van het regen- en vuilwatersysteem, om zo waterkwaliteitsverbetering te bewerkstelligen. Er dienen wel alternatieven voor de opvang en berging van regenwater beschikbaar te zijn. Indien het niet mogelijk is om regenwater lokaal te infiltreren zal dit leiden tot een gemeentelijk regenwatersysteem. Bij voorkeur is dit systeem open en bovengronds, anders ondergronds. Daarnaast is het mogelijk om een afkoppelfonds in te stellen, waaruit investeringen kunnen worden gedaan op locaties waar het meest doelmatig een bijdrage kan worden geleverd aan de gewenste kwaliteitsverbetering van oppervlaktewater. Afkoppeling van regenwater is in dit kader noodzakelijk, en wordt toegepast bij nieuwe stedelijke ingrepen en waar mogelijk met voorzieningen op eigen erf. Bij nieuwe initiatieven wordt de procedure i.k.v. watertoets gevolgd. Regenwater dient zo lang mogelijk te worden vastgehouden en op eigen erf te worden geïnfiltreerd, of vertraagd naar het gemeentelijk riool te worden gevoerd. 4. Beperken van de (grond)wateroverlast. 5. Minimaliseren van de kans op calamiteiten en overlast (anders dan als gevolg van hevige neerslag).
114
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
6. Doelmatig beheer en onderhoud ten behoeve van functioneel gebruik van bestaande en nieuwe voorzieningen voor stedelijk water. 7. Bevorderen bewustwording duurzaam waterbeheer bij de gebruikers van het watersysteem Omdat het beheer van het gemeentelijk watersysteem een continu en dynamisch proces is, is er niet voor gekozen om voor de gehele looptijd van het GRP+ een concreet maatregelenpakket uit te werken. Dit wordt gedaan in jaarlijks op te stellen operationele programma’s. Het GRP+ brengt de maatregelen wel in hoofdlijnen in beeld voor de komende periode; gekoppeld aan de hiervoor benoemde 7 doelstellingen. Ook de uitvoeringstermijn is daarbij benoemd. We benoemen hier de ruimtelijk meest relevante maatregelen: Doel 3d, 4b 3a 3a 4a
IWPVspoor 2 2 2
Omschrijving
Uitvoering
Afkoppelen verhard oppervlak Beperken vuiluitworp niet-Maasoverstorten Beperken vuiluitworp Maasoverstorten Uitwerking/uitvoering potentiële wateroverlastgevoelige locaties
Continue Middellange termijn Lange termijn Korte termijn
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.3.2, 3.4.1, 3.4.2 en principes 1.5, 6.2, 8.2 en 8.3 van de structuurvisie. Een verdere verfijning van het te realiseren regenwatersysteem is afleesbaar op bijgevoegde kaart “ruimtelijke samenhang” bij hoofdstuk 5 van deze structuurvisie.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
115
6. Maatschappelijk welzijn, voorzieningen en onderwijs Onder dit thema worden doelstellingen van beleid geformuleerd gericht op het zelfstandig laten leven en wonen van, het bieden van een goede toegang tot zorg voor, en het creëren van sociale samenhang binnen de Venlose gemeenschap. Voor wat betreft wonen, welzijn en zorg dient te worden ingespeeld op het vergrijzingsproces, en de vraag naar voorzieningen. Doelstellingen voor het ruimtelijk beleid zijn het afstemmen van het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod in woonmilieus op de gedifferentieerde vraag, en het realiseren van een daarop afgestemde schone, aantrekkelijk en veilige omgeving onder meer wat betreft de aanwezigheid van voorzieningen. Concentratie van de ruimtevraag voor woningbouw binnen de contouren van de bestaande kernen heeft mede ten doel het draagvlak voor lokale voorzieningen te versterken. Deze spelen een belangrijke rol in het concept van woonservicezones. De verwachting is dat zelfstandig wonen voor zorgbehoevenden steeds meer op basis van het concept van woonservicezones zal worden opgepakt. De vormgeving van woonservicezones is maatwerk. Hetzelfde geldt voor onderwijsvoorzieningen. De voorzieningenstructuur wordt geconcentreerd georganiseerd binnen de bestaande kernen, en dient aan te sluiten op de gedifferentieerde vraag. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie In 2003 is het visiedocument “Wonen-Welzijn-Zorg” van kracht geworden. De nota is opgesteld in nauw overleg met andere partijen die in het platform Wonen-Welzijn-Zorg betrokken zijn en over de uitvoering een intentieovereenkomst hebben ondertekend. Eraan gekoppeld is het “Uitvoeringsprogramma wonen-welzijn-zorg voor 2004-2008”. De visie wordt momenteel geactualiseerd. Doel is het formuleren van een visie op de gevolgen van (dubbele) vergrijzing, extramuralisering en vermaatschappelijking van de zorg, dat leidt tot een plan van aanpak op het brede veld van wonen-welzijn-zorg. Visies op elk van deze deelterreinen zijn aangevuld met regio specifieke aandachtspunten. Belangrijke elementen zijn het streven naar menging van zorgbehoevenden in woonzorgcombinaties en het creëren van woonservicezones die zelfstandig wonen als goed alternatief voor intramuraal wonen mogelijk maken. In de actualisatie heeft concentratie van voorzieningen verder een belangrijke plek. Uitvoering: • Wonen o Meegaan in het proces van extramuralisering o Aanbieden van een gevarieerd palet van woonvormen, al dan niet met zorg o Bovenop de gemeentelijke richtcijfers voor woningbouw kunnen zorgwoningen worden gerealiseerd. • Welzijn o Realisatie van een goede infrastructuur aan welzijnsdiensten voor de doelgroep ouderen en andere mensen met zorgbehoefte is een belangrijke randvoorwaarde om scheiden van wonen en zorg en de extramuralisering tot een succes te brengen o Het bieden van een gedifferentieerd aanbod aan welzijnsdiensten aansluitend op de individuele behoeftes o Het verkrijgen van een goed beeld van de vraag(-ontwikkeling), zowel naar kwantiteit als kwaliteit, is nodig, zodat hierop beter kan worden aangesloten met een gedifferentieerder aanbod • Zorg o Met het realiseren van voldoende zorgwoningen, zorgposten en activiteitencentra inspelen op de extramuralisering o Inspelen op de onplanbare zorgvraag buiten de concentraties van zorgwoningen
116
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
•
Integrale benadering wonen, welzijn en zorg Om verder recht te doen aan de behoefte dienen er echter aanvullende zaken te worden geregeld. Ouderen zullen veel meer dan nu ervoor kiezen om in de eigen woning / woonomgeving te blijven wonen. De benodigde variatie aan woon-, welzijns- en zorgdiensten dienen dan echter wel aanwezig te zijn.
Met het concept van woonservicezone wordt invulling gegeven aan een integrale benadering van wonen, welzijn en zorg. De woonservicezone heeft een straal van 200 (tot 300) meter vanaf een zogenaamd zorgkruispunt of zorgpost (ook wel buurtservicecentrum genoemd). Een woonservicezone is een gebied waarbinnen een bepaald pakket aan (zorg)diensten gegarandeerd wordt. In de zone vormen senioren slechts één van de bevolkingsgroepen; het dient aantrekkelijk te zijn voor alle bevolkingsgroepen. De woonservicezones sluiten zoveel mogelijk aan bij al bestaande zorgstructuren. Met het instellen van woonservicezones rond bestaande voorzieningen wordt georganiseerd dat er 24-uurs onplanbare en planbare zorg voor eenieder in de gemeente kan worden geleverd. De zorggarantie wordt gebiedsdekkend uitgebreid. Herstructurering van de zorginfrastructuur is op een aantal plekken (b.v. stadsdeel Blerick) noodzakelijk. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3, 3.2.4, 3.3, 3.4.1 en principes 1.1, 1.5, 2.3, 3.1, 5.1 t/m 5.3, 6.1, 6.2, 7.1 t/m 7.5 en 9.3 van de structuurvisie. Met het “Beleidsplan WMO” 2008-2011 wordt een overzicht gegeven van alles wat onder de Wet Maatschappelijke Ondersteuning kan worden begrepen. In het Beleidsplan wordt de richting bepaald. De aandacht wordt verbreed naar alle elementen van de WMO. Het gaat dan om leefbaarheid, voorzieningen in buurt en wijk, om ondersteuning van jongeren, advies- en informatie, om steun aan vrijwilligers en mantelzorgers en om ondersteuning van mensen met beperkingen en van kwetsbare groepen aan de rand van de samenleving. Daarnaast worden verbindingen gelegd tussen mensen, tussen maatschappelijke instellingen en tussen de verschillende beleidsvelden van de gemeente. Voor de komende jaren staan 5 speerpunten centraal: 1. Zelfstandig wonen en leven 2. Sociale versterking in buurt en wijk 3. Goede toegang tot zorg 4. Kwaliteit van de dienstverlening 5. Mantelzorg en vrijwilligers Het Beleidsplan WMO kent 9 prestatievelden. Op ruimtelijk vlak is met name relevant: • Sociale samenhang en leefbaarheid van buurten en wijken Het gaat om algemene voorzieningen op het vlak van wijkaanpak, welzijn, zorg, educatie, sport en veiligheid in stad, wijk en buurt. Hierbij staat voor ogen: het versterken van de leefbaarheid, sociale samenhang en het bieden van mogelijkheden om op allerlei gebieden actief aan de samenleving deel te nemen. Hieraan wordt deels uitvoering gegeven met het STRAK akkoord en herstructurering van wijken als Venlo-Oost en Vossener / Klingerberg. De aanwezigheid en bereikbaarheid van buurthuizen, sportvoorzieningen in een aangename en veilige woonomgeving is van belang.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
117
Voor wat betreft andere prestatievelden zoals de deelname aan het maatschappelijk verkeer voor mensen met een beperking, hangt in ruimtelijke zin samen met het voorzien van toegankelijke zorg in de woonomgeving, en het bieden van een gedifferentieerd woningaanbod dat aansluit op de individuele vraag. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2.3, 3.2.4 en principes 1.1, 1.5, 5.1 t/m 5.3, 6.1, 6.2 en 7.1 t/m 7.5 van de structuurvisie. De “Beleidsnota Welzijnsaccommodaties” uit 2005 geeft verder invulling aan aanbod in accommodaties voor uitvoering van sociale, culturele, recreatieve, sport- en zorgactiviteiten in de kernen, wijken en buurten. Kern van het accommodatiebeleid is professionalisering van bestuur en beheer met aandacht voor behoud van de eigen identiteit van de accommodatie. Er zijn verschillende aandachtsvelden benoemd. Meest ruimtelijk relevant is de vraag in hoeverre het aanbod aansluit op de huidige behoeftes. Bestaande voorzieningen worden niet optimaal benut, en voldoen in een aantal gevallen niet meer aan de eisen. • De missie is het duurzaam exploiteren / voorzien in voldoende multifunctionele accommodaties waarin verschillende activiteiten kunnen worden geconcentreerd. Voor het thema onderwijs geldt het “Integraal huisvestingsplan primair onderwijs” uit 2001. Op dit moment is een nieuw huisvestingsplan onderwijs in voorbereiding. De basis wordt gevormd door prognoses omtrent de ontwikkeling en behoefte aan onderwijs enerzijds, en anderzijds strategische beleidsvisies vanuit de schoolbesturen. Algemene doelstelling is het clusteren van basisvoorzieningen zoals basisscholen, met andere voorzieningen zoals kinderopvang en sportvoorzieningen. De zogenaamde “brede scholen” sluiten hierop aan. In het middelbaar onderwijs is een proces gaande van zowel schaalvergroting als concentratie. In de verschillende stadsdelen worden campussen ontwikkeld. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1 en, 3.2.3 en principes 1.1, 1.5, 2.3 5.1 t/m 5.3, 6.1 en 6.2 van de structuurvisie. 7. Toerisme Toerisme levert een bijdrage aan het positioneren van Venlo als “Centrumstad in een grenzeloze regio”. Inzet is de ontwikkeling van Venlo tot complete stad, waarbij economische en ruimtelijke ontwikkelingen met elkaar in spoor lopen. Het imago moet omgebogen worden naar dat van een mooie, moderne stad met stedelijke allure en een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat. Venlo moet zich ontplooien tot centrumstad voor de (EU)-regio voor winkels, verzorging, cultuur, recreatie èn toerisme in een groene omgeving. Dat versterkt ook de positie van Venlo als centrum binnen het regionaal stedelijk netwerk Noord- en MiddenLimburg. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie Het toeristische beleid is geformuleerd in de Toeristische visie voor de gemeente Venlo: “Creëer de juiste stromen” uit 2003. De ontwikkeling van een toeristische visie voor de gemeente Venlo speelt in op de behoefte aan een eenduidig beleid voor de nieuwe gemeente en op de behoefte aan zienswijzen m.b.t. specifieke locaties en ontwikkelingen. Bij de ontwikkeling van deze visie is de toeristische visie Maasduinen kaderstellend geweest. Venlo wil naast de huidige speerpuntsectoren industrie, logistiek, agribusiness en detailhandel ook inzetten op toerisme. Hierbij geldt vanuit het regioperspectief een strategie van omgevingsintegratie. De toeristische ontwikkeling is niet alleen gericht op economische ontwikkelingen maar ook op de kwaliteit van de leefomgeving en het verbeteren van het imago. Het stedelijk vermaak en het karakter van Venlo geven een onderscheidende maar ook aanvul118
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
lende positie voor een complete regio. De nadruk bij toeristische ontwikkeling ligt op de stad aan de Maas en daarnaast een meer recreatief speerpunt: de groene omgeving. Om deze positie als stad aan de Maas te verwerven moet Venlo stromen met nieuwe producten aantrekken. Dit moet vooral gebeuren door de gekozen strategie van omgevingsintegratie. Dus, Venlo is zelf de trekker. Dit houdt in dat niet primair wordt ingezet op de acquisitie van bijvoorbeeld grote dagattractieve voorzieningen: • Er wordt ingezet op specialisatie in een voor Venlo specifieke markt • Aansluitend op de eigen karakteristieken en identiteit • Erfgoed in de kernen en het buitengebied nemen een belangrijke positie in. Hieraan wordt invulling gegeven door versterking van bestaande karakteristieke voorzieningen. Er wordt een ruimtelijke zonering aangedragen: • Het centrum van Venlo is daarbij primair als toeristisch kerngebied. • De Maas is als autonoom element bepalend voor het karakter van de stad • Recreatie in de omgeving is extensiever van aard • Daarnaast spelen Steyl en Klein Zwitserland een belangrijke rol • Stedelijke leisure tenslotte heeft een relatie met de centrumpositie voor de regio Uitvoering De toeristische visie doet uitspraken over hoe deze doelstellingen worden uitgewerkt. Implementatie van de uitvoering van dit beleid vindt in fasen plaats. Voor de periode tot 2015 zijn alle fasen relevant. De opgave is het creëren van de juiste stromen. Om de slagingskans van de strategie gericht op de groei van de stromen zo groot mogelijk te laten zijn is het essentieel dat gekomen wordt tot concentratie en zonering. Fase 1: Introductie van het product op de markt Voor de eerste periode richten de maatregelen zich op de speerpunten: o behoud en versterking van het karakter als “stad aan de Maas” o behoud en versterking van het groene karakter van de stad o recreatief medegebruik van de Maas Hier wordt uitvoering aan gegeven door: o Behoud en versterking van het groen-blauwe casco Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf 3.1 en principes 1.4, 2.1 t/m 2.4, 6.2, 8.1 t/m 8.3 en 9.7 van de structuurvisie. Fase 2: Groei in de vraag De komende tijd moet er ruimte en capaciteit gereserveerd worden voor fase 2. Het uitbreiden van de toeristische markt vraagt om concentratie van alle toeristische en stedelijke leisure voorzieningen. Het concentratiegebied voor toerisme is de binnenstad van de kern Venlo. De gebieden die het meest in aanmerking komen voor deze concentratie zijn de Maasboulevard, de oude binnenstad en de omgeving van het Limburgs museum. Daarnaast bestaan er enkele hotspots zoals kloosterdorp Steyl en Klein Zwitserland. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 1.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4 van de structuurvisie. Fase 3: Differentiatie van het product Om de verschillende segmenten van de grotere markt te bedienen is differentiatie van het product nodig. In deze fase gaat de synergie tussen de stad en regio een belangrijke rol krijgen. De verschillende voorzieningen in de stad en het buitengebied kunnen elkaar goed aanvullen. Interessante elementen in de huidige structuur die in deze fase ingezet kunnen worden zijn: Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
119
o
Klein Zwitersland: door het uitbreiden van de voorzieningen naar een jaarrondexploitatie met eventueel overdekte faciliteiten en dubbelgebruik kan het bestaande product uitgebreid worden en aantrekkelijker worden voor de stromen in deze fase. o Aandacht voor (visie) Klein Zwitserland en omgeving in fase 1 is urgent vanwege de gevolgen van de A74 en de parkeerproblematiek; o Kloosterdorp Steyl: met het aanbieden van bijvoorbeeld kerstmarkten of thematische festivals kan het toeristisch product Venlo uitgebreid worden. Naast verdere thematisering van kloosterdorp Steyl kan ook de specifieke belevingswaarde van het verstilde dorp worden verzilverd in verblijfsmarkt. o De Maas: met onder andere watertaxi’s en cruisevaart kan de Maas, naast het recreatief medegebruik, ingezet worden als onderdeel van het toeristisch product. o Stedelijke leisure, cultuur, evenementen en uitgaan bieden kansen om het toeristische aanbid te versterken. Er is behoefte aan dergelijk aanbod in Venlo. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 1.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4 van de structuurvisie. Bovengenoemde uitvoeringsacties worden verder uitgewerkt op onderdelen: o Ruimtereservering Er wordt ruimte gereserveerd voor toekomstige toeristische en leisure ontwikkelingen in Tradepoort Noord/Floriadeterrein; Klein Zwitserland (evt in combinatie met De Koel) en de binnenstad (Maasboulevard, Museumkwartier), inclusief de randen(Roermondse Poort/Veilingweg). o Steyl Verdere planontwikkeling gericht op kloosterdorp Steyl moet zich richten op het behoud van het erfgoed en het benutten van de recreatieve potenties. Hieraan wordt invulling gegeven met de Toekomstvisie Kloosterdorp Steyl: Steyl in Stijl “Zetting van een Kroonjuweel” uit 2004. In deze visie wordt nader onderbouwd dat Kloosterdorp Steyl van bijzondere betekenis is als unieke enclave van katholiek erfgoed en belangrijke spirituele, culturele, monumentale en landschappelijke waarden vertegenwoordigt. De toekomstvisie schetst een belangrijk kader voor de verdere ontwikkeling en herbestemming die aansluit bij het karakter en identiteit van Steyl,Op basis van een uitgebreide analyse van bestaande ruimtelijke kwaliteiten van het historisch erfgoed (beschermd dorpsgezicht) en het toeristisch aanbod wordt scenario’s voor de toekomstige ontwikkeling geschetst. In het voorkeursscenario wordt als doelstelling uitgesproken “het behoud en de versterking van de spirituele, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van Steyl, met aandacht voor de belangen van bewoners, ondernemers en bezoekers.” Primair worden vooral mogelijkheden gezien voor het realiseren van een verblijfsfunctie (toeristisch-recreatief, wellness, onthaasting/bezinning). Daarnaast worden kansen toegedicht aan bijzondere vormen van wonen en werken gekoppeld aan deze verblijfsfunctie. De herontwikkelingsopgave van Kloosterdorp Steyl is specifiek benoemd in het “Programma van eisen en opdrachtformulering” uit 2007. In dit document wordt de herontwikkelingsopgave nader geformuleerd en worden inhoudelijke en procesmatige randvoorwaarden nader beschreven. De plannen hebben betrekking op het voormalige drukkerijcomplex en het klooster Heilige Geest met bijbehorende kloostertuinen. o Evenementenbeleid Beleid gericht op evenementen is in ontwikkeling. Het speerpunt binnen het evenementenbeleid is het werven en selecteren van een vooraanstaand evenement dat Venlo op de kaart kan zetten en de juiste stromen richting Venlo op gang kan brengen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4 en 9.7 van de structuurvisie. 120
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
8. Evenementen Evenementen leveren een bijdrage aan het positioneren van Venlo als “Centrumstad in een grenzeloze regio”. Inzet is de ontwikkeling van Venlo tot complete stad, waarbij economische en ruimtelijke ontwikkelingen met elkaar in spoor lopen. Het imago moet omgebogen worden naar dat van een mooie, moderne stad met stedelijke allure en een aantrekkelijk woon- werken leefklimaat. Venlo moet zich ontplooien tot levendige centrumstad voor de (EU)-regio voor winkels, verzorging, cultuur, recreatie èn toerisme in een groene omgeving. Dat versterkt ook de positie van Venlo als centrum binnen het regionaal stedelijk netwerk Noord- en MiddenLimburg. Als integraal beleidsonderdeel wordt ingezet op het profiel als “Stad aan de Maas”, waarbij festivals en evenementen de stad een levendig karakter geven. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie De nota “Evenementenbeleid voor Venlo” d.d. februari 2008 bevat het evenementenbeleid voor Venlo voor de komende vier jaar. De gemeente heeft drie doelstellingen voor ogen: 1. Evenementen moeten de sociale cohesie in de stad versterken waardoor de trotsheid en tevredenheid van de bewoners wordt vergroot. 2. Evenementen moeten het cultureel klimaat van Venlo versterken waardoor nieuwe bewoners (‘potentials’) naar Venlo worden getrokken. 3. Evenementen moeten het imago van Venlo versterken waardoor het toeristisch bezoek naar de stad wordt gestimuleerd. Uitvoering Om deze doelstellingen te realiseren wil de gemeente in de komende vier jaar: • Het bestaande aanbod aan low profile evenementen in stand houden en waar mogelijk verbeteren. Denk hierbij aan spreiding in tijd en ruimte en aan uitstraling van een aantal evenementen (beleidslijn 1). • Het aanbod aan medium profile evenementen versterken door bestaande evenementen op te waarderen of nieuwe evenementen naar Venlo te trekken en of tot ontwikkeling te laten komen (beleidslijn 2). • Het aanbod aan high profile evenementen (Floriade) te benutten voor het uitdragen van het imago van Venlo in Nederland en in Duitsland en één of twee medium profile evenementen te laten doorgroeien naar high profile evenementen die beeldbepalend en aandachttrekkend zijn voor Venlo (beleidslijn 3). Locatieonderzoek Er is verder gestudeerd op de potenties van huidige en nieuwe locaties, die genoemde evenementen (kunnen) huisvesten. Het gros van de evenementen met een high of medium profile, vinden plaats in en rondom het Venlose stadscentrum. Het Julianapark en Nolenspark worden reeds ingezet als evenemententerrein. Venlose binnenstad (de Lage Loswal/Maaskade en de Maasboulevard na herontwikkeling) en het kazerneterrein bieden mogelijkheden na herontwikkeling. Het Van Gasseltterrein vervalt juist als evenementenlocatie t.g.v. herontwikkeling. Er wordt onderzoek verricht naar de wijze waarop De Doolhof voor andere evenementen meer geschikt kan worden gemaakt. Ook het Floriadeterrein kan in de toekomst een bijzondere functie bekleden. Meervoudig ruimtegebruik staat centraal. Per locatie worden mogelijk geschikte evenementen genoemd. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 1.1, 1.4, 3.1, 3.3,4.2, 5.1 t/m 5.4, 6.2 en 9.7 van de structuurvisie.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
121
9. Cultuur Ondanks het gevoel dat Venlo in aanleg een gevarieerd cultureel leven heeft, overheerst het gevoel dat cultuur in Venlo te weinig zichtbaar, samenhangend en geprofileerd is. Enkele voorzieningen zoals de Maaspoort daargelaten, valt op dat de culturele voorzieningen een beperkte uitstraling hebben. Cultuur Manifest! heeft tot doel om de cultuursector meer naar buiten te laten treden en meer te laten inspelen op kansen in stad en regio. Een aantrekkelijk cultureel klimaat is om verschillende redenen van belang. Het geeft onder meer uitdrukking aan de identiteit van de stad en trekt bezoekers en bedrijvigheid aan. Uitwerking van de visie betekent ontwikkeling in zowel de breedte (laagdrempelig voor een breed publiek) als in de diepte (profilering). Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie Het cultuurbeleid wordt verwoordt in “Cultuur Manifest!, Beleidskader 2004-2005 “ uit 2004. Cultuur Manifest! bevat een sterkte/zwakte analyse van het huidige culturele leven in onze stad. Op basis van deze analyse is een visie neergelegd die er in essentie op neerkomt dat Venlo toe is aan een kwaliteitsslag in de cultuursector. Een kwaliteitsslag die er in moet voorzien dat er accenten worden gelegd op thema’s die kenmerkend en kansrijk zijn voor onze stad, er een groter publiek wordt bereikt met de culturele middelen die ons ter beschikking staan en er meer samenhang wordt gebracht in de veelheid aan activiteiten en instellingen van ons culturele bestel. Aanvulling van het bestaande voorzieningenaanbod met cultuur, draagt bij aan het versterken van de voorzieningenstructuur en daarmee aan het in stand houden van de leefbaarheid en aantrekkelijkheid c.q. imago van het stedelijk gebied van Venlo voor bewoners en bezoekers. Cultuur Manifest! zet in op investering op kwaliteit, om de stad een sprankelende uitstraling te geven, om te werken aan eigen identiteit en om kunstproductie te stimuleren. Uitvoering: Op basis van de analyse, de visie, de belangrijkste sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de opvattingen en ideeën die op verschillende momenten en bijeenkomsten in het proces naar voren zijn gebracht, worden in Cultuur Manifest! een aantal concrete lijnen voor de toekomst getrokken. De ruimtelijk meest relevante beleidslijnen zijn als volgt samen te vatten: • Culturele Infrastructuur: Stoppen met ad hoc beslissingen ten aanzien huisvestingskwesties; insteken op strategische planontwikkeling in relatie tot grootschalige stadsontwikkelingsprojecten; waar mogelijk en zinvol clustering van voorzieningen; culturele instellingen met een nadrukkelijke publieksfunctie huisvesten in het hart van de stad. In de binnenstad ligt ook een kans om de museumboulevard tot een trekker van bovenregionale betekenis te laten uitgroeien Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 2.1 t/m 2.4, 3.1, 3.3, 5.1 t/m 5.4, 6.2 en 9.7 van de structuurvisie. • Samenhang en Verbindingen: Grote culturele voorzieningen knooppunt, trekker, initiator laten zijn van het werkveld waarin zij actief zijn; thematische uitdagingen benoemen waaraan instellingsoverstijgend kan worden gewerkt. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 3.1, 3.3, 5.1 en 5.2 van de structuurvisie. • Versterken kunstproductie: Ruimte en faciliteiten bieden aan lokale kunstenaars (ateliers; tijdelijke mogelijkheden benutten bij stadsontwikkelingsprojecten (Q4)); lokale productieklimaat versterken, in het bijzonder bij festivals en evenementen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 3.1, 3.3, 4.2, 5.1 en 5.2 van de structuurvisie.
122
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
• Culturele Profilering op specifieke accenten: Het verdient volgens Cultuur Manifest! de aanbeveling om de attractiviteit van Venlo op het punt van cultureel erfgoed verder te versterken. Die mogelijkheid ligt er,met name in kloosterdorp Steyl. Daarnaast speelt het zichtbaar maken van kunst in de openbare ruimte (o.a. Museumboulevard / Julianapark), verdere profilering festivals / evenementen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.2.3 en 3.2.4 en principes 1.4, 3.1, 3.3, 4.2, 5.1 en 5.2, 8.1 /m 8.3 en 9.7 van de structuurvisie. De gepresenteerde lijnen voor de toekomst worden breed onderschreven. De lijnen voor de toekomst zijn in Cultuur Manifest! uitgewerkt in: 6 concrete werkprogramma’s: 1. Haalbaarheidsonderzoek naar Cultiplex “Made in Venlo” (herhuisvesting Perron 55, filmhuis, Theater de Garage, kunstuitleen, SKVNL/Vrije Academie). Dit kan in één complex, even goed in de vorm van een strategische spreiding van functies. Er wordt gesteld dat het stadsontwikkelingsproject Q4,met een ontwikkeling à la Quartier Latin, zich uitstekend leent voor de huisvesting van het beoogde Cultiplex,waarin o.a. een theater, filmhuis en de kunstuitleen worden geconcentreerd. Daarbij wordt met name gedacht aan een locatie rond het Nolensplein. Op de korte termijn moet het bij project Q4 mogelijk zijn om tijdelijk gebruik te kunnen maken van leegkomende panden. 2. Culturele Dimensies Maasboulevard; Projectsubsidies voor cultureel werkprogramma. 3. Herpositionering Museum Van Bommel-Van Dam; Rol voor Van Bommel-Van Dam in vergroten belangstelling museale activiteiten en knooppunt van beeldende kunst in stad en regio. Voor wat betreft dat laatste is Van Bommel-Van Dam aangeduid als trekker van kunst in de openbare ruimte. Dit is onder andere te lezen in het “Meerjarenbeleidsplan Museum van Bommel-Van Dam 2008-2012” uit 2008. Ter uitwerking van de doelstelling is in 2005 de “Percentageregeling Beeldende Kunst in de Openbare Ruimte” vastgesteld. Hiermee wordt een percentage van geraamde kosten voor (ver)bouwactiviteiten / -werken waarbij de gemeente is betrokken, gereserveerd voor beeldende kunst in de openbare ruimte. De regeling is van toepassing op alle nieuwbouw en verbouw van gemeentelijke bouwwerken alsmede op de aanleg en herstructurering van gemeentelijke werken. Bij nieuwbouw en verbouw van werken niet zijnde gemeentelijke werken heeft het college van B&W de keuze om waar wenselijk de regeling toe te passen. 4. Herpositionering SKVNL; Ontwikkeling van kunsteducatief aanbod; o.a. centrale huisvesting in Cultiplex en meervoudig ruimtegebruik. 5. Cultuurpunt Venlo; Bezien of dit kan worden aangehaakt aan Cultiplex ontwikkeling. 6. Subsidiekader. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen3.2.3 en 3.2.4 en principes 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 3.3, 4.2, 5.1 t/m 5.4, 6.2, 8.1 /m 8.3 en 9.7 van de structuurvisie. Recent is een studie gestart naar de ontwikkelingsmogelijkheden van een “Museumkwartier” in het Julianapark, waarin een samenhangende uitspraak wordt gedaan over de toekomst van het gebied. Dit heeft onder andere betrekking op de herpositionering van Museum Van Bommel-Van Dam.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
123
10. Monumenten en archeologie Cultuurhistorie is van belang voor de stad op het vlak van duurzaamheid en identiteit van de stad, de stedelijke economie, het veelzijdige culturele karakter en de leefbaarheid. Maatschappelijke en economische ontwikkelingen in relatie tot stedelijke vernieuwing en herbestemming zijn heel actueel. Dit vraag om visie en strategie. Nieuwe ontwikkelingen vormen een nieuwe ruimtelijke drager, voorzien in een nieuwe functie, of geven een economische impuls voor instandhouding. Aandacht voor cultuurhistorie is niet alleen een kwestie van cultuurbehoud, maar ook van economie. Toeristisch en economisch onderzoek heeft uitgewezen hoe concreet de economische zuigkracht van tastbare cultuurhistorie is. Steden met een hoge ‘quality of life’ zijn vaak ook economisch succesvolle steden. De ruimtelijke structuurvisie bekrachtigt dit. Venlo wil zich ontwikkelen als een veelzijdige, culturele stad. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie In de Beleidsnota Cultuurhistorie 2007-2011 “Voortbouwen op Venlo’s verleden” ligt het beleid vast dat betrekking heeft monumenten, cultuurhistorisch landschap en archeologie. Centrale doelstelling is een representatief deel van de Venlose cultuurhistorie te behouden door ontwikkeling en door implementatie in ruimtelijke planvorming. Uiteindelijk streven is dat cultuurhistorie een vanzelfsprekende impuls betekent voor Venlo als duurzame en attractieve stad. Duurzaam attractief voor bewoners, bezoekers, ondernemers en investeerders. Uitvoering: Dit wil de gemeente bereiken door middel van: • Onderzoeken Doelgericht in kaart brengen van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren die voor de identiteit, het karakter en de belevingswaarde van de gemeente Venlo van belang zijn en economische meerwaarde kunnen bieden. Speerpunten zijn onder andere de middeleeuwse binnenstad, Venlo als toonaangevende wederopbouwstad, het historische cultuurlandschap en historische stadsbeelden. • Beschermen Uitbreiding en herziening van de gemeentelijke monumentenlijst met voor Venlo representatieve (archeologische) monumenten, objecten en structuren, inclusief borging van de cultuurhistorische samenhang in bestemmingsplannen en in ruimtelijke ontwikkelingen. Speerpunten zijn onder andere de historische stads- en dorpscentra, de wederopbouwwijken, kloosterdorp Steyl en delen van het buitengebied. • Behouden en versterken Met gerichte financiële impulsen het behoud van cultuurhistorisch erfgoed stimuleren. Aanpassingen op de monumentenverordening en de subsidieverordening, gericht op optimale effectiviteit, zullen hierin voorzien. • Ontwikkelen Bijdragen aan integratie en hergebruik van cultuurhistorisch erfgoed door een proactieve manier van werken. Dit geldt zowel voor herbestemming van historische gebouwen en complexen ('nieuw in oud') als voor de integratie van cultuurhistorische aspecten in nieuwe ontwikkelingen ('oud in nieuw'). Speerpunten zijn onder andere de herbestemming van het kazerneterrein, Nedinsco en diverse over de gemeente verspreide kloosters en kerken, Greenpark-Floriade, de Maasoeverprojecten en de Centrumplannen voor Blerick en Tegelen.
124
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Deze doelstellingen krijgen als volgt concreet vorm: • Monumenten en context o Gemeentelijke bescherming van monumenten niet alleen toespitsen op gebouwde objecten, maar tevens contextuele waarden zoals historische perceelsstructuur, erf aanleg en historisch groen hierbij betrekken. o Samenhang van de verschillende cultuurhistorische elementen opnemen in nieuwe bestemmingsplannen • Herbestemming o Actieve bijdrage aan herbestemming van historisch waardevolle gebouwen, al dan niet beschermd als monument • Historisch cultuurlandschap In ruimtelijke planvorming is bescherming van cultuurhistorische waarden belangrijk. Dit kan onder andere worden bereikt door inzichtelijk te maken waar deze waarden zich bevinden. Doel is om alle cultuurhistorische waarden samen te brengen in een geografische kaart waardoor de samenhang visueel duidelijk wordt gemaakt. Door die te koppelen aan bodem- en morfologiegegevens wordt zowel voor archeologie, historisch landschap als monumenten duidelijk dat die direct uit deze gegevenheden vloeien. o Cultuurlandschappelijke waarden meenemen in gebiedsgericht onderzoek o Onderzoek verwerken in een integrale cultuurhistorische waardenkaart voor Venlo • Archeologie o Vaststellen en implementeren van archeologische basiskaarten, advieskaart en beleidskaart. o Dienen als referentiekader bij ontwikkeling van ruimtelijke plannen. o Informatie opnemen in de nieuwe bestemmingsplannen • Communicatie o Cultuurhistorie actief benutten en verbeelden in ruimtelijke ontwikkelingsprojecten en in de openbare ruimte Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1,3.2.3, 3.2.4, 3.4, 3.4.1 en 3.4.3 en principes 1.4, 2.1 t/m 2.4, 3.1, 5.1 t/m 5.4, 6.1, 6.2, 8.1 t/m 8.3 en 9.7 van de structuurvisie.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
125
11. Sport Sport speelt met name een rol in het thema ‘Leefbare Stad’, als onderdeel van het Venlose voorzieningenstelsel. De ruimtelijke structuurvisie stelt, op basis van onderliggende beleid, vast dat de gemeente grotendeels is voorzien van voldoende sport- en recreatieve voorzieningen voor bewoners. Nieuwe ontwikkelingen vinden plaats in het kader van herstructurering, vervanging en inspelen op voorkomende behoeftes. Het recreatiepatroon verandert, waarbij de grens tussen recreatie en sportbeoefening vervaagt, en sportbeoefening steeds verder individualiseert. Randvoorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen zijn onder andere mogelijke samenvoeging van verenigingen, verplaatsing van enkele sportvoorzieningen in het kader van de aanleg van de A73/74 en clustering en meervoudig gebruik. Er dient een integrale afstemming tussen vraag en aanbod plaats te vinden. Voorwaarde hierbij is dat er nauwe afstemming plaatsvindt tussen sport en het voortgezet onderwijs. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie De structuurvisie baseert zich voor een belangrijk deel op de Sportnota “Venlo, ook sportief in beweging” uit 2000. In 2007 is dit beleid geactualiseerd met de Sport- en beweegnota 2008-2013 “Venlo, méér in beweging”. Voorlopers hiervan zijn het Raadsvoorstel “Beleid buitensportaccommodaties” uit 2002 en de Nota “binnensportaccommodaties in de Gemeente Venlo” uit 2006. De Sportnota geeft verdere invulling aan de daarin benoemde doelstellingen. De Sport- en beweegnota is opgesplitst in twee nota’s. In de kadernota zijn visie en ambities geformuleerd. In een aparte uitvoeringsnota staan de ambities verder uitgeschreven en wordt duidelijk welke activiteiten en resultaten daartoe behoren. Beide nota’s zijn gebaseerd op een zestal vergelijkbare pijlers. Er worden voorstellen gedaan op het gebied van: sportstimulering, sportaanbod, sportvoorzieningen, topsport, sportnetwerk en subsidies en tarieven. De gemeente zet in op het aansluiten op trends en op de samenwerking tussen sport en onderwijs. De nota geeft een overall beeld van visie en ambities voor de komende periode. De ruimtelijk meest relevante zaken zijn: • Sportaanbod Sportverenigingen worden beschouwd als de belangrijkste partner voor de uitvoering van het sport en beweegbeleid. Gemeente Venlo ondersteunt deze.. Daarnaast investeert de gemeente in verdere afspraken met commerciële sportaanbieders en in een visiestuk voor sporten en bewegen in de vrije natuur. Hier wordt uitvoering aan gegeven door: o Er wordt voldoende ruimte voor sport- en spelvoorzieningen dicht bij huis en school behouden c.q. gerealiseerd en er zijn voldoende aantrekkelijke groene zones. Gemeente Venlo voldoet minimaal aan de richtlijn vanuit ministerie om (minimaal) 3% van plangebied voor woondoeleinden, specifiek te bestemmen voor speelruimte. Bestaand groen wordt zoveel mogelijk behouden. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragraaf 3.3.2 en principes 1.1 en 6.1 van de structuurvisie. •
126
Sportvoorzieningen Binnen de pijler sportvoorzieningen stuurt de gemeente aan op diversiteit en clustering van aanbod. Hier wordt uitvoering aan gegeven door: o clustering van aanbod binnen de sportieve omgevingen in Venlo. o meer intensief en optimaal gebruik van binnen- en buitensportvoorzieningen (meervoudig ruimtegebruik). Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
o
o
•
Er wordt voldoende ruimte voor sport- en spelvoorzieningen dicht bij huis en school behouden c.q. gerealiseerd en er zijn voldoende aantrekkelijke groene zones. Gemeente Venlo voldoet minimaal aan de richtlijn vanuit ministerie om (minimaal) 3% van plangebied voor woondoeleinden, specifiek te bestemmen voor speelruimte. Bestaand groen wordt zoveel mogelijk behouden. De gemeente Venlo schept voorwaarden voor en investeert in 5 sportieve omgevingen die tussen 2008-2013 gerealiseerd worden: Maassenhof, Vrijenbroek, Herungerberg, Bakenbos en Belfeldia. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.3.2 en 3.3.3 en principes 1.1, 5.1 en 6.1 van de structuurvisie.
Topsport Topsport wordt de komende jaren méér als voorgaande jaren financieel ondersteund vanuit de gemeente. Van belang is wel dat er gekeken wordt in wiens belang een evenement, voorziening etc. wordt gerealiseerd. Venlo wil zich op tal van wijzen profileren als centrumstad met een verzorgende functie voor de regio. Hier wordt uitvoering aan gegeven door: o Speerpuntsporten geven richting aan de topsportinvesteringen in evenementen, opleidingen en voorzieningen. Zij leveren een bijdrage aan de breedtesport, het imago en de economie van Venlo. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord bij thema Centrumstad in paragraaf 3.2.3 en 3.2.4.en principe 5.1 van de structuurvisie.
Eén van de uitvoeringsacties uit de Sport- en beweegnota is het samenstellen van een visiestuk waarin de invloed van sport op ruimtelijk vlak inzichtelijk wordt gemaakt. Op dit moment wordt gewerkt aan deze Nota “Ruimte voor Sport”. Dit visiestuk zal naar verwachting eind 2008 ter vaststelling worden aangeboden. Hierin wordt nadere invulling gegeven aan de keuze voor en vormgeving van de 5 sportieve omgevingen. De “nieuwbouw” opgave voor de komende periode wordt in dit visiestuk in beeld gebracht.
12. Milieu In de ruimtelijke structuurvisie wordt het belang van aandacht voor milieu i.r.t. ruimtelijke ontwikkeling onderkend. De thema’s luchtkwaliteit en externe veiligheid worden in het toelichtende Deel B uiteengezet tegen het licht van de voorziene ontwikkelingen. Beleidsdoelstellingen en relatie structuurvisie In 1997 heeft de gemeente Venlo haar beleid vastgelegd in het “Milieubeleidsplan: Kwaliteit in Milieubeleid”. Dit plan is strategisch van karakter. Voor de komende jaren wordt ingezet op significante verbetering in de richting van duurzame ontwikkeling. Speerpunten zijn voorlichting, natuur- en milieu educatie en ontwikkelingen gericht op het duurzaam gebruik van de schaarse ruimte in Venlo. In juni 2004 heeft de gemeente Venlo het “Uitvoeringsprogramma Klimaatbeleid 20042007” vastgesteld.hoofddoelstelling van het uitvoeringsprogramma is een afname van de CO2 uitstoot van 6% in 2010 ten opzichte van de uitstoot in 1990. Daarnaast zet het uitvoeringsprogramma in op de doelstelling 10% van het totale energieverbruik in de gemeente in 2020 afkomstig te laten zijn van duurzame bronnen (met als tussendoel 5% in 2010). Uitvoering: • Belangrijk onderdeel van het uitvoeringsprogramma is de afspraak dat woningbouwlocaties met een omvang van meer dan 50 woningen een EPC dienen te realiseren van 10% onder bouwbesluit. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
127
De doelstellingen uit het uitvoeringsprogramma vragen om gelijksoortige en verderstrekkende ambities voor de komende periode. Op het gebied van klimaat en energie zal o.a. nog verschijnen : • Onderzoek energievoorziening Klavertje 4; mogelijkheid realiseren windenergie • Plan van aanpak mogelijkheden voor zonnepanelen (PV) op daken bedrijven(terreinen) • Actualisatie beleid en uitvoeringsplan klimaatbeleid In 2008 is het “Luchtkwaliteitplan” verschenen. Dit plan bevat de maatregelen die de gemeente Venlo vanaf 2008 gaat nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren.. Hoofddoelstellingen zijn het behalen van de grenswaarden zoals vastgelegd in Europese en nationale regelgeving. Daarnaast gaat het om het beschermen van de inwoners tegen luchtverontreiniging, hoofdzakelijk door inachtneming van een goede ruimtelijke ordening. De volgende maatregelen en activiteiten worden voorzien: • Zelfstandige maatregelen: rijden op aardgas, dynamisch verkeersmanagement, inzet groen, inzet schermen • Maatregelen binnen projecten: integrale aanpak, optimale koppeling met geluidwerende maatregelen, beperking blootstelling in nieuwe situaties • Beleidsuitwerkingen en randvoorwaarden: o.a. bedrijven van een goede ruimtelijke ordening Op het gebied van Geluid is de her- en dezonering van industrieterreinen een reeds lopende beleidsactie. Dit thema zal worden vastgelegd in de “nota Industrielawaai”, over hoe om te gaan met industrielawaai, woningen op bedrijventerreinen. Op het gebied van geluid zal nog verschijnen: - in beeld brengen van gebiedskwaliteiten voor verschillende delen van de stad i.k.v. EU-richtlijn omgevingsgeluid Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het beleid zoals verwoord in paragrafen 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 en principes 1.1 ,6.2 en 10.3 van de structuurvisie. Tenslotte zijn de volgende acties nog voorzien: - Bodemkwaliteitskaart. Geeft inzicht in chemische kwaliteit bodem, faciliterend aan ruimtelijke ontwikkelingen. - Beleid op het gebied van duurzaam bouwen en duurzame stedelijke ontwikkeling - Beleid op het gebied van externe veiligheid ( gekoppeld aan Provinciale beleidsvisie)
128
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
DEEL B – TOELICHTING EN VERDIEPING
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
129
130
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
6
Toelichting - Positionering van de Ruimtelijke Structuurvisie
Ruimtelijk integratie kader Op 1 januari 2001 ontstond uit een samenvoeging van de gemeenten Venlo, Tegelen en Belfeld de nieuwe gemeente Venlo. Het coalitieprogramma 2001-2006 voorzag in de opstelling van een stadsvisie die “naast de gebruikelijke ruimtelijk – economische, ook een sociaalculturele, ecologische en sociaal-maatschappelijke visie bevat”.41 In samenhang met de stadsvisie bestond behoefte aan een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente, in eerste instantie een schets van vigerend en in voorbereiding zijnd beleid, met als doel in dat beleid voorkomende knelpunten en tegenstrijdigheden te signaleren.42 Op 1 januari 2003 trad voor Venlo de Wet Dualisering in werking. In de loop van 2003 zijn 9 beleidsprogramma’s ontwikkeld. Middels vaststelling van deze programma’s geeft de gemeenteraad aan wat de hoofddoelstellingen van de stad zijn en waar accenten liggen in beleidsuitvoering. Met de ontwikkeling van de stadsvisie, Ruimtelijke Structuurvisie en beleidsprogramma’s is geleidelijk aan de beleidspiramide ontwikkeld waarmee de samenhang tussen deze beleidskaders wordt aangegeven en kan worden bewaakt.
Stadsvisie
Sector Visies
LEGENDA = Ruimtelijke structuurvisie
Beleidsprogramma’s
Beleidsnota’s
= Integratie uitgangspunten, doelstellingen etc
Activiteiten en Projecten Uitvoering en Beheer
= Uitwerking
De Ruimtelijke Structuurvisie Venlo 2005-2015 is het ruimtelijk integratiekader tussen de stadsvisie (Visie Venlo 2030), de sociale en economische structuurvisies en de beleidsnota’s en beleidsprogramma’s.
41 42
Coalitieprogramma Gemeente Venlo 2001-2006, paragraaf 1 Collegevoorstel Structuurschets Venlo 2010, 30 oktober 2001 Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
131
7
Toelichting - Het krachtenveld
De aard van de huidige transformatie opgaven en de oplossingsruimte wordt mede bepaald door het krachtenveld waarin Venlo zich anno 2005 bevindt. Dit krachtenveld bestaat uit gegevenheden zoals de geomorfologische structuur en de cultuurhistorische ontwikkeling. Hun betekenis voor de toekomstige ontwikkeling van Venlo is mede afhankelijk van het gewicht dat hieraan gegeven wordt. Bovendien wordt het krachtenveld ook bepaald door trends: mogelijke toekomstige ontwikkelingen die in meer of mindere mate hun stempel zullen drukken op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad.
7.1
Het Terrassenlandschap en Maassysteem
Kenmerkend voor Venlo is het noord-zuid georiënteerde terrassenlandschap. Van oost naar west worden onderscheiden: • Het Rijnterras; • Het Middenterras; • Het Laagterras dat hoofdzakelijk het winterbed van de Maas vormt; en • Het Dekzandgebied. Op het Middenterras en het Dekzandgebied ontspringen beken die in de Maas uitmonden. De karakteristieken van dit landschap zijn in een lange tijdsperiode voor ons ontstaan, door allerlei abiotische, biotische en antropogene processen.43 • Het Rijnterras Dit terras is een kleirijke afzetting van de Rijn, ontstaan toen de Maas nog ter hoogte van Zuid Limburg in de Rijn uitmondde en de Rijn zelf een meer zuidelijke loop kende. Het Rijnterras bestaat uit een licht glooiend landschap. Dit landschap gaat bij de steilrand (de overgang naar het Middenterras) op enkele plaatsen tot zelfs 20 meter omlaag. De steilrand is op de meeste plaatsen nog sterk bebost. De cultuurhistorische structuur op het Rijnterras wordt bepaald door de aanwezigheid van houtwallen, het verkavelingspatroon en de aanwezigheid van paden en wegen. Hier lag mogelijk een oude Romeinse weg in noord-zuid richting. Karakteristieke cultuurhistorische elementen zijn grafheuvels, landweren en de latere militaire stellingen uit de tweede wereldoorlog. De kloosters en godshuizen zoals die in de hele gemeente Venlo voorkomen zorgen voor een karakteristieke uitstraling. Het Rijnterras is het terras dat het verste van de oorspronkelijke kernen van Venlo, Tegelen en Belfeld afligt en daarmee later in gebruik is genomen. De grootste bosgebieden en heidegebieden zijn dan ook nog hier aanwezig. Verder wordt het landschap gedomineerd door akkerbouw. Heel belangrijk voor het Rijnterras is het contrast tussen open en gesloten gebieden. De afwisseling tussen open en gesloten vindt plaats tussen grote eenheden. Deze grote eenheden worden een enkele keer onderbroken door een oude delfstofwinning (klei, zand, veen) welke door zijn nattere ondergrondsituatie een heel andere vegetatie heeft, hetgeen voor afwisseling in het landschap zorgt. In gebieden met een grote ruimtedruk is sprake van een kleinschaliger landschap met afwisselend kleine stukjes groen, bouwland en andere functies. Van een open landschap is hier geen sprake meer. • Het Middenterras Het Middenterras is het oudste Maasdal. De Maas die door het geringe verval hier sterk meanderde is in de loop der eeuwen, mede door klimaatswisselingen, verschillende keren van loop veranderd. 43
Zie voor uitgebreide beschrijvingen: Landschappen van Maas en Peel, J. Renes (1999), en Integrale Natuurvisie Venlo, BLSON (2e concept; december 2002)
132
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De rivier sleep zich daarbij steeds verder in. In droge perioden werden in dit dal door verstuiving rivierduinen gevormd. Ook op het Middenterras speelt reliëf een aanzienlijke rol. De hoger liggende rivierduinen aan de Maas en het lager liggende gebied tegen de steilrand aan bepalen voor een groot deel hoe het landschap er nu uit ziet. De hoger liggende rivierduinen zijn de basis van de stedelijke ontwikkeling. In dit gebied ontspringen verschillende beken die een belangrijk onderdeel zijn van de karakteristiek van het Middenterras. Deze oost-west gerichte beken vormen de basis van de landschappelijke structuur op het Middenterras. Soms volgen de beken oude Maasmeanders, elders zijn deze meanders herkenbaar als boogvormige natuurgebieden. Verder bepalen in het landschap aanwezige houtwallen, laanbeplantingen en beekbegeleidende beplantingen het groene karakter van het Middenterras. Ook historische (onverharde) wegen zijn in dit landschapstype een onderdeel van de karakteristiek. De kloosters en godshuizen zijn karakteristieke elementen samen met kasteel de Holtmühle. Op het Middenterras worden bouwlanden afgewisseld met grasland en bossages. In de nattere delen van het terras, de kwelgebieden en de beekdalen, zijn de graslanden en de natte bossen terug te vinden. De voedselrijke gronden vormen de basis voor de ontwikkeling van de regio als tuinbouwcentrum. Op de hoger gelegen gronden komen de bouwlanden en de drogere bossen voor. • Het Laagterras Het Laagterras vormt het jongste en huidige Maasdal. Tussen Neer en Arcen stroomt de Maas door het stijgingsgebied van de Peelhorst. Hierin is de Maas steeds dieper ingesleten en nauwelijks meer van loop veranderd, waardoor de Maas hier door een relatief diep, maar ook smal dal loopt. Het Laagterras staat niet alleen visueel maar ook functioneel in een constante relatie met de Maas. Hierbij vormen de mondingen van beken en de langs de Maas liggende plassen een belangrijke aanvulling. De dynamiek van de rivier heeft binnen dit landschap nog aardig wat speelruimte, hetgeen zijn weerslag heeft op het landschap. Door de natte omstandigheden is grasland het voornaamste grondgebruik. Dit afgewisseld met stukjes natte natuur en rivierbegeleidende beplanting langs de diep ingesneden Maas, met daarbij de toevoerende beken. • Het Dekzandgebied Dekzanden zijn afgezet in de IJstijden over oudere rivierafzettingen. Karakteristiek zijn de oude Maasmeanders die op dit moment door de verkavelingstructuur nog goed in het landschap terug te zien zijn, net als het onvoltooide tracé van het Canal du Nord (de Noordervaart). De landschappen rondom de Maasmeanders zijn in nationaal opzicht zeer bijzonder. In de Maasmeanders is sprake van kwel. De Springbeek en de Everlosebeek volgen voor een groot deel deze oude meanders. Het westelijk deel van het gebied, het dekzandlandschap (voor een deel verstoven terrassenlandschap) wordt gekenmerkt door het reliëf (stuifduinreliëf) en daarmee de afwisseling tussen droge en natte plekken. In het Dubbroek is op enkele van deze natte plekken veen ontstaan. Ook namen als Koelbroek verwijzen naar de vroegere aanwezigheid van veen. Dit veen is door wateronttrekking verland. Op de oostflank komen vele vormen van grondgebruik voor. Zowel akkerbouw, grasland, heide loofbos en naaldbos. Op de droge delen is sprake van naald- en loofbossen. De nattere delen van het gebied bestaan uit nat al dan niet natuurlijk grasland. Ook broekbossen zijn te vinden in de nattere delen van de westoever. Het gebied is heel erg afwisselend. Kleine bossages worden afgewisseld met (nat) grasland, akkerbouw, heide en grotere bossen. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
133
Het contrast tussen open en gesloten in meer of mindere mate is van groot belang voor het gebied.
7.2
De ontwikkeling van de stad
De omgeving waarin wij leven is het resultaat van een voortdurende onderwerping en aanpassing van een eerder bestaande situatie aan menselijke activiteiten. Deze voortdurende transformatie leidt niet tot het volledig wissen van het verleden, maar bouwt steeds verder en laat ook stukken verleden in tact. Inzicht in de krachten die dit proces bepaalden draagt bij aan begrip voor hoe onze omgeving nu functioneert en levert aanknopingspunten voor de toekomst. Deze paragraaf is niet bedoeld als een nauwkeurige chronologie, maar als een duiding van de meest in het oog springende krachten en momenten in de ontwikkeling van Venlo.44 • Vroege bewoningsgeschiedenis Vondsten aan de rand van oude Maasterrassen wijzen op prehistorische bewoning. Op de westoever en vermoedelijk ook de oostoever van de Maas liepen in de Romeinse tijd wegen van Maastricht naar Nijmegen, met een oost-west verbinding ter hoogte van Venlo die verder doorliep naar de weg tussen Xanten en Heerlen. Ter hoogte van het huidige Venlo lag een versterkte Maasovergang met militaire en later wellicht ook civiele betekenis. Ook in andere kernen zijn sporen van bewoning gevonden. De klei afzettingen in het Rijnterras leidden tot keramische nijverheid waaraan Tegelen zijn naam dankt. Tegen het einde van de derde eeuw werd Romeins Venlo verlaten. • Handelsstad en Agrarische stad Vanaf de vroege middeleeuwen was er sprake van een toenemend handelsverkeer. Voor Venlo was daarbij van belang dat de Maas ten noorden en zuiden van de stad een verschillend verval heeft. Dit leidde ertoe dat goederen die over de rivier werden vervoerd bij Venlo op een ander scheepstype moesten worden overgeslagen, waardoor Venlo een functie kreeg als overslag- en stapelplaats. De aanwezigheid van het natuurlijke eiland De Weerd bood mogelijkheden voor een haven. Deze natuurlijke voordelen en ligging op het kruispunt van handelswegen en landwegen, gevoegd bij de afstand tot andere belangrijke handels-, markt- en bestuurscentra als Nijmegen, Maastricht, Dordrecht en Keulen bevorderden dat Venlo van een landelijke nederzetting rond het jaar 1000 geleidelijk uitgroeide tot een volwaardige handelsstad in de 13e eeuw. Op 1 september 1343 werd Venlo tot stad verheven door hertog Reinald II van Gelre. In de loop van de 15e eeuw werd Venlo opgenomen in het Hanzeverband. Steyl ontwikkelde zich tot een overslaghaven van waaruit bijvoorbeeld mergel verder over land naar Venlo en verder oostwaarts werd vervoerd. De voedselrijke gronden aan de voet van de steilrand vormden de basis voor de ontwikkeling van de tuinbouw rond Venlo. Deze vochtige gronden vormden lange tijd een natuurlijke begrenzing van de stedelijke groei aan de oostzijde van de gemeente. In de late middeleeuwen had Venlo ook een functie als exportmarkt voor het graanoverschot uit de regio. Eind 15e eeuw raakte de handelsfunctie in verval. Pogingen in de 17e en begin 19e eeuw om handelsblokkades te omzeilen door de aanleg van een kanaal naar de Rijn (Fossa Eugeniana en Canal du Nord) werden niet voltooid. Pas in de tweede helft van de 19e eeuw bloeide de handelsfunctie weer op. Eind 19e en begin 20e eeuw werd de landbouw en tuinbouw meer georganiseerd. Met de komst van kunstmest konden grotere gebieden worden gecultiveerd. 44
Zie voor uitgebreide beschrijvingen: Landschappen van Maas en Peel, J. Renes (1999), en Historische Stedenatlas van Nederland – Venlo, F. Hermans (1999)
134
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Rond 1900 ontstond de eerste glasteelt. Door de aansluiting op het spoorwegnet, en de behoefte van het zich ontwikkelende Ruhrgebied aan tuinbouwproducten uit Venlo en omgeving, werd de handels oriëntatie nu oost-west gericht, en verloor de Maas zijn betekenis voor de handel. De export van tuinbouwproducten naar het Ruhrgebied vormde de basis voor de ontwikkeling van Venlo tot centrum voor agribusiness en logistiek. • Vestingstad en Grensstad In de loop van de13e eeuw gaven de heren van Gelre vorm aan wat later het Overkwartier van Gelre ging heten, met de Maas als verbindende schakel. Roermond vormde het bestuurscentrum. In 1473 werd Venlo na een beleg ingenomen door de Bourgondische hertog Karel de Stoute, als onderdeel van diens aanspraken op Gelre. Tussen 1473 en 1794 wisselde het gezag over Venlo geregeld en stond Venlo aan verschillende culturen bloot. Venlo kreeg vooral een militiair-strategische betekenis, ten koste van de handelsfunctie. De omvang van de huidige binnenstad is bepaald door de vestingwerken en ook het stratenpatroon heeft een militair-strategische oorsprong. Pas in 1867 werd de vestingstatus opgeheven en werden de vestingwerken gesloopt. Spoorlijnen namen aan de zuidzijde en oostzijde van het centrum echter de barrièrewerking van de vestingwerken over. Het Bolwerk aan de noordzijde maakte plaats voor een villapark en later werden de kazernes aan de oostzijde gesloopt en vervangen door een nog steeds hoogwaardig stedelijk woonmilieu (Rosarium). Tussen 1641 en 1643 werd ten noorden van Blerick het fort Sint Michiel gebouwd. Dit werd later gesloopt en vervangen door een kazerne. Tot in de 21e eeuw blijven militairen hier aanwezig. Aan de oostzijde buiten de vestingwerken vormden niet alleen de kwelgebieden maar ook de landsgrens een beperking in de uitbreiding van de stad. Dit was een van de drijfveren om Blerick bij Venlo te voegen, hetgeen op 1 oktober 1940 tot stand kwam. In de winter van 1944 werden grote delen van de binnenstad verwoest door geallieerde bombardementen die gericht waren op de strategische Maasbruggen. Blerick werd op 3 december 1944 bevrijd, Venlo pas op 1 maart 1945. Prijsverschillen in Nederlandse en Duitse consumptiegoederen leidden na de oorlog tot de ontwikkeling van een tweeledige binnenstad, met een Duitse hoek (Mgr. Nolensplein en omgeving). Nu deze prijsverschillen worden opgeheven door Europese eenwording is het zoeken gericht op nieuwe attractiewaarden voor het centrum. Anderzijds drukken verschillen in tolerantie ten aanzien van drugsgebruik nog steeds hun stempel op de stad. • Kloosterstad en Katholieke stad Rond 1875 weken door de Kulturkampf in Duitsland diverse kloosterorden uit naar Limburg. Boerderijen en handelshuizen in Steyl vormden een geschikte behuizing. Verschillende reeds in Venlo gevestigde orden besloten rond dezelfde tijd tot verplaatsing uit de binnenstad naar het buitengebied vanwege de beschikbare ruimte en lagere grondkosten. In de 20e eeuw vormden opvattingen over de ideale parochieomvang een belangrijke onderlegger in de planmatige uitbreiding van de stad. Door de secularisatie en vergrijzing van de kloostergemeenschappen staat de oorspronkelijke functie van veel kerken en kloosters in Venlo nu onder druk. • Spoorstad, Industriestad, Logistieke stad In Tegelen ontstond in de 18e eeuw reeds keramische industriële bedrijvigheid. Begin 20e eeuw was Tegelen een van de meest geïndustrialiseerde gemeenten in Limburg. Ook Belfeld maakte vanaf 1860 een soortgelijke ontwikkeling door. Met de komst van de spoorwegen werd een verdere impuls gegeven aan de ontsluiting en industrialisatie van het gebied. De spoorwegen ontsloten via een fijnmazig net verschillende steen- en pannenfabrieken en gaven impulsen aan nieuwe vormen van industriële werkgelegenheid. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
135
Maar liefst 5 spoortrajecten waren vanuit Venlo beschikbaar. Het traject richting Straelen werd halverwege de 20e eeuw opgeheven en laat een prachtige open en groene ruimte in de stad achter op de grens van de oude vesting en de eerste uitbreiding in oostelijke richting (Julianapark). Kleine planmatige woningbouwprojecten bij fabrieken boden plaats aan huisvesting van arbeiders met tuindorpachtige bebouwing. De industriële ontwikkeling van Blerick werd bevorderd door de opening van de spoorlijn Eindhoven-Venlo in 1865 en opening van het station in 1869. De industriële ontwikkeling van Venlo kwam pas na de opheffing van de vesting (1867) op gang. De ontwikkeling van Venlo als distributie- en logistiek centrum, een voortzetting van de middeleeuwse handelstraditie, ging in eerste instantie gelijk op met de vraag naar landbouwproducten uit het Duitse achterland. Met de explosieve toename van welvaart en consumptie in de laatste helft van 20e eeuw en de daarbij behorende groei van het logistieke en distributie netwerk ontwikkelden zich aan de noordwestzijde van Venlo en Blerick de Tradeports, welhaast als een nieuwe kern rond het kruispunt A67/A73 op de internationale vervoersassen tussen economische zwaartepunten als de Randstad, Antwerpen en het Ruhrgebied. De ontwikkeling van de Tradeports werd mede bevorderd door verplaatsing van ondernemingen die sinds de komst van de trein in het gebied ten zuiden van het stationsgebied waren gevestigd en gegroeid. De grootschalige transformatie van dit gebied is nog steeds niet beëindigd. • Woonstad, Centrumstad, Netwerkstad De moderne stadsontwikkeling na opheffing van de vestingstatus laat sterk veranderende patronen zien. Tot 1900 kende de stad een organische groei. Uitbreiding gebeurde vooral in lintbebouwing langs de uitvalswegen. Verdichting vond plaats in bestaande dorpskernen. Na 1900 werden veranderingen in eerste instantie gestuurd door de aanwezigheid van een dicht spoornetwerk, zowel parallel aan de Maas als in de richtingen loodrecht daarop. De handels- en industrie as Venlo - Blerick met bijbehorende rangeerterreinen werd opgedikt. Eerst na de 2e wereldoorlog kwam er langzaam maar zeker een versnelling in de groei van het stedelijk gebied. Vanaf 1950 werden de eerste grote planmatige uitbreidingen ter hand genomen in de verschillende kernen. De structuurvisie van Venlo / Blerick (de vlinder) van 1950 bood een toekomst met een concentrische ontwikkeling waarin ruimte was voorzien voor 87.500 inwoners, waar nu nog 45.000 mensen wonen. Het oorspronkelijke plan kende nog veel traditionalistische stedenbouwkundige elementen. De bewerkingen werden later moderner, met name waar grootschalige objecten geplaatst werden om de stad te markeren. In dezelfde periode van het uitvoeringstraject verloor de in het plan opgenomen parochiegedachte aan kracht als gevolg van de ontkerkelijking. De functionele spreiding van voorzieningen bleef gedeeltelijk overeind. Met name de ontwikkeling van Blerick in westelijke richting verliep zeer planmatig, door de aanwezigheid van makkelijk te bebouwen droge gebieden. Met de bouw van de eerste onderdelen van het Rijkswegennet A67 en A73 tot Blerick versnelde de stedelijke ontwikkeling en later werden door de huisvestingsbehoefte van de naoorlogse geboortegolf agrarische functies weggedrukt uit de randen langs het stedelijk gebied. Aan de zuidzijde ontstond tussen Hout-Blerick en de Maas een grote villa uitbreiding. Het structuurplan van Tegelen uit de jaren ‘50 koos, naast ruimte aan ontwikkelingen langs de bestaande wegenstructuur tussen de oude kerngebieden, met de verplaatsing van het Raadhuis voor een ontwikkeling in oostelijke richting. Met een keuze voor woningbouw ontwikkeling aan de westelijke zijde in de jaren ‘90 kwam Tegelen met de voeten in het water van de Maas. 136
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Venlo en Tegelen ontwikkelden zich in het spanningsveld tussen de oostelijke stadsrand en het hoogterras, soms op het terras, dan weer er tegenaan of in de steilrand. In Venlo vormden de aanwezigheid van bedrijven en kassen belemmeringen die pas in de jaren ’90 werden opgeheven door verplaatsing van deze ondernemingen naar terreinen buiten de stad. De kern Belfeld verplaatste zich in oostelijke richting weg uit de beknellende ruimte tussen Maas en infrastructuur. De bestaande linten werden opgewaardeerd tot een suburbaan dorp met een kerk en winkelcentrum als twee onafhankelijke middelpunten in de gemeenschap. Boekend en ‘t Ven groeiden als overwegend agrarische gemeenschappen beperkt. De oorspronkelijke lintstructuren werden langzaam verdicht en op enkele plekken was sprake van planmatige ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen leveren per kern interessante en verschillende patronen op die bijdragen aan verschillen in karakteristieken van de kernen. Daarnaast hebben deze ontwikkelingen een breed scala aan woonmilieus gecreëerd Het binnenstedelijk evenwicht van het stadscentrum van Venlo is sterk onderhevig geweest aan schommelingen die samenhingen met de welvaarts- en consumptiegroei in Duitsland (Wirtschafstwunder) en daarbij behorende bewegingen die het gevolg zijn van onder andere Europese eenwording, conjunctuur en samenlevingsdynamiek. De instabiliteit die dit veroorzaakte, heeft zowel geleid tot vermindering van omgevingskwaliteit (veiligheid, overlast) in delen van het centrumgebied als tot grootschalige projecten die beogen nieuwe impulsen (andere bewinkeling, toevoeging van leisure, versterken woonfunctie in Q4) aan het centrum te geven. Functies die oorspronkelijk in of bij het centrum een plaats hadden zoals de gezondheidszorg, het voortgezet onderwijs en verschillende bedrijfsfuncties zijn in de ontwikkeling van de moderne woonstad naar locaties in de buitenwijken verplaatst. De functie die Venlo van oudsher vervulde als centrumgemeente voor de regio is ruimtelijk-functioneel gezien nu niet alleen in het stadscentrum, maar ook op andere locaties te vinden. • Oude stad, Nieuwe Stedelijkheid In 1343 verkreeg Venlo stadsrechten. Door de aanleg van vestingwerken werd de stad ook in fysieke zin boven het omringende platteland uitgetild. In recente decennia is het onderscheid tussen “de stad” en “het platteland” steeds meer vervaagd. Anderzijds is sprake van een samenleving waarin functies op het gebied van bestuur, cultuur, wonen en werken geconcentreerd worden in stedelijke gebieden die functioneel met elkaar verbonden zijn als stedelijke netwerken. Traditionele en moderne vormen van infrastructuur faciliteren verkeer van personen en goederen en uitwisseling van diensten en ideeën tussen de stad en de regio, en tussen steden onderling. Bestuurlijk wordt dit vertaald in samenwerking, vaak gericht op versterking van de (inter)nationale concurrentiepositie van het netwerk. De uitgangspositie van Venlo in de ontwikkeling van deze netwerken op regionaal en nationaal niveau is functioneel gezien vooral bepaald door de oost-west oriëntatie op het Ruhrgebied en Brabantstad. In de ontwikkelingsgeschiedenis van de stad is deze oriëntatie vrij recent. Om van betekenis te zijn voor de ontwikkeling van Venlo zal deze functionele relatie moeten opwegen tegen het nadeel van de afstand tot deze steden (die Venlo ooit als voordeel strekte), en de historisch gegroeide provinciale en nationale grenzen. • Constanten Aan de hand van typeringen die verwijzen naar sociaal- economische, culturele, en politiekmilitaire factoren zijn in deze paragraaf historische transformaties beschreven als een van de krachten die de ontwikkeling van Venlo bepalen. Er blijkt sprake van constanten die kennelijk steeds hun invloed hebben gehad en die zich mogelijk ook in de toekomst zullen doen gelden. Ze bieden, naast de meer tastbare structuren en elementen, ook aanknopingspunten voor de toekomstige ontwikkeling van de stad: Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
137
• • • • •
7.3
de Maas als landschapsvormer, transport as, gezichtsbepaler, scheidend en verbindend, beschermend en bedreigend; de vrijwel onafgebroken bewoning van Venlo, Tegelen, Blerick en Belfeld; de handels- c.q. logistieke functie van Venlo op het knooppunt van wegen; het gebruik van natuurlijke voorwaarden in de omgeving als economische basis (agrarische functies, keramische industrie); de strategische ligging van Venlo op de grens van verschillende besturen en culturen.
Trends en perspectieven
• Verandering in regionale bereikbaarheid Door recente en geplande infrastructuurprojecten verbetert de regionale bereikbaarheid van Venlo. Het gaat daarbij onder andere om de openstelling van de A73 – Zuid en A74, de aanleg van een bargeterminal (overslag containers van en naar water), de recente openstelling van de luchthavenbrug A44 bij Düsseldorf en de regionale luchthaven bij Weeze en een mogelijke verplaatsing van het goederenemplacement in Venlo. Een mogelijk gevolg van de verbeterde bereikbaarheid is een wijziging in het geografische perspectief van actoren in Zuid Nederland en de Duitse buurregio Niederrhein. Vroeger was er sprake van een provinciale optiek, waarbij de stedelijke spanningsboog zich opspande tussen Venlo en Maastricht met Roermond in het midden. In de toekomst kan er sprake zijn van een stedelijke spanningsboog tussen Nijmegen en Maastricht, met Venlo in het midden. Anderzijds krijgt de stadsregio Venlo-Tegelen-Nettetal door de kortsluiting via de A74 en de brug bij Düsseldorf een hart-op-hart verbinding met steden als Mönchengladbach en Düsseldorf. • Europese samenwerking en integratie De grensligging heeft altijd een sterke invloed gehad op de ontwikkeling van de stad. Denk aan de status als vestingstad, de vestiging van Duitse kloostergemeenschappen, de ontwikkeling als logistiek knooppunt, de ontwikkeling van het kooptoerisme en de westelijk gerichte stadsuitbreidingen. Andere mogelijke stimulansen van de ligging nabij de Rhein – Ruhrregio zijn steeds belemmerd door de grens en verschillen in bestuursvormen en wetgeving aan weerszijden. Door de Europese samenwerking en integratie worden dergelijke verschillen steeds minder relevant. De eerste effecten zijn reeds zichtbaar in de transformatie van de Duitse hoek. Verder zijn er grensoverschrijdende vraagstukken op het gebied van infrastructuur, ecologie en economie en doen zich ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor aan de oostzijde van Venlo. • Demografische perspectieven De leeftijdsopbouw van de bevolking is van dien aard dat voor de toekomst rekening moet worden gehouden met een stagnerende, en geleidelijk afnemende bevolkingsomvang, zelfs bij een positief migratiesaldo. Op 1 januari 2001 telde de gemeente Venlo 90.496 inwoners. In de leeftijdsopbouw is de naoorlogse geboortegolf en abrupte geboorte daling in de jaren ’70 duidelijk waarneembaar. De toekomstige bevolkingsontwikkeling wordt bepaald door het verloop van geboorte en sterfte en de migratie. Beide trends leiden tot een afname in het aantal inwoners. Als alternatief is een prognose opgesteld die uitgaat van een positief migratiesaldo van 300 personen per jaar. Deze prognose kan worden beschouwd als een bovengrens die slechts door maximale inspanning gerealiseerd kan worden. Tussen 1979 en 1999 (dat wil zeggen na de suburbanisatiegolf) is een dergelijk saldo in de voormalige gemeente Venlo slechts 2 maal voorgekomen.
138
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
8
Toelichting – De opgaven
Op het snijvlak van krachten die Venlo hebben gemaakt tot wat het nu is, en mogelijke perspectieven voor de toekomst, dienen anno 2005 keuzes gemaakt te worden ten aanzien van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. In essentie gaat het om de vraag op welke wijze de ontwikkeling van de ruimtelijke structuur kan bijdragen aan de welvaart, het welzijn en het welbevinden van bezoekers en inwoners van Venlo.
8.1
Transformaties
De stad is opgebouwd uit vele lagen, in verschillende tijden gevormd, elkaar overlappend en wederzijds beïnvloedend. Sommige functies in de stad zijn nog steeds aan bepaalde locaties gebonden (bijvoorbeeld industriële activiteiten van enige eeuwen geleden die hebben geleid tot vestiging van bedrijven). Andere zijn verhuisd en hebben juist daardoor een invloed uitgeoefend op de stad (het verdwijnen van militaire activiteiten uit de kern Venlo heeft geleid tot een relatief groot ongemengd woongebied -het rosarium- in de binnenstad). De gelaagdheid is af te lezen in het stadsbeeld, aan vele gebouwen en stedelijke ruimten, aan gebieden met verschillende kenmerken en dynamiek. Dit is een belangrijk aspect voor de beeldkwaliteit en identiteit van de stad. In de ontwikkeling van het buitengebied zijn het de verstedelijking en de veranderende productietechnieken geweest die gebieden hebben veranderd. Ook het landschap is onderhevig aan dynamische krachten die het gevolg zijn van vergelijkbare revolutionaire principes die stedelijke gebieden veranderen. De transformaties zijn echter stiller, geleidelijker. Wat opmerkelijk standvastig is gebleken in de groei van de verschillende kernen is het watersysteem van het Maasdal. Nog steeds oefenen allerlei krachten hun invloed uit op de stad en het platteland. In de structuurvisie moet een antwoord worden gegeven op de wijze waarop Venlo hiermee wil omgaan. Belangrijk is bewustzijn ten aanzien van de ontwikkelingen uit het verleden, de positie in het heden en het gewenste opname vermogen naar de toekomst. • Van kwantiteit naar kwaliteit Tot voor kort was het ruimtelijk beleid gericht op het vertalen van de maatschappelijke dynamiek die gekenmerkt werd door groei, en vooral kwantitatief van aard was. De naoorlogse geboortegolf genereerde een woningvraag die in de uitleg van Venlo, Blerick, Tegelen en Belfeld moest worden opgelost. Daarnaast vormde de ligging van Venlo op de transport assen tussen de havens van Rotterdam, Amsterdam, Antwerpen en het Rhein Ruhrgebied de belangrijkste impuls voor de ontwikkeling van de industrie en logistiek, die leidde tot een uitleg in noordelijke richting. Nieuwe infrastructuur was het gevolg van deze situering en tegelijk aanleiding voor verdere ontwikkeling. Sociale structuren in de samenleving waren overzichtelijk. De betekenis van het actuele krachtenveld is minder eenduidig. Toekomstperspectieven lijken tegengesteld. Perspectieven van een verbeterde bereikbaarheid en Europese integratie kunnen leiden tot groei. In de 20e eeuw is echter gebleken dat een voorspoedige economische ontwikkeling niet automatisch leidt tot bevolkingsgroei. Zo groeide de werkgelegenheid in de voormalige gemeente Venlo tussen 1979 en 1996 met ongeveer 14.000 arbeidsplaatsen, maar nam de bevolking met slechts 2.276 toe. De woningbouw was in die periode vooral gericht op het opvangen van de vraag die het gevolg was van een dalende woningbezetting.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
139
Demografische prognoses wijzen nu op stabilisatie van de bevolkingsomvang. In de toekomst wordt de woningvraag steeds meer bepaald door het effect van migratie. De nog resterende woningvraag lijkt, in ieder geval kwantitatief gezien, overwegend op locaties binnen het stedelijk gebied opgelost te kunnen worden. Dat betekent dat niet alle reserveringen uit het verleden aan de rand van het stedelijk gebied gehandhaafd hoeven te blijven. Hier dienen keuzes te worden gemaakt. Sociale structuren in de samenleving gaan steeds meer in de richting van netwerken. De binding van burgers en bedrijven aan één locatie is steeds minder bepaald door geografische ligging en afstand, maar steeds meer door geborgenheid en uitstraling en omgevingskwaliteiten. Het bijbehorend ruimtelijk beleid zal meer gericht moeten zijn op het begeleiden van de maatschappelijke dynamiek die gekenmerkt wordt door verandering 45. Het belang van kwalitatieve aspecten neemt toe. In de kernen komen locaties en gebouwen vrij van scholen, kerken, kloosters, het kazerne terrein, ruimte van instituten en dergelijke, als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen. Er tekent zich een beeld af waarbij kwantitatief gezien het aanbod de vraag overstijgt en kwalitatieve differentiatie, gebaseerd op samenhangende keuzes nog niet afgedwongen wordt. Kortom er is een overschot aan ruimte, waarin prioritering van ontwikkelingen moet worden gestimuleerd. In algemene zin zijn de opgaven, anders dan in het verleden, steeds meer kwalitatief en steeds minder kwantitatief van aard.
8.2
De opgaven
• Woonmilieus als basis voor kwalitatieve programmering Een eventuele bevolkingsgroei wordt steeds meer afhankelijk van het realiseren van een positief migratiesaldo. Dit betekent onder andere dat de kwaliteit van beschikbare woningen en woonmilieus dient aan te sluiten bij de wensen van bevolkingsgroepen die Venlo aan zich wil binden. Verschillen in vermogens- en inkomenspositie en leefstijlen leiden tot verschillende voorkeuren voor woningtypen en woon- en leefmilieus. Dit vraagt om keuzes ten aanzien van te realiseren type woningen op inbreidingslocaties, keuzes ten aanzien van vernieuwing van de bestaande voorraad en keuzes ten aanzien van investeringen in de openbare ruimte. Op het gebied van voorzieningen (o.a. onderwijs, zorg en welzijn, maatschappelijk, sport en detailhandel) zijn tal van veranderingen gaande. Keuzes op dit gebied zijn eveneens van invloed op de kwaliteit van de diverse woon- en leefmilieus. Demografische prognoses wijzen bovendien op een sterke toename van het aandeel ouderen in de bevolking. Omdat ook de zorginstellingen ernaar streven om deze groep langer zelfstandig te laten wonen, zullen meer woningen in de bestaande voorraad geschikt moeten zijn voor deze groep. Locaties voor bijzondere woningen waar zorg op maat verleend kan worden moeten worden aangewezen. • Kwaliteitsverbetering van werklocaties Tegenover een beroepsbevolking van ongeveer 40.000 personen biedt de Venlose economie ongeveer 52.000 arbeidsplaatsen, waarvan ongeveer 20.500 in de industrie, de logistiek en de zakelijke dienstverlening. Ruimtelijk zijn deze vooral geconcentreerd langs de A67. Met de uitbreidingen in de vorm van Tradeport Noord en Oost en het Océ terrein worden de grenzen van dit complex hier bereikt. Volgens het Masterplan Venlo voorziet de uitbreiding zeker in de behoefte tot 2015.
45
Zie ook: Vijfde Nota over Ruimtelijke Ordening (deel 1, december 2000), pag. 113
140
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Van minstens even groot belang voor het realiseren van een duurzaam complex is de inrichtingskwaliteit van deze terreinen. Venlo is in de Nota Ruimte aangewezen als economisch kerngebied, tegen de achtergrond van de ontwikkeling van zuidoost Nederland als toptechnologische regio. Hierin past het specifiek aantrekken (selecteren) van meer kennisintensieve bedrijven die bestaande activiteiten aanvullen en naar een hoger niveau tillen. Daarbij moet worden gestreefd naar ruimtelijke clustering van activiteiten. Op langere termijn zal wellicht in de regio naar mogelijkheden moeten worden gezocht.46 Ook de kwaliteit van bestaande, verouderde terreinen moet verbeterd worden. De Floriade die in 2012 op het bedrijventerrein Greenport plaatsvindt zal de (inter) nationale aandacht op het gebied focussen en legt ook de nodige druk op ontwikkelingen. Volgens het Masterplan Venlo zal de vraag naar kantoorlocaties in de toekomst stijgen, mede omdat de gewenste kwaliteitsslag het aantrekken van kantoorachtige bedrijvigheid met zich meebrengt. Venlo streeft naar een verdeling over verschillende doelgroepen door elke locatie een eigen karakter te geven. Bij het ontwikkelen van locaties zou ook gekeken kunnen worden naar concentratie van de diverse regionale instellingen die nu verspreid door de stad zitten. De Venlose economie verandert verder van structuur door een toenemend belang van vooral de zorg/ welzijnssector (vergrijzing), maar ook de recreatie en cultuursector (toerisme, economisering vrijetijdsbesteding). Deze sectoren stellen andere eisen aan de omgeving dan de sectoren die nu (nog) de economie van Venlo domineren. • Specifieke transformatieopgaven Specifieke transformatieopgaven liggen er (bijvoorbeeld) voor het vrijkomende kazerneterrein, de vrijkomende kloosters en kerken en locaties van de voormalige douane faciliteiten. De binnenstad van Venlo dient kwalitatief verbeterd te worden om in beeld te blijven als bovenregionaal koopcentrum. De gemeentelijke verwervingen in Q4 als onderdeel van het beleid gericht op het terugdringen van de drugsoverlast vragen om een ruimtelijk-functioneel concept voor herontwikkeling van dit gebied dat recht doet aan de functie voor het centrum van Venlo. Keuzes voor te nemen maatregelen in de centra van Blerick en Tegelen zullen consistent moeten zijn met de functie van deze centra voor de stadsdelen, maar ook ten opzichte van het centrum van Venlo. De aanleg van de A73 Zuid en A74 betekent enerzijds een barrière tussen Venlo, Tegelen en Belfeld en de natuurgebieden op het Rijnterras, maar anderzijds ook ontsluiting van het gebied tussen Venlo en Tegelen op autosnelwegniveau. Door de gemeentelijke herindeling is dit gebied nu het geografisch centrum van de gemeente Venlo. Tevens vormt het een belangrijke ecologische schakel tussen het Rijnterras en de Maas. Aansluitend op de aanleg van de A74 wordt door de Duitse gemeente Nettetal het bedrijfsterrein Kreuzackerfeld ontwikkeld. Aan Nederlandse zijde liggen de verouderde bedrijfsterreinen aan de Kaldenkerkerweg (Tegelen) en de Keulse Barrière. Tegelijk vormt de Jammerdaalsche Heide een belangrijk recreatie en natuurgebied. In algemene zin zal Venlo steeds meer te maken krijgen met grensoverschrijdende inrichtingsvraagstukken. • Opgaven in het buitengebied In het buitengebied houden de opgaven, in algemene zin, verband met de Reconstructiewet, het realiseren van (grensoverschrijdende) ecologische verbindingen en de levensvatbaarheid van agrarische ondernemingen onder druk van stijgende bedrijfslasten. 46
Masterplan Venlo paragraaf 5.3 en 5.4 Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
141
Het stroomgebied van de Maas zal als gevolg van noodzakelijke aanpassingen om het overstromingsrisico terug te brengen aanzienlijk van karakter veranderen. Tegelijk liggen hier opgaven op het gebied van natuurontwikkeling, toerisme en stedenbouw, met name waar het gaat om het benutten en vormgeven van de Maas als verbindende schakel tussen Belfeld, Tegelen, Blerick en Venlo, en de relatie van deze kernen met de rivier. Bovenstaand overzicht is niet uitputtend, maar geeft aan waar belangrijke opgaven liggen. Kenmerkend is het belang van het kwaliteitsvraagstuk in de opgaven47; het is een gemeenschappelijk kenmerk van veel van de ruimtelijke transformatieopgaven waar Venlo anno 2005 voor staat. Kenmerkend is verder de samenhang tussen de opgaven, waardoor deze steeds minder in afzondering kunnen worden opgelost. Het aanbod in leefmilieus maakt bijvoorbeeld deel uit van het vestigingsmilieu voor bedrijven. Ontwikkeling van een locatie voor een bepaald marktsegment (woningen, kantoren, bedrijven) beïnvloedt ontwikkelingsmogelijkheden van andere locaties voor hetzelfde segment. De Ruimtelijke Structuurvisie is daarom geformuleerd rond thema’s waarin transformatieopgaven en daaraan gerelateerde beleidssectoren met elkaar in verband worden gebracht. De ambities voor de ruimtelijke kwaliteiten van de stad geven inhoud en richting aan deze thema’s. Anderzijds gaat de structuurvisie uit van een ruimtelijke structuur waarbinnen de doelstellingen het best gerealiseerd kunnen worden. Toekomstperspectieven en trends zijn niet zozeer richting bepalend voor de ruimtelijke ontwikkeling, maar leveren voeding aan programma’s die worden ontwikkeld om de ambities binnen deze structuur te realiseren.
47
“Ruimtelijke ordening is daarom meer dan het op elkaar afstemmen van de kwantitatieve ruimtebehoeften. Het gaat ook om het bewaren en verhogen van de kwaliteit van die ruimte. Kwaliteit is moeilijker te definiëren en te meten dan kwantiteit. Kwaliteit is subjectiever.” (5e Nota RO; deel 1, pag. 005)
142
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
9
Verdieping - Krachtige kernen in een Robuust Casco
In het voorgaande hoofdstuk is geschetst dat de ruimtelijke opgave verandert van een meer kwantitatieve opgave in het verleden naar een kwalitatieve opgave voor de toekomst. Binnen deze veranderende context moeten structuurkeuzes worden gemaakt voor de meest gewenste toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling. Gezien de geformuleerde opgave gaat deze Structuurvisie uit van versterking en profilering van bestaande kwaliteiten binnen de gemeente Venlo. Het tegengaan van een voortgaande uitbreiding van het stedelijk gebied draagt in de komende periode bij aan het realiseren van de gestelde ambities en het richting geven aan de gesignaleerde trends. Zorgvuldig en precies ingrijpen en investeren binnen de bestaande structuren is gewenst. De bestaande stedelijke structuur binnen de gemeente Venlo is een unieke kwaliteit waarmee Venlo zich onderscheidt van vele andere middelgrote steden. Deze structuur heeft zich ontwikkeld binnen de fysieke context van het Maasdal.48 Het is een historisch gelaagde structuur, waarin stedelijke en landschappelijke ontwikkeling verweven zijn. De onderscheidbare woon- en werkkernen liggen in noord-zuid richting in het Maasdal, de Maas zelf vormt de historische “ruggengraat”, in oost-west richting lopen beken, “de ribben”. De “open” ruimten tussen de kernen die een scheidend karakter hebben zijn gerelateerd aan deze beken. Nieuwe infrastructuren zoals de spoorlijnen van ca. 1865 en het rijkswegennet vanaf ca. 1960 vormen de basis voor het huidige stedelijk netwerk. Deze hebben over de oorspronkelijke noord-zuid oriëntatie een duidelijke oost-west richting aangebracht. Het gevolg hiervan is dat in verschillende perioden ontstane gebieden ruimte bieden aan uiteenlopende vestigingsmilieus en belevingsmogelijkheden binnen relatief kleine afstand van elkaar, terwijl bijna overal het landelijk gebied binnen handbereik is. Zowel in ruimtelijk-historische als in functionele zin zijn de kernen van verschillende orde. Dit ordeverschil draagt bij aan de herkenbaarheid van de kernen en dient behouden en versterkt te worden. De kracht van de kernen bestaat uit hun onderlinge complementariteit waarbij in principe iedere kern de bewoners een basale economische, sociaal-culturele en recreatieve infrastructuur biedt. Bij de oriëntatie op de positie binnen verschillende netwerken dient rekening te worden gehouden met een dubbele spanningsboog: • In de oost-west richting heeft de positie van Venlo een aan welvaart gerelateerde lading. De distributie functie van Venlo wordt bepaald door deze as en krijgt door de verbeterde bereikbaarheid nieuwe impulsen. Door aanleg van de A74 neemt de bereikbaarheid vanuit het zuidoosten toe. Door de Europese integratie ontstaan mogelijkheden om de positie van Venlo als centrumstad voor het Duitse deel van de regio, en ten opzichte van het Rhein-Ruhr gebied verder te versterken. • In de noord-zuid richting heeft deze positie een aan welzijn gerelateerde lading. De belangrijkste componenten van de natuurlijke en ecologische hoofdstructuur - de Rijn en Maasterrassen en het Maasdal - zijn alle noord-zuid gericht. Het belang van deze as neemt toe door de toenemende betekenis van de zorg en recreatieve functies voor de stad. Door aanleg van de A73 Zuid neemt de bereikbaarheid vanuit het zuiden toe, en komt Venlo nadrukkelijker in beeld als verzorgingscentrum tussen Maastricht en Nijmegen. Ook in het landelijk gebied, dat door de ligging, ondergrond en ontwikkeling uniek is en verweven is met de stedelijke structuur, ligt een opgave die te maken heeft met de ontwikkelingen in de agrarische sector (Reconstructie) en geleiding van stedelijke druk, 48
Verkenningennota paragraaf Ruimtelijke Verkenningen Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
143
onder meer als gevolg van nieuwe infrastructuur. Door deze opgave te verbinden met de ontwikkeling van de kernen en te laten samenhangen met de cultuurhistorische en natuurlijke kenmerken wordt gezocht naar duurzame dragende structuren, een casco en de ontwikkeling van integrale netwerken. Zo ontstaat een grote meerwaarde in het Maasdal (robuustheid). Het landelijk gebied biedt perspectieven voor duurzame ontwikkeling van economische en natuurlijke functies door middel van verweving en scheiding. Behoud van waarden en karakteristieken in samenhang met de kernen en het ontwikkelen van groene en blauwe netwerken staat voorop. Uiteindelijk leiden deze overwegingen tot de keuze voor een ruimtelijk ontwikkelingsmodel waarin de verschillende kernen binnen bestaande contouren en in relatie tot het zich ontwikkelende stedelijk netwerk hun eigen ruimtelijke, en ook sociaal-culturele en economische karakteristieken behouden, verbeteren en verder ontwikkelen; zowel intern als in contrast en samenhang met elkaar en het omliggende landelijk gebied:
Krachtige kernen in een robuust casco In de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Venlo wordt in principe gestreefd naar het oplossen van de ruimtevraag voor woningbouw binnen de contouren van de bestaande kernen. Verschillen in dichtheid, voorzieningenniveau en inrichting van de openbare ruimte zijn aanknopingspunten voor het benoemen van verschillende woonmilieus die als richtinggevend kader dienen voor ingrepen in de bestaande voorraad en nieuwbouw. De verschillen in ruimtelijke structuur en variatie in woonmilieus geven elke kern een onderscheidende identiteit die onderdeel is van de ruimtelijke kwaliteit van Venlo. Hier kan bij de uitwerking van plannen op aangehaakt worden. Het gaat daarbij om zowel uitbreiding als vernieuwing van de bestaande voorraad. Locaties buiten de bestaande contouren mogen alleen voor woningbouw benut worden als dit een meerwaarde heeft voor de stad als geheel. Het dient te gaan om de ontwikkeling van een woonmilieu dat tegemoet komt aan een gebleken behoefte maar waar binnen de bestaande contouren ook op langere termijn geen ruimte of geschikte omgeving voor is. Voorkomen moet worden dat de ruimte tussen de kernen dichtslibt. Daarmee vervaagt het onderscheid tussen de kernen en gaat een unieke ruimtelijke kwaliteit van Venlo onherroepelijk verloren. Concentratie van woningbouw binnen bestaande contouren versterkt het draagvlak voor lokale voorzieningen op het gebied van onderwijs, zorg, welzijn en detailhandel, waardoor investeringen om op een zo laag mogelijk schaalniveau een basisvoorzieningen niveau in stand te houden meer rendement op leveren. Combinaties van voorzieningen in een centrum of bij elkaar in de buurt bevorderen daarbij de binding van bewoners aan hun buurt. Het voorzieningen niveau en het inrichtingsniveau van de openbare ruimte dienen ook consistent te zijn met het woonmilieu. Een bijzonder aspect is het belang van de nabijheid van dienstverleningen zorgfuncties ten opzichte van de zorgvraag van ouderen en andere zorgbehoevenden die zelfstandig wonen.49 Tenslotte kunnen ook sociaal-economische factoren om een investeringsimpuls vragen.50 Door afspraken te maken over woon- en leefmilieus voor verschillende buurten en daarbij horende investeringen van marktpartijen en gemeente, zien bewoners welke keuze per kern geboden wordt. Zo kan worden ingespeeld op wensen om bij verhuizing het liefst in de eigen wijk of stadsdeel te blijven wonen.51 49
Visie Wonen-Welzijn-Zorg 2003, Hoofdstuk 4 Woonvisie 2003, Hoofdstuk 6 51 Onderzoek woonwensen in het kader van de woonvisie, hoofdstuk 6 50
144
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Geldersepoort
Inspanningen om de sociale samenhang binnen wijken en stadsdelen te versterken maken dan meer kans. Investeren in het bestaand stedelijk gebied leidt tot kernen die krachtig genoeg zijn om er de doelstellingen op het schaalniveau van de kernen te realiseren. Daarnaast is een goede onderlinge afstemming nodig om de doelstellingen ook voor Venlo als geheel te realiseren. Dit betekent het profileren van het centrum van Venlo als centrum van de gemeente en de regio. De rol van de binnenstad als winkel-, toeristisch en cultureel centrum van de gemeente en de regio dient versterkt te worden. De binnenstad en omgeving vormen de locatie voor het creëren van een centrum stedelijk woonmilieu. De rol van het centrum als kantoren locatie, voor zakelijke dienstverlening en als bestuurscentrum voor de gemeente en de regio dient verder ontwikkeld te worden. De centrumgebieden van Blerick en Tegelen hebben primair een boodschappenfunctie en ontmoetingsfunctie voor die stadsdelen. Daarnaast kunnen hier lokaal georiënteerde kantoren gevestigd worden voor maatschappelijke en zakelijke dienstverlening. Het centrumgebied van Belfeld heeft voor die kern een vergelijkbare functie, maar op een lager schaalniveau. Lokale bedrijventerreinen worden gerevitaliseerd om ruimte te scheppen voor bedrijven die niet op de grootschalige werklocaties thuis horen.
Centrum Belfeld
De kern Venlo krijgt verder betekenis in de verdeling van regionale functies over dit stedelijk kernennetwerk, rekening houdend met de hiërarchische opbouw, bestaande locaties en bereikbaarheid c.q. aanhaking op de bovenlokale infrastructuur. De Tradeports, Noorderpoort en Océ vormen gezamenlijk een werkkern waar (inter-)nationaal en regionaal georiënteerde ondernemingen (productie en dienstverlening) gevestigd zijn. Aan de ruimtevraag naar bedrijventerrein wordt voldaan met de geplande uitbreidingen van de Tradeports, Océ en de revitalisering van lokale bedrijven terreinen. Maaswaard en de Spoorzone zijn locaties voor concentratie van regionaal georiënteerde bestuursinstellingen. De omgeving van het ziekenhuis en hogeschool is het zwaartepunt in de regionale functie van Venlo in de gezondheidszorg en onderwijs. De omgeving van de Koel is het zwaartepunt in de regionale functie van Venlo op het gebied van sport en leisure. Het buitengebied completeert als een casco de kernen, maar is meer dan een contramal die de kernen begrenst en bepaalt. Het is een wezenlijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit van Venlo en dient navenant ontwikkeld te worden. Het casco functioneert als een gebied met natuurlijke en recreatieve functies en netwerken, als productiegebied voor de landbouw, als rust en uitloopgebied, als locatie voor sport- en recreatieve voorzieningen, als landelijk woonmilieu, als toeristisch / recreatieve bestemming en als locatie voor specifieke centrumfuncties.
Groen in de stad
Nieuwe functies voor het casco zijn gebaseerd op een blijvende ligging in een landelijke en natuurlijke omgeving. Cultuurhistorische waardevolle elementen worden behouden en zichtbaar gemaakt in landschapsontwikkeling. De ontwikkeling en ontsluiting van natuurgebieden draagt bij aan verbetering van het woon- en leefmilieu van Venlo. Kassen worden geconcentreerd in de concentratiegebieden. Infrastructuur wordt gebundeld en landschappelijk ingepast.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
145
Om deze functies en doelstellingen blijvend te vervullen is robuustheid nodig. De robuustheid wordt verkregen door de realisatie van krachtige interne en externe samenhangende netwerken, zoals een veilige Maascorridor met natuurlijke, recreatieve en stedenbouwkundige kwaliteiten, door het realiseren van duurzame ecologische structuren en samenhangende natuurgebieden en een toeristisch recreatief netwerk. De ruimte tussen de kernen is niet alleen nodig om de kernen te scheiden, maar ook als schakel in ecologische en toeristische netwerken. Robuustheid wordt verder verkregen door de aanwezigheid van levensvatbare ondernemingen in de land- en tuinbouw binnen het casco. Tenslotte kunnen ook stedelijke functies worden gebruikt om robuustheid te realiseren, op voorwaarde dat deze worden ingepast in de karakteristiek van het gebied. Dit geldt bijvoorbeeld bij het vinden van duurzame bestemmingen voor cultuurhistorische elementen zoals de kloosters en kerken.
146
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
10
Verdieping: “Centrumstad in een grenzenloze regio”
10.1
Uitgangssituatie
Venlo heeft een werkfunctie voor de regio. Ongeveer 22.500 arbeidsplaatsen in Venlo worden ingevuld door mensen van buiten Venlo (waarvan 10.800 uit de regio), tegenover ongeveer 7.000 Venlonaren die elders werken (waarvan 3.000 in de regio) (december 2000). In economisch opzicht reikt de centrumfunctie van Venlo nog verder. Voor verschillende ondernemingen is hun vestiging in Venlo de hoofdvestiging voor de West-Europese regio. Océ heeft in Venlo de mondiale hoofdvesting. De positie van Venlo als nationaal logistiek en industrieel knooppunt hangt onder meer samen met de ligging ten opzichte van mainports als Antwerpen, Rotterdam en Amsterdam enerzijds en het Ruhrgebied anderzijds. Industrie, logistiek en zakelijke dienstverlening leveren met 20.500 arbeidsplaatsen ongeveer 39% van de werkgelegenheid in Venlo. In de afgelopen decennia heeft deze functie zich ruimtelijk gemanifesteerd in de ontwikkeling van Noorderpoort en Tradeports. Voor een deel werd deze ontwikkeling gevoed door verplaatsing van bedrijven uit de woonkernen, waardoor zowel de leefbaarheid van deze kernen, als ontsluiting en uitbreidingsmogelijkheden voor de bedrijven werd verbeterd. In de Nota Ruimte is de betekenis van Venlo voor de nationale economie erkend met de aanwijzing als economisch kerngebied. Het middelbaar en hoger onderwijs en diverse zorginstellingen geven mede inhoud aan de rol van Venlo als centrumstad voor de regio. Van de leerlingen in het HBO in Venlo kwam in 2001 76% van buiten Venlo, voor het voortgezet onderwijs was dit bijna 30%. Ruim 56% van de opgenomen patiënten in het streekziekenhuis kwam van buiten Venlo. Voor de inwoners van Venlo vormen deze faciliteiten onderdeel van de stedelijke voorzieningen en hun quality of life. Hoewel ze niet worden beschouwd als stuwende sectoren, vormen onderwijs met bijna 2.500 arbeidsplaatsen en de zorgsector met bijna 7.500 arbeidsplaatsen wel belangrijke werkgevers. Op grond van de vergrijzing mag worden aangenomen dat de werkgelegenheid in de zorg zal toenemen. Voor het onderwijs is op grond van de ontgroening een lichte afname te verwachten. Anderzijds is met name in het HBO een toename van leerlingen uit het buitenland waarneembaar. De huisvesting van het middelbaar onderwijs wordt gerationaliseerd volgens het campusmodel, waarbij de onderwijsfuncties worden geïntensiveerd op een beperkt aantal locaties en anderzijds locaties worden afgestoten. In de zorg wordt ernaar gestreefd om een groeiende groep ouderen langer zelfstandig te laten wonen met verzorging aan huis. De afbouw van een aantal instellingen hangt hiermee samen. Toerisme en recreatie zijn bij uitstek afhankelijk van bezoek uit de regio en daarbuiten. De regio Zuidoost Brabant, Noord- en Midden Limburg en Rijk van Nijmegen geldt de laatste jaren als 3e of 4e bestemming voor overnachtingen binnen Nederland. Het toeristisch aanbod in de regio en in Venlo is diffuus. Steyl, Klein Zwitserland en het centrum van Venlo gelden als trekkers. Het centrum van Venlo vormt het brandpunt van de Venlose samenleving én van de regio. Hierbinnen vervult het kernwinkelgebied zowel de functie van stadsdeelcentrum als de functie van stedelijk, regionaal en bovenregionaal centrum. Detailhandel, horeca en persoonlijke diensten bepalen het imago. De samenstelling van de detailhandel in het kernwinkelgebied is sterk bepaald door de functie die dit gebied heeft op het gebied van recreatief winkelen vanuit het Duitse Ruhrgebied. Door prijsnivellering wordt de kwaliteit van het gebodene steeds belangrijker.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
147
De verschillende aspecten van de centrumfunctie zijn sterk verspreid over het grondgebied van de gemeente. Het regionaal en stedelijk verkeerssysteem vormt de verbindende schakel.
10.2
Ambitie en doelstellingen
Venlo wil zich profileren als centrumstad van Noord- en Midden-Limburg én het aangrenzende voorland van het Duitse Ruhrgebied. Een complete centrumstad die niet perse grootschalig hoeft te zijn. Een stad waar mensen graag willen wonen en naar toe willen komen. Op basis van deze ambitie zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: ♦ Behoud en kwaliteitsverbetering van Venlo als (inter-) nationaal logistiek en industrieel knooppunt, onder meer door het aantrekken van kennisintensieve ondernemingen en instellingen. ♦ Versterking van Venlo als centrumstad voor de regio (Noord- en Midden Limburg én het aangrenzende Duitse voorland van het Ruhrgebied). ♦ Versterking van het stadscentrum van Venlo.
10.3
Behoud en kwaliteitsverbetering als logistiek en industrieel knooppunt
• Regionale werklocaties Belangrijk voor de ontwikkeling van Venlo als nationaal logistiek en industrieel knooppunt is de toenemende vervlechting tussen productie (zowel industrie als landbouw), transport en consumptie activiteiten.52 De productie verschuift van aanbodgericht naar vraaggericht, waardoor minder voorraden opgebouwd hoeven te worden en kosten bespaard worden. Kostenbesparing wordt ook gerealiseerd doordat bedrijven zich richten op kernactiviteiten en andere activiteiten als productie van halffabrikaten uitbesteden of verplaatsen. Deze ontwikkelingen vereisen een steeds betere kennis en overdracht van de wensen van afnemers (marketing, service, orders), het vermogen om snel in te kunnen spelen op nieuwe specificaties (technologische flexibiliteit, productontwikkeling) en het vermogen om de steeds meer gefragmenteerde productie-consumptieketen zo efficiënt en goedkoop mogelijk te organiseren (logistiek, multimodaliteit vervoersmogelijkheden). Toepassing van geavanceerde informatie en communicatie technologie speelt bij dit alles een rol. Productieprocessen worden dus steeds meer afhankelijk van ondersteunende diensten en kennis speelt als productiefactor een steeds grotere rol. Venlo streeft ernaar om haar functie als (inter-)nationaal logistiek en industrieel knooppunt te behouden. De doelstelling om de kwaliteit als knooppunt te verbeteren betekent dat het economisch beleid gericht is op uitbreiding met kennisintensieve activiteiten (research en ontwikkeling, telecommunicatie, handel) en versterking van relaties met regionale onderwijsinstellingen. In het ruimtelijk beleid wordt ingespeeld op de trend dat gespecialiseerde logistieke dienstverleners ernaar streven om zich te vestigen in elkaars nabijheid. Clustering schept voorwaarden voor samenwerking en gezamenlijk gebruik van infrastructuur en diensten. Venlo ambieert het faciliteren van de clustering van grootschalige bedrijvigheid en kan voorzien in een netwerk van logistieke centra rond knooppunten van verbindende infrastructuur. Venlo geeft op deze wijze invulling aan haar betekenis als economisch kerngebied en aan haar positie in de toptechnologische regio Zuid Oost Nederland.
52
Zie ook Masterplan Venlo par 2.2 Economische trends en ontwikkelingen.
148
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De regio Venlo is tevens aangewezen als greenport in de Nota Ruimte. Dit zijn gebieden waar de positie van de primaire sector en de daaraan verbonden kennisinstellingen, logistieke en dienstverlenende bedrijvigheid een sterke internationale concurrentiepositie hebben. De uitbouw van de agribusiness vindt regionaal plaats. Het gaat met name om de projectvestigingen glastuinbouw Siberië (Maasbree) en Californië (Horst aan de Maas) en de nieuwe Tradeports (Tradeport Oost, Noord en Greenport). Venlo functioneert in de regio als logistiek en dienstencentrum voor de land- en tuinbouw. In 2012 wordt het terrein Greenport gebruikt voor de Floriade. Impressie Floriade 2012
Ruimtelijk zijn industriële en logistieke activiteiten in Venlo geconcentreerd aan de noordwest zijde rond de A67: de Tradeports, de veiling ZON, Océ, Noorderpoort. Dit is – naast de woonkernen - een werkkern in wording met een eigen identiteit en structuur. Om deze kern te versterken en de industriële en logistieke functies hier te verankeren moet rekening gehouden worden met de volgende implicaties van de geschetste economische trends voor het ruimtelijk beleid: •
•
•
• •
Het traditionele onderscheid tussen productie, logistiek en diensten vervaagt. Op traditionele industrie- en bedrijfsterreinen moeten ook productontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratie en management activiteiten kunnen voorkomen. Océ Onderlinge contacten, uitwisseling van informatie, gezamenlijke marketing en profilering kunnen worden bevorderd door clustering van verwante of aan elkaar gerelateerde ondernemingen. Dit trekt weer ondernemingen aan die in het clusterprofiel passen. Afhankelijk van het type activiteit (productie, opslag, administratie, research, promotie, management) stellen ondernemingen verschillende eisen met betrekking tot representativiteit, zicht, ontsluiting en hinder. Hierop kan worden ingespeeld door zonering, met als doel: • hinder tussen productie intensieve en kennis intensieve activiteiten te voorkomen • in te kunnen spelen op specifieke locatie eisen met betrekking tot transport (water, spoor, weg) en zichtlocaties • rekening te kunnen houden met wensen ten aanzien van representativiteit • exclusieve locaties te kunnen reserveren (stadspoorten) Alle modaliteiten moeten beschikbaar en toegankelijk zijn en over voldoende capaciteit beschikken. Er is mogelijk behoefte aan faciliteiten om in een ontspannen sfeer contacten te leggen, informatie uit te wisselen en zaken te doen. Er is onderzoek nodig naar het mogelijk gebruik en de plaatsgebondenheid van een dergelijk centrum. Het Tradeports gebied kan als mogelijke locatie voor zo’n faciliteit in aanmerking komen.
• Clustering Er wordt gestreefd naar thematisering en clustering van verwante of aan elkaar gerelateerde ondernemingen en instellingen op de regionale werklocaties in Venlo. Dit zijn locaties die goed bereikbaar zijn vanuit de regio en die in belangrijke mate vestigingsplaats zijn of worden voor nationaal en regionaal georiënteerde bedrijven. Tevens richt het beleid zich op het aantrekken van kennisintensieve ondernemingen en instellingen. Clustering verhoogt de kans op nieuwe initiatieven en medegebruik van elkaars kennis en positie. Het versterkt het profiel van locaties en de daar gevestigde activiteiten.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
149
Tabel 10.1 geeft een aanzet voor clustering van verwante activiteiten voor de verschillende regionale en stedelijke werklocaties in Venlo. Locaties waar sprake is (of in de toekomst kan zijn) van clustering zijn: 1.
Kern Tradeports / Océ / Noorderpoort Rekening houdend met de bestaande concentratie rond de kern Tradeports / Océ / Noorderpoort gaat het in deze kern om het verder profileren van de positie van Venlo als (inter)nationaal logistiek en industrieel knooppunt door het leggen en uitbouwen van accenten in de verschillende onderdelen.
2.
Centrumgebied Venlo De functie van het centrumgebied van Venlo als werklocatie wordt versterkt door de concentratie van stedelijk en regionaal georiënteerde organisaties en het stimuleren van de vestiging van zakelijke dienstverlening die minder gelieerd is aan ondernemingen in de Tradeport / Océ / Noorderpoort kern. Tradeport
3.
Specialistische locaties De betekenis van regionale werklocaties buiten deze concentraties voor de centrumfunctie van Venlo wordt versterkt door specialisatie die aansluit bij hun ligging en bestaande activiteiten: −
Keulse Barrière is een bedrijventerrein dat door het wegvallen van de douanefunctie die specifieke betekenis heeft verloren. Door de aanleg van de A74 verliest het terrein verder de onmiddellijke aansluiting op de autoweg. Verder vormt het als het ware een stedelijk eiland in het groene casco. Daar staat tegenover dat door de ontwikkeling van het Kreuzackerfeld door de gemeente Nettetal (Duitsland) hier een bedrijventerrein ontwikkeld wordt waarop bij de revitalisering van de Keulse Barrière ingespeeld kan worden. Bovendien blijft het terrein na de reconstructie van de aansluiting Kaldenkerkerweg / A74 goed aangesloten op het autowegennet. Bij de revitalisering kan het bedrijventerrein als een sterke functie in het robuuste casco worden ingepast door vormgeving en beplanting.
−
Via Venlo neemt in de centrumhiërarchie een bijzondere plaats in. Via Venlo biedt plaats aan een significante clustering van grootschalige detailhandel, op een goed ontsloten locatie t.o.v. het centrum en de snelweg. Dit centrum heeft een stedelijke en regionale functie, en is specifiek bedoeld voor perifere detailhandel die in het kernwinkelgebied en stadsdeelcentra niet inpasbaar of ongewenst is. Dit onderscheidend aanbod zorgt ervoor dat Via Venlo niet concurreert met het stedelijk centrum en dat de locatie de totale verzorgingsfunctie van Venlo versterkt. Via Venlo moet herkenbaar blijven als cluster van grootschalige detailhandel; verbreding van het aanbod met reguliere detailhandel is ongewenst. Ontwikkeling van een soortgelijke locatie elders in Venlo is eveneens niet wenselijk.
−
Meelderbroek en ’t Ven Noord zijn locaties om levensvatbare ondernemingen te concentreren die elders niet kunnen uitbreiden. Deze sterke functie kan door beplanting in het landschap worden ingepast en aan het robuuste casco bijdragen.
Glastuinbouw
150
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
In het kader van het Masterplan Venlo is berekend dat met de ontwikkeling van Tradeport Noord en Tradeport Oost in de behoeften aan bedrijfsterrein tot 2015 kan worden voorzien. Voor de langere termijn dienen de economische perspectieven en de daaruit voortvloeiende ruimtebehoefte nog in beeld te worden gebracht. Daarbij zullen ook bereikbaarheid en ruimtelijke inpasbaarheid betrokken moeten worden. Mogelijkheden in de regio moeten nadrukkelijk in overweging genomen worden. • Faciliteiten De behoefte aan faciliteiten (conferentie, horeca, training en dergelijke) om in een ontspannen sfeer contacten te leggen en zaken te doen dient nader onderzocht te worden. Het thema ‘Stad in het Maasdal’ biedt aanknopingspunten (natuur, rust, kloosters) om het aspect van onthaasting en ontspanning als wezenlijk onderdeel van een scala aan economische activiteiten in Venlo te ontwikkelen en daarmee de ambities te realiseren. De ontwikkeling van dergelijke faciliteiten nabij de Tradeports kan de identiteit van deze kern versterken. Ook het stedelijk centrum is een geschikte locatie. De mogelijkheden en noodzaak om te zoneren en te clusteren zullen per locatie uitgezocht en uitgewerkt worden. Dit zal zijn beslag krijgen in ontwikkelings- en acquisitie strategieën en bestemmingsplanvoorschriften. Deze uitwerking wordt gecoördineerd binnen het Beleidsprogramma “Kennis en Economie”. Tabel 10.1 Uitgangspunten voor clustering Locaties
Cluster Typering
Kenmerken
Kern Tradeports / Océ / Noorderpoort a.Venlo Trade Port Industrie en − Grootschalige en middelgrote maak industrie b.Trade Port West logistiek − Opslag, distributie en transport ondernemingen c.Trade Port Noord − Distributie en transport ondernemingen met in hoofdzaak een (inter)nationale oriëntatie − Aan ondernemingen gelieerde productontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratie en management d. Greenport Venlo Industrie en − Middelgrote en kleinschalige industrie research − Research en development − Op ondernemingen in Tradeport gerichte productontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratie en management e. Tradeport Oost Tuinbouw en − Aan tuinbouw en landbouw verwante opslag, distributie en logistiek transportondernemingen − Aan tuinbouw en landbouw verwante productontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratie en management − Industriële ontwikkeling van het oude Venlo f. ZON Fresh Park Tuinbouw en − Aan tuinbouw en landbouw verwante opslag, distributie en logistiek transportondernemingen − Tuinbouw en landbouw veiling (groente en bloemen) g. Noorderpoort h. Océ Bedrijvenpark
Diensten en logistiek Industrie en kennis
−
Grootschalige en middelgrote zakelijke dienstverlening
− −
Kantoormachines en kantoorbenodigdheden industrie Aan ondernemingen gelieerde of op ondernemingen gerichte productontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratie en management Aan ondernemingen gelieerde of op ondernemingen gerichte training en opleidingsfaciliteiten Aan ondernemingen gelieerde of op ondernemingen gerichte ontspannings- en congresfaciliteiten
− −
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
151
Centrumgebied Venlo i. Maaswaard Regionaal bestuur en diensten j. Spoorzone Regionaal bestuur en diensten k. Stedelijk CenZakelijk en trum Venlo ontspannen l. Stedelijk wonen/werken zone Venlo
Zakelijk en representatief
Specialistische locaties m. Keulse Barrière Handel en export
− −
Stedelijk en regionaal georiënteerde organisaties Middelgrote zakelijke dienstverlening
− −
Stedelijk en regionaal georiënteerde organisaties Middelgrote zakelijke dienstverlening
− − − − − −
Kleinschalige zakelijke dienstverlening Horeca Congres- en vergaderfaciliteiten Grootschaliger zakelijke dienstverlening Congres- en vergaderfaciliteiten Wonen/werken combinatie
−
Op Duitse en Europese achterland georiënteerde opslag, distributie en transport ondernemingen Aan ondernemingen gelieerde productontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratie en management
− n. Via Venlo o.’T Ven Noord p. Meelderbroek
Grootschalige detailhandel Glastuinbouw concentratie Glastuinbouw concentratie
−
Grootschalige perifere detailhandelslocatie
−
Middelgrote glastuinbouw ondernemingen
−
Middelgrote glastuinbouw ondernemingen
Tabel 10.2 Uitgangspunten voor clustering: aanvulling Locaties Cluster Kenmerken typering q. Middengebied Zorg en − Streekziekenhuis Venlo-Tegelen Kennis − Hoger Beroepsonderwijs − Aan ziekenhuis of hoger beroepsonderwijs gelieerde of hierop gerichte productontwikkeling, marketing, service, logistiek, administratie en management − Aan ziekenhuis of hoger beroepsonderwijs gelieerde of op ondernemingen gerichte training en opleidingsfaciliteiten − Aan ziekenhuis of hoger beroepsonderwijs gelieerde of hierop gerichte ontspannings- en congresfaciliteiten r. Campus en Voortgezet − Concentratie van voortgezet onderwijs op een beperkt aanTechnodome onderwijs tal campussen. Overige locaties worden afgestoten Locaties s. Stadion de Koel Leisure − Grootschalige leisure voorzieningen en omgeving − Middengebied en Stadion De koel t. Klein Zwitser Dagrecreatie − Dagrecreatief speelpark land u. Kloosterdorp Cultuur − Inpassing van kleinschalig cultuurtoerisme Steyl − Aansluiting bij religieus, kleinschalig karakter v. Stedelijk cenCultuur − Culturele voorzieningen met stedelijk en regionaal bereik trum Venlo & Q4 − Ruimte voor kleinschalige functies als ateliers en ambacht
152
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
10.4
Versterking als centrumstad voor de regio
Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is versterking van de regionale verzorgingsfunctie van de stad voor de regio’s Noord- en Midden Limburg en het Duitse voorland van het Ruhrgebied. Voor de ontwikkeling van deze functie van Venlo, op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, openbaar bestuur, dienstverlening, grootschalige leisure en toerisme, is het van belang dat bestaande voorzieningen behouden worden en nieuwe voorzieningen worden aangetrokken. Het aanbod van dit type voorzieningen is beperkt. Om Venlo te positioneren als de meest geschikte vestigingsplaats wordt gestreefd naar concentratie van deze functies op locaties die goed zijn aangesloten op de hoofdwegenstructuur. In aanvulling op de lijst van locaties in tabel 10.1 gaat het om de locaties in tabel 10.2. • Regionale voorzieningen De ambitie om Venlo als centrumstad te versterken betekent dat het ruimtelijk beleid moet inspelen op de ruimtebehoefte van deze instellingen en hun bereikbaarheid vanuit de stad en de regio. Er is behoefte aan herkenbare, representatieve kantoorlocaties voor dienstverleners en instellingen, met name in de stedelijk wonen/werken zone rond het centrum. Het streekziekenhuis en Fontys Hogeschool vormen op hun huidige locatie herkenbare landmarks van de centrumfunctie van Venlo voor de regio. Deze bereikbaarheid vanuit de stad en regio is goed en verbetert nog door de aanleg van de A73 Zuid en A74. Om de positie van Venlo als centrumstad op het gebied van onderwijs en zorg te versterken is het van belang dat de huidige locatie als specialistische cluster voor deze functies verder kan worden uitgebouwd. Dit betekent zowel ruimte voor uitbreiding als ruimte voor vestiging van ondersteunende en gelieerde activiteiten. Het gebied waar de huidige locatie deel van uitmaakt is ook een belangrijk onderdeel van het robuuste casco. Omdat het ziekenhuis en de hogeschool in schaalniveau uitstijgen boven dat van de kernen, en de locatie goed bereikbaar is, heeft de locatie een meerwaarde voor het profileren van Venlo als centrumstad voor de regio. Daarom is het verantwoord om de huidige locatie uit te bouwen voor deze functies. Zorg en onderwijs lenen zich goed om als sterke functie in een groene omgeving gesitueerd te worden (beplanting en vormgeving) waardoor ze aan het robuuste casco bijdragen. Door reorganisatie van het voortgezet onderwijs kan de huisvesting worden gerationaliseerd. Er wordt gestreefd naar een campusmodel waarbij op verschillende locaties binnen de kernen bepaalde opleidingen geclusterd zijn. Door het campusmodel neemt de verplaatsingsbehoefte wel toe. Hierop zal door toegankelijkheid per fiets en openbaar vervoer ingespeeld worden. In deze Structuurvisie gelden de huidige locaties als uitgangspunt. Vrijgekomen locaties worden ingezet voor woningbouw. Als clusteringslocaties zijn de campussen Blariacum in BleCollege Den Hulster rick, Valuas in Venlo en Onderwijs Boulevard Venlo-Zuid (bestaande uit locaties Den Hulster en Technôdome) aangewezen. Een dergelijk concentratieproces is tevens gaande in het middelbaar beroepsonderwijs, dat verzorgd wordt door Gilde Opleidingen. Het middelbaar onderwijs wordt geconcentreerd op de locaties Groenveldsingel en Technodôme (onderdeel van Onderwijs Boulevard VenloZuid).
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
153
• Regionale ontspanning Venlo biedt tal van voorzieningen waarvoor bezoekers uit de regio naar Venlo komen voor ontspanning en vermaak. Het stedelijk centrum biedt dit type voorzieningen in verschillende vormen. Uitgangspunten worden in paragraaf 10.5 geformuleerd. Buiten het stedelijk centrum vervullen de volgende locaties een rol als regionale bestemming voor ontspanning en vermaak: −
Stadion de Koel is de basis voor de betaald voetbalorganisatie VVV. De omgeving van het stadion is in de zogenaamde VeNeTe studie aangeduid als ontwikkelingslocatie voor grootschalige leisure activiteiten. Deze locatie heeft prioriteit als zoeklocatie wanneer zich initiatieven voor Venlo aandienen.
−
Klein Zwitserland, gesitueerd aan de rand van het Jammerdaal, is een dagrecreatieve bestemming (speeltuin in het groen) voor bezoekers uit een ruime regio. Hiervoor is de ambitie in ieder geval de bestaande situatie in stand te houden, waarbij eventueel gedacht kan worden aan een beperkte uitbreiding in aanvulling op het bestaande karakter van Klein Zwitserland Voor de ontwikkeling van Klein Zwitserland en de Koel en omgeving gelden soortgelijke overwegingen als voor de ontwikkeling van de omgeving ziekenhuis / hogeschool. De functies zijn regionaal in schaalniveau en de locaties zijn goed bereikbaar vanuit de stad en de regio. De locaties Tussengebied Venlo – Tegelen en Stadion De Koel en omgeving liggen buiten de grenzen van de kernen, in het casco. Ze hebben te maken met een druk door aanwezigheid van bestaande voorzieningen en verbetering van de bereikbaarheid (aanleg Rijksweg 74). Uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling is dat nieuwe voorzieningen in de omgeving worden ingepast en bijdragen aan de robuustheid van het casco. Regionale sport-, recreatieve en leisure voorzieningen hebben een meerwaarde voor het profileren van Venlo als centrumstad voor de regio. Leisure, topsport en dagrecreatie lenen zich goed om als sterke functie in een groene omgeving gesitueerd te worden (beplanting en vormgeving) waardoor ze aan het robuuste casco bijdragen. Aan nieuwe, grootschalige toeristisch-recreatieve voorzieningen als noodzakelijke drager voor het robuuste casco is geen behoefte. Voor nieuwe initiatieven geldt een kwalitatieve afweging op basis van de inrichtingsprincipes voor het casco.
154
−
Het kloosterdorp Steyl is een concentratie van missieorden die onderdeel van een mondiaal netwerk zijn. De locatie heeft een toeristische potentie vanwege het monumentale karakter (aangewezen beschermd dorpsgezicht), maar ook als centrum voor rust en bezinning. Het kloosterdorp bepaalt mede de eigenheid van de kern Tegelen. Nieuwe functies voor historisch kenmerkende gebouwen en locaties, zoals de kloosters, dienen gericht te zijn op duurzame instandhouding van zowel het object als de cultuurhistorische betekenis ervan. Bij inpassing van nieuwe of aanvullende voorzieningen in kloosterdorp Steyl moet aansluiting worden gezocht bij het religieus, kleinschalig karakter en kleinschalig cultuurtoerisme.
−
De Maas en de natuurgebieden hebben potenties als regionale bestemmingen voor watersporten, wandelen, fietsen, verblijven en dergelijke.
−
Incidenteel vormen andere locaties door evenementen een ontspannings gerelateerde bestemming. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Passiespelen die periodiek in Tegelen gehouden worden en jaarlijkse evenementen zoals carnaval, kermissen en dergelijke.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Deze locaties en evenementen bieden de regionale bezoeker een scala aan belevingsmogelijkheden die gezamenlijk het imago van de stad als toeristisch recreatieve bestemming voor de regio bepalen. Uitgangspunt is versterking van de totale diversiteit door versterking van de afzonderlijke locaties.
10.5
Versterking van het stadscentrum van Venlo
Deze structuurvisie streeft naar versterking van het karakter van de verschillende kernen in Venlo, met daarin wel een hoofdrol voor het centrumgebied van Venlo. Ontwikkelingen in de stadsdeelcentra zullen getoetst moeten worden op hun effect op het functioneren van het centrum van Venlo. Als doelstelling geldt het versterken van de verzorgingsfunctie van het stadscentrum van Venlo voor de stad en de regio. Die functie wordt nu vooral gedragen door een concentratie van functies op het gebied van detailhandel, horeca, persoonlijke dienstverlening, zakelijke dienstverlening, bestuur, cultuur en toerisme in het stedelijk centrum. Deze paragraaf gaat in op hoe deze ambitie voor de verschillende functies in het centrum gestalte kan krijgen, en hoe zich dat verhoudt met de rol van de stadsdeelcentra. De versterking van het stadscentrum moet vorm krijgen door: − Versterking van de afzonderlijke functies in het centrum en hun onderlinge samenhang. − Aanvulling met ontbrekende functies versterkt de reeds aanwezige combinatie van functies. − Het tegengaan van ontwikkelingen elders in de stad die concurreren met versterking van de verzorgingsfunctie van het stadscentrum. − Het bevorderen van ontwikkelingen elders in de stad die zorgen voor onderlinge versterking. Binnen het centrum van Venlo is nog een onderscheid gemaakt tussen een stedelijk centrum zone (met daarbinnen het kernwinkelgebied) en een centrum wonen werken zone. Deze gebieden verschillen in functionele opbouw en structuur en deze verschillen zijn beleidsmatig relevant. Zo komen de zones overeen met typering van het (daarin gewenste) woonmilieu in de verdieping Leefbare Stad. • Ontwikkeling detailhandel, horeca en persoonlijke diensten Detailhandel, horeca en persoonlijke diensten bepalen, geconcentreerd in het kernwinkelgebied, in belangrijke mate het imago van de stedelijk centrum zone. In omvang en samenstelling zijn deze sectoren in het kernwinkelgebied van een andere orde dan de overige delen van het centrum van Venlo en de overige centra. Het kernwinkelgebied heeft zowel de functie van stadsdeelcentrum als de functie van stedelijk, regionaal en bovenregionaal centrum. De doelstelling om het centrum van Venlo te versterken heeft betrekking op de stedelijke, de regionale en bovenregionale centrumfunctie. De doelstelling om de stedelijke centrumfunctie van Venlo te versterken betekent dat ernaar gestreefd wordt dat inwoners van de gemeente het kernwinkelgebied van Venlo als winkelbestemming kiezen boven een centrum in de regio of het kernwinkelgebied van een van de naburige steden. Winkelen is meer dan gericht boodschappen doen, het betekent onder andere het kunnen vergelijken van soortgelijke producten, in een aangename sfeer, met de mogelijkheid om even ergens te verpozen. Winkelen wordt steeds meer een recreatieve activiteit (funshopping).
Die 2 Brüder von Venlo
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
155
Deze aspecten vereisen een gevarieerd aanbod in het kernwinkelgebied van zowel ketenwinkels als lokale speciaalzaken, persoonlijke diensten, cultuur en horeca. Het kernwinkelgebied moet als geheel, of opgedeeld in circuits, beloopbaar zijn. Het voetgangersgebied moet een hoge verblijfskwaliteit hebben wat betreft aankleding, onderhoud, schoonheid en veiligheid, mede bepaald door de historie van de stad. Het gebied moet zowel per fiets, auto als openbaar vervoer goed vanuit de stad bereikbaar zijn. Dit ambitieniveau stelt eisen aan bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer vanuit het verzorgingsgebied en aan de identiteit waarin het centrum van Venlo zich onderscheidt van andere regionale centra. De identiteit van Venlo bestaat uit de combinatie van monumentale en bezienswaardige gebouwen, het binationale karakter, de musea en levendigheid (evenementen). De potentie van de Maas om aan het eigen karakter van Venlo bij te dragen moet verder worden ontwikkeld. Het stedelijk centrum heeft nauwelijks aanbod in de binnenstedelijke leisure sfeer. Nu bestaat geen inzicht in de vraag of en waar leisure verenigbaar is met de identiteit van het kernwinkelgebied. Anderzijds kunnen leisure functies beter verenigbaar zijn met andere functionele opties voor Maaswaard en de Spoorzone. De relatie tussen deze locaties en het stedelijk centrum is daarbij randvoorwaarde. Dit uitgangspunt geldt ook voor andere regionale winkelconcepten zoals factory-outlet centra. • Ontwikkeling toerisme en recreatie De aanwezigheid van monumentale / bezienswaardige gebouwen, musea, het binationale karakter en de levendigheid maken van het stedelijk centrum een toeristische bestemming, in aanvulling op de regionale winkelfunctie. Versterking van de relatie draagt bij aan de doelstelling om het stadscentrum te versterken. Hotels en pensions passen bij de toeristische functie van het stedelijk centrum. In het stedelijk centrum vormen het Nolensplein en het Julianapark bijzondere locaties, omdat ze door hun schaal en ligging de ruimte bieden voor evenementen van stedelijke en regionale schaal die de toeristische en winkelfunctie van het kernwinkelgebied versterken. Bij planvorming voor deze locaties dient behoud en verbetering van deze mogelijkheden uitgangspunt te zijn. De potenties van de verzorgingsfunctie van het stedelijk centrum op het gebied van cultuur zijn onderbenut. De veelheid aan culturele evenementen, de aanwezige vraag naar geschikte accommodaties in het centrum en de interesse vanuit de cultuur zelf maken duidelijk dat er voldoende kansen aanwezig zijn om cultuur nadrukkelijker onderdeel te laten uitmaken van het Venlose stadscentrum. Aanwezigheid van een veelvoud aan culturele voorzieningen geven het centrum een levendiger karakter; dit Limburgs Museum levert een bijdrage aan positieve beeldvorming en een veiliger klimaat. De schouwburg Maaspoort is op het moment de meest in het oog springende culturele voorziening in het centrum. Overige voorzieningen zijn grotendeels verspreid over het stedelijk gebied. Er wordt gestreefd naar herhuisvesting en clustering van culturele stedelijke voorzieningen op meer centrale locaties. Bundeling van culturele voorzieningen biedt exploitatiekansen en daardoor betere investeringsmogelijkheden. Tevens zal de aantrekkende werking die van de voorzieningen uitgaat groter zijn. Cultuur moet onderdeel zijn van het centrumgebied; in het historische centrum in aansluiting op de Maaspoort en bij het station in aansluiting op de musea. Maaspoort 156
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Bij clustering in de herstructureringswijk Q4 kan de culturele ambiance worden versterkt als aangesloten wordt bij ondernemers in de kunstzinnige sfeer; galeries, kunstenaarsateliers en ambachten. In dat gebied past een meer kleinschaliger aanbod van publieksfuncties, in een fijnmazige stedelijke omgeving waar ook gewoond en gewerkt wordt. Bij inpassing van nieuwe voorzieningen in het stedelijk centrum geldt in het algemeen dat er aandacht moet zijn voor de schaal van de bestaande bebouwing; handhaving en versterking van het bestaande karakter staat voorop. Ook de Maas en haar winterbed (met name Raayweiden) kan bijdragen aan de toeristische functie van het centrum van Venlo. Het gaat daarbij zowel om de belevingswaarde c.q. de visuele relatie met het centrum, als de gebruikswaarde. Bij dit laatste gaat het om permanent gebruik (terrassen, aanlegsteigers, watertaxi, natuur en dergelijke) en om evenementen (regatta’s, triatlon, vuurwerk en dergelijke). • Ontwikkeling zakelijke en maatschappelijke diensten Na de detailhandel, horeca en persoonlijke diensten bepalen zakelijke en maatschappelijke diensten het imago van het stedelijk centrum. Dit geldt met name in de stedelijk centrum zone buiten het kernwinkelgebied (54% van alle arbeidsplaatsen) en de centrum wonen werken zone (33%). De aanwezigheid hier van diensten met een stedelijk of regionaal verzorgingsgebied hangt ook samen met de aanwezigheid van grote, representatieve panden. Voor het functioneren van de kantorenmarkt in Venlo is dit gebied belangrijk. Zo is 54% van de werkgelegenheid in de advocatuur / notariaat in Venlo gevestigd in het stedelijk centrum. De aanwezigheid van kleinschalige kantoren voor dienstverlening met een stedelijk en regionaal verzorgingsgebied sluit aan bij de ruimtelijke structuur van zowel de stedelijk centrum zone (buiten het kernwinkelgebied) als de centrum wonen werken zone. Versterking van dergelijke kantoorfuncties in deze zones past bij de doelstelling om het stadscentrum van Venlo te versterken en Venlo te versterken als centrumstad voor de regio en is goed voor de beeldvorming. Uitgangspunt is dat gebruik wordt gemaakt van bestaande panden of dat nieuwbouw aansluit bij het schaalniveau van de omgeving. Tevens moet er rekening worden gehouden met bereikbaarheid. Opvallend is dat van de werkgelegenheid in Venlo in het openbaar bestuur en organisaties slechts 35% in het centrum gebied te vinden is, te meer omdat het openbaar bestuur een typische centrumfunctie is. In de ruimtelijke structuur van Venlo zijn instellingen met een stedelijke of regionale bestuursfunctie echter over diverse locaties verspreid. Er is daardoor geen sprake van een “bestuurscentrum” waarin Venlo zich als “hoofdstad” van Noord Limburg profileert, met een mogelijk afgeleide impuls voor de zakelijke dienstverlening. De haalbaarheid van een concentratie op langere termijn op één locatie in of nabij het stedelijke centrum dient daarom nader onderzocht te worden. Gelet op de schaal van een dergelijke cluster en de individuele instellingen komen alleen de Spoorzone of Maaswaard in aanmerking. Vrijkomende kantorenlocaties kunnen worden ingezet voor woningbouw, bedrijfsverzamelgebouwen of groenvoorzieningen. In bovenstaand overzicht omvat maatschappelijke dienstverlening ook voorzieningen als scholen en dergelijke. De aanwezigheid van dergelijke voorzieningen draagt bij aan de kwaliteit van het leefmilieu in de stedelijk centrum zone en centrum wonen werken zone, maar is uit het oogpunt van de geformuleerde doelstelling niet noodzakelijk. • Ontwikkeling industrie en nijverheid In de ruimtelijk-economische structuur van Venlo zijn de centragebieden als vestigingsplaats voor industriële vormen van bedrijvigheid van geringe betekenis. In de centrum wonen werken zone is het aandeel in de totale werkgelegenheid nog vrij groot, Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
157
omdat dit gebied van oorsprong een geschikt bedrijvenmilieu vormt. Het is onvermijdelijk dat vanwege milieu- en vestigingseisen dit type werkgelegenheid op den duur verdrongen wordt naar lokale bedrijventerreinen. De mogelijkheden om bedrijvigheid in de centrum wonen werken zone te handhaven of te stimuleren zullen op locatie niveau bekeken moeten worden. Daarbij dient ook gekeken te worden naar de geschiktheid van ruimtes voor ateliers en dergelijke. • Ontwikkeling wonen Door de combinatie van functies in het stedelijk centrum, de kwaliteit van de openbare ruimte en de ligging aan de Maas heeft dit gebied potenties voor de ontwikkeling van een stedelijk centrum woonmilieu dat uniek is binnen de gemeente Venlo en de regio. De woonfunctie van het centrum is nu nog onderontwikkeld. In ieder geval tot 2015 wordt het beleid gericht op het versterken van de woonfunctie, met name in de wijk Q4, en het bevorderen van wonen boven winkels. De te ontwikkelen woningtypen moeten aansluiten op de behoeften van de groepen die Venlo sterker aan de stad wil binden: midden en hoger kader en studenten. Dit zal een transformatie van bebouwing met zich meebrengen die moet passen binnen de historische context van de binnenstad. De zwakste schakels krijgen prioriteit. Tijdens het proces van transformatie moet de binnenstad een levend woongebied blijven. VINEX Venlo zuid
In de verdieping Leefbare stad wordt hier verder op ingegaan. Bij woningbouw in centrumgebieden zal steeds gekeken moeten worden wat het effect hiervan is op de andere functies en of in de planontwikkeling opname van niet-woon functies mogelijk of gewenst is. • Ontwikkeling ruimtelijke structuur De Maas vormt voor het centrum van Venlo een heldere begrenzing aan de westzijde van het centrumgebied. De potenties van de Maas voor de beleving van het centrumgebied worden nog onvoldoende benut. Op dit snijvlak raakt het thema “Centrumstad in een grenzenloze regio” het thema “Stad in het Maasdal”. De opgave is om op dit snijvlak de doelstellingen voor beide thema’s te realiseren. Dit krijgt concreet gestalte in de projecten Maasboulevard en Quality 4 Venlo (in het zogenaamde stadsdeel Q4). Aan de noord en oostzijde vormt de centrum wonen werken zone zowel functioneel als morfologisch een overgangsgebied tussen de stedelijk centrum zone en overige delen van de kern Venlo. Door de afnemende betekenis van het Duits kooptoerisme heeft de drugshandel voet aan de grond gekregen in de wijk Q4. De hiermee samenhangende problemen en het negatieve imago belemmeren de ambitie om het centrum van Venlo te versterken. Quality 4 Venlo is gericht op herstel van Q4 tot volwaardig deel van het stedelijk centrum. Het accent ligt daarbij op versterking van de (centrum) woonfunctie. Door het project Maasboulevard komt het zwaartepunt van het kernwinkelgebied meer zuidwaarts te liggen. Aan de zuidzijde vormt de spoorlijn een heldere begrenzing voor het centrumgebied. Maaswaard en de Spoorzone vormen als onderdeel van de centrum wonen werken zone een overgangsgebied tussen de stedelijk centrum zone en Venlo-Zuid. In de herontwikkeling van deze gebieden liggen mogelijkheden voor versterking van niet-woonfuncties zoals kantoren, cultuur en bedrijvigheid. Hiervoor is voor diverse centrumfuncties een uitwerking gegeven van de doelstelling om het stadscentrum van Venlo te versterken. Deze structuurvisie doet geen uitspraken over de interne samenhang. Het ontwikkelen van een ruimtelijk-functionele visie op het centrum van Venlo zal gebeuren binnen het Beleidsprogramma “Stedelijk Centrum: Hart voor Venlo”, van waaruit beleidsontwikkeling en projecten in het centrum van Venlo worden aangestuurd.
158
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
10.6
Infrastructuur als schakel in de centrumstad
De infrastructuur functioneert als structurerend element en vormt de verbindende schakel tussen de verschillende kernen binnen de gemeente Venlo. Een goed functionerend verkeers- en vervoerssysteem dat diverse locaties goed ontsluit en verbindt is randvoorwaarde voor de ontwikkeling van de stad. Voor de ontwikkeling van Venlo als centrumstad moet de bereikbaarheid van de daarbij behorende functies vanuit hun (beoogd) verzorgingsgebied geborgd zijn en moet er anderzijds ruimte worden gecreëerd om deze functies beter te positioneren t.o.v. de relevante infrastructuur. Naast deze functionele aspecten verdient ook de wijze waarop de stad zich presenteert en de mate waarin de structuur van de stad `leesbaar` is voor gebruikers van de infrastructuur aandacht in de vormgeving van locaties. Dit geldt met name voor de toegangswegen (stadsentrees). Het is van belang de groei van verkeer en vervoer, die de netwerkeconomie met zich mee brengt, te faciliteren. Het versterken van de economische structuur vereist een goed functionerend netwerk van infrastructuur. Tevens heeft de mobiliteit van de burger een maatschappelijke betekenis. Het spanningsveld tussen een toenemende mobiliteit en een gewenste verbetering van de veiligheid, milieu en leefbaarheid moet hierbij de aandacht krijgen. Alle vervoerswijzen van het personen en goederenvervoer moeten met elkaar in balans zijn. Als het gaat over (ruimte)gebruik, dan zal zowel een over- als ondermaat van verkeersruimte leiden tot aandachtspunten en/of problemen op het gebied van verkeersveiligheid, doorstroming en leefbaarheid. Het cruciale punt daarbij is waar en wanneer eventuele doorstromingsproblemen (met daaruit voortvloeiende veiligheids- en leefbaarheidproblemen) een onaanvaardbaar niveau bereiken. • Wegencategorisering Er is reeds een begin gemaakt met de aanleg van de nieuwe snelwegen A73 en A74. De Ruimtelijke Structuurvisie 2005 en de hoofdnota Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2005-2015 gaan uit van de aanleg van de A73-Zuid, en de A74 volgens de zogenaamde Plateauvariant. De huidige stand van zaken (september 2005) is dat de vereiste procedures met betrekking tot de A73-Zuid zijn afgerond, met uitzondering van het zogenaamde wegvak C2 (verbinding tunnelbak Tegelen-Venloseweg) en dat met betrekking tot de A74 de Tracéwetprocedure nog lopende is. De volgende stap is de ter visie legging van een W-OTB (Wijzigingen op het Ontwerp Tracébesluit). De realisatie van deze snelwegen (voor 1 januari 2008) gaat voor een functieverandering van het huidige wegennet zorgen en faciliteert de economische groei in de regio Venlo. De A73 en A74 completeren met de bestaande A67 het hoofdwegennet in de vorm van een ‘open lus’ rondom Venlo. Via dit netwerk van snelwegen (100 en 120 km/h) zal zowel het doorgaand verkeer als een deel van het stedelijk verkeer verwerkt worden. Na het gereedkomen van de A73 Zuid en de A74 beschikt Venlo over een compleet hoofdwegennet van stroomwegen waarmee de stad vanuit de regio goed bereikbaar is. Deze wegen vervullen voor Venlo een drieledige functie: • Het hoofdwegennet leidt doorgaand verkeer ‘om’ Venlo heen. Een goede doorstroming en goede aankleding is voor Venlo vooral uit het oogpunt van beeldvorming van belang (een ‘probleemloos’ knooppunt). • Het hoofdwegennet ontsluit de kern Tradeports / Océ / Noorderpoort. Locaties van regionale betekenis als het ziekenhuis / Hogeschool, Keulse Barrière en De Koel en omgeving worden ontsloten of zijn via hoofdontsluitingswegen snel bereikbaar. Het functioneren van Venlo als centrum voor de regio is gebaat bij een goede doorstroming en bereikbaarheid van de locaties.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
159
•
Het hoofdwegennet vormt een snelle verbinding tussen de stadsdelen en ontlast daarmee het wegennet binnen het stedelijk gebied. Het functioneren van Venlo als leefbare stad is gebaat bij een goede doorstroming en bereikbaarheid van de kernen.
Een netwerk van hoofdontsluitingswegen (80, 70 en 50 km/h) completeert de stroomwegen. De hoofdontsluitingswegen vervullen een tweeledige functie: • Ontsluiting van locaties van regionale betekenis en aansluiting op de stroomwegen. Dit betreft met name de centragebieden (primaire hoofdontsluitingswegen) • Verbinden van de stadsdelen en wijken (secundaire hoofdontsluitingswegen) Na het gereedkomen van de A73 Zuid en A74 vervalt voor met name de Klagenfurtlaan de functie als doorgaande route voor (vracht)verkeer. Voor de Guliksebaan geldt dat deze een mogelijk alternatief kan zijn voor de zwaar belaste Tegelseweg. Tot 2015 dienen er geen ontwikkelingen plaats te vinden die de realisatie van de in 2004 bekeken alternatieven voor de Guliksebaan in de weg staan. Bij de vaststelling van de hoofdnota van het GVVP op 6 juli 2005 is afgesproken dat de gemeente zal starten met de voorbereiding voor de aanleg van de Guliksebaan/ Vierpaardjes met het oog op realisatie in de periode na 2015. De kwaliteit van het stelsel van gemeentelijke hoofdontsluitingswegen is over het algemeen genomen goed te noemen. Maatregelen voor de uitbreiding van het stelsel danwel het verbreden van bestaande wegen zijn op grond van de huidige inzichten niet aan de orde. Er dient een balans te worden gevonden tussen enerzijds een voldoende aantal stroomwegen om het verkeer goed (betrouwbaar en eenvoudig) en vlot (zo snel mogelijk) via de randen om de stad te leiden en anderzijds een voldoende aantal routes voor het verkeer met een bestemming in de stad. De stroomwegen kunnen, wanneer deze goed en vlot verkeer afwikkelen via aantrekkelijke routes, de (hoofd)ontsluitingswegen binnen het stedelijk gebied ontlasten, en zo de stedelijke bereikbaarheid vergroten. Een uitgebalanceerd wegennet van stroomwegen, ontsluitingswegen en toegangswegen is daarbij cruciaal en moet zorgen voor een evenwichtige spreiding van het verkeer over de verkeersaders. Op dit moment wordt gewerkt aan het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan ‘Venlo leefbaar en bereikbaar’. De keuzes die in de structuurvisie worden gemaakt worden in dit plan verder uitwerkt voor verkeers- en vervoersaspecten.
160
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
10.7
Venlo als logistiek en industrieel knooppunt
• Goederenvervoer De gemeente Venlo heeft zich, met name dankzij de gunstige ligging, handelspositie en de ontwikkeling van de Tradeports met de daar gehuisveste groothandel, transportondernemingen en de daaraan gelieerde dienstverlening, ontwikkeld van een op- en overslagpunt voor het wegvervoer tot een logistiek en industrieel knooppunt van formaat. Het is de ambitie van Venlo om deze positie als logistiek knooppunt te handhaven en verder uit te breiden door middel van een kwalitatieve verbeteringsslag. Hierbij zal er een modernisering van de faciliteiten moeten plaatsvinden en stelt Venlo zich ten doel om nieuwe kennisintensieve bedrijven aan te trekken. Venlo heeft met haar unieke ligging ten opzichte van de Rhein/Ruhrregio, de Vlaamse Ruit, Brabantstad en de Randstad een goede ontwikkelingspotentie als knooppunt voor goederenvervoer. Ten behoeve van de ambitie om de Tradeports verder uit te bouwen zal Venlo zich moeten richten op het beter benutten van de multimodaliteit van de vervoersmogelijkheden. De Tradeports zijn zowel via de weg, het spoor als het water ontsloten. Het grootste aandeel van de omvangrijke goederenstroom wordt nog altijd verplaatst via de weg. Er moet ruimte gereserveerd blijven om een toekomstige verbreding van de A67 te kunnen faciliteren. Parallel aan de A67 dient ruimte gereserveerd te blijven om omleiding van het spoor ten behoeve van goederentransporten op lange termijn mogelijk te kunnen maken. Evenementen, zoals de Floriade in 2012, brengen tijdelijke hoge ambities met zich mee met betrekking tot het vervoerssysteem. Ook hiervoor moet ruimte beschikbaar zijn. De ontsluiting via het water biedt door de aanleg van een nieuwe bargeterminal bij Tradeport Noord kansen om de vervoerscapaciteiten uit te breiden. De Maas heeft voldoende capaciteit voor uitbreiding van het vervoer over water. De Tradeports zijn tevens ontsloten via het spoor. Ook de capaciteiten van deze modaliteit kunnen worden uitgebreid. Het goederenvervoer per spoor heeft ter hoogte van Venlo en Blerick geleid tot de ontwikkeling van spooremplacementen. Deze spooremplacementen zorgen echter voor problemen; ze vormen een grote barrière binnen het stedelijk gebied en vormen vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen een veiligheidsrisico (in Venlo). In 2007 kan duidelijk worden of een deel van het emplacement in Venlo wordt uitgeplaatst; mogelijke invullingen kunnen dan verder worden onderzocht. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kan slechts blijven voortbestaan indien het groepsrisico wordt verminderd.
De Maas
In de nabije omgeving bevinden zich vier regionale luchthavens (Eindhoven, Maastricht, Mönchengladbach, Weeze) en een internationale luchthaven (Düsseldorf), wat een belangrijke vestigingsfactor kan zijn voor bedrijven. Hun bereikbaarheid is gerelateerd aan de bereikbaarheid vanuit Venlo via de weg.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
161
Het economisch belang van goederenvervoer dient geen afbreuk te doen aan de leefbaarheid van de stad. Dit betekent het voorkomen van sluipverkeer en het minimaliseren van hinder in elke vorm. Het goederenverkeer moet gebruik maken van de voor hen bestemde routes. Middels goede routering, monitoring en anticipatie op calamiteiten kunnen de risico’s en mogelijke gevolgen zo goed mogelijk worden ondervangen. • De bereikbaarheid van regionale werklocaties Voor de werkgebieden Tradeports, Greenport Venlo, ZON Fresh Park, Océ Bedrijvenpark en Noorderpoort is het van groot belang dat de bereikbaarheid blijvend wordt gefaciliteerd, met daarbij aandacht voor de aansluiting op de regio en zoveel mogelijk rekening houdend met eventuele hinder voor de omgeving. De onderstaande tabel vat de aandachtspunten samen. Tabel 10.3. Aandachtspunten voor regionale en stedelijke werklocaties Gebied Modaliteit Aandachtspunt Tradeports, Autoverkeer (personen) − Goede53 en vlotte bereikbaarheid voor woon-werk Greenport Venlo, verkeer ZON Fresh Park, − Parkeren op eigen terrein Océ en Noorder- Autoverkeer (goederen) − Vlotte bereikbaarheid vanuit regio poort − Vlotte interne bereikbaarheid tussen de Tradeports − Parkeren op eigen terrein Fietsverkeer − Goede en vlotte bereikbaarheid vanuit regio en stad − Aandacht voor kwalitatief hoogwaardige routes vanuit woonwijken en NS-stations Openbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit regio en de stad Spoor / water − Benutten kansen voor aan- en afvoer via water en/of spoor
• De bereikbaarheid van regionale voorzieningen en regionale ontspanning Het ruimtelijk beleid moet inspelen op de bereikbaarheid van regionale instellingen, niet alleen vanuit de stad maar ook vanuit de regio. De aandacht gaat met name uit naar voorzieningen voor hoger en middelbaar onderwijs, in de toekomst op geclusterde locaties gehuisvest, en voorzieningen op het gebied van zorg. Bij zorgvoorzieningen gaat het hier om voorzieningen met een bovenlokaal bereik; met name het ziekenhuis in het middengebied. Tabel 10.4. Aandachtspunten voor regionale voorzieningen Voorziening Modaliteit Aandachtspunt Hoger en midAutoverkeer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad en de regio delbaar onder− Parkeren op eigen terrein wijs Fiets- en voetverkeer − Vlotte, veilige en hoogwaardige routes voor langzaam verkeer Openbaar vervoer − Goede ov-bereikbaarheid. Voorzien in openbaar vervoer halte(s) nabij onderwijslocaties Ziekenhuis en Autoverkeer − Vlotte bereikbaarheid vanuit stad, regio en land middengebied − Met name vlotte bereikbaarheid voor de hulpdiensten − Parkeren op eigen terrein Fietsverkeer − Vlotte bereikbaarheid vanuit stad en station Openbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit stad en station
53
Vlot = zo snel mogelijk, goed = betrouwbaar, op een makkelijke (niet per definitie snelste) manier, Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan: Perspectievennota ‘Venlo leefbaar en mobiel’
162
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Hetzelfde gaat op voor voorzieningen op het gebied van regionale ontspanning. Recreatieve en sportvoorzieningen dienen goed ontsloten te zijn voor de stad en omgeving. Voor bezoekers is het van belang dat de stad inzichtelijk is en kwaliteit uitstraalt. Locaties waar de centrumfunctie van Venlo zich manifesteert moeten herkenbaar en bereikbaar zijn. Dit vereist consistentie in maatvoering en aankleding op belangrijke routes en aandacht voor ontwikkelingen op zichtlocaties. Voor deze voorzieningen gelden de volgende aandachtspunten. Tabel 10.5. Aandachtspunten voor regionale ontspanning voorziening Modaliteit Aandachtspunt Toerisme en Autoverkeer − Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid vanuit de recreatie: stad en regio Stedelijk centrum, − Voorzien in voldoende parkeergelegenheid. KloosKlein Zwitserland, terdorp Steyl en Klein Zwitserland bij voorkeur ingeSteyl, de Maas en past in het groen, in het stedelijk centrum bij voornatuurgebieden keur uit het zicht (garages / parkeerplaatsen) en in beperkte mate aan de randen van natuurgebieden Autoverkeer (goederen) − Vlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorra(m.u.v. natuurgebieden) ding, zonder hinder voor publiek Fiets- en voetverkeer − Goede (kwalitatief hoogwaardig) en vlotte langzaam verkeer routes vanuit stad, regio en NS-station Openbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit stad en regio. Sport en groot- Autoverkeer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad en regio schalige leisu− Voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoveel re: mogelijk op eigen terrein Stadion De Koel Fiets- en voetverkeer − Goede langzaam verkeer routes vanuit stad en regio en omgeving Openbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit stad en regio.
• Bereikbaarheid van het stadscentrum van Venlo en Via Venlo Voor de ontwikkeling van detailhandel, horeca, toerisme en recreatie, zakelijke en maatschappelijke diensten, industrie en nijverheid en wonen in het stadscentrum van Venlo is de opgave complex. Verschillende functies en modaliteiten stellen verschillende eisen. De volgende tabel geeft aandachtspunten weer die betrekking hebben op de verschillende vervoersmodaliteiten. In het stedelijk centrum moet er specifieke aandacht zijn voor de positie van de voetgangerkan de positie van de voetganger worden verbeterd door verkeersruimten om te zetten naar verblijfsruimten. Een aantrekkelijk autoluw voetgangersgebied draagt bij aan een aantrekkelijk voetgangersklimaat. Tabel 10.6. Aandachtspunten voor de verschillende vervoersmodaliteiten, per type centrumgebied Gebied Modaliteit Aandachtspunt Stedelijk Autoverkeer (personen) − Vlotte bereikbaarheid en toegankelijkheid vanuit de centrum zone stad en regio − Geen doorgaand verkeer door het stedelijk centrum, routes eindigen bij parkeervoorzieningen − Parkeermogelijkheden bij stedelijk centrum zone of op overloop locaties Autoverkeer (goederen) − Vlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorrading, zonder hinder voor publiek Fietsverkeer − Vlotte bereikbaarheid vanuit de stad − Parkeermogelijkheden in stedelijk centrum zone Voetgangers − Hoogwaardige verblijfskwaliteit voetgangersgebied − Goede bereikbaarheid en routes naar parkeergebieden en NS-station Openbaar vervoer − Goede bereikbaarheid vanuit de stad en regio
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
163
Centrum wonen Autoverkeer (personen werken zone en goederen)
− − −
Fiets- en voetverkeer
−
Openbaar vervoer
−
Vlotte bereikbaarheid en toegankelijkheid vanuit de stad en regio voor werkfuncties Parkeermogelijkheden in de buurt Concentratie centrumgericht verkeer op toegangswegen, voorkomen zoekverkeer in de buurt Goede bereikbaarheid vanuit de stad, de stedelijk centrum zone en het NS-station Goede bereikbaarheid vanuit de stad en regio
Speciale aandacht gaat in het stadscentrum uit naar de distributie van goederen. De bevoorrading van de winkels veroorzaakt hinder in de binnenstad van Venlo. Het beter regelen van stedelijke distributie is voor zowel winkeliers als het winkelend publiek van belang, omdat de aantrekkelijkheid van het stedelijk centrum en de commerciële groeimogelijkheden moeten worden gewaarborgd. Echter er is nog onvoldoende draagvlak onder de winkeliers voor de opzet van een efficiënt stadsdistributiesysteem, zodat realisatie voor 2015 onwaarschijnlijk is. Voor de bereikbaarheid van het perifeer detailhandelscentrum Via Venlo gelden de volgende aandachtspunten: Tabel 10.7. Aandachtspunten voor Via Venlo Gebied Modaliteit Aandachtspunt Perifeer detailAutoverkeer (personen) handelscentrum: Via Venlo Autoverkeer (goederen) Fiets- en voetverkeer
Openbaar vervoer
164
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Vlotte bereikbaarheid vanuit stad en regio Parkeren op eigen terrein Vlotte bereikbaarheid vanuit de stad en regio Goede bereikbaarheid vanuit de regio en lokale vlotte bereikbaarheid vanuit woonwijken en NSStation Goede bereikbaarheid vanuit stad en regio
11
Verdieping: “Leefbare stad”
11.1
Uitgangssituatie
Volgens prognoses neemt het aantal inwoners van Venlo in de toekomst nauwelijks meer toe. De leeftijdsopbouw van de bevolking verandert wel.54 Deze verandering heeft gevolgen voor de woningvraag (met name de kwalitatieve aspecten) en behoefte aan voorzieningen op het gebied van detailhandel, onderwijs, gezondheidszorg, sport en dergelijke. De voorzieningenstructuur is ook aan veranderingen onderhevig als gevolg van individualisering en privatisering, schaalvergroting en veranderingen in de vraag en opvattingen over hoe op deze vraag moet worden ingespeeld. Mensen zijn in de keuze van hun woning in het algemeen steeds minder gebonden aan de plaats waar ze werken, winkelen en recreëren. De eigenheid van de woning en woon- en leefomgeving wordt daarentegen in die keuze belangrijker.55 Venlo biedt een diversiteit aan woon- en leefmilieus, met verschillen in groene en stedelijke openbare ruimte en voorzieningenniveau. Naast het effect van deze veranderingen op het functioneren van buurten en wijken speelt ook de onderhoudsstaat en opbouw van de woningvoorraad een rol. Gelijktijdige veroudering en eenzijdige opbouw, met name in geplande woongebieden, in combinatie met veranderingen in bevolkingsopbouw en voorzieningen, leidt soms tot een accumulatie van problemen. Structuurveranderingen in het functioneren van een gebied, zoals in het centrumgebied van Venlo, kunnen ook tot problemen leiden. In oudere woongebieden is sprake van een verwevenheid met bedrijfsfuncties, een gevolg van de industriële traditie van de regio. Ook werkgebieden zijn onderhevig aan fysieke veroudering en functieverandering. Specifiek kunnen milieu- en veiligheidsvraagstukken een rol spelen, soms met invloed op nabij gelegen woongebieden. Ook de (infra-)structuur van deze gebieden voldoet vaak niet meer aan de huidige eisen. Er zijn gebieden waar nu al gewerkt wordt aan revitalisering, zoals de Veegtes. De complexheid van problemen vraagt om een integrale aanpak om woongebieden en werkgebieden te vernieuwen en / of te onderhouden. Stedelijke vernieuwing is niet alleen gericht op fysieke vernieuwing, maar ook op functionele en maatschappelijke aanpassing van gebieden aan de wensen en eisen van de tijd. Daartoe behoren ook wensen en beleidsuitgangspunten ten aanzien van duurzaamheid, bruikbaarheid, veiligheid, belevingswaarde en uitstraling.
11.2
Ambitie en doelstellingen
Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling is het vergroten van de aantrekkelijkheid van de leefomgeving, zowel wat betreft de inrichting van de openbare ruimte als de aanwezigheid van voorzieningen op het gebied van detailhandel, onderwijs, welzijn en zorg, recreatie en sport, groen en werkgelegenheid. Door het concentreren van het woningbouwprogramma binnen de grenzen van de kernen wordt draagvlak in stand gehouden voor de voorzieningen. Toch is meer nodig dan enkel het benutten van vrijkomende locaties binnen de grenzen van de kernen voor woningbouw. | Integrale planvorming is nodig om ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, inrichting van de openbare ruimte, voorzieningen en lokale werkgelegenheid op elkaar af te stemmen. 54 55
Bron: Toekomstperspectief Bevolkings- en huishoudensontwikkeling Bron: Vijfde nota over de ruimtelijke ordening deel 1, pag. 112 Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
165
Een leefbare stad wordt gebouwd met een ruimtelijk beleid dat gericht is op het dusdanig op elkaar afstemmen van planvorming en investeringen dat de integrale kwaliteit van de diverse gebieden (dat wil zeggen zowel de fysieke als niet fysieke aspecten, de leefbaarheid56 en identiteit) wordt versterkt. Deze kwaliteitsverbetering dient te worden gerealiseerd door (beperkte) nieuwbouw en vernieuwing, herstructurering en revitalisering van het bestaand stedelijk gebied. De leefbare stad is een stad waarin mensen en bedrijven vorm kunnen geven aan een eigen plek; waar met genoegen gewoond en gewerkt kan worden; waar het aangenaam is om te verblijven. Dit kan door het in stand houden en creëren van woon-, en leefmilieus en bedrijvigheden die in diversiteit aansluiten bij de variëteiten in de vraag. De leefbare stad is een stad met een voldoende, bereikbaar en toegankelijk (basis) voorzieningenniveau in woonbuurten en wijken, en voor verschillende doelgroepen. Ontwikkelingen in de kernen dienen gericht te zijn op een gedifferentieerd aanbod in belevings- en gebruiksmogelijkheden. Dit krijgt gestalte in een gedifferentieerd aanbod aan woonmilieus en bedrijvigheden. Dit aanbod wordt ondersteund met een scala aan basale voorzieningen (op het gebied van onderwijs, zorg, dienstverlening en detailhandel) die waar mogelijk zijn geconcentreerd op locaties die voor het verzorgingsgebied goed bereikbaar zijn. De openbare ruimte in de directe woon- en werkomgeving moet qua inrichting en beheersniveau aansluiten op de verwachtingen die samenhangen met de woonmilieus en bedrijvigheden. Uit onderzoek is gebleken dat ca 80 % van de inwoners van de gemeente zeer tevreden is met de eigen woning en de helft van de inwoners meer dan tevreden is met de eigen woonomgeving57. Men is over het algemeen tevreden met de aanwezige winkels en schoolvoorzieningen. Algemene kritiekpunten in de woonomgeving hebben betrekking op verkeersveiligheid, onderhoud en de gebruikswaarde van groen en de openbare ruimte, criminaliteit e.d. Het is de taak van de gemeente het beleid op deze aspecten af te stemmen in de verschillende wijken en buurten. Nu we weten dat de bevolkingsgroei nog maar zeer beperkt zal zijn en op den duur zal afnemen, is het zaak tot een juiste kwalitatieve balans en afstemming te komen tussen vraag en aanbod in woningen en voorzieningen sfeer. Een inventarisatie van woonwensen levert het beeld op dat er een behoefte is aan het doorlopen van een wooncarrière, waarbij men van flat zonder lift naar flat met lift wil, van een gestapelde woonvorm naar een grondgebonden woning en van een eengezinswoning naar een 2 onder één kap woning. Hierbij moet er een voldoende aanbod zijn van sociale huurwoningen. Van bewoners van huurwoningen wil 20 % op den duur een woning kopen. Omgekeerd is de behoefte van woningbezitters om op den duur een woning te huren gering (5%). Het blijkt dat de bewoners van Venlo merendeels binnen het eigen stadsdeel verhuizen en vaak nog zelfs binnen de eigen wijk een nieuwe woning zoeken. Met name in Boekend, 't Ven en Belfeld geldt dit voor ca. 50% van de verhuizingen58. De herkenbaarheid, de identiteit van de kern, speelt hierbij een belangrijke rol, dit gezien het grote aantal inwoners dat bij verhuizing zou kiezen voor een “traditionele architectuur”59. In gevoerde gesprekken met wijkoverlegen worden woningen voor senioren en starters steeds genoemd als gewenste ontwikkelingen in de wijk.
56
“Het bieden van ruimtelijke voorwaarden voor de versterking van sociaal weefsel op wijk- en stadsniveau” : definitie van het begrip leefbaarheid volgens de gemeentelijke “Sociale Structuurschets” 57 Woonvisie Venlo pag. 30-33 58 Venlo in cijfers 2003 59 Woonvisie Venlo pag. 30-33
166
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Voor de nieuwkomers zal gelden dat deze naar Venlo komen vanwege specifieke kenmerken van de woon- en leefomgeving die concurrerend zijn ten opzichte van andere gemeenten in de omgeving. Belangrijke verschillen zijn hierbij de typisch stedelijke kenmerken en het voorzieningen niveau in de gemeente. Met de toenemende vergrijzing van de bevolking en de zogenaamde extramuralisering is het de opgave om voor de komende periode voldoende woningen te (ver)bouwen waarin senioren en minder validen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen (blijven) wonen, dan wel de noodzakelijke hulp kunnen krijgen. Er is nog onvoldoende inzicht in de behoefte aan detailhandelsvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, groen, sportvoorzieningen en voorzieningen in de maatschappelijke sfeer. Hierover kan op basis van onderzoek wel duidelijkheid worden verschaft. Uit gevoerde gesprekken met vertegenwoordigers van de wijkoverlegen is reeds wel naar voren gekomen dat er behoefte is aan: • Stedelijke voorzieningen: gericht op cultuurvoorzieningen, een zwembad / schaatsbaan, evenementenlocatie, sportfaciliteiten, recreatieve / groen voorzieningen, ontspanningsen uitgaansvoorzieningen voor jongeren • Wijkvoorzieningen: gericht op multifunctioneel gebruik en concentratie van voorzieningen in de woonomgeving, ontmoetingsplekken in de openbare ruimte, speeltuinen, voorzieningen voor jongeren Door in afwegingen voor ruimtelijke ontwikkelingen verschillen en kwaliteiten af te stemmen op de gevarieerde behoefte, kan een stad worden gebouwd waarin mensen zich (blijven) herkennen. Er wordt gekozen voor een strategie die gericht is op de (h)erkenning van samenhangende gebieden met eigen ruimtelijk-fysieke, functionele en sociaal-economische kenmerken. Deze kenmerken vormen een kader voor de toekomst. Dit biedt ruimte voor een integrale, interactieve strategie die gericht kan zijn op gewenst behoud of een noodzakelijke transformatieopgave inzet, al naar gelang maatschappelijke of fysieke aspecten daartoe aanleiding geven.60 In deze aanpak dienen milieu aspecten vanaf het begin van de planvorming een rol te spelen. De volgende doelstellingen geven richting aan de uitwerking van de ambities binnen het thema Leefbare Stad: ♦ Het kwantitatieve en kwalitatieve aanbod in woon- en leefmilieus en bedrijvigheden in Venlo dient te zijn afgestemd op de gedifferentieerde vraag ♦ Het realiseren van een op de verschillende woonmilieus en bedrijvigheden afgestemde schone, aantrekkelijke en veilige omgeving, zowel wat betreft: −de inrichting van de openbare ruimte en een samenhangende groen(blauwe)structuur; −als de aanwezigheid en bereikbaarheid van voorzieningen op het gebied van detailhandel, onderwijs, welzijn en zorg, maatschappelijke en culturele diensten en voorzieningen, en recreatie en sport De uitwerking van deze doelstellingen binnen de Ruimtelijke Structuurvisie bevat geen blauwdruk voor het in stand houden en / of realiseren van een Leefbare Stad. In de volgende paragrafen worden criteria omschreven die kunnen worden toegepast bij de inpassing van ontwikkelingen in het stedelijk gebied. 60
Dit komt overeen met de fysieke doelstellingen die de concretisering vormen van de 4 thema’s uit de “Sociale structuurschets” Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
167
De relevante context daarbij is doorgaans de buurt of de wijk, naar aanleiding van concrete problemen of projecten. In gebiedsgerichte uitwerkingen van de structuurvisie zal een inventarisatie gemaakt worden van beschikbare locaties voor de ontwikkeling van woningbouw en voorzieningen. De vervangingsopgave binnen de bestaande voorraad wordt hierin meegenomen. Voor locaties wordt indicatief de gewenste ontwikkeling vastgesteld. De context hiervoor is het beleidsprogramma Wonen in een duurzame leefomgeving. Hierbij worden de volgende criteria gehanteerd: • • • • • • • • • •
De woonmilieutypering Karakteristieken die behouden of versterkt dienen te worden Streven naar concentratie van buurt- en wijkvoorzieningen op goed bereikbare locaties Draagvlak voor en vraag naar voorzieningen uit de wijk Mogelijkheden en wenselijkheden om voorzieningen op stedelijk of kernniveau in de wijk te vestigen of uit de wijk te verplaatsen Streven naar versterking van lokale werkgelegenheid en revitaliseren van oude bedrijfslocaties Behoefte aan groenvoorziening en gewenste verbinding met het gebied buiten de kern Opheffen van hinderlijke en onveilige situaties Bij prioritering van locaties wordt bekeken in welke mate de ontwikkeling bijdraagt aan doorstroming of deze bemoeilijkt Bij prioritering van locaties wordt rekening gehouden met sociaal-maatschappelijke vraagstukken
11.3
Woonmilieus en bedrijvigheden
• Woonmilieus Met het aangeven van woon- en leefmilieus geeft de Ruimtelijke Structuurvisie een aanzet voor een kwalitatieve benadering van de woningvraag, in samenhang met kwaliteitsaspecten in de directe leefomgeving zoals openbare ruimte, groen en functiemenging. De verschillende milieudefinities vormen richtinggevende kaders voor eventuele toekomstige veranderingen in gebieden, bijvoorbeeld bij sloop-nieuwbouw en investeringen in de openbare ruimte. Eveneens geven deze richting voor het behoud en/of uitbreiding van de voorzieningenstructuur en het niveau. De verschillende milieus kennen verschillende doelgroepen. Dit zijn niet de traditionele “volkshuisvestings” doelgroepen, ingedeeld naar inkomen en gezinssituatie, maar groepen die kiezen voor een specifieke woon- en leefomgeving, “leefstijlen”. Bijvoorbeeld senioren die meer zijn aangewezen op de nabijheid van voorzieningen, alleenstaanden en starters die georiënteerd zijn op een stedelijk woonmilieu met de nodige dynamiek, traditionele gezinnen die hoge waarde hechten aan de ruimte voor kinderen, in de directe woonomgeving. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de woonwensen van allochtone groepen zich op den duur niet zullen onderscheiden van die van autochtone groepen.
168
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De onderverdeling in woonmilieus is gemaakt op basis van de volgende kenmerken: • ruimtelijke kenmerken: • (historische) structuur, • (hoofd)verkavelingstypologieën, • openbare ruimte en groen, • karakteristieken die behouden of versterkt dienen te worden. In het bijzonder dient hierbij aandacht te worden besteed aan cultuurhistorisch relevante gebouwen en structuren • mate van functiemenging en verscheidenheid van functies • aanwezigheid van voorzieningen De woonmilieutypering wordt bij inventarisaties in de wijken geverifieerd. Hierbij wordt bekeken of transformatie naar een ander leefmilieu aan de orde is. De volgende woonmilieus worden onderscheiden: Stedelijk centrum Het centrum van Venlo, in casu de historische binnenstad, is de enige locatie in de gemeente Venlo voor dit milieu. Het stedelijk centrum woonmilieu wordt gekenmerkt door een hoge bebouwingsdichtheid, gesloten blokbebouwing, een grote variatie in woningtypologieën en architectuur en een sterke mate van functiemenging. De kwaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van stedelijke voorzieningen in de directe nabijheid, zoals uitgaansgelegenheden waaronder veel horeca, bijzondere culturele voorzieningen en hoogwaardig openbaar vervoer op loopafstand. De ruimtelijke structuur wordt gekenmerkt door herkenbare historische karakteristieken en een grote differentiatie in stedelijke ruimten: stegen, pleinen, straten en lanen. De openbare ruimte is gericht op ontmoetingen en flaneren. Parkeren vindt vooral onder het maaiveld plaats. Groenvoorzieningen zijn stedelijk van karakter en kennen een hoge gebruiksintensiteit. De ontmoeting van de Maas met het stadscentrum vormt een bijzondere confrontatie tussen stad en natuur in het centrum stedelijk gebied. Wonen in het centrum is een van de functies in dit gebied en een dynamisch gegeven; bewoners kiezen voor deze dynamiek. De voor- en nadelen van andere functies horen bij een dergelijke leefomgeving. Het stedelijk centrum woonmilieu dient uniek voor de stad en voor de regio te zijn, zodat Venlo met andere steden kan concurreren. Naast het gebruik maken van de beschreven kenmerken betekent dit ook het bieden van een zekere exclusiviteit in architectuur, maatvoering en inpandige voorzieningen. De ontwikkeling van dit milieu past mede in de doelstellingen van het thema “Centrumstad in een grenzenloze regio”. Stedelijk wonen werken Het stedelijk wonen werken milieu krijgt gestalte in de perifeer gelegen zone rondom het stedelijk centrum van Venlo. Dit woonmilieu biedt stedelijk wonen in een diversiteit aan typologieën. Het historisch karakter van dit gebied is herkenbaar in architectuur waarbij vaker sprake is van projectmatige aaneengesloten ontwikkelingen. Functiemenging is meer beperkt, van oudsher gaat het hier meer om ambachtelijke bedrijven, bijzondere winkels en kleinschalige kantoren. Parkeren op straat bepaalt het beeld, er wordt echter ook gedeeltelijk op eigen erf of kleine parkeerplaatsen geparkeerd. Straatprofielen zijn over het algemeen zonder voortuinen, de inrichting van de openbare ruimte is afwisselend gericht op wonen met speelvoorzieningen of werken. Kleine stedelijke groenvoorzieningen vormen plaatselijk contrasten. Het gebied is goed ontsloten met openbaar vervoer. Bewoners accepteren de drukte die in de omgeving aanwezig is, echter buiten werktijden is het rustig en overzichtelijk.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
169
Stadsdeel centrum Centrum wonen krijgt gestalte in de centrumgebieden van de kernen Blerick en Tegelen. Deze gebieden kennen een grote mate van functiemenging. Dit zijn echter vooral winkelfuncties gericht op dagelijkse goederen en beperkte kantoor / bedrijfsmatige activiteiten. Een herkenbare historische inbedding van de kern is gekoppeld aan beeldbepalende openbare ruimten en bebouwing. Openbare ruimte wordt hier beperkt ingezet voor verblijfs- en ontmoetingskwaliteit ter ondersteuning van de commerciële functies. De aanwezigheid van horeca is beperkt, buiten openingstijden van de winkels en kantoren is er sprake van een rustige en overzichtelijke woonomgeving. Stadsstraat Stadsstraten zijn onderdeel van de oude radiale en parallelle wegenstructuren. Bebouwing hierlangs is historisch gegroeid, en is overwegend kleinschalig en perceelsgewijs. Grote individuele verschillen in architectuur maken de ontwikkeling afleesbaar en bepalen de karakteristiek. Historisch gezien is er sprake van menging van functies en een voortdurende opeenvolging doordat functies “uit hun jasje” groeien. Enige overlast van bedrijvigheid en verkeer is geaccepteerd. De inrichting van de openbare ruimte is gericht op veilige doorstroming. Lange zichtlijnen en markante gebouwen bepalen de stadsstraat in de stedelijke plattegrond. Het groenbeeld wordt bepaald door bomenrijen in de straat. Tuinstedelijk Het tuinstedelijk woonmilieu is te vinden in planmatig tot ontwikkeling gebrachte woongebieden met een hoog aandeel gestapelde woningbouw. De gebieden zijn opgezet volgens functionalistische traditie. Er is veel beeldbepalend openbaar en toegankelijk groen. De structuur van de gebieden is gebaseerd op sociale theorieën over gezinsontwikkeling en spreiding van voorzieningen binnen woongebieden. Parkeren gebeurt hoofdzakelijk in de openbare ruimte. Een aantal van deze gebieden maken traditioneel deel uit van een parochiale plattegrond. De samenhang van dergelijke gebieden met de kerkelijke bebouwing is vaak nog te herleiden. Er is nauwelijks sprake van functiemenging. Suburbaan Het suburbane woonmilieu is te vinden in planmatig tot ontwikkeling gebrachte woongebieden met een menging van overwegend eengezinswoningen in verschillende (per periode te dateren) verkavelingstypologieën, met weinig of geen gestapelde woonvormen. Het wonen is individueel georiënteerd, met veel privé-groen. De ontworpen groenstructuur is essentieel voor de beleving van het woongebied en biedt voldoende speelruimte voor kinderen. Parkeren vindt voor een deel in de openbare ruimte en voor een deel op eigen terrein plaats. Ook hier gelden voor een aantal gebieden de parochiale samenhang en de gedachte over sociale structuur en wijkopbouw als onderdeel van de oorspronkelijke ontwikkeling Exclusief Kenmerken van een exclusief woonmilieu zijn traditionele verkavelingen met vrijstaande eengezinswoningen of twee onder één kap woningen. De oriëntatie is op de woning met individuele architectonische expressie en op de eigen kavel. De openbare ruimte biedt groen dat vooral gericht is op uitstraling en beeld, minder op gebruik. De openbare ruimte heeft weinig gebruikswaarde en is ondergeschikt aan de woonfunctie, parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen erf plaats. Landelijk Kenmerken van een landelijk woonmilieu zijn overwegend vrijstaande of twee onder één kap woningen in een traditionalistische architectuur, arbeiderswoningen of vrijgekomen boerderijen. Soms is de bebouwing planmatig ontwikkeld, maar vaak is deze gegroeid in lintbebouwingen. Ondanks de agrarische ligging is functiemenging relatief laag.
170
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Het voorzieningen niveau is over het algemeen laag, maar wordt gecompenseerd door de ervaren woonkwaliteit. Openbare ruimte is met name bedoeld voor verplaatsen, openbaar groen is nauwelijks aanwezig. De groene omgeving biedt hiertoe compensatie. Parkeren vindt hoofdzakelijk op eigen erf plaats. Buitenplaats / landgoed Het buitenplaats milieu is een bijzondere woonvorm, refererend aan exclusieve woonvormen uit de 17e,18e en 19e eeuw, en is vaak ook als villapark aangelegd. De locatie is vaak alleen met privé vervoer bereikbaar, en exclusief en besloten van karakter. Collectieve voorzieningen voor bewoners kunnen aanwezig zijn, het geheel is sterk individueel en op uitstraling gericht. Buitenplaatsen dragen bij aan de structuur en belevingswaarde van het landschap en moeten in principe gedeeltelijk openbaar toegankelijk zijn. Beperkt gebruik ten behoeve van een bedrijfsmatige functie is goed inpasbaar. De woonmilieutypologie is een sturend kader om te komen tot een kwalitatieve afstemming tussen woningvraag en aanbod. De betekenis van deze typologie op de bouwstroomplanning wordt in het beleidsprogramma Wonen in een duurzame leefomgeving uitgewerkt. Het gaat daarbij om het concretiseren van de kenmerken van de beschreven woonmilieus in relatie tot de karakteristiek van de betreffende buurten en wijken. Het gaat daarbij ook om het vertalen van deze kenmerken in criteria voor bestaande en potentiële bouwlocaties, en het vastleggen van deze criteria in overeenkomsten, afspraken en bestemmingsplannen. Op dit moment ontbreekt voldoende samenhangend inzicht om expliciete uitspraken ten aanzien van de ontwikkeling van of transformaties binnen woonmilieus te doen. Nader onderzoek naar de getalsmatige consequenties van kwalitatieve aspecten van de woningmarkt in Venlo is gewenst, in uitwerking en aanvulling op de “Woonvisie”. Voorlopig wordt, gezien de verwachte behoefteontwikkeling bij de verschillende doelgroepen, uitgaande van bovengenoemde indeling, ingezet op: • Het vergroten van het aanbod van woningen, bijzondere voorzieningen en de afstemming van de omgevingskwaliteit en identiteit in de Stedelijk centrum, Stedelijk wonen werken en Stadsdeel centrum woonmilieus; • Behoud van kwantiteit en kwaliteit van het voorzieningen niveau en karakteristieke verschillen, beperkte uitbreiding en transformatie waar gewenst van de Stadsstraat, Tuinstedelijke en Suburbane woonmilieus; • Behoud en incidenteel uitbreiden, maar niet verdichten van de Exclusieve, Landelijke en Buitenplaats woonmilieus, waarbij de groen door rood stimulans61 onderdeel vormt van de ontwikkelingsstrategie. • De woningbouwopgave Uit de aan de Ruimtelijke Structuurvisie gekoppelde “Verkenningen” blijkt dat er, op basis van de natuurlijk groei, sprake is van een afname van de behoefte aan woningen vanaf ca 2010. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat kwantitatief de behoefte aan woningbouw binnen het stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, in ieder geval tot ca 2015. De huidige capaciteit is voldoende om tot dat jaar de woningbehoefte op basis van natuurlijke groei, de extramuralisering en vervangende nieuwbouw op te vangen. Hiermee zijn ongeveer 3300 woningen gemoeid. De noodzaak om de resterende capaciteit binnen de planning van 2500 woningen te benutten is afhankelijk van een positief migratiesaldo van gemiddeld 300 personen per jaar. In deze structuurvisie is voor het bepalen van de woningbouwopgave rekening gehouden met een ruim migratiescenario. Het streven naar een positief saldo sluit aan bij de geconstateerde opvangfunctie die Venlo heeft binnen de regio en op het gebied van buitenlandse migratie. 61
Gemeentelijke “Natuurvisie “ Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
171
Verder betekent het streven naar uitbreiding van de economische structuur met kennisintensieve activiteiten dat de stad ook huisvesting moet kunnen bieden aan midden en hoger opgeleid kader. De doorrekening van een scenario met een ruim saldo geeft ook aan dat de daarmee gemoeide ruimtebehoefte binnen de kernen gevonden kan worden en dat het schrappen van in het verleden geoormerkte locaties verantwoord is. Tegelijkertijd toont de vergelijking met het scenario dat gebaseerd is op natuurlijke groei aan hoe afhankelijk de berekening van de woningbehoefte is van het migratiesaldo. Een minder voorspoedige ontwikkeling hiervan zal betekenen dat er in feite sprake is van een overschot aan potentiële ontwikkelingslocaties. De behoefte aan ontwikkeling van aanvullende locaties na 2015 wordt bepaald door de mate waarin het migratiesaldo zich tot die tijd ontwikkeld en de mate waarin na 2015 nog sprake kan zijn van een realistische migratiedoelstelling. Na 2015 is de behoefte op basis van natuurlijke groei in ieder geval negatief. De woningbouwopgave voor de komende periode zal zich aldus concentreren op het aanbrengen van kwalitatieve differentiatie in het woningbestand; het afstemmen van het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag. Dit betekent een omslag van een kwantitatieve opgave naar een kwalitatieve opgave. Het beleid zal worden bepaald door een kwalitatieve vraag naar woningen die aansluit op de woonbehoeften van bestaande huishoudens van een bevolking die nog maar beperkt zal groeien. Doorstroming speelt in dit nieuwe beleid een belangrijke rol. Daarnaast is de ambitie om een positief migratiesaldo te realiseren en midden en hogere inkomens aan de stad te binden van belang. De vraag naar woningen die geschikt zijn voor senioren is voor een belangrijk deel een potentiële vraag, afkomstig van huishoudens in traditionele gezinswoningen. Voor deze woningen moet een markt bestaan om de doorstroming naar woningen voor senioren te faciliteren en daarmee investeringen in dit type woningen aantrekkelijk te maken. Het aanbod van hiermee concurrerende woningbouw dient gedoseerd te worden. De vraagstukken rondom de woningbouwopgave dienen zoveel mogelijk binnen het bestaand stedelijk gebied te worden gerealiseerd, en alleen indien het gezien de specifieke vraag niet anders kan daarbuiten. In het proces van ruimtelijke ontwikkeling blijven de kernen onderscheidbare en herkenbare eenheden in het stedelijk netwerk. Als onderdeel van deze strategie wordt er ingezet op het aantrekken van middenkader en hoger opgeleid kader, met als gewenst resultaat een positief migratiesaldo. In de tabel is samengevat wat dit betekent voor in het verleden aangemerkte reservelocaties en recent benoemde locaties. Verschillende locaties aan de rand van de kernen worden als woningbouwlocatie geschrapt of heroverwogen. Met deze keuze is de woningvraag enigszins in evenwicht met de potentiële woningbouwproductie van de overgebleven locaties. Tabel 11.1 Potentiële ontwikkelingslocaties Locatie ‘T Ven Noord Rijnbeek Noord Oost Stadsrandzone Kaldenkerkerweg Helmusweg Blerick Nieuwe Erven Maasveld III Platanenhof Hekkens TMI
172
Strategische locatie Strategische locatie Laten vervallen Ontwikkeling bezien in relatie met ontwikkeling van Venlo Oost Strategische locatie Laten vervallen Laten vervallen, betrekken bij Maascorridor Strategische locatie Opnemen in bouwstroomplanning
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
• Prioritering in locaties Door het verdwijnen of verplaatsen van functies nemen de potentiële woningbouwlocaties voor wonen toe. Dit kan leiden, in aanvulling op de bovengenoemde overwegingen m.b.t. potentiële ontwikkelingslocaties, tot een hernieuwde afweging van de verschillende locaties. In het licht van de onder de kwalitatieve opgave genoemde woonmilieus moeten locaties worden geprioriteerd en zullen locaties (voorlopig of definitief) afvallen, dan wel een andere functionele bestemming krijgen. De volgende overwegingen gelden hierbij als sturingscriteria: • Wat is de vraag naar specifieke woningen in specifieke woonmilieus • In hoeverre kan aan deze vraag tegemoetgekomen worden, gegeven de huidige differentiatie in woonmilieus, potentiële bouwlocaties en sloop / nieuwbouw / verdichting / verdunning in bestaand stedelijk gebied, waarbij rekening moet worden gehouden met de betekenis van vrijkomende ruimte voor verbetering van en aanvullingen op leefmilieuvariabelen zoals kwaliteit en veiligheid van de openbare ruimte en recreatieve, groen en zorgvoorzieningen • Welke aanvullende kwantitatieve woningvraag resteert voor specifieke en niet in bestaande kernen te realiseren woon- en leefmilieus • Locaties van woon-zorg combinaties voor ouderen, waarbij de woon- en zorgvraag als twee zelfstandige aspecten moeten worden behandeld die op verschillende manieren kunnen samenkomen • In welke gebieden liggen transformatie opgaven? • In welke mate draagt de ontwikkelinglocatie bij of bemoeilijkt deze de doorstroming? • Wat betekent de lokale ontwikkeling voor het investeringsniveau in verschillende gebieden? De inzet om het woningaanbod op de gedifferentieerde vraag af te stemmen vereist een strakke regie op het woningbouwprogramma. Uitgangspunt is het realiseren van een stationair aanbod dat kwantitatief, kwalitatief en qua verdeling over de kernen aansluit bij de vraag. Voorrang zal worden gegeven aan locaties die bijdragen aan de stedelijke herstructureringsopgave en / of bijdragen aan het realiseren van een positief migratiesaldo. Voorlopig worden een aantal gebieden geprioriteerd waar in ieder geval het stedelijk centrumgebied van Venlo, de centrumgebieden van de stadsdelen Blerick en Tegelen, Venlo oost en Venlo noord deel van uit maken. Bovendien zullen ook ontwikkelingen waarbij het gaat om behoud van bestaande karakteristieke bebouwing en / of structuren, danwel ontwikkelingen die essentieel zijn voor de stedelijk herstructurering prioriteit krijgen. De gemeente zal binnen dit proces een sturende rol hebben. Potentiële ontwikkelingslocaties die volgens tabel 3.3 als strategische locatie worden aangemerkt zullen voor 2015 alleen prioriteit krijgen als uit marktonderzoek door of in opdracht van de gemeente blijkt dat ze nodig zijn om het woningbouwprogramma kwalitatief in evenwicht te brengen en er binnen het bestaand woningaanbod niet de mogelijkheid bestaat dit aanbod te realiseren. Daarbij geeft de gemeente eerst prioriteit aan de locaties Helmusweg en ’t Ven Noord. • Herstructurering In het proces van het aanbrengen van een kwalitatieve differentiatie die aansluit bij de vraag naar woonmilieus is herstructurering een belangrijke factor. In de afgelopen jaren is reeds met voortvarendheid de herstructurering van het stedelijk gebied aangepakt. Dit heeft geleid tot een reeks woningbouwprojecten van zeer uiteenlopende omvang, verspreid over de verschillende kernen, die in verschillende stadia van ontwikkeling zijn gekomen. Daarnaast zijn in het verleden een aantal reserve locaties ten behoeve van toekomstige woningbouwontwikkeling aangewezen. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
173
Een belangrijke opgave in de nabije toekomst ligt in de voortgaande herstructurering binnen het stedelijk gebied. Ook hier vormen de milieutyperingen het uitgangspunt voor de uitwerking van wijken en buurten. Concrete redenen voor de herstructurering kunnen zijn het “scoren” op een complex van indicatoren die betrekking hebben op fysieke (woning en woonomgeving) en sociaal maatschappelijke (inkomensniveau, leeftijds- en bevolkingsopbouw, sociale en verkeersveiligheid) aspecten. Naar aanleiding daarvan kunnen accentverschillen ontstaan binnen wijken en buurten. Een regelmatige monitoring van de vraag- en aanbodontwikkeling op de woningmarkt is hierbij noodzakelijk. Met de vernieuwing van delen van het stedelijk gebied wordt een kwaliteitsslag voorgestaan die uitmondt in een aantrekkelijke woonomgeving, die goed aansluit op de vraag naar woonmilieus. De toekomstige inrichting zal aansluiten op de bestaande karakteristieken, maar biedt ook mogelijkheden om kwaliteit toe te voegen. Middels verdunning is het mogelijk om daar waar er behoefte aan is, meer groen en openbare (gebruiks)ruimte in de omgeving te creëren Voor woningen is het de ambitie om zowel kwaliteit als plattegrond af te stemmen op een lange levensduur. Met name een ruime opzet van de bebouwde en onbebouwde ruimte geeft flexibiliteit en is aldus duurzaam. De herstructureringsmogelijkheden moeten op gebiedsniveau worden beoordeeld. De herstructurering heeft in de afgelopen periode met name plaats gevonden in de vooroorlogse delen van de stad zoals Venlo Centrum Zuid en Venlo Noord. Ook de “wederopbouwwijk” Hazenkamp en de wijk Op de Heide zijn (gedeeltelijk) aangepakt. In de komende periode zal de herstructureringsopgave zich met name afspelen in de overige wederopbouwgebieden, met een accent op de tuinstedelijke woonmilieus. • Bijzondere woonvormen voor doelgroepen en netwerk van zorg op maat Een specifieke opgave die op landelijk niveau ook speelt is de toename van de vergrijzing onder de bevolking. Deze vergrijzing vraagt om exclusieve aandacht voor het huisvestingsen zorgvraagstuk van een steeds groter deel van de bevolking. Met de geplande extramuralisering vraagt dit om een accent in de te ontwikkelen woningvoorraad. De insteek hierbij is dat op wijkniveau en nabij voorzieningen voor deze doelgroepen geschikte woonzorgvoorzieningen moeten worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling dient samen te gaan met een zorgservice zonering zodat bewoners van gebieden in deze zones gebruik kunnen maken van de geboden zorg. Een dergelijke zorg-servicezone heeft bijvoorbeeld: − Een voldoende aantal integraal toegankelijke (>4%), en aanpasbare (>25%) woningen − Een 24-uurs zorgcentrum of zorgpost binnen 200 meter − Speciale woonvormen of aanleunmogelijkheden voor zorgbehoevenden (5<>25%) − Een betaalbaar service pakket, voorzieningen niveau als binnen een woonzorgcomplex − Een barrièrevrije, sociaal veilige en verkeersveilige woonomgeving Op kaart is een gewenste ruimtelijke spreiding weergegeven van deze concentratie punten, met en zonder geclusterde woonvormen62. Tegelijkertijd is de trend dat er in groeiende mate ook zorg aan huis kan worden geleverd, wat senioren in staat stelt langer in hun eigen woning te laten wonen. Dit stelt op de lange termijn wel eisen aan de inrichting van deze woningen. Woningbouw voor overige bijzondere doelgroepen als gehandicapten, dak- en thuislozen, woonwagenbewoners, drugsverslaafden en tbs-ers dient te worden bezien in het licht van de kwalitatieve woningbouwopgave voor de komende periode.
62
Bron: “Uitvoeringsprogramma Visie Wonen Welzijn Zorg” gemeente Venlo
174
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Uit de in de “Verkenningen” gemaakte analyse blijkt een tekort aan zorgwoningen. Dit tekort zal in de komende periode met name ontstaan als gevolg van de vergrijzing. Het gaat hierbij niet om een behoefte aan extra woningen maar ook om geschikte woningen door aanpassing binnen de bestaande woningvoorraad. In de vervolguitwerking van de regionale woonvisie en de regionale woon-zorgvisie en binnen de met de corporaties te maken prestatieafspraken dient een nadere uitwerking van de woonmilieus en bijbehorende strategieën plaats vinden. In vervolg daarop zal binnen de beleidsprogramma’s “wonen in een duurzame leefomgeving” en “stedelijk centrum” in overleg met bewoners, corporaties, zorginstellingen, ontwikkelaars etc. de uitwerking plaatsvinden. Het doel is: − Het concretiseren van de kenmerken van de beschreven woonmilieus in relatie tot de karakteristiek van de betreffende buurten en wijken − Het maken van ontwikkelingsplannen voor die wijken waarin de komende periode vernieuwing / herstructurering van significante gebieden zal plaatsvinden • Lokale werklocaties Venlo kent een relatief groot aanbod van arbeidsplaatsen. Kwalitatief is het arbeidsaanbod echter niet volledig afgestemd op de vraag van de vaak gespecialiseerde bedrijven. Om die reden is, in samenhang met scholingsprogramma’s, het accommoderen van het arbeidsaanbod aan de onderzijde van de markt vanuit sociaal-economisch oogpunt van belang. Ook de bereikbaarheid van de werkgelegenheid voor alle doelgroepen speelt een rol.63 Bedrijvigheid in woonbuurten heeft tevens een broedplaatsfunctie voor (startende) ondernemers. Menging van wonen met kleinschalige bedrijvigheid, zoals ambachtelijke bedrijven, bijzondere winkels en kleinschalige kantoren, levert een bijdrage aan een positief woon- en leefklimaat. Ontwikkelingen in de sectoren zorg en toerisme en recreatie vormen in dit opzicht al een positieve bijdrage, het blijft echter van belang de lokale kleinschalige werkgelegenheid binnen de traditionele bedrijventerreinen en / of gemengde gebieden bij en in de kernen in stand te houden64. Evenals bij woonmilieus, maar meer vanuit een functionele optiek, is een onderverdeling in bedrijvigheden gemaakt die bedrijven helderheid biedt ten aanzien van wat mag worden verwacht voor wat betreft uitstraling en beheer van terreinen. Bedrijven kunnen zich herkennen in het profiel van een bedrijfsterrein dat tegemoet komt aan de vestigingsvoorwaarden die bepaalde bedrijven stellen. De onderverdeling in bedrijvigheden is gemaakt op basis van de volgende kenmerken: − de oriëntatie van de bedrijven, d.w.z. (inter)nationaal, regionaal of lokaal − de gemiddelde bedrijfsomvang − de ligging ten opzichte van vervoersassen en bereikbaarheid In het thema Centrumstad in een grenzenloze regio is ingegaan op de ontwikkeling van regionale werklocaties. Binnen het thema leefbare stad gaat het om de volgende bedrijvigheden: Lokale bedrijventerreinen Deze terreinen hebben een regionale en locale oriëntatie. Een verscheidenheid aan kleinschalige bedrijven heeft hier een plek. Er is sprake van een sterke verwevenheid met de locale economie. In tegenstelling tot regionale werklocaties wordt voor deze terreinen geen clustering nagestreefd.
63 64
Bron: Gemeentelijke “Sociale structuurschets” , thema werken en leren De sociale structuurschets vraagt hierbij aandacht voor voldoende werknemers in de zorg: thema zorg en preventie Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
175
Kantoorlocaties Aan de 3 Decembersingel in Blerick en rond de Hogeweg in Venlo zijn kantoren gevestigd met een stedelijke of regionale oriëntatie. Om de functie van Venlo als centrumstad voor de regio te versterken wordt clustering van dergelijke functies in het centrumgebied van Venlo nagestreefd. In de economische structuur van Venlo zijn veel kleinschalige ondernemingen in zakelijke dienstverlening zoals advisering, automatisering, administratie en dergelijke) in de wijken aan huis gevestigd. Voorzover dit geen hinder voor de omgeving oplevert worden dergelijke ondernemingen gefaciliteerd. Voor een eerste doorgroei komen buurt, wijk en stadsdeelcentra, en lokale bedrijventerreinen in aanmerking. Gemengde gebieden In de gemeente Venlo komen nauwelijks gebieden voor met menging van bedrijven en wonen. Uitzondering zijn de centrum milieus en het stedelijk wonen-werken milieu. Blijkbaar is er in de gemeente Venlo totnogtoe geen behoefte geweest aan dergelijke milieus die als startermilieu voor ondernemingen kunnen dienen. Gezien het belang van dit milieutype voor ontwikkeling van de stedelijke economie moet dit als optie bij revitalisering van woonmilieus en bedrijvigheden worden meegenomen. • Revitalisering Een aantal van de lokale bedrijventerreinen voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Door revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden wordt in de nabijheid van de woonomgeving ruimte geboden aan lokaal georiënteerde economische activiteiten. Bedrijvigheid met een bovenlokaal bereik heeft een logischer plek op de grootschaligere clusterlocaties van met name de Tradeports. Tezamen met de genoemde locaties onder thema “Centrumstad in een grenzeloze regio” biedt Venlo een differentiatie aan bedrijvigheden die aansluiten bij de verschillen in behoefte van bedrijven wat betreft vestigingsvoorwaarden en mogelijkheid tot profilering. In de revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en gemengde gebieden en in gebiedsgerichte studies wordt tevens de mogelijkheid onderzocht om startermilieus voor ondernemingen te realiseren. Een revitaliseringproces is reeds gestart op een aantal locaties. Bedrijventerreinen Erkenkamp en Hagerhofweg worden getransformeerd naar een andere functie. Voor bedrijventerrein De Veegtes is subsidie verworven en een start gemaakt met een verbeteringsprogramma in het kader van de revitalisering. Het bedrijven terrein Groot Boller staat op de nominatie om ook te worden aangepakt. Verdere afstemming dient plaats te vinden bij het gereed komen van de Sociaal Economische Structuurschets. Het revitaliseringprogramma zal verder worden uitgewerkt binnen het beleidsprogramma “Kennis en Economie”. Het gaat om structuurverbetering, verbeteringen in de openbare ruimte, uitstraling van de terreinen, aanpak van hindersituaties en waar mogelijk optimaliseren van het grondgebruik.
176
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
11.4
Een aantrekkelijke, schone en veilige leefomgeving
Een aantrekkelijke, schone en veilige leefomgeving zal niet voor iedereen dezelfde betekenis hebben. Een aantal aspecten worden echter wel breed gedragen, de stadsdebatten en de stadsvisie geven hier richting aan: de duurzame stad. Voor de ruimtelijk fysieke omgeving gaat het over herkenbaarheid van de directe woon- en leefomgeving, maar ook van de andere delen van de stad en de directe omgeving van de stad; levendigheid maar ook kunnen kiezen voor rust; verschillende soorten voorzieningen bereikbaar en toegankelijk. Het gaat om het voorkomen van ongewenste overlast en hinder door verkeer en bedrijvigheid, maar toch kunnen voldoen aan de mobiliteitseisen en voldoende werk in de nabijheid. En ook het terugdringen van CO2 uitstoot, het zorgdragen voor (externe) veiligheid, het beheren van de openbare ruimte, maar tevens met een grotere verantwoordelijkheid, voor burgers. Al deze zaken dragen bij aan het realiseren van deze doelstelling m.b.t. de Leefbare stad. In de woonmilieus is reeds de betekenis van de verschillende karakteristieken van de stadsdelen van de gemeente Venlo en van wijken beschreven. De kenmerkende grotere ruimtelijke structuren worden beschreven in het hoofdstuk Stad in het Maasdal.
Openbare ruimte, stedelijk groen en water Hoewel de primaire aandacht van bewoners ligt bij de directe woonomgeving leiden de grote diversiteit in gebruik en de grote mobiliteit van mensen ertoe dat de feitelijke dagelijkse leefomgeving aanzienlijk groter is: grote afstanden tussen woonstraat, schoolplein, buurtplein, winkelstraat en sportveld kunnen binnen zeer korte tijd worden overbrugd. De stedelijke openbare ruimte vormt dan ook een netwerkstructuur op verschillende schaalniveaus, met knooppunten waartussen mensen zich met verschillende snelheden en met uiteenlopende redenen bewegen. In de beleving van de stad spelen bijzondere plekken in de openbare ruimte, soms gecombineerd met (historische) bebouwing, een belangrijke rol. In Venlo is het Julianapark met aan de ene zijde het station, rotonde en de verschillende musea en aan de andere zijde de bejaardenflat een voorbeeld, in Tegelen de Doolhof met openlucht theater. Dergelijke locaties verdienen aandacht en zorg. Ingrijpen op deze locaties of veranderingen vragen altijd om een gecombineerde opgave voor openbare ruimte en bebouwing. Differentiatie in schaalniveau speelt een rol bij de gebruikseisen: ouderen en kinderen zijn sterk gebonden aan hun omgeving, gezinnen leggen grotere afstanden af, jongeren en alleenstaanden zijn zeer mobiel.65 • Openbare ruimte Wat we willen bereiken is een openbare ruimte waarin het goed verblijven is, waarin conflicten tussen verschillende functies en gebruikers voorkomen worden, die visueel aantrekkelijk is en duurzaam ingericht. Bijzondere groepen en langzaam verkeer dienen extra aandacht te krijgen. Bij het maken van plannen moet de verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte steeds hoog op de agenda staan. Er moet onderzoek worden verricht naar de betekenis van de ontmoetings- en verblijfsfunctie in een grotere context. Bij bouwplannen in het stedelijk gebied wordt er naar gestreefd inpandig in de parkeerbehoefte te voorzien. Bij planvorming verdienen de functionele bestemming en vormgeving van de begane grond (plinten) van gebouwen aandacht vanuit het oogpunt van kwaliteit en sociale veiligheid van de openbare ruimte. 65
“Sociale structuurschets” ruimtelijk fysieke doelstellingen, thema’s opgroeien en opvoeden, leefbaarheid en veiligheid, zorg en preventie. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
177
Het besef dat in de openbare ruimte vele ontmoetingen en interacties tussen verschillende individuen en groepen plaatsvinden en dat deze interacties een essentieel onderdeel vormen van de kwaliteit van het openbare leven, de vitaliteit en forumfunctie van de stedelijke openbare ruimte, maakt het noodzakelijk de openbare ruimte een adequate en aantrekkelijke invulling te geven. Het vrije gebruik en vrije interactie, ook tussen verschillende bevolkingsgroepen, vraagt om aandacht voor concrete, kwalitatieve verbetering waarmee veiligheid en de beleving van veiligheid door verschillende gebruiksgroepen kunnen worden gediend. Daarnaast is er behoefte aan ruimten waar gelijkgestemden elkaar kunnen ontmoeten, zoals sportvelden, museum, terras, stadspark, stadsplein, station en het stedelijk centrum. De betekenis van openbare parken en pleinen neemt toe, en moet in sterk dynamische gebieden zoals de stadsdeelcentra, meer gericht worden op het gewenst gebruik dat vaak trendgevoelig is, met name bij jongeren. Het stadscentrum van Venlo kent daarnaast een sterke oriëntatie op het Duitse publiek. Deze aandacht geldt in toenemende mate ook voor de kwaliteit van inrichting en beheer van bedrijventerreinen. Met name de wat oudere terreinen uit de 2e helft van de 20e eeuw vragen in de komende periode aandacht wat betreft structuur, bereikbaarheid en uitstraling. • Stedelijk groen Stedelijke groenvoorzieningen zijn zowel autonome elementen binnen de structuur van de openbare ruimte als voorzieningen die onderdeel uit maken van de inrichting van de stedelijke ruimte. Ze dragen op verschillende wijzen bij aan de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Dit gebeurt op buurt- en wijkniveau door: • de hoeveelheid en onderverdeling in (al dan niet toegankelijk) openbaar en privé groen • de wijze waarop het groen essentieel deel uit maakt van de identiteit van het gebied (onderdeel van landschappelijke of stedenbouwkundige structuur) • de mate waarin groen kan worden gebruikt voor spel en ontspanning binnen de buurt of wijk (basisvoorziening) Tegelijkertijd kan het groen deel uitmaken van grotere structuren en aansluiten op het landelijk gebied en draagt het bij aan de beleving van het stedelijk gebied in zijn geheel. Dit gebeurt door: • de wijze waarop het groen deel uitmaakt van grotere structuren op wijk-, stadsdeel of gemeentelijk niveau • de wijze waarop het stedelijk groen verbonden is met het omringende groene casco • de mate waarin groen een bovenwijkse functie biedt voor spel en ontspanning en gekoppeld is aan stedelijke en regionale recreatieve routes • de wijze waarop het stedelijk groen verwijzingen biedt naar de landschapsstructuur waar de stad onderdeel van is Met name de onderlinge samenhang van grote groenstructuren en samenhang met het buitengebied vormen een aandachtspunt in het kader van de Ruimtelijke Structuurvisie. Versterking van de stedelijke groenstructuur dient plaats te vinden door het aanbrengen van een thematisch onderscheid in stadsparken en het creëren van verbindingen in een gemeentelijk en regionaal recreatief netwerk. Binnen de groenstructuur worden functionele en ecologische inrichtingsniveaus aangegeven. Groene elementen vormen schakels in verschillende netwerken. De netwerken voorzien tevens in fiets- en wandelverbindingen tussen elementen en knooppunten op verschillende schaalniveaus. De hoofdelementen van de stedelijke groenstructuur zijn de noord-zuid routes in het Maasdal op de westflank, aan weerszijden langs de Maas en op de oostflank,
178
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
met daarbinnen een fijnmaziger aan de stedelijke structuur gerelateerd oost-west georiënteerd netwerk. Uitwerking hiervan moet plaatsvinden in een herijking van bestaande beleidsstukken voor het groenbeleid66. • Water Water is een bijzonder element in Venlo. De verstedelijking heeft plaatsgevonden binnen de fysieke context van het Maassysteem; de wijze waarop de Maas in noord-zuidrichting is ingesleten in de afzettingen van de Rijn en daarop in oost-westrichting een kwelsituatie met naar de Maas afvoerende beken is ontstaan. De Maas, die in het stadscentrum van Venlo een bijzonder, grootschalig en waardevol ruimtelijk element vormt, levert nog steeds een veiligheidsgevaar op als gevolg van overstromingsrisico’s. In het stedelijk gebied worden zowel het duurzaamheidaspect van water als de mogelijkheden water in te zetten als ordenend principe sterkere elementen bij ruimtelijke planvorming. Duurzaam waterbeheer richt zich op het realiseren van een veerkrachtig watersysteem. Hierbij is speciale aandacht nodig voor te nemen maatregelen in het stedelijk gebied. Algemeen uitgangspunt is dat negatieve effecten van de uitbreiding van verhard oppervlak, de uitbreiding van het watergebruik en de waterverontreiniging zoveel mogelijk teruggedrongen worden. Randvoorwaarden daarbij zijn dat er geen nieuwbouw wordt toegestaan in kwelgebieden en potentiële retentiegebieden en het beter benutten van waterstromen binnen het stedelijk gebied. Bij het laatste kan het dan o.a. gaan om hergebruik van regenwater, infiltratie en afkoppeling van regenwater. De ruimtelijke inpassing van deze aspecten van duurzaam waterbeheer leveren een meerwaarde op voor de belevingskwaliteit in de gebouwde omgeving. Het gaat hierbij om het zichtbaar en beleefbaar maken van waterretentie en afvoer, ook van delen van het watersysteem die reeds geruime tijd ondergronds liggen zoals de Rijnbeek in het centrum van Venlo, en de Engersbeek in het centrum van Blerick67. De specifieke richtlijnen zijn omschreven in het gemeentelijk Integraal Waterplan en Integrale Natuurvisie. Investeren in krachtige kernen betekent ook investeren in openbare ruimte, stedelijk groen en water als beeld- en structuurbepalende elementen, als basisvoorzieningen en als schakels tussen de kernen en het casco. Het richten van stedelijke ontwikkelingen op het bestaand stedelijk gebied betekent dat de bebouwingsdichtheid en dus bewoningsdichtheid en gebruiksdichtheid toeneemt. Daarmee neemt tevens het belang van de inrichtingskwaliteit toe. Voor de structuurvisie betekent dit dat er gestuurd moet worden op een gedifferentieerd aanbod in belevings- en gebruiksmogelijkheden, variatie in schaalgrootte, spreiding van stedelijke openbare ruimten, gericht op menging en eventueel ook concentratie van verschillende doelgroepen. De openbare ruimte in de directe woon- en werkomgeving moet voor wat betreft inrichting en beheersniveau aansluiten bij de verwachtingen die samenhangen met het te realiseren woon- en leefmilieu en bedrijvigheden. De stadsdeelcentra zijn gevormd in de oudere delen van de kernen. Hierbij is zowel een ruimtelijk historisch als functioneel zwaartepunt ontstaan. Een inhaalslag met betrekking tot de inrichting is gaande. Met name het stedelijk centrum Venlo vraagt hierbij om een kwaliteitsslag die gericht is op de beleving van bezoekers die komen voor scenerie, pret, leisure (en andere vormen van vermaak). Hierbij dient uitgebreid aandacht te worden besteed aan de behoefte van verschillende doelgroepen voor wie het stadscentrum van Venlo een intensief benutte ontmoetingsruimte is. Uiteindelijk is ook de openbare ruimte zelf onderdeel van de (dagelijkse) culturele ervaringen van bezoekers in het stadscentrum van Venlo. Op wijk- en buurtniveau is het uitgangspunt steeds het behoud en de ontwikkeling van voldoende groen en speelruimte, in overeenstemming met het woonmilieu. 66 67
Gemeentelijke Groenbeleidsplannen van Tegelen en Venlo Gemeentelijk Integraal waterplan en Integrale natuurvisie Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
179
Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenhangende structuren in combinatie met het recreatief netwerk en het groen om de stad. De gemeente is in hoge mate verantwoordelijk voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte en daarin opgenomen voorzieningen. Uitwerking van plannen zal vooral via het beleidsprogramma “Venlo, natuurlijk aan de Maas” verlopen. In het beleidsprogramma “Wonen in een duurzame leefomgeving” ligt de nadruk op het afstemmen van het inrichtingsen onderhoudsniveau op het gewenste woonmilieu en bedrijvigheden, in overleg met bewoners en eigenaren en /of de corporaties en bedrijven. In het programma Stedelijk centrum wordt het stadscentrum van Venlo verder uitgewerkt. De uitwerking van de dragers in de ruimtelijke hoofdstructuur vindt plaats in de uitwerkingsstudies van de Ruimtelijke Structuurvisie. Bij de inrichting van stedelijke ruimtes wordt gestreefd naar het gebruik van de juiste materialen, adequate fundering en goed geplaatst straatmeubilair. Flexibiliteit, robuustheid, milieuvriendelijkheid en ecologie zijn hierbij sleutelbegrippen. De ruimtelijkheid van de openbare ruimte wordt ondersteund door in ontwerp de samenhang op verschillende schaalniveaus (structuren, gebieden) en omgevingskarakteristieken (stedenbouwkundige, architectonische én functies) uitgangspunt te laten zijn. Het spaarzaam en bewust plaatsen van objecten verhoogt de gebruiks- en belevingswaarde van de openbare ruimte. Een herziening van het groen beleidsplan uit 1994 is gewenst. Hierin kunnen eveneens de inrichtings- en onwerpeisen voor openbare ruimte worden opgenomen, waarbij nader onderzoek dient te worden verricht naar de wijze waarop bijvoorbeeld inrichtings- en beheersniveaus in overeenstemming zijn te brengen met de voorgestelde woonmilieudifferentiatie.
Luchtkwaliteit en externe veiligheid • Luchtkwaliteit Het Besluit Luchtkwaliteit vormt de Nederlandse vertaling van verschillende Europese richtlijnen met betrekking tot luchtkwaliteit. In het besluit zijn waarden opgenomen voor verschillende vormen van schadelijke stoffen. Bestuursorganen dienen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de gevolgen hiervan in beeld te brengen, alsmede de eventueel noodzakelijk te treffen mitigerende maatregelen. De waarden zijn algemeen geldend. Recent heeft de Raad van State vastgesteld dat het niet is toegestaan hieraan regionaal of lokaal te variëren. Dit betekent dat ten aanzien van de in de Ruimtelijke Structuurvisie te maken keuzes in het ruimtelijk beleid, van deze waarden ook geen onderscheidende werking uit kan gaan. In het kader van de toepassing van de in het BLK opgenomen normering met betrekking tot fijnstof zijn twee normen relevant, de jaargemiddelde grenswaarde en de 24-uurgemiddelde grenswaarde. Beide grenswaarden gelden vanaf 2005. Uit de Evaluatie Luchtbeleid 2004 en de achterliggende gegevensbronnen blijkt dat de jaargemiddelde concentratie fijnstof op achtergrond niveau vrijwel overal onder de grenswaarde ligt. De 24-uurgemiddelde grenswaarde wordt op achtergrondniveau in grote delen van Nederland inclusief Limburg vaker dan de toegestane norm van 35 keer per jaar overschreden. De verantwoordelijkheid voor het realiseren van de normen met betrekking tot fijnstof en de aanpak ervan is in het BLK primair bij het Rijk gelegd. Echter ook Provincies en gemeenten dienen een bijdrage te leveren aan de oplossing van dit probleem. Dit betekent dat in de planvorming mogelijke mitigerende maatregelen in beeld moeten worden gebracht.
180
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Met ingang van 5 augustus 2005 vervangt het Besluit Luchtkwaliteit het voorgaande besluit (2001). Het nieuwe besluit regelt dat zeezout in de lucht niet meegerekend hoeft te worden bij vaststelling van de concentraties fijnstof. Zeezout is van natuurlijke oorsprong en ongevaarlijk voor de gezondheid. In de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 staat hoeveel zeezout mag worden afgetrokken van de fijnstof-concentratie. Dit betekent dat de eerder genoemde overschrijding minder vaak zal optreden. Het besluit maakt het verder mogelijk om ruimtelijke plannen uit te voeren in gebieden waar te veel fijnstof en stikstofdioxide in de lucht zit. Het gaat enerzijds om plannen die de luchtkwaliteit niet verslechteren of juist verbeteren. Anderzijds maakt het besluit het ook mogelijk om ruimtelijke plannen uit te voeren die de luchtkwaliteit iets verslechteren. In dat geval moet de luchtkwaliteit in een ander gebied (binnen of deels buiten een gemeente) wel aanzienlijk worden verbeterd. Per saldo vermindert dan de luchtvervuiling. Dit wordt de saldobenadering of saldering genoemd. In een Kamerbrief van VROM van 20 juli 2005 staan de hoofdlijnen van de saldo-benadering. Blijkens deze brief zullen de praktische aspecten van saldering in een aantal pilotprojecten worden uitgewerkt en zullen de ervaringen daarvan worden verwerkt in een ministeriele regeling als vooloper van een wettelijke regeling. De effecten van de in het besluit opgenomen waarden worden in het kader van het gemeentelijk milieubeleid inzichtelijk gemaakt. In het MOP 2005-2009 is opgenomen om voor 2009 een plan van aanpak en monitoringsysteem te realiseren. • Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de kans voor personen om te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting of bij transport van gevaarlijke stoffen (als bedoeld in de Wet milieugevaarlijke stoffen en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen), terwijl men daar zelf niet betrokken bij is. Deze kans kan worden uitgedrukt als een plaatsgebonden risico (PR) en als een groepsrisico (cumulatieve persoonsgebonden kans, GR). De bepaling van gebieden waar dit risico al dan niet boven een bepaalde grenswaarde ligt, leidt tot risicocontouren rond inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd of opgeslagen (inclusief bijvoorbeeld LPG stations) en rond routes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd (weg, water, spoor, leidingen en rangeerterreinen). Binnen de PR contouren rond deze activiteiten worden bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (“kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten”) niet toegelaten. Doorgaans gelden buiten een afstand van 200 meter van een route geen belemmeringen.68 Er is in afwachting van de definitieve besluitvorming over de A74 voor Venlo nog geen vastgestelde route voor gevaarlijke stoffen over de weg, maar in principe dient dit over de hoofdwegen plaats te vinden en vandaar uit, via de kortste weg naar de inrichting waar de stoffen gebruikt of opgeslagen moeten worden. Wat betreft het spoor is het de bedoeling dat een deel van de doorgaande transporten vanuit het Rijnmondgebied naar het Ruhrgebied, vanaf 2007 via de Betuwelijn plaatsvindt, zodat het groepsrisico rond het emplacement binnen de oriëntatiewaarden blijft. De identificatie van risico’s, analyse, toetsing van de risico’s aan de normen en mogelijkheden voor reductie vormen onderdeel van de risicobenadering. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Ministeries V&W, VROM, BZK) geeft aan hoe en wanneer die moet worden toegepast. Dit geldt in ieder geval voor de vaststelling van bestemmingsplannen, besluiten tot wijziging of uitwerking en vrijstellingen. De Ruimtelijke Structuurvisie is geen statutair instrument in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
68
Zie Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Ministeries V&W, VROM, BZK) Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
181
terwijl ook op het schaalniveau van de stad het effect van een eventuele contour niet zichtbaar kan worden gemaakt. Dat kan wel gebeuren op de schaal van gebiedsgerichte uitwerkingen, en moet gebeuren bij de toetsing van concrete initiatieven en de vertaling van gebiedsgerichte uitwerkingen in statutaire instrumenten. Volgens principe 6.2.8 dient in gebiedsgerichte uitwerkingen gekeken te worden naar mogelijkheden om hinderlijke en onveilige situaties op te heffen. Op de website van de Provincie Limburg is een provinciale risicokaart opgenomen waarmee bekeken kan worden of in de omgeving van bepaalde locaties risico’s bestaan. Deze kaart wordt ondersteund door rapportages van het bureau AVIV waarin ook de in acht te nemen afstanden zijn opgenomen ten opzichte van routes en inrichtingen.69 Daarnaast houdt de gemeente een belemmeringenkaart bij.”
69
Risico’s in Limburg (AVIV, 2002)
182
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
11.5
Levensvatbare hiërarchie en spreiding van voorzieningen
Een belangrijke basis voor het welbevinden van de bevolking en het functioneren van de stad is het goed functioneren van het voorzieningen apparaat. In deze paragraaf gaat het vooral om in de woonomgeving aanwezige voorzieningen op het gebied van detailhandel, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijk welzijn. Spreiding en niveau van deze voorzieningen bepalen samen met de inrichting van de openbare ruimte het leefmilieu. Afhankelijk van eigen inzichten (keuze voor specifiek leefmilieu) of mogelijkheden willen mensen op relatief korte afstand basale voorzieningen kunnen vinden. De kracht van de kernen hangt mede af van de afstemming tussen de wensen en behoeften van de bevolking en de ruimtelijk fysieke inrichting. Dit betekent dat op het laagste (buurt) schaalniveau de voorzieningen zoveel en zolang mogelijk geconcentreerd of in elkaars nabijheid in stand worden gehouden om daarmee een basis te behouden voor de duurzaamheid van de stedelijke samenleving. Indien het niet mogelijk blijkt een voorziening te behouden, wordt gekozen voor clustering op een hoger schaalniveau. Verder wordt rekening gehouden met variatie in woonmilieus en daaraan gekoppelde verwachtingen omtrent het voorzieningen niveau. In de praktijk betekent dit differentiatie, spreiding en hiërarchie in het voorzieningen apparaat om het naar de toekomst toe gezond te houden en de variatie in woonmilieus te ondersteunen. Aangezien de bevolking slechts beperkt zal groeien, is groei geen basis meer voor ontwikkeling in het voorzieningen apparaat. Bovendien veranderen consumptiepatronen en concurrentieverhoudingen tussen winkelvoorzieningen. De vraag naar ruimte voor voorzieningen wordt primair opgelost op locaties binnen de kernen, in ieder geval tot 2015.
Concentraties van voorzieningen Wijk- en buurtcentra zijn, behalve voor detailhandels voorzieningen, ook (mogelijke) centra voor maatschappelijke voorzieningen (onderwijs, zorg en welzijnsfuncties). Vestiging van dergelijke voorzieningen in of bij een centrum maakt het centrum meer aantrekkelijk omdat boodschappen doen gecombineerd kan worden met andere bezoeken. Gestreefd moet worden naar concentraties op goed bereikbare locaties. Mogelijkheden en wenselijkheden om door combinaties van buurt- en wijkvoorzieningen en verbetering van de inrichting van de openbare ruimte het bezoek aan deze voorzieningen te bevorderen en daarmee hun lokaal draagvlak te versterken dienen te worden onderzocht. Met name valt hierbij te denken aan zorgzones, al dan niet gekoppeld aan in wooncomplexen opgenomen steunpunten (woonzorgcombinaties). Onderlinge concurrentie tussen winkelcentra in de kernen moet worden voorkomen. Het is zaak deze wel voldoende aantrekkelijk te houden opdat koopkracht niet afvloeit naar locaties buiten de gemeente. In het algemeen wordt uitgegaan van 4 schaalniveaus in voorzieningenclusters: •
Buurtcentra en verspreide concentraties van buurtvoorzieningen zoals te vinden zijn in Boekend, ‘t Ven, Herungerberg en diverse locaties in Venlo, Blerick, Tegelen en Belfeld. De kern van deze voorzieningen is voor wat betreft detailhandel een (beperkt) supermarkt assortiment. De levensvatbaarheid van de detailhandel op dit niveau is afhankelijk van het lokale draagvlak, maar ook van de wijze waarop boodschappen worden gedaan, bijvoorbeeld in combinatie met het halen en brengen van kinderen naar school. Behoud van detailhandelsvoorzieningen op dit niveau zal vooral gevonden moeten worden in mogelijkheden om winkelbezoek ter plaatse met gebruik van andere voorzieningen te combineren. Een beperkte uitbreiding van vloeroppervlak om schaalvergroting te faciliteren is mogelijk. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
183
•
Wijkcentra zoals te vinden zijn in Venlo, Blerick en Tegelen. Deze centra hebben een groter verzorgingsgebied en een ruimer aanbod aan producten en diensten. Het accent ligt op dagelijkse benodigdheden. De levensvatbaarheid van de detailhandel is mede afhankelijk van koopkrachtbinding en afvloeiing naar andere centra. De aantrekkingskracht hangt mede af van de branchering en behoud van de detailhandelsfunctie zal hier vaak van afhangen. Wijkcentra kunnen ook geschikt zijn voor vestiging van zorgfuncties als onderdeel van woonzorgzones.
•
Stadsdeelcentra Tegelen en Blerick. Deze centra hebben de respectievelijke stadsdelen als verzorgingsgebied. Incidenteel trekken deze centra ook consumenten van buiten het stadsdeel. De branchering is afgestemd op dit verzorgingsgebied en voorziet in dagelijkse en niet dagelijkse benodigdheden. De centra hebben vooral een boodschappenfunctie en een beperkte verblijfsfunctie die door enige horeca ondersteund wordt. Deze functie vereist volledigheid in het te verwachten aanbod, overzichtelijkheid en beloopbaarheid. Stadsdeelcentra kunnen ook geschikt zijn voor op het stadsdeel georiënteerde zorgfuncties en zakelijke dienstverlening. Keuzes voor te nemen maatregelen in de centra van Blerick en Tegelen zullen consistent moeten zijn met de functie van deze centra voor de stadsdelen, maar ook ten opzichte van het centrum van Venlo.
•
Centrum Venlo en perifeer detailhandelscentrum Via Venlo. De rol van deze centra voor de stad en de regio is in het thema “Centrumstad in een grenzenloze regio” verder uitgewerkt. Naast deze functie heeft het centrum van Venlo ook een rol voor het stadsdeel Venlo, vergelijkbaar met Blerick en Tegelen.
Centrumgebieden zijn niet alleen vestigingsplaats voor winkels en voorzieningen, ze zijn ook ontmoetingscentra voor de buurt, de wijk, het stadsdeel en de stad en podia voor manifestaties. Ze bepalen mede het imago en daarmee het leefmilieu. Aankleding en onderhoud van de openbare ruimte speelt daarbij een belangrijke rol. Voor het ontwikkelen en instandhouden van een voorzieningenniveau is de gemeente afhankelijk van eigenaren, ondernemers en instellingen. In het beleidsprogramma Markt in Venlo “Wonen in een duurzame leefomgeving” zullen in overleg met hen afspraken worden gemaakt. Het gaat daarbij om het scala van gewenste functies en inrichting en onderhoud van de openbare ruimte. Expliciet wordt een relatie gelegd met omringende woonmilieus en het woningbouwprogramma. • Onderwijs voorzieningen Basisonderwijs maakt onderdeel uit van basale voorzieningen. Er wordt gestreefd naar het instandhouden van basisonderwijs voorzieningen op buurtniveau, waarbij scholen zoveel mogelijk geclusterd worden met andere buurtvoorzieningen zoals supermarkt en kinderdagverblijf. De behoefte aan basisonderwijs voorzieningen voor de toekomst wordt regelmatig geprognotiseerd. Duidelijk is dat op verschillende plaatsen deze behoefte afneemt, op andere plaatsen deze stabiel blijft of licht groeit. Groei op de ene locatie gaat ten koste van de andere. Het streven is zoveel en zolang mogelijk basisonderwijsvoorzieningen gespreid over de gemeente in stand te houden. Middelbaar en hoger onderwijs functioneren op een hoger schaalniveau en hebben een stedelijk en regionaal bereik. Als voorzieningen met een regionale functie maakt hoger onderwijs deel uit van het thema “Centrumstad in een grenzeloze regio”. Het belang van bereikbaarheid vanuit de regio is voor deze onderwijsinstellingen van belang.
184
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
In het middelbaar onderwijs is in zowel het regulier als in het beroepsonderwijs een proces gaande van schaalvergroting en concentratie. Het regulier middelbaar onderwijs wordt geconcentreerd op de drie campussen Blariacum in Blerick, Valuas in Venlo en Onderwijs Boulevard Venlo-Zuid (bestaande uit locaties Den Hulster en Technodôme). Het middelbaar beroepsonderwijs (Gilde Opleidingen) wordt geconcentreerd op de locaties Groenveldsingel en Technodome. In het Technodôme vindt een samenwerking plaats tussen techniekonderwijs van VMBO van College Den Hulster en van het MBO van Gilde Opleidingen. Deze ontwikkeling bevindt zich in een afrondende fase en met de huidige locaties is in de behoefte voorzien. • Sport- en recreatieve voorzieningen De gemeente is in principe voorzien van voldoende sport- en recreatieve voorzieningen voor de bewoners. De verandering van recreatief gedrag en met name het minder georganiseerd sporten zet voorzieningen op termijn wel onder druk. Samenvoeging van verenigingen is dan een mogelijk antwoord. Een afnemende behoefte aan het aantal sportvelden wordt nog niet voorzien. Wel moet er rekening gehouden worden met het veranderende recreatiepatroon. De grens tussen recreatie en sportbeoefening is aan het vervagen, individualisering is ook in sterke mate van invloed op de sportbeoefening.
Gilde Opleidingen
De aanleg van de A73/74 maakt het noodzakelijk een aantal sportvelden te verplaatsen. De nieuwe locatie moet bijdragen aan het uitgangspunt, krachtige kernen in een robuust casco. Concreet betekent dit het behalen van maatschappelijke acceptatie en het gerelateerd zijn aan het recreatieve / stedelijke netwerk zonder inbreuk te doen op de esthetische kwaliteiten en gebruikswaarden van het casco en verstoring van de andere essentiële netwerken van water en natuur. Binnensportvoorzieningen (sporthallen, fitnesscentra e.d.)worden zoveel mogelijk ontwikkeld in combinatie met andere functies waardoor meervoudig gebruik kan plaatsvinden. Een goede bereikbaarheid van deze locaties is voor het functioneren van de sportvoorzieningen belangrijk. Tegelijkertijd moet hinder ten gevolge van parkerende en rijdende gebruikers en bezoekers van deze voorzieningen ook worden beperkt. De aanwezige accommodaties en de verwachte behoefte worden op dit moment in beeld gebracht. De gemeente is in hoge mate verantwoordelijk voor aanleg, onderhoud en exploitatie van sportvoorzieningen. In het beleidsprogramma “Wonen in een duurzame leefomgeving” ligt de nadruk op het afstemmen van het inrichtings- en onderhoudsniveau op het gewenste woonmilieu, in overleg met bewoners en gebruikers.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
185
11.6
Bereikbaarheid en mobiliteit
Met het creëren van krachtige kernen waarin op een zo laag mogelijk niveau basisvoorzieningen worden aangeboden, wordt een basis gelegd voor het gebruik van de fiets en verplaatsing te voet, omdat verplaatsingen in het algemeen over korte afstanden plaats zullen vinden. Een betere opbouw van het fietsnetwerk en het veiliger en comfortabeler maken van de routes is gewenst. Het verkeerssysteem binnen de kernen gaat voor autoverkeer uit van een eenvoudig patroon van stroomwegen en primaire hoofdontsluitingswegen voor doorgaand verkeer en secundaire ontsluitingswegen die bestemmingsverkeer binnen de woongebieden afwikkelen. In gebieden die een attractiewaarde hebben en waar sprake is van een sterke functiemenging maakt verkeer een vanzelfsprekend onderdeel uit van de levendigheid. Bewoners, ondernemers en bezoekers kiezen voor deze dynamiek; mogelijke voor- en nadelen van de verschillende functies horen bij het karakter van deze gebieden. Het is echter wel wenselijk om mogelijke hinder te beperken door bij plannen voor de bebouwde en onbebouwde omgeving integrale oplossingen te zoeken, waarbij de omgevingskwaliteit voorop wordt gesteld en waarin ook een plan voor laden en lossen wordt opgenomen. Voor een plezierig woonklimaat is het noodzakelijk voorwaarden te scheppen voor een goede leefbaarheid en veiligheid in de woongebieden. Het verkeer dient zo vlot mogelijk naar het stedelijk hoofdwegennet geleid te worden. Op deze wegen moet de doorstroming van autoverkeer goed zijn, om te voorkomen dat er in de woonwijken sluipverkeer voorkomt. De woonwijken dienen als verblijfsgebieden te worden ingericht. Naast autoverbindingen zijn met name ook fietsverbindingen tussen de woongebieden en de verbindingen met het buitengebied en het stadscentrum belangrijk. Fietsverbindingen dienen bij voorkeur niet samen te vallen met hoofdontsluitingswegen voor autoverkeer. Het is voor het goed functioneren van werkgebieden van belang dat er voorwaarden worden geschapen voor een goede bereikbaarheid voor vracht-, auto- en fietsverkeer, openbaar vervoer en de aan- en afvoer van goederen via spoor- en waterwegen. Lokale werkgebieden dienen, gezien hun functie, via een zo kort mogelijke route met de autosnelwegen verbonden te zijn. Tevens zijn onderlinge relaties tussen bedrijventerreinen van belang om de uitwisseling van goederen en kennis te bevorderen. Ook woongebieden moeten goed bereikbaar zijn t.o.v. deze gebieden. Over grotere afstanden binnen de gemeentegrenzen dienen werknemers van lokale werkgebieden bij voorkeur gebruik te maken van de autosnelwegen. De bereikbaarheid per fiets richt zich vanuit de functie werken voornamelijk op kwalitatief hoogwaardige en directe routes tussen de stadsdelen en wijken en de werkgebieden. Omwille van het bevorderen van een autoluw voetgangersgebied met een kwalitatief hoogwaardig verblijfsklimaat in de (deel)centra, wordt het autoverkeer zoveel mogelijk afgevangen aan de randen, wordt het straatparkeren in centra zoveel mogelijk teruggebracht en wordt er in de centra zoveel mogelijk in parkeergarages en op terreinen geparkeerd. Parkeervoorzieningen moeten zodanig vorm worden gegeven dat zowel de (auto) bereikbaarheid binnen de stad als de leefbaarheid in het oog worden gehouden. Parkeeroverlast wordt teruggedrongen door vraag en aanbod van de parkeerplaatsen bij nieuwbouwwijken, scholen, wijkgebouwen, kernen, winkelcentra en bedrijven in evenwicht te brengen en te houden. Een kwaliteitsslag in de stadsdeelcentra (en het stedelijk centrum) kan de positie van de voetganger verbeteren. Het deels omzetten van verkeersruimten naar verblijfsruimten betekent een goede randvoorwaarde voor het creëren van een aantrekkelijk voetgangersklimaat. De verkeersfunctie kan bijdragen aan de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteit.
186
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Op de bijgevoegde kaart is de wegencategorisering weergegeven. Deze geeft aan waar zich concentraties van autoverkeer bevinden. In de voorgestelde categorisering zijn “groene pijltjes” weergegeven die vanaf de ontsluitingswegen de verblijfsgebieden “in prikken”. De pijltjes geven de overgang aan van gebiedsontsluitingswegen naar erftoegangswegen. De exacte overgang ligt nog niet vast en moet per situatie worden afgewogen en bepaald. De ‘inprikkers’ bieden toegang tot de woongebieden waar 30 km/h of stapvoets gereden mag worden. Voor parkeren geldt dat dit dient plaats te vinden op een manier dat dit de leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid niet belemmert. • Kwaliteitsimpuls voor de fiets Gezien het grote aantal verplaatsingen per fiets binnen het stedelijk gebied is het gewenst dat er aandacht wordt geschonken aan het fietsnetwerk. Vanuit het perspectief van de verkeersveiligheid moet er aandacht aan de fietser, als kwetsbare verkeersdeelnemer, worden besteed. Goede, vlotte, en bij voorkeur vrijliggende fietsvoorzieningen maken het fietsnetwerk veiliger en geschikt voor zowel utilitair als recreatief gebruik. Tevens draagt een kwaliteitsslag in fietsvoorzieningen bij aan het vergroten van het fietsgebruik. Voor ‘zwevende kiezers’ kan het de manier zijn om ze over de streep te trekken. Een toename in het fietsgebruik ontlast het wegennet; zo kan een goed fietsnetwerk bijdragen aan een betere bereikbaarheid voor de auto en de fiets. De grootste potenties voor het fietsnetwerk liggen in het gebied tussen het Venlose stadscentrum en het middengebied, met uitlopers in noordelijke (Océ, Valuas college), zuidelijke (ziekenhuis, Fontys Hogeschool, college Den Hulster) en westelijke richting (Maasoever verbinding Blerick). In dit gebied wordt, ten behoeve van een kwaliteitsslag voor de fiets, de drager van het fietsnetwerk gesitueerd: de ‘ruggengraat’: een sterk primair stelsel van fietsroutes aangevuld met overige voorzieningen zoals stallingen en voorzieningen m.b.t. overstapmogelijkheden. • Openbaar vervoerssysteem Hoewel het autobezit toeneemt blijven veel mensen afhankelijk van collectieve en vraaggerichte vormen van openbaar vervoer. Voor de gemeente Venlo geldt dat de bijdrage van het openbaar vervoer aan de leefbaarheid en bereikbaarheid gering is. In Venlo is mobiliteit van bewoners met name van belang voor de maatschappelijke deelname en betrokkenheid. De gemeente Venlo onderkent dat een kwaliteitsverbetering in het openbaar vervoer noodzakelijk is om de concurrentiepositie t.o.v. de auto en andere modaliteiten te verbeteren en zodoende meer personen te laten kiezen voor het openbaar vervoer. Het openbaar vervoersysteem zal beter, sneller en efficiënter moeten worden. Echter dit is een grote opgave. De Venlose ambitie richt zich op het investeren in openbaar vervoer daar waar de kansen het grootst en het best realiseerbaar zijn. Kansen liggen met name in het toekennen van prioriteit (voorrangsituaties, busbanen), openbaar vervoer naar werklocaties en met name ook, gezien de maatschappelijke functie van openbaar vervoer, naar zorg- en onderwijsinstellingen. Het openbaar vervoerssysteem is lang niet kostendekkend. Nadere analyse zal moeten uitwijzen of buslijnen naar de wijken nog langer levensvatbaar zijn. De deeltaxi kan deze functie wellicht beter bedienen. Vanuit de insteek op het maatschappelijk belang van collectief vervoer is in 2003 gestart met de deeltaxi, een vorm van vraagafhankelijk vervoer die geheel op afspraak de gehele omgeving tot in Duitsland toe van haar diensten voorziet. Er is veel vraag naar de deeltaxi, het vervoer van ‘deur tot deur’ is een gewaardeerde kwaliteit. Het succesvolle systeem van de deeltaxi kan voor een deel de plaats van de stadslijnen vervangen, wel is een goede afstemming op het overig openbaar vervoer van belang.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
187
Venlo is goed ontsloten via het spoor. Venlo bezit op haar grondgebied zowel spoorverbindingen voor goederen als personenvervoer, die verbindingen verzorgen naar Eindhoven, Nijmegen, Roermond en Duitsland. Venlo heeft de beschikking over een drietal NS-stations; er liggen mogelijkheden om met het aanbieden van goede faciliteiten de modal split te beïnvloeden. De mogelijkheden van personenvervoer per spoor dienen beter benut worden. Door te streven naar een realistische afstemming van netwerken op verschillende schaalniveaus en modaliteiten, het verhogen van prioriteiten voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) en het aanbieden van hoogwaardige voorzieningen voor fiets en openbaar vervoer kan de keuze voor alternatieve vervoerswijzen worden gestimuleerd. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van openbaar vervoer is gerelateerd aan het Provinciaal beleid, vormgegeven in de Nota Openbaar Vervoer Limburg. Gedetailleerde richtlijnen voor de gemeente Venlo zijn weergegeven in het Gemeentelijk Verkeers en Vervoersplan.
Bereikbaarheid van lokale werklocaties De gemeente Venlo voorziet in een relatief groot aantal arbeidsplaatsen. In het hoofdstuk Leefbare Stad komen lokale bedrijventerreinen, kantoormilieus en gemengde gebieden aan bod. Het is belangrijk om een goede bereikbaarheid te garanderen. Voor de lokale bedrijvigheden gelden de volgende aandachtspunten voor wat betreft verkeer. Tabel 11.3. Aandachtspunten voor lokale werklokaties Gebied Modaliteit Aandachtspunt Lokale werkAutoverkeer (personen) Goede bereikbaarheid voor woon-werk verkeer vanuit lokaties stad en regio o.a. Groot Boller, Parkeren op eigen terrein Veegtes, KalAutoverkeer (goederen) Vlotte bereikbaarheid vanuit de stad en regio denkerkerweg, Fietsverkeer Goede bereikbaarheid vanuit de regio en lokale vlotte Geloërveld, bereikbaarheid vanuit woonwijken en station Windhond e.o. Openbaar vervoer Goede bereikbaarheid vanuit stad en regio
11.6.1
Bereikbaarheid van voorzieningen
Binnen het thema Leefbare Stad spelen buurt-, wijk en stadsdeelcentra een belangrijke rol. Hier komen de bewoners uit de omringende woongebieden samen, is een gevarieerd aanbod van voorzieningen te vinden en is sprake van een sterke menging van functies. Bezoekers die de centra bezoeken moeten zowel per auto, per fiets of openbaar vervoer goede faciliteiten tot hun beschikking hebben. Bezoekend autoverkeer moet de beschikking hebben over voldoende parkeergelegenheid, bij stadsdeelcentra wordt autoverkeer zoveel mogelijk aan de randen opgevangen. Goede fietsvoorzieningen, directe routes en aanhaking op het openbaar vervoer netwerk zijn tevens voorwaarde. Er wordt gestreefd naar clustering van voorzieningen op locaties die goed bereikbaar zijn. Voor verkeer gelden voor buurtvoorzieningen, wijkcentra,en de stadsdeelcentra de volgende aandachtspunten. Tabel 11.4. Aandachtspunten voor deelcentra Gebied Modaliteit Buurt- en wijk Autoverkeer (personen) voorzieningen (inclusief centrum Autoverkeer (goederen) Belfeld) Fiets- en voetverkeer Openbaar vervoer
188
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Aandachtspunt Goede bereikbaarheid binnen de stad Voldoende parkeervoorzieningen nabij Vlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorrading zonder hinder voor publiek Vlotte bereikbaarheid vanuit de buurt en de wijk Goede bereikbaarheid vanuit de buurt en de wijk Centrum Belfeld, openbaar vervoerhalte nabij
Stadsdeelcentra Blerick en Tegelen
Autoverkeer (personen) Goede bereikbaarheid binnen de stad Parkeren bij stadsdeelcentra geconcentreerd, afbouwen straatparkeren Autoverkeer (goederen) Vlotte bereikbaarheid voor goederen en bevoorrading zonder hinder voor publiek Fietsverkeer Vlotte bereikbaarheid binnen de stad en vanuit de regio Voetgangers Hoogwaardige verblijfskwaliteit voetgangersgebied met aantrekkelijke looproutes Goede bereikbaarheid parkeergebieden en eventueel NS-station Openbaar vervoer Goede bereikbaarheid vanuit de stad
Binnen de buurt moeten bewoners de beschikking hebben over een gevarieerd en volledig aanbod van voorzieningen op een laag niveau. De genoemde clusterlocaties zijn behalve voor detailhandelsvoorzieningen ook centra voor voorzieningen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijk welzijn. Voor deze voorzieningen gelden de volgende aandachtspunten voor het verkeerssysteem. Tabel 11.5. Aandachtspunten voor stedelijke voorzieningen Voorziening Modaliteit Aandachtspunt Basisonderwijs Autoverkeer: Geen doorgaand verkeer rondom school Parkeervoorzieningen niet direct bij schoolingangen situeren maar op enige loopafstand Fiets- en voetverkeer: Vlotte, veilige en hoogwaardige routes voor langzaam verkeer Openbaar vervoer: Goede bereikbaarheid vanuit de wijk, zoveel mogelijk gebruik makend van besloten vormen van personenvervoer of deeltaxi WoonZorgzones Autoverkeer: Een selectieve goede bereikbaarheid van de WoonZorgzones voor bewoners en bezoekers vanuit de stad Zonodig extra voorzieningen voor minder validen en zorgbehoevenden Voldoende parkeermogelijkheden nabij Fiets- en voetverkeer: Goede bereikbaarheid vanuit de buurt en wijk, via veilige loop- en fietsroutes Speciale aandacht voor looproutes in verband met gebruik van hulpmiddelen als rollators en rolstoelen Openbaar vervoer: Goede bereikbaarheid vanuit stad en NS-station Openbaar vervoer halte nabij WoonZorgzone
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
189
12
Verdieping: “Stad in het Maasdal”
12.1
Uitgangssituatie
De occupatiegeschiedenis in de gemeente is sterk verbonden met de (geo)morfologie en hydrologie van het nog immer grillige Maassysteem. Binnen dit systeem worden hoofdelementen onderscheiden in het laag-, midden-, en hoogterras (Rijnterras) aan de oostelijke zijde van de gemeente en de dekzandgronden aan de westelijke zijde. Deze hoofdelementen leverden door hun verschillen in bodemgesteldheid en hydrologie uiteenlopende voorwaarden voor landschapvormende processen, menselijke vestiging en ontginning. Vooral op het hoger gelegen dekzandgebied en Rijnterras komen uitgestrekte natuurgebieden voor in de vorm van bossen en heide. Vanaf de voet van het Rijnterras stromen een aantal beken door relatief open gebieden tussen en langs de kernen naar de Maas. De landschapsvormende en ontginningprocessen hebben, beïnvloed door en in samenhang met economische, juridische, militair strategische en culturele ontwikkelingen, geleid tot herkenbare en waardevolle karakteristieken: onderscheid in landschappelijke en nederzettingspatronen70, met daarbij nog een grote schat aan niet direct zichtbare, archeologische waarden. De op deze wijze gevormde ruimtelijke structuur vormt een unieke kwaliteit waarmee Venlo zich onderscheidt van vele andere middelgrote steden en wordt gekenmerkt door een netwerk van onderscheidbare woon- en werkkernen (Venlo, Blerick, Tradeports, Tegelen en Belfeld) op betrekkelijk korte afstand van elkaar. Elke kern heeft een specifieke ontwikkeling doorgemaakt en daarmee onderscheidende karakteristieken. De landschappelijke ruimte buiten de stedelijke kernen zoals die nu zichtbaar en beleefbaar is, is het resultaat van het eeuwenoude proces van (her)inrichting en gebruik. Inmiddels zijn overgangsvormen tussen stad en land diffuus, stedelijk gebruik van het landelijk gebied voor wonen, werken en recreëren vindt overal plaats, sommige agrarische activiteiten vertonen een sterk intensief en stedelijk karakter. Andere agrarische activiteiten staan onder grote druk als gevolg van onder meer schaalvergroting en globalisering, waardoor risico’s ontstaan voor de instandhouding van specifieke landschappelijke kenmerken en ongewenst wegvloeien van stedelijk druk kan plaatsvinden. Aandacht voor natuurlijke kwaliteiten, ecologie en biodiversiteit neemt toe. Binnen de gemeente Venlo bevinden zich belangrijke noord-zuid gerichte ecologische hoofdstructuren.
12.2
Ambitie en doelstellingen
De “Stad in het Maasdal” is een stad waarin de natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten zichtbaar zijn en worden benut om de verschillende karakteristieken tussen de kernen te behouden en versterken, zodat mensen zich daarvan bewust kunnen zijn, deze herkennen en ervan kunnen genieten. Een stad met een vitaal en duurzaam ingericht “buitengebied”, zodanig ook dat de verwevenheid van stad en land, de onderlinge uitwisseling maar ook de complementariteit tot uitdrukking komen in gebruik en beleving: Het Robuuste Casco. Voor het realiseren van de ambities van het thema Stad in het Maasdal, het bouwen aan het Robuuste Casco, is de definitie van het begrip Robuustheid van belang. Robuustheid gaat over kracht, over weerstand kunnen bieden tegen ongewenste veranderingen en het opnemen van gewenste ontwikkelingen. 70
Zie hoofdstuk 7
190
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Om de bovengenoemde ambitie te bereiken is het noodzakelijk dat: • De kenmerken van de kernen, hun historische en functionele karakteristieken worden (h)erkend • De ruimte tussen de kernen niet verstedelijkt • De randen van de kernen niet willekeurig het omliggende land aantasten • De functies in het landelijk gebied ruimte krijgen waar nodig en begrensd worden waar noodzakelijk • De landschappelijke, natuurlijke, historische en archeologische waarden worden (h)erkend, benut en verder ontwikkeld Dit leidt tot een integrale benadering van robuustheid en tot het gebruik van een aantal inrichtingsprincipes als randvoorwaarden bij plan- en beleidsvorming71. De volgende doelstellingen zijn geformuleerd: ♦ Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied door behoud van agrarische functies en de ontwikkeling van toerisme en recreatie ♦ Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren (met ecologische én gebruikswaarden) in en om de stad ♦ Het behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle objecten en structuren
12.3
Het instandhouden van een duurzaam en vitaal landelijk gebied
Inzet voor de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo is behoud van het buitengebied dat als een casco de kernen omsluit. Het Maassysteem van rivier en zijbeken, ecologische verbindingen en het terrassensysteem vormt het kader en de verbindende schakel tussen de kernen. Belangrijke componenten van het casco zijn: • Bestaande en nieuwe natuurgebieden aan de oost- en westzijde van de kernen, met daartussen (gewenste) ecologische verbindingen, met het oog op het realiseren van de nationale en provinciale ecologische (hoofd) structuur • Het winterbed van de Maas (beleidslijn Ruimte voor de Rivier) • Het tussengebied Belfeld-Tegelen en het Middengebied Tegelen-Venlo • Het gebied ten zuid-westen van Hout-Blerick en het gebied ten zuiden van Belfeld • Gebieden met een functie voor sportbeoefening, dag- en verblijfsrecreatie, dag- en verblijfstoerisme • Gebieden met een agrarische functie (al dan niet in combinatie met natuurbeheer en recreatie) • Gebieden met een woon-, werk- of zorgfunctie Ontwikkelingen en investeringen in het gebied dienen gericht te zijn op het vergroten van de vitaliteit en robuustheid van het gebied. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Van vergroting van vitaliteit en robuustheid is sprake als de belevingswaarde (voor de inwoners en bezoekers aan Venlo), de gebruikswaarde (voor de agrarische en recreatieve sector) en de toekomstwaarde (blijvend functioneren van ecologische netwerken) van het gebied worden vergroot.
71
Verkenningennota: Robuustheid Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
191
De vitaliteit en robuustheid van het casco worden mede bepaald door: • Door de provincie en het rijk vastgestelde normen en regels met betrekking tot de functies in het casco; • De mate waarin agrarische functies kunnen blijven functioneren als een karakteristieke en sterke functie; • De mate waarin natuur kan blijven functioneren als een sterke en karakteristieke functie en de mate waarin het functioneren van het casco kan worden verbeterd; • De mate waarin het casco wordt ontsloten voor sport en recreatie vanuit de stad en de regio; en • De mate waarin het casco benut wordt voor overige stedelijke functies. In het buitengebied van de gemeente bevinden zich sterkere en zwakkere functies. Deze sterkte / zwakte is conjunctureel bepaald, zowel maatschappelijk als economisch. Zwakke, kwetsbare functies kunnen worden verdreven door andere functies. Dit leidt niet altijd tot een betere situatie. Door het voortdurend afwegen van de toekomstwaarde en de economische waarde van verschillende vormen van gebruik en daarbij sturen op gewenste en voorkomen van ongewenste gevolgen kan een duurzame balans worden bereikt.
Agrarische functies Land- en tuinbouw zijn van oudsher belangrijke functies binnen de gemeente. De landbouw heeft bijgedragen aan de historische ontwikkeling en de karakteristieken van het landschap. Akkers en weilanden vormen een van de karakteristieke basiselementen van het landschap. Zonder deze vormen van landbouw verliest het landschap naast zijn gebruikswaarde ook zijn belevingswaarde. De schaalvergroting, rationalisering en intensivering in de land- en tuinbouw hebben over het algemeen afbreuk gedaan aan de belevingswaarde van het landschap. Als gevolg van diverse factoren staat de land- en tuinbouw sector onder druk72. Ten behoeve van de gewenste robuustheid in het casco moeten de economische betekenis en vitaliteit van de land- en tuinbouw, als hoofdfuncties in het casco, en de bijdrage aan de belevingswaarde van het landschap in het buitengebied behouden en verbeterd worden. Voor verschillende vormen van landbouw liggen in verschillende gebieden kansen. Deze moeten worden benut in overeenstemming met de gewenste ruimtelijke structuur in deze gebieden en in overeenstemming met andere gewenste en aanwezige functies. Waar prioriteit aan ontwikkeling van landbouw of tuinbouw wordt gegeven (met name in glastuinbouwconcentratiegebieden) moet afstemming worden gezocht tussen de ontsluiting van de gebieden, de interne ruimtelijke structuur en de technische ontwikkeling van de productie. Op basis van de principes van scheiding versus combinatie en zonering versus verweving stelt de structuurvisie gebaseerd op de regionaal ontwikkelde Bouwsteen Reconstructie District Helden de volgende uitgangspunten: 1. Uitbreiding / intensivering Om een rendabele landbouw mogelijk te maken is het nodig om mogelijkheden voor uitbreiding en of intensivering te geven. Deze mogelijkheden moeten vooral gegeven worden in concentratiegebieden en in gebieden die onder een geringe ruimtedruk staan. Hierbij moet de intensivering of uitbreiding geen strijdigheid opleveren met de karakteristiek van het landschap, of ingepast worden in de landschappelijke context. 2. Concentratie Wanneer er geen mogelijkheden meer zijn voor uitbreiding is het nodig om bedrijven op een andere plaats wel mogelijkheden te geven voor uitbreiding. 72
Wereldhandel, subsidies milieu belasting, gebrek aan ontwikkelingsruimte, opvolging - reconstructie
192
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Bedrijven moeten verplaatsen wanneer het niet mogelijk is om op de huidige vestigingsplaats nog uit te breiden, bijvoorbeeld vanwege de ligging in de EHS. (Bij verplaatsing kan de vrijkomende grond naar andere landbouwbedrijven gaan. Deze bedrijven worden dan groter in oppervlak waardoor een rendabele bedrijfsvoering mogelijk wordt. Dit betekent niet dat er herverkaveld wordt). 3. Verbreding Voor een bedrijf dat niet stopt, niet wordt verplaatst en niet meer kan uitbreiden moeten er mogelijkheden gerelateerd aan de agrarische sector geboden worden om het bedrijf toch rendabel te houden. Hierbij liggen met name mogelijkheden bij natuur en landschapsbeheer, toerisme en “speciale” agrarische productie (o.a streekeigen producten, biologische landbouw). De mogelijkheden voor verbreding moeten ondersteunend zijn met een duurzame bedrijfsexploitatie en aansluiten op de recreatieve netwerken.
Natuur Ook natuur is een functie die steeds meer ruimte vraagt in het landelijk gebied. Er is een onderscheid tussen ecologische natuur en gebruiksnatuur. Beide kunnen zich zowel in de stad als in het buitengebied bevinden. Belangrijke aspecten zijn de samenhangende en continue structuren van deze twee soorten van natuur. Met name gebruiks- en belevingsnatuur in de nabijheid van de woon- en leefomgeving (ook de stadsrand) kent een hoge waardering en is daarmee dus ook een krachtig onderdeel van het robuuste casco. Ecologie, biotopen en biodiversiteit kennen een steeds sterkere bescherming in internationale wet- en regelgeving en vormen daarmee een steeds sterker element in het landelijk gebied. De geomorfologische kenmerken binnen de gemeente leiden tot grote verschillen in abiotische voorwaarden. Het gevolg is een grote diversiteit aan natuur en biotopen. De natuurlijke elementen zoals die in de gemeente Venlo liggen maken alle onderdeel uit van (te ontwikkelen) netwerken op lokaal, regionaal, nationaal en zelfs internationaal niveau. In de volgende paragraaf wordt hierop verder ingegaan.
Recreatie en toerisme Het landelijk gebied van Venlo, de natuur, de beken en de Maas en de cultuurhistorie vormen een oorspronkelijk decor voor recreatieve activiteiten. De historische kernen en de relatie met de netwerken in het buitengebied vertegenwoordigen een sterke kwaliteit. Door de komst van meer infrastructuur verslechtert de relatie tussen woongebieden en het landelijk gebied wel. Recreatieve elementen in het landelijk gebied zijn vaak sterke elementen door hun gebruikswaarde en / of door hun economische waarde. Recreatieve elementen (gebieden, structuren of objecten) die door het specifieke karakter of de uniciteit een groter bereik of specifieke doelgroepen hebben, worden beschouwd als toeristische elementen. Vanuit de bevolking is er een duidelijke vraag naar dagrecreatieve elementen binnen en in de directe omgeving van het stedelijk gebied. Bij recreatieve elementen moet bijvoorbeeld gedacht worden aan (natuur)parken, sportvelden, campings, recreatieparken, zwemplassen, golfbanen en speeltuinen. Sport- en recreatievoorzieningen voor de stad kunnen aan de rand van de kernen in het casco worden gesitueerd. Afhankelijk van de behoefte zijn dit sterke functies die goed in het landschap kunnen en moeten worden ingepast. Verbreding van de landbouw biedt ook mogelijkheden om recreatie in het casco te bevorderen. Recreatieve elementen in het kader van verbrede agrarische bedrijfsvoering zijn kleinschalig van aard en ingepast in de landschappelijke context. Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
193
Recreatieve elementen die gebruikt kunnen worden door een groot deel van de bevolking bieden in de strategie van het groen houden van het casco goede mogelijkheden. In gebieden met een grote ruimtedruk kunnen deze elementen zorgen voor robuustheid. Ook hier is weer het uitgangspunt dat de elementen groen ingepast moeten worden en dat ze aan moeten sluiten bij de karakteristiek van het landschap. De Groen voor Rood constructie zou ook hier mogelijkheden kunnen bieden. Met name grootschalige recreatieve elementen kunnen echter een verstorende invloed hebben op de omgeving of op het functioneren van een van de netwerken. Een belangrijk element in de landschappelijke en natuurlijke context wordt gevormd door de rivier de Maas. In de nota Ruimte is de Maas genoemd als belangrijke recreatieve verbinding. In aanvulling hierop kunnen de recreatieve potentie van de Maas en de waterrecreatieve kansen die hier liggen worden verdiept. Hoewel de toeristische potenties binnen de gemeente groot zijn, is er geen reden om nieuwe grootschalige toeristische attractie in het landelijk gebied van de gemeente te realiseren. Er zijn voldoende grootschalige recreatieve dag- en verblijfsvoorzieningen in de regio. In speelpark Klein Zwitserland bezit de gemeente een recreatieve voorziening die, gezien het bezoekersaantal, ook een toeristische attractiewaarde heeft. Gezien de specifieke doelstelling van het speelpark, spelen in de natuur, dient er nog enige ruimte te zijn voor uitbreiding van het park ten behoeve van een duurzame exploitatie. De algemene behoefte aan uitbreiding voor toeristische voorzieningen is beperkt, bestaande voorzieningen kunnen worden gebruikt als sterke functies en landschappelijk worden ingepast. De toeristische potentie zit juist in de combinatie: • •
De specifieke landschappelijke en natuurlijke context, het hoogterras, de Maas De historische waarden, o.a.: • het stadscentrum van Venlo (zie thema Centrumstad in een grenzeloze regio) • kloosterdorp Steyl
Een specifiek onderdeel van het buitengebied wordt gevormd door het recreatieve netwerk. Dit vrijetijdsnetwerk ontsluit en verbindt recreatieve functies in het stedelijke en landelijk gebied voor “de stedeling”. In de context van het thema Stad in het Maasdal gaat het om extensieve en kleinschalige functies. De typisch stedelijke recreatie functies als winkel- en leisure gebieden worden in thema Centrumstad benoemd. Het recreatieve netwerk wordt bezocht met verschillende modaliteiten op uiteenlopende momenten met verschillende herkomst en bestemming. Het brengt actieve en passieve verstrooiing en genot, zowel op de bezochte locaties als tijdens het verplaatsen langs de routes. De kracht van dit netwerk bestaat, naast het informele karakter, ook uit juist het met elkaar in verband brengen van verschillende vervoersmodaliteiten, specifieke bestemmingen, historische structuren (de recreatieve vervoersketen) en het leggen van een relatie met de groen / blauwe netwerken en functies. Het biedt een toekomstig economisch ontwikkelingsperspectief voor de gemeente.73 Sluizen Belfeld 73
Verkenningen Nota
194
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
De structuurvisie gaat uit van de ontwikkeling van de toeristisch recreatieve potenties in relatie tot het recreatieve netwerk. Het gaat hierbij om differentiatie in schaal en gebruiksintensiteit in relatie tot aanwezige (unieke) karakteristieken. Voor nieuwe initiatieven in het casco geldt een kwalitatieve afweging op basis van de inrichtingsprincipes voor het casco. De basis wordt gevormd door de bestaande en te ontwikkelen recreatieve auto, fietsen wandel-, hippische- en vaarnetwerken en knooppunten.
Stedelijke functies Bij de stedelijke functies in het landelijk gebied kan onderscheid worden gemaakt tussen wonen en werken en recreatie en toerisme. Inpassing van dergelijke functies in het casco kan alleen plaatsvinden indien er sprake is van extensief gebruik en ondersteuning / verbetering van de karakteristieken van het landschap. Vanuit het handhaven van de waardevolle karakteristieken van het casco wordt terughoudendheid in acht genomen m.b.t. het toestaan van stedelijke functies. Alleen in het geval er binnen de grenzen van het huidige stedelijk gebied geen alternatieven voor handen zijn en de ontwikkeling wenselijk is voor het aantrekken van groepen / functies die Venlo nodig acht voor haar toekomstige ontwikkeling kan, onder voorgenoemde voorwaarden, ingestemd worden met de ontwikkeling van een stedelijke functie in het casco. Bij de ligging van deze stedelijke functies in het landelijk gebied spelen de ontsluiting en de bereikbaarheid een belangrijke rol. In de gemeente Venlo staan twee nieuwe snelwegen gepland (A74 en A73 Zuid). Deze snelwegen vormen zowel nieuwe barrières in de relatie tussen het stedelijk gebied en het buitengebied als aanjagers voor stedelijke functies. De aantrekkingskracht wordt gevormd door vergrote bereikbaarheid van functies en door de potentiële toeristische en economische activiteiten die in de omgeving van op- en afritten kunnen plaatsvinden (bijv. tankstations, hotels). • Wonen en werken Het is bekend dat er een zekere vraag is naar wonen en werken in het landelijk gebied. De grootte van deze vraag is nog niet vastgesteld. Het is hierbij van belang te overwegen in hoeverre de functies wonen en werken kunnen bijdragen aan de robuustheid van het landelijk gebied, of hier juist afbreuk aan doen. Het gevaar bestaat dat het landelijk gebied door beide functies overspoeld wordt. Dit is een ongewenste ontwikkeling omdat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de bestaande karakteristieke waarden van het casco. A-priori worden stedelijke functies onder grote terughoudendheid en alleen indien er binnen het stedelijk gebied geen alternatief bestaat toegestaan. Dit zal moeten gebeuren met bijvoorbeeld de Groen voor Rood constructie. Hiermee worden bijdragen gegenereerd voor de financiering van landschapsvormende en versterkende processen en projecten. Uiteraard staat behoud en versterking van karakteristieken van het landelijk gebied voorop. Voor de functies wonen en werken geldt dat de ontwikkeling moet plaatsvinden op een wijze die in overeenstemming is met de karakteristieken van het gebied. In principe betekent dit dat gezocht zal moeten worden naar bijvoorbeeld een te ontwikkelen gebouw- of ensemble typologie (buitenplaats). Gezien het karakter van de problematiek en de te zoeken oplossingen moet altijd worden uitgegaan van een gebiedsgerichte aanpak met als doel duurzame verweving van stedelijke functies met natuur(ontwikkeling) en verbrede landbouw. Het casco herbergt een woonfunctie voor bijzondere instellingen (kloosters en instituten). Deze functie staat onder druk vanwege afnemende kloostergemeenschappen en extramuralisering. Voortzetting van de woonfunctie is alleen mogelijk wanneer het gaat om een woonmilieu en woningtypen waarin de huidige bouwstroomplanning niet voorziet.
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
195
Het casco herbergt tevens enkele buurtschappen: Boekend en Herungerberg. Hier kan de woonfunctie alleen worden uitgebreid op basis van aangetoonde natuurlijke behoefte. In de ruimtelijke ontwikkeling van Venlo blijven Boekend en Herungerberg in ieder geval tot 2015 buurtschappen in het buitengebied van Venlo. Werkfuncties moeten aansluiten bij het karakter van deze buurtschappen. De gemeente bepaalt aanvullend de mogelijkheden en de noodzaak voor woonfuncties elders in het casco. Hiervoor gelden de volgende criteria: • Het type woning kan binnen de kernen of op een locatie van een bijzondere instelling niet gerealiseerd worden; • Realisatie gaat niet ten koste van ontwikkeling van locaties binnen de kernen; • Er is behoefte aan het type woning voor de eigen bevolking of het draagt bij aan het binden van midden en hoger kader aan de stad; • De woning kan ingepast worden in het casco; en • De woonfunctie is nodig en draagt als sterke functie en financiële drager direct bij aan de gewenste inrichting en ontwikkeling van het betreffende deel van het casco. Voor inpassing van andere stedelijke werkfuncties zoals kantoren, bedrijven en woon-werk combinaties gelden dezelfde criteria. • Bijzondere gebieden In de ruimtelijke ontwikkeling van het casco verdient het Middengebied Venlo-Tegelen bijzondere aandacht. Dit gebied heeft belangrijke ecologische, recreatieve en cultuurhistorische waarde. Ondermeer door de aanleg van de A74 neemt de verstedelijkingsdruk toe. De hogeschool en het ziekenhuis zijn regionale verzorgingsfuncties die het gebied een meerwaarde geven voor de gehele stad. De inrichting van het gebied dient gericht te zijn op handhaving van het gebied als onderdeel van het casco, met gebruikmaking van de kansen die onderwijs en gezondheidszorg en sport en recreatie bieden als sterke functies. Dezelfde aandacht verdient het gebied aan de oostzijde van Venlo. In dit gebied zullen voor 2015 functieveranderingen optreden ten gevolge van maatschappelijke ontwikkelingen en de aanleg van de A74. Bij de ontwikkeling van woon, werk, leisure, recreatie en toeristische functies moet sprake zijn van een verzorgingsgebied of uitstraling op tenminste het niveau van de gehele stad. De inrichting van de zone moet voldoen aan de inrichtingsprincipes voor het casco. De realisatie van een ecologische verbinding mag door de ontwikkeling van woonwerk-, leisure, recreatieve en toeristische functies niet in gevaar komen. Venlo, Tegelen en Kaldenkirchen moeten herkenbaar blijven als afzonderlijke kernen in een grensoverschrijdend stedelijk netwerk. Ontwikkelingen moeten zoveel mogelijk gesynchroniseerd worden. Bij een gebiedsgerichte uitwerking van de structuurvisie zal het grensoverschrijdend ontwikkelingsconcept VeNeTe worden herzien op basis van deze Ruimtelijke Structuurvisie en het Flachennutzungsplan van de gemeente Nettetal.
196
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
12.4
Het ontwikkelen van robuuste groen/blauwe structuren in en om de stad
Het contrast tussen het landelijk gebied en de kernen wordt met name zichtbaar in de stadsrandgebieden. Hier is over het algemeen ook de sterkste druk van stedelijke functies. Dit contrast en de verschillen in de randen van de onderscheiden kernen moeten in stand worden gehouden. Netwerken vormen een belangrijk onderdeel van het casco. Om robuustheid te creëren is het van belang dat alle netwerken naar behoren functioneren. Deze netwerken houden zich echter niet aan stadsgrenzen, provinciegrenzen of landsgrenzen. Om netwerken (optimaal) te laten functioneren is het nodig om de netwerken op alle schaalniveaus te benaderen, zowel in het stedelijk als in het landelijk gebied. De volgende inrichtingsprincipes vormen het uitgangspunt: • Het functioneren van netwerken optimaliseren. In het casco functioneren ecologische netwerken, watersystemen en een recreatief netwerk van wandelpaden, fietspaden en dergelijke. Naarmate deze netwerken beter functioneren, neemt de vitaliteit en robuustheid van het casco toe. • Functies koppelen aan de netwerken. Functies die geen onderdeel van een netwerk vormen kunnen netwerken versterken of verstoren. Deze effecten moeten bij inrichtingsen ontwikkelingsvraagstukken in het casco worden meegenomen. Verstoring van de ecologische netwerken telt daarbij het zwaarst. • Sterke functies benutten als dragers. De sterkte van functies wordt bepaald door economische en maatschappelijke omstandigheden. De economische sterkte hangt af van de mate waarin een functie door de samenleving en overheid gewenst, beschermd of geweerd wordt. De sterkte van een functie is tijdgevoelig en relatief. • Aansluiten bij de karakteristiek van landschapshistorie en cultuurhistorie. Karakteristieke en historische belangrijke structuren, grondgebruik, vegetatie en landschapselementen moeten behouden of hersteld worden. Verstorende elementen worden afgeschermd, geconcentreerd of verplaatst. 1. Het blauwe netwerk Met het blauwe netwerk worden de zichtbare structuren van grond en oppervlaktewater bedoeld. De watercyclus van de gemeente Venlo is vereenvoudigd weer te geven: Op het Rijnterras infiltreert regenwater in de grond. Dit water komt aan de voet van de steilrand voor een deel weer aan de oppervlakte. De rest stroomt als grondwater door naar de Maas. Het kwelwater voedt de beken die het water afvoeren naar de Maas (Stepkensbeek, Rijnbeek, Wilderbeek / Molenbeek, Engerbeek, Kwistbeek, Aalsbeek, Gansbeek). Aan de westzijde lopen de Everlose beek en de Springbeek en vinden we de Maasplassen. De Maas vormt in het landschap de noord-zuid verbinding en de beken de oost-west en westoost verbindingen. Naar aanleiding van de hoogwaterproblematiek is het nodig dat de kwantitatieve afvoer van water beter geregeld wordt, de veiligheid is in het geding. Het beter functioneren van het waternetwerk hangt af van het afvlakken van de pieken afvoeren in de Maas. Door retentie van regenwater in het stroomgebied van de Maas kunnen de piekafvoeren worden voorkomen.74 In het in “Ruimte voor de Rivier” geformuleerde beleid en in de uitwerking “Maaswerken 2 plus” zijn de contouren voor zomer- en winterbed van de Maas en bijbehorende maatregelen aangegeven. 74
Integrale verkenningen Maas Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
197
Door deze retentie te combineren met specifieke geomorfologische elementen als oude maasmeanders, of beken te laten meanderen ontstaan er mogelijkheden om ecologische en landschapsvormende (groene netwerk) processen op gang te brengen.75 Met het in verband brengen van het recreatieve en het blauwe netwerk wordt de gebruiks- en belevingswaarde benut. Voor het functioneren van het watersysteem is naast de kwantiteit de kwaliteit van het water van belang. De kwaliteit van het water kan in de komende perioden worden verbeterd door een aanpak bij de bron van de vervuiling en de vervuiling per stroomgebied.76 In het buitengebied wordt waterkwaliteit in relatie tot intensieve land- en tuinbouw een belangrijk thema Er is niet alleen sprake van te veel water. Er is ook sprake van droogte, met name in de zomer. Waterwinning is een van de oorzaken, samen met de delfstofwinning op het Rijnterras. Door het water langer vast te houden en de “sponswerking” van Venlo te vergroten worden ook voorwaarden gecreëerd waarmee droge periodes kunnen worden overbrugd.77 In overleg met het Waterschap werkt de gemeente aan een Integraal Waterplan. Hierin zijn de specifieke richtlijnen opgenomen. Wettelijk is voor alle ruimtelijke planvorming een Watertoets voorzien. Net als binnen het stedelijk gebied wordt in het casco aldus duurzaam waterbeheer nagestreefd, met als doel het realiseren van een veerkrachtig watersysteem dat onder andere in staat is om de te verwachten klimaatsveranderingen en gevolgen van verstedelijking op kan vangen. Hierdoor ontstaat er ook in de toekomst geen overlast voor de leefomgeving. Dit betekent een meer integrale benadering van kwantiteit en kwaliteit. De structuurvisie gaat uit van behoud en herstel (waar mogelijk ook in stedelijk gebied) van het blauwe netwerk. Met als doel het versterken van de “sponswerking” van Venlo en het verbeteren van voorwaarden voor ecologische en landschapsvormende processen. Waar mogelijk moeten aanknopingspunten worden gezocht voor blauwe recreatieve knooppunten en impulsen. 2. Het groene (ecologisch) netwerk Het groene netwerk bestaat uit het geheel van natuurgebieden en de verbindingen die tussen deze gebieden aanwezig zijn. Hierbij dienen de kerngebieden, grote aaneengesloten stukken natuur, om voor een bepaald aantal dier- en plantensoorten (doelsoorten) een duurzame populatie te kunnen herbergen. Door middel van verbindingen tussen grote stukken natuur en het nieuw aanleggen van grote stukken natuur is het mogelijk om de leefgebieden van soorten zo te vergroten dat voor meer soorten het leefgebied zo groot is dat er een duurzame populatie mogelijk is. Op verschillende schaalniveaus moeten natuurgebieden met elkaar verbonden worden om voor zo veel mogelijk soorten een duurzame populatie mogelijk te maken. Het netwerk van kerngebieden en verbindingen is reeds op nationaal (EHS)78 en regionaal (PES)79 niveau uitgewerkt. De natuurgebieden moeten bestaan uit gebiedseigen natuur, waarbij potenties vanuit het landschap (bijv. kwelsituaties) gebruikt moeten worden80. In de gemeente Venlo is in de Integrale Natuurvisie (Gemeente Venlo, 2002), in het GIOS (Gemeente Venlo, 1999), in het Masterplan EHS (Taken landschapsplanning, 2000) en in het programma “Venlo: natuurlijk aan de Maas” (Gemeente Venlo, 2003) een aanzet gegeven tot de uitwerking van het ecologische netwerk.
75
Integraal waterplan, integrale natuurvisie Gemeente Venlo Integraal waterplan Gemeente Venlo Integraal waterplan Gemeente Venlo 78 EHS: Ecologische hoofdstructuur: Ministerie LNV, 1990 79 PES: Provinciale ecologische hoofdstructuur (Provincie Limburg, 2001A) 80 IKC Natuurbeheer, 1995 76 77
198
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Naast de ecologische betekenis van de groene verbindingen hebben ze ook een recreatieve functie, afhankelijk van het risico van verstoring. De structuurvisie stelt zich tot doel een robuust, gedifferentieerd en grensoverschrijdend netwerk van groene verbindingen te realiseren met hoge ecologische en toegevoegde gebruikswaarden. De verbinding op het Rijnterras Deze verbinding moet op een hoog schaalniveau (binnen Nederland, maar zelfs ook Europees) gaan functioneren op een hoog ambitie niveau. Door de keuze voor het hoge ambitieniveau moet de verbinding een robuuste verbinding worden die voor grote diersoorten, die veel eisen stellen aan de verbinding, kan functioneren. Er zijn op het grondgebied van de gemeente Venlo mogelijkheden om een dergelijke verbinding tot stand te brengen. Door het aantal knooppunten van de groene verbinding met snelwegen (A74, A67), door de vraag naar gebruiksnatuur en door de grote ruimtedruk rond oude douaneterreinen is het de vraag of het casco het meest robuust gemaakt kan worden door op deze plaats (op Venloos grondgebied) de groene verbinding tot stand te brengen. Deze vraag kan niet alleen beantwoord worden door het kijken naar sterktes en zwaktes van functies in relatie tot robuustheid. Er liggen beleidsmatige (ook grensoverschrijdende) aspecten aan ten grondslag die hier een grote invloed op hebben. De verbinding via de Maas De Maas vormt de verbinding tussen een aantal aan de Maas gelegen natuurgebieden. Door kanalisatie, het plaatsen van stuwen en vervuiling is de verbindende functie sterk onder druk komen te staan. Door weerdverlaging, retentie en daarmee samenhangende natuurontwikkeling langs de Maas wordt de verbinding gerealiseerd. De verbinding staat echter wel onder druk bij de kern van Venlo. De groene zone is hier niet breder dan 100 meter. Om de verbinding toch nog te laten functioneren moet aan dit gebied extra aandacht besteed worden. Het is de ambitie om de verbinding via en langs de Maas te herstellen en versterken, zodat een aaneengesloten groen-blauwe verbindingszone in noord-zuid richting ontstaat, met een functie voor ecologie, waterberging en recreatief (mede) gebruik. Dwarsverbanden via het Middenterras Het Middenterras vormt de schakel tussen de verbinding op het Rijnterras en de verbinding langs de Maas. Deze schakel moet de twee los van elkaar liggende assen tot een netwerk maken. De overgang van de droge natuur op het Rijnterras en de natte natuur langs de Maas dient via de beekdalen op het Middenterras worden vormgegeven. Hierbij moeten de bestaande beken als een ecologische verbinding worden ontwikkeld81. Grotere stukken natuur op het Middenterras moeten aan de hand van deze beken ook in het netwerk worden opgenomen. Verbindingen op het Dekzandgebied Het groene netwerk op de westoever van de Maas heeft een vergelijkbare ladderstructuur als de oostoever. De Maascorridor vormt de basis, samen met de aaneenschakeling van natuurgebieden op de westoever (Blerickse Bergen, Kraijelheide, Koelbroek, Blerickse Heide, Zaarderheiken, Witte Berg). De dwarsverbindingen worden gevormd door de groene verbindingen gekoppeld aan de Springbeek, de Everlose beek en de groenzone door de kern van Blerick. Binnen deze ladder zijn er een aantal knelpunten te onderscheiden door de botsing van het groene netwerk met de Tradeports en de botsing met wegen (A67, A73, N275, N556). De knelpunten moeten opgelost worden om het ecologisch functioneren van het groene netwerk te waarborgen. 81
Taken landschapsplanning, 2000; Gemeente Venlo, 2000 Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
199
In de ruimtelijke ontwikkeling van de Tradeports moet rekening worden gehouden met het realiseren van een ecologische verbinding tussen de Blerickse Heide, Zaarderheiken en de Maas.
Situeren ten opzichte van netwerken Hiervoor zijn 3 netwerken besproken: het groene, blauwe en het (stedelijk) recreatieve netwerk. De manier waarop netwerken ten opzichte van elkaar gesitueerd worden bepaald voor een groot deel ook het functioneren van de netwerken. Netwerken kunnen elkaar belemmeren in hun functioneren, maar juist ook versterken. Het blauwe en groene netwerk zijn hierbij de twee netwerken die vrijwel altijd heel goed met elkaar samen gaan, zij versterken elkaar. Versterkingen zorgen voor een robuuster casco. Knooppunten waar de netwerken elkaar overlappen of doorsnijden bieden bijzondere kansen. Het recreatienetwerk kan echter problemen opleveren bij koppeling met ecologie. Verstoring door recreanten beïnvloedt het functioneren van het groene netwerk. De zwakste functie moet beschermd worden door middel van zonering. Aan de andere kant kan het recreatienetwerk het groene en het blauwe netwerk gebruiken als leidraad door het landelijk gebied. Hierbij vormen de beekdalen een belangrijke basis voor oost-west verbindingen tussen de Maas en het Rijnterras in de drie netwerken. De structuurvisie gaat er vanuit dat koppeling van netwerken de robuustheid versterkt en kansen biedt voor gecombineerde en dus sterke en duurzame ontwikkelingen. Binnen de netwerken zoals die dan in het casco liggen of zouden moeten komen te liggen is ruimte voor de verschillende functies. De plaats van deze functies is voor een deel te relateren aan de plaats in het netwerk. De netwerken zijn de kapstok voor andere functies. Recreatieve en cultuurhistorische elementen moeten bijvoorbeeld aan het recreatieve netwerk gekoppeld worden. Dit geldt ook voor stukken gebruiksnatuur en eventuele verbrede agrarische bedrijvigheid (toeristisch). Iedere functie moet de juiste plaats binnen de netwerken krijgen. Er liggen bijvoorbeeld ook mogelijkheden voor de koppeling tussen agrarisch landschapsbeheer en het groene en blauwe netwerk.
Het behoud en benutten van cultuurhistorisch waardevolle elementen Naast het belang van karakteristiek als een basis voor beleving van het landschap is het behouden en ontwikkelen van de geschiedenis van stad en landschap een verplichting die de huidige samenleving heeft ten aanzien van toekomstige generaties. De rijke historie van de gemeente vormt aldus een belangrijke component. In de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke kenmerken bevindt zich een rijke bron van inspiratie voor de toekomst. Cultuur- en landschapsgeschiedenis vormen het integratiekader tussen stad en ommeland. Deze cultuurhistorie vormt de basis voor de karakteristiek van de omgeving en dus tevens voor de mate waarin mensen zich kunnen identificeren met hun omgeving en de mate waarin bezoekers deze identiteit ervaren. Het vormt het oorspronkelijke decor voor de ontwikkeling van o.a. toeristische activiteiten. Cultuurhistorie vormt daarmee een belangrijk onderdeel van robuustheid. Maar in cultuurhistorie zit ook de geschiedenis van de stad en de omgeving, een geschiedenis welke de gemeenschap verplicht is niet weg te gooien, maar juist te behouden en te versterken en daarmee als basis te nemen voor toekomstige ontwikkeling van het casco en het stedelijk gebied82. Dus naast het esthetisch aspect is voor cultuurhistorie het “geschiedenis aspect” van groot belang. 82
Nota Belvedère OCW et.al. 1999
200
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
Cultuurhistorie op zich is kwetsbaar, het is geen echte sterke functie. Door cultuurhistorie echter als basis te nemen voor ontwikkeling van het casco wordt de geschiedenis van een gebied veiliggesteld op een esthetisch en historisch verantwoorde manier. De kwetsbaarheid van cultuurhistorie wordt dan verminderd door de combinaties met andere functies83. Voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in stad en land gaat de structuurvisie uit van: • Het behoud en benutten van elementen en structuren waaruit de verwevenheid met de ontstaansgeschiedenis blijkt; • Het ontzien en beschermen van landschappelijk waardevolle en archeologisch belangrijke gebieden; en • Het versterken van nederzettingenpatronen en stadsranden en de complementariteit met het buitengebied.
83
Idem Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008
201
12.5
Verkeer en Vervoer
Voor het thema Stad in het Maasdal zijn de doelstellingen o.a. het in stand houden van een duurzaam landelijk gebied en de ontwikkeling van groen/blauwe structuren. Voor de realisatie van aaneengesloten groen/blauwe structuren met ecologische waarden en gebruikswaarde voor bewoners en recreanten is een robuust casco gewenst met een rustig karakter. Deze functies staan zwak t.o.v. economische en stedelijke ontwikkelingen en moeten worden gewaarborgd. Dit kan zoals eerder genoemd door ze als uitgangspunt te nemen bij nieuwe ontwikkelingen. Toch biedt dit maar een beperkt tegengewicht tegen de komst van nieuwe stedelijke functies. In het spanningsveld tussen het karakter van rust en ruimte in het casco en de mogelijke hinder die verkeer kan opleveren moet worden gezocht naar mogelijkheden waar de leefbaarheid en rust binnen het casco zoveel mogelijk wordt beschermd. De gemeente Venlo heeft als uitgangspunt terughoudendheid ten opzichte van het toestaan van nieuwe doorsnijdingen van het casco. Er dient optimaal gebruik te worden gemaakt van het bestaande wegenstelsel, en de in het casco gesitueerde wegen moeten zoveel mogelijk gevrijwaard worden van doorgaand (zwaar) verkeer. Daar waar inpassing van nieuwe wegen onontkoombaar is, bijvoorbeeld de aanleg van de snelwegen A73 Zuid en A74, zullen de mogelijke vormen van (met name geluids)hinder zoveel mogelijk moeten worden beperkt. De aanleg van deze snelwegen levert een barrière op die de realisatie van een aaneengesloten groen netwerk bemoeilijkt. De gemeente Venlo streeft naar de aanleg van een landschapsbrug, die ter hoogte van het Middengebied de bestaande groengebieden met elkaar verbindt, en zo een aaneengesloten groen netwerk tot stand brengt waar flora en fauna zich kunnen blijven ontwikkelen. Ook bemoeilijkt de aanleg van de snelwegen de realisatie van fietsrelaties tussen Venlo Zuid en Tegelen. De barrièrewerking legt een druk op de kwaliteit van de fietsroutes die de snelwegen moeten gaan kruisen in termen van directheid, aantrekkelijkheid en (sociale) veiligheid. Hier zal moeten worden gezocht naar creatieve oplossingen. Een ander aandachtspunt zijn de aansluitingen van de snelwegen op de bestaande infrastructuur. Het maken van aansluitingen vraagt om zorgvuldige inpassing gezien de grote aantrekkingskracht die deze locaties hebben op stedelijke functies. Deze aantrekkingskracht wordt gevormd door de grote bereikbaarheid van functies en door de potentiële toeristische en economische activiteiten die in de omgeving van de op- en afritten kunnen plaatsvinden (b.v. tankstations, hotels). Ook hier geldt dat er slechts onder strenge voorwaarden stedelijke functies binnen het casco toegestaan kunnen worden; met name wanneer de robuustheid van het casco verbetert. Speciale aandacht gaat binnen het thema Stad in het Maasdal uit naar het faciliteren van recreatief (fiets) verkeer. Er dient een kwalitatief hoogwaardig stelsel van fietsroutes beschikbaar te zijn, die verplaatsingen in noord-zuid richting (langs de Maas), vanuit de wijken naar de groengebieden en verplaatsingen binnen het groene buitengebied mogelijk maken. Binnen dit stelsel van fietsroutes speelt het stadscentrum van Venlo ook een rol; hier moet het mogelijk zijn het centrum te passeren langs de Maas en een bezoek aan het stedelijk centrum te brengen. Hierbij ligt de nadruk op dagrecreatie in de groene stadsranden en langs de Maas. Natuurgebieden kunnen gelijktijdig ontwikkeld worden voor ecologische functies en recreatief medegebruik. Het is hierbij van belang dat natuurgebieden voor fietsers doorkruisbaar zijn, maar niet voor autoverkeer. Autoverkeer dient aan de randen van de groengebieden te worden afgevangen middels beperkte parkeervoorzieningen.
202
Ruimtelijke Structuurvisie 2005-2015, gewijzigd n.a.v. nieuwe Wro 2008