Ruimtelijke Segregatie in Brussel: door de beleidsmatige bril Casabella, Nadia en Cassiers, Tim Op zijn website laat de Minister-president van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, Charles Picqué, zich geregeld in bezorgde termen uit over de toenemende dualisering in de regio. Brussel is een stad van tegenstellingen. Goed voor 18,9% van het Belgische BBP, en een jaarlijkse groei van 2,2%, kent het Gewest ook meer dan 20% werkloosheid, moet één op vier inwoners het zien te rooien met een inkomen onder de armoedegrens (899€) en groeit één op drie kinderen op in een gezin zonder arbeidsinkomen (Brussels Armoederapport 2010). Bovendien is de sociale kloof sinds de jaren 90 toegenomen; de inkomsten van het bovenste en onderste deciel groeien steeds verder uit elkaar (Loopmans en Kesteloot, 2009). Deze cijfers schetsen een verontrustend beeld over de sociale ongelijkheid in Brussel. Een sleutelgegeven in Brussel is de sterke ruimtelijke structurering van de ongelijkheid. Geografisch bestaat er een sterke tegenstelling tussen de zogenaamde ‘arme sikkel’ van Brussel en het zuidoosten van de regio, maar ook tussen het centrum en de periferie. Deze ruimtelijke tweedeling maakt het voorwerp uit van vele politieke maatregelen op niveau van het Gewest. Het was één van de cruciale aandachtspunten voor de Gewestelijke Ontwikkelingsplannen uit 1996 en 2002, waarbij de achtergestelde centrumwijken werden afgebakend als prioritaire zones voor toekomstige investeringen in de publieke ruimte en het woningbestand. Deze tweedeling is echter geen zaak van het Gewest alleen maar een fenomeen die aansluit bij de dynamiek van de grotere Brusselse metropolitaanse regio. Ongeveer de helft van de Brusselse arbeidsplaatsen wordt ingevuld door pendelaars. Via hen verdwijnt een aanzienlijk deel van de Brusselse rijkdom naar buiten de gewestgrenzen. Daarenboven worden ook de omliggende regio’s versneld meegestuurd met de groeiende Brusselse economie. Zo is het arrondissement Halle-Vilvoorde goed voor een jaarlijkse groei van 2,9% en Nijvel zelfs voor 4%. Het mag dan ook geen wonder heten dat de bestuurders van het Brussels gewest geregeld over de grenzen kijken, waardoor de ongelijke welvaartsverdeling tussen centrum en periferie ook een oorzaak van grote politieke spanningen tussen het Brussels en het Vlaams Gewest wordt. Een historische tweedeling De ruimtelijke tweedeling van Brussel is letterlijk eeuwenoud. De kenmerkende oostwest verdeling gaat terug op het middeleeuwse Brussel, waar de laaggelegen Zennevallei de plaats was waar de ambachten zich ontwikkelden, terwijl de adel en hogere clerus zich aanschurkten tegen het hertogelijk Paleis gelegen op de oostelijke, steil oplopende valleihelling. Deze tweedeling zette zich verder tijdens de industriële revolutie, toen Brussel zich, dankzij massale investeringen van de Société Générale1 in de as Antwerpen-Brussel-Charleroi, ontwikkelde tot een industriële speler van formaat. Deze industrie vestigde zich langs het kanaal ten westen van Brussel-centrum. Er rond kwamen 1
De Generale Maatschappij werd opgericht door Willem II ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830). Ze had tot doel de industriële ontwikkeling in de Zuidelijke Nederlanden te promoten en werd na de Belgische onafhankelijkheid het voornaamste investeringsinstrument van de jonge staat.
de arbeiderswoningen, dicht bij de fabrieken. Werkdagen waren immers lang en de vervoersmogelijkheden beperkt. Het Brusselse stadsweefsel kende een enorme verdichting, met bedroevende woonomstandigheden voor gevolg. Tegelijk ontvluchtte de elite het stadscentrum dat gebukt ging onder sociale spanningen en geregeld werd getroffen door cholera-epidemieën. Ze vestigde zich in de prestigieuze uitbreidingen van Brussel naar het oosten zoals de Leopoldwijk, de Tervurenlaan of de Louizalaan. In de jaren 1960 amplifieerde deze beweging. De opbouw van de welvaartstaat en het toegenomen autobezit brachten een suburbanisatiegolf op gang. In België werd dit nog versterkt middels een beleid dat vanuit antistedelijke overwegingen deze suburbanisatie indirect en direct aanmoedigt (via aanmoedigingspremies voor huiseigenaarschap, terugbetaling van vervoerskosten, belastingsaftrek van bedrijfswagens, enz.). Deze stadsvlucht voegde een centrum-periferie tegenstelling toe aan de klassieke oost-west opdeling in Brussel. Maar ook deze laatste logica is buiten de gewestgrenzen nog aanwezig, waarbij de zone in het zuidoosten opvallend welvarender is dan de rest van de periferie (zie kaarten welvaartindex, werkloosheid, opleidingsniveau). Immigratie heeft deze tweedeling nog verder verstrekt. Arbeidsmigranten kwamen terecht in het afgeleefde Brusselse centrum en in de oude 19de-eeuwse arbeidersbuurten die inmiddels verlaten waren door de rijker geworden Belgische bevolking (zie kaart spreiding Turken en Noord-Afrikanen). Eurocraten en andere welvaartsbuitenlanders volgden dan weer de trend naar het zuidoosten van de Brusselse regio (zie kaart spreiding Japanners, Amerikanen en Canadezen). Op die manier werd de bestaande ruimtelijke tweedeling gelardeerd met een etnisch aspect. Een Brusselse kenmerk? Processen van sociale dualisering en samensporende ruimtelijke segregatie zijn natuurlijk niet uniek voor Brussel. Wel zijn er specifieke processen die ruimtelijke weerslag van sociale ongelijkheid blootleggen. Het is verleidelijk om de samenhang tussen sociale ongelijkheid en ruimtelijke ongelijkheid als evident aan te nemen. Echter, deze is dat zeker niet (Hamnett, 1996; Kesteloot en Saey, 2002) en dient verklaard vanuit factoren zoals veranderingen in het economische systeem, demografische transities, etnisch clustering en xenofobie, en de werking van de woningmarkt (van Kempen en Marcuse, 1997). In Brussel speelt de woningmarkt hierin een cruciale rol. Vergeleken bijvoorbeeld met Amsterdam, is het duidelijk dat het nogal wat uitmaakt of een overheid jarenlang zorgt voor grote sociale huurwoongebieden dan wel de woningmarkt door marktprocessen laat bepalen, zoals in Brussel het geval is (Kesteloot en de Cortie, 1998). Het beperkte aandeel sociale woningen (8% van het totale Brusselse woningaanbod) laat vooral de lagere klassen in de samenleving weinig alternatief dan zich te oriënteren op de markt. Ze eindigen dan merendeels in het onderste segment van de woningmarkt, de residuele huursector, gedomineerd door kleine, weinig comfortabele woningen in een oud en weinig kwaliteitsvol deel van het woonpatrimonium. In Brussel is dit de 19de-eeuwse gordel van de centrale stad. Dit gegeven versterkt door de gestimuleerde stadsvlucht uit de jaren ’60 en de cultivering van een anti-stedelijke mentaliteit (De Decker et al., 2005) verklaart dat Brussel een vrij
hoge segregatieindex heeft -hoger dan van Den Haag, de meeste gesegregeerde Nederlandse stad- die van een grootteorde is vergelijkbaar met steden in het Verenigd Koninkrijk (Musterd, 2005). Immers, ook na de creatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 1989 heeft de tweedeling zich enkel versterkt. Ook al stelde het Brussels gewest een politiek in werking die de middenklasse terug naar de stad moet halen en er houden2, toch is gentrificatie in Brussel een eerder marginaal gebeuren (van Criekingen en Decroly, 2003). Zeker groeit de Brussels bevolking sedert 1996 zeer snel aan, maar deze groei is toe te schrijven aan externe immigratie en natuurlijke aangroei. Wanneer de interne migraties tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel worden beschouwd, verliest Brussel nog altijd inwoners. De stadsvlucht is dus niet gestopt, net zomin als vele van de beleidsmaatregelen die deze stimuleren. Dat kan ook niet anders, want de belangen van betrokken overheden lopen niet samen. Het Belgische fiscale regime, waarbij gemeenten een groot deel van hun inkomsten (gemiddeld 50%) halen uit belastingen, bevoordeelt immers de perifere gemeenten waar de in Brussel werkende middenklasse haar belastingen betaalt. De agenda van het Brussels gewest botst aldus op logische politieke weerwil vanuit de rand, een gegeven dat nog extra gekruid wordt door de communautaire spanningen tussen Vlaanderen en Brussel. Weg van een territoriale benadering Segregatie is dus een gevolg van processen die sociale dualisering ruimtelijk projecteren. Tegelijk beïnvloedt de ontstane ruimtelijke structuur nieuwe sociale processen. Zo heeft ruimtelijke segregatie een invloed heeft op de maatschappelijke positie van de wijkbewoners, vooral wat betreft de toegang tot de arbeidsmarkt (Dujardin et al., 2007; Vanhamme et al., 2011 ). Echter, segregatie verwerd ook de manier van refereren naar een hoop sociale problemen, als daar zijn sociale onrust, criminaliteit, schoolse achterstand, hangjongeren, werkloosheid, slechte huisvesting,… Bijgevolg komt de nadruk van het beleid overmatig te liggen op wijken als concentratieplaatsen van sociale problemen. Hierdoor dreigt de aanpak van de maatschappelijke processen die leiden tot sociale en ruimtelijke ongelijkheid ondergesneeuwd te geraken. Ook de individuele benadering van ongelijkheid komt in de verdrukking en wordt vervangen door een territoriaal statistische logica waarbij niet mensen maar plaatsen moeten geïntegreerd worden. Bovendien draagt het ook bij aan stigmatisering van bepaalde buurten, zeker wanneer ook de media deze buurten in het vizier krijgen, zoals voor Laag-Molenbeek of recentelijk Kuregem (Anderlecht). Oorzaken en oplossingen voor sociale dualisering zijn niet enkel te zoeken in de armere wijken, noch in een beleidsmatige focus op ruimtelijke segregatie. De stad is geen geheel van waterdichte compartimenten maar een geheel van sterk verbonden en onderling afhankelijke systemen. Bovendien brengt ruimtelijke concentratie van arme groepen ook bepaalde voordelen met zich mee. Ze geeft een draagvlak voor een overlevingseconomie, een etnische economie en/of een gerichte dienstverlening voor deze kansarme groep, en legt tevens de basis voor sociale netwerken van directe solidariteit en wederkerige steun. 2
Zoals bijvoorbeeld door de bouw van gesubsidieerde woningen voor de middenklasse door de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Brussel.
Echter zijn deze netwerken ook sociaal selectief, en vormt de sterkte van het netwerk ook zijn grote zwakte; namelijk de homogeniteit verschaft het individu geen toegang tot andere hulpbronnen dan deze in zijn onmiddellijke omgeving. Het lokale blijft dus belangrijk als een bron van sociale identiteit en kapitaal, maar andere vormen van individuele en groepsidentiteit moeten opgebouwd worden in de stedelijke arena die voorbijgaat aan territorialiteit (Forrest & Kearns, 2001). Om de dualisering effectief aan te pakken, is er nood aan een stedelijk-metropolitane emancipatie, waarbij de buurt niet langer een territoriale entiteit is, een enclave die het socialiseringsproces beperkt, maar eerder een overlappend sociaal netwerk wordt dat toegang geeft tot andere plaatsen en netwerken. Want verbanden buiten de buurt kunnen bijdragen aan het vergroten van kansen, maar vooral: ze kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van een sociaal-rechtvaardige visie op de toekomst van Brussel als een wereldstad – een cosmopolitische stad die zich bewust is van zijn diversiteit, en die de empowerment van haar (etnische) buurten ondersteunt. Bibliografie De Decker, P., Kesteloot, C., De Maesschalck, F. & Vranken, J. (2005) Revitalizing the City in an Anti Urban Context: Extreme Right and the Rise of Urban Policies in Flanders, Belgium, in: International Journal of Urban and Regional Research, 29:1, p. 152-171 Dujardin, C., Selod, H. en Thomas, I. (2008) Residential Segregation and Unemployment: The Case of Brussels, in: Urban Studies, 45:1, p. 89-113 Forrest, R and Kearns, A (2001), Social cohesion, social capital and the neighbourhood, in: Urban studies, 38:12, p. 2125-2143 Hamnett, C. (1996), Social Polarisation, Economic Restructuring and Welfare State Regimes, in: Urban Studies, 33:8, p. 1407-1430 Kesteloot, C. en de Cortie, C. (1998) Housing Turks and Moroccans in Brussels and Amsterdam: The Difference between Private and Public Markets, in: Urban Studies, 35:10, p. 1835-1853 Kesteloot, C. en Saey, P. (2002) Brussels, a truncated metropolis, in: GeoJournal 58, p. 53–63 Kesteloot, C., Van Weesep, J. en White, P., eds. (1997) Minorities in West-European cities, in: Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie, 88:2 Loopmans, M. en Kesteloot, C. (2009) Sociale ongelijkheden, Synthesenota 15 voor de Staten-Generaal van Brussel, in: Brussels Studies, SGB15, 12p. Musterd, S. (2005) Social and ethnic segregation in Europe: levels, causes and effects, in: Journal of Urban Affairs,27:3, p. 331–348 Observatorium voor Gezondheid en Welzijn in Brussel-Hoofdstad (2010) Het Brussels Armoederapport 2010, Brussel: studiedienst van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad
Van Criekingen, M. and Decroly, J. M. (2003) Revisiting the Diversity of Gentrification: Neighborhood Renewal Processes in Brussels and Montreal, in: Urban Studies, 40:12, p. 2451-2468 Van Kempen, R. and Marcuse, P. (1997) A new spatial order in cities? American Behavioral scientist, 41(3), pp. 285-298 Vanhamme, G., Wertz, I. en Biot, V. (2011) Economische groei zonder sociale vooruitgang: stand van zaken in Brussel, in: Brussels Studies, 40, 21p.