1. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING
1.1. Aanleiding voor het project De RWZI (RioolWaterZuiveringsInstallatie) Deurne beschikt over een milieuvergunning die geldig is tot 01/09/2011. Aquafin n.v., die de taak heeft het afvalwater in het Vlaams Gewest te zuiveren, wenst een hervergunning aan te vragen voor de RWZI Deurne. Er worden geen wijzigingen aan de RWZI (inclusief de slibverwerking) gepland. Aangezien Aquafin een hervergunning voorbereidt van de bestaande capaciteit van de RWZI van ca. 215.000 IE, valt deze RWZI onder bijlage 1 van het MER besluit en kan besloten worden dat een MER vereist is. In dit MER worden zowel de waterzuiveringsinstallatie (RWZI) als de slibverwerkingsinstallatie (CSVI) besproken
1.2. Ruimtelijke, administratieve, juridische en beleidsmatige situering RWZI Deurne is gelegen op het grondgebied van Stad Antwerpen, meer bepaald tussen de Ring en de Noordersingel te Deurne nabij het sportpaleis (zie figuur 1 t.e.m. 4). De oppervlakte van de RWZI bedraagt 6ha 06a 93ca. Volgende kenmerkende elementen bevinden zich in de omgeving van het projectgebied: 9 Het Lobroekdok dat in verbinding staat met het Albertkanaal ten noordwesten. De RWZI loost in het Lobroekdok. 9 Het sportpaleis op ca. 250m ten noorden. 9 De Ring aanpalend ten noordoosten. 9 De Noordersingel en verder het vormingsstation Schijnpoort ten westen. 9 Ten zuiden: de politie en brandweer van de stad Antwerpen 9 Ten noorden: aan de overzijde van de Schijnpoortweg: een sportcomplex De RWZI is midden in stedelijk gebied ingeplant. De dichtste woonkernen zijn: 9 Antwerpen over het vormingsstation op ca. 300 m ten westen en op ca. 200 m over Schijnpoort. 9 Deurne over de Ring op ca. 250m Volgens het gewestplan (zie figuur 4) bevindt de RWZI zich in “gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen” met aanvullende voorschriften voor stedelijke gebieden. In overdruk is eveneens aangegeven dat de zone in een “reservatieen erfdienstbaarheidsgebied” ligt. In de omgeving bevindt zich woongebied, parkgebied, gebied voor dagrecreatie en gebied voor stedelijke ontwikkeling. Het gebied bevindt zich binnen de grenslijn van het Gewestelijk RUP Oosterweelverbinding (definitief vastgesteld op 16/06/2006). Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 167 -
De RWZI is in dit GRUP niet ingekleurd. De bestaande bestemming blijft geldig. Ten oosten aanpalend aan de RWZI is een zone aangeduid als “gebied voor wegeninfrastructuur” (grijs gekleurde zone) en ten noorden en verder ten oosten is een gebied aangeduid als “werfzone” (gearceerde zone: deze zone-aanduiding geldt tijdelijk voor de aanleg van de wegeninfrastructuur). In de nabijheid zijn geen gebieden met speciale bescherming gelegen. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V), Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) of gebieden van het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk aanwezig in de ruime omgeving (meerdere kilometers).
1.3. Beschrijving van het project 1.3.1. Gedeelte RWZI Het zuiveringsgebied van de RWZI bestaat uit volgende gemeenten o Deurne ( zonder Ruggeveld en Rivierenhof ), o Antwerpen: noord-oostelijk deel o Borgerhout: volledig o Berchem: oostelijk deel o Wilrijk: ten oosten van de E19 en ten noorden van Oosterveldlaan o Mortsel: tussen beide spoorwegen en R11 o Borsbeek: Floris Primslei o Wijnegem: noord-westelijk deel De lozing van het effluent gebeurt in het Lobroekdok, dat via het Albertkanaal in verbinding staat met de andere dokken van de Antwerpse haven en de Schelde. Het water van het Albertkanaal stroomt zeer traag richting Antwerpse dokken. Stroming ontstaat vooral door de versassingen aan de 6 sluizen op het Albertkanaal. Het huidige lozingsdebiet bedraagt gemiddeld ca. 70.000 m³/d (gemiddelde op basis van jaardebiet) en blijft ongewijzigd in de toekomst. De RWZI zuivert voor 90% van zijn capaciteit huishoudelijk afvalwater. Daarnaast wordt er eveneens afvalwater van bedrijven behandeld op de RWZI. Hieronder wordt het werkingsprincipe van de zuivering beschreven alsook van de slibverwerkingsinstallatie. • Waterlijn Het zuiveringsproces is van het laag belast actief slib type met biologische/chemische fosforverwijdering en een stikstofverwijdering Het afvalwater wordt met behulp van 6 vijzels opgepompt naar vier fijnroosters. Het deel dat (bij hevige regenval) niet door de DWA-vijzels kan worden opgepompt stort over naar de onwederkuil waar 10 stormweervijzels geïnstalleerd staan, elk voorzien van een grofrooster en een zandvangkanaal. In dit geval wordt van hieruit het overtollige water direct naar het Lobroekdok gepompt, waarna het in het Albertkanaal terechtkomt.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 168 -
Influentgemaal
Via de fijnroosters wordt het afvalwater ontdaan van de grove bestanddelen. Het roostergoed wordt ontwaterd, waarna het in een afvalcontainer terechtkomt. Na de fijnroosters stroomt het afvalwater door vier zandvangers. Met een bodemrakel wordt het bezonken zand naar twee zandkuilen geschraapt. Van hieruit wordt het slib-water mengsel naar een zandschroef gepompt. Het ontwaterde zand komt terecht in containers.
Zandvanger Via een tussengemaal wordt het mechanisch gezuiverd afvalwater opgepompt naar de selektortank. Om biologische fosforverwijdering te bekomen, is een selektortank en een anaërobe tank voorzien. Het afvalwater wordt in de selektortank intensief gemengd met een deel van het retourslib. De resterende retourstroom wordt rechtstreeks in de anaërobe tank geleid. Er is een bypass voorzien over de selektortank en de anaërobe tank. Ter ondersteuning van de biologische P verwijdering kunnen chemicaliën worden gedoseerd. Deze dosering gebeurt op basis van een continu meting van het orthofosfaat Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 169 -
Na de anaërobe tank komt het afvalwater terecht in 4 beluchtingstanks. De beluchtingstanks kunnen zowel in serie als in parallel bedreven worden. De zuurstofinbreng gebeurt d.m.v. luchtinblazing. De luchtcompressoren worden geregeld op basis van het zuurstofgehalte. Door intermitterend te beluchten wordt de biologische stikstofverwijdering gerealiseerd. De duurtijd van de beluchte – (nitrificatie) en onbeluchte zones (denitrificatie) wordt geregeld op basis van een continue nitraat- en ammoniummeting. Het biologisch gezuiverd afvalwater wordt na de beluchting verdeeld over 4 nabezinktanks, waar het actief slib bezinkt. Het effluent stroomt na de nabezinktanks naar het Lobroekdok. De slibrecirculatie van het actief slib uit de nabezinktanks gebeurt door pompen naar de selektortank en de anaërobe tank. Het overtollig slib kan d.m.v. pompen gespuid worden naar 2 indiktafels waar het mechanisch ontwaterd wordt. De RWZI werd grondig gerenoveerd in de periode 2002-2006 om te voldoen aan de geldende normen inzake stikstofverwijdering. De oude installatie bestond uit een hoogbelast actief-slibinstallatie en was gedimensioneerd om aan de gangbare effluenteisen in 1976, bij de bouw van de installatie, te voldoen. De dimensionering was toen vooral gericht op het verwijderen van de BZV en zwevende stoffen. Het zuiveringsproces bestond uit een voorbezinking, hoogbelast actief slib (met dosering van FeCl3 voor fosfaatverwijdering) en nabezinking. In de huidige toestand is de hydraulische capaciteit van de influentvijzels verhoogd en wordt alle afvalwater biologisch behandeld. De regenbezinktanks werden verwijderd en er werden nieuwe fosfaatverwijderingsreactoren geplaatst onder de vorm van anaërobe tanks. De voorbezinktanks werden verwijderd en de beluchtingstanks werden vervangen door grotere tanks om de verblijftijd te verhogen en bijgevolg nitrificatie mogelijk te maken. Samenvattend zijn volgende wijzigingen gebeurd: 9 Het debiet van het influentgemaal werd verhoogd 9 De influentroosters werden vervangen door roosters met een kleinere doorlaat 9 De zandvangers werden vervangen door 4 nieuwe zandvangers 9 De regenbezinktank, voorbezinktank, beluchtingsbekkens en de recirculatievoorziening zijn afgebroken 9 Op de plaats van voorgenoemde tanks en voorzieningen zijn volgende nieuwe installaties gebouwd o Een tussenopvoergemaal o Een slibrecirculatiegemaal (via centrifugaalpompen) o Anäerobe tank o 4 beluchtingsbekkens o 2 nieuwe nabezinktanks 9 Van de bestaande nabezinktanks werden de muren verhoogd om een debietmeting op het efluent te kunnen voorzien 9 De twee bestaande indiktafels werden vervangen door grotere types. 9 Een slibwaterbuffer (voor het centraat van de centrifuges) werd bijgeplaatst.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 170 -
1.3.2. CSVI De CSVI (Centrale Slibverwerkingsinstallatie) behandelt het slib van de RWZI zelf alsook het slib van verschillende RWZI’s in de omgeving zoals van de RWZI’s Lier, Merksem, Wommelgem, Hove, Schoten en nog enkele tientallen andere. De slibverwerking behandelt ca. 8000 ton droge stof slib per jaar. Er wordt geen septisch materiaal verwerkt in de installaties. Er gebeurt enkel aanvoer van slib. De aanvoer wordt voorlopig geraamd op 360 m³/dag.
Slibgistingstanks
•
Mechanische verwerking deel 1 – MECHANISCHE INDIKKING Het extern aangevoerde slib wordt gestockeerd in verschillende buffertanks; dit afhankelijk van het drogestofgehalte, nl.: o Het slib met laag drogestofgehalte wordt gebufferd en vervolgens ingedikt met een indiktafel, dit na toevoeging van vlokkingsmiddel. Na indikking wordt het naar de vergisting gepompt. o Het slib met hoog drogestofgehalte wordt gebufferd en vervolgens naar de vergisting verpompt Het spuislib van Deurne wordt niet gebufferd maar rechtstreeks ingedikt op een indiktafel, vooraleer het naar de vergisting gepompt wordt. Het filtraat dat vrijkomt bij beide indiktafels alsook het filtraat van andere externe slibs wordt verwerkt in de RWZI van Deurne.
•
Biologische verwerking – ANAEROBE SLIBVERGISTING De ingedikte slibstroom wordt naar de 2 grote eivormige gistingstanks verpompt. Daar treedt een anaeroob omzettingsproces op van een deel van de organische fractie van het slib. Dit levert biogas (methaan + koolstofdioxide) op waarmee de slibdrogingsinstallatie wordt opgewarmd of waarmee de gisting via branders op temperatuur wordt gehouden. Het uitgegiste slib wordt gestockeerd in een buffer die dienst doet als tussenopslag voor verdere verwerking.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 171 -
•
Mechanische verwerking deel 2 – MECHANISCHE ONTWATERING Het uitgegiste slib wordt ontwaterd in centrifuges na toevoeging van vlokkingsmiddel. Bij deze verwerkingsstap bekomt men een drogestofgehalte variërend tussen 22 en 28% droge stof. Het ontwaterd slib wordt gestockeerd in een bunker of wordt rechtstreeks in de voedingsbuffer van de slibdrogingsinstallatie gebracht. Het centraat dat vrijkomt bij de ontwatering, wordt verwerkt in de RWZI Deurne.
•
Thermische verwerking - SLIBDROGING De slibdrogingsinstallatie verwerkt hoofdzakelijk het slib dat aangeleverd wordt vanuit de ontwatering. Naast deze aanvoer is er tevens mogelijkheid tot aanvoer van extern ontwaterd slib per vrachtwagen. Het ontwaterd slib wordt in een ontvangstinstallatie gestort en gestockeerd in de bunker. Met een kraanbaan voorzien van grijper kan het ontwaterd slib vanuit de bunker in de voedingsbuffer gebracht worden. Via transportsystemen wordt het slib in de coater gebracht, waar het opgemengd wordt met gedroogde korrels (90% droge stof). Meer bepaald wordt te drogen slib in fijne laagjes aangebracht rond een korrel gedroogd slib en dit om aankoeken van het slib aan de platen van de droger te vermijden. Dit mengsel wordt in de etagedroger gebracht. De etagedroger is opgebouwd uit 13 boven elkaar geplaatste holle platen gevuld met warme thermische olie van ± 260 °C. Een rakelsysteem zorgt voor een optimale droging en korrelvorming van het slib. Na droging wordt een deel van het slib gerecirculeerd naar de coater. De geproduceerde korrels worden gekoeld, ontstoft en opgeslagen in 2 gedroogde slibsilo’s. De afvoer van de gedroogde slibkorrels gebeurt in stofarme condities. De gevormde waterdamp wordt bovenaan de etagedroger afgevoerd naar een condensor. De hete koelwaters worden gekoeld door: 9 hun warmte-inhoud over te dragen naar de slibgistingsinstallatie. 9 verse toevoer van effluentwater. Het condensaat wordt samen met het effluentkoelwater afgevoerd naar de RWZI voor behandeling. Ter voorkoming van aanlading van de condensor en warmtewisselaar kunnen chemicaliën gedoseerd worden. De resterende dampstroom na de condensor worden thermisch vernietigd in de branderinstallatie of verwerkt in de biofilterinstallatie. Alle geurbeladen installatieonderdelen worden afgezogen; deze afgezogen lucht wordt over een biofilterinstallatie geleid.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 172 -
´
MER RWZI DEURNE Figuur 1 :
Situering van het project op de wegenkaart gewijzigd op 19 februari 2010
18239701.mxd
Legende Situering project
Bron: Rasterversie van de topografische kaarten op schaal 1/100.000 door het Nationaal Geografisch Instituut
Schaal : 1:100,000 0 1,000 Opgemaakt door :
2,000
3,000 Meter
Opdrachtgever :
traat
l ei or s
t
tr aat
t ra a
de M an s
nts
ve
lei
th o
nle i
Maatsstraat
Mo
a fort
C Te ou
Lakborslei
el
t ijks tr aa
i
i ng
l
rle
rs
eg
Rosenstraat aa Kor
in
he
a lpla
ap
g
ple els
Gr
Co
t
Parkweg
Bron: Rasterversie van de topografische kaarten op schaal 1/10.000 door het Nationaal Geografisch Instituut
Schaal : 1:10,000 0 100
200
300 Meter
ts
b
aa
utse
aa n
str
Lo
ho Turn
us
er ft
at
ei
t ra
ts ur
po
w or
Eyendijkstraat
ei
Ho
ks
Bu l tie Sta
ee
t r a at
sb
aat
s Flora
t ra a
at
ens
s t ra
t
traa t
nstr
t
p en
Gr o
straa
Bo r
po r e
erijs
e ns
Kw e k
l aa
de
Gu l d
r aa
at
at
H el m
Bijlstra at
we
t
or
aa
No
str
rs t
Kor tr
at
du C on
Bis
f l ei
De
en ho
t r a at
t ra
Projectgebied
n w eg
t
18239702.mxd
Legende
sestee
r aa
r a at
t
rlei
g Vla
at
aa t
Poststr aat
a Sc h
s t ra
t ra
straat
pei
ts We
at
o
tra
t
ai m
t nt s
gewijzigd op 19 februari 2010
ws
Sommés tr
e iet
p Kla
Loveling
Violetstra a
t
Situering van het project op topografische kaart + aanduiding straatnamen
selest
aa
y ns es
str
at
ei el
de
rl Be
u To
t r aa
tg Po
e eeld
ss k en
Pothoekstraat
t r aa t
Tuch e
Figuur 2 :
m Merkse
t
uw Mee
e Van D
um
t ra
Ve ld s
en ho pp
t r aat
an hofla
t ra a r nes o D Van del ei et v el e H n
ss
s le
ov
at
at
a kstr Ker
eg
kh
ra
ra tra lst js s i rw t Sc de t r aa n ve s O a a t rh r aa Boe l sst e d H an
ge B
oo
ve
el st
o ho
Lan
h Sc
p ijn
rt w
Va
alles
t
at
t
ra a ix st
ik k
aa
rb a
N
str
Ee
ek
Ma
e Lo at br o
n Te
t ra
De
rijs
ng
n
Ro
La
flaa
c Biss
Ne
ht e
ho p
ho p en
t t ra a
n Va
sc Bis
aat Halenstraat
D ui ns
Va
ysts n Du
H Van
e Van W
Tweemonts
t
n Va
l ac
n
Visé str
eS
aa i sl
Ru p el s t ra Dijl es t at ra a t Wei l and str a at
u th
ng
rs
a t ra
t
kb
ch
La
lve Ka
telstraa Van Ams
MER RWZI DEURNE
La
a Sl
´
Van Cortbeemdelei
Opgemaakt door :
Opdrachtgever :
t
´
MER RWZI DEURNE Figuur 3 :
Situering van het projectgebied op de de orthofotokaart gewijzigd op 5 mei 2008
18239703.mxd
Legende Projectgebied
Bron: gis1.provant.be
Schaal : 1:10,000 0 100 Opgemaakt door :
200
300 Meter
Opdrachtgever :
´
MER RWZI DEURNE Figuur 4 :
T
Situering van het projectgebied op het gewestplan gewijzigd op 19 februari 2010
18239704.mxd
Legende Projectgebied
SO
K
P N Bron: Digitale vectoriële versie van de geactualiseerde gewestplannen van Vlaanderen, toestand 01/01/2002, op schaal 1/10.000, opgemaakt door MVG, LIN, AROHM, Afd. ruimtelijke planning, uitgegeven door OC Gis- Vlaanderen
Schaal : 1:25,000 0 250 Opgemaakt door :
500
750 Meter
Opdrachtgever :
MER RWZI DEURNE Figuur 2.4.b. :
Legende 0100- woongebied 0101- woongebied met kultureel, historische en/of esthetische waarde
Legende gewestplan
1000- industriegebieden II
1002- milieubelastende industrieën gewijzigd op 5 mei 2008
0102- woongebied met landelijk karakter
1100- ambachtelijke bedrijven en kmo's
0104- woonpark
1200- ontginningsgebieden
0105- woonuitbreidingsgebied
1210- opspuitings- en ontginningsgebieden
0110- gemengde woon- en industriegebieden
1284- uitbreiding van ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied
0180- reservegebied voor woonwijken 0181- woonreservegebieden 0182- uitbreidingsgebied voor stedelijke functies 0200- gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut 0300- dienstverleningsgebieden 0400- recreatiegebieden
1531- reservatiestrook voor wegenis met bijzonder karakter 1532- bijzondere reservatiegebieden 1533- alternatieve reservatiegebieden 1534- bijzonder reservatiegebied met specifieke voorwaarden
^
0401- gebieden voor dagrecreatie
#
0402- gebieden voor verblijfrecreatie
P
0500- parkgebieden
T
0600- bufferzones
1537- reservatiestrook voor leefbaarheidsbuffer type 2
0700- groengebied
1501- aan te leggen autosnelwegen
N
0701- natuurgebied
1504- bestaande waterwegen
R
0702- natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten
1505- aan te leggen waterwegen
0800- bosgebieden 0900- agrarische gebieden
18239705.mxd
1535- reservatiestrook voor buffer 1536- reservatiestrook voor leefbaarheidsbuffer
1506- reservatiegebied 1507- erfdienstbaarheidsgebieden
0910- agrarische gebieden met ecologisch belang
Bron: Digitale vectoriële versie van de geactualiseerde gewestplannen van Vlaanderen, toestand 01/01/2002, op schaal 1/10.000, opgemaakt door MVG, LIN, AROHM, Afd. ruimtelijke planning, uitgegeven door OC Gis- Vlaanderen
0913- archeologische site
Schaal :
0901- landschappelijk waardevolle gebieden
Opgemaakt door :
Opdrachtgever :
1.4. Bestaande toestand, effecten en maatregelen 1.4.1. Oppervlaktewater De lozingskarakteristieken van de RWZI Deurne hangen grotendeels af van de weersomstandigheden. Bij regenweer is de aanvoer, door een nog niet volledig gescheiden rioleringsstelsel in belangrijke mate hoger dan bij droog weer omstandigheden. Per dag gezien wordt het maximale lozingsdebiet behoudens calamiteiten niet overschreden, ook niet in regenweer situaties. De RWZI dient te voldoen aan lozingsnormen en verwijderingsrendementen. De RWZI voldoet aan de actuele eisen i.v.m. de verwijderingsrendement Er wordt actueel eveneens voldaan aan de verwijderingsrendementen die zullen gelden na 2011. Voor alle parameters die opgelegd zijn door de vergunning werd geen overschrijding opgemeten tijdens de metingen van 2007 en 2008. Er kan verondersteld worden dat de effluentconcentraties in de toekomst minimaal op een zelfde of lager niveau kunnen gehandhaafd worden. Met het Vlaamse gewest zijn er momenteel nog besprekingen gepland in verband met de uiteindelijke lozingsnormen. Op heden zijn er nog geen wijzigingen gekend. Vermits het Lobroekdok zo goed als stilstaand water heeft, kan verondersteld worden dat de waterkwaliteit van dit dok sterk de effluentkwaliteit van de RWZI zal benaderen. De stroming in het dok wordt –naast een beperkte aanvoer van rechtstreekse neerslag en mogelijk een beperkte toevoer van grondwater en enkele kleine afwaterings-/lozingspunten- vooral veroorzaakt door het lozingspunt van de RWZI. Indien aangenomen wordt dat de waterkwaliteit van (minstens een deel van) het Lobroekdok (nagenoeg) hetzelfde zal zijn als het effluent van de RWZI is het duidelijk dat de milieukwaliteitsnormen (MKN) niet zullen gehaald worden in het Lobroekdok voor alle parameters en op alle tijdstippen. Algemeen genomen is het duidelijk dat de bijdrage van de RWZI Deurne als zeer belangrijk kan beschouwd worden (bijdrage voor enkele parameters >10% en MKN>75%). Met betrekking tot de impact op het Albertkanaal kunnen volgende besluiten genomen worden: 9 De bijdrage van de RWZI in het Albertkanaal is onder gemiddelde omstandigheden voor de meeste parameters lager dan 5% van de MKN. Voor CZV en Ptotaal ligt de bijdrage op ca. 9%. 9 De bijdrage van de RWZI in het Albertkanaal ligt onder omstandigheden met laag debiet in het Albertkanaal voor de meeste parameters tussen 5 en 10%. Voor CZV en Ptotaal is de bijdrage ca. 17 à 18%. Voor NO2 geldt ook hier dat de inschatting van de bijdrage niet mogelijk is op basis van de analyseresultaten. 9 In zeer slechte omstandigheden (met hoge verontreiniging in effluent van de RWZI en laag debiet in het Albertkanaal) wordt een belangrijk deel van de kwaliteit van het Albertkanaal bepaald door de RWZI, nl. voor verschillende parameters 10% tot 27% van de MKN. Op basis van bovenstaande berekeningen blijkt dat de bijdrage van de RWZI tot het Albertkanaal voor de meeste parameters en in gemiddelde omstandigheden beperkt is. Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 173 -
Rekening houdend met bovenvermelde en met het feit dat de gehaltes van de meeste van bovenvermelde stoffen in het Albertkanaal actueel <50% van de MKN zijn, wordt de bijdrage van de RWZI als beperkt beoordeeld. Naast voorgaande impact door de continue bedrijfsvoering en de normale aanvoer op de RWZI, is er in regenperiodes een sterk verhoogde aanvoer. Een groot deel van het zuiveringsgebied heeft immers nog gemengde rioleringsstelsels, zodat relatief belangrijke hoeveelheden regenwater samen met het afvalwater naar de RWZI afgevoerd worden. Deze aanvoer bij hevig regenweer kan wegens het hoog debiet niet via de normale zuivering verwerkt worden en bijgevolg wordt deze (stormweer)aanvoer via een apart “stormweerafvoersysteem” verwerkt. Het op deze wijze afgevoerd water ondergaat slechts een beperkte zuivering en komt rechtstreeks in het Lobroekdok terecht. Er mag aangenomen worden dat deze stormweeraanvoer evenals andere overstorten eerst bestaat uit een “first flush” met een zeer variabele samenstelling, afhankelijk van een ganse reeks factoren zoals aard van de leidingen, periode zonder hevige regenval, aanslibbingshoeveelheid in riolering, aard en vervuiling van de verharde oppervlakken die afwateren via de riolering,… In de regel is de kwaliteit van het overstortwater na deze “first flush” relatief goed aangezien het grotendeels uit regenwater bestaat. De impact van de stormweerafvoer op het Lobroekdok en Albertkanaal is dan ook moeilijk in te schatten of te kwantificeren. Er mag echter aangenomen worden dat via de stormweerafvoer regelmatig belangrijke verontreinigingen in het Lobroekdok terecht komen. Gezien de nodige kennis ontbreekt ter beoordeling van de stormweerafvoer is het aangewezen dit verder op te volgen en verdere maatregelen te treffen. In hoeverre extra maatregelen vereist zijn, is afhankelijk van de uiteindelijke bestemming en doelstellingen van het Lobroekdok. Er zijn immers verschillende ontwikkelingen mogelijk/gepland t.h.v. het Lobroekdok, nl. een gedeeltelijke demping en de afvoer van het water van het Schijn via het Lobroekdok. Enkele optimalisaties die in ieder geval dienen nagestreefd te worden met het oog op een verdere optimalisatie van de zuivering situeren zich in de aanvoer van het water, nl. - Het verder doorvoeren van gescheiden rioleringssystemen waardoor enkel afvalwater tot in de RWZI komt. - Opleggen van striktere voorwaarden aan bedrijven die bepaalde moeilijker afbreekbare stromen lozen op de riolering. Hoewel hier momenteel geen problemen rond gekend zijn, kan een voorzuivering van dit bedrijfsafvalwater de aangevoerde te zuiveren vuilvracht reeds beperken. De kwaliteit en de invloed van het overstortwater dat bij hevig regenweer via de stormvijzels rechtstreeks afgevoerd wordt naar het Lobroekdok is niet gekend. Er wordt hier dan ook voorgesteld om de invloed van dergelijke overstortgebeurtenissen te monitoren (via analyses in het Lobroekdok vóór en vlak na dergelijke overstortgebeurtenissen en/of via regelmatige analyses van overstortwater zelf). Anderzijds en zeker indien uit de monitoring blijkt dat de overstortgebeurtenissen een beduidende impact hebben op het Lobroekdok, dient het vermijden van overstorten door verdere afkoppeling van hemelwater verder nagestreefd te worden (initiatief door verschillende overheden). Dit is een proces dat momenteel gaande is, waarbij de overheid het afkoppelingsbeleid van bedrijven doorvoert alsook het verder scheiden van het rioleringsstelsel. Dit zijn maatregelen die op lange termijn duurzaam zijn en ervoor zullen Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 174 -
zorgen dat deze overstorten via stormweerafvoer zullen verminderen. Aangezien de analyses van Cd op het effluent een detectielimiet hebben die beduidend hoger is dan de MKN, kan geen sluitende evaluatie gebeuren voor dit zwaar metaal. Er wordt dan ook voorgesteld om enkele analyses uit te voeren met een lagere detectielimiet, zodat hieromtrent duidelijkheid bestaat.
1.4.2. Lucht/geur a) Bestaande toestand Uit de beschrijving van de installatie is gebleken dat volgende componenten door de slibdrooginstallatie geëmitteerd worden: stof, SO2, NOX en CO. De uitgestoten polluenten stof, SO2, NOX en CO hebben een invloed op de kwaliteit van de omgevingslucht. De bijdrage van deze polluenten op de bestaande luchtkwaliteit kan beoordeeld worden aan de hand van meetgegevens afkomstig van de bestaande meetnetten van de VMM. Hieruit blijkt dat de EU-normen voor luchtkwaliteit voor bepaalde parameters in de omgeving van de RWZI/CSVI overschreden worden. Er zijn geen overschrijdingen voor SO2 en CO. Voor NO2 overschrijdt het jaargemiddelde van één meetpunt de grenswaarde van de EUrichtlijn van 40 µg/m3. Voor PM10 overschrijden de gemeten dagwaarden de grenswaarde van 50 µg/m3. Het jaargemiddelde blijft wel onder de grenswaarde voor alle meetpunten. Deze overschrijdingen zijn een gevolg van de sterke industriële activiteit in de omgeving van Antwerpen alsook ten gevolge van het wegverkeer al dan niet in combinatie met bepaalde meteorologische omstandigheden.
b) Effecten en maatregelen Met betrekking tot de effecten op de luchtkwaliteit komen volgende aspecten naar voor: Luchtemissies/immissies De RWZI/CSVI levert geen significante tot beperkte bijdrage aan de bestaande luchtkwaliteit. De immissieconcentraties van NO2 geven een beperkte bijdrage tot de luchtkwaliteit. Het punt van maximale impact situeert zich voor deze parameter ca 200 meter ten noordoosten van de installatie. Dit is ter hoogte van de parking langs de Antwerpse ring, net buiten de bewoning. Voor wat betreft de andere parameters nl. stof, SO2 en CO is er geen signficante bijdrage. Gezien uit voorgaande verspreidingsberekening gezien kon worden dat de bijdrage van de RWZI/CSVI niet significant tot beperkt is, zijn milderende maatregelen niet dwingend. Bij eventuele wijzigingen in de procesvoering van de slibdroger is het wel aangewezen, de H2S concentraties nauwgezet op te volgen. De 3 maandelijkse analyses van H2S dienen bijgevolg ook behouden te worden. Het aandeel van het verkeer van de RWZI/CSVI ten opzichte van de omgeving is zeer beperkt. Dagelijks zijn er ca 30 transporten ten gevolge van de installaties. Met inbegrip van het personeel zijn er maximaal ca 50 voertuigen of 100 bewegingen op het terrein per dag. Dit is zeer beperkt en dit zal bijgevolg ook geen significante bijdrage leveren aan de bestaande luchtkwaliteit. Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 175 -
Geur De installaties van de RWZI/CSVI veroorzaken geuremissies. In de huidige situatie lijken de theoretische gegevens aan te geven dat er in belangrijke mate geurwaarneming/hinder kan plaatsvinden in de zone ten NO van de RWZI. Praktijksignalen (o.a eigen rondgangen, geen klachten, aanvoelen medewerkers aquafin) leren echter dat de werkelijke geurhinder/geurwaarneming zich slechts op veel kortere afstand van de RWZI laat voelen (ca 300-400 meter). Ter hoogte van de woningen, voornamelijk langs de overzijde van de ring, is er bijgevolg in relevante mate geurwaarneming mogelijk. Bijgevolg wordt het effect van de mogelijke geurhinder ter hoogte van de RWZI/CSVI Deurne beoordeeld als licht tot matig negatief (-1/-2) Milderende maatregelen zijn noodzakelijk. Deze hebben betrekking op de optimalisatie en geurreductie van de emissies van de slibverwerking. Verder is het belangrijk te vermelden dat er op de RWZI/CSVI de laatste jaren, oa met de renovatie van de RWZI, reeds belangrijke geurbestrijdende maatregelen genomen werden, waardoor de mogelijkheden tot verdere geurreductie (na optimalisatie van de biofilters) beperkt zijn. Volgende prioritering kan bijgevolg gegeven worden aan de maatregelen: • Optimalisatie van de 2 biofilters t.h.v. de slibdroger + nagaan efficiëntie zuivering en hier uit volgend indien noodzakelijk aanpassingen doorvoeren inzake bedrijfsvoering • Vervanging filtermateriaal biofilter slibbuffer + opvolging rendement/resterende geuremissies (reeds gebeurd tijdens opmaak MER) • Verhoging schouwen biofilters tot 20-25 m (na optimalisatie van de biofilters dient de noodzaak hiertoe geëvalueerd te worden) Verder is het noodzakelijk dat er na het uitvoeren van voorgaande maatregelen via nieuwe geurmetingen en bijhorende evaluatie aangetoond wordt dat na de aanpassingen aan de geurbehandeling een aanvaardbaar zuiveringsrendement gehaald wordt. Na het uitvoeren van voorgaande milderende maatregelen strekt de P98- contour van 2 OUe/m³ zich theoretisch maximaal nog uit tot ca 600 m van de RWZI/CSVI. Als verdere mogelijkheid tot geurreductie kan gedacht worden aan een overkapping en afzuiging over een biofilter van de DWA-zandvangers. Dit wanneer na het uitvoeren van voorgaande maatregelen nog belangrijke geurwaarneming/hinder vastgesteld in de omgeving van de RWZI en/of de geplande ontwikkeling t.h.v. de spoorbundel voorziet in bijkomende wooneenheden. Meerbepaald dient rekening gehouden te worden met de heersende milieukwaliteit of dienen er verdere maatregelen overwogen te worden ter beperking van de geuremissie van de RWZI en CSVI. In ieder geval dient voor ogen gehouden te worden dat –rekening houdend met de omvang van de RWZI en de aanwezigheid van de CSVI- geuremissies niet te vermijden zijn.
1.4.3. Geluid en trillingen Uitgaande van de metingen aan de belangrijkste geluidsbronnen werd een computersimulatie gemaakt van de bestaande toestand. Van alle individuele geluidsbronnen werd de specifieke Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 176 -
bijdrage in de evaluatiepunten berekend. Uitgaande van bronmetingen en geluidsdrukmetingen in de omgeving werd het specifieke geluid van de installatie bepaald. Met behulp van het computersimulatiemodel is de geluidsbelasting vanwege de inrichting berekend. Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van de berekende geluidsvermogenniveaus van de verschillende bronnen. De berekende geluidsdrukniveaus zijn sterk gereduceerd ten opzichte van de toestand in 2001 (MER 2001). De belangrijkste continue geluidsbronnen zijn het stromende water tussen het opvoergemaal, het stromende water aan beluchter 3, het stormende water aan de anaërobe tank, het vallend water in de bekkens en de afstraling van het influent gebouw (enkel voor het meetpunt in het noorden). De stormvijzels zijn de belangrijkste niet-continue geluidsbronnen (incidentele geluidsbronnen). Bij de beoordeling van het huidige geluidsklimaat wordt een toetsing doorgevoerd van de berekende waarden van het geluid met de milieukwaliteitsnormen (voor een bestaande inrichting) uit Vlarem II. Uit de evaluatiepunten blijk dat het specifieke geluid veroorzaakt door de RWZI conform de milieukwaliteitsdoelstellingen is. Naast het continue geluid worden de activiteiten bij de RWZI Deurne eveneens gekenmerkt door niet-continu geluid (=incidenteel geluid). Het betreft hier de werking van de stormvijzels. Voor de bepaling van het toelaatbare geluidsdrukniveau van niet-permanente geluidsbronnen wordt uitgegaan van de richtwaarden of milieukwaliteitdoelstellingen in functie van de ligging volgens het gewestplan. Voor de dagperiode wordt voor incidenteel/sterk fluctuerend geluid een verhoging van 15 dB(A) van de toepasselijke richtwaarde toegestaan. Voor de avond- en nachtperiode geldt een maximale toename van 10 dB(A). De RWZI voldoet aan deze bepalingen. Gezien de ligging naast de ring R1 rond Antwerpen en de Noordersingel kan gesteld worden dat de bijdrage van het verkeer van en naar de RWZI verwaarloosbaar is. Aangezien de wijziging van het omgevingsgeluid door de RWZI tussen -1 en +1 dB(A) gelegen is en het specifieke geluid van de RWZI in het meest negatieve geval (evaluatiepunt 2 tijdens de nachtperiode) ca. 5 dB(A) onder de richtwaarde gelegen is, volgt volgens het beoordelingskader een score 0. De geplande omvorming van de bestemming van de spoorbundel Schijnpoort tot zone voor park/wonen/werken zal leiden tot een wijziging van de VLAREM-normen (afhankelijk van de uiteindelijke bestemmingen en van de locatie van woningen). Bij een eventuele verstrenging van de normen bestaat de kans dat de RWZI niet meer zal voldoen aan deze normen. In de huidige fase kan hier enkel gesteld worden dat bij ontwikkelingsplannen en eventuele herbestemmingen rekening dient gehouden te worden met de aanwezigheid van de RWZI Deurne en dat het aangewezen lijkt om de nodige buffer(zone) te voorzien tussen de RWZI en bepaalde bodemgebruiken. Uit bovenstaande beschrijving blijkt dat er geen significant negatieve effecten verwacht worden door de RWZI. Het nemen van maatregelen is dan ook niet vereist. Bij de geplande ontwikkelingen van de zone spoorbundel Schijnpoort dient de nodige aandacht besteed te worden aan de interrelatie met de RWZI (bvb. voorzien van nodige Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 177 -
buffering).
1.4.4. Mens a) Bestaande toestand De RWZI is gelegen in een sterk verstedelijkte omgeving en in de onmiddellijke omgeving van de zeer drukke ring rond Antwerpen. De omgeving wordt gekenmerkt door een zeer druk wegennet en dicht bevolkte woonkernen. Verder is ook het nabijgelegen spoorwegnet kenmerkend voor de omgeving. De dichtstbijzijnde woonkernen zijn: 9 Antwerpen in westelijke richting op 250 m 9 Merksem in noordelijke richting op ongeveer 1,5 km 9 Deurne in noordoostelijke richting op ca 200 m 9 Borgerhout in zuidwestelijke richting op ca 200 m In de omgeving van de RWZI is het verkeersnet zeer intens benut en uitgebouwd. Langs de Antwerpse ring rijden dagelijkse duizenden voertuigen voorbij. Het projectgebied wordt gekenmerkt door een enorm druk en dicht wegennet. Langs de andere zijde van de RWZI loopt de binnenring (Noordersingel) parallel aan de RWZI. Verder zorgt de Schijnpoortweg voor een belangrijke verbinding tussen Antwerpen en Deurne. Belangrijk is ook de aanwezigheid van het Sportpaleis dat bij belangrijke evenementen een grote verkeersstroom genereert. Het is hier vanzelfsprekend dat het geluid in de omgeving sterk bepaald wordt door deze verkeersstromen. De luchtkwaliteit in de omgeving wordt sterk bepaald door de aanwezige industrie en de verkeersintensiteiten langs de Antwerpse Ring. Polluenten zoals fijn stof, NOx en SO2 zijn reeds in verhoogde concentraties aanwezig in de omgeving en kunnen dan ook een relevante impact uitoefenen op de gezondheid van de mens in deze omgeving.
b) Effecten en maatregelen Mens-verkeer Het verkeersaspect van de RWZI/CSVI heeft voornamelijk betrekking op het slibverwerkingsgedeelte. De waterzuiveringsinstallatie veroorzaakt enkel verkeer voor zover transport nodig is voor de aanvoer van grondstoffen (beperkt) of woon-werk verkeer door de mensen die er te werk gesteld zijn. Met inbegrip van de personen die werken op de RWZI/CSVI zijn er gemiddeld ca 100 bewegingen van voertuigen per dag. (vrachtwagens + personenwagens). Gezien de slibverwerkingsinstallatie volcontinu draait, is een continue aanvoer van slib noodzakelijk. Een verminderde aan-afvoer is er wel tijdens de periodes van onderhoud. Ten opzichte van het drukke verkeer in de omgeving kan de exploitatie van de RWZI als niet significant beschouwd kan worden op vlak van verkeer. Verder is het een feit dat ter hoogte van de in- en uitrit van de RWZI geen problemen gekend zijn met betrekking tot de aansluiting op de Noordersingel. De RWZI/CSVI heeft een eigen in- en uitrit met voldoende plaats voor meerdere vrachtwagens waardoor er geen hinder ontstaat door eventueel wachtende vrachtwagens voor andere weggebruikers of omwonenden. Er zijn overigens geen onmiddellijke omwonenden Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 178 -
die kunnen gehinderd worden door eventueel wachtende vrachtwagens. Mens-toxicologie + psychosomatische effecten Uit de bespreking van “Bodem en grondwater” blijkt op basis van onderzoeken, goedgekeurd door OVAM, dat de vastgestelde verontreinigingen beperkt zijn en geen ernstige bedreiging of humaan-toxicologisch risico inhouden. Hierdoor kan aangenomen worden dat er geen ernstige bedreiging of blootstelling voor omwonenden is. Verder blijkt ook dat de nodige voorzorgen genomen zijn ter vermijding van nieuwe verontreinigingen. Uit de discipline “Oppervlaktewater” blijkt dat de impact van de lozing van de RWZI op de oppervlaktewaterkwaliteit van het Lobroekdok belangrijk is en vooral voor de parameters COD en fosfor tot overschrijdingen van de milieukwaliteitsnorm leidt. Aangezien de normstelling voor deze parameters vooral ingegeven wordt ter beperking van eutrofiëring, aangezien er geen significante hoeveelheden geloosd wordt van toxische stoffen en aangezien het Lobroekdok nu en in de toekomst enkel zal gebruikt worden voor scheepvaart (niet voor drinkwater of viswater) worden via deze weg geen blootstellingen naar de mens toe verwacht. Verder blijkt uit de discipline “Oppervlaktewater” dat de invloed op het Albertkanaal niet significant is. Uit de discipline “Lucht” blijkt dat de bijdrage ten gevolge van de RWZI/CSVI voor wat betreft NOx niet significant tot beperkt is. De resulterende luchtkwaliteit blijft onder de normen, maar de grenswaarde voor de gemiddelde dagwaarde is actueel reeds voor 90% ingevuld. Er dient hierbij opgemerkt te worden dat verwacht wordt dat het NO2–gehalte in het algemeen beduidend zal verlagen in de nabije toekomst door de beperking van de uitstoot van NO2 door verkeer. De maximale impact van de RWZI voor wat betreft SO2 is niet significant. De waarden in de omgeving blijven verder in belangrijke mate onder de Vlarem-waarden. Gezondheidsbedreigende niveaus liggen veel hoger, in de range van 3 à 7 mg/m³ (3000 à 7000 µg/m³). De bijdrage tot deze niveaus is bijgevolg nog heel wat lager (<< 1 %). Gezondheidsbedreigende niveaus van 3 à 7 mg/m³ zijn dan ook zeker niet te verwachten. Het effect wordt dan ook als niet significant beoordeeld. Ook voor wat betreft stof en CO wordt geen significante bijdrage verwacht m.a.w. ten gevolge van de werking van de installaties worden geen effecten verwacht voor wat betreft stof en CO. Voor wat betreft de geurimpact kan besloten worden dat de geurimpact van de RWZI in de praktijk beperkt is, waardoor gezondheidseffecten op de omwonenden beperkt zijn. Niettemin zijn een aantal maatregelen noodzakelijk om hinder t.o.v. omwonenden te reduceren. In relatie met de toekomstige ontwikkelingen t.h.v. spoorbundel Schijnpoort dient er in voldoende mate rekening gehouden te worden met de mogelijke interrelaties met de RWZI Bijkomende aanpassingen zoals geformuleerd in de discipline lucht kunnen dan ook noodzakelijk blijken. Zoals in de discipline “geluid en trillingen” aangegeven is geluidsimpact van de RWZI beperkt en kan de installatie enkel bij werking van de stormvijzels leiden tot slaapverstoring t.h.v. een beperkt aantal woningen. Rekening houdend met de beperkte tijdsduur en geluidsniveaus kan gesteld worden dat gezondheidseffecten op de omwonenden niet significant zijn. In relatie met de toekomstige ontwikkelingen zullen de hogere geluidsniveaus minder voorkomen doordat de stormvijzels minder in werking zullen treden. Anderzijds dient er bij de geplande ontwikkelingen t.h.v. spoorbundel Schijnpoort in voldoende mate rekening gehouden te worden met de mogelijke interrelaties met de RWZI Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 179 -
Doordat niet meer gewerkt wordt met oppervlaktebeluchters maar met bellenbeluchters worden geen significante emissies/immissies van aërosolen met mogelijke overdracht van pathogene kiemen verwacht. Mens- andere aspecten 9 Veiligheid: Gezien de reeds genomen maatregelen en voorschriften in de diverse vergunningen met betrekking tot de veiligheid van de installatie, kan besloten worden dat de veiligheid van de installatie voldoende gegarandeerd is en het risico op calamiteiten tot een minimum beperkt wordt. 9 Ruimtelijke ordening: het projectgebied is volgens het gewestplan gelegen in een gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. De inplanting van de RWZI/CSVI voldoet dan ook volledig aan de geldende gebiedsbestemmingen.
1.4.5. Andere aspecten a) Bodem Bestaande toestand Op de RWZI werden lokale bodemverontreinigingen vastgesteld. De projectsite ligt in een sterk verstedelijkte en geïndustrialiseerde omgeving. De bodem wordt gekenmerkt door verstoorde en aangevulde gronden. Ter hoogte van de RWZI lagen vroeger vestinggrachten. Van nature uit bestaan de bovenste lagen uit alluviale afzettingen en verschillende dunnen tertiaire lagen (Formaties van Lillo en van Kattendijk). De bovenste laag bestaat actueel voor een groot deel uit aangevulde gronden van ca. 6 meter dik. Op basis van de boringen, uitgevoerd in het kader van de verschillende bodemonderzoeken blijkt dat het in de regel zandige gronden betreft die lokaal aangereikt met puin en plaatselijk een fractie leem. Daaronder bevinden zich eerst nog de zandige Tertiaire zanden van Diest, Berchem en daaronder de Boomse klei. In de omgeving zijn er enkele grondwaterwinningen gekend. Deze bevinden zich allen op ca. 500m van de RWZI. Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart van de provincie Antwerpen is het grondwater op de site zeer kwetsbaar (index Ca. 1: zand, zonder deklaag, met een onverzadigde zone van 10m of minder dan 10 m). De site ligt niet in de beschermingszone van een grondwaterwinning. Een gedeelte van de site ligt binnen een cementbentonietwand waar de grondwaterstand door bemaling op 11 m–mV gehouden wordt.De grondwaterbemaling werd gestart bij de uitvoering van de aanpassingswerken met het oog op het vermijden van grondwaterverlagingen en mogelijke stabiliteitsproblemen in de omgeving. De grondwaterbemaling wordt actueel in stand gehouden met het oog op het vermijden van het opdrijven van de verschillende bekkens. Daarenboven heeft deze bemaling het voordeel dat verspreiding van verontreinigingen wordt tegengegaan. Het opgepompte water wordt gezuiverd in de waterzuiveringsinstallatie. Deze grondwaterbemaling zal geen significante invloed heeft op de grondwaterstanden in de omgeving. Er zal bijgevolg ook geen significante invloed zijn op de grondwaterwinningen in de omgeving.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 180 -
Risico’s en maatregelen Alle producten die op de RWZI gebruikt worden, zijn voldoende ingekuipt of staan op lekbakken waardoor het risico op bodemverontreiniging beperkt wordt. Kleinere hoeveelheden staan opgeslagen in multiboxen op lekbakken. Indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen vervolgens genomen te worden. Verder zijn er geen maatregelen noodzakelijk.
b) Fauna en flora De RWZI Deurne bevindt zich in een sterk verstedelijkte en sterk verstoorde omgeving. Er worden verder geen wijzigingen aan de installatie verwacht waardoor geen rechtstreekse invloed op vegetatie zal voorkomen. De huidige toestand is gelijk aan de toekomstige toestand gezien er geen wijzigingen gepland zijn. De enige mogelijk relevante invloed op fauna en flora is via de lozing van het gezuiverd afvalwater in het oppervlaktewater (Lobroekdok en verder Albertkanaal). Uit de discipline oppervlaktewater kwamen volgende zaken naar voor: De emissies van de RWZI voldoen voor de meeste parameters aan de immissienormen voor basiskwaliteit en viswater. De enige waarden die hoger liggen zijn die van de COD (maat voor organisch gehalte) en fosfor. Voor COD is de overschrijding duidelijk ( norm = 30mg/l en gemiddelde in effluent = 38mg/l en max = 60mg/l). Voor fosfor is de overschrijding beperkt (norm = gem. 0,3mgP/l resp. max. 1mgP/l en effluent = gem. 0,39mgP/l resp. max. 0,74mgP/l). Bij hevig regenweer wordt water overgestort vanuit de RWZI via de stormvijzels. De kwaliteit van dit overstortwater is niet gekend, maar er mag aangenomen dat dit afhankelijk van de omstandigheden regelmatig vervuild is. Door de verdunning in het Albertkanaal is de bijdrage van de RWZI niet merkbaar in het Albertkanaal. In het Lobroekdok wordt een groot gedeelte van de waterkwaliteit bepaald door het effluent. Verder worden in het Lobroekdok, ter hoogte van het effluentkanaal van de RWZI Deurne regelmatig verschillende vissoorten waargenomen (oa paling, blankvoorn, rietvoorn, karper,..)43 Op basis van bovenstaande gegevens kunnen volgende besluiten genomen worden: In het Albertkanaal worden geen significante negatieve effecten verwacht op fauna en flora, aangezien er geen significante invloed is op de kwaliteit. In het Lobroekdok is de invloed onder normale omstandigheden beperkt. Er worden in ieder geval geen concentraties geloosd die tot ecotoxicologische effecten leiden. Door de regelmatige overstorten/werking van de stormweervijzels zullen echter wel belangrijke tijdelijke verontreinigingen voorkomen die de ontwikkeling van stabiele ecotopen of vispopulaties in het Lobroekdok zullen beperken. Hierbij komt ook het 43
Waarneming dhr. A Vandelannoote, Milieucoördinator Aquafin Soresma n.v. MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 181 -
na-effect doordat de aanwezige zwevende stoffen neerslaan in het Lobroekdok en er een sliblaag vormen. In de toekomst worden verschillende ontwikkelingen verwacht die de negatieve effecten in het Lobroekdok kunnen beperken, nl.: Verdere afkoppeling van hemelwater in het zuiveringsgebied waardoor de omvang en frequentie van de overstorten zal verminderen in de loop der jaren. Afkoppeling van het Schijn van de RWZI en rechtstreekse aansluiting op het Lobroekdok. Hierdoor zal een grotere verdunning optreden in het Lobroekdok zodat de kwaliteit er mede zal bepaald worden door het Schijn. Aanpassingswerken aan het Lobroekdok met gedeeltelijke demping en isolatie/ruiming van het aanwezige slib als mogelijkheid. Rekening houdend met bovenstaande kan besloten worden dat de invloed van de RWZI op fauna en flora zich beperkt tot het Lobroekdok en dat hierbij vooral de overstorten belangrijk zijn. Met het oog op maximale ontwikkelingskansen van het Lobroekdok is het dan ook van groot belang dat de overstortfrequentie van de RWZI via de (stormvijzels) zo veel mogelijk beperkt wordt.
c) Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie De RWZI is gelegen in een sterk verstedelijkte sfeer, beheerst door het intens verkeersnetwerk. In het kader van de hervergunning worden geen nieuwe installaties gepland. Vooral de 2 “slibgistingsbollen” vormen een kenmerkend beeld in de omgeving. Voor het overige kan er hier op gewezen worden dat langs de Noordersingel en de Schijnpoortweg reeds een groenscherm voorzien is om de visuele impact te beperken. Door de renovatie en aanpassing van de RWZI die in het verleden gebeurd is, is er op de site geen plaats meer over langs alle randen om een groenscherm van 5 meter te voorzien. Aan de zijde van de Antwerpse Ring is een groenscherm aanwezig, zij het op grondgebied van de Ring zelf. Aan de zijde van de Noordersingel is het slechts mogelijk ten dele een groenscherm te voorzien. Aan de zijde van de Schijnpoort is een groenscherm aanwezig. Gezien er geen wijzigingen voorzien zijn en de landschappelijke integratie door het groenscherm reeds zo veel mogelijk is uitgevoerd, wordt het effect van de hervergunning van de RWZI op landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie als niet significant beoordeeld. Rekening houdend met de actueel beschikbare ruimte op de site van de RWZI is een verdere groenvoorziening aan de rand van de RWZI-site niet mogelijk. In het kader van de ontwikkelingen die in de omgeving gepland zijn in relatie tot de Groene Singel + spoorbundel Schijnpoort dient nagegaan te worden in hoeverre een verder groenvoorziening aan de randen van de RWZI mogelijk en aangewezen is.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 182 -
1.5. Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen Discipline Oppervlaktewater
Soresma n.v.
Effect Debiet voldoet aan de lozingsnormen en geen overstromingsgevaar in de toekomst RWZI voldoet aan de geldende lozingsnormen en vereiste rendementen. Dit zowel volgens de actueel geldende eisen als deze die zullen gelden na 2011. De kwaliteit van het Lobroekdok wordt grotendeels bepaald door het effluent van de RWZI Deurne, waardoor de milieukwaliteitsnorm (MKN) voor P en CZV niet gehaald wordt. Er mag aangenomen worden dat de kwaliteit niet leidt tot geurproblemen of andere hinder. Bij de uiteindelijke evaluatie dient rekening gehouden te worden met de te verwachten ontwikkelingen (gedeeltelijke demping Lobroekdok, uitsluitend gebruik voor scheepvaart, afvoer van het Schijn via Lobroekdok). De bijdrage van de RWZI tot het Albertkanaal varieert op basis van de berekeningen volgens de periode (weinig of veel debiet in Albertkanaal) van gering tot belangrijk. De MKN wordt echter nergens bereikt. Er kan echter in de analyses vóór t.o.v. na het Lobroekdok geen merkbaar verschil gezien worden, waardoor het effect als beperkt beschouwd wordt. Invloed van overstortwater (bij hevig regenweer) op het Lobroekdok is niet gekend, maar treedt wel regelmatig op. Er mag wel aangenomen worden dat deze overstorten leiden tot tijdelijke verontreinigingen en neerslag van zwevende stoffen. MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
Beoordeling effect 0 (P)
/
Beoordeling resterend effect 0 (P)
0 (P)
/
0 (P)
-3 (P)
In het kader van bekkenbeheersplannen kan gefundeerd afgeweken worden van MKN. In hoeverre dit hier aan de orde is, zal moeten bepaald worden op basis van de geplande ontwikkelingen (gedeeltelijke demping, wijziging bodemgebruik, afvoer van Schijn via Lobroekdok). Afhankelijk van deze beslissing dient dan beoordeeld te worden of verdere maatregelen vereist zijn zoals verdere zuivering of rechtstreekse lozing in Albertkanaal. Suggestie: Verdere optimalisatie van de zuivering door een verdere afkoppeling van het afvalwater (verantwoordelijkheid van verschillende overheden) en indien nodig door specifieke voorzuiveringen van bepaalde afvalstromen van bedrijven
-3 => 0 (P)
Monitoring van kwaliteit van overstortwater en/of van invloed op waterkwaliteit in het Lobroekdok. Verder nastreven van afkoppeling van niet verontreinigde hemelwaters ter vermijding van overstorten. (initiatief van verschillende - 183 -
0/-1 (P)
-1 (P)
-1/-2 (P)
Maatregelen en suggesties
-1 (P)
Lucht
Soresma n.v.
Het gehalte aan zware metalen in het effluent van de RWZI is lager dan de MKN. Er is dan ook slechts een beperkte invloed van de RWZI op het gehalte zware metalen in het Albertkanaal. Voor Cd is de detectielimiet van de analyses echter beduidend hoger dan de MKN (beperkte onzekerheid). De installaties voldoen aan de Vlarem emissienormen De RWZI/CSVI veroorzaakt geen significante tot beperkte bijdrage aan de bestaande luchtkwaliteit. De immisieconcentraties van NO2 geven een beperkte bijdrage tot de luchtkwaliteit (max. 2,42 (µg/m3 ; 1,51 % tov grenswaarde voor P98-uur waarde) Het punt van maximale impact situeert zich voor deze parameter ca 200 meter ten noordoosten van de installatie. Voor de andere polluenten werd geen significante bijdrage bekomen. De installaties van de RWZI/CSVI veroorzaken geuremissies. In de huidige situatie lijken de theoretische gegevens aan te geven dat er in belangrijke mate geurwaarneming/hinder kan plaatsvinden in de zone ten NO van de RWZI. Praktijksignalen (o.a eigen rondgangen, geen klachten, aanvoelen medewerkers aquafin) leren echter dat de werkelijke geurhinder/geurwaarneming zich slechts op veel kortere afstand van de RWZI laat voelen (ca 300400 meter). Ter hoogte van de woningen, voornamelijk langs de overzijde van de ring, is er bijgevolg in relevante mate geurwaarneming mogelijk.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
-1 (P)
0 (P)
overheden) Om zekerheid te hebben omtrent de gehaltes aan Cd die geloosd worden, wordt hier aangeraden om enkele analyses uit te voeren met een kleinere detectielimiet dan de MKN. /
-1 (P)
0 (P)
0/-1 (P)
Omtrent NOx worden geen maatregelen voorgesteld. Het is aangewezen de concentraties H2S in het biogas blijvend op te volgen, zoals reeds 3 maandelijks gebeurt, om bij eventuele hogere concentraties onmiddellijk te kunnen ingrijpen en zo de SO2 emissies te beperken.
0/-1 (P)
-1/-2(P)
Volgende maatregelen worden voorgesteld: • Optimalisatie van de 2 biofilters t.h.v. de slibdroger + nagaan efficiëntie zuivering en hier uit volgend indien noodzakelijk aanpassingen doorvoeren inzake bedrijfsvoering • Vervanging filtermateriaal biofilter slibbuffer + opvolging rendement /resterende geuremissies • Een verhoging van de schouwing (tot 20-25 m) van de 2 biofilters t.h.v. de slibdroger kan bijkomend wenselijk zijn om de dispersie van de geurcomponenten te verhogen en zo een lagere geurimmissie te hebben in de omgeving. Deze evaluatie dient te gebeuren na de optimalisatie.
-1 (P)
- 184 -
Geluid en trillingen
Mens-verkeer
Mens-toxicologie en psychosomatische aspecten
Soresma n.v.
Er worden geen significante wijzigingen in het geluidsniveau verwacht en de actuele waarden liggen allen minstens 5dB(A) onder de richtwaarde. De bijdrage van de RWZI (gemiddeld 100 bewegingen per dag) tot het verkeer in de omgevende wegen is niet significant. Er zijn ook geen problemen t.h.v. de in- en uitrit van de RWZI. De bijdrage van de RWZI tot luchtimmissies is voor de meeste parameters <1% (niet significant). De bijdrage voor NOx op het punt van maximum impact (t.h.v. de parking van het sportpaleis en dus buiten de bebouwde kom) gemiddeld niet significant is, terwijl piekwaarden voor een beperkte bijdrage kunnen zorgen (bijdrage van 1,68%). De NO2-gehaltes in de omgeving van de RWZI bedragen actueel 90% van de grenswaarde. Via geurhinder worden geen tot zeer beperkte psychosomatische effecten verwacht. Meer bepaald kan onder bepaalde omstandigheden (afhankelijk van de weersomstandigheden) tijdelijk hinder voorkomen t.h.v. de eerstelijnsbebouwing ten westen van de RWZI (over de spoorbundel). Met betrekking tot geluid worden –mede wegens
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
0 (P)
Geuremissies ten gevolge van de RWZI/CSVI zullen, rekening houdende met de BBT-mogelijkheden en de omvang van de installatie, ook in de toekomst niet vermeden kunnen worden. Bij ontwikkelingen in de omgeving dient dan ook rekening gehouden te worden met de heersende milieuomstandigheden; Bijkomende maatregelen inzake het overkappen en afzuigen/nabehandelen van de lucht boven de zandvangers kunnen op termijn noodzakelijk blijken. /
0 (P)
0 (P)
/
0 (P)
0/-1 (P)
Geen specifieke maatregelen gezien de beperkte bijdrage. Verder wordt er hier op gewezen dat er verwacht wordt dat de NOx emissies door het verkeer beduidend zullen dalen in de toekomst.
0/-1 (P)
0/-1 (P)
Blijvende zorg in relatie tot de beperking van geuremissies blijft een aandachtspunt (zie ook onder ‘lucht’), de maatregelen onder ‘lucht’ zijn noodzakelijk Goede communicatie kan eventuele psychosomatische klachten helpen voorkómen.
0/-1 (P)
- 185 -
de beperkte tijd waarin stormvijzels in werking zijn- geen significante effecten verwacht. 9 Verdere exploitatie: geen bouwwerken en vergravingen 9 Risico op eventuele nieuwe verontreiniging van bodem- en grondwater is zeer gering tot onbestaande 9 Invloed op grondwaterregime in de omgeving is niet significant Bij de verdere exploitatie treedt er geen biotoopverlies op. De invloed van de RWZI op fauna en flora beperkt zich tot het Lobroekdok. Hierbij zijn vooral de overstorten belangrijk.
Bodem en grondwater
Fauna en flora
Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie
Er zijn geen wijzigingen gepland. De geplande groenvoorzieningen zijn uitgevoerd.
0 (P)
/
0 (P)
-1 (P)
Met het oog op maximale ontwikkelingskansen van het Lobroekdok is het dan ook van groot belang dat de overstortfrequentie van de RWZI via de (stormvijzels) zo veel mogelijk beperkt wordt (zie ook onder “Oppervlaktewater”).
-1/0 (P)
0 (P)
In het kader van de ontwikkelingen die in de omgeving gepland zijn in relatie tot de Groene Singel + spoorbundel Schijnpoort dient nagegaan te worden in hoeverre een verder groenvoorziening aan de randen van de RWZI mogelijk en aangewezen is.
+1 (P)
Ontwikkelingsscenario’s: Ontwikkeling Lobroekdok Afhankelijk van het toekomstig gebruik en de toekomstige doelstellingen is het mogelijk dat de milieukwaliteitsdoelstellingen voor het Lobroekdok kunnen aangepast worden aan de specifieke situatie. In het kader van de bekkenbeheersplannen is o.a. volgende bepaling opgenomen: “Deze “gebiedsgerichte normstelling” kan in twee richtingen werken. Enerzijds kan een verstrenging van de normen noodzakelijk zijn voor waterlopen met (hoge potentie voor) een zeer goede ecologische kwaliteit, die volgens de Kaderrichtlijn Water beschermd moeten worden. Anderzijds is het voor sommige beekjes quasi onmogelijk om de huidige kwaliteitsdoelstellingen te halen. Dit omdat ze als het ware ontspringen op een bedrijfsterrein: in droge periodes wordt tot 95% van hun debiet gevormd door effluent, terwijl in de vergunningsverlening meestal uitgegaan wordt van een tienvoudige verdunning. Voor deze specifieke gevallen kan een versoepeling van de kwaliteitsnormen een oplossing bieden. De Kaderrichtlijn Water biedt de mogelijkheid om waterlichamen aan te duiden waar de Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 186 -
normen later gehaald moeten worden of minder streng zijn.” Nadat de geplande ontwikkelingen omtrent het Lobroekdok en het Schijn vaststaan, kan beslist worden in hoeverre het halen van de milieukwaliteitsnorm voor alle parameters in het Lobroekdok wel degelijk vereist is. Indien door de hogere overheid uiteindelijk beslist wordt dat ook in het Lobroekdok de MKN dient gehaald te worden, dient vervolgens in eerste instantie een nieuwe evaluatie te gebeuren op basis van de dan gekende data (o.a. in relatie met het Schijn). Indien blijkt dat extra maatregelen dan nog vereist zijn, kan nagegaan worden of de actuele waterzuivering nog dient geoptimaliseerd te worden of er kan ook geopteerd worden om niet in het Lobroekdok, maar via een leiding rechtstreeks in het Albertkanaal te lozen. Rekening houdend met de specifieke omstandigheden, lijken deze laatste mogelijke maatregelen enkel vereist indien er op basis van de ontwikkelingen een duidelijke noodzaak aan een goede waterkwaliteit aangetoond wordt. Afkoppeling Schijn en verdere afkoppeling hemelwater in het zuiveringsgebied Hierdoor zal de frequentie van het gebruik van de stormvijzels verminderen met positieve effecten op geluid en op de invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit dor mindere overstorten (vooral zichtbaar in het Lobroekdok) Ontwikkeling spoorbundel Schijnpoort tot zone voor park/wonen/werken ¾ De geplande omvorming van de bestemming van de spoorbundel Schijnpoort tot zone voor park/wonen/werken zal leiden tot een wijziging van de VLAREM-normen voor geluid (afhankelijk van de uiteindelijke bestemmingen en van de locatie van woningen). Bij een eventuele verstrenging van de normen bestaat de kans dat de RWZI niet meer zal voldoen aan deze normen. In de huidige fase kan hier enkel gesteld worden dat bij ontwikkelingsplannen en eventuele herbestemmingen rekening dient gehouden te worden met de aanwezigheid van de RWZI Deurne en dat het aangewezen lijkt om de nodige buffer(zone) te voorzien tussen de RWZI en bepaalde bodemgebruiken. ¾ De geurzone van de RWZI strekt zich uit tot de zone “spoorbundel Schijnpoort” waar ontwikkelingen naar park/wonen/werken vooropgesteld worden op lange termijn. Indien er in de toekomst zou geopteerd worden om in de zone met geurimmissies boven de 4 ouE/m³ woningen of kantoren, mag er geurhinder verwacht worden. ¾ In het kader van de ontwikkelingen die in de omgeving gepland zijn in relatie tot de Groene Singel + spoorbundel Schijnpoort dient nagegaan te worden in hoeverre een verder groenvoorziening aan de randen van de RWZI mogelijk en aangewezen is.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 187 -
1.6. Eindbespreking Aquafin, die de taak heeft het afvalwater in het Vlaams Gewest te zuiveren, exploiteert in Deurne een waterzuiveringsinstallatie (RWZI) en slibverwerking (CSVI). Aangezien Aquafin een hervergunning voorbereidt van de bestaande capaciteit van de RWZI van ca. 215000 IE, kan besloten worden dat een MER vereist is. De RWZI/CSVI is gelegen op het grondgebied van Stad Antwerpen, meer bepaald tussen de Antwerpse Ring en de Noordersingel te Deurne, nabij het sportpaleis. De site bevindt zich volgens het gewestplan in een ‘gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen” De belangrijkste effecten en maatregelen worden hieronder beschreven. Voor een overzicht van alle effecten en overeenkomstige maatregelen wordt verwezen naar de overzichtstabel onder hoofdstuk 7. Met betrekking tot “oppervlaktewater” kan gesteld worden dat de lozing van de RWZI zowel kwalitatief als kwantitatief voldoet aan de lozingsnormen. De vereiste zuiveringsrendementen worden gehaald, niet alleen de actueel geldende eisen, maar ook deze die zullen gelden vanaf 2011. De RWZI loost op het Lobroekdok, dat uitmondt in het Albertkanaal. O.a. gezien het relatief grote lozingsdebiet van de RWZI, wordt de kwaliteit van het Lobroekdok grotendeels bepaald door het effluent van de RWZI Deurne. Hierdoor wordt de milieukwaliteitsnorm (MKN) voor P en CVZ niet gehaald. De bijdrage van de RWZI tot het Albertkanaal varieert op basis van de berekening volgens de periode (weinig of veel debiet in Albertkanaal) van gering tot belangrijk. De MKN wordt echter nergens bereikt. Er kan echter in de analyse voor t.o.v. na het Lobroekdok geen merkbaar verschil gezien worden, waardoor het effect van de lozing van de RWZI als beperkt beschouwd wordt. De invloed van overstortwater (bij hevig regenweer) op het Lobroekdok is niet gekend maar treedt wel regelmatig op. Voornamelijk de “First flush” kan hier leiden tot tijdelijke verontreinigingen en neerslag van zwevende stoffen. Het gehalte aan zware metalen in het effluent van de RWZI is lager dan de MKN. Er is dan ook slechts een beperkte invloed van de RWZI op het gehalte aan zware metalen in het Albertkanaal. Naar de toekomst toe dient rekening gehouden worden met de te verwachten ontwikkelingen (gedeeltelijke demping Lobroekdok, afvoer van het Schijn via Lobroekdok,..) Vanuit de discipline “lucht” kan gesteld worden dat de installaties op dit ogenblik voldoen aan de Vlarem emissienormen. De bijdrage van de RWZI/CSVI tot de luchtkwaliteit in de omgeving is beperkt. Dit enkel voor NO2, voor andere polluenten is de bijdrage niet significant. In het MER worden dan ook geen maatregelen voorgesteld met betrekking tot de luchtemissies van de RWZI. Op dit ogenblik is de geuremissie van de RWZI/CSVI het belangrijkste aspect binnen de discipline ‘lucht’. In de omgeving van de RWZI/CSVI wordt er evenwel geen belangrijke geurhinder verwacht. De berekeningen en metingen geven aan dat de grootste geurbronnen zich situeren op de slibverwerking (biofilters). Waarnemingen in de praktijk en het ontbreken van klachten geven aan dat de theoretische beschouwingen wellicht een overschatting geven van de werkelijke situatie. Maatregelen ter reductie van de geuremissies blijven evenwel noodzakelijk. Verder is het wel belangrijk te vermelden dat er op de RWZI/CSVI de laatste Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 188 -
jaren, oa met de renovatie van de RWZI, reeds belangrijke geurbestrijdende maatregelen genomen werden, waardoor de mogelijkheden tot verdere geurreductie (na optimalisatie van de biofilters) beperkt zijn. Volgende prioritering kan bijgevolg gegeven worden aan de maatregelen: • Optimalisatie van de 2 biofilters t.h.v. de slibdroger + nagaan efficiëntie zuivering en hier uit volgend indien noodzakelijk aanpassingen doorvoeren inzake bedrijfsvoering • Vervanging filtermateriaal biofilter slibbuffer + opvolging rendement/resterende geuremissies (reeds gebeurd tijdens opmaak MER) • Verhoging schouwen biofilters tot 20-25 m (na optimalisatie van de biofilters dient de noodzaak hiertoe geëvalueerd te worden) Vanuit de discipline “geluid” blijkt dat er geen significant negatieve effecten verwacht worden door de RWZI. Het geluidsniveau blijft onder de normen. Het nemen van maatregelen is dan ook niet vereist. Bij de geplande ontwikkelingen van de zone spoorbundel Schijnpoot dient de nodige aandacht besteed te worden aan de interrelatie met de RWZI. Een bijkomende mogelijkheid inzake geurreductie bestaat erin door de DWA-zandvangers te overkappen en af te laten zuigen over een biofilter. Onder de discipline ‘Mens’ worden de deelaspecten ‘verkeer’, ‘hinder/toxicologie’ besproken, o.a. in relatie tot voorgaande disciplines. De invloed van het verkeer ten gevolge van de RWZI is actueel zeer gering op de omliggende wegen. Ter hoogte van de Noordersingel zijn er geen problemen door in/uitrijdende vrachtwagens. Alle transport gaat verder via de Antwerpse ring, waar dit verkeer een verwaarloosbaar aandeel uitmaakt van de verkeerstroom op de ring. Hier veroorzaken de activiteiten bijgevolg geen significant effect. De geluidsimpact veroorzaakt t.o.v. de omwonenden geen significante gezondheidseffecten. Ten gevolge van de luchtemissies worden geen gezondheidseffecten verwacht. Met betrekking tot geur kan gesteld worden dat: 9 Er in het verleden belangrijke inspanningen gebeurd zijn ter beperking van geuremissies. De toestand zal in de loop der jaren beduiden verbeterd zijn. 9 De omvang en de frequentie van de geurwaarneming t.h.v. de bestaande woningen en in de omgeving is volgende bekende gegevens relatief beperkt. Het blijft evenwel noodzakelijk om de geurimmissies verder te verlagen. De maatregelen die voorgesteld zijn in de discipline lucht zijn dan ook noodzakelijk. Onder de discipline “bodem en grondwater” bleek dat er voor de verdere exploitatie geen bouwwerken en vergravingen noodzakelijk zijn. Het risico op eventuele nieuwe verontreiniging van bodem- en grondwater is zeer gering tot onbestaande. De invloed op het grondwaterregime in de omgeving is ten gevolge van de exploitatie niet significant. Met betrekking tot fauna & flora is het effect beperkt en de enig mogelijk relevante invloed op fauna en flora is via de lozing van het gezuiverd afvalwater in het oppervlaktewater. De invloed van de RWZI is beperkt tot het Lobroekdok en hierbij zijn vooral de overstorten belangrijk. Met het oog op maximale ontwikkelingskansen van het Lobroekdok is het dan ook van groot belang dat de overstortfrequentie van de RWZI via de (stormvijzels) zo veel mogelijk beperkt wordt. Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 189 -
De integratie van de RWZI in de omgeving gebeurt door middel van een groenscherm dat relatief recent aangeplant werd. Dit is in ontwikkeling en zal de integratie in de omgeving verbeteren. Samenvattend kan gesteld worden dat er een aantal milderende maatregelen kunnen en moeten uitgevoerd worden. Er kan gesteld worden dat mits implementatie van deze maatregelen er geen belangrijke negatieve effecten verwacht worden door de verdere exploitatie van de RWZI/CSVI te Deurne.
Soresma n.v.
MER RWZI Deurne Schijnpoort Hervergunning: eindrapport
- 190 -