DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN - INHOUDSTAFEL
2
2.I
Beleidsmatige en juridische randvoorwaarden............................................................................................................................................................1 2.1
Algemeen overzicht ..............................................................................................................................................................................................1 2.1.1
Toelichting bij Ruimtelijke Structuurplannen ............................................................................................................................................8
2.1.2
Toelichting mbt gasleidingen ....................................................................................................................................................................8
2.2
(Administratieve) voorgeschiedenis....................................................................................................................................................................10
Lijst van Tabellen
Tabel 2.1
Overzicht juridische en beleidsmatige randvoorwaarden...............................................................................................................................1
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN - INHOUDSTAFEL
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
2.II
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
2.1
2 BELEIDSMATIGE EN JURIDISCHE RANDVOORWAARDEN 2.1 ALGEMEEN OVERZICHT Tabel 2.1
Overzicht juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Toelichting
Relevantie1
Het decreet geeft aan voor welke ingrepen een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk is. Zowel voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein als aanleg van een op- en afrittencomplex op de A12 is een stedenbouwkundige vergunning noodzakelijk. Het MER zal aan de vergunningsaanvraag toegevoegd worden. Geeft een visie mbt het gewenste/toegestane grondgebruik binnen het Vlaamse Gewest. Het bedrijventerrein is aangeduid als industriegebied en reservegebied voor industriele uitbreiding. In de omgeving zijn agrarische gebieden aanwezig. Ten noorden en ten zuiden zijn woongebieden met landelijk karakter aanwezig, gescheiden van het projectgebied door stroken groengebied. De A12 is aangeduid als bestaande autosnelweg; het op- en afrittencomplex is niet voorzien op het gewestplan. Op deze locatie zijn agrarisch gebied, woongebied met landelijk karakter (ten O van de A12), woonuitbreidingsgebied (ten N) en een zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s (ten W van A12) aanwezig. Bepalingen omtrent geluidsemissies zijn gerelateerd aan gewestplanbestemmingen.
J
§ 1.8
J
Kaart 2.1
J
Door het bedrijf Geeroms wordt een planologisch attest aangevraagd. Hierin wordt een heroriëntatie en gedeeltelijke verplaatsing van het bedrijventerrein voorzien. Met het planologisch attest wordt getracht rechtszekerheid mbt de locatie en uitbreiding van het bedrijf te verkrijgen.
B
Binnen de discipline geluid zal zowel het bestaande als toekomstige geluidsklimaat aan de geldende normering getoetst worden, waarbij rekening wordt gehouden met de gewestplanbestemmingen (zie §5.3 en §9.2). De inrichting zoals voorgesteld in de aanvraag gaat mbt de inrichting van de verkeerswisselaar uit van het basisscenario zoals voorgesteld in de kennisgeving. Op basis van de bespreking van de richtlijnen werden echter een aantal andere scenario's bekeken en op basis hiervan een meest milieuvriendelijk alternatief voorgesteld (zie § 6). Door de keuze voor dit alternatief is een heroriëntatie van het bedrijf niet meer noodzakelijk, maar
Randvoorwaarde RUIMTELIJKE ORDENING Decreet mbt de ruimtelijke ordening
Gewestplan + andere stedenbouwkundige plannen (BPA, APA, …)
Planologisch attest
1
Verwijzing2
J: Juridisch relevante randvoorwaarde B: beleidsmatig relevante randvoorwaarde X: niet relevant 2 In het MER zullen ontwikkelingsscenario’s opgenomen worden, waarin een beschrijving wordt gegeven van ontwikkelingen die in de toekomst kunnen verwacht worden. Hierbij wordt voor een belangrijk deel rekening gehouden met de beleidsmatige doelstellingen, die geen juridische draagkracht hebben maar wel aangeven in welke richting men wenst te evolueren. MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Randvoorwaarde
Ruimtelijke (RSP)
structuurplannen
RSP-Vlaanderen
RSP Vlaams-Brabant
RSP Meise & Londerzeel
2.2
Toelichting
Relevantie
Ook door het bedrijf Sarens werd een planologisch attest aangevraagd. Naast de regularisatie van de huidige situatie voor een aantal percelen, omvat het planologisch attest eveneens een voorstel tot uitbreiding. De uitbreiding die wordt voorgesteld omvat de inname van terreinen gelegen tussen de Patatestraat en nieuwe weg van de verkeerswisselaar. Het tracé van de Patatestraat (dat bij realisatie van de verkeerswisselaar niet meer rechtstreeks op A12 zal aansluiten) zou hierbij opgeheven worden. Mbt de concrete oppervlakte van de uitbreiding wordt aangegeven dat deze afhankelijk is van het definitieve traject voor de verkeerswisselaar. In het gedeeltelijk positief planologisch attest (25/08/2006) werd oa volgende voorwaarde opgenomen: “De behoeften op korte termijn inzake de percelen Meise, sectie B nrs 125a, 126c, 128d en L, kunnen niet op korte termijn en worden doorgeschoven naar de lange termijn. Het ruimtelijk onderzoek voor het op- en afrittencomplex Londerzeel-zuid en de lopende milieueffectenprocedure dienen hier ruimtelijke duidelijkheid te scheppen over de mogelijke verdere bedrijfsontwikkeling op deze percelen.” Vormen een basis voor de realisatie van de gewenste ruimtelijke structuur (zoals vastgelegd in de gewestplannen, die geleidelijk aan worden vervangen door ruimtelijke uitvoeringsplannen). In het RSP-V werden principes en voorwaarden vastgelegd onder meer voor wat betreft de realisatie van industrieparken. Londerzeel (ten noorden van het projectgebied) is op basis hiervan aangeduid als economisch knooppunt. De principes van het RSP-V stellen echter dat de gemeente Meise deel uitmaakt van het buitengebied en dat een omvangrijke zone zoals het gebied Westrode niet kan ontwikkeld worden in het buitengebied. Het is de tegenstrijdigheid van de visie van het RSP-V ten opzichte van de genomen opties in het gewestplan, die er algemeen toe leidt dat het aansnijden van bedrijvenzones wordt bemoeilijkt. Concreet voor het voorliggende project heeft deze tegenstrijdigheid uiteindelijk geleid tot de opstelling van een ruimtelijk uitvoeringsplan. De A12 thv het projectgebied wordt in het RSP aangeduid als een primaire verbindingsweg categorie I. Dit betekent dat de verkeersafwikkeling gescheiden dient te zijn. In functie hiervan wordt de aanleg van een op- en afrittencomplex in het project voorzien. Het projectgebied behoort tot de deelruimte ‘verdicht netwerk’; subgebied ‘Antwerpen-Mechelen-Brussel’. Oa het behoud van het open en landelijke karakter van het middenstuk van dit gebied en een uitbreiding van een snelbusnetwerk (oa langs de A12) worden binnen dit gebied als doelstelling geformuleerd. Mbt de realisatie van bedrijventerreinen wordt enkel de ontwikkeling van het economische knooppunt Londerzeel vermeld. Bij de realisatie van het project dient rekening gehouden te worden met de gewenste ontwikkelingen zoals in het RSP vooropgesteld. In het gemeentelijk RSP wordt een concretisering van het provinciaal en gewestelijk RSP voorzien. Het gemeentelijk RSP Meise werd door de gemeenteraad definitief aanvaard op 19/10/2006; het gemeentelijk RSP Londerzeel werd definitief aanvaard op de gemeenteraad van 28/11/2006.
B
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
1
2
Verwijzing blijft wel mogelijk. Hetzelfde geldt voor het bijkomende alternatief (zie §11) dat werd onderzocht. Zoals in voorgaande alinea aangegeven, werd een meest milieuvriendelijk alternatief voorgesteld. Dit alternatief houdt in dat de zone tussen de Patatestraat en de verkeerswisselaar relatief groot is. Deze zone kan ingenomen worden door het bedrijf Sarens, maar ook andere activiteiten (bv herlocatie activiteiten die tgv realisatie verkeerswisselaar verloren gaan) kunnen, mits behoud van de Patatestraat, in deze zone gelokaliseerd worden (zie § 8.5).
Zie toelichting onderaan tabel.
B
§5.6.3 & 7.1.1
B
§5.6.3 & 7.1.2
B
Relevante elementen van de structuurplannen zijn opgenomen in §5.6.3.
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Ruimtelijke Uitvoeringsplannen
BVR tot ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein Westrode te Meise
LANDSCHAPSZORG Landinrichting Ruilverkaveling Decreet betreffende de landschapszorg & Decreet tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten Landschapsatlas
Regionaal Landschap
Conventie van Malta & decreet houdende bescherming van het archeologisch patrimonium
NATUURBEHOUD Decreet betreffende het natuurbehoud (natuurdecreet)
2.3
De gemeente Meise maakt een ruimtelijk uitvoeringsplan op voor Neromhof en zijn onmiddellijke omgeving. Aandachtspunten zijn: parkuitbreiding aan de noordzijde; creëren parkingang aan de zuidzijde; uitbreiding van de huisvesting voor mindervaliden; openruimte verbinding Nerom met gefaseerde aanpak; restrictief beleid woonlint De Biest/Neromstraat. Deze beslissing bepaalt de legitimiteit van het voorgestelde project, dat een invulling van het gewestplan beoogt, maar in tegenstrijd is met de bepalingen van het RSP-V. Volgens dit besluit dient een RUP opgesteld te worden. Een eerste globale effectbespreking die de input voor dit plan vormt, wordt in de mer-procedure geïntegreerd. Aan de ontwikkeling van het terrein werden een aantal voorwaarden gekoppeld, die in het project-ontwerp werden geïntegreerd.
B
J
De opmaak van dit RUP heeft geen directe invloed op het inrichtingsplan van het bedrijventerrein. Wel is dit aspect van belang mbt de bespreking van de open ruimteverbinding en werking corridors (zie § 6.3.1.2 en § 10.1) §6.3.1.1
In de nabije omgeving is geen landinrichtingsproject lopende of uitgevoerd In de nabije omgeving is geen ruilverkavelingproject lopende of uitgevoerd Monumenten, landschappen, stads- en dorpsgezichten kunnen wettelijk beschermd worden. Binnen een straal van 1km zijn geen beschermde monumenten ed aanwezig.
X X X
/ / /
In de landschapsatlas worden gebieden aangeduid met een hoge waarde aan gaafheid (ankerplaatsen) of grote concentratie aan relicten (relictzones). Deze zones genieten geen wettelijke bescherming, maar op termijn worden beheersplannen opgesteld. Daarnaast worden ook lijn- en puntrelicten aangeduid. Langsheen de westelijke zijde van de A12 is de ankerplaats ‘Kasteel van Impde’ (A20011) afgebakend. De relictzones ‘Leefdaalbos – Imde – Molenbeekvallei’ en ‘Vallei van de Sint-Niklaasbeek – Landbeek – Birrebeek’ situeren zich respectievelijk ten westen en ten zuiden van het projectgebied. Noch de ankerplaats, noch de relictzones worden rechtstreeks aangesneden. Punt- en lijnrelicten zijn in de ruimere omgeving aanwezig, maar worden evenmin aangesneden. Samen met Londerzeel en 9 andere gemeenten maakt de gemeente Meise deel uit van het Regionaal Landschap Groene Corridor. De globale doelstelling bestaat uit het verder ontwikkelen en verbinden van groene structuren in de streek ten NW van Brussel De Conventie regelt de archeologische monumentenzorg op Europees niveau. Op Vlaams niveau wordt de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium geregeld. Mbt de bescherming van het archeologisch patrimonium wijst het decreet op de zorgplicht van eigenaar en gebruiker. Algemene voorschriften zijn opgenomen in het uitvoeringsbesluit. Dit besluit is algemeen van toepassing.
B
Kaart 2.2 In de referentiebeschrijving (§5.6) wordt de waarde van relevante zones beschreven.
B
§5.6.3.4
J
Het advies van de afdeling ‘Monumenten en Landschappen’ werd opgevraagd evenals informatie mbt gekende archeologische sites in de omgeving (zie §5.6)
Het standstill-principe en de zorgplicht vormen belangrijke elementen in het natuurdecreet. Indien uit de effectbespreking zou blijken dat ten gevolge van de uitvoering van het project natuurelementen in de onmiddellijke omgeving kunnen vernietigd of ernstig beschadigd worden, moeten maatregelen genomen worden om deze vernietiging of beschadiging te voorkomen, te beperken of te herstellen.
J
In de effectbespreking (§10) wordt nagegaan welke effecten op de natuurwaarden en eventueel SBZ’s te verwachten zijn. Kaart 2.3
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
Vlaams Ecologisch Netwerk
Vegetatiebesluit
Vlaamse en erkende natuur- en bosreservaten
Beschermde planten en dieren
Bosdecreet
Natuurinrichting MILIEUHYGIËNE - ALGEMEEN Vlaams Reglement Milieuvergunning (VLAREM)
2.4
De vermelde principes zijn algemeen van toepassing. De Europese Habitat- en Vogelrichtlijn, inclusief de afbakening van speciale beschermingszones op Vlaams grondgebied, zijn in het natuurdecreet geïntegreerd. Het projectgebied en compensatiegebied zijn niet in of in de onmiddellijke omgeving van een speciale beschermingszone-habitatrichtlijn (SBZ-H) gelegen. Op ongeveer 2km ten oosten van het projectgebied is de SBZ-H ‘bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek’ (BE2300044) gelegen. Speciale beschermingszones ifv de vogelrichtlijn (SBZ-V) werden binnen een straal van 5 km niet afgebakend. In uitvoering van het natuurdecreet wordt een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) afgebakend, bestaande uit Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). In de VEN-gebieden komen natuurbehoud en –ontwikkeling op de eerste plaats en moeten minstens de bestaande natuurkwaliteiten bewaard blijven. In functie hiervan gelden binnen VEN een aantal verbodsbepalingen. Het projectgebied is niet in VEN-gebied gelegen. In het westen grenst het projectgebied aan het GEN-gebied ‘Leefdaalbos – De Vlieten – Velaartbos’. Delen van dit GEN bevinden zich eveneens ten zuidoosten (op ca 1 km) en ten zuidwesten (op ca 1,3km) van het projectgebied. Een aantal wijzigingen van de vegetatie zijn verboden, vergunningsplichtig of meldingsplichtig. Deze bepalingen zijn algemeen van toepassing
J
Kaart 2.3 Binnen de effectbespreking (§10) wordt nagegaan of de waarden van het VEN-gebied in het gedrang komen t.g.v. de uitvoering van het project.
J
Door de Vlaamse regering worden terreinen die belangrijk zijn voor het behoud en ontwikkeling van het natuurlijk milieu aangewezen of erkend. Op minder dan 1km ten zuiden van het projectgebied zijn 2 erkende natuurreservaten (Wolvertemse Beemden en Birrebeekvallei) aanwezig. Een aantal plant- en diersoorten zijn op nationaal niveau beschermd. Het is oa verboden deze soorten te bejagen, te vangen alsook hun woon- en schuilplaatsen te beschadigen of met opzet te verstoren. Algemeen van toepassing. Het behoud, bescherming, aanleg en beheer van bossen wordt geregeld in het bosdecreet evenals de kappingen, vergunningsvoorwaarden en eventuele compensaties. Een ontbossing is binnen het project niet voorzien; wel de aanplant van een boszone als landschappelijke buffer langsheen de A12. In de nabije omgeving is geen natuurinrichtingsproject lopende of uitgevoerd
X
Binnen de effectbespreking (§8.2) wordt nagegaan welke vegetaties verdwijnen en welke nieuwe vegetaties eventueel worden gecreëerd. Kaart 2.3; §5.5
J
§5.5
J
/
X
/
Vlarem geeft aan voor welke activiteiten en inrichtingen een milieuvergunning noodzakelijk is. Aanvullend wordt voor verscheidene rubrieken (gerelateerd aan aard van activiteiten) aangegeven aan welke (algemene en sectorale) voorwaarden moet voldaan worden. Het betreft oa voorwaarden mbt geluidsverstoring, waterverontreiniging, …
J
De voorwaarden van VLAREM zijn algemeen van toepassing op de bedrijven die zich in de toekomst op het bedrijventerrein zullen vestigen. Welke rubrieken van toepassing zijn en voorwaarden waaraan voldaan moet worden is momenteel nog niet gekend. Deze zullen bij de concrete milieuvergunningsaanvragen van de bedrijven behandeld worden. Mbt de disciplines lucht, geluid en water is een toetsing aan de algemene voorwaarden mbt de omgevingskwaliteit opgenomen.
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
MILIEUHYGIËNE - GELUID Besluit van de Vlaamse Regering van 22/7/05 VLAREM II Ontwerp KB 1991
MILIEUHYGIËNE - LUCHT Dochterrichtlijnen lucht
MILIEUHYGIËNE – BODEM EN WATER Decreet integraal waterbeheer
Functietoekenning waterkwaliteit
oppervlakte-
Besluit van de Vlaamse Regering van 01/10/2004 (BS08/11/'04) Provinciale stedenbouwkundige verordeningen
Grondwaterdecreet
Decreet betreffende de bodemsanering
2.5
Besluit inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai. (Dit besluit is o.a de omzetting van Europese richtlijn) In Vlarem II, Bijlage 2.2.1. zijn milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht opgenomen. In ontwerp KB tot vaststelling van grenswaarden voor lawaai binnenshuis en buitenshuis en van geluidsisolatie richtwaarden en maximale waarden voorgesteld voor het LAeq,T van wegverkeer
B
Discipline geluid; toetsingskader (§9.2)
B
Discipline geluid; toetsingskader (§9.2)
B
Discipline geluid; toetsingskader (§9.2)
In de dochterrichtlijnen lucht worden luchtkwaliteitdoelstellingen vastgelegd voor een aantal verontreinigende stoffen. Deze richtlijnen zijn omgezet in VLAREM II wetgeving
J
Discipline lucht; toetsingskader (§9.1)
Heeft tot doel een goede toestand van grond- en oppervlaktewater te bereiken, zowel op kwalitatief als kwantitatief vlak. De bepalingen zijn algemeen van toepassing. Als instrument dat de realisatie van de vooropgestelde doelstellingen mede moet mogelijk maken, voorziet het decreet de watertoets. Het immissiebesluit legt de kwaliteitsdoelstellingen voor alle oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net vast. In Vlarem II zijn de kwaliteitsnormen vastgelegd die met deze doelstelling overeenkomen. Voor de waterlopen die het projectgebied kruisen of in de onmiddellijke omgeving aanwezig zijn, gelden de basiskwaliteitdoelstellingen. Besluit houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Verordeningen inzake afkoppeling van hemelwater afkomstig van dakvlakken en verharde oppervlakten (vastgesteld op 07/06/'05; goedgekeurd op 19/07/'05). Deze vormen een aanvulling op de gewestelijke verordeningen. De verordeningen beschrijven hoe hemelwater moet afgekoppeld worden en leggen daarbij de prioriteit van de verschillende maatregelen vast: nieuwe verhardingen aan te leggen met (half)doorlatende verhardingen, gebouwen afwerken met groendak (niet verplicht), nuttig gebruik opgevangen hemelwater, infiltratie niet-gebruikte hemelwater en tot slot het niet-gebruikte hemelwater opvangen in een buffer en vertraagd afvoeren. De bescherming van het grondwater wordt via dit decreet geregeld. De procedure mbt het aanvragen van een vergunning voor de onttrekking van of infiltratie naar het grondwater is opgenomen in Vlarem.
J
Binnen de effectbespreking (§9.4), wordt het project aan de algemene bepalingen van het integrale waterbeheer getoetst.
J
Kaart 2.4
J
§9.4
J
§9.4
J
Binnen de effectbespreking (§9.4) wordt nagegaan in welke mate bemaling noodzakelijk zal zijn bij de aanlegwerkzaamheden.
Het decreet voorziet in het gebruik van normen voor de beoordeling van bodemverontreiniging (zowel bodem als grondwater) en voor het vaststellen van saneringsdoelstellingen. In het uitvoeringsbesluit op het bodemsaneringsdecreet (Vlarebo) is grondverzet (hergebruik van bodems) uitgewerkt. Hierin wordt bepaald aan welke voorwaarden (afhankelijk van de bestemming) bodems moeten voldoen vooraleer hergebruik is toegestaan. De bepalingen zijn van toepassing op de aan- en afvoer van gronden.
J
In de huidige projectfase is de concrete grondbalans nog niet gekend. Er zal gestreefd worden naar een gesloten balans. Bepalingen omtrent het grondverzet (onderzoek bodemkwaliteit) zullen gerespecteerd worden.
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
MOBILITEIT Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
Streefbeeld A12
Lightrailstudie A12 Provinciaal structuurplan VlaamsBrabant Mobiliteitsplannen Londerzeel en Meise
2.6
In het RSV werden de primaire wegen categorie I in de bindende bepalingen vastgelegd. Hierbij werd ook de A12 (van de R1 in Antwerpen tot de grens met het Brussels hoofdstedelijk gewest in Strombeek-Bever) weerhouden als primaire weg type I.
J
Ifv de ontwikkeling van de A12 tot een primaire weg categorie I, werd voor de A12 een streefbeeld uitgewerkt dat een voorbereidende stap vormt op de concrete realisatieplannen. In het streefbeeld voor de A12 is een visievorming met betrekking tot de toekomstige weginrichting van de A12 (i.f.v. de selectie als primaire weg type I en oplossing voor gevaarlijke punten) opgemaakt, met o.a. voorstellen van locaties waar (ongelijkvloerse) aansluitingen tussen het onderliggende wegennet en de A12 zullen worden gecreëerd. In het kader van het Europese Interreg IIIb NWE-programma3 onderzoekt de provin4 cie Vlaams-Brabant samen met het Brusselse Gewest de realisatie van een lightrail exploitatie op oa de as Boom-Londerzeel-Brussel. Er werden in het PRS Vlaams-Brabant geen secundaire wegen in het projectgebied geselecteerd Binnen deze plannen worden oa lokale wegen geselecteerd evenals lokale fietsroutes en worden ook wijzigingen in de ontsluitingsinfrastructuur van de betrokken gemeenten besproken.
B
MILIEUBELEID- EN NATUURONTWIKKLINGSPLANNEN Milieubeleidsplanning In de milieubeleidsplannen (gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk) worden voor verscheidene ver-thema’s (zoals verstoring door geluid, verdroging, verontreiniging, …) doelstellingen geformuleerd evenals maatregelen die de realisatie van deze doelstellingen mogelijk moeten maken. Een aantal algemene doelstellingen en maatregelen werden in het project geïntegreerd (zoals bv. verstoring door geluid – aanlag buffers rondom gebied; verstoring van watersystemen – voorzieningen gescheiden opvang en gebruik hemelwater). De doelstellingen en voorziene maatregelen zijn ifv de effectbespreking binnen de verscheidene disciplines relevant als toetsingskader en leidraad ifv de milderende maatregelen die voor het project zullen voorgesteld worden. In het ontwerp van het gemeentelijke MBP Meise (27/10/'05) wordt het voorzien van ruimte voor wateropvang en infiltratie op het bedrijventerrein als strategie bij problemen omtrent waterkwantiteit vermeld. De bedrijvenzone met het Secretarisbos beho-
Aan de afbakening als primaire weg cat I hangen een aantal bepalingen mbt de inrichting vast. Met deze bepalingen werd bij het ontwerp van de verkeerswisselaar rekening gehouden. Binnen de bespreking van het mobiliteitsaspect wordt met deze bepalingen rekening gehouden (zie §7.1.1). Het project (aanleg verkeerswisselaar) omvat een gedeeltelijke concretisering van de streefbeeldstudie. (zie §7.1.5)
B
In het ontwerp is realisatie van een halte voor het Express-Netwerk voorzien (zie ook §7.1.6).
J
/
B
Binnen de effectbeoordeling van discipline mobiliteit wordt met de gemeentelijke planning rekening gehouden (§7.1.3 en §7.1.4).
B
Effectbespreking
Interreg IIIB stimuleert duurzame en overwogen ontwikkeling binnen de Europese Unie en streeft naar een betere integratie tussen de 15 lidstaten en de kandidaat-lidstaten en andere buurlanden. Men wil de mogelijkheden om de samenwerking tussen groepen regio´s die met gelijkaardige problemen kampen, promoten. De provincie Vlaams-Brabant en heel België komen in aanmerking voor het subprogramma voor Noord West Europa. 3
4
“lichte trein”: openbaar vervoermiddel per spoor dat het midden houdt tussen bus, tram en trein
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
GNOP Meise VEILIGHEID Seveso 2 & MER-VR-decreet
Vervoer van gassen
2.7
ren tot de natuurlijke entiteit ‘natuurverbindingsgebied Molenbeek-Birrebeek’. Het landschappelijk inpassen van het bedrijventerrein wordt vermeld in het kader van de kwantitatieve natuurstructuur en landschapsbescherming. Concrete plannen zijn in het GNOP niet voorzien of uitgevoerd thv het projectgebied. Bij de vestiging van nieuwe inrichtingen dient er zorg voor gedragen te worden dat (op een langetermijnbasis) voldoende afstand wordt behouden tussen woongebieden, waardevolle natuurgebieden, … en de nieuwe ontwikkeling wanneer de plaats van de vestiging ervan of de ontwikkelingen zelf het risico van een zwaar ongeval kunnen vergroten of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken. In de wet betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn (Seveso 2), wordt bepaald welke inrichtingen een potentieel gevaar vormen (Seveso-bedrijven). Voor de vestiging van dergelijke bedrijven dient een ruimtelijk veiligheidsrapport opgesteld te worden. Binnen een te ontwikkelen bedrijventerrein kunnen op basis van een veiligheidsrapportage zones afgebakend worden waarop, rekening houdend met de aanwezige of geplande woongebieden of natuurgebieden, dergelijke bedrijven zich kunnen vestigen of limieten vastgelegd worden aan de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die in die bedrijven kunnen worden gestockeerd en dit zonder onaanvaardbare risico's te creëren ter hoogte van bv. de woongebieden. Voorschriften waaraan het vervoer van gassen door leidingen moet voldoen, zijn vastgesteld bij wet van 12/04/1965; veiligheidsmaatregelen te nemen bij de aanleg en exploitatie van gasvervoerinstallaties zijn vastgelegd in het KB van 11/03/1966. In het zuidoosten loopt een gasleiding doorheen het projectgebied. Op deze locatie gelden een aantal beperkingen mbt de toegestane activiteiten en aanplantingen. Bij de inrichting van het bedrijventerrein dient hiermee rekening gehouden te worden. De exploitant van de gasleiding (Fluxys) voorziet de aanleg van een 2de leiding, parallel met en ten zuiden van de bestaande leiding. De mer-procedure voor de aanleg van deze leiding werd opgestart (ter inzagelegging kennisgeving oktober-november 2006).
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
B
geen relevante bepalingen
J
Binnen de projectontwikkeling wordt voorzien geen nieuwe Seveso-activiteiten op het terrein toe te laten: zie projectbeschrijving – beschrijving bedrijfsactiviteiten (§ 3.3.3):
J
Toelichting in §2.1.2. en bespreking in § 3.3.5.2.
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
2 .1 .1
2.8
TO E L IC H T IN G B IJ R U I M T E L I J K E ST R U C T U U R P L A N N E N Het RSP-V hanteert het principe “bundelen van economische activiteiten in economische knooppunten” en selecteert in functie hiervan 156 gemeenten in het Vlaams Gewest als economische knooppunten. De gemeente Meise werd hierbij niet geselecteerd als economisch knooppunt. Mbt bedrijventerreinen buiten de geselecteerde economische knooppunten wordt volgende gesteld (p435): “de bedrijventerreinen gelegen in gemeenten buiten economische knooppunten en die vandaag nog niet effectief zijn ontwikkeld, komen niet meer in aanmerking voor aansnijding. De oppervlakte van deze terreinen blijft in de ruimtebalans opgenomen. Na wijziging van het betrokken ruimtelijk uitvoeringsplan worden ze verwerkt in de ruimtebalans.” Op Vlaams niveau wordt oa de open-ruimteverbinding tussen Antwerpen en Brussel over Nieuwenrode als structuurbepalende open-ruimteverbinding aangeduid. Mbt open-ruimteverbindingen is in het RSP-V volgende opgenomen (p412): “Open-ruimteverbindingen zijn – op het niveau van Vlaanderen bekeken – niet of weinig bebouwde ruimten in de buurt van sterk bebouwde gebieden. Open-ruimteverbindingen voorkomen enerzijds het aan elkaar groeien van de bebouwde gebieden zodat de verschillende bebouwde entiteiten herkenbaar blijven, en verzorgen anderzijds een verbindingsfunctie ten aanzien van de structuurbepalende functies van het buitengebied. Op Vlaams niveau vormen zij de essentiële verbindingen tussen de grote aaneengesloten gebieden van het buitengebied in Vlaanderen. Open-ruimteverbindingen hebben vooral een beleidsmatige inhoud. (...)”.Oa de open-ruimteverbindingen zullen worden geselecteerd in ruimtelijke structuurplannen. In de ruimtelijke structuurplannen worden tevens de ontwikkelingsperspectieven geformuleerd. In het besluit van de Vlaamse Regering dd 3 december 2004 mbt de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein Westrode wordt als voorwaarde minstens het behoud en de versterking van de open ruimteverbinding tussen Antwerpen en Brussel over Nieuwenrode vermeld.
2 .1 .2
TO E L IC H T IN G M B T G A S L E I D IN G E N Het vervoer van gassen door leidingen is vastgelegd door de Wet van 12 april 1965 5. Deze wet bepaalt m.a.w. de VOORSCHRIFTEN waaraan het vervoer van gassen door leidingen moet voldoen. Relevant in het kader van dit MER zijn o.a. de volgende bepalingen: De houder van een gasvervoervergunning of –toelating heeft het recht alle werken uit te voeren, op of boven het openbaar domein, die nodig zijn voor de oprichting, de werking en het onderhoud in goede staat van de gasvervoerinstallaties. Deze werken moeten wel worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften die zijn gevoegd bij de vergunningsakte of vermeld in de toelatingsakte; De staat, de provincie en de gemeente bezitten ten opzichte van de gasvervoerinstallaties opgericht op hun openbaar terrein, het recht om de ligging van het tracé en de desbetreffende werken te doen wijzigen. De aldus verrichte wijzigingen geschieden op kosten van diegene die de gasvervoerinstallatie exploiteert, indien ze zijn opgelegd hetzij ter wille van de openbare veiligheid, hetzij ter wille van de vrijwaring van het landschappelijk schoon, hetzij in het belang van een openbare dienst of van de waterlopen, kanalen en openbare wegen, hetzij wegens verandering in de toegangen tot de eigendommen gelegen langs de openbare weg; Na onderzoek kan de Koning van openbaar nut verklaren het oprichten van een gasvervoerinstallatie onder, op of boven private gronden die niet bebouwd zijn en die niet omsloten zijn met een muur of met een omheining die overeenkomt met de bouw- of stedenbouwverordeningen. Deze verklaring van openbaar nut verleent aan de houder van een gasvervoervergunning of –toelating het recht gasvervoerinstallaties op te richten onder, op of boven deze private gronden, het toezicht op deze installaties te houden te houden en de werken uit te voeren die nodig zijn voor de werking en het onderhoud ervan, onder de voorwaarden die in de verklaring zijn genoemd. De werken mogen worden aangevangen twee maanden nadat de belanghebbende eigenaars en huurders op de hoogte zijn gebracht door middel van een aangetekend schrijven.
5
Wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
2.9
Het gebruik waartoe het openbaar of privaat domein geheel of gedeeltelijk wordt bezet, moet worden geëerbiedigd. Deze bezetting vormt een erfdienstbaarheid van openbaar nut die elke daad verbiedt die de gasvervoerinstallatie of de exploitatie ervan kan schaden. De gerechtigde op de erfdienstbaarheid is verplicht een vergoeding te betalen aan de eigenaar van het erf dat met deze erfdienstbaarheid is bezwaard of aan hen die de werkelijke rechten bezitten die aan dit erf verbonden zijn. De houder van een gasvervoervergunning of –toelating ten voordele van wie een KB van verklaring van openbaar nut is vastgesteld kan door de Koning worden gemachtigd in naam van de Staat maar op eigen kosten de nodige onteigeningen verrichten. De houder van een gasvervoervergunning of –toelating is verplicht zonder verwijl gevolg te geven aan elk met redenen omkleed verzoek van de bevoegde overheid om binnen de termijn van 48 uur een einde te maken aan de stoornissen of schadelijke gevolgen die uit zijn gasvervoerinstallatie voortvloeien.
De nodige VEILIGHEIDSMAATREGELEN te nemen bij de aanleg van en exploitatie van gasvervoerinstallaties zijn bepaald bij Koninklijk Besluit van 11 maart 19666. Het Besluit stelt dat binnen de beschermde zone van 15 m aan weerszijden van de inplanting van de gasvervoerinstallatie, een voorbehouden zone wordt ingericht, die louter door de aanwezigheid van de gasvervoerinstallatie bestaat. De breedte van deze voorbehouden zone wordt bepaald door de diameter van de leiding. Voor H.D. buizen (>14,7 bar) met een diameter van 1000 mm moet tussen de dichtst nabijgelegen beschrijvende lijnen van de installaties (respectievelijk van de NV Fluxys en de belanghebbenden) een vrije afstand gelaten worden van 0,70 m kruisend en 3,50 m evenwijdig. Bij Koninklijk Besluit van 24 januari 1991 is bovendien bepaald dat er geen diepwortelende bomen aanwezig mogen zijn in gereserveerde zones voor pijpleidingen. In uitzonderlijke gevallen die hun oorsprong vinden in redenen van stedenbouwkundige of bouwkundige aard of in exploitatienoodwendigheden, kan deze voorbehouden zone gewijzigd worden. De aanvraag hiertoe dient gericht aan de Minister die energie onder zijn bevoegdheid heeft. Indien een kleinere breedte wordt toegestaan, zullen een verscherpte controle en bijzondere beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn. Het optrekken van gebouwen of andere bouwwerkzaamheden, het opstapelen van materialen, het wijzigen van het reliëf en de aanwezigheid van bomen binnen de voorbehouden zone zijn verboden. Openbare nutsvoorzieningen, openbare of private infrastructuurwerken en omheiningen kunnen wel worden toegelaten. In de algemene voorschriften en veiligheidsmaatregelen na te leven bij werken uitgevoerd in de nabijheid van haar aardgasinstallaties, geeft Fluxys aan dat : het gebruik van mechanische graaftuigen en het verkeer van zwaar rollend materiaal in de nabijheid van de installaties verboden is, tenzij er ter plaatse door NV Fluxys goedgekeurde beveiliging wordt aangebracht. De stabiliteit van de ondergrond, bezet door de aardgasvervoerleidingen, mag in geen geval in gevaar gebracht worden. bij uitvoering van werken dient de regionaal afgevaardigde vooraf verwittigd te worden aardgasvervoerleidingen kathodisch beschermd zijn. Enerzijds dienen dus de nodige maatregelen getroffen te worden om die kathodische bescherming niet te beschadigen en anderzijds, wanneer metalen installaties in hun nabijheid moeten aangelegd worden, dient er contact opgenomen te worden met de dienst 'Kathodische bescherming'. Op basis van overleg tussen Haviland en Fluxys werd de aanleg van een wachtbuis (ifv een 2de parallelle leiding die op termijn zou voorzien kunnen worden) voorgesteld. Op deze manier zou de voorgestelde buffer rondom het terrein volle-
6
Koninklijk Besluit van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen.
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
2.10
dig kunnen gerealiseerd worden en dient deze na aanleg (en inname van het bedrijventerrein) niet verstoord te worden ifv de aanleg van de parallelle gasleiding.
2.2 (ADMINISTRATIEVE) VOORGESCHIEDENIS Naar aanleiding van de gebeurtenissen rond de luchthaven in 2004 (DHL, geluidsnormen) en mede op basis van een aantal krachtlijnen reeds uitgezet in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, waarin de luchthaven als een internationale poort voor Vlaanderen wordt gekenmerkt, heeft de Vlaamse Regering in december 2004 beslist – onder de projectnaam START (STrategisch Actieplan voor Reconversie en Tewerkstelling luchthaven Zaventem) – een aantal cruciale dossiers op te starten, een stabiel regelgevend kader te creëren en op korte termijn een globale ontwikkelingsvisie voor de luchthaven en de omliggende regio uit te werken. In het kader van een duurzame ontwikkeling worden een aantal structurele maatregelen genomen, waaronder de opmaak van een strategisch ontwikkelingsplan voor de luchthaven en de regio. Binnen dit kader wordt een milieubeoordeling uitgevoerd volgens het integratiespoor. Hiervoor werd een nota voor publieke participatie in juli 2005 opgesteld en in augustus 2005 ter inzage gelegd. Momenteel wordt op basis van de bemerkingen op de nota een ontwerp van het strategisch ontwikkelingsplan opgesteld. Naast de structurele maatregelen worden specifieke maatregelen genomen ter bevordering van de mobiliteit, de sociaaleconomische ontwikkeling en de optimalisering van de arbeidsmarkt. Het principiële besluit van de Vlaamse Regering (03/12/2004) om het bedrijventerrein Westrode te Meise te laten ontwikkelen en hiervoor een Ruimtelijk Uitvoeringsplan te laten opstellen past binnen deze korte termijn maatregelen. De omvorming van de N177 tussen Brussel en Antwerpen tot de A12-autosnelweg kent een lange voorgeschiedenis. Sinds de jaren '60 werd geleidelijk aan en fasegewijs gestart met deze omvorming. Door de realisatie van de E19 autosnelweg (1975-1985) werden de verdere werken voor de omvorming tijdelijk verschoven. In de periode 1968-1991 werd ca. 295 miljoen € geïnvesteerd in de ombouw van de N177 tot autosnelweg. Ook het bedrijventerrein Westrode te Meise kent al een lange voorgeschiedenis. Bij de afbakening van de gewestplannen werd het terrein afgebakend als industriegebied en reservegebied voor industriële uitbreiding. In 1974 werd beslist het bedrijvenpark Meise-Westrode te realiseren (Intercommunale Haviland & GOM). De nodige goedkeuringen, ook een onteigeningsbesluit dd 18 september 1979, werden hiervoor bekomen. Ingevolge de minder gunstige conjunctuur werd pas in 1988 beslist met de onteigeningen voor dit project te beginnen. Intussen heeft Haviland meer dan 500 miljoen BEF of 125.000€ geïnvesteerd voor de verwerving van 75 ha industriegrond. Aangezien het industrieterrein gebaad is met de omvorming van de N177 tot A12-autosnelweg (wegwerken verkeersonveilige toestand en verhogen capaciteit), werd een overeenkomst tussen het Agentschap Infrastructuur (departement MOW) en de intercommunale Haviland opgesteld die de cofinanciering door Haviland in de ontsluitingswerken regelt. Op 13 juli 1995 werd aan de Administratie Wegeninfrastructuur en Verkeer een bouwvergunning afgeleverd voor de aanleg van de infrastructuurwerken zowel binnen als buiten het bedrijvenpark. De werken werden aanbesteed, maar het bevel tot aanvang van de werken werd niet gegeven. Uiteindelijk werden de voorziene kredieten op de begroting door de toenmalige minister geschrapt. Op 6 februari 1996 werd door de Vlaamse Gemeenschap Administratie Economie een subsidie toegekend voor de infrastructuurwerken binnen het park. Op 31 oktober 1997 werd opnieuw een bouwaanvraag ingediend (door Haviland) voor de aanleg van infrastructuur binnen de grenzen van het bedrijvenpark, met een bouwweigering als gevolg. Hiertegen werd door Haviland bij de Raad van State in beroep gegaan. In zijn arrest nr 121.147 van 1 juli 2003 heeft de Raad van State het beroep van Haviland echter verworpen. De principes en voorwaarden van het Ruimtelijk Structuurplan vormden de basis voor de bouwweigering (zie wettelijk kader – structuurplannen). Als reactie op de weigering werd op 1 juli 2003 een “dagvaarding tot schadevergoeding” ingeleid.
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
2.11
Door de GOM, de Provincie en Haviland werd vervolgens een nieuw ontwikkelingsconcept uitgewerkt om tegemoet te komen aan de randvoorwaarden opgelegd door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De regeringsbeslissing om dit project mogelijk te maken bleef echter uit. Onder impuls van het START-project (zie alinea aan het begin van dit hoofdstuk) werd uiteindelijk door de Vlaamse Regering op 3 december 2004 de principiële beslissing genomen om de zone te laten ontwikkelen en hiervoor een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) te laten opstellen. De opstelling van het RUP loopt gedeeltelijk parallel met het mer-proces. Aan de ontwikkeling van het terrein werden volgende voorwaarden gekoppeld: Het betreft een regionaal bedrijventerrein Hoofdzakelijk bestemd voor transport- en distributiezone Meise-Westrode is geen onderdeel van het economisch knooppunt Londerzeel Inrichting van de A12 als primaire weg type I met een ontsluiting van het bedrijventerrein naar een nieuwe open afrittencomplex ter hoogte van de grens tussen Londerzeel en Meise Een openbare vervoersverbinding op de A12 die het regionaal bedrijventerrein ontsluit Het behoud en de versterking van de open ruimte verbinding tussen Antwerpen en Brussel over Nieuwenrode Een kwalitatieve ontwikkeling als hoogwaardig logistiek park van ongeveer 56 ha met een intensief grond- en meervoudig ruimtegebruik Een landschappelijke inkleding met lanenstructuur en kwalitatieve buffer rond het terrein.
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
05AWV012
DEEL 2 : JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN
MER ONTWIKKELING & ONTSLUITING BEDRIJVENTERREIN WESTRODE TE MEISE
2.12
05AWV012