Versie 22 december 2010
Inhoudsopgave
1.
Samenvatting ............................................................... .. 1.1 Opdracht en uitvoering ....................................................... 1.2 Beleidsmatige evaluatie....................................................... 1.3 Inhoud eindrapportage ........................................................
3 3 3 3
2.
Inleiding.....................................................................................
4
3.
Aanpak MEE
......
4
4.
Cliënten..................................................................................... 4.1 Cliëntaantallen per cliëntgroep............................................ 4.2 Aantal cliënten ondersteund door MEE Zuidoost Brabant .. 4.3 Informatie over resterende ondersteuningsbehoeften ........ 4.4 Cliëntevaluatie MEE Zuidoost Brabant ................................ 4.5 Cliënten die zich niet hebben gemeld bij MEE Zuidoost Brabant
5 5 6 6 8 10
5.
Samenwerking ..........................................................................
10
6.
Signalen vanuit de praktijk ........................................................ 10 6.1 Belang van ondersteuning bij zoeken naar nieuw alternatief aanbod 12
7.
Conclusies en aanbevelingen .................................................... 7.1 Rapportage op individueel niveau naar gemeenten .. 7.2 Tot slot ...............................................................................
13 14 14
2
1. Samenvatting 1.1. Opdracht en uitvoering Per 1 januari 2009 is de Pakketmaatregel begeleiding Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ingevoerd. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft MEE gevraagd cliënten, die hun begeleiding in 2009 volledig verliezen of terugvallen in het aantal uren begeleiding, tijdelijk te ondersteunen. In opdracht van VWS heeft MEE geen actief wervend beleid gevoerd. MEE Nederland publiceerde periodiek een uitgave van MEE Signaal Pakketmaatregel AWBZ. Deze uitgave gaf het landelijk kader weer, gaf inzicht in de landelijke effecten van de Pakketmaatregel AWBZ en de ondersteuningsrol die MEE-organisaties daarin vervulden. In het najaar 2010 is de landelijke eindrapportage verschenen. Per regio zijn er accentverschillen over de effecten van deze maatregel. MEE Zuidoost Brabant zet deze voor u uiteen in deze eindrapportage. Het aantal cliënten dat zich heeft gemeld bij MEE is, na de uitbreiding van onze opdracht vanuit VWS om ook mensen met gedeeltelijk verlies te ondersteunen, toegenomen. In de regio Zuidoost Brabant zijn 411 cliënten door MEE ondersteund. Dit betekent dat MEE Zuidoost Brabant substantieel meer cliënten (bijna 50%) heeft bereikt dan de gemiddelde MEE-organisatie in Nederland. Het grootste deel van de aangemelde cliënten behoort tot de doelgroep ouderen met vragen rondom dagbesteding. 1.2. Beleidsmatige evaluatie Door de invoering van de Pakketmaatregel AWBZ hebben minder mensen recht op begeleiding vanuit de AWBZ en moet er vaker een alternatief worden gevonden. De samenwerking met de gemeenten uit het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) is om deze reden het afgelopen jaar met succes geïntensiveerd. MEE leverde input voor beleid en signaleerde op lokaal niveau wanneer er geen passend alternatief was. Daar waar een nieuw alternatief aanbod ontwikkeld moet worden, met de gemeente in de regierol, is vaak behoefte aan een integrale aanpak. Hiervan is op dit moment meestal nog geen sprake. Om mensen met een beperking ook op langere termijn te laten participeren, wordt aan gemeenten aanbevolen hun beleid aan te scherpen. Zo is er meer investering nodig op het gebied van mantelzorg en vrijwilligers, sociale kaart en cliëntondersteuning om tot duurzame oplossingen te komen. Bij deze ontwikkelingen zal de afstemming van partners binnen het zorg- en welzijnsveld essentieel zijn om alle doelgroepen met een beperking te laten deelnemen aan de samenleving. De zogenaamde nieuwe vragers zullen de komende jaren toenemen. Bij het ontwikkelen van duurzame alternatieven moet deze groep meegenomen worden. De opdracht van MEE in het kader van de Pakketmaatregel AWBZ is afgerond op 1 september 2010. De effecten van deze maatregelen zullen de komende jaren nadrukkelijker zichtbaar worden. In het nieuwe regeerakkoord worden maatregelen aangekondigd die leiden tot een overheveling van functies (o.a. begeleiding) van de AWBZ naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Deze maatregelen vragen om de ontwikkeling van nieuwe vormen van ondersteuning in de samenleving. De conclusies en aanbevelingen uit deze eindrapportage kunnen bij deze ontwikkeling worden benut. MEE Zuidoost Brabant wil vanuit deze ervaring en vanuit de reguliere opdracht een bijdrage leveren aan deze ontwikkeling. 1.3. Inhoud eindrapportage Deze eindrapportage beschrijft de stand van zaken voor de regio Zuidoost Brabant van 1 januari 2009 tot 1 september 2010 als gevolg van de invoering van de Pakketmaatregel AWBZ verlies begeleiding. Naast informatie over cliënten die zich bij MEE Zuidoost
3
Brabant hebben gemeld voor de Pakketmaatregel AWBZ, zijn ook diverse signalen en trends opgenomen. Ervaringen worden vertaald naar best practices. 2. Inleiding Van 1 januari 2009 tot 1 september 2010 konden cliënten met (gedeeltelijk) verlies begeleiding een beroep doen op de tijdelijke ondersteuning vanuit MEE. Deze ondersteuning in het kader van de Pakketmaatregel AWBZ is, in tegenstelling tot de reguliere dienstverlening van MEE, tevens beschikbaar voor de doelgroepen: mensen met psychiatrische problematiek (GGZ) en ouderen. De ondersteuning bestond uit het versterken van de eigen kracht van de cliënt en het sociale netwerk, zodat zo zelfstandig mogelijk alternatieven georganiseerd kunnen worden voor de weggevallen begeleiding. Soms is het netwerk ontoereikend en bieden vrijwilligers of andere voorzieningen een oplossing. MEE ondersteunde de cliënten bij de zoektocht en totstandkoming van deze alternatieven. De kennis van de sociale kaart in de lokale situatie was hierbij van groot belang. 3. Aanpak MEE Op 1 januari 2009 is MEE gestart met de vormgeving van de interne projectorganisatie. MEE heeft haar medewerkers inhoudelijk voorbereid op de Pakketmaatregel AWBZ door werkinstructies en scholing te ontwikkelen. Expertise voor deze niet reguliere doelgroepen (ouderen en GGZ) is intern geworven. Een apart projectteam heeft de nieuwe cliëntaanmeldingen opgepakt. Cliënten van de reguliere doelgroep die reeds een consulent hadden, zijn door de reguliere consulent ondersteund met gebruikmaking van de werkinstructie Pakketmaatregel. Er zijn communicatiemiddelen beschikbaar gesteld in de vorm van folders met uitleg over de Pakketmaatregel begeleiding AWBZ voor cliënten en verwijzers/gemeenten. Cliënten ontvingen deze folder tegelijkertijd met beschikking van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) / Bureau Jeugdzorg (BJZ) over de indicatiestelling. De opdracht vanuit VWS bestond in eerste instantie uit het ondersteunen van mensen die volledig verlies van de functie begeleiding leden na een herindicatie. De tijdelijke ondersteuning van MEE was beschikbaar voor mensen die op 1 januari 2009 een geldige indicatie voor AWBZ-begeleiding hadden. Niet voor zogenaamde nieuwe vragers. Bij de start van deze Pakketmaatregel AWBZ is rekening gehouden met een grote groep cliënten die een beroep zouden kunnen doen op MEE. De exacte omvang was lastig te voorspellen, omdat deze afhankelijk zou zijn van de snelheid en aard van de herindicaties door het CIZ en het oplossend vermogen van de cliënt en zijn/haar omgeving. Zoals reeds aangegeven heeft MEE in opdracht van VWS geen actief wervend beleid gevoerd. In juni 2009 bleek dat de aanmeldingen achterbleven bij de verwachtingen. Vandaar dat het Ministerie van VWS in augustus 2009 besloot om de opdracht voor de MEE-organisaties uit te breiden naar mensen die gedeeltelijk verlies van de functie begeleiding leden met als uiterlijke aanmelddatum 31 december 2009. Hierdoor is het aantal aanmeldingen fors gestegen vanaf augustus 2009. Het aantal bezwaarschriften bij het CIZ bereikte in 2009 het landelijke aantal van 9000. De afhandelingstermijn van deze bezwaarschriften varieerde van 4 tot 9 maanden. Daarnaast werd het herindicatietraject voor de doelgroep jeugd (kinderen) door het CIZ uitgesteld tot uiterlijk mei 2010. VWS besloot om deze laatste twee redenen de opdracht aan de MEE-organisaties te verlengen tot 1 september 2010.
4
4. Cliënten Cliënten die het herindicatietraject doorliepen en hun recht op begeleiding deels of volledig verloren, kregen bij hun indicatiebesluit van het CIZ of BJZ informatie over de mogelijke ondersteuning van MEE. 4.1 Cliëntaantallen per cliëntgroep Het Ministerie van VWS en het programmaministerie voor Jeugd en Gezin hebben in 2008 onderzoek laten doen naar de groepen mensen die worden geraakt door de Pakketmaatregel AWBZ. Dit heeft geleid tot veertien cliëntgroepen. Tabel 1 geeft weer in welke aantallen deze cliëntgroepen zich voor de Pakketmaatregel AWBZ bij MEE Zuidoost Brabant hebben gemeld. Tabel 1
5
4.2 Aantal cliënten ondersteund door MEE Zuidoost Brabant Tot 1 juli 2010 hebben zich in totaal 411 cliënten gemeld die hun indicatie voor begeleiding deels of volledig hebben verloren. Dit betekent dat MEE Zuidoost Brabant substantieel meer cliënten (bijna 50%) heeft bereikt dan de gemiddelde MEE-organisatie in Nederland. Figuur 1 geeft inzicht in de mate van begeleidingsverlies bij deze cliënten. Tabel 2 geeft weer hoe de hulpvragen onderverdeeld zijn naar de levensgebieden. Figuur 1
Tabel 2
4.3 Informatie over resterende ondersteuningsbehoeften Bij aanmelding is aan cliënten gevraagd of zij naast de AWBZ-begeleiding gebruik maakten van een andere vorm van ondersteuning. Dat bleek wel degelijk het geval; bij bijna 40% van de 411 aangemelde cliënten werd naast de geïndiceerde begeleiding al mantelzorg ingezet. Voor alle aangemelde cliënten is overigens gezocht naar een alternatief ter vervanging van de vervallen begeleiding. Op 1 september 2010 is het traject bij 411 cliënten afgerond. Van cliënten bij wie het ondersteuningstraject is afgerond, wordt vastgesteld met welk type ondersteuning zij zichzelf in staat achten om zelfredzaam te zijn en te participeren.
6
Figuur 2 laat zien welke oplossingen voor deze cliënten zijn gevonden. Fig u u r 2
Het merendeel van de cliënten (28%) vindt een alternatief via de zorgaanbieder. Er is bijvoorbeeld alsnog een nieuwe indicatie toegekend naar aanleiding van een bezwaarschrift of er is een nieuwe (zwaardere) indicatie toegekend, doordat de persoonlijke situatie veranderd is. Daarnaast hebben een aantal zorgaanbieders de mogelijkheid ontwikkeld om een welzijns- en activiteitenabonnement af te sluiten. Cliënten (zonder AWBZ-indicatie) kunnen, tegen een kleine vergoeding, meedoen aan de activiteiten die de zorgaanbieder organiseert. Veel cliënten hebben een andere oplossing gevonden (37%). Een trend hierin is dat een aantal cliënten, met behulp van de ondersteuning van MEE, een nieuw weekprogramma hebben samengesteld vanuit bestaande (en nieuwe) lokale voorzieningen. Een aantal cliënten zetten hun indicatie op een andere manier in, bijvoorbeeld door de frequentie van zorg te verminderen of te kiezen voor een goedkopere zorgaanbieder (met name bij PGB). Een aantal cliënten heeft meer gebruik gemaakt van hun sociale netwerk. Hierin is uitbreiding gerealiseerd en/of mantelzorg/vrijwilligerszorg wordt intensiever ingezet. Een klein deel van deze cliënten had geen behoefte aan een alternatief, had nog nooit gebruik gemaakt van de indicatie of er bleek geen verandering in de indicatie te zijn. Een aantal cliënten is overleden. Bij dit onderdeel anders horen ook de cliënten waarvoor geen passend alternatief is gevonden. Deze signalen zijn inmiddels bekend bij de betreffende gemeenten. 15% vindt een oplossing via de reguliere diensten van MEE. Veel cliënten werden aangemeld voor de vrijetijds- en sportcoach, Informele Zorg/Mantelzorg, De Logeerkring en het project KlikMEE vrienden maken. Tevens is een deel van deze cliënten aangemeld voor een reguliere MEE-consulent ten behoeve van trajectondersteuning. * Opgemerkt wordt dat combinaties van alternatieve oplossingen uit figuur 2 frequent toegepast zijn.
7
4.4 Cliëntevaluatie MEE Zuidoost Brabant De tijdelijke dienstverlening van MEE in het kader van de Pakketmaatregel is geëvalueerd onder alle doelgroepen. De evaluatie bestond uit twee delen: 1. deel 1 richt zich op het inzichtelijk maken of cliënten door MEE zorgvuldig zijn begeleid. 2. deel 2 richt zich op het inzichtelijk maken in welke mate cliënten, na het (gedeeltelijke) verlies van de begeleiding, hun zelfredzaamheid hebben vergroot. Hierbij is het van groot belang te benadrukken dat MEE een schakel is van de keten. De uiteindelijk gerealiseerde zelfredzaamheid wordt niet alleen door MEE bepaald. Ad 1) De dienstverlening van MEE wordt positief beoordeeld. Cliënten beoordelen de dienstverlening van MEE als deskundig en geven de meerwaarde van de kennis van de sociale kaart aan. Door inzet van MEE zien cliënten andere ondersteuningsmogelijkheden voor het wegvallen van hun begeleiding binnen de betreffende gemeente. Ad 2) Cliënten zien na de dienstverlening van MEE andere mogelijkheden dan AWBZzorg voor het oplossen van hun vragen. Zij voelen zich in staat om in de toekomst nieuwe oplossingen zelf te creëren bij soortgelijke vragen. Een deel van de cliënten geeft aan in de toekomst toch ondersteuning te willen ontvangen van niet-AWBZ geïndiceerde zorg. U kunt denken aan ondersteuning vanuit het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), MEE, Steunpunt cliëntondersteuning GGZ, Steunpunt Informele zorg/Mantelzorg of Sociaal Raadslieden Werk. Een ander deel van de cliënten acht, naast de inzet van het sociale netwerk, de inzet van professionele ondersteuning noodzakelijk.
Wesley 15 jaar Ik krijg weer begeleiding bij mijn huiswerk Ik heb via een psychologenpraktijk te horen gekregen dat er bij mij sprake is van PDD-NOS. Ik zit op de HAVO maar vanwege mijn concentratieproblemen vergeet ik dingen snel. Wanneer ik dingen vaak herhaal lukt het mij om bij te benen op school. Mijn ouders konden via een AWBZindicatie vanuit Bureau Jeugdzorg huiswerkbegeleiding voor mij inkopen. Dit was voor mij erg belangrijk om mee te kunnen op school. Vanwege de bezuinigingen en het feit dat mijn ouders deze begeleiding niet zelf kunnen betalen is dit gestopt. Ik merkte al snel dat ik veel last kreeg van hoofdpijn en mijn cijfers werden slechter. Mijn moeder ging naar een inloopspreekuur in het kader van de pakketmaatregel vanuit de gemeente Eindhoven waar MEE ook bij aanwezig was. Via MEE is er een consulent op huisbezoek geweest die met mij mee naar mijn probleem heeft gekeken. Via MEE zijn we in aanraking gekomen met een project waarin studenten vanuit de Fontys HBO (www.jceindhoven.nl) als vrijwilliger gekoppeld kunnen worden. Inmiddels ben ik binnen 2 weken gekoppeld aan Patrick, hij helpt mij als vrijwilliger met het plannen en organiseren van mijn huiswerk. Ik merk dat mijn hoofdpijn minder wordt, ik weer meer zin heb in school en mijn cijfers beter worden.
8
Mevrouw Janssen 85 jaar Ik hoef gelukkig niet alleen meer thuis te zitten Ik woon al een aantal jaren in een aanleunwoning bij een verzorgingshuis. Ik woon hier met veel plezier. Vanuit mijn woning kon ik altijd binnendoor naar de AWBZ-dagbesteding wandelen waar ik al een aantal jaar 3 dagen in de week met veel plezier naar toe ging. Ik deed altijd leuke activiteiten bij de dagbesteding en kende ondertussen alle mensen. Toen ik in 2009 te horen kreeg dat ik vanwege de AWBZ pakketmaatregel niet meer mocht komen vond ik dat verschrikkelijk erg. Mijn kinderen zijn gelukkig altijd goed met mij in de weer en die hebben dan ook een bezwaar ingediend. Daarnaast heeft mijn dochter gehoord via de gemeente dat ze een afspraak kon maken met MEE. Het bezwaar is uiteindelijke helaas afgewezen. Een consulent van MEE is bij mij op huisbezoek geweest en is gaan onderzoeken welke activiteiten er nog meer te doen zijn in mijn gemeente. Al snel bleek dat voor de bewoners van het verzorgingshuis waar ik woon veel leuke activiteiten worden aangeboden waar je geen AWBZ-indicatie voor nodig hebt. Samen met de consulent heb ik naar dit programma gekeken en een aantal leuke activiteiten kunnen vinden waar ik nu aan deelneem. Het bleek dat ik al een aantal deelnemers kende, het is weer zo gezellig als voorheen bij de dagbesteding. Ik zal een kleine bijdrage moeten betalen voor deze activiteiten, dit vind ik niet erg. Bij mij in de buurt is een nieuw huiskamerproject gestart in samenwerking met de gemeente, welzijnsinstelling en vrijwilligers. Ik ga hier nu een dagdeel in de week naar toe. Het vervoer is goed geregeld en ik krijg er zelfs een lekkere maaltijd bij. Ik heb weer zin in alle leuke dingen die ik kan doen.
Meneer de Vries, 56 jaar Er denkt nog iemand met mij mee Sinds enkele jaren is bekend dat er sprake is van het Chronisch Vermoeidheids Syndroom (CVS). Daarnaast heb ik veel last van angst en paniekaanvallen wanneer ik naar buiten moet. De normale dagelijkse dingen kosten mij hierdoor veel energie, waardoor ik erg moe ben. Om deze reden voel ik me met tijden depressief en drink dan meer alcohol. Dit is nu minder, ik krijg hier nog professionele hulp bij. In het begin probeerde mijn partner zoveel mogelijk van mij over te nemen, maar dit werd haar teveel. Gelukkig kreeg ik op een gegeven moment AWBZ-begeleiding thuis. Hierdoor was ik in staat om dingen zelf te regelen en mijn partner werd ontlast. Toen ik opnieuw een herindicatie aanvroeg bleek dat ik een stuk minder hulp zou gaan krijgen, niet alle vragen die ik heb kunnen nog beantwoord worden. Ik vroeg me af hoe ik het nu allemaal zelf moest gaan doen. Via de gemeente ben ik bij MEE terecht gekomen. Een consulent van MEE heeft samen met mij, mijn partner en begeleidster een gesprek gehad. We hebben gekeken naar alle vragen die ik heb en welke vragen mijn begeleidster nog kon oppakken en voor welke vragen ik een alternatief moest vinden. Ik weet nu dat ik mezelf voor een klapperproject kan aanmelden zodat een vrijwilliger mij helpt met mijn post en administratie. Op dit moment wil ik eerst gaan kijken of het mij toch zonder hulp lukt. Daarnaast ben ik gestart met Ergotherapie, dit is gewoon bij mij thuis. De ergotherapeut bekijkt samen met mij op welke manier ik ervoor kan zorgen dat mijn energie beter in balans blijft en hoe ik mijn dagen het beste kan inplannen. De Ergotherapie wordt vergoed vanuit mijn basisverzekering, ik wist niet dat dit kon. Met bovenstaande alternatieven en de hulp die ik nog krijg kan ik weer vooruit. Gelukkig blijven er mensen met mij mee denken.
9
4.5 Cliënten die zich niet hebben gemeld bij MEE Zuidoost Brabant MEE heeft in samenwerking met diverse gemeenten telefonische onderzoeken uitgevoerd. Tijdens de rondetafelgesprekken met zorgaanbieders en welzijnsorganisaties is ook besproken waarom cliënten zich niet melden bij MEE. Hieruit bleek dat bij veel cliënten nog andere zorg doorloopt. Deze zorg kan verschillende vormen hebben: huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging en/of verpleging, casemanagement. De omvang van deze zorg is soms toegenomen of biedt voldoende oplossingen waardoor het wegvallen van begeleiding wordt opgevangen. Ook kwam het voor dat cliënten de indicatie nooit gebruikt hadden of dat hun indicatie begeleiding vervangen is door een zwaardere intramurale indicatie door het verslechteren van de persoonlijke situatie. Tijdelijke indicaties, voor bijvoorbeeld het volgen van een cursus of training, waren tevens een reden waarom cliënten zich niet melden. Immers deze indicatie heeft een tijdelijk karakter en verlenging is meestal niet nodig. Tot slot voeren cliënten als reden aan dat zij geen zorg meer nodig hebben, dat de zorgaanbieder hen ondersteund heeft in het zoeken naar een alternatief of het indienen van een bezwaar en dat zij de bezwaarprocedure afwachten of dat deze het redden met hetgeen ze hebben (met name bij vermindering van het aantal uren). 5. Samenwerking In maart 2009 heeft de kick-off van de Pakketmaatregel AWBZ plaatsgevonden in de vorm van een conferentie, georganiseerd door SRE in samenwerking met MEE, CIZ en Ministerie van VWS. Gemeenten, zorgaanbieders en MEE hadden de gelegenheid om elkaar te informeren over de maatregel en ieders rol daarin. In het afgelopen jaar heeft MEE doorlopend geïnvesteerd in netwerkvorming. MEE is op lokaal niveau bijvoorbeeld actief door diverse vormen van informatie-uitwisseling en samenwerkingsverbanden te initiëren tussen gemeenten, zorg- en welzijnspartijen en cliëntenvertegenwoordigers. Zo leverde MEE een inhoudelijke bijdrage aan informatiebijeenkomsten voor gemeenteambtenaren, WMO-raden en medewerkers van zorg- en welzijnspartijen. In 2009 en 2010 zijn voor cliënten inloopspreekuren georganiseerd met diverse gemeenten en zijn belrondes naar getroffen cliënten uitgevoerd. Mogelijk is dit een verklaring voor het relatief hoge aantal personen (50% meer dan de gemiddelde MEE-organisatie) dat MEE Zuidoost Brabant heeft ondersteund. Op verzoek van de stuurgroep SRE participeerde MEE in het IV WMO overleg en de werkgroep hervormingen AWBZ waarin CIZ, BJZ, gemeenten en MEE vertegenwoordigd waren. MEE participeerde op verzoek van gemeenten in lokale werkgroepen om input te geven voor beleidsontwikkeling. Met de zorg- en welzijnsorganisaties werden in 2009 en 2010 rondetafelgesprekken georganiseerd. Op deze wijze deelde MEE de kennis, die is opgedaan over cliënten die begeleiding verloren, en was het mogelijk te signaleren. 6. Signalen vanuit de praktijk MEE signaleerde en verzamelde belangrijke onbedoelde en onvoorziene effecten van de Pakketmaatregel AWBZ. MEE meldde deze effecten onder andere aan gemeenten en het Ministerie van VWS. Hieronder zijn signalen weergegeven die recentelijk vanuit verschillende partijen (onder andere cliënten, zorgaanbieders, belangenbehartigers, mantelzorgers, vrijwilligers) bij MEE Zuidoost Brabant zijn gemeld. Behoefte aan mantelzorg en vrijwilligers neemt toe: Overbelasting bij mantelzorgers. De problematiek van de doelgroep die een beroep doet op vrijwilligers wordt complexer met een grote mate aan diversiteit. De aard van de benodigde ondersteuning verschilt hierbij, afhankelijk van het type cliënt. Dit wil zeggen dat
10
er meer aandacht voor mantelzorg en vrijwilligerswerk nodig is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan deskundigheidsbevordering voor vrijwilligers. De vraag naar vrijwilligers is groter dan het aanbod. Gemeenten zetten in op de ontwikkeling van collectief aanbod, bijvoorbeeld huiskamerprojecten, met ondersteuning van vrijwilligers. Dit vraagt andere vaardigheden van een vrijwilliger dan de één op één begeleiding van cliënten. Ontgroening in de regio Zuidoost Brabant. Doordat het geboortecijfer daalt is er minder aanwas van nieuwe vrijwilligers. Dreiging isolement en vereenzaming ouderen: Veel ouderen verliezen hun indicatie voor ondersteunende begeleiding dag (dagbesteding). Het eigen netwerk is vaak beperkt of wordt reeds ingezet. Ouderen zijn vaak niet meer in staat om zelf zaken te regelen en alternatieven te organiseren. Vaak willen zij juist niets anders meer dan naar de vertrouwde dagbesteding. Eenzaamheid en sociaal isolement liggen op de loer. Hier ligt een taak voor gemeenten. Dubbele vergrijzing in Zuidoost Brabant. Voor nieuwe oudere zorgvragers geldt dat zij weliswaar geen dagbesteding verliezen, maar dat het wel belangrijk is dat gesignaleerd wordt als er sprake is van vereenzaming. Inzetten op preventie blijft meer dan ooit noodzakelijk. Begeleiding nodig voor kinderen en volwassenen met normale begaafdheid en autisme: Begeleiding is nodig om vragen op het gebied van vrije tijd en sport te ondersteunen. Voorheen viel deze specifieke ondersteuning onder de AWBZ functie begeleiding vanuit haar participatiedoelstelling. Sport- en vrijetijdsclubs dienen zoveel mogelijk toegankelijk te worden voor deze doelgroep. Vrijwilligers zouden deskundigheidsbevordering moeten krijgen. Begeleiding is nodig om vragen gericht op huiswerkondersteuning voor deze doelgroep op te vangen, bijvoorbeeld in samenwerking met onderwijs. Specifieke aandachtspunten: Sociale kaart: alle doelgroepen hebben behoefte aan een duidelijk overzicht (maximaal 1 A4) van lokaal aanbod op buurthuisniveau met product/dienst informatie. Zowel digitaal als periodiek gepubliceerd in lokale kranten. Logeeropvang voor kinderen met een beperking wordt maximaal een half jaar vergoed, ook in situaties waar overbelasting dreigt. Voor de Pakketmaatregel AWBZ werd logeeropvang langere tijd vergoed ter preventie van overbelasting. Het gevaar is dat in de toekomst eerst een escalatie moet optreden voordat hulp kan worden ingezet. Er zijn logeervoorzieningen in de regio. Echter de frequentie van dit aanbod is lager dan de ondersteuningsbehoefte. Mogelijke toename depressie/probleemgedrag, schuldhulpverlening, verslaving en maatschappelijke opvang bij zorgmijders. Voorbeelden hiervan zijn mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH), mensen met een lichte psychiatrische beperking en mensen met een Lichte Verstandelijke Beperking (LVG). Bij zelfstandig wonende cliënten met lichte psychiatrische beperkingen, LVG of NAH is door het wegvallen van de begeleiding de kans vergroot dat problemen zich pas openbaren als er sprake is van escalatie. Er zijn nauwelijks (gespecialiseerde) regulier passende alternatieven voor mensen met een zintuiglijke beperking. De vraag naar financiële en administratieve ondersteuning bij mensen met een beperking neemt toe. Er is regulier aanbod, bijvoorbeeld vanuit het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en de zogenaamde Klapperprojecten. In de praktijk blijkt dat de frequentie, duur en intensiteit van deze ondersteuningsvorm niet voldoen aan de hulpbehoefte van cliënten.
11
Voor al deze aandachtspunten geldt dat de AWBZ geen oplossing meer biedt. Deze zouden in het kader van de WMO of ander gemeentelijk beleid ontwikkeld moeten worden. 6.1 Belang van ondersteuning bij zoeken naar nieuw alternatief aanbod De totstandkoming van nieuw alternatief aanbod is essentieel om de gevolgen van de Pakketmaatregel AWBZ op te kunnen vangen. MEE stimuleerde lokale en regionale voorzieningen om aanbod te ontwikkelen en/of beter af te stemmen op mensen met een beperking. Als het aanbod ontbrak, is dit aan de orde gesteld bij gemeenten, cliëntorganisaties en zorg- en welzijnspartijen. Daarbij werd breed gekeken. De Pakketmaatregel AWBZ heeft niet alleen effect op de AWBZ en WMO, maar ook op andere stelsels en regelingen, zoals de Jeugdzorg, preventief jeugdbeleid, Wajong, sociale werkvoorziening, onderwijs en Centra voor Jeugd en Gezin. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de totstandkoming van nieuw alternatief aanbod. Vervallen dagbesteding voor ouderen* In diverse gemeenten kunnen ouderen aansluiten bij reguliere activiteiten die bij zorgaanbieders worden geboden. Trend hierin is dat zorgaanbieders (gaan) werken met bijvoorbeeld lidmaatschappen/zorgpassen. Ouderen betalen contributie waarmee ze kunnen aansluiten bij activiteiten. -
Gemeente Gemeente Borg . Gemeente Gemeente Gemeente
Best, SVVE de Archipel, locatie Kanidas . Cranendonck, Stichting Land van Horne, locatie gemeenschapshuis De Gemert-Bakel, De Zorgboog, locatie Woonzorgcomplex De Wilbertsdries . Heeze, ANAZ, locatie Nicasiushuis . Nuenen, SVVE de Archipel, locatie De Akkers .
In diverse gemeenten worden huiskamerprojecten gestart waar ouderen kunnen aansluiten en aan activiteiten kunnen gaan deelnemen. -
Gemeente Cranendonck, KBO Budel. Gemeente Eindhoven, Welzijn Eindhoven: Senioren Ontmoetingspunten. Gemeente Helmond, Buurtbinderijen (voor bredere doelgroep dan alleen ouderen). Gemeente Nuenen, Steunpunt De Goudvink.
* n.b. bij een aantal gemeenten zijn dergelijke initiatieven nog in ontwikkeling of is het een reeds bestaand aanbod.
12
7. Conclusies en aanbevelingen Het veld van zorg en welzijn bevindt zich in een transitiefase. Door de invoering van de Pakketmaatregel AWBZ hebben minder mensen recht op begeleiding vanuit de AWBZ en moet er vaker een alternatief worden gevonden. De transitie die de Pakketmaatregel in gang heeft gezet wordt de komende periode voor het zorg- en welzijnsveld steeds meer zichtbaar. Dit vraagt zowel van MEE als van andere organisaties in het veld om aandacht te blijven schenken aan de gevolgen van de Pakketmaatregel op langere termijn. De gevolgen die momenteel zichtbaar zijn als reactie op de invoering van de Pakketmaatregel worden hieronder weergegeven: 1. Er is een toenemende vraag naar mantelzorgers en vrijwilligers. Gemeentelijk beleid zou zich moeten richten op het investeren in ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk (prestatieveld 4). Daarbij zijn scholing, werving, selectie en koppelen van vrijwilligers speerpunten waarbij aandacht moet zijn voor diverse doelgroepen van mensen met een beperking. 2. Door het wegvallen van de AWBZ dagbesteding is de vraag ontstaan naar alternatieve voorzieningen. In veel SRE gemeenten bestaat de mogelijkheid tot deelname aan losse activiteiten bij diverse aanbieders bijvoorbeeld vanuit het ouderenwerk, De Zonnebloem, Het Rode Kruis en sportclubs. Mensen met verlies van AWBZ dagbesteding hebben behoefte aan structuurgebonden activiteiten in de vorm van een vast programma. Dit programma kan ook samengesteld worden uit losse activiteiten van de diverse aanbieders. Echter het ontbreekt bij deze doelgroep aan vaardigheden om een dergelijk programma samen te stellen en de eerste stap te maken naar, voor hen, nieuwe voorzieningen. Hierbij is ondersteuning nodig. Zoals reeds eerder aangegeven ontbreekt het in veel SREgemeenten aan een duidelijk overzicht van de sociale kaart op buurthuisniveau met product/dienst informatie. Dit bemoeilijkt het samenstellen van een dergelijk programma. 3. Mensen die hun AWBZ dagbesteding verloren hebben geven eetmomenten en goed geregeld vervoer als succesfactoren aan. 4. Ontwikkelen van alternatieven: de invoering van de Pakketmaatregel begeleiding AWBZ geeft een beeld van de mensen die zich bij MEE Zuidoost Brabant gemeld hebben voor ondersteuning. De zogenaamde nieuwe vragers (mensen die nog nooit een indicatie voor begeleiding hebben gehad en hier door de nieuwe regelgeving ook geen beroep op kunnen doen) zullen de komende jaren toenemen. Bij het ontwikkelen van duurzame alternatieven moet deze groep meegenomen worden. 5. Frequentie en afstemming van partners bij alternatief aanbod. De frequentie van nieuw te ontwikkelen alternatieven moet afdoende zijn om nieuwe hulpvragen op te vangen. Eénmaal per week een huiskamerproject openstellen is voor veel mensen niet afdoende. In kleinere gemeenten is het aanbod van aanbieders (genoemd bij punt 2) niet voldoende op elkaar afgestemd. Veel activiteiten vinden dan bijvoorbeeld plaats op maandag, terwijl er op vrijdag geen enkel aanbod is. Afstemming van aanbod door aanbieders is essentieel bij de ontwikkeling van alternatief aanbod. 6. Veel gemeenten hebben nog geen beleid ontwikkeld. Men is op zoek naar de eigen taak en een manier om invulling te geven aan de verantwoordelijkheid die er op grond van de WMO is. Daar waar een oplossing door gemeenten geboden zou moeten worden, is vaak behoefte aan een integrale aanpak. Hiervan is meestal nog geen sprake. Over de breedte geldt dat gemeenten meer moeten gaan denken in termen van het creëren van ondersteuningsmogelijkheden gericht op participatie van mensen met een beperking.
13
MEE heeft zich gespecialiseerd in de ondersteuning van mensen met een beperking bij complexe vragen op het gebied van opvoeding, ontwikkeling, leren, werken, wonen, samenleven en geldzaken. Vaak gaat het om een combinatie van vragen op verschillende levensgebieden. MEE werkt stelseloverstijgend en preventief, waardoor een onnodig of zwaarder beroep op regelingen of zorg voorkomen wordt. 7.1 Rapportage op individueel niveau naar gemeenten In december 2010 is door MEE een diepgaander onderzoek van de cliëntgegevens Pakketmaatregel AWBZ uitgevoerd. In overzichten per gemeente zijn de concrete resultaten op cliëntniveau gedetailleerd verwerkt. Deze gedetaileerde overzichten zijn een aanvulling op deze eindrapportage. 7.2 Tot slot De opdracht van VWS aan MEE in het kader van de Pakketmaatregel AWBZ is afgerond op 1 september 2010. Binnen (bestaande) samenwerkingsverbanden met onder andere gemeenten zal bekeken worden hoe op langere termijn vorm wordt gegeven aan de gevolgen van de Pakketmaatregel AWBZ. De conclusies en aanbevelingen uit deze eindrapportage leveren hiervoor de eerste aanzet.
14