Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Inhoud
2
Samenvatting
3
1. Inleiding
8
2. Stand van zaken doelen en activiteiten 2.1 Jeugd en Gezin 2.2 Maatschappelijke participatie 2.3 Vermaatschappelijking en Leefbaarheid 2.4 Zorg
9 9 24 31 45
3. Interviews met een aantal stakeholders 3.1 Inleiding 3.2 Methode van onderzoek 3.3 Resultaten 3.3.1 De relatie met de Provincie in het kader van de sociale agenda 3.3.2 Successen en tegenvallers bij de uitvoering van het sociale beleid 3.3.3 Oorzaken van tegenvallende resultaten 3.3.4 De bijdrage van de Provincie aan de successen 3.3.5 Meerwaarde van de provincie op het terrein van het sociale beleid
55 55 55 57 57 62 65 65 67
4. Analyse/beschouwing 4.1 De stand van zaken Sociaal Beleid op de vastgestelde speerpunten 2008-2010. Thema Jeugd & gezin Thema Maatschappelijke participatie Thema Vermaatschappelijking & leefbaarheid Thema Zorg 4.2 De doelrealisatie 4.3 nadere beschouwing van uitvoering en werkwijze
69
5. Aanbevelingen Literatuur Bijlage 1
85 87 89
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
69 70 71 72 74 76 80
HOOFDSTUK
1
Samenvatting
Vanaf 2005 is de Sociale Agenda het document van de Provincie Fryslân, waarin het beleid op het terrein van welzijn en zorg staat beschreven. De meest recente versie is de Sociale Agenda 2008-2011. Hieronder volgt een samenvatting van de tussenevaluatie van het sociale beleid van de provincie Fryslân. Deze evaluatie is in de periode oktober 2010 – februari 2011 uitgevoerd. In deze evaluatie zijn de gegevens van 2008, 2009 en (indien beschikbaar) 2010 meegenomen. Het betreft gegevens over: - de uitgevoerde activiteiten (resultaten), opgeleverd door de beleidsafdeling Z&W (voortaan afdeling Z&W); - gegevens over de mate waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd, grotendeels aangeleverd door Cmo Partoer; - gegevens over proces en werkwijze die zijn verkregen door interviews met vertegenwoordigers van 15 bij het beleid betrokken instellingen: gemeenten, steunorganisaties en maatschappelijke organisaties. De uitkomsten van de evaluatie De Sociale Agenda bevat beleid op vier thema’s: 1. Jeugd en Gezin; 2. Maatschappelijke participatie; 3. Vermaatschappelijking en Leefbaarheid; 4. Zorg Wij vermelden per thema de uitkomsten van de inspanningen vanuit de afdeling Z&W (de resultaten) en de mate waarin de gestelde beleidsdoelen zijn gerealiseerd (doelrealisatie).
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 3
Ad 1 Jeugd en Gezin. Binnen het thema “jeugd en gezin” zijn 11 doelstellingen geformuleerd. Vanuit de afdeling Z&W is op een systematische wijze een aantal ontwikkelingen in een toenemend aantal gemeenten in gang gezet en verder geïmplementeerd. We noemen de realisatie van de Centra voor Jeugd en Gezin, het werken met één systeem van signalering van jeugdproblemen, het stimuleren van een integrale aanpak van jeugdigen met problemen (één kind één plan), het stimuleren van het ontwikkelen en uitvoeren van gemeentelijk beleid op het gebied van jeugd en alcohol. Verder heeft de Provincie het initiatief genomen om de professionaliteit in de voorschoolse educatie te verhogen en meer eenheid te brengen in de aanpak van leerlingen die vroegtijdig de school verlaten. Tenslotte heeft er een professionalisering op het terrein van het signaleren van kindermishandeling plaatsgevonden in de voorschoolse educatie en het basisonderwijs. Ten aanzien van de gewenste resultaten kunnen we – op basis van de door de afdeling Z&W uitgevoerde en aangestuurde activiteiten – het volgende vaststellen: ■ Op het terrein van 7 van de 11 doelstellingen zijn de gewenste resultaten behaald; ■ Bij de overige vier doelstellingen kunnen we stellen dat het behalen van de resultaten volgens plan verloopt, op schema ligt. Dit heeft voor een deel te maken met het jaar waarin de resultaten moeten zijn behaald. Als we een doorkijkje geven naar de doelrealisatie, dan zijn er van de 11 doelen 5 volledig of grotendeels gerealiseerd: ■ De centra voor Jeugd en Gezin verkeren in 29 gemeenten tenminste in de implementatiefase. ■ Een effectieve aanpak van de jeugdproblematiek is beschikbaar. ■ Een sluitende aanpak ter voorkoming van voortijdig schoolverlaten is grotendeels gerealiseerd. ■ Het aantal gemeenten dat werkt met één integraal systeem van risicosignalering (verwijsindex) is gestegen tot 22. Er is een effectief programma voor opvoedingsondersteuning beschikbaar. Drie doelen zijn gedeeltelijk gerealiseerd: ■ Een beperkt aantal gemeenten werkt volgens het principe van “één kind één plan”. ■ Meer professionaliteit in de voorschoolse educatie. ■ Een sluitende aanpak voor signalering, aanpak en stoppen van kindermishandeling. Ten aanzien van de overige drie doelen is er te weinig informatie voorhanden om een uitspraak over de doelrealisatie te kunnen doen. Ad 2 Maatschappelijke participatie kent 4 beleidsdoelen. De Provincie heeft onderzoek uitgevoerd om de armoede per gemeente in kaart te kunnen brengen. Vervolgens zijn er projecten gestart om risicogroepen beter van allerlei regelingen en voorziieningen op het niveau van gemeenten en rijk te laten profiteren. Bovendien zijn er projecten uitgevoerd die tot doel hadden de participatie t.a.v. werk, inkomen, onderwijs en sport te verbeteren. In totaal betreft het bijna 30 projecten. Op het terrein van de gewenste resultaten kunnen we vaststellen dat t.a.v. alle in dit thema geformuleerde doelen de resultaten zijn behaald. Kijken we naar de doelrealisatie, dan stellen we vast dat één doelstelling grotendeels is gerealiseerd:
4
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
■ De relatieve positie van een aantal risicogroepen lijkt te zijn verbeterd. Over de overige drie doelen is te weinig informatie beschikbaar om daar iets over de doelrealisatie te kunnen concluderen.
Ad 3 Vermaatschappelijking en Leefbaarheid heeft in totaal 11 beleidsdoelen. De afdeling Z&W heeft op al de doelstellingen een groot aantal activiteiten uitgevoerd. Zo zijn er in totaal meer dan 40 projecten uitgevoerd en daarnaast was er inzet op het terrein van: enkele onderzoeken, conferenties, maatschappelijke stages in 6 regio’s en activiteiten met groepen gemeenten. Ten aanzien van het behalen van de gewenste resultaten kunnen we het volgende vaststellen: ■ Op het terrein van 8 doelstellingen zijn de gewenste resultaten behaald. ■ Ten aanzien van drie doelen liggen de resultaten op schema. Binnen dit thema zijn drie doelen geheel of grotendeels gerealiseerd: ■ Er is voor een groot deel zicht op de gewenste spreiding van diensten en voorzieningen op het gebied van zorg en welzijn. ■ Er is voor gemeenten een gelegenheid om van elkaar te leren en ervaringen uit te wisselen op het terrein van sociale samenhang.en deze wordt op basis van de behoefte van de gemeenten gecontinueerd. ■ Nieuwe samenwerkingsverbanden in het kader van sociale samenhang. Vijf doelen zijn gedeeltelijk gerealiseerd: ■ Voldoende deskundigheid en kwaliteit bij vrijwilligersorganisaties. ■ Voldoende ondersteuning voor mantelzorgers. ■ Meer jongeren nemen deel aan maatschappelijke activiteiten op lokaal of provinciaal niveau. ■ Een keuzemogelijkheid om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. ■ De gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen en multifunctionele centra is verbeterd. ■ Over de overige drie beleidsdoelen zijn geen conclusies te trekken, omdat daar voor de informatie niet voldoende is.
Ad 4 Zorg. Voor dit beleidsveld zijn 6 doelstellingen geformuleerd. De inzet van de afdeling Z&W omvat de volgende aspecten: ■ Nader onderzoek naar de stand van zaken en knelpunten binnen de verschillende beleidsvelden. ■ De uitvoering van integrale projecten om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. ■ Het publiceren van visiedocumenten en het vermelden van goede praktijkvoor beelden op de IKP-site. ■ Het ruimschoots aandacht besteden aan intersectorale samenwerking. Ten aanzien van de gewenste resultaten kunnen we vaststellen dat t.a.v. alle 6 doelstellingen de resultaten zijn behaald, al is er op het niveau van deelresultaten in een aantal gevallen sprake van “op schema liggen”. Als we ons concentreren op de doelrealisatie, dan kunnen we vaststellen dat van de 6 doelstellingen er 3 grotendeels zijn gerealiseerd: ■ Er is grotendeels sprake van voldoende en bereikbare basiszorg in Fryslân. ■ Er is in redelijk hoge mate sprake van voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 5
Er is grotendeels sprake van een keuze uit combinaties van wonen en zorg. Twee doelstellingen zijn gedeeltelijk gerealiseerd: ■ De integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen. ■ Patiënten- en cliëntenorganisaties hebben handvatten om vraagsturing te realiseren. Ten aanzien van één doelstelling kan er geen conclusie worden getrokken vanwege het ontbreken van relevante informatie. ■
In totaal betekent dit dat de resultaten van de inzet van de afdeling Z&W er mogen zijn. Ten aanzien van alle gewenste resultaten is er sprake van een realisatie of ligt de uitvoering van het beleid “op schema”. Wat de doelrealisatie betreft zijn er 12 doelen geheel of gedeeltelijk gerealiseerd. Daarnaast verdienen 20 doelen nog extra aandacht, 10 omdat ze gedeeltelijk zijn bereikt en van eveneens 10 doelen is er niet voldoende informatie beschikbaar.
Uitkomsten van de interviews Er is bij de respondenten waardering over de manier waarop het proces voor de realisatie van de Sociale Agenda is opgezet. Er is vooral waardering voor de interactieve manier waarop dat is gedaan. Na dit interactieve begin is de inhoud van de agenda langzaam maar zeker een statisch geheel geworden. Het is opvallend dat voor bijna alle respondenten de Sociale Agenda van de Provincie niet leidend is, maar het eigen beleid van de betreffende gemeente of maatschappelijke organisatie. Er is tevens waardering voor het feit dat de Provincie nieuwe beleidsthema’s, zoals de Wmo en het jeugdbeleid goed in de provincie heeft neergezet. Er is ook waardering voor de rol van de Provincie om partijen op bovenlokale thema’s bij elkaar te brengen, maar ook kritiek op een onvoldoende regierol op het terrein van de Verwijsindex. De respondenten zijn tevreden over de financiële steun vanuit de Provincie voor de provinciale steunorganisaties en voor de bij het SIF ingediende projecten. Aan de andere kant is er kritiek op de strenge en starre afhandeling van projectaanvragen en projectverantwoordingen. Men vindt dat de Provincie meer ruimte voor flexibiliteit moet inruimen. In datzelfde kader is het opmerkelijk dat enkele gemeenten aangeven dat ze niet zo gewend zijn om bij een andere overheid projectaanvragen in te dienen. Er is bij de respondenten de nodige zorg over de bezuinigingen die de Provincie zal moeten doorvoeren. Men klaagt ook over de veranderingen die het laatste jaar
6
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
binnen de bezetting van de afdeling Z&W hebben plaatsgevonden. Toch is men redelijk eensgezind over de rol die de Provincie in het sociale beleid zou moeten blijven spelen: - het financieel ondersteunen van steunorganisaties en projecten; - het agenderen van nieuwe beleidsthema’s, zoals Krimp; - het coördineren en aansturen van het Provinciaal overleg sociaal beleid. Op basis van de evaluatie komen wij tot de volgende aanbevelingen: A. Ga na welke doelstellingen met welke interventies de komende periode gerealiseerd zouden moeten worden. B. Werk de volgende fase in de Sociale Agenda direct volledig uit in het kader van de “Koöpersaasje Fryslân”. C. Ga kritisch na op welke wijze – door middel van welke interventies – deze doel stellingen zullen moeten worden gerealiseerd. D. Maak heldere afspraken over de evaluatie van het beleid gedurende de komende periode en spreek daarbij ook af wie dit proces bewaakt en aanstuurt. E. Bespreek de rollen die de partijen in de “koöperaasje” spelen en leg die na het bereiken van een optimaal draagvlak vast.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 7
HOOFDSTUK
1
Inleiding
In de Sociale Agenda 2008 – 2011 zijn voorheen twee aparte publicaties – de Sociale Agenda en het sociaal beleidskader – in één nota bij elkaar gebracht. In deze agenda hebben Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld wat de doelen, resultaten, de personele inzet en de middelen voor deze periode zullen zijn. In dit rapport wordt verslag gedaan van een tussenevaluatie van de Sociale Agenda. Deze evaluatie is gebaseerd op een reeds door Gedeputeerde Staten vastgesteld monitoringskader. In dat kader is per doelstelling van het beleid aangegeven welke informatie door wie zal worden aangeleverd om te kunnen beoordelen of (a) de gewenste resultaten door de afdeling Z&W zijn behaald en (b) in welke mate er sprake is van het realiseren van de geformuleerde doelen. Het behalen van de resultaten ligt binnen de invloedsfeer van de Provincie. De doelen zijn echter de effecten die op langere termijn duidelijk worden. Hierbij is de inzet van andere partijen en externe invloeden cruciaal. Daarnaast zijn er bij vertegenwoordigers van 15 bij de uitvoering van het sociale beleid betrokken instellingen interviews afgenomen over het proces en de werkwijze van de uitvoering. In dit rapport worden dus drie onderzoeksvragen behandeld: Wat zijn de resultaten die in het kader van de uitvoering van de Sociale Agenda zijn geboekt? In hoeverre zijn de doelstellingen die in de Sociale Agenda zijn opgenomen gerealiseerd? Wat zijn de ervaringen van belangrijke stakeholders m.b.t. de inhoud en de werkwijze van uitvoering van de sociale agenda? In het volgende hoofdstuk komen de eerste twee onderzoeksvragen aan de orde. De resultaten van de interviews worden in hoofdstuk 4 uiteengezet. Daarna worden de uitkomsten nader beschouwd en dat geeft aanleiding tot een aantal aanbevelingen in het slothoofdstuk.
8
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
HOOFDSTUK
2
Stand van zaken doelen en activiteiten
Het beleidsterrein van de Sociale Agenda is breed. Dat blijkt wel uit de opdeling van de inhoud in vier thema’s: 1. Jeugd en Gezin; 2. Maatschappelijke participatie; 3. Vermaatschappelijking en Leefbaarheid; 4. Zorg. In dit hoofdstuk komen per thema en per doelstelling steeds de volgende twee evaluatievragen aan de orde: Wat is de stand van zaken met betrekking tot de activiteiten vanuit de afdeling Z&W, m.a.w. wat zijn de resultaten? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het realiseren van de betreffende doelstelling: de doelrealisatie?
2.1 ■ Jeugd en Gezin Binnen het thema Jeugd en Gezin gaat het om de ontwikkeling van jongeren vanuit het perspectief van knelpunten die deze ontwikkeling belemmeren.Op het terrein van dit thema zijn er in de Sociale Agenda 11 doelstellingen geformuleerd. Deze doelen zijn voor de inzet van de afdeling Z&W geconcretiseerd in 14 resultaten. De doelen en resultaten onder doel 2 tot en met 10 leveren allemaal een bijdrage aan de Centra Jeugd en Gezin (Cjg). Doel 1 gaat vooral over de totstandkoming van de Cjg, terwijl de andere doelen en resultaten vooral over de inhoudelijke invulling gaan.
9 Van recht naar praktijk; Fries in Fryslân; taal tussen mensen
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 9
Centra voor jeugd en gezin: Cjg
Doel 1
Minimaal 20 gemeenten beschikken in 2011 over een centrum voor jeugd en gezin, waar laagdrempelig gezins/opvoedingsonder steuning en “eigen kracht” conferenties makkelijk te verkrijgen zijn.
Evaluatiegegevens
aantal gemeenten dat over een Centrum voor jeugd en gezin [Cjg] beschikt het aantal Centra dat “eigen kracht conferenties”aan biedt
Resultaat gemeenten
aantallen door Partoer Cmo Fryslân begeleide/geadviseerde
Resultaten In 2008 zijn er in het kader van het project “leefomgeving 0 – 25 Centra voor Jeugd en Gezin (Cjg)” 12 gemeenten op verschillende terreinen ondersteund. Partoer is op het terrein van de professionalisering van medewerkers in de voorschoolse educatie binnen een groter aantal gemeenten actief geweest. In 2009 heeft Partoer Cmo Fryslân zijn begeleidende activiteiten voortgezet. De denktank CJG heeft haar werkzaamheden afgerond en is opgeheven. Omdat zorgcoördinatie een belangrijke functie is binnen het CJG, is een subsidieregeling gemaakt om zorgcoördinatie op een uniforme wijze vorm te geven. In 2010 zijn alle Friese gemeenten betrokken bij de vorming van een CJG, maar ze verschillen m.b.t. de fase waarin het proces zich bevindt. Doelrealisatie In het proces van de ontwikkeling van een CJG kunnen vier fasen worden onderscheiden: a de fase van oriëntatie en ontwerp: het definiëren van een CJG en het realiseren van optimaal draagvlak binnen de gemeente. b. de fase van ontwikkeling: het verder uitwerken van de taken van een Cjg en het maken van samenwerkingsafspraken onder leiding van een projectcoördinator. c. De implementatiefase: de concrete inhoudelijke samenwerking, de zorgcoördinatie en het werken op basis van de Verwijsindex worden in gang gezet. d. De consolidatiefase: de werking van het CJG wordt geëvalueerd en geopti maliseerd. In mei 2008 was er één Cjg gerealiseerd, te weten in Leeuwarden. Het proces in Smallingerland en Tytsjerksteradiel verkeerde toen in de fase van oriëntatie en ontwerp. In juni 2009 waren er in drie gemeenten Cjg’s gerealiseerd in: Leeuwarden, Tytsjerksteradiel en Smallingerland. Zes gemeenten bevonden zich in de fase van
10
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
implementatie, Achtkarspelen, Dantumadeel, Dongeradeel en Kollumerland, Harlingen en Heerenveen. De overige 22 gemeenten bevonden zich in de fase van oriëntatie en ontwerp. De actuele stand van zaken (december 2010) is dat er in drie gemeenten Cjg’s zijn gerealiseerd en in 26 gemeenten bevindt het proces zich in ieder geval in de implementatiefase. De gemeenten Schiermonnikoog en Skasterlân bevinden zich nog niet in de implementatiefase. Conclusie De resultaten zijn conform de afspraak behaald. De Provinciale inzet, waaronder de begeleiding van Partoer, heeft inmiddels bij alle gemeenten een gunstig ontwikkelingsproces op gang gebracht. In 2011 volgt een traject waarmee de doelstelling wordt gerealiseerd. Het is van belang de implementatie van dit proces zo goed mogelijk te laten plaatsvinden, zodat de samenwerking met ouders, overige instellingen en het onderwijs optimaal kan functioneren.
Eigen kracht conferenties (ekc’s) Resultaten Een eigen kracht conferentie (ekc) is een methode waarbij mensen met hun netwerk (familie, vrienden, buren etc.) een plan maken voor hulp of een oplossing realiseren voor een probleem. In de periode 2008 t/m 2010 heeft de Provincie Bureau Jeugdzorg financieel ondersteund voor het organiseren van ekc’s. In de periode 2008 – 2010 zijn er in ieder geval 14 ekc’s georganiseerd in verschillende gemeenten.
Doelrealisatie In de periode 2008-2009 is er één Cjg (die van Leeuwarden) die ekc’s heeft georganiseerd. De gemeente wist niet hoeveel er zijn georganiseerd. In 2010 zijn er in onze provincie in totaal 14 ekc’s uitgevoerd, waarvan er 6 door Bureau Jeugdzorg zijn georganiseerd. De overige zijn door diverse gemeenten gerealiseerd. De gemeente Achtkarspelen organiseerde er twee, Heerenveen één en Leeuwarden drie. Dan is er een ek van een Friese gemeente betaald door Almere. Bureau Jeugdzorg heeft nog een speciale EKC uitgevoerd met kinderen die vanuit Rotterdam naar Fryslân waren verhuisd. Een aantal aanvragen is door Bureau Jeugdzorg of een gemeente niet gehonoreerd vanwege inhoudelijke en/of financiële redenen.
Conclusie Gemeenten zijn in voldoende mate in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van regelingen en inzet van expertise om ekc’s te organiseren. In verschillende gemeenten is daar gebruik van gemaakt. Het hanteren van Eigen kracht Conferenties als middel om een netwerk te mobiliseren rond een probleem lijkt echter achter te blijven bij de ontwikkeling van de Cjg’s. Een nadere inventarisatie van het draagvlak en de praktische toepasbaarheid lijkt in dat kader zinvol.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 11
Methodiek voor de aanpak van jeugdproblematiek: communities that care: Ctc
Doel 2
Er is voor Fryslân een effectieve methodiek voor het komen tot een aanpak van de jeugdproblematiek ontwikkeld.
Evaluatiegegevens
het aantal malen en de locaties waar Communities that care is ingezet de effecten van de inzet van Communities that Care
Resultaat
a) aantal pilots Communities that care b) aantal gemeenten dat methodiek Ctc inzet
Resultaten “Veilig Opgroeien” is de Nederlandse naam voor een van oorsprong Amerikaans programma ‘Communities that Care’ (ctc). Ctc is een aanpak voor de ontwikkeling van systematisch preventief jeugdbeleid. ctc of Veilig Opgroeien richt zich op het voorkomen van probleemgedrag bij kinderen en jongeren van nul tot achttien jaar. Aan deze aanpak van lokaal jeugdbeleid ligt een analyse ten grondslag van risico- en beschermende factoren. In 2008 is er 1 pilot in de volgende 4 gemeenten gestart: Dongeradeel, Dantumadeel, Kollumerland c.a. en Achtkarspelen. In 2009 is de methodiek Ctc door Partoer Cmo Fryslân gepresenteerd aan alle Friese gemeenten en is er een pilot uitgevoerd in de gemeente Leeuwarden. Gemeenten vinden de methodiek interessant, maar geven aan dat zij dit thema de komende jaren geen prioriteit zullen geven. Vandaar dat er voor 2010 geen nieuwe ontwikkelingen te melden zijn. Doelrealisatie Het programma is in vijf gemeenten toegepast. De effecten van het programma zijn d.m.v. een onderzoek met herhaalde metingen in Leeuwarden vastgesteld. De daling van probleemgedragingen in Leeuwarden werd in de meting van 2006 al vastgesteld en kwam in de meting van 2009 nog duidelijker naar voren. Conclusie De beleidsuitvoering heeft geleid tot een goed en effectief programma, dat in een aantal gemeenten is uitgetest. Daarmee is de doelstelling gerealiseerd. Er is op basis van interventies elders een methodiek ontwikkeld die in vijf gemeenten is toegepast en het onderzoek naar de effectiviteit in Leeuwarden levert bemoedigende resultaten op. De gemeenten geven aan dit beleidsthema echter geen hoge prioriteit. Die prioritering zou in de toekomst nog weleens kunnen veranderen. Het is zaak de know how niet verloren te laten gaan.
12
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Inzicht in de jeugdproblematiek
Doel 3
Meer inzicht in kenmerken van de jeugdproblematiek: soorten, aantallen, groepen en spreiding.
Evaluatie- Resultaten van het onderzoek van Partoer Cmo Fryslân naar de gegevens vraagontwikkeling
Resultaat
Onderzoek naar specifieke jeugdproblematiek.
Resultaten In 2008 heeft er in de vier Nofa-gemeenten (Achtkarspelen, Kollumerland, Dantumadeel en Dongeradeel) een grootschalig onderzoek naar de jeugdproblematiek plaatsgevonden. Deze vier gemeenten zoeken een vorm van nadere samenwerking. Die samenwerking heeft vooral op het terrein van het sociale beleid vorm gekregen. Het onderzoek van Partoer naar de vraagontwikkeling is doorgeschoven naar 2011. In 2010 heeft Bureau Jeugdzorg Friesland een onderzoek gedaan naar de kernproblematiek van zorgvragers voor de geïndiceerde jeugdzorg. Doelrealisatie Uitkomsten van de onderzoeken worden door betrokken organisaties in de werkprocessen geborgd. Conclusie Er is vanuit de Provincie aandacht voor dit soort onderzoek. Er zijn enkele onderzoeken gedaan en Partoer Cmo Fryslân voert in 2011 nog een onderzoek naar de vraagontwikkeling uit. Het is echter niet duidelijk in hoeverre de Provincie en de partners in het sociale beleid nu meer inzicht in de kenmerken van de jeugdproblematiek hebben gekregen. Misschien kan dit aanleiding zijn tot een nog te organiseren conferentie.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 13
Sluitende aanpak voortijdig schoolverlaten
Doel 4
Een sluitende aanpak in de keten van voortijdig schoolverlaten op regionaal niveau.
Evaluatiegegevens
aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters.
Resultaat
aantallen convenanten/samenwerkingsovereenkomsten en projecten gericht op het houden/terugkeren van jongeren in het onderwijs, dagbesteding en/of werk.
Resultaten In 2008 zijn er gesprekken gevoerd met de drie regio’s waar een Regionaal melden coördnatiepunt werkzaam is (Rmc-regio’s ##### met als doel een provinciale raamovereenkomst af te sluiten. Deze overeenkomst is aanvullend op de convenanten die de scholen, gemeenten, Regionale meld- en coördinatiepunten (Rmc’s) en het rijk hebben afgesloten. Doel is om krachten van de Rmc-regio’s en de Provincie te bundelen, met inachtneming van ieders rol en verantwoordelijkheden. Een dergelijk proces kost tijd: verschillen in zienswijze tussen de Rmc-regio’s vragen om een zorgvuldig proces. Er zijn in 2008 drie projecten gehonoreerd: de Shelter in Zwaagwesteinde (Rebound plus voor Achtkarspelen, Dongeradeel. Dantumadeel en Kollumerland), Schoolmaatschappelijk werk in de regio Zuidwest en leerwerktrajecten voor Jeugdhulp Friesland. In 2009 tekenden alle drie Rmc-regio’s en de Provincie een samenwerkingsovereenkomst. In het kader van het Provinciale Pact tegen Schooluitval zijn 6 projecten voor dagbesteding/systeemgerichte aanpak gehonoreerd en 4 projecten ‘leerwerktrajecten’ voor 100 jongeren met een indicatie vanuit jeugdzorg en/of speciaal onderwijs uitgevoerd. Doelrealisatie Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren tot 23 jaar die tijdens het betreffende schooljaar het onderwijs verlaten zonder een diploma Havo of Mbo niveau 2. In onderstaande tabel zijn de aantallen nieuwe voortijdige schoolverlaters van vier achtereenvolgende schooljaren in de periode 2005 – 2009 per rmc-regio in percentages weergegeven. We zien dat de percentages in de drie Rmc-regio’s zijn gedaald en redelijk gunstig afsteken t.o.v. de landelijke percentages.
14
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Percentages voortijdige schoolverlaters gedurende vier achtereenvolgende schooljaren In de drie Fries Rmc-regio’s en het landelijk gemiddelde.
Regio’s
2005/2006
2006/2007
2007/2008
2008/2009
De Frieze Wouden
3.5
3.4
3.2
3.1
Zuidwest Fryslân Noord Fryslân
3.3 4.1
2.7 4.0
2.5 3.4
2.5 3.4
Nederland
4.4
4.2
3.9
3.6
Bron: CFI, bewerking Jeugdmonitor Fryslân Conclusie Het beleid m.b.t. het voorkomen van voortijdig schoolverlaten is vooral een beleid van het onderwijsveld en de gemeenten. De Provincie is erin geslaagd om met drie RMC regio’s te streven naar een verdere kwaliteitsverbetering in de aanpak van deze hardnekkige problematiek. De behaalde resultaten mogen er zijn, maar voortdurende aandacht – zeker ook binnen de sector onderwijs – blijft gewenst.
Jongeren en alcohol
Doel 5
Als jongeren alcohol drinken, dan is de start op latere leeftijd en wordt er gemiddeld minder gedronken, Het aantal excessieve jonge drinkers neemt bovendien af.
Evaluatie- - gemiddelde leeftijd waarop jongeren (12 t/m 18 jaar) voor het gegevens eerst alcohol drinken - gemiddeld aantal alcoholconsumpties per keer, mannen en vrouwen, 12 t/m 18 jaar - gemiddeld aantal alcoholconsumpties per keer, mannen en vrouwen, 19 t/m 24 jaar - aantal jongeren en jongvolwassenen dat met een alcoholvergiftiging in de Friese ziekenhuizen is opgenomen - aantal jongeren en jongvolwassenen dat in verband met alcoholverslavingsproblematiek in contact komt met de verslavingszorg VNN
Resultaat
Provinciaal programma tot matiging van alcoholgebruik onder jongeren.
Resultaten In 2008 ligt er een Provinciaal programma tot matiging van alcoholgebruik onder jongeren. De eerste stappen worden gezet en er worden vervolgacties in gang gezet.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 15
In 2009 is gestart met de implementatie van het project Fries Jeugd- en Alcoholbeleid. In het kader van dit beleid is de communicatiecampagne ‘Nuchtere Fries’ gelanceerd, een jeugdfonds ingesteld en een ‘peer to peer’ project gestart. In een peer to peer project worden jongeren die tot de doelgroep behoren door leeftijdsgenoten begeleid. Ook is er met Provinciale steun door de acties ‘alcoholvrij op weg’ en ‘alcoholslot’ (preventief) ingezet op het tegengaan van alcoholgebruik in het verkeer. Er is een ontwikkelsubsidie verstrekt voor een pilot alcoholpoli MCL. De pilot is gericht op onderzoek naar het psychologisch functioneren van jongeren en de begeleiding van jongeren na alcoholmisbruik. In 25 gemeenten is alcoholbeleid geformuleerd, gericht op matiging onder jongeren. In 2010 zijn er aan 14 gemeenten subsidies verstrekt voor het treffen van maatregelen om het alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen. Doelrealisatie Uit de gegevens van het Gezondheidsonderzoek Jeugd (GO Jeugd) van GGD Fryslân blijkt dat 63% van de Friese jeugd (12 t/m 18 jaar) wel eens alcohol drinkt. De hoogste percentages komen voor in de plattelandsgemeenten Het Bildt, Leeuwarderadeel, Wûnseradiel, Gaasterlán-Sleat en Boarnsterhim. In deze gemeenten heeft minimaal 70% van de jongeren wel eens alcohol gedronken. In 2004 gaf 78% van de Friese jongeren tussen 13 t/m 18 jaar aan wel eens alcohol te hebben gedronken. Als men dat vergelijkt met de 63% van 2008, dan zou men kunnen concluderen dat er sprake is van een daling ten opzichte van vier jaar geleden, maar deze uitkomsten kunnen niet helemaal met elkaar vergeleken worden omdat het niet dezelfde leeftijdscategorie betreft. De meest gangbare leeftijd om met het drinken van alcohol te beginnen, is 13 jaar. Van de 12 t/m 18 jarige Friese jongeren was in 2008 38% in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek een bingedrinker bij minimaal één gelegenheid. Een bingedrinker nuttigt tijdens één gelegenheid vijf glazen alcohol of meer. Dit percentage ligt iets hoger dan het landelijke percentage binge drinkers (36%). Meer jongens en laag opgeleide jongeren drinken alcohol. Bij extremer alcoholgebruik (binge drinken, dronkenschap) zijn het vooral de 16 t/m 18- jarigen en Mboleerlingen die opvallen, doordat ze meer drinken dan de overige groepen jongeren. Het aantal Friese jongeren (10 t/m 18 jaar; 19 t/m 24 jaar) dat in verband met alcoholverslavingsproblematiek in contact is gekomen met Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) is inmiddels bekend. In 2006 kwamen 13 Friese jongeren tussen 10 t/m 18 jaar in contact met VNN, in 2008 en 2009 waren dit er 15. In 2006 kwamen eveneens 39 Friese jongeren tussen 19 t/m 24 jaar in contact met VNN, in 2008 waren dit er 44 en in 2009 waren het er 52. De gegevens over alcoholgebruik door jongeren zijn tot nu toe niet op een eenduidige methode verzameld. Er wordt gewerkt aan een eenduidige registratie van de gegevens. Conclusie De Provincie heeft zich stevig ingezet om dit beleidsthema te agenderen en door middel van gerichte interventies de problematiek te doen verminderen. Er is gestart met het verzamelen van cruciale gegevens rond alcoholgebruik, daarbij wordt er nu terecht gestreefd naar maximale eenduidigheid in de methodiek van dataverzameling. Op basis van deze stand van zaken kan er geconcludeerd worden dat er m.b.t. de beleidskant duidelijke vorderingen zijn gemaakt: 25 gemeenten voeren beleid op
16
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
dit terrein. Over de doelrealisatie kunnen echter nog geen uitspraken worden gedaan in afwachting van eenduidige dataverzameling op basis van een methodiek van herhaalde metingen.
Professionalisering in de voorschoolse educatie Doel 6
Meer professionaliteit in de voorschoolse educatie met betrekking tot signaleren en interveniëren.
Evaluatiegegevens
- aantal/percentage instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang dat werkt met VVE-programma’s - aantal/percentage instellingen dat voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang niveau 1 of 2 is toegekend volgens de professionaliteitcriteria van de VNG
Resultaat
Provinciaal actieprogramma professionalisering voorschoolse periode
Resultaten In 2008 is de stichting Kinderopvang Zuidwest Fryslân gestart met een pilot om te komen tot harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. De Rijksuniversiteit Groningen heeft een subsidie ontvangen voor het doen van wetenschappelijk onderzoek naar de invoering van een ontwikkelingvolgmodel voor de voorschoolse periode in Fryslân. Hierin wordt samengewerkt met Partoer Cmo Fryslân en kennisinstellingen in de VS. In 2009 zijn in het kader van het provinciale actieprogramma drie projecten gestart, te weten in Zuidwest Fryslân, in Leeuwarderadeel en Littenseradiel (Stichting Welzijn Middelsee) en in Dongeradeel. Twee projecten zijn gericht op harmonisatie tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en één op de samenwerking tussen kinderopvang en jeugdzorg (Medisch Orthopedagogische Dagbehandeling). Partoer en de Universiteit van Groningen hebben als vervolg op de acties van 2008 aan de hand van een Amerikaans model een programma “GROEI” ontwikkeld, gericht op signaleren en interveniëren in de voorschoolse periode. In 2010 hebben Provincie en enkele gemeenten met succes bij de Eerste Kamer gepleit voor een ruimere interpretatie van het artikel in de Wet Onderwijskansen door Kwaliteit en Educatie [OKE] over het taalgebruik in de voorschoolse educatie. Doelrealisatie Partoer heeft in 2009 een inventarisatie gehouden onder de instellingen voor voorschoolse educatie. Men heeft gekeken in hoeveel groepen er met erkende VVE-programma’s wordt gewerkt en hoeveel groepen er werken met 1 of 2 beroepskrachten die voldoen aan de kwaliteitseisen.
17
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 17
Hieronder zijn de resultaten schematisch op gemeenteniveau weergegeven.
Aantal gemeenten
Erkend VVE-programma bij tenminste 1 groep
Aantal gekwalificeerde leidsters per groep
9
Nog geen VVE programma
n.v.t.
10
VVE-programma bij tenminste 1 groep
3
VVE-programma bij tenminste 1 groep
1 of 2 per groep
8
VVE-programma bij tenminste 1 groep
2 per groep
1
VVE-programma in alle groepten
2 per groep
De vVE-programma’s zijn speciaal bedoeld voor kinderen die een verhoogd risico hebben op onderwijsachterstand. Bij het vaststellen van de doelgroep wordt er vooral gekeken naar de talige ontwikkeling van de kinderen. In dat kader is het gewenst dat de groep gemeenten die nog geen VVE-programma aanbieden, dat aanbod zo snel mogelijk realiseren. Conclusie De Provincie stimuleert de verhoging van de professionaliteit in deze sector d.m.v. een provinciaal actieprogramma,terwijl de gemeenten primair verantwoordelijk zijn voor de voorschoolse educatie. Op het terrein van de professionalisering en het signaleren van ontwikkelingsachterstanden zijn de resultaten bemoedigend. Daarnaast hebben nog niet alle gemeenten op een adequate wijze het aanbod van erkende VVE-programma’s gerealiseerd. In 22 gemeenten zijn vorderingen gemaakt, maar 9 gemeenten hebben nog geen VVE-programma. Een gericht impuls naar die gemeenten lijkt – in het licht van de doelstelling – van belang.
18
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Systeem van risicosignalering: de verwijsindex
Doel 7 en 10
Minimaal 20 gemeenten werken met één integraal systeem van risicosignalering. Een verdere ontwikkeling van het werken volgens het principe “één kind één plan”.
Evaluatiegegevens
aantal gemeenten dat werkt met de verwijsindex
Resultaat
aanbod voor gemeenten om de door de gemeente Leeuwarden ontwikkelde verwijsindex aan te schaffen en te gebruiken
Het principe van het werken op basis van “één kind één plan” is ook de basisgedachte onder de verwijsindex. Vandaar dat deze twee beleidsdoelen hier gezamenlijk aan de orde komen. Resultaten In 2008 zijn het aanbod en de mogelijkheden m.b.t. de verwijsindex aan de gemeenten gepresenteerd. In 2009 is er een Provinciaal Plan van Aanpak, inclusief fasering, vastgesteld voor de invoering van de verwijsindex in Fryslân. Tussen de Friese gemeenten en de bovenlokale uitvoeringsorganisaties is een convenant tot samenwerking op het gebied van de verwijsindex ondertekend. In vier gemeenten is gestart met een pilot Verwijsindex (Leeuwarden, Smallingerland, Heerenveen en Weststellingwerf). In 2010 is de ontwikkeling verder gestimuleerd en zijn een aantal op provinciaal niveau werkende organisaties in de Verwijsindex vermeld. De verwijsindex is een goed hulpmiddel om het werken volgens het principe van “één kind één plan” goed te kunnen realiseren. De concrete ontwikkeling van deze manier van werken lijkt een fase achter te lopen bij de implementatie van de Verwijsindex. De concrete realisatie van deze manier van werken bevindt zich nog sterk in een verkennende fase. Doelrealisatie Het implementatieproces tot de invoering van de verwijsindex kent vier fasen: De voorbereidingsfase; De startfase in 2010; De ondertekening van het samenwerkingscontract; De verwijsindex is operationeel. In 2008 was de Verwijsindex alleen in de gemeente Leeuwarden operationeel. Dat is niet verwonderlijk, want in deze gemeente is dit systeem ontwikkeld. In 2009 is de Verwijsindex in 4 gemeenten operationeel en verkeren 11 gemeenten in fase 3.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 19
In mei 2010 hebben vrijwel alle Friese gemeenten een contract ondertekend voor aansluiting op de Verwijsindex en is het aantal gemeenten waarin de Verwijsindex operationeel is, gestegen tot 22. De overige negen gemeenten bevinden zich in fase drie. Het is dan ook de verwachting dat de verwijsindex in de loop van 2011 in alle Friese gemeenten operationeel zal zijn.
Conclusie Dit beleidsthema heeft een nadrukkelijke relatie met de thema’s: Centra voor Jeugd en Gezin en het integraal begeleiden van kinderen/jongeren op basis van het principe van “één kind één plan”. De gegevens rechtvaardigen de conclusie dat de doelstelling m.b.t. de Verwijsindex in 2011 waarschijnlijk zal worden gerealiseerd. Het op basis van dit hulpmiddel daadwerkelijk integraal samenwerken van professionals t.b.v. kinderen die zich niet optimaal ontwikkelen [één kind één plan] zal nadrukkelijk nog de nodige extra aandacht van de meest betrokken bestuurders en professionals vragen.
Effectief programma opvoedingsondersteuning
Doel 8
Beschikbaarheid van één of meer effectieve programma’s en een stijging van de inzet voor opvoedingsondersteuning (specifiek bij kwetsbare groepen).
Evaluatiegegevens
- aantallen programma’s voor opvoedingsondersteuning bij kwetsbare groepen gebruikt in gemeenten en door professionele instellingen - categorisering ingezette programma’s naar elders al bewezen effectiviteit (relatie 2) - effectiviteit eigen kracht-conferenties
Resultaat
a) aantallen met provinciaal geld ingezette methodieken voor opvoedingsondersteuning b) aantal locaties waar extra opvoedingsondersteuning voor gezinnen in een achterstandspositie plaatsvindt
Resultaten In 2008 is een pilot gestart met de invoering van een beproefde methodiek opvoedingsondersteuning, genaamd ‘Triple P’. In 2009 is de pilot Triple P uitgevoerd in 4 gemeenten. De eerste resultaten zijn bemoedigend. De uitkomst is positief. Belangstelling van ouders voor de voorlichtingsavonden van de JGZ over Positief Opvoeden is groot (bijvoorbeeld opkomst Tytsjerksteradiel: 200 ouders). Jeugdhulp Fryslân participeert inmiddels ook in Triple P,maar dan specifiek voor de complexere hulpvragen (fase 4). In april 2010 is de evaluatie van Triple P in de vier Friese gemeenten gepresenteerd.
20
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Doelrealisatie In 2008 is in Fryslân in vier gemeenten de implementatie van start gegaan van het opvoedondersteunend programma Triple P. Dit is een van oorsprong Australisch programma voor opvoedingsondersteuning. Triple P richt zich vooralsnog op ouders met kinderen tussen 1-12 jaar. Bij de ouders ligt het accent sterk op het realiseren van competent ouderschap. In april 2010 is een evaluatieonderzoek verschenen naar de implementatie van Triple P: Partoer (George van Diepen, Ytje de Boer): Evaluatieonderzoek implementatie Triple P in Fryslân. De conclusie van dit rapport is dat een verdere uitrol van Triple P wordt aanbevolen. In de nieuwsbrief van juni 2010 van dit project wordt gemeld dat er twee nieuwe gemeenten zijn waar Triple P van start zal gaan. Daarnaast zijn er nog 6 gemeenten waar overleg mee wordt gevoerd over deelname. De effectiviteit van Triple P wordt door een groot aantal internationale studies wetenschappelijk onderbouwd. Conclusie Er is nu een beproefd programma voor opvoedingsondersteuning beschikbaar. Het onderzoek naar de effectiviteit van dit programma is op provinciaal niveau gepresenteerd. Daarmee zijn de gewenste resultaten volgens schema behaald. De belangstelling van de kant van de gemeenten is niet omvangrijk, al lijkt een toename van 4 naar iets meer dan 10 gemeenten waarschijnlijk. Nu de doelstelling in feite is gerealiseerd, is het de vraag: op welke wijze het proces van provinciebrede implementatie wordt vormgegeven.
Jongeren voldoen aan de nationale beweegnorm
Doel 9
Toename van het aantal jongeren van 12 tot 18 jaar dat aan de nationale beweegnorm voldoet.
Evaluatiegegevens
aantal + percentage jongeren tussen 12 en 18 jaar dat aan de nationale beweegnorm voldoet
Resultaat
aantallen programma’s om de sportdeelname van het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar te verhogen
Resultaten In 2008 zijn er vier activiteiten gerealiseerd: VMBO dubbel actief, WhoZnext, BSI projecten, BOS activiteiten. In het kader van sport en bewegen heeft Sport Fryslân gemeenten, scholen en verenigingen geadviseerd en ondersteund op het gebied van (jeugd)sportbeleid en bij het aanvragen/uitvoeren van landelijke sportstimuleringsregelingen: BOS-impuls
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 21
(Buurt Onderwijs en Sport), NASB (Nationaal Actieplan Sport en Bewegen) en de regeling voor Combinatiefuncties (inzetbaar in welzijn, onderwijs en sport). De deelname van gemeenten is als volgt: · -BOS-impuls: 15 gemeenten -NASB: 20 gemeenten aangemeld, waarvan 2 gestart. -Combifuncties: 16 gemeenten aangemeld, waarvan 2 gestart. Deze activiteiten lopen in 2010 gewoon door. In 2010 zijn vier projecten gecontinueerd: - “VMBO in beweging”, een vervolg op “dubbel actief: 5 scholen; - “de gezonde school” in samenwerking met de GGD; - activiteiten van de stichting “Hoesa” uit Dronrijp; - ondersteuning van “WhoZnext”-projecten. Doelrealisatie Er zijn over bewegen en deelname aan sport landelijk en provinciaal wel gegevens bekend, maar m.b.t. de leeftijdsgroep 12 t/m 18 jarigen zijn de specifieke gegevens over het voldoen aan de nationale beweegnorm niet voorhanden. Er was sprake van een landelijk onderzoek op dit terrein, maar dat onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Conclusie Er is een groot aantal projecten gericht op de gemeenten van start gegaan en gedurende meerdere jaren gecontinueerd. Het is de vraag welk deel van de Friese doelgroep uiteindelijk met deze projecten is bereikt. Helaas zijn er geen data beschikbaar over de mate waarin de doelgroep voldoet aan de nationale beweegnorm. Het is dan ook niet mogelijk om m.b.t. de realisatie van dit beleidsdoel een onderbouwde uitspraak te doen.
22
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Een sluitende aanpak van kindermishandeling
Doel 11
Een sluitende aanpak van het voorkomen, signaleren en stoppen van kindermishandeling
Evaluatiegegevens
- aantal meldingen van kindermishandeling - schatting aantal daadwerkelijke gevallen n.a.v. onderzoek - aantal/percentage van meldingen kindermishandeling dat tot een aanpak/actie leidt
Resultaat
a) convenant tussen Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, gemeenten en betrokken (hulpverlening)organisaties provinciale aanpak rond b) kindermishandeling
Resultaten In 2009 is de gemeente Leeuwarden de trekker geworden van het project Regionale Aanpak kindermishandeling (RAAK). Er is een projectteam gevormd en de aanpak kindermishandeling is vastgesteld. De Provincie heeft een subsidie verstrekt voor een tweejarig project. Het werkplan van het projectteam is opgesteld. Er is een programma “train de trainer” uitgevoerd. De implementatie van een meldcode en de realisering van de noodzakelijke scholing in het voortgezet onderwijs en het Mbo is in voorbereiding. In 2010 is een trainingsprogramma uitgevoerd waarbij professionals in het basisonderwijs en de voorschoolse educatie zijn getraind in het signaleren van kindermishandeling. Doelrealisatie Er zijn over de jaren 2004 – 2008 gegevens bekend over het aantal kinderen van 0 t/m 17 jaar waarover een of meerdere meldingen van mishandeling zijn binnengekomen bij het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Deze gegevens worden gepresenteerd als percentages van het totale aantal jongeren van 0 t/m 17 jaar in de betreffende gemeente. Het Friese gemiddelde percentage aangemelde kinderen is sinds 2004 fors gestegen: 0.25 naar 0.99. Het Nederlandse gemiddelde steeg in dezelfde periode van 0.29 naar 0.70. Dat betekent dat de stijging in Fryslân hoger is dan de landelijke trend. Een hoger percentage en/of een stijging van het aantal meldingen van kindermishandeling hoeft per definitie niet slecht te zijn. Dergelijke scores duiden erop dat: Er meer kindermishandeling wordt gesignaleerd; Er een toenemende bereidheid is om vermoedelijke gevallen van kindermishandeling te melden; Het AMK meer bekendheid heeft gekregen. Zo blijkt uit landelijke cijfers het aantal eerste meldingen bij een AMK de afgelopen jaren met 75% te zijn gestegen, ook vooral vanwege de toenemende bekendheid van het fenomeen AMK.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 23
De door Partoer gepresenteerde cijfers zijn afkomstig uit de rapportage Kinderen in Tel 2010 van de Verwey-Jonker Stichting. In dezelfde rapportage wordt genoemd (blz. 16): “Onduidelijk is nog steeds hoeveel kinderen daadwerkelijk slachtoffer zijn van huiselijk geweld of getuige zijn van geweld tussen de ouders. De schattingen liggen tussen 100.000 en 160.000 kinderen per jaar.” In 2008 bedroeg het totaal aantal meldingen in Nederland 25.000, zodat het aantal werkelijke slachtoffers dus een factor 4-6 hoger is dan het aantal meldingen. Jaarlijks krijgen op zijn minst 100.000 kinderen in ons land te maken met mishandeling, zo blijkt uit onderzoek. De inzet van het strafrecht bij de aanpak van kindermishandeling is gericht op het acuut stoppen van mishandeling, het voorkomen van recidive door gerichte interventies en het herstellen van de geschonden norm. Het strafrecht kan daarbij ook worden ingezet om daders professionele hulp te doen ondergaan. Aangezien er geen “projectcode” bestaat waarmee de politie en het OM kindermishandeling kunnen registreren, zoals bijvoorbeeld bij huiselijk geweld wel het geval is, is er geen zicht op hoe vaak en op welke manier het strafrecht in gevallen van kindermishandeling wordt ingezet. Conclusie Er is de afgelopen jaren op een systematische wijze een start gemaakt met het realiseren van een sluitende aanpak op het gebied van kindermishandeling. In deze startfase is – zeer begrijpelijk – de aandacht vooral gericht op het signaleren en melden van kindermishandeling. Het trainen van professionals in het onderwijs is daar een goed voorbeeld van. De uitwerking om te komen tot een provinciaal sluitende aanpak loopt op schema. Als gevolg van deze trainingen en de verhoogde aandacht voor het fenomeen in zijn algemeenheid neemt het aantal meldingen toe. Dat zou men kunnen omschrijven als het “zoeklichteffect”. In de ambitieuze doelstelling staan echter nog de functies voorkomen en stoppen vermeld. Dat vergt een systematische uitbouw van de gewenste sluitende aanpak en dat kan alleen maar in goede samenwerking tussen burgers, instellingen die met kinderen werken en de overheden.
2.2 ■ Maatschappelijke participatie Diverse groepen in onze provincie nemen om verschillende redenen onvoldoende deel aan de Friese samenleving, waardoor ze in een achterstandssituatie dreigen te komen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) spreekt van een achterstandssituatie als er sprake is van een cumulatie van achterstand op het gebied van onderwijs, inkomen en langdurige werkloosheid. Door die cumulatie wordt het probleem versterkt en manifesteert de achterstandssituatie zich van generatie op generatie. Het beleid van de Provincie is erop gericht de maatschappelijke en/of economische participatie van deze groepen te verhogen. In deze paragraaf komen vier onderwerpen aan de orde. Allereerst inzicht in aard en omvang van de problematiek, met daarbij drie speerpunten. Dan wordt er aandacht besteed aan het optimaal gebruik maken van regelingen van gemeenten en Rijk die voor deze doelgroep zijn bedoeld. De verbetering van de relatieve positie van risicogroepen komt daarna met drie speerpunten aan de orde. Tenslotte gaan we in op het beleid dat gericht is op het verminderen van eenzaamheid onder ouderen en mensen met een beperking.
24
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Zicht op aard en omvang van de problematiek Doel 1
Friese gemeenten hebben meer inzicht in de aard, omvang en lokalisering van mensen die in een sociale achterstandssituatie verkeren.
Evaluatie- - enquête onder Friese gemeenten over de mate van inzicht gegevens die zij ervaren - aantal gemeenten dat in staat is een overzicht te verschaffen van aantal inwoners in een achterstandssituatie
Resultaat
a) onderzoeksrapport b) aantal Friese gemeenten dat in staat is een overzicht te verschaffen van het aantal inwoners in een achterstandssituatie c) databank met best-practices op het gebied van armoedebestrijding
Resultaten Het onderzoek ‘Nulmeting Armoede Fryslân’ is in 2008 uitgevoerd en het rapport van dit onderzoek is gepresenteerd. In 2008 hebben alle Friese gemeenten de beschikbare informatie voor de nulmeting 2008 aangeleverd. In 2009 geven de gemeenten aan redelijk zicht te hebben op de inwoners in achterstand en/of geen prioriteit te geven aan nader onderzoek hiernaar. De databank met best-practices op het terrein van armoedebestrijding is in september 2009 van start gegaan. Het is een onderdeel van de website IKP Fryslân: thema emancipatie en participatie. In dat jaar zijn er in de databank 258 pagina’s bekeken. Doelrealisatie De nulmeting is in de vorm van het rapport Nulmeting Armoede Fryslân september 2008 beschikbaar. Er is niet veel informatie over het aantal gemeenten dat goed op de hoogte zou zijn van de aard, omvang en lokalisering van de problematiek, In de nulmeting van 2008 wordt gesteld dat 5 gemeenten goed van deze problematiek op de hoogte zouden zijn (blz.73). Er is een databank armoedebestrijding beschikbaar als onderdeel van de website IKP Fryslân In de databank zijn goed practices beschikbaar. Bij de bestrijding van armoede komt een aantal cruciale onderwerpen binnen dit beleidsveld aan de orde: inkomensvoorzieningen, schuldenproblematiek, kinderen en jongeren, allochtone leerlingen in het onderwijs, armoede bij mensen met een beperking en bij ouderen.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 25
Conclusie Op het terrein van de resultaten zijn de geplande activiteiten uitgevoerd. Er is een nulmeting beschikbaar, er zijn op de doelgroep gerichte projecten uitgevoerd en er is in principe een databank met best-practices armoedebestrijding te raadplegen. Het draagvlak voor dit beleidsveld is niet bij alle gemeenten optimaal aanwezig. Op basis van deze gegevens kan niet geconcludeerd worden dat de Friese gemeenten meer inzicht hebben gekregen in de problematiek van mensen in sociale achterstand. In dat kader is het een goede zaak dat gemeenten n.a.v. de provinciale impuls in VFG-verband een ambtelijk overleg opstarten waarin voortdurend aandacht zal zijn voor ontwikkelingen, kennisdeling en knelpunten op dit beleidsterrein.
Gebruik maken van faciliteiten van gemeenten en het rijk
Doel 2
Friese burgers in een achterstandssituatie maken meer gebruik van faciliteiten van gemeenten en rijksoverheid die hun situatie kunnen verbeteren.
Evaluatiegegevens
- percentage onderbesteding bij diverse regelingen - inventarisatie bestaand onderzoek. Eventueel aanvullen met enquête naar gebruik regelingen door mensen in een achterstandssituatie.
Resultaat
aantallen projecten die aantoonbaar leiden tot een veelvuldiger gebruik van de regelingen van gemeenten en rijksoverheid
Resultaten In 2008 is er één project van Stichting Leergeld uitgevoerd.In dat project wijst men de ouders nadrukkelijk op voorliggende voorzieningen en mogelijkheden. In 2009 zijn er drie projecten uitgevoerd: (1) ‘Ping’: een loket voor financieel advies en regelingen in Leeuwarden en Drachten; (2) ‘Kanskaart’ ontwikkeld door FSU en in sommige gemeenten huis aan huis verspreid met informatie waar de burgers voor in aanmerking kunnen komen; (3) “Provinciaal werkend Noodfonds” om de eerste en acute nood te lenigen om vervolgens de voorliggende voorzieningen aan te spreken. In 2010 zijn er zes projecten gerealiseerd: (1) Inzet van het jeugdsportfonds. (2) Oprichting van een noodfonds voor burgers van Fryslân: Stichting Urgente Noden Friesland; (3) Het project met de kanskaarten (project Klassekas); (4) Schuldhulpmaatje van Solidair Fryslân; (5) Gelijke kansen voor een optimale start van ROS Friesland; (6) Integrale armoedeaanpak in de vier gemeenten in Noordoost Fryslân: de Nofa-gemeenten.
26
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Doelrealisatie Er zijn op dit beleidsterrein een nulmeting (2008), een tussenevaluatie (2009) en een (eind)evaluatie na drie jaar (2010) uitgevoerd. Binnen het evalueren van het armoedebeleid is het nagaan of er aantoonbaar meer gebruik wordt gemaakt van faciliteiten van gemeenten en rijksoverheid een lastig onderwerp. In de Nulmeting van 2008 heeft men zich gebaseerd op een enquête onder alle gemeenten. Gevraagd is naar het begrote bedrag en het bestede bedrag voor een aantal inkomensvoorzieningen. Het verschil wordt als maatstaf genomen voor het onbenutte deel. Daarbij neemt men blijkbaar aan dat de gemeenten het begrote bedrag hebben gebaseerd op een adequaat onderzoek naar de omvang van de armoedeproblematiek in hun gemeente. Uit de rapportage blijkt echter dat de gemeenten de precieze omvang van deze doelgroep in 2008 nu juist niet wisten. Wil men een effect meten van de uitvoering van projecten t.b.v. de doelgroep dan zou men dit aspect van de nulmeting nog eens moeten herhalen. In het evaluatierapport “Samen tegen armoede” van 2010 wordt op basis van de inhoudsanalyses van de projecten, de voortgangsrapportages en interviews met stakeholders een groot aantal vorderingen gemeld. We geven er enkele kort weer: De projecten hebben dragen bij aan de doelen van het provinciale armoedebeleid; De samenwerking tussen gemeenten, professionele organisaties en vrijwilligers neemt sterk toe; De brojecten dragen bij aan de versterking van de infrastructuur armoedebestrijding; De verschillende doelgroepen van het beleid worden in toenemende mate bereikt. Conclusie Er is een behoorlijk aantal projecten op dit beleidsterrein uitgevoerd. Dat betekent dat de gewenste resultaten zijn behaald. Het is niet helemaal duidelijk of daarmee alle doelgroepen binnen alle Friese gemeenten optimaal worden bereikt. Aan de kant van de effectmeting zitten wat haken en ogen. Het is niet duidelijk of gemeenten nu een goed zicht hebben op de aard en omvang van de armoedeproblematiek. Wel is het zo dat gemeenten zich – in samenwerking met vrijwilligers en professionals – op een systematische er permanente wijze voor de betreffende doelgroepen willen blijven inzetten. Er geen op dit moment nog onvoldoende data beschikbaar om goed onderbouwde uitspraken over de effectiviteit van het beleid te kunnen doen. Daarbij moeten we ons ook realiseren dat een aantal interventies op iets langere termijn duiidelijke effecten zouden kunenn opleveren. Daarnaast is het ontstaan van de financiële crisis een majeure storende factor in een dergelijk onderzoek. . De uitvoering van het beleid is qua input goed verzorgd, Er is sprake van een goed afgestemd aanbod voor de verschillende doelgroepen, maar over de effectiviteit van het beleid kunnen we nu nog geen goed onderbouwde uitspraken doen..
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 27
De relatieve situatie van risicogroepen verbetert
Doel 3
De relatieve positie van risicogroepen op het terrein van de sociale participatie verbetert
Evaluatiegegevens
inventarisatie bestaand onderzoek. Eventueel aanvullen met enquête onder steekproef Friese bevolking over sociale participatie.
Resultaat
speerpunten: nader specificeren per jaar, vastgesteld door de Taskforce aantallen projecten, die direct of indirect leiden tot verbeteringen op het gebied van werk, inkomen, taal, onder wijs en participatie, waaronder nadrukkelijk ook sportdeel name evaluatie besteding van middelen uit het budget Armoede
Resultaten a) Het nader specificeren van speerpunten gebeurt tweejaarlijks: voor de jaren 2007/2008 en de jaren 2009/2010. b) In 2008 zijn er vier projecten uitgevoerd: (1) Omkeer 2.0: een proeftuin voor vernieuwende projecten op het terrein van wonen, welzijn en zorg. (2) Sulveren Stipe: een regeling voor bijdragen aan duurzame gebruiksgoederen voor 65-plussers; (3) Stichting Leergeld: financiële ondersteuning voor het volgend van onderwijs door kinderen uit gezinnen met een inkomen rond het bijstandsniveau en (4) Versterking interventiekracht Sociale Teams om alle financiële aspecten van de mensen in de inschatting van hun situatie mee te nemen en de mensen in armoede daarin beter te begeleiden door leren om te gaan met schulden. Op het terrein van sport waren er in 2008 de volgende projecten: VMBO dubbel actief, WhoZnext, BSI projecten en BOS activiteiten. In 2009 zijn er tien projecten gerealiseerd: (1) ‘Ping’ (verbetering inkomen); (2) ‘Structuurversterking armoedebestrijding Leger des Heils in Fryslân’ (verbetering participatie); (3) ‘Chat’ van FCDS (verbetering participatie Doven en Slechthorenden); (4) ‘Alfabetiseringsproject’ van FCDS (verbetering participatie van doven en slechthorenden); (5) ‘BoodschappenPlusBus’ in Sneek/Nijefurd (verbetering participatie ouderen); (6) ‘Doof in beeld’ door FCDS (vergroting participatie doven en slechthorenden); (7) ‘Wie doet er mee?’ van Zorgbelang (verbetering participatie van verstandelijk gehandicapten); (8) Re-integratie vanuit cliëntperspectief door FSU, (9) Verbinding onderwijs en zorg
28
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
(MEE) gericht op het begeleiden van 200 voorschoolse zorgkinderen naar een passende school/dagbesteding; (10) ‘Stem geven aan’ is empowerment van cliëntengroepen om deel te kunnen nemen aan adviesraden (Zorgbelang). In 2010 zijn er vervolgens nog vier projecten gerealiseerd: (1) Het project ‘doorverwijzing en revalidatie sport’ door Revalidatie Friesland, gericht op het verbeteren van participatie van gehandicapten in de sport; (2) Het project “sterk in mijn werk” van Talant. Dit project had tot doel het verbeteren van de participatie van (arbeid)gehandicapten op het gebied van werk en onderwijs; (3) Het project “voel je goed” van Talant, gericht op een betere participatie van gehandicapten op het gebied van sport; (4) Interculturele projecten van ProVista met als doel:het bevorderen van participatie van visueel gehandicapten met diverse culturele achtergronden. Doelrealisatie In het evaluatieonderzoek dat Partoer heeft uitgevoerd zijn 12 projecten geëvalueerd. Partoer geeft aan dat er veel is gerealiseerd en dat de doelstellingen van het armoedebeleid zijn bereikt. Het valt op dat vrijwel alle projecten gericht zijn op het verbeteren van de sociale participatie en het verbeteren van de financiële situatie. In het kader van de gewenste resultaten is het een goede zaak hier nog op te merken dat er tevens aandacht is besteed aan de onderwerpen taal en onderwijs. Bij taal gaat het om een project waarbij voor mensen met een verstandelijke beperking een “beeldhorloge’ is ontwikkeld. Een tweede project m.b.t. deze doelgroep is een studie naar de taalontwikkeling en de consequenties van.die ontwikkeling voor een effectieve methodiek funcionele taalverwerving bij mensen met een verstandelijke beperking. Op het terrein van het onderwijs gaat het om een project waarbij 200 voorschoolse zorgleerlingen zijn begeleid naar een goede combinatie van onderwijs en dagbesteding. Er is tevens een project uitgevoerd met als doel de positie van jongeren met een arbeidshandicap op het integrale terrein van werk en onderwijs te verbeteren. Op deze manier kunnen deze jongeren optimaal worden opgeleid en begeleid naar een voor hen passende baan. Conclusie Er is een fors aantal projecten uitgevoerd. Met deze projecten wordt een aanzienlijk deel van de risicogroepen bereikt. Dat betekent dat de gewenste resultaten zijn behaald. De vraag is of dit alle relevante risicogroepen zijn. Voor de risicogroepen die wel zijn bereikt komt Partoer tot de conclusie dat met de interventies goed gewerkt wordt aan de realisatie van de doelstellingen van het armoedebeleid. Door middel van het opstarten van een ambtelijk overleg armoedebeleid willen de Friese gemeenten dit beleidsveld permanent extra aandacht geven.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 29
Verminderde eenzaamheid
Doel 4
Verminderde eenzaamheid onder ouderen en mensen met beperkingen
Evaluatie-
- ervaren eenzaamheid onder ouderen
gegevens
- ervaren eenzaamheid onder mensen met beperkingen
Resultaat
Aantallen projecten gericht op voorzieningen en diensten die ouderen en mensen met een beperking ondersteunen bij de wens om het sociale netwerk te vergroten of die belemmeringen daarvoor wegnemen
Resultaten In 2008 zijn er zes projecten uitgevoerd: (1) ‘Huisbezoek’ (2) ‘Ouderen op de kaart’; (3) ‘Freonskipper’; (4) ‘Parochiehuis’ in St. Nicolaasga, (5) ‘Leven in de Wijk’, (6) ‘Dorpshuis Langezwaag. In 2009 was er ruimte voor vijf projecten: (1) ‘Chat’ van FCDS, met als doel het wegnemen belemmeringen voor doven en slechthorenden; (2) ‘Alfabetiseringsproject’ van FCDS, gericht op het vergroten van het netwerk van doven en slechthorenden; (3) ‘BoodschappenPlusBus’ in Sneek/Nijefurd, gericht op het vergroten van het netwerk ouderen; (4) ‘Doof in beeld’ door FCDS, met als doel: vergroting van de participatie van doven en slechthorenden; (5) ‘Meedoen, voor en door’ van Zorgbelang/LFB, dat gericht is op het vergroten van het netwerk van verstandelijk gehandicapten. In 2010 is er gewerkt aan een integrale aanpak eenzaamheid. De activiteiten zijn o.a. gericht op samenwerking en afstemming tussen formele en informele zorg. Er is in samenwerking met Movisie: een netwerkorganisatie opgestart die gebaseerd is op zelfregie bevorderende technieken. Zes gemeenten zijn bereid om een pilot “integrale aanpak eenzaamheid” uit te voeren, enkele andere gemeenten zijn geïnteresseerd. Doelrealisatie De uitvoering van onderzoek naar de effecten van interventies ter voorkoming van eenzaamheid is geen gemakkelijke zaak. Er zijn m.b.t. de effecten van de interventies rond het provinciale beleid nog geen onderzoeksresultaten voorhanden. In het kader van de integrale aanpak van eenzaamheid zou een adequaat effectiviteitonderzoek op zijn plaats zijn. Inmiddels zijn er al wel wat gegevens die erop duiden dat de eenzaamheid van ouderen wordt overschat.
30
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Conclusie Er is de afgelopen jaren een stevige inzet gepleegd op dit beleidsterrein. Het is een goede zaak dat het beleid vanaf 2010 meer gericht is op meer afstemming en samenwerking. Binnen het opgezette netwerk is tevens aandacht voor zelfregie en een integrale aanpak van eenzaamheid op gemeentelijk niveau. De gewenste resultaten zijn dan ook behaald. Over de effectiviteit van de projecten zijn helaas geen evaluatiegegevens beschikbaar. Daardoor kan er geen conclusie worden getrokken in hoeverre de doelstelling van het beleidsterrein is gerealiseerd.
2.3 ■ Vermaatschappelijking en Leefbaarheid Het thema vermaatschappelijking en leefbaarheid heeft betrekking op de sociale samenhang en hoe mensen hun woon- en leefomgeving beleven. Door maatschappelijke en economische ontwikkelingen veranderen de leefpatronen van mensen en dat heeft weer gevolgen voor de betrokkenheid van mensen bij medemensen en de omgeving. In deze dynamische context doet de overheid een toenemend beroep op mensen om zich als vrijwilliger in te zetten. Bovendien ervaren de vrijwilligers dat de wet- en regelgeving nogal eens een struikelblok is voor het optimaal kunnen functioneren als vrijwilliger. De Provincie wil een bijdrage leveren aan een duurzame samenleving, waarin burgers zich (mede) verantwoordelijk voelen voor hun leefomgeving en streeft actief (wereld)burgerschap na. In deze paragraaf komen in totaal 11 beleidsdoelen aan de orde. De beleidsdoelen 1 en 2 hebben betrekking op het aantal en de kwaliteit van vrijwilligers. Daarna is er aandacht voor drie speciale doelen op het gebied van mantelzorgers, maatschappelijke stages voor jongeren en het zo lang mogelijk zelfstandig wonen van ouderen. De doelen 6 en 7 hebben betrekking op de kwaliteit en spreiding van dorpshuizen en voorzieningen op het terrein van zorg & welzijn. Tenslotte volgen er vier doelen op het terrein van de sociale samenhang. Het gaat dan om: (8) wonen, ontmoeten en samen leren; (9) een overlegplatform voor gemeenten om op dit terrein samen te werken en van elkaar te leren; (10) het vormen van samenwerkingsverbanden van instellingen op het terrein van de sociale samenhang; (11) de inzet van sport t.b.v. het realiseren van sociale samenhang.
Meer (soorten) vrijwilligers
Doel 1
Er zijn meer (soorten) vrijwilligers
Evaluatiegegevens
Aantallen vrijwilligers, naar leeftijd en sekse
Resultaat
Aantal projecten die bijdragen aan kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het vrijwilligerswerk
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 31
Resultaten In 2008 zijn er projecten vanuit het SIF mogelijk gemaakt: (1) ‘De Freonskipper’, een project voor respijtzorg ten dienste van de Mienskipssoarch in Boarnsterhim. (2) ‘Professionalisering en uniformering Vrijwilligersbeleid’ in Noordoost Fryslân, uitgevoerd door de Kwadrantgroep. Daarnaast zijn er drie projecten door de gezamenlijke Steunorganisaties gerealiseerd: (4) Sociale hygiëne: omgang met klanten voor barpersoneel in kantines; (5) Sporttechnisch kader: een verbreding van de sport richting welzijn; (6) De realisatie van een databank burgerinitiatief. In 2009 zijn er in totaal twaalf projecten – grotendeels door subsidies vanuit het SIF - uitgevoerd: (1) ‘Versterken intake Voedselbank Leeuwarden’; (2) Scholing vrijwilligers van de Stichting Toon Hermans Huis i.o.; (3) ‘Maatjesproject ex-gedetineerden’ van Solidair Fryslân; (4) ‘Vrijwillige vervoersvoorziening G-team’; (5) ‘Belangenbehartiging in beweging’, (6) ‘Present in Fryslân’, werving van flexibel beschikbare vrijwilligersgroepen voor diverse hulpvragen; (7) ‘BoodschappenPlusBus’ in Sneek/Nijefurd met vrijwilligers: (8) Ontwikkeling PersoonsGebonden Budget (PGB)-welzijn in Achtkarspelen door geschoolde vrijwilligers in te zetten; (9) Het werven van vrijwilligers onder jongeren en allochtonen ‘Kwaliteit in diversiteit’ door Vluchtelingenwerk; (10) ‘Gastlessen Fawaka’ ( jonge mantelzorgers)’: training van jonge vrijwilligers voor het verzorgen van gastlessen op basisscholen binnen alle Friese gemeenten; (11) ‘Digitale netwerk’ Tûmba ter ondersteuning van de samenspraak tussen vrijwilligersorganisaties gericht op ontwikkelingswerk (12) ‘Scholing in beweging’ door het FSU, waarbij 50 tot 100 vrijwilligers worden opgeleid tot ambulante ‘hulpverlener’ voor burgers met vragen op het gebied van sociale zekerheid, re-integratie, handicap en belasting. In 2010 heeft Partoer op verzoek van de gemeenten en de Provincie een inventarisatie uitgevoerd naar de verschillende maatjesprojecten die in de provincie lopen en de mogelijkheden die er zijn om daarin tot samenwerking te komen. Doelrealisatie In het onderzoek van 2006 staan gegevens over het aantal vrijwilligers. Dat aantal is vergelijkbaar met 2002: 143.640. Naar sekse is er in het totaal sprake van een evenwichtige verdeling, maar er zijn verschillen tussen sectoren. Er zijn een aantal sectoren waarin de vrouwen c.q. de mannen overheersen. Qua leeftijd is het aandeel van jongeren tot 25 ongeveer 11%, Ruim de helft van de vrijwilligers bestaat uit personen tussen 25 en 55 jaar. Het aandeel van de 65-plussers is 35%. Meer dan de helft van de responderende organisaties geeft aan dat zij voldoende vrijwilligers hebben. De beantwoording van de vraag of er sprake is van een tekort aan vrijwilligers wordt tussen de sectoren verschillend beantwoord. De percentages respondenten dat aangeeft dat er sprake is van een tekort varieert tussen 17% en 40%. Het Friesch Dagblad (21-03-2009) meldt op basis van eigen inventarisatie en een
32
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
onderzoek van Movisie in 2007 een toename in het aantal vrijwilligers. Daarbij wordt een relatie gelegd met de kredietcrisis. In een onderzoek van het CBS naar sociale samenhang is de positie van Fryslân op één kenmerk van het vrijwilligerswerk opvallend. Bij meting van het percentage inwoners van 18 jaar en ouder dat vrijwilligerswerk doet blijkt Fryslân een koppositie in te nemen met een percentage van ruim 26 procent. Overijssel neemt met bijna 24% de tweede plaats in. Deze verschillen kunnen niet verklaard worden door de samenstelling van de bevolking van de provincies. Conclusie Er is een groot aantal projecten ter versterking van het vrijwilligerswerk uitgevoerd. Daarbij blijft het van belang te waken voor onnodige versnippering. In dat kader is er inmiddels een inventarisatie naar allerlei lopende “maatjesprojecten” en de mogelijkheden tot samenvoegen/samenwerking uitgevoerd. Er zijn geen gegevens beschikbaar waaruit een eventuele toe- of afname van vrijwilligers in relatie tot het Provinciale beleid kan worden aangetoond. Wel zijn er onderzoeken die aantonen dat het aantal vrijwilligers niet afneemt en een enkel krantenbericht dat aangeeft dat het aantal zelfs gestegen is als gevolg van de kredietcrisis. Uit een recente publicatie van het CBS (2011) blijkt dat Fryslân op het terrein van het percentage volwassenen dat vrijwilligerswerk doet in ons land een koppositie inneemt.
Voldoende kwaliteit
Doel 2
Er is voldoende deskundigheid en kwaliteit aanwezig bij vrijwilligersorganisaties
Evaluatiegegevens
- ervaren eigen deskundigheid bij (besturen) vrijwilligersorganisaties - cursussen gefinancierd door provincie gevolgd door bestuurders
Resultaat
Ervaren problemen door vrijwilligersorganisaties met complexe regelgeving
Resultaten In 2008 hield men de mogelijkheid open om in de eerstvolgende vrijwilligersenquête van 2010 aandacht te besteden aan de problemen die vrijwilligersorganisaties ervaren. In 2009 is besloten dat er geen vrijwilligersenquête zal worden georganiseerd, omdat op basis van landelijk onderzoek duidelijk is geworden dat voldoende mensen zich aanmelden voor vrijwilligerswerk Vanuit het project “Sterk Vrijwilligerswerk” wordt op basis van samenwerking tussen de provinciale steunorganisaties (Partoer, Doarpswurk, SPORT Fryslân en Keunstwurk) deskundigheid bij vrijwilligersorganisaties bevorderd: (1) Twee cursussen sociale hygiëne;
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 33
(2) Verbreding functie STK (Sport Technisch Kader) naar werkgeverschap voor kleine welzijnsorganisaties (dorpshuizen). In 2010 is het cursusaanbod van deskundigheidsbevordering gebundeld weergegeven op de internetsite www.frijwilligerswurk.nl. Tevens is er belangrijke informatie van de vrijwilligerscentrales op deze site vermeld. Er zijn twee cursussen verzorgd: (1) sociale hygiëne; (2) barexploitatie. Doelrealisatie In het rapport van 2006 ‘Vrijwilligerswerk in Fryslân’ geeft de helft van de respondenten aan dat de deskundigheid van de vrijwilligers voldoende is. De andere helft stelt dat die deskundigheid wel wat beter zou kunnen. De ontevredenheid over de deskundigheid van de vrijwilligers is in de dorpshuizen en multifunctionele centra afwijkend hoog: 69%. De inzet van sporttechnisch kader is bedoeld om een personen met een hoger deskundigheidsniveau in de vrijwilligersorganisaties te plaatsen. Daarmee worden bestuurders medeverantwoordelijk voor personeel met een hoger niveau van professionaliteit. Er is echter onvoldoende zicht op het effect van het sport technisch kader aan de ene kant en het volgen van cursussen aan de andere kant op het niveau van besturen. . Conclusie Er is een aanbod aan cursussen verzorgd en er is een project uitgevoerd op het terrein van sport technisch kader. In het rapport van 2006 wordt gemeld dat de ontevredenheid over de deskundigheid van vrijwilligers in dorpshuizen en multifunctionele centra hoog is. Het is de vraag in hoeverre deze doelgroep juist van het bovengenoemde aanbod heeft geprofiteerd. Op basis van deze mate van ontevredenheid kan de conclusie worden getrokken dat de beleidsdoelstelling (nog) niet is gerealiseerd. Er is wel een aanbod, maar het is de vraag of men met dit aanbod de tekortkomingen m.b.t. de deskundigheid van vrijwilligers zou kunnen opheffen. Vervolgens zijn er geen gegevens bekend over de effectiviteit van dit cursusaanbod.
Ondersteuning mantelzorgers
Doel 3
Mantelzorgers worden voldoende ondersteund
Evaluatiegegevens
- vormen van ondersteuning die mantelzorgers gehad hebben - mate van ondersteuning die mantelzorgers gehad hebben - ervaren tevredenheid over ondersteuning bij mantelzorgers
Resultaat
locatie/spreiding mantelzorgsteunpunten
Resultaten In 2009 heeft er een startconferentie mantelzorg voor bestuurders, beleidsmakers en professionele ondersteuners plaatsgevonden.
34
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Het Provinciaal overleg voor ontwikkeling en ter versterking van de steunpunten mantelzorg is operationeel met een vertegenwoordiging van 26 gemeenten. Met het oog op de invoering Wmo heeft Partoer i.s.m. Movisie een nulmeting mantelzorgondersteuning ‘Goed voor Elkaar’ uitgevoerd. In de Nofa-gemeenten is beleid en een uitvoeringsplan ‘Mantelzorg’ vastgesteld. Doelrealisatie In het rapport “Maatwerk in Mantelzorg” wordt nader ingegaan op behoeften die mantelzorgers op het gebied van ondersteuning hebben. Daarbij is de groep uitgesplitst in de leeftijdscategorieën 25-55, 56-69 en 70 jaar en ouder. Over het benutten van aanbod wordt in dit rapport niets opgemerkt. Er is een beperkte inventarisatie beschikbaar over de behoefte aan ondersteuning bij mantelzorgers (van Diepen, 2009).. Die publicatie bevat informatie over de thema’s die in de bovenstaande tabel zijn vermeld. Het gaat echter om informatie die verkregen is aan de hand van een vragenlijst die door 38 mantelzorgers is ingevuld. Een aantal vragen is niet door alle mantelzorgers ingevuld. Dus zijn de resultaten van zeer beperkte waarde. Conclusie Er is op dit moment informatie beschikbaar over de behoeften aan ondersteuning die mantelzorgers hebben. Daarbij gaat het om landelijk onderzoek, waarbij een tamelijk breed spectrum van behoeften wordt genoemd en de ervaringen van ‘Mienskipssoarch’ waaruit blijkt dat er vooral behoefte is aan respijtzorg en praktische informatie. De Provincie werkt met gemeenten aan een netwerk van steunpunten voor mantelzorgers. Er wordt in ieder geval gewerkt aan het aanbod van de ondersteuning. Het is zinvol om de vraag naar ondersteuning en de mate waarin die ondersteuning voldoet in die ontwikkeling van het aanbod mee te nemen.
Maatschappelijke stages
Doel 4
Meer jongeren nemen deel aan maatschappelijke activiteiten op lokaal en provinciaal niveau
Evaluatiegegevens
- aantal jongeren dat aan maatschappelijke stages meedoet (per plattelandsregio) - aantal jongeren dat vrijwilligerswerk verricht
Resultaat
a) aantallen plattelandsregio’s waarin maatschappelijke stages voor jongeren plaatsvinden aantallen projecten gericht op het bottomup stimuleren van rolmodellen en/of gericht op samenleven met elkaar via onderwijs en arbeid in een bredere context (zowel allochtonen als autochtonen)
Resultaten A In 2008 zijn er voor 6 plattelandsregio’s maatschappelijke stages geïnitieerd, in totaal gaat het hier om 2200 leerlingen, voornamelijk Havo en VWO. Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 35
In het schooljaar 2008/2009 gaat het om alle scholen voor voortgezet onderwijs in Fryslân. De verwachte deelname is 7382 leerlingen van alle opleidingsniveaus voor minimaal 30 uur maatschappelijke stage. In het schooljaar 2008/2009 hebben 8.905 leerlingen, afkomstig uit alle regio’s en alle opleidingsniveaus in het voortgezet onderwijs, een maatschappelijke stage gedaan. 6.318 leerlingen van het totaal liepen minimaal 30 uur stage. Er is een provinciale bemiddelingswebsite opgezet: www.wikimas.nl Er is een duurzaam provinciaal netwerk opgebouwd tussen scholen, gemeenten, welzijnsinstellingen/ vrijwilligerswerkcentrales en stagemakelaars, Doarpswurk, Sport Fryslân en Landschapsbeheer Friesland. In 2010 is er nader ingezet op het versterken van het netwerk en de realisatie van maatschappelijke stage voor een fors aantal scholieren van het voortgezet onderwijs. B Ten aanzien van het bottom-up stimuleren van rolmodellen zijn er in 2008 twee projecten gerealiseerd: (1) Jongeren (multi-culti)debat bij de heer Nijpels thuis1 (2) het project “Talent werkt”. Het gaat om een netwerkgroep van vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, het onderwijs en de overheid die zich inzetten voor bemiddeling van allochtonen naar banen en het wegnemen van vooroordelen bij werkgevers. In 2009 vond er Eén project van het Fries Participatieteam Allochtone Vrouwen i.s.m. Partoer plaats. Er verscheen een verhalenbundel met 10 levensverhalen, die getuigen van kracht, creativiteit en wijsheid om een plek te vinden in de Friese samenleving (“de Stille Strijders”). Deze bundel is in 2010 gepresenteerd. Doelrealisatie Met ingang van het schooljaar 2011-2012 is het – op basis van beleid van de Rijksoverheid - voor alle leerlingen vanaf 12 jaar verplicht een maatschappelijke stage te lopen. Het betreft hier een verplichting aan de leerlingen in het voortgezet onderwijs. Dit vergt een forse voorbereiding: voor alle nu instromende leerlingen zal – in hun eigen regio – een maatschappelijke stageplek moeten worden gevonden. Het betreft in ieder geval een samenwerking tussen: vrijwilligerscentrales, gemeenten en onderwijsinstellingen. De twee grote organisatorische vragen rond dit thema zijn: a. Op welke schaal gaan we dit organiseren? b. Om hoeveel leerlingen gaat het? In het begin heeft men de provincie in zes regio’s ingedeeld. Het bleek al snel dat dit niet goed werkbaar was en vervolgens heeft men in indeling in 12 regio’s afgesproken. Het gaat jaarlijks om duizenden leerlingen. Het aantal is de afgelopen drie schooljaren van ruim 7000 naar 9000 gestegen. Schooljaar 2007/2008 2008/2009 2009.2010
aantal leerlingen 7021 8905 9047
1 Het gaat hier om bijeenkomsten bij de Commissaris van de Koningin:
de heer Ed Nijpels. 36
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Partoer verzamelt deze gegevens jaarlijks bij de Friese scholen voor voortgezet onderwijs. Provinciale cijfers over het aantal jongeren dat vrijwilligerswerk doet zijn niet voorhanden. Uit landelijke cijfers van het CBS blijkt dat de jongeren zeker niet minder betrokken zijn bij het vrijwilligerswerk. In de categorie 18 tot 24-jarigen doet 42% vrijwilligerswerk. Dat percentage is vrijwel even hoog als dat voor de categorie 55-64 jarigen (43%). Conclusie Op basis van het bovenstaande kunnen we concluderen dat de doelstelling in het kader van de maatschappelijke stage als verplichting voor het voortgezet onderwijs is Fryslân gerealiseerd is. Dit kan nu aan het onderwijs en de vrijwilligerscentrales worden overgelaten. Over de deelname van Friese jongeren aan ander vrijwilligerswerk en projecten met rolmodellen en participatie in onderwijs en arbeid zijn nog geen specifieke cijfers bekend.
Zo lang mogelijk zelfstandig wonen
Doel 5
Er is een keuzemogelijkheid voor inwoners van Fryslân om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen op een veilige manier in eigen woning of omgeving.
Evaluatiegegevens
diversiteit en spreiding woonvoorzieningen voor ouderen/gehandicapten (zie ook Zorg)
Resultaat
aantallen projecten om bij ouder wordende burgers het keuzemoment rondom woonwensen te vervroegen ISV-projecten waarbij burgers als groep betrokken zijn uitvoeringsplan ten behoeve van inrichting van de ict-infrastrucuur voor de gemeentelijke Wmo-loketten
Resultaten A Op het terrein van het vervroegen van het keuzemoment m.b.t. woonwensen zijn in 2008 twee projecten van start gegaan: (1) Een (oriënterende) woondag in Franeker; (2) De realisatie van een handreiking kleinschalig wonen: “Samen zelfstandig wonen”. In 2009 is er een werkconferentie gerealiseerd over het thema; ‘lokaal aan de slag (Wmo en wonen), met het accent op woningaanpassing en primaat van verhuizing In 2010 is een expertmeeting over dit thema gehouden en is de publieksversie “Goed wonen in de toekomst” door Partoer verspreid.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 37
B ISV staat voor Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing. De gemeente krijgt van de overheid subsidie (investeringsbudgetten) om bepaalde locaties binnen de gemeente ‘op te waarderen’. Het ‘opwaarderen’ kan op verschillende manieren. Vanuit alle verschillende invalshoeken (milieu, welzijn, ruimtelijke ordening, verkeer, het aanbod en kwaliteit van woningen) wordt gekeken naar geschikte locaties in samenhang met de omgeving. Dan wordt gekeken waar, in die omgeving, de meeste behoefte aan is en welke invulling het beste zou zijn. In het kader van ISV projecten zijn er in 2008 twee pilotes “Geryflik wenjen” uitgevoerd. De pilots waren gericht op het – in samenwerking met de bewoners levensloopbestendig maken van huur- en koopwoningen. De pilotes zijn gestart in Achtkarspelen en Skasterlân. In 2009 heeft de gemeente Achtkarspelen zich teruggetrokken. De pilot in Skasterlân is met veel enthousiasme uitgevoerd. Er zijn 110 woningadviezen afgegeven. De resultaten zijn in een rapportage ‘Hoe wilt u straks wonen?’ vastgelegd met leerpunten voor vervolgacties gericht op levensloopbestendig wonen (ISV3). In een concept-beleidsstuk zijn in 2010 vervolgacties geformuleerd. C Het Uitvoeringsplan ICT-infrastructuur is opgesteld door “Foar Elkoar” en besproken in het Wmo-projectleideroverleg. Er zijn in 2009 17 gemeenten (Wmo-loketten) die met dezelfde ICT-applicaties werken, met als doel: het realiseren van een transparante, organisatieonafhankelijke toegang tot ondersteuning van cliënten en loketmedewerkers voor een optimale afstemming tussen Wmo/Awbz-brede zorgvraag en zorgaanbod. In 2010 is dit thema afgerond. Doelrealisatie In het al genoemde rapport “Wonen in de toekomst” worden vooral de ontwikkelingen m.b.t. de ouderen van nu en de volgende generatie in de combinatie wonen en zorg aan de orde gesteld. Dat betekent dat wonen en zorg in de toekomst meer geconcentreerd is in de grotere kernen en veel meer op actieve, mondige ouderen die prijs stellen op hun eigen zelfstandigheid. Dit is een duidelijke impuls om in de toekomst tot de realisatie van het gestelde doel te komen. Conclusie Dit thema heeft betrekking op het zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en een aantal projecten gericht op specifieke elementen van deze doelstelling. De projecten op het terrein van de deelaspecten verkeren in een eindstadium of zijn al afgerond. Er is met de publicatie “Wonen in de toekomst” een overzicht van de beschikbaarheid van verschillende woonvormen. De vraag die voor de komende periode voorligt is: in welke mate hebben inwoners van Fryslân in de praktijk die keuzemogelijkheid?
38
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Kwaliteit en spreiding van dorpshuizen
Doel 6
De gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen, multifunctionele (wijk)dentra en zorgvoorzieningen is verbeterd.
Evaluatiegegevens
- spreiding dorpshuizen, multifunctionele wijkcentra en zorgvoorzieningen - ervaren kwaliteit dorpshuizen, multifunctionele wijkcentra en zorgvoorzieningen
Resultaat
aantallen projecten om de gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen, multifunctionele (wijk)centra en zorgvoorzieningen te verbeteren
Resultaten In 2008 zijn er twee projecten gehonoreerd en gerealiseerd, te weten: (1) Ontmoetingsruimten in het dorpshuis in Langezwaag; (2) De realisatie van het multifunctionele centrum ‘Het Parochiehuis’ in St. Nicolaasga. In 2009 zijn vijf initiatieven gerealiseerd: (1) Uitbreiding en verbetering van de verblijfsaccommodatie in de Hospice Smelnehaven in Drachten; (2) Een multifunctionele accommodatie in Burdaard; (3) De realisatie van het Toon Hermans Huis in Leeuwarden. Deze accomodatie is op 19 mei 2009 geopend. Het is een inloophuis waar mensen die geconfronteerd worden met kanker terecht kunnen; (4) In het Thomashuis Noordwolde is geínvesteerd in de startfase van een voorziening ten behoeve van verstandelijk gehandicapten; (5) De inrichting van een palliatieve unit ‘De Oase’ in Dokkum. In 2010 zijn er nog eens 8 initiatieven gehonoreerd: (1) Een dorpshuis in Kootstertille; (2) Een multifunctionele accommodatie in Holwerd; (3) Een multifunctioneel centrum/brede school in Hemrik; (4) Een dorpshuis in Boksum; (5) Een dorpshuis in Pingjum; (6) De realisatie van een dorpshuis in Marssum; (7) Multifunctioneel centrum Blije; (8) De realisatie van een multifunctioneel centrum gekoppeld aan het verzorgingen verpleeghuis Leppehiem. Doelrealisatie Er zijn in de afgelopen vijf jaar in totaal 15 dorpshuizen en multifunctionele centra gerealiseerd, waarbij een deel nog gekoppeld is aan een brede school of een zorginstelling. Dat betekent dat er in ieder geval een bijdrage is geleverd aan de verbetering van de spreiding van deze voorzieningen.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 39
De gebruikswaarde en de kwaliteit van dorpshuizen en multifunctionele centra kunnen voor een deel in het programma van eisen worden uitgewerkt, maar een goed evaluatieonderzoek is vooral ook gebaseerd op de ervaringen van de gebruikers van de voorzieingen: de bezoekers, bewoners en het werkende personeel. Over deze ervaren kwaliteit en gebruikswaarde is nauwelijks informatie voorhanden.
Conclusie De projecten die zijn gerealiseerd hebben in ieder geval een bijdrage geleverd aan de verbetering van de spreiding van dorpshuizen en multifunctionele centra. Er is geen geschikte informatie om over de twee andere kenmerken – kwaliteit en gebruikswaarde – een uitspraak te kunnen doen.
Gewenste spreiding voorzieningen zorg & welzijn
Doel 7
Er is zicht op de gewenste spreiding van voorzieningen en diensten op het gebied van zorg & welzijn.
Evaluatiegegevens
spreiding voorzieningen en diensten op terrein van zorg en welzijn
Resultaat
provinciaal visiedocument over spreiding van voorzieningen en diensten op gebied van zorg en welzijn beschikbaarheid best practices voor spreiding en (basis)niveau van voorzieningen en diensten op IKP of bijeenkomsten
Resultaten In 2008 zijn twee onderzoeken (naar de algemene voorzieningen en eerstelijnsvoorzieningen) samengevoegd tot één onderzoek. Dit heeft één overzicht van voorzieningen in Fryslân opgeleverd. De achterban van ouderenorganisaties wordt ondersteund op het terrein van het kiezen voor nieuwe woonvormen voor ouderen. Er is een provinciaal visiedocument van voorzieningen over spreiding van voorzieningen en diensten opgesteld. De verfijning en vertaalslag naar regionaal c.q. lokaal niveau is in 2010 gemaakt. In samenwerking met De Friesland Zorgverzekeraar en het Zorgkantoor is er een expertmeeting gehouden over de toekomst van de ouderenzorg. Een en ander is neergelegd in het rapport “Wonen in de toekomst” Doelrealisatie Er is in de rapporten “Basiszorg in Fryslân” en “Goed wonen in de toekomst” een overzicht van de spreiding op het terrein van zorg en welzijn en de gewenste combinaties daarvan met wonen beschikbaar.
40
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Conclusie De reeds genoemde publicaties geven een goed beeld van de gewenste spreiding van voorzieningen op het terrein van wonen en zorg. Daaruit kan men de conclusie trekken dat het betreffende beleidsdoel grotendeels is gerealiseerd.
Met elkaar wonen, ontmoeten en leren
Doel 8
Er zin voldoende mogelijkheden voor burgers om met elkaar te wonen. Elkaar te ontmoeten, kennis uit te wisselen, van elkaar te leren en elkaar te accepteren.
Evaluatiegegevens
- diversiteit en spreiding woonvormen - aantal digitale ontmoetingsplekken - ontmoeting- en leerplekken, volkshogescholen e.d., die door burgers zelf worden opgezet/draaiende gehouden
Resultaat
initiatieven van groepen burgers om met elkaar te wonen, elkaar te ontmoeten of van elkaar te leren die bijdragen aan de sociale samenhang
Resultaten Er zijn in 2008 vijf projecten gehonoreerd/gerealiseerd: (1) Handreiking kleinschalig wonen: ‘Samen zelfstandig wonen’, (2) ‘Zilveren Kracht’: manifestatie voor en door ouderen en conferentie hebben plaatsgevonden. Bovendien zijn er drie meerjarige Filmprojecten van start gegaan; (3) ‘Omkeer 2.0’ in Leeuwarden/Trynwâlden; (4) ‘Freonskipper’ in Boarnsterhim; (5) ‘Avontuur Omtinkerij’ in Tytsjerksteradiel. In 2009 is ‘Zilveren Kracht’ in Opsterland en Tytsjerksteradiel o.l.v. Partoer gecontinueerd. Bovendien zijn er vijf nieuwe projecten van start gegaan: (1) “Present in Fryslân” (lokale burger ondersteuningsinitiatieven); (2) “Jonge Friezen Foarút” (ideeën van jongeren in Fryslân), (3) pilot ‘Het ondernemende dorp Twijzel’; (4) In Twaspanhuzen te Harkema wonen meerdere gezinnen, waarvan één of beide ouders een verstandelijke beperking heeft. Deze gezinnen worden ondersteund door een buren – een ‘normaal gezin’ - die verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse begeleiding en opvoeding; (5) “Samen in de Noorderhoek”in Sneek. In 2010 worden de activiteiten verder uitgevoerd door enkele budgetgefinancierde instellingen.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 41
Doelrealisatie Op dit terrein zijn er in twee jaar 10 projecten gerealiseerd en een aantal activiteiten daarvan worden gecontinueerd door de Provincie budgetgefinancierde instellingen. Deze projecten hebben een ontwikkeling in de richting van de doelstelling op gang gebracht. Conclusie Er is een diversiteit aan projecten in uitvoering genomen. Of daarmee de doelstelling is gerealiseerd valt niet uit de beschikbare informatie af te leiden. Zo wordt er in het kader van de doelrealisatie een klein aantal projecten rond digitale ontmoetingsplekken genoemd, maar of daarmee voldoende van die ontmoetingsplekken zijn gerealiseerd is nog maar de vraag. .
Gemeenten en sociale samenhang
Doel 9
Er zijn mogelijkheden voor gemeenten om van elkaar te leren en kennis uit te wisselen rondom de sociale samenhang.
Evaluatie- - aantallen gezamenlijke bijeenkomsten van gemeenten rondom dit gegevens thema - door gemeenten ervaren nut van deze bijeenkomsten
Resultaat
aantallen cycli van bijeenkomsten voor gemeenten met als doel kennisuitwisseling rondom sociale cohesie en sociaal beleid
Resultaten In 2008 is in Zuidoost Friesland een cyclus van 4 bijeenkomsten gestart. In 2009 is de cyclus in Zuidoost succesvol afgerond. Er was wel belangstelling voor een vervolg maar er is door gemeenten geen prioriteit aan gegeven. In 2010 zijn er geen nieuwe aanvragen meer voor regionale bijeenkomsten. Jaarlijks worden er 4 provinciale bijeenkomsten gehouden. Deze hadden in eerste instantie betrekking op de wet Wmo, maar is voortgezet onder de titel “Overleg zorg & welzijn”. Doelrealisatie De Provincie biedt in ieder geval jaarlijks vier bijeenkomsten voor de thema’s sociale samenhang en het sociaal beleid. Uit de interviews blijkt dat alle vijf gemeentelijke vertegenwoordigers dat overleg waarderen en daarin vooral de functies: van elkaar leren en ervaringen uitwisselen onderstrepen. Tevens is er waardering voor het Noordelijk overleg dat met enige regelmaat op het terrein van het sociale beleid wordt georganiseerd. Conclusie Op basis van het aanbod en de waardering van het aanbod kunnen we concluderen dat dit doel gerealiseerd is. Het overleg sociale samenhang en sociaal beleid wordt op basis van de behoefte van de gemeenten gedontinueerd.
42
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Nieuwe samenwerkingsverbanden sociale samenhang
Doel 10
Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ten behoeve van sociale samenhang gerealiseerd.
Evaluatiegegevens
aantallen samenwerkingsverbanden ten behoeve van sociale samenhang
Resultaat
aantallen sectoroverstijgende projecten, die bijdragen aan de sociale samenhang en waarin 3 soorten organisaties samenwerken
Resultaten In 2008 zijn op dit vlak drie projecten uitgevoerd: (1) “Omkeer 2.0’: in Leeuwarden / Trynwâlden, (2) ‘Freonskipper’: in Boarnsterhim; (3) ‘it Aventoer Omtinkerij’: in Tytsjerksteradiel. In 2009 stonden er vier projecten op het programma: (1) Jonge Friezen Foarút i.s.m. Projectbureau Noordwest, DLG en Van Hall Larenstein; (2) Een op structurele samenwerking gerichte woonservicezônekaart Skasterlân, die duurzaam aansluit bij de behoeften van alle inwoners; (3) Programma Frieslab; (4) Proeftuin Woonservicezône Bilgaard (SEV) onder de loep en kennisuitwisseling. Het speerpunt is in 2010 gerealiseerd. Dat betekent dat een aantal projecten zijn afgerond en een aantal nog doorlopen naar 2011. Uit de projecten 1 t/m 3 van 2008 en 4 van 2009 zijn nieuwe blijvende samenwerkingsverbanden onstaan. Doelrealisatie Als gevolg van de projecten die zijn uitgevoerd zijn er 4 nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan. Daarnaast is Frieslab daar een heel goed voorbeeld van. . Conclusie Als gevolg van het daadwerkelijk ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden komen we tot de conclusie dat de doelstelling op dit terrein is gerealiseerd..
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 43
Sport en sociale samenhang
Doel 11
Sport wordt ingezet als middel om sociale samenhang te versterken
Evaluatiegegevens
- aantallen dorps- en wijksporttoernooien e.d. - aantallen deelnemers aan bovenstaande toernooien
Resultaat
Aantallen BOS-projecten; Aantallen deelnemers aam BOS-projecten Tevredenheid over (kwaliteit) BOS-projecten onder gemeenten
Resultaten In 2008 zijn er in totaal 27 projecten voor diverse leeftijden van start gegaan. In de leeftijdscategorie 4 tot 12 is men heel enthousiast en is de opkomst over het algemeen goed. Met de oudere jeugd, 12 tot 18, is het in het kader van de projecten moeilijker om een passend aanbod te vinden. De ervaring leert dat deze jeugd na 2 of 3 evenementen toe is aan iets nieuws. De gemeenten zijn zeer positief. In enkele gevallen is een gemeente wat terughoudend over de resultaten. Uit de evaluatie van de activiteiten voor de verschillende doelgroepen blijkt dat er veel uit de projecten voortkomt. Als vervolg op breedtesportprojecten zijn er in 2009 vanuit het ministerie nieuwe impulsen en regelingen ter hand genomen. Enkele voorbeelden daarvan zijn: het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) en de regeling voor combinatiefuncties (binnen de sectoren van onderwijs, sport en cultuur). Met ondersteuning van Sport Fryslân zijn in 15 gemeenten BOS-projecten uitgevoerd, twee gemeenten zijn gestart met het NASB en twee gemeenten hebben combinatiefunctionarissen aangesteld. In 2010 heeft Sport Fryslân gemeenten, scholen en sportverenigingen ondersteund op het gebied van sportbeleid. Daarnaast heeft deze organisatie sportstimuleringsactiviteiten voor volwassenen en senioren ondersteund. Doelrealisatie Vanuit de aanbodkant zijn er veel projecten uitgevoerd, maar tot nu toe ontbreken er cijfers die indicatief kunnen zijn voor het nagaan van de effectiviteit van de ondernomen acties. Op basis van ervaringen tot nu toe wordt aangegeven dat de deelname van kinderen die basisonderwijs volgen beter is dan bij de jongeren van 13 t/m 18 jaar. Conclusie Het is geen gemakkelijke zaak om van een groot aantal projecten gegevens over sporttoernooien in wijken en dorpen boven tafel te krijgen. Sport wordt aan de aanbodkant ingezet met als doel de sociale samenhang te versterken, maar het ontbreekt aan gegevens over de aard en de omvang van de deelname aan de aangeboden activiteiten. Op basis van het ontbreken van die gegevens kun je dan ook geen uitspraak doen of die sportactiviteiten hebben bijgedragen aan een betere sociale cohesie.
44
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
2.4 ■ Zorg Het domein zorg kent vier sectoren: a. De curatieve zorg, gericht op genezing en gefinancierd door de ziektekostenverzekeraars; b. De care is chronische zorg die vanuit de Awbz wordt gefinancierd; c. De openbare gezondheidszorg die gericht is op preventie; d. De openbare geestelijke gezondheidszorg die gericht is op zorgmijders, thuis- en daklozen en verslaafden; e. De geestelijke gezondheidszorg, oftewel de psycheatrische zorg. De Provincie streeft naar voldoende en goed bereikbare (basis)zorg. De zorg wordt op efficiënte wijze geboden door voldoende goed opgeleid personeel. De Provincie behartigt de belangen van haar inwoners ter voorkoming van hiaten op het brede terrein van de zorg. Binnen dit beleidsthema zijn zes doelen geformuleerd. De eerste twee doelen hebben te maken met een optimale samenwerking van instellingen binnen de zorg in de vorm van ketenzorg en intersectorale samenwerking. De doelen drie en vier hebben betrekking op de basiszorg met als onderwerpen: de spreiding, toegankelijkheid, de kwaliteit en kwantiteit van de werkenden in deze sector. Het vijfde doel heeft te maken met het bevorderen van de vraagsturing in de zorg. Het laatste doel is gericht op een visie m.b.t. de combinatie wonen en zorg in de toekomst.
Ketenzorg
Doel 1
Het proces van ketenzorg is verbeterd
Evaluatiegegevens
-
Resultaat
a) aantallen projecten in diverse zorgsectoren die het proces in de ketenzorg wat betreft wachttijden optimaliseren - beschikbaarheid voorbeelden over informatieoverdracht op IKP Zorg b) aantal uitgevoerde pilotes die informatieoverdracht van medische dossiers in de keten beter aan laat sluiten - nulmeting over de signaleringsfunctie van de 1e en 2e lijnszorg c) vervolgmeting over de signaleringsfunctie van de 1e en 2e lijnszorg
wachttijden expert opinion over toestand proces ketenzorg onderzoek naar resultaten pilots aantal sectoren betrokken bij digitale dossiervorming rondom een aandoening
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 45
Resultaten A. In 2008 is er gestart met één project, genaamd “Verwijsmodel”, ICT-applicatie ter ondersteuning van het verwijsproces tussen 1e en 2e lijnszorg. De patiënt komt sneller op het juiste spreekuur. In 2009 is er een plan van aanpak ter verbetering van de informatieoverdracht wachttijden opgesteld. Verder is er een Roadmap voor ICT-innovatie in Fryslân tot stand gekomen, waarin twee zorgonderwerpen zijn opgenomen: ‘Zorg op afstand’ en ‘Qwiek’. Bij Qwiek® is de doelstelling het kunnen ontsluiten van online zorgdiensten in vele verschillende portalen of websites. Bij Zorg op Afstand is de doelstelling het realiseren en implementeren van een ‘generieke architectuur en een dienstverleningsconcept voor Zorg op Afstand’. In dit jaar zijn er twee projecten uitgevoerd: (1) Project ‘Olievlek’ o.a. gericht op verlaging van de doorloop-/wachttijd voor kankerpatiënten; (2) Project ‘Transmurale casemanager palliatieve zorg’ is gericht op het steunen en (bij)sturen van het totale zorgproces van de stervende. In 2010 heeft Partoer het project “medische dossiers” uitgevoerd. Over de resultaten van de pilots en de betrokken instellingen bij digitale dossiervorming is geen specifieke informatie beschikbaar. B. In 2008 zijn voorbeelden van Informatieoverdracht vermeld op IKP Zorg (o.a. informatieoverdracht ‘Ontwikkelingen’). In 2009 zijn er twee projecten uitgevoerd: (1) ‘Ketenzorg dementie Friesland’ met o.a. implementatie van data- en zorgregistratiesystemen; (2) “HemoBase”, een elektronisch patiëntendossier met koppelingen aan generieke Ziekenhuis Informatie Systemen en een patiëntenportaal. C. Er is een nulmeting naar de signaleringsfunctie in het huishoudelijke werk van de 1e en 2e-lijnszorg uitgevoerd. Het effect van de overgang van de functie huishoudelijk werk van Awbz naar Wmo zal nader gevolgd worden. Doelrealisatie In de beschikbare publicaties op het terrein van de ketenzorg komt het thema wachttijden niet aan de orde. De publicaties zijn vooral gericht op het thema kwaliteit. Conclusie Als we kijken naar de deelthema’s die bij deze doelstelling van belang zijn, dan is er op vrijwel alle thema’s de nodige inzet gepleegd. Daar staat tegenover dat er nauwelijks informatie beschikbaar is die een conclusie binnen het kader doelrealisatie rechtvaardigt. Dit heeft te maken met het feit dat deze projecten in 2010 nog niet de fase van afreking hadden bereikt.
46
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Integrale samenwerking
Doel 2
Integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen.
Evaluatiegegevens
- aantallen subsidieaanvragen met aanvragers uit meerdere hoeken zorg, cure en care - expert opinion over integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen
Resultaat
aantallen expertmeetings in het kader van ontschotting door integrale samenwerking aantallen projecten die sectoroverstij gend zijn en integrale samenwerking stimuleren vermelding good practices met betrekking tot ontschotting door integrale samenwerking op IKP zorg
Resultaten A In 2009 heeft een verkennende gespreksronde met de Stuurgroep van Frieslab geleid tot een themakeuze voor een expertmeeting in 2010. Voorbereidingen zijn in gang gezet. Het onderwerp is ‘de overgang van jeugd- naar volwassen zorg’. in 2010 heeft de expertmeeting ‘jeugdconferentie Vlieland’ plaatsgevonden. Het heeft geresulteerd in een projectplan ‘Vlielandgroep’. De voorbereiding van twee pilots is in gang gezet B In 2008 zijn er drie projecten uitgevoerd: (1) ‘Omkeer 2.0’ in Leeuwarden/Trynwâlden, om vanuit de hulpvraag en met ontschotting van budgetten zorg, welzijn en diensten te organiseren; (2) ‘Mienskipssoarch’ in Boarnsterhim, met de klant als regisseur fase 1; (3) “Dichtbij de burger”: een overdraagbaar preventieproject in Tytsjerksteradiel. In 2009 zijn er drie projecten uitgevoerd: (1) ‘Psychische stoornis’ met expertiseontwikkeling gericht op mensen met een verstandelijke beperking en psychische problematiek; (2) ‘Coördinatie van de 1e en 2elijnszorg’, de ontwikkeling van een model gericht op multi-problem gezinnen en (3) ‘Mienskipssoarch in Boarnsterhim’, met de klant als regisseur fase 2. In 2010 zijn drie initiatieven in praktijk gehonoreerd: (1) Frieslab heeft onderzoek gedaan naar het kartelverbod in de ketenzorg (NMA). Rapportage ‘Keten of Kartel’; (2) Daarnaast heeft Frieslab het onderzoeksrapport ‘Wie betaalt de Huishoudelijke Hulp bij thuiswonende mensen met een indicatie verblijf?’ uitgegeven en (3) het project ‘Duet’ van Stichting Mienskipssoarch heeft als doel een sluitende keten van zorg en dienstverlening voor jeugdigen van 15 t/m 25 jaar met autistische beperkingen te realiseren. Zorgbelang heeft in samenwerking met Frieslab over dit thema leerarena’s uitgevoerd.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 47
C De vermelde ‘good practices’ op IKP Zorg is gerealiseerd. Doelrealisatie In de studie “Keten of Kartel” heeft Frieslab in samenspraak met de NMA de samenwerking in het kader van de ketenzorg vanuit het risico van kartelvorming geanalyseerd. De cruciale vraag in dit onderzoek was of voor zeer specialistische zorg het principe van keuzevrijheid voor de cliënt op basis van marktwerking wel realistisch is. De jeugdconferentie op Vlieland heeft een projectplan opgeleverd waarin de betrokken partijen de versnippering in de jeugdzorg graag willen tegengaan door: een beter diagnostisch proces; zorgaanbod gericht op vraag klant; structurele en continue begeleiding klanten; betere informatie geven; betere communicatie tussen klanten en organisaties. Conclusie Er zijn binnen deze doelstelling een aanzienlijk aantal projecten uitgevoerd die het versterken van de integrale samenwerking ten doel hadden. Bovendien zijn er vanuit Frieslab en de jeugdconferentie op Vlieland onderwerpen uitgewerkt die betrekking hebben op het oplossen van knelpunten die een goede integrale samenwerking in de weg staan. Aan de aanbodkant is de inzet indrukwekkend te noemen. Toch is het een expert opinion over de beoorgde integrale samenwerking van belang om te kunnen vaststellen wat de kwaliteit van die integrale samenwerking inhoudt. Vandaar dat we kunnen concluderen dat deze doelstelling in ieder geval gedeeltelijk is gerealiseerd.
Basiszorg
48
Doel 3
Voldoende en bereikbare basiszorg voor alle inwoners van Fryslân
Evaluatiegegevens
- aantal vestigingen 1e-lijnszorg (huisarts, tandarts, maatschappelijk werk, consultatiebureau, fysiotherapeut, verloskundige, apotheker, wijkverpleegkundige/verzorgende en de thuiszorg). Daarnaast in ieder geval ook ziekenhuizen en ambulancevervoer - aantal werkzame personen in bovenstaande onderdelen 1e-lijnszorg - locatie vestigingen diverse categorieën 1e-lijnszorg
Resultaat
knelpuntenanalyse over de bereikbaarheid en toegankelijkheid basiszorg in Fryslân aantallen pilots op basis van de uitkomsten knelpuntenanalyse bereikbaarheid en toegankelijkheid basiszorg in Fryslân haalbaarheidsstudie naar de vraag in hoeverre zorg toerisme een oplossing kan bieden voor voldoende bereikbare basisvoorzieningen in Fryslân
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Resultaten A De analyse naar knelpunten in de bereikbaarheid van de basiszorg in Fryslân is in 2008 door Partoer uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn in 2009 in het rapport “Basiszorg in Fryslân” gepresenteerd. B Dit punt heeft duidelijke raakvlakken met de punten 5,6 en 7 van onderdeel Vermaatschappelijking en Leefbaarheid. In 2009 is er in overleg met stakeholders een voorselectie gemaakt van mogelijke pilots; In 2010 zijn de randvoorwaarden rond 2 scenario’s, te weten: centralisatie en decentralisatie, door partijen uit het veld beschreven. C Deze studie is in 2008 voltooid. Het vervolg wordt onder supervisie van de afdeling ERT uitgevoerd. Doelrealisatie Partoer heeft op basis van het onderzoek “Basiszorg yn Fryslân, 2009” en enkele aanvullende bronnen een serie overzichten samengesteld. Deze overzichten hebben betrekking op een groot aantal voorzieningen in de basiszorg: ziekenhuizen, ambulances, huisartsen, farmaceutische zorg, verloskundigen, tandartsen, fysiotherapeuten, 1e-lijns psychologen, algemeen maatschappelijk werk en consultatiebureaus. De gegevens hebben betrekking op aantallen, spreiding en de ontwikkelingen tussen 2008 en 2010. Conclusie Over de spreiding en bereikbaarheid van voorzieningen in de basiszorg is adequate informatie beschikbaar. De randvoorwaarden voor centralisatie en decentralisatie zijn geformuleerd. Wat de bereikbaarheid betreft zijn de knelpunten in kaart gebracht. Op basis van deze informatie zouden twee vragen aan de orde moeten komen: A. Is er nu sprake van een goede en bereikbare basiszorg voor alle inwoners van Fryslân? B. Indien nee, wat er nog gedaan zou kunnen worden om met name de bereik baarheid van bepaalde voorzieningen in bepaalde regio’s nog verder te verbeteren?
Voldoende gekwalificeerd personeel
Doel 4
Voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel (m.n. in de ouderenzorg);
Evaluatiegegevens
- aantallen personeel in de zorg (specifiek ouderenzorg) - personeelstekorten in de zorg (specifiek ouderenzorg) - tevredenheid patiënten over (klantgerichtheid) zorgpersoneel - expert opinion over kwalificaties personeel in de zorg
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 49
Resultaat
onderzoek naar gevraagde competenties van personeel in de ouderenzorg en het aanbod van personeel aantallen pilots om de personeelskrapte te reduceren
Resultaten A. In 2009 is de rapportage “Arbeidsmarktonderzoek Zorg. Regio Friesland 2008-2011” van Calibris beschikbaar gekomen. Er zijn zes speerpunten benoemd. Er is (aanvullend) onderzoek gedaan naar: hoe tieners en allochtonen te interesseren voor werk in de zorg? B. Ten aanzien van de reductie van personeelskrapte is er in 2008 één project uitgevoerd. Het betreft een project met een farmacierobot om farmaceutische zorg op het platteland bereikbaar te houden. In 2009 is het project ‘Jongeren interesseren voor werken in de zorg’ door Stichting Ventura Plus van start gegaan. In 2010 heeft Partoer één project uitgevoerd. Dat project kende drie onderdelen: (1) ‘Fluchskrift’ ‘Jongeren interesseren in de zorg’, (2) ‘Nieuwe Friezen in de zorgsector’ en (3) ‘Een brancheweek voor de zorg’. Het onderwerp blijft een aandachtspunt in het kader van Krimp. Doelrealisatie Op basis van gegevens van arbeidsmarktonderzoek heeft Partoer de stand van zaken en de verwachtingen m.b.t. het personeel in de zorg opgesteld. Op basis van een arbeidsmarktonderzoek van Prismant/Regioplus 2009 geeft Partoer een overzicht van het aantal werkenden in loondienst in de zorgsector van Fryslân. In 2008 werkten bijna 34.000 mensen in de zorgsector. Daarbij varieert het percentage vrouwen tussen de 73% in de geestelijke gezondheidszorg en 96% in de thuiszorg. Over het totaal aantal werkenden is 28% ouder dan 50 jaar. In totaal gaat het om bijna 18.000 arbeidsplaatsen, de meeste in de verpleeg- en verzorgingshuizen (33%) en in de ziekenhuizen (27%). Vanuit dit overzicht en de ontwikkelingen binnen de branche en op de arbeidsmarkt wordt er een overzicht gegeven van de toekomstige ontwikkelingen per branche: - In de ziekenhuizen en de geestelijke gezondheidszorg zullen vraag en aanbod redelijk in evenwicht zijn. - In de gehandicaptenzorg verwacht men een overschot aan sociaal-pedagogisch werkers niveau 4 en in wat mindere mate ook op niveau 3. Vraag en aanbod in de overige functies zullen min of meer in evenwicht zijn. - In de verpleeg- en verzorgingshuizen zal een toenemend tekort aan verzorgenden 3 en in mindere mate een tekort aan verpleegkundigen 4 ontstaan. Conclusie Er is m.b.t. dit beleidsdoel voldoende adequate informatie beschikbaar en er zijn diverse acties ingezet om extra aandacht te vragen voor de zorgsector als bron van werkgelegenheid.
50
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Het gaat om een dynamische doelstelling. De realisatie ervan vraagt constante aandacht omdat vraag, aanbod en kwaliteit m.b.t. de werknemers aan veranderingen onderhevig is. Zo zien we in de ouderenzorg – bij gelijkblijvend beleid - een toenemend tekort ontstaan en in de gehandicaptenzorg een toenemend overschot. Op basis van deze constateringen kan de conclusie getrokken worden dat deze doelstelling nu grotendeels is gerealiseerd. Op basis van de beschikbare informatie is het mogelijk om met gericht beleid deze doelstelling in de nabije toekomst volledig te realiseren.
Handvatten voor vraagsturing
Doel 5
Patiënten/ cliëntenorganisaties hebben handvaten om vraagsturing te krijgen;
Evaluatiegegevens
- aantallen/percentages organisaties binnen zorg, m.n. GGZ/gehandicaptenzorg, met protocollen over klantgerichtheid
Resultaat
voorbeelden van werkwijzen over vraagsturing op het IKP Zorg signaleringsrapporten over knelpunten in de vraagsturing aantallen cursussen voor patiënten/ cliëntenorganisaties in vraagsturing aantallen adviezen aan patiënten/ cliëntenorganisaties over vraagsturing aantallen projecten met betrekking tot de implementatie van voorbeeldmodellen voor vraagsturing binnen de sectoren GZ/GGZ/ V&V
Resultaten A In 2008 zijn de werkwijzen gericht op vraagsturing op IKP-Zorg gepresenteerd. B Het thema knelpunten in de vraagsturing is in het jaarverslag 2008 van Zorgbelang aan de orde gesteld. In 2009 zijn er geen speciale rapportages over de knelpunten verschenen. Het onderwerp is meegenomen in vormen van ambtelijk en bestuurlijk overleg. In bepaalde gevallen zijn de knelpunten door Frieslab onder de loep genomen. Zie o.a. Rapport ‘Meitinker, omtinker en ouderenadviseur, op weg naar een werkbaar model’. Er zijn in 2010 door Zorgbelang op verschillende plaatsen signalen van cliënten geïnventariseerd. Daarvoor zijn verschillende methodieken ingezet zoals de ZorgBarometer, enquête, meldacties, e-panel, focusgroepen en verlanglijstjes. In het productplan 2011 wordt hier werk van gemaakt. Daarnaast zijn signalen ingebracht op de relevante plekken, zoals: IKP-Zorg, kwaliteitsbeleid van de betreffende instellingen, cliëntenraden en Wmo-adviesraden, beleid gemeenten en zorginkoop van zorgkantoor Friesland en De Friesland Zorgverzekeraar.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 51
De speciale rapportages over knelpunten zijn ook door het Platform Zorg meegenomen. C Deze adviezen staan vermeld in de jaarverslagen 2008 t/m 2010 van Zorgbelang. D In 2008 is er één project: ´Omkeer 2.0´ in Leeuwarden/Trynwâlden uitgevoerd. In 2009 zijn er drie projecten van start gegaan: (1) Pilot ‘Integrale cliëntbenadering 1e-lijn’ in Menaldumadeel; (2) ´Mienskipssoarch´ in Boarnsterhim, met de klant als regisseur fase 2; (3) ‘Stem geven aan’ is empowerment van cliëntengroepen om deel te kunnen nemen aan adviesraden (Zorgbelang). In 2010 is het project vraagsturing van FCDS met de titel ‘oog en oor in verzorgingshuizen’ gesubsidieerd.
Doelrealisatie Specifieke informatie op dit punt is niet beschikbaar. Op IKP-Zorg worden enkele definities van vraagsturing gegeven. Het project Olievlek is een benadering vanuit vraagsturing en goede integrale samenwerking. Het project laat gunstige resultaten zien. In “Signalen als spiegel” worden een aantal klachten/problemen bij vraaggestuurd werken aangekaart. Er is voldoende input geleverd aan zorginstellingen om concreet vorm te geven aan vraagtgestuurd werken. Over de mate waarin dit door deze instellingen is gerealiseerd is geen specifieke informatie beschikbaar. Conclusie Er is aan de aanbodkant de nodige aandacht voor het vraaggestuurd werken. Er is geen specifieke informatie beschikbaar over de manier waarop zorginstellingen vraaggestuurd werken. We kunnen dus hooguit concluderen dat er vooruitgang is geboekt met het verzamelen en beschikbaar stellen van informatie over knelpunten in de vraagsturing. Wat de betreffende instellingen in de concrete praktijk doen aan vraagsturing wordt niet duidelijk. Dus kunnen we niet verder gaan dan de conclusie dat dit doel gedeeltelijk is gerealiseerd.
52
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Visie op spreiding wonen en zorg
Doel 6
In 2009 is er een visiedocument over de spreiding van de zorgcapaciteit en mix aan woonvormen (inclusief hospices).
Evaluatiegegevens
- ontwikkeling/groei diverse typen woonvormen - locatie van de diverse typen woonvormen
Resultaat
visiedocument over de spreiding van de zorgcapaciteit en mix aan woonvormen
Resultaten Dit beleidsthema valt in de uitvoering samen met thema 7 van vermaatschappelijking en leefbaarheid. Vandaar dat we de resultaten van dit onderdeel hier opnieuw weergeven. In 2008 zijn twee onderzoeken (naar de algemene voorzieningen en eerstelijnsvoorzieningen) samengevoegd tot één onderzoek. Dit heeft één overzicht van voorzieningen in Fryslân opgeleverd. De achterban van ouderenorganisaties wordt ondersteund op het terrein van het kiezen voor nieuwe woonvormen voor ouderen. Er is een provinciaal visiedocument van voorzieningen over spreiding van voorzieningen en diensten opgesteld. De verfijning en vertaalslag naar regionaal c.q. lokaal niveau is in 2010 gemaakt. In samenwerking met De Friesland Zorgverzekeraar en het Zorgkantoor is er een expertmeeting gehouden over de toekomst van de ouderenzorg. Een en ander is neergelegd in het rapport “Wonen in de toekomst”.
Doelrealisatie In het rapport “ Wonen in de toekomst” worden vooral de ontwikkelingen m.b.t. de ouderen van nu en de volgende generatie in de combinatie wonen en zorg aan de orde gesteld. Dat betekent dat wonen en zorg in de toekomst meer geconcentreerd is in de grotere kernen en veel meer op actieve, mondige ouderen die prijs stellen op hun eigen zelfstandigheid. In het rapport worden - vanuit de combinatie wonen en zorg- de woonvormen ingedeeld in: Geschikt wonen in woningen die op essentiële kenmerken meer geschikt zijn voor ouderen. Verzorgd wonen: de ouderen kunnen via een nabijgelegen zorgsteunpunt verpleging of verzorging ontvangen. Beschermd wonen is wonen waarbij er 24 uur per dag zorg en toezicht aanwezig is. Van de eerste twee vormen van wonen is per gemeente aangegeven of er voldoende of onvoldoende van dit soort woonvormen beschikbaar zijn.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 53
Conclusie De visie is neergelegd in de publicatie “Wonen in de toekomst”. Het rapport geeft een goed zicht op de gewenste spreiding van voorzieningen op het terrein van wonen en zorg. Daaruit kan men de conclusie trekken dat het betreffende beleidsdoel grotendeels is gerealiseerd.
54
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
HOOFDSTUK
3
Interviews met een aantal stakeholders
3.1 ■ Inleiding In het kader van het project Evaluatie Sociaal Beleid zijn interviews gehouden met gemeenten, steunorganisaties, maatschappelijke organisaties en enkele organisaties met een incidentele subsidierelatie via projectfinanciering. De gesprekken leveren een bijdrage aan het evalueren van de Sociale Agenda. Het interview is afgenomen aan de hand van een vantevoren vastgestelde vragenlijst. Op basis van de vragenlijst zijn tijdens elk gesprek de volgende onderwerpen aan de orde gesteld: de doelstellingen van de Sociale Agenda 2008-2011 en de manier waarop deze doelen gerealiseerd kunnen worden; de successen en hun bouwstenen in het sociale beleid; de bijdrage van de Provincie aan de successen; de zaken binnen het sociale beleid waarover de stakeholders niet tevreden zijn en de redenen waarom; de meerwaarde van de provinciale overheid op het sociale terrein.
3.2 ■ Methode van onderzoek De afname van de interviews en de verwerking van de gegevens. Alle interviews zijn in de periode november – december 2010 door twee onderzoeksmedewerkers van Partoer verzorgd. De interviewers hebben van elk interview een schriftelijke rapportage opgesteld.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 55
De schriftelijke rapportages zijn op de afdeling BGI verwerkt. In eerste instantie zijn de inhouden van alle rapportages in één document ingedeeld naar de vragen die tijdens het interview zijn gesteld. Op basis van deze gereorganiseerde weergave zijn de antwoorden van de geïnterviewden op een systematische wijze per onderwerp weergegeven. Bij de weergave van de antwoorden is er zoveel mogelijk onderscheid gemaakt in de relatie die de verschillende organisaties t.o.v. de Provincie hebben bij de uitvoering van de SocialeAgenda. De instellingen zijn daartoe in vier categorieën ingedeeld: 1. De gemeenten. De gemeenten voeren een eigenstandig sociaal beleid en zetten daarbij eigen middelen in. Dit beleid komt in principe overeen met de doelstellingen van de Sociale Agenda. Daarnaast kunnen gemeenten bij de Provincie aanvragen indienen om specifieke projecten in het kader van de Sociale Agenda uit te voeren. De onderstaande gemeenten zijn geslecteerd, omdat zijn naast het eigenstandige beleid tevens ook een of meer projecten in samenwerking met de Provincie hebben uitgevoerd. ■ Skasterlân; ■ ■ ■ ■
Franekeradeel; Dantumadiel; Opsterland; Sneek.
2. De provinciale steunorganisaties. Het betreft hier organisaties die intensief betrokken zijn bij de uitvoering van de Sociale Agenda. Dat houdt in dat deze instellingen specifieke taken voor de Provincie uitvoeren, maar tevens ondersteuning bieden aan de gemeenten en maatschappelijke instellingen die bij de agenda betrokken zijn. De Provincie subsidieert deze steunorganisaties op basis van jaarlijks in te dienen productplannen. De geïnterviewde organisaties uit deze categorie zijn: Doarpswurk: dit is een steunorganisatie van de Provincie op het terrein van plattelandsbeleid. Partoer CMO Fryslân: dit is een belangrijke steunorganisatie van de Provincie m.b.t. de Sociale Agenda. De taken liggen op de gebieden van onderzoek, projectontwikkeling, implementatie en Informatiepunt (IKP). Sport Fryslân: dit is een steunorganisatie op het terrein van het stimuleren van sport en bewegen. 3. De maatschappelijke organisaties die van de Provincie budgetsubsidie ontvangen. Het betreft maatschappelijke organisaties die in het kader van de Sociale Agenda concrete projecten uitvoeren en daarvoor – op basis van een projectplan – budgetsubsidie van de Provincie ontvangen. Bij de keuze van de instellingen is vooral gekeken naar een goede dekking met de vier beleidsthema’s van de Sociale Agenda. Met de onderstaande vijf organisaties uit deze categorie is het interview afgenomen: ■ Zorgbelang Fryslân; ■ Solidair Fryslân; ■ Fries samenwerkingsverband uitkeringsgerechtigden; ■ Fries centrum voor doven en slechthorenden; ■ Tûmba.
56
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
4. De maatschappelijke organisaties die van de Provincie incidentele subsidie ontvangen. Het gaat om organisaties die voor één of meer projecten incidentele subsidie ontvangen. De geïnterviewden uit deze categorie zijn: ■ Mienskipssoarch; ■ Talant.
3.3 ■
Resultaten
De resultaten van de interviews. In deze paragraaf geven wij de resultaten van de interviews weer. Daarbij komen de volgende onderwerpen achtereenvolgens aan de orde: De relatie die de geïnterviewde instellingen met de Provincie in het kader van de Sociale Agenda hebben, zowel inhoudelijk, financieel als procesmatig; De successen, de bouwstenen van succes en de bijdrage van de Provincie in de successen; De tegenvallers en hun oorzaken; De meerwaarde van de Provinciale overheid in het sociale beleid.
3.3.1 De relatie met de Provincie in het kader van de sociale agenda Inhoudelijk De vertegenwoordigers van de vijf geïnterviewde gemeenten geven aan de inhoud van de Sociale Agenda niet volledig paraat te hebben. De Sociale Agenda wordt ter voorbereiding van een aanvraag voor het Sociaal Investerings Fonds (SIF) expliciet geraadpleegd. De gemeenten voeren op het terrein van het sociale beleid diverse projecten en programma’s uit. Deze projecten en programma’s corresponderen met de doelstellingen van de sociale agenda, maar het is niet zo dat voor het sociale beleid van de gemeenten de Sociale Agenda van de Provincie leidend is. Op dit terrein is het beleid van de betreffende gemeente of van de samenwerkende gemeenten (denk aan de Nofa gemeenten en de 8 gemeenten in de zuidwest hoek) leidend. Gemeenten voeren allerlei zaken die in de Sociale Agenda staan al uit. De vraag is echter of dit wordt veroorzaakt door de Sociale Agenda of dat er sprake is van het inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. In dit kader kunnen de geïnterviewden van de gemeenten niet aangeven of de uitvoering van de Sociale Agenda op koers ligt, Ze geven wel aan dat de uitvoering van het eigen gemeentelijke sociale beleid op koers ligt. Twee gemeenten noemen enkele projecten die in samenwerking met de Provincie zijn uitgevoerd. De geïnterviewden noemen het project “jongeren en alcohol” en ‘brede school” in het kader van Boppeslach. Een geïnterviewde noemt projecten op het terrein van: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), mantelzorgondersteuning en vrijwilligerswerk, maar voert ze op als illustratie van de goede ervaringen met Partoer Cmo Fryslân. Een geïnterviewde meldt dat een projectvoorstel van gemeenten - om de armoedebestrijding te concretiseren door uit te gaan van de behoeften van mensen aan de onderkant van de samenleving – uiteindelijk geen steun van de Provincie kreeg.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 57
Een geïnterviewde geeft aan dat er weinig contact is met de Provincie, maar wel met twee steunorganisaties: Partoer en Zorgbelang. Men is tevreden over de ondersteuning vanuit deze twee organisaties. Geïnterviewden van twee gemeenten laten zich uit over de doelen in de Sociale Agenda. Beide geïnterviewden geven aan dat deze doelen helder zijn. Volgens een andere geïnterviewde zijn de doelstellingen echter veel te theoretisch van aard. De Provincie geeft in die doelen een uitwerking van een visie, die men vertaalt in het formuleren van een wenselijke situatie. Het ontbreekt aan een goede analyse van de maatschappelijke ontwikkelingen die uitmondt in heldere beleidsdoelen. Op basis van deze concrete doelen kan de Provincie vervolgens aangeven welke mogelijkheden er inhoudelijk en financieel zijn om ze in de praktijk van alledag te realiseren. Bij de steunorganisaties kijkt men op de volgende manier naar de Sociale Agenda. Voor een geïnterviewde is de Sociale Agenda een goed hulpmiddel om knelpunten helder te krijgen en verbeteringen door te voeren. De doelstellingen in de Sociale Agenda zijn tamelijk abstract en vragen dan ook om een vertaling naar de praktijk. De instelling heeft niet zo veel raakvlakken met de Sociale Agenda. Daarom is het voor de geïnterviewde ook moeilijk om aan te geven of de uitvoering van de agenda op koers ligt. De tweede geïnterviewde ervaart dat de Provincie de Sociale Agenda steeds duidelijker invult. Deze instelling kan in het kader van de agenda richting Provincie goed aangeven wat er in de praktijk speelt en wat de relevante ontwikkelingen zijn. Men heeft de indruk dat de uitvoering van de agenda op koers ligt. Het is echter wel zo dat de jaarlijkse programma’s niet altijd goed corresponderen met de doelstellingen van de Sociale Agenda. Een andere geïnterviewde merkt op dat het onderwerp sport niet zo expliciet in de Sociale Agenda staat vermeld. Sport en bewegen zijn eerder een middel binnen beleidsvelden die wel in de agenda zijn uitgewerkt. Men moet dan denken aan; leefbaarheid, sociale cohesie, gezondheid en toerisme. Deze raakvlakken komen ook weer terug in de vele samenwerkingsprojecten waar de instelling bij betrokken is. Een geïnterviewde signaleert regelmatig een spanningsveld tussen ervaringen die gemeenten met projecten op het terrein van het sociale beleid hebben opgedaan en de doelstellingen die in de Sociale Agenda staan geformuleerd. Het is dan ook van belang dat de Sociale Agenda de ambitie blijft van de Provincie, de gemeenten en de overige partijen. De geïnterviewde ziet dat – als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen – bepaalde onderwerpen wel in de agenda zijn opgenomen (krimp en vergrijzing), terwijl andere thema’s niet of in onvoldoende mate in de agenda zijn opgenomen (emancipatie en sociale veiligheid). Een andere geïnterviewde geeft aan dat haar instelling weinig bemoeienis heeft gehad met het opstellen van de provinciale notitie “Sport beweegt Fryslân”. Het is tot nu toe lastig voor de Provincie om sport en bewegen in een integraal beleid uit te werken en uit te (laten) voeren. Het tempo van de sportwereld sluit niet aan bij het tempo van de Provinciale overheid. De geïnterviewden van de maatschappelijke organisaties die budgetsubsidies ontvangen geven aan dat de doelen van de Sociale Agenda helder zijn geformuleerd.
58
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Voor vier van de vijf instellingen zijn die doelen echter te algemeen van aard en dat betekent dat deze instellingen hun concrete doelen niet goed in de doelen van de Sociale Agenda kunnen plaatsen, m.a.w. men signaleert een niet optimale overeenkomst tussen de doelen van de maatschappelijke organisaties en de doelen van de Sociale Agenda. Een geïnterviewde geeft aan dat er weinig ruimte is voor het onderwerp “wereldburgerschap”. Een andere geïnterviewde merkt daarbij nog op dat er bij de uitvoering van het sociale beleid zo sterk de focus ligt op de speerpunten/resultaten van de Sociale Agenda, dat daardoor de doelen naar de achtergrond worden gedrongen. Een derde geïnterviewde pleit in dit kader voor de nodige beleidsruimte voor de maatschappelijke organisaties om in hun productplannen de doelen van de Sociale Agenda concreter uit te werken. De maatschappelijke organisaties zijn niet goed in staat om een duidelijk beeld te geven in hoeverre de Sociale Agenda op koers ligt. Men kan wel aangeven hoe de eigen organisatie m.b.t. de uitvoering van projecten op koers ligt. Twee geïnterviewden geven aan dat de Sociale Agenda “overall” wel op koers ligt, maar dat bepaalde onderwerpen meer aandacht behoeven, zoals het voorzieningenniveau in kleine dorpen, de leefbaarheid van het platteland en de “nieuwe” religies. Een andere geïnterviewde geeft aan dat het proces van ketenzorg de afgelopen jaren is verbeterd. Volgens een geïnterviewde is er op het terrein van welzijn de nodige vooruitgang geboekt. Dat komt doordat de Provincie op een systematische wijze partijen heeft gedwongen om goed samen te werken. Door de diverse geïnterviewden worden een behoorlijk aantal aandachtpunten genoemd die wij hieronder kort weergeven. ■
■
■
■
■
Niet alle activiteiten die vanuit de Sociale Agenda worden opgezet zijn even effectief. Voor de gewenste ondersteuning van mantelzorgers zijn diverse mantelzorgsteunpunten opgericht. Die steunpunten voldoen aan de vragen van mantelzorgers, maar het is de vraag of het ook een optimaal geheel van ondersteuning van cliëntsystemen biedt; Op sommige punten ontbreekt de samenhang in het sociale beleid. In het maatjesproject krijgt een jongere in een kwetsbare positie een maatje die hem/haar wekelijks bezoekt. Er wordt echter geen verbinding gelegd met het terrein van de jeugdzorg; Een geïnterviewde constateert dat de Provincie weinig prioriteit geeft aan en weinig expertise in huis heeft op het terrein van de sociale zekerheid. Dat komt volgens de geïnterviewde omdat de Provincie op dit terrein weinig taken en bevoegdheden heeft; Bij het opstellen van de Sociale Agenda was er sprake van dynamiek. Veel organisaties werden uitgenodigd om actief mee te denken over de invulling van de agenda. De agenda is uiteindelijk toch in algemeenheden blijven hangen, waardoor het niet voor een wat breder publiek toegankelijk is. Bovendien is de dynamiek van het begin al enige tijd niet meer aanwezig, omdat men gefixeerd is op de gegevens uit de beginperiode. Daardoor is de Sociale Agenda nu een tamelijk statisch beleidsdocument geworden. Een geïnterviewde stelt dat de Provincie in het kader van de Sociale Agenda wel voldoende stimulansen geeft, maar te weinig inhoudelijke input levert.
De maatschappelijke instellingen die incidentele subsidie ontvangen, geven aan dat
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 59
de Sociale Agenda een helder geformuleerde en duidelijk gestructureerde nota is. De doelstellingen geven richting aan de activiteiten van de gemeenten en de maatschappelijke organisaties. De nota biedt te weinig ruimte voor de eigen inbreng van de maatschappelijke organisaties. Volgens de geïnterviewden komt dat voor een deel ook door het feit dat deze organisaties niet goed op de hoogte zijn van de beleidslijnen. De instellingen zouden bijvoorbeeld meer gebuik kunnen maken van het SIF, maar niet iedereen in de organisaties is voldoende op de hoogte van de speerpunten binnen de Sociale Agenda. Zo zou een instelling zich ook meer proactief kunnen opstellen op het terrein van het vrijwilligerswerk. De geïnterviewden vinden het moeilijk aan te geven of de Sociale Agenda op koers ligt, omdat men te weinig zicht heeft op de resultaten van de Sociale Agenda. Beide geïnterviewden geven aan dat hun organisaties met de uitvoering van projecten op koers liggen. De geïnterviewden brengen m.b.t. de uitvoering van de Sociale Agenda de volgende aandachtspunten naar voren; ■ Een aantal projecten hebben een open einde, doordat het beleid op dat thema zich doorontwikkelt. Dat heeft tot gevolg dat de projectontwikkeling en fondsenwerving niet gelijk oplopen en dat kan weer leiden tot problemen m.b.t. de uitvoering; ■
■
■
Een instelling heeft op basis van subsidie vanuit het SIF een aantal zinvolle projecten voor mensen met een verstandelijke beperking kunnen uitvoeren, zoals: de ontwikkeling van een beeldhorloge, een studie naar en de ontwikkeling van een methode op het terrein van de taalontwikkeling bij mensen met een verstandelijke beperking; Het is een goede zaak dat de Provincie kritisch kijkt naar de ingediende projectvoorstellen. Op deze manier wordt voorkomen dat projecten niet bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van de Sociale Agenda; De geïnterviewden vinden het van belang dat de Provincie bij de uitvoering van haar beleid uitgaat van wat er in het veld leeft en waar de maatschappij qua ontwikkeling en ondersteuning om vraagt. Binnen het thema ondersteuning van mantelzorgers is er op basis van landelijk onderzoek sprake van een overprofesionalisering van die ondersteuning. Uit gesprekken met een forse groep mantelzorgers trekt een geïnterviewde de conclusie dat mantelzorgers het verzorgen van een ander als een verrijking van hun leven ervaren. Het is echter wel noodzakelijk dat de mantelzorgers ondersteund worden, zodat ze op vakantie kunnen of even wat meer aandacht aan familie en vrienden kunnen besteden [respijtzorg].
Financieel Twee van de vijf gemeenten geven aan niet zo gespitst te zijn op het aanvragen van subsidie bij de Provincie. Er wordt bij het overwegen van een aanvraag gekeken of er een balans is tussen de hoogte van het subsidiebedrag en de tijd en moeite die het de gemeente kost om tot een goede aanvraag te komen. Twee geïnterviewden vertellen dat ze van de Provincie voor een aantal projecten subsidie hebben ontvangen. Het gaat om projecten op het gebied van: het meer bewegen door ouderen, de Verwijsindex, dorpssteunpunten en de inzet van Partoer Cmo Fryslân. Die subsidies zijn een welkome aanvulling op de eigen middelen. Eén
60
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
geïnterviewde wijst er op dat het bij een deel van de projecten de bedoeling is dat de gemeenten deze activiteiten in hun eigen beleid opnemen. Dat is geen gemakkelijke zaak, zeker niet als de Provinciale subsidie na enige tijd weer wordt stopgezet. Een geïnterviewde vermeldt dat zijn gemeente op het terrein van welzijn en cultuur een incidentele subsidierelatie met de Provincie heeft. Hij vindt dat de Provincie in de beoordeling van aanvragen en verantwoordingen nogal star is. De aanvragen moeten aan strakke eisen voldoen. De geïnterviewde pleit dan ook voor meer creativiteit en vrijheid op dit vlak. De steunorganisaties zijn tevreden over de heldere subsidierelatie met de Provincie. De organisaties komen met voorstellen in de vorm van een productenplan. Het overleg over deze plannen met de Provincie wordt als goed gekwalificeerd. Eén geïnterviewde stelt het op prijs dat er in het plan naast heldere afspraken over de inzet van de organisatie ook de nodige flexibele ruimte zit. De vijf maatschappelijke organisaties die budgetsubsidie ontvangen kunnen daarnaast ook aanvragen indienen bij het SIF of bij externe fondsen. Drie van de vijf organisaties zijn niet tevreden over de omvang van de budgetsubsidie. De eerste instelling is ongelukkig met een verlaging van de budgetsubsidie van € 15.000,— naar € 5.000,— per jaar. De geïnterviewde van deze organisatie stelt dat voor het leveren van goede producten juist een budgetsubsidie van € 50.000,— per jaar noodzakelijk is. Men heeft niet de kans gehad om dit tijdens de begrotingsbehandeling aan te kaarten. De geïnterviewde van de tweede instelling stelt vast dat de budgetsubsidie al jarenlang even hoog is en niet voldoende is om de structurele activiteiten goed uit te kunnen voeren. Een andere geïnterviewde uit eveneens zijn ongenoegen over het verlagen van de budgetsubsidie. Bovendien is het zo dat het Rijk op basis van cofinanciering door de Provincie bijdraagt. Als de Provincie haar bijdrage verlaagt, dan doet het Rijk dat naar rato ook. De twee overige instellingen laten zich in neutrale termen over de budgetsubsidie uit. De vertegenwoordigers van drie instellingen hebben opmerkingen over het verkrijgen van subsidies uit het SIF. Eén geïnterviewde geeft aan dat de procedure voor het indienen van aanvragen bij het SIF voor hun achterban te ingewikkeld is. De verlaging van de budgetsubsidie zou – althans volgens de geïnterviewde – gecompenseerd kunnen worden door subsidies uit het SIF. De geïnterviewde concludeert dat dit zeer tegengevallen is. Een andere geïnterviewde is van mening dat de teruggang van twee naar één tender per jaar bij het SIF een ongunstige ontwikkeling is. De voorstellen moeten nu in september worden ingediend en dat is voor deze instelling een ongunstige periode. Procesmatig/communicatief Drie van de vijf gemeenten hebben dit aspect van de relatie met de Provincie aan de orde gesteld. De drie gemeenten zijn goed te spreken over het voormalige WMO-overleg dat nu ‘Overleg Zorg & Welzijn heet. Dit overleg is functioneel,
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 61
omdat de gemeenten en andere partijen elkaar ontmoeten, ervaringen kunnen uitwisselen en op de hoogte worden gehouden van de landelijke ontwikkelingen. Dat geldt ook voor het Noordelijke overleg. Een geïnterviewde vindt het opvallend dat de Provincie vaak niet bij dit overleg is vertegenwoordigd. Eén geïnterviewde stelt vast dat de Provincie een goed luisterend oor heeft voor geluiden uit de praktijk. De halfjaarlijkse evaluaties van de projecten versterkt het proces van sturing vanuit de Provincie. Van de maatschappelijke organisaties hebben vier geïnterviewden dit onderwerp ter sprake gebracht. We zien bij drie van de vier instellingen tevredenheid over het contact op ambtelijk niveau met de Provincie. Aanvragen en verantwoordingen worden op een soepele manier afgehandeld. Eén instelling brengt naar voren dat het contact veelal een ad hoc-karakter heeft. Door vele personeelswisselingen is het opbouwen van relaties moeilijk. Een andere geïnterviewde geeft aan dat door personeelswisselingen en afslanking van de ambtelijke organisatie het meedenken van de Provincie is verminderd. Daardoor lijkt de betrokkenheid van de Provincie te zijn afgenomen.
3.3.2
Successen en tegenvallers bij de uitvoering van het sociale beleid
Successen en hun bouwstenen. Bij het overzien van de successen noemen de gemeenten het Overleg Welzijn en Zorg. Verder wordt er een aantal projecten genoemd: ■ De uitvoering van de WMO [N=3]; ■ Het jeugdbeleid: Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) en brede scholen [N=2]; ■ De voor- en vroegschoolse educatie; ■ Het terugdringen van het aantal uitkeringen; ■ Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers vanuit o.a. de vrijwilliger scentrales; ■ Het beleid op het terrein van thuis- en daklozen; ■ Werken met dorpspiegels en dorpsteunpunten; ■ Participatie van langdurig werklozen; ■ Het overnemen van Awbz-taken door de gemeenten. Als bouwstenen voor die successen komen de onderstaande elementen op tafel;: ■ De cultuuromslag tot meer samenwerking tussen gemeenten onderling en tussen gemeenten en maatschappelijke organisaties [N=3]; ■ Goede relaties met de instellingen in het werkveld [N=2]; ■ Het subsidiëren van pilotprojecten door de Provincie [N=2]; ■ De inzet van subsidies als smeerolie; ■ De wettelijke positie van de gemeenten m.b.t. de WMO; ■ Vertrouwen in elkaar; ■ De inzet op integrale projecten; ■ Het bij elkaar brengen van partijen door de Provincie; ■ Opbouwen van een kenniscentrum waarin relevante kennis op toegankelijke wijze is gebundeld.
62
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Bij de steunorganisaties noemen twee geïnterviewden vooral de inhoudelijke projecten als voorbeelden van succes, een andere geïnterviewde formuleert dat meer in de procesmatige aanpak van de uitvoering van het beleid. De volgende successen komen aan de orde: ■ Het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van het Friese platteland; ■ Het begeleiden van dorpen bij het opstellen van dorpsvisies; ■ De realisatie van het eerste duurzame ‘cradle to cradle” dorpshuis; ■ De ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem voor dorpshuizen; ■ Het project “sterk vrijwilligerswerk” in samenwerking met drie andere instellingen; ■ Het organiseren van de dorpencontactdagen; ■ De realisatie van het Fries steunpunt voor aangepast sporten “Frysas”; ■ Het uitvoeren van het breedtesportproject Impuls; ■ De uitvoering van het project “buurt, onderwijs en sport: BOS”; ■ Het faciliteren van sportorganisaties op het terrein van huisvesting; ■ Fungeren als “spin in het web” bij de uitvoering van het beleid ‘sport en bewegen”, inclusief het ondersteunen van sportbonden; ■ Het werken volgens de kennis- en beleidscyclus; ■ Het samenbrengen van gemeenten en andere instellingen op basis van gezamenlijke ambities; ■
Inhoudelijke successen op de terreinen: jeugd, verwijsindex, WMO, vrijwillige inzet, groepsgewijs wonen en krimp.
De bouwstenen van deze successen zijn: ■ De subsidies van de Provincie; ■ Het kenniscentrum dat Doarpswurk heeft gerealiseerd; ■ Kwalitatief goed personeel; ■ Goede contacten met collega-organisaties in het land; ■ Goede samenwerking in netwerken met gemeenten en andere organisaties; ■ Kennisvoorziening en kennisbijeenkomsten; ■ Uitgaan van de praktijk, van de vraag van de klant. De vijf maatschappelijke instellingen met budgetsubsidie van de Provincie sommen een groot aantal successen van het sociale beleid op. We geven de successen hieronder kort weer: ■ De realisatie van vertrouwenspersonen in de jeugdzorg; ■ Het signaleringsrapport 2008. In dit rapport wordt een impressie gegeven van hoe mensen de geleverde zorg ervaren en welke knelpunten zich bij het verlenen van zorg voordoen. ■ Het uitbrengen van een sterrengids waarmee de kwaliteit van de Wmo-loketten in kaart kunnen worden gebracht; ■ Routekaart jeugdzorg, waarin de verwachtingen van cliënten op dit onderwerp zijn weergegeven; ■ Toekomstgericht werken in cure en care: een project met de ziekenhuizen, gekoppeld aan de cliëntenparticipatie; ■ Meer aandacht voor armoede: zo is er een “armoede requiem” met ruim 700 zangers en zangeressen opgevoerd; ■ Het maatjesproject voor ex-gedetineerden; ■ Jongerenactiviteiten, zoals de ontmoeting van jongeren vanuit verschillende
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 63
culturele en religieuze achtergronden en het wegwijs maken van jongeren in de wereld van sociaal maatschappelijke organisaties. Het realiseren van een actief en “outreachend” beleid om alle werkloze jongeren in beeld te krijgen en te houden; De spreekuren voor uitkeringsgerechtigden uitbreiden met huisbezoeken om zo de problemen van de doelgroep in kaart te brengen en ze adequaat te kunnen adviseren; Het project “de kanskaart”: Op die kaarten staan de regelingen die er voor mensen met een minimuminkomen zijn. Die kaarten zijn huis aan huis verspreid, gevolgd door huisbezoeken. Het ondersteunen van 400 lokale groepen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking; Verzorgen van 35 gastlessen op scholen voor voortgezet onderwijs om spanningen tussen allochtone jongeren (van een asielzoekerscentrum) en autochtone jongeren weg te nemen; Organiseren van “mondiale speurtochten” voor leerlingen in het basisonderwijs en asielzoekers die op scholen hun ervaringen vertellen. Projecten op het gebied van toegankelijkheid voor doven en slechthorenden: huisartsen, musea, ziekenhuizen, gemeenteloketten en een systeem voor alarmering van hulpdiensten als alternatief voor het alarmnummer 112. De onderstaande bouwstenen voor de successen zijn genoemd: De kracht en inzet en de originaliteit van de eigen achterban (meestal vrijwilligers) van de maatschappelijke organisaties [N=3]; Een proces van samenwerking en ontschotting tussen de maatschappelijke organisaties [N=2]; De betrokkenheid van de Provincie; Goed omgaan met actualiteit en publiciteit. De twee maatschappelijke organisaties die incidentele subsidie van de Provincie ontvangen noemen de volgende successen: Binnen het project ‘de Freonskipper” worden medewerkers op afgesproken momenten ingezet om een activiteit van een vrijwilliger/mantelzorger over te nemen, zodat de die vrijwilliger tijd heeft voor andere persoonlijke zaken (respijtzorg); In de kleinere dorpen worden jongeren - d.m.v. stages en het actief meewerken aan het realiseren van oplossingen voor problemen die te maken hebben met kleinschaligheid - gestimuleerd om meer bij die dorpen betrokken te zijn. Op deze manier probeert men het wegtrekken van de jongeren uit de dorpen te reduceren; Er zijn met 150 mantelzorgers gesprekken gevoerd over hun ervaringen en behoeften aan ondersteuning (project “mantelzorg ook onze zorg”). De vragen en behoeften die ze hebben blijken vaak eenvoudiger te zijn dan men op basis van landelijk onderzoek zou denken; Het project “beeldhorloge”, waarin een horloge is ontwikkeld voor mensen met een verstandelijke beperking. Met symbolen worden diverse activiteiten die dagelijks plaatsvinden weergegeven; Er is met de RU Groningen een onderzoek naar de taalontwikkeling van mensen met een verstandelijke beperking uitgevoerd. Op basis daarvan is een methode ontwikkeld om deze doelgroep toch tot een voor hen optimaal niveau van functionele geletterdheid te brengen.
64
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
De bouwstenen voor deze successen zijn volgens de geïnterviewden: De samenwerking met andere organisaties, bedrijven en clubs [N=2]; De motivatie en inzet van de eigen medewerkers en meedenkers; Werken op basis van competenties in plaats van opleiding; De subsidiëring vanuit het SIF; Vraaggestuurd werken en daarbij simpel houden wat simpel is.
3.3.3
Oorzaken van tegenvallende resultaten
Een drietal gemeenten formuleren een aantal oorzaken waardoor de gewenste resultaten in het sociale beleid niet optimaal zijn gerealiseerd; De Provincie werkt met tijdelijke subsidies die soms tamelijk abrupt worden stopgezet; Bij het project “Verwijsindex” heeft de Provincie de regierol niet goed vervuld. Gemeenten moesten bijvoorbeeld op elkaar wachten om daarna gezamenlijk weer een vervolgstap te kunnen zetten. Mede daardoor verliep het proces traag. Het was de bedoeling dat er voor dit onderwerp één provinciale website zou komen, nu komen er een aantal regionale websites en dat leidt tot onnodige versnippering; Het aanvragen en afrekenen van projecten bij de Provincie verloept moeizaam door een starre controlestructuur; De samenwerking met de Provincie is niet altijd op de inhoud gebaseerd en valt vaak ook buiten de dagelijkse praktijk. Vanuit de overige organisaties zijn er vier die m.b.t. dit onderwerp een of meer zaken hebben aangereikt. Het betreft: Doarpswurk, Partoer, Talant en het FCDS. Hieronder geven we de factoren weer. Er was het afgelopen jaar (2009) veel onduidelijkheid over het SIF. Het was moeilijk zicht te krijgen op de doelen en de wijze van aanvragen van subsidies. Zo bleek er ineens per jaar maar één tender in plaats van twee tenders te zijn [N=2]; Er is soms spanning tussen de dagelijkse gang van zaken bij gemeenten en het beleid dat de Provincie wil voeren; Er is een toenemende marktwerking te constateren, waardoor het maatschappelijk middenveld onder druk komt te staan; Overheden gaan er in toenemende mate vanuit dat alle burgers zelfredzaam zijn en daardoor komen juist de kwetsbare groepen in de knel; Het idee van Provinciale Staten dat zeven maatschappelijke instellingen intensief zouden moeten samenwerken is niet realistisch: Ten eerste omdat het om totaal verschillende doelgroepen gaat; Ten tweede: De organisaties genieten nu “grijze voordelen” die bij een intensieve samenwerking waarschijnlijk weg zullen vallen, waardoor samenwerking relatief duurder wordt.
3.3.4
De bijdrage van de Provincie aan de successen
Inhoudelijk De twee gemeenten die op dit terrein opmerkingen hebben gemaakt, leggen de volgende accenten. ■ De Provincie heeft met het project “Jeugd in Fryslân” het thema jeugd bij de gemeenten op de kaart gezet.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 65
■
■
Op het terrein Krimp heeft de Provincie gezorgd voor een goede beleid inhoudelijke verkenning van de problematiek. De Provincie heeft het onderwerp Wmo opgepakt. Dat is een prima zaak, als de Provincie het daarna maar geheel aan de gemeenten overlaat.
Daarnaast zijn er nog twee steunorganisaties die specifiek aandacht besteden aan de inhoudelijke bijdrage van de Provincie aan de successen. Eén organisatie geeft aan dat er sprake is van een goede beleidsinhoudelijke afstemming met de Provincie. De organisatie is blij met het opstellen van een beleidsagenda leefbaarheid platteland 2013 – 2020. De tweede instelling benadrukt dat de Provincie een inhoudelijke bijdrage heeft geleverd door consequent de samenwerking tussen relevante partijen te stimuleren. Financieel De vijf gemeenten zijn het volledig met elkaar eens dat de Provincie door subsidies bijdraagt aan de successen van de Sociale Agenda. Het gaat daarbij niet alleen om de subsidie aan de projecten die worden ingediend, maar ook om de financiering van de organisaties als Zorgbelang en Partoer Cmo Fryslân. Tegelijkertijd uit men zorgen over mogelijke bezuinigingen. Men zou bezuinigingen op de steun- en maatschappelijke organisaties betreuren. Een geïnterviewde vindt dat de Provincie het sociale beleid naar de gemeenten zou moeten blijven aansturen. De steunorganisaties beschouwen de subsidiëring van hun organisaties door de Provincie als een bijdrage tot de successen. De zeven maatschappelijke organisaties geven unaniem aan dat de Provincie door het verstrekken van budgetsubsidie en/of projectsubsidie de basis legt voor het succes van het sociale beleid. Procesmatig/communicatief Lang niet alle geïnterviewden hebben op dit terrein uitspraken gedaan. Vandaar dat we bij de weergave het onderscheid tussen gemeenten, steun- en maatschappelijke organisaties hier niet hanteren. Het nut van het overleg zorg & welzijn wordt hier genoemd. Een geïnterviewde wijst op het gevaar van een te grote focus op meetbare doelen. Bij de uitvoering van het beleid gaan organisaties zich te veel op het realiseren van deze doelen concentreren. Bovendien vindt deze geïnterviewde dat de uitvoering van het beleid gescheiden zou moeten worden van de belangenorganisatie. Een groot deel van de geïnterviewden heeft aandacht gevraagd voor de mutaties in het personeel van de Provincie. Men vindt dat voor het opbouwen en onderhouden van een goede relatie met de Provincie niet gewenst. Een andere geïnterviewde constateert dat zijn organisatie van veel Statenleden positieve reacties krijgt. Dat is bij de ambtelijke organisatie niet het geval. Wellicht moet men de gedeputeerde vaker bij het overleg binnen de organisatie uitnodigen. Een volgende geïnterviewde vermeldt dat men zich zorgen maakt over het ont-
66
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
breken van professionals binnen vele afdelingen in het land. Deze professionals fungeren als ‘vliegwielen”. Als gevolg van het ontbreken van de professionals ziet men dat afdelingen zichzelf opheffen. 3.3.5
Meerwaarde van de provincie op het terrein van het sociale beleid
Terugkijkend naar de afgelopen jaren. Vanuit de gemeenten wordt de rol van de provincie als volgt omschreven: ■ Het agenderen van gemeenteoverstijgende thema’s, zoals; jeugdzorg en krimp zijn van belang. Daarbij speelt de Provincie een rol bij de totstandkoming van een gezamenlijke visie; ■ De provincie kan een duidelijke rol spelen als er omvangrijke taken op de gemeenten afkomen. De Wmo is daar een goed voorbeeld van; ■ De Provincie heeft haar regierol m.b.t. de gemeentelijke herindeling niet opgepakt. De twee maatschappelijke organisaties die hierover uitspraken hebben gedaan wijzen op het volgende: ■ De Provincie is geschikt om op bovenlokaal niveau projecten te subsidiëren en met de uitvoerders ervan goede contacten te onderhouden; ■
De Provincie regisseert en faciliteert in projecten, maar is ook inhoudelijk betrokken en kijkt kritisch mee of gestelde doelen worden gerealiseerd.
Vooruitkijkend naar de nabije toekomst. De meerwaarde die de gemeenten in de toekomst voor de Provincie zien, zijn als volgt kort samen te vatten: ■ Het blijven subsidiëren van de provinciale steunorganisaties [N=5]; ■ Het blijven organiseren van inhoudelijk provinciaal overleg, zoals het overleg zorg & welzijn [N=4]; ■ De Provincie moet pilotprojecten blijven subsidiëren, maar moet daarbij – ook wat de financiering op wat langere termijn betreft – beter met de gemeenten samenwerken. Het SIF vervult hierin een belangrijke functie [N=3]; ■ Provincie en gemeenten zouden de stuurbaarheid op beleidsdoelen moeten zien te vergroten. Daarvoor zouden gemeenten en Provincie gezamenlijk een basisli jn voor de regie kunnen ontwikkelen; ■ De Provincie zal geen taken meer hebben op het terrein van de jeugdzorg [N=2]. De geïnterviewden van de drie provinciale steunorganisaties benadrukken het belang van de rol van de Provincie voor de toekomst, maar presenteren ook een aantal beleidsthema’s waarmee de Provincie zich zou moeten bezighouden. Wat de meerwaarde van de Provincie betreft zijn de steunorganisaties het met elkaar eens: ■ Het bovenlokaal aansturen en faciliteren van beleid dat gebaseerd is op gezamenlijke ambities; ■ Het mede organiseren en beheren van kennisuitwisseling op provinciaal niveau; Het in netwerkstructuren partijen samenbrengen, budgetten beheren en gezamenlijk gedragen ontwikkelingen doelgericht stimuleren;
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 67
Daar waar winst te behalen is meer samen te werken met de Noordelijke provincies. De onderwerpen die worden genoemd zijn: ■ Sociaal beleid en leefbaarheid; ■ Krimp; ■ Duurzaamheid; ■ De economische structuur; ■ Sport en beweging. De reacties van de vijf maatschappelijke organisaties die budgetfinanciering ontvangen vatten we hieronder samen: te beginnen met de meerwaarde van de Provincie, gevolgd door de weergave van aangereikte beleidsinhouden. De vijf geïnterviewden blijken het in redelijke mate eens te zijn over de meerwaarde van de Provincie: ■ De Provincie kan bovenlokaal gewenste ontwikkelingen stimuleren, maar moet dan de maatschappelijke organisaties die aan die ontwikkelingen bijdragen financieel ondersteunen; ■ De Provincie voert sociaal beleid in de organisatorische setting van een “koöperraasje”. Dat betekent dat de maatschappelijke instellingen en de gemeenten meedenken bij de formulering van een Sociale Agenda en ook jaarlijks betrokken worden bij de evaluatie van de uitvoering van die agenda. Deze evaluatie zou kunnen plaatsvinden in een jaarlijkse bijeenkomst met Provinciale Staten. Een en ander betekent ook dat er geen concrete maar meer algemene doelstellingen worden geformuleerd. Het is aan de maatschappelijke organisaties om die doelen nader te specificeren en in uitvoering te nemen; ■
■
Naast of in combinatie met het jaarlijkse evaluatieberaad moet er ook ruimte zijn voor een jaarlijks signaleringsberaad waarin signalen vanuit het veld worden afgestemd met de beleidsmakers; Het bovenlokaal verzamelen van kennis blijft een taak voor de Provincie.
Op beleidsinhoudelijk terrein stellen twee geïnterviewden twee zaken aan de orde: ■ Het sociale beleid zou nog meer gericht moeten zijn op het inzetten van vrijwilligers; ■ De Provincie moet aandacht blijven besteden aan wereldburgerschap en anti-discriminatie. Voor twee maatschappelijke organisaties ligt de meerwaarde van de Provincie in het op bovenlokaal niveau: meedenken, coördineren en faciliteren van projecten. Deze projecten hebben veelal betrekking op landelijke problemen, die om een regionale vertaalslag vragen. Voor de nabije toekomst is het zinvol als er een database beschikbaar is waarin per project in ieder geval de contactpersonen en de resultaten zijn beschreven. Eén geïnterviewde vindt dat de Provincie bij uitstek het platform is om met partijen te kijken naar kwetsbare groepen die tussen wal en schip dreigen te raken. Het gaat dan met name om jongeren.
68
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
HOOFDSTUK
4
Analyse/beschouwing
In dit hoofdstuk zetten we eerst de behaalde resultaten en de realisatie van de doelen nog eens op een rij om na te gaan wat nu de stand van zaken op deze terreinen is. Vervolgens bespreken we een aantal onderwerpen die vanuit de beleidsinhoud en de uitvoering van het beleid om een nadere beschouwing vragen.
4.1 ■ De stand van zaken Sociaal Beleid op de vastgestelde speerpunten 2008-2010.
In deze paragraag komt de stand van zaken met betrekking tot de gewenste resultaten aan de orde. In het overzicht zijn de concluderenede tekstgedeelten van een kleur vorozien. De betekenis van de kleuren is als volgt:
Loopt achter op schema Is op schema/doorlopend traject Is gerealiseerd
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 69
Thema Jeugd & gezin Stand van zaken met betrekking tot speerpunten 1 t/m 11: 1
Resultaat: Alle gemeenten in Fryslân beschikken over een CJG (in verschillende stadia van ontwikkeling) Borging: Verdieping loop nog door. Dit wordt een wettelijke taak voor de gemeenten.
2
Resultaat: Er is een methodiek van Communities that Care ontwikkeld en deze methodiek wordt door gemeenten ingezet. Borging: Licentie is in bezit van Partoer. Vrije keuze in methodiek gaat wel meer spelen i.v.m. wettelijke taak.
3
Resultaat: minimaal één onderzoek gedaan naar specifieke jeugdproblematiek in Fryslân Borging: De uitkomsten worden door betrokken organisaties geborgd in werkprocessen.
4
Resultaat: aantal projecten convenanten gericht op het houden/terugkeren van jongeren in het onderwijs, dagbesteding en/of werk Borging: Samenwerkingsovereenkomsten tussen Rmc-regio’s en de wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeenten en het onderwijs.
5
Resultaat: Provinciaal programma tot matiging van alcoholgebruik onder jongeren Borging: De uitvoering is geborgd bij de gemeente Leeuwarden.
6
Resultaat: Provinciaal actieprogramma Professionalisering Voorschoolse Periode Borging: Continuïteit van de projecten is geborgd in de subsidievoorwaar den. Borging van het ontwikkelvolgmodel is afhankelijk van de implementatie door de gemeenten.
7
Resultaat: aanbod voor gemeenten om de door de gemeente Leeuwarden ontwikkelde verwijsindex aan te schaffen en te gebruiken Borging: Het is een wettelijke taak van de gemeenten.
8
Resultaat: De provincie stimuleert de implementatie van effectieve methodieken van opvoedingsondersteuning, met daarbij het accent op extra financieel bij te dragen aan de inzet van opvoedingsondersteuning voor kwetsbare groepen. Borging: van de projecten is geborgd in de subsidievoorwaarden.
9
Resultaat: Sport Fryslân voert programma’s uit om de sportdeelname van het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar te verhogen. Borging: Het is een gemeentelijke taak met ondersteuning en stimulering van Sport fryslân.
70
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
10
Resultaat: Op basis van het werken met de verwijsindex stimuleert de Provincie een integrale samenwerking tussen instellingen die jongeren begeleiden: één kind één plan. Borging: De randvoorwaarden voor ‘één kind, één plan’ zijn geborgd in de subsidievoorwaarden. Daanaast is er borging bij de betrokken partijen via het “convenant verwijsindex”.
11
Resultaat: Een convenant tussen Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, gemeenten en betrokken (hulpverlening)organisaties Een provinciale aanpak van de kindermishandeling. Borging: De wettelijke verantwoordelijkheid ligt bij centrumgemeente Leeuwarden. De continuïteit van de projecten is geborgd in de subsidievoorwaarden. Verder is borging geregeld via het Platform ‘Kindermishandeling’.
De stand van zaken t.a.v. de gewenste resultaten op het beleidsterrein jeugd en gezin laat een positief beeld zien. Zes gewenste resultaten zijn behaald en bij vijf ligt de uitvoering op schema. De realisatie van integrale samenwerking van instelling op basis van het principe van “één kind één plan” blijft achter bij de groei in het gebruik van de verwijsindex. De optimale realisatie van dit gewenste resultaat vergt een gedragsverandering bij de deskundigen van de betreffende instellingen. Het realiseren van een verwijsindex als technische voorwaarde is in dit kader blijkbaar niet toereikend.
Thema Maatschappelijke participatie Stand van zaken met betrekking tot speerpunten 1 t/m 4: 1
Resultaat: Een onderzoeksrapport naar de aard en omvang en lokalisering van mensen die in een sociale achterstandssituatie verkeren. Minimaal 10 Friese gemeenten zijn in 2011 in staat een overzicht te verschaffen van het aantal inwoners in een achterstandssituatie; Er is in 2009 bij één van de steunorganisaties een databank gerealiseerd met best-practices inzake armoedebestrijding. Borging: Via een overdracht naar de Friese gemeenten (VFG).
2
Resultaat: In 2011 zijn er minimaal 2 projecten uitgevoerd, die aantoonbaar leiden tot een veelvuldiger gebruik van de regelingen van gemeenten en rijksoverheid. Borging: projecten zijn geborgd via de subsidievoorwaarden.
3
Resultaat: Het platform stelt jaarlijk speerpunten op. Het aantal projecten, dat direct of indirect leiden tot verbeteringen op het gebied van werk, inkomen, taal, onderwijs en participatie. De evaluatie van de besteding van middelen uit het budget Armoede Borging: De projecten zijn geborgd in de subsidievoorwaarden
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 71
4
Resultaat: Er zijn minimaal 4 projecten gestart die gericht zijn op voorzieningen en diensten die ouderen en mensen met een beperking ondersteunen bij de wens om het sociale netwerk te vergroten of die belemmeringen daarvoor weg te nemen. Borging: De projecten zijn geborgd via de subsidievoorwaarden. Ten aanzien van de integrale aanpak dragen gemeenten bij aan versterking en borging. Verder draagt de expertise en ondersteuning van Partoer bij tot een goede overdracht aan gemeenten.
Uit het bovenstaande blijkt dat alle gewenste resultaten zijn gerealiseerd. Daarbij moeten we opmerken dat, daar waar sprake is van een minimaal aantal projecten, het aantal gerealiseerde projecten beduidend hoger ligt dan het minimum.
Thema Vermaatschappelijking & leefbaarheid Stand van zaken m.b.t. de speerpunten 1 t/m 11: Actief (wereld)burgerschap 1
Resultaat: In 2011 zijn er 20 projecten gerealiseerd, die bijdragen aan kwantitatieve - en kwalitatieve versterking van het vrijwilligerswerk. Borging: De projecten zijn geborgd via de subsidievoorwaarden. Verder leveren de provinciale steunorganisaties leveren een eigentijdse bijdrage/verbeterslag om te komen tot een duurzame kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het vrijwilligerswerk.
2
Resultaat: In 2011 kunnen vrijwilligersorganisaties omgaan met complexe regelgeving Borging: Via werkprocessen van betreffende vrijwilligersorganisaties en (voorlopige) inzet van de gezamenlijke steunorganisaties.
3
Resultaat: In 2010 is er een provinciaal dekkend netwerk van mantelzorgsteunpunten, passend bij de Wmo-loketten. Borging: Via gemeenten die hierover contractafspraken maken met hun welzijnsorganisaties. De inzet van expertise en ondersteuning van Partoer draagt bij tot een adequate implementatie.
4
Resultaat: In 2009 zijn er in de 6 plattelandsregio’s maatschappelijke stages voor jongeren gerealiseerd. Jaarlijks zijn er 2 projecten geïnitieerd die gericht zijn op het bottom-up stimuleren van rolmodellen en/of gericht zijn op samenleven met elkaar via onderwijs en arbeid in een bredere context (zowel allochtonen als autochtonen). Borging: De maatschappelijke stages t.b.v. het onderwijs worden verder door het onderwijs en de vrijwilligerscentrales georganiseerd. De specifieke projecten met rolmodellen moeten eerst nog verder worden ontwikkeld.
72
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Voorzieningenniveau 5
Resultaat: In 2010 zijn er twee projecten om bij ouder wordende burgers het keuzemoment rondom woonwensen te vervroegen. Bij de ISV-projecten van gemeenten is (i.s.m. wonen) aandacht voor de sociale cohesie en zijn lokale organisaties (maatschappelijk) betrokken bij het levensloopbestendig maken van de woning van eigen woningbezitters. In 2010 is een uitvoeringsplan ten behoeve van inrichting van de ICT-infrastructuur voor de gemeentelijke Wmo-loketten gereed Borging:Taak van gemeenten al of niet in combinatie met andere instellingen (woningbouwcoöperaties).
6
Resultaat: In de periode 2008-2010 zijn er in totaal 15 projecten in gang gezet om de gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen, multifunctionele (wijk)centra en zorgvoorzieningen te verbeteren Borging: zijn via de subsidievoorwaarden geborgd bij de betreffende stichtingen.
7
Resultaat: In 2009 ligt er een provinciaal visiedocument over spreiding van voorzieningen en diensten op gebied van zorg en welzijn; In 2009 worden best practices voor spreiding en (basis)niveau van voorzieningen en diensten beschikbaar gesteld/gepresenteerd. Borging:.De best parstices zijn geborgd via het IKP van Partoer.
Samen zijn, denken en doen 8
Resultaat: In 2010 zijn vijf initiatieven van groepen burgers gestart om met elkaar te wonen, elkaar te ontmoeten of van elkaar te leren die bijdragen aan de sociale samenhang en een duurzame samenleving Borging: De projecten zijn geborgd via de subsidievoorwaarden.
9
Resultaat: De provincie organiseert 4 cycli van bijeenkomsten voor gemeenten met als doel kennisuitwisseling rondom sociale cohesie en sociaal beleid; Borging: Het initiatief ligt bij de gemeenten.
10
Resultaat: In 2010 zijn er vier sectoroverstijgende projecten geïnitieerd, die bijdragen aan de sociale samenhang en waarin 3 soorten organisaties samenwerken Borging: In de subsidievoorwaarden. De projecten zijn in rapporten beschreven en een deel is omgezet in werkprocessen.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 73
11
Resultaat: Kwantitatief en kwalitatief goed gerealiseerde gemeentelijke projecten op het terrein “Sport en Bewegen”. Borging: Dit is een gemeentelijke taak met ondersteuning en stimulering van Sport fryslân
Binnen dit beleidsthema zijn de helft van de gewenste resultaten ook gerealiseerd, terwijl de uitvoering van de andere helft van de gewenste resultaten op schema ligt.
Thema Zorg Stand van zaken m.b.t. de speerpunten 1 t/m 6: Binnen dit beleidsthema zijn de gewenste resultaten in de rapportages systematisch in een aantal deelresultaten onderverdeeld. Bij de beoordeling van de stand van zaken d.m.v. de drie kleuren is die onderverdeling aangehouden. 1
Resultaat: a) In 2012 zijn 4 projecten in diverse zorgsectoren uitgevoerd die het proces in de ketenzorg wat betreft wachttijden optimaliseren b) Vanaf 2008 staan er goede voorbeelden over informatieoverdracht op IKP Zorg en in 2012 zijn 2 pilots uitgevoerd die informatieoverdracht van medisch dossier in de keten beter aan laat sluiten. c) In 2008 is een nulmeting uitgevoerd over de signaleringsfunctie van de 1e en 2e lijnszorg en in 2012 is een vervolgmonitor uitgevoerd. Borging: a) door inbedding in de werkprocessen van zorgorganisaties. b) door inbedding in de werkprocessen van zorgorganisaties en door IKP Zorg. c) Het is overgedragen aan de gemeenten, want het is een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
2
Resultaat: a) In 2012 zijn 2 expertmeetings in het kader van ontschotting door integrale samenwerking georganiseerd. b) In 2012 zijn 5 projecten uitgevoerd die sectoroverstijgend zijn en integrale samenwerking stimuleren. c) Vanaf 2008 worden good practices met betrekking tot ontschotting door integrale samenwerking vermeld op IKP zorg. Borging: a) kennis en inzicht bij de deelnemende organisaties. b) borging in de subsidievoorwaarden. c) door middel van IKP Zorg.
3
74
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Resultaat: a) In 2008 is een knelpuntenanalyse opgesteld over de bereikbaarheid en toegankelijkheid basiszorg in Fryslân b) In 2012 zijn 2 pilots uitgevoerd op basis van de uitkomsten knelpuntenanalyse c) In 2008 is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar de vraag in hoeverre zorgtoerisme een oplossing kan bieden voor voldoende bereikbare basisvoorzieningen in Fryslân
Borging: a) door IKP Zorg b) Niet van toepassing. c) Dit wordt verder gevolgd door de afdeling EIK. 4
Resultaat: a) In 2009 is onderzoek uitgevoerd naar gevraagde competenties van personeel in de ouderenzorg en het aanbod van personeel. b) In 2012 zijn 3 integrale pilots uitgevoerd om de personeelskrapte te reduceren ofwel via minder personeelsbeslag ofwel via een groter personeelsaanbod. Borging: a) en borging is geregeld via inzet van Partoer en betrokken partijen, b) via de betrokken partijen.
5
Resultaat: a) Met ingang van 2008 staan er voorbeelden van werkwijzen over vraagsturing op het IKP Zorg b) Jaarlijks verschijnen er signaleringsrapporten over knelpunten in de vraagsturing op basis van: vraagstukken uit het Platform Zorg Fryslân, jaarverslagen Zorgbelang Friesland en het reguliere ambtelijke overleg met het zorgveld. c) Jaarlijks wordt een aantal patiënten/ cliëntenorganisaties ondersteund in vraagsturing door middel van cursussen, kennisoverdracht, advisering, ondersteuning, vergaderingen etc. d) In 2012 zijn 3 projecten uitgevoerd met betrekking tot de implementatie van voorbeeldmodellen voor vraagsturing (bijv. OERmodel/EIM-model) binnen de sectoren GZ/GGZ/ V&V. Borging: a) Partoer IKP Zorg; b) Jaarlijkse structurele aandacht voor dit thema; c) Dit is een rapportagetaak van Zorgbelang; d) Opgenomen in de subsidievoorwaarden.
6
Resultaat: In 2009 is er een visiedocument over de spreiding van de zorgcapaciteit en mix aan woonvormen (inclusief hospices). Borging: Partoer draagt met de expertise en ondersteuning bij tot een goede overdracht aan (gemeenten), zorgkantoor/zorgverzekeraar en zorgorganisaties.
Binnen het thema zorg zijn de gewenste resultaten gerealiseerd of ligt de uitvoering van het beleid in ieder geval op koers.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 75
In de onderstaande tabel hebben we de stand van zaken met betrekking tot het behalen van de gewenste resultaten samenvattend weergegeven.
THEMA
AANTAL DOELEN
GEREALISEERD
OP SCHEMA
11
6
5
4
4
11
6
6
6
32
22
Jeugd en Gezin Maatschappelijke participatie Vermaatschappelijking en Leefbaarheid Zorg TOTAAL
5
10
Een groot deel (69%) van de gewenste resultaten is gerealiseerd. Van de overige resultaten (31%) kan worden geconstateerd dat de uitvoering op schema ligt. Er is dus geen sprake van vertgraging in de uitvoering van acties die moeten leiden tot de gewenste resultaten. De uitvoering van het beleid van de Sociale Agenda door de betreffende beleidsafdeling ligt dus goed op koers.
4.2 ■ De doelrealisatie Gezien de looptijd van de Sociale Agenda, 2008-2011, vinden wij het van belang om aandacht te besteden aan de stand van zaken m.b.t. de doelrealisatie. Gegevens op dit vlak kunnen aanleiding zijn tot het herprioriteren en/of accentueren van de beleidsinterventies. In het onderstaande schema zijn alle doelen van de Sociale Agenda nog eens op een rij gezet. In de rechter kolom is met kleuren aangegeven in welke mate het doel is gerealiseerd. Daarbij is de volgende indeling gebruikt. De doelstelling is volledig gerealiseerd De doelstelling is nu grotendeels gerealiseerd. De doelstelling is gedeeltelijk gerealiseerd. Dat betekent dat criterium dat in de doelstelling wordt genoemd slechts gedeeltelijk wordt gerealiseerd. Ook kan het zijn dat het doel meerdere elementen heeft en de helft of minder van die elementen zijn gerealiseerd.. Er is onvoldoemde informatie om een uitspraak over de doelrealisatie te kunnen doen.
76
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Jeugd en Gezin NUM
DOELSTELLING
1A
Minimaal 20gemeenten in Fryslân beschikken in 2011over een Centrum voor Jeugd en Gezin,
1B
waar laagdrempelige gezins/ opvoedingsondersteuning en ‘eigen kracht’ conferenties gemakkelijk te verkrijgen zijn.
2
Een effectieve methodiek voor het komen tot een aanpak van jeugdproblematiek is voor Fryslân ontwikkeld. Deze methodiek richt zich op gemeenschapsniveau en is gericht op de cyclus: participatief onderzoek, probleemstelling, doelen, effectieve aanpak. (ontwikkeling methodiek 2008, inzet 2008 en daarna)
3
Meer inzicht in jeugdproblematiek (specifiek in soorten, aantallen, spreiding, groepen
4
Een sluitende aanpak in de keten van Voortijdig Schoolverlaten op regionaal niveau
5
Als jongeren alcohol drinken, dan is de start op latere leeftijd en wordt gemiddeld minder gedronken. Het aantal excessieve jonge drinkers neemt bovendien af
6
Meer professionaliteit in de voorschoolse periode (peuterspeelzaalwerk en kinderopvang) met betrekking tot signaleren en interveniëren
7
Minimaal 20 gemeenten werken met één integraal systeem voor risicosignalering
G
Beschikbaarheid van één of meer effectieve programma’s en een stijging van de inzet voor opvoedingsondersteuning (specifiek bij kwetsbare groepen
V
Toename van het aantal jongeren tussen 12 en 18 jaar dat aan de nationale beweegnorm voldoet
O
Een verdere ontwikkeling van het werken volgens het principe: één kind één plan;
D
Een sluitende aanpak van het voorkomen, signaleren en stoppen van kindermishandeling.
D
8
9
10
11
REALISATIE
Binnen dit thema zijn inmiddels 3 doelen volledig, 2 doelen grotendeels gerealiseerd. Drie doelen en subdoel 1B zijn gedeeltelijk gerealiseerd. Ten aanzien van drie doelen is de informatie niet toereikend om over de realisatie een uitspraak te kunnen doen. Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 77
Maatschappelijke participatie NUM
DOELSTELLING
1
Friese gemeenten hebben meer zicht op de aard, omvang en lokalisering van mensen die in sociale achterstandssituatie verkeren.
2
REALISATIE
Friese burgers in achterstandssituatie maken meer gebruik van (financiële) faciliteiten van gemeenten en rijksoverheid die hun situatie kunnen verbeteren.
3
De relatieve situatie van de risicogroepen verbetert op het gebied van de sociale participatie.
4
Verminderde eenzaamheid onder ouderen en mensen met beperkingen.
Binnen dit thema is er 1 doelstelling grotendeels gerealiseerd en bij de overige drie is er onvoldoende adequate informatie om een conclusie over de realisatie te kunnen trekken.
Vermaatschappelijking en leefbaarheid NUM 1
78
DOELSTELLING Er zijn meer (soorten) vrijwilligers.
2
Er is voldoende deskundigheid en kwaliteit aanwezig bij vrijwilligersorganisatie.
3
Mantelzorgers worden voldoende ondersteund.
4
Meer jongeren nemen deel aan maatschappelijke activiteiten op lokaal en provinciaal niveau.
5
Er is keuzemogelijkheid voor inwoners van Fryslân om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen op een veilige manier in eigen woning of omgeving.
6
De gebruikswaarde, kwaliteit en spreiding van dorpshuizen, multifunctionele (wijk)centra en zorgvoorzieningen is verbeterd.
7
Er is zicht op de gewenste spreiding van voorzieningen en diensten op het gebied van zorg en welzijn.
8
Er zijn voldoende mogelijkheden voor burgers om met elkaar te wonen, elkaar te ontmoeten, kennis uit te wisselen, van elkaar te leren en elkaar te accepteren.
9
Er zijn mogelijkheden voor gemeenten om van elkaar te leren en kennis uit te wisselen rondom de sociale samenhang.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
REALISATIE
10
Er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden ten behoeve van sociale samenhang gerealiseerd.
11
Sport wordt ingezet als middel om sociale samenhang te versterken (vervolg breedtesport).
Binnen dit thema is er over drie doelen te weinig informatie. Vijf doelen zijn gedeeltelijk gerealiseerd. Doel 7 is grotendeels en de doelen 9 en 10 zijn volledig gerealiseerd.
Zorg NUM
DOELSTELLING
REALISATIE
1
Het proces van ketenzorg is verbeterd.
2
Integrale samenwerking tussen cure, care en aanpalende terreinen.
3
Voldoende en bereikbare basiszorg voor alle inwoners van Fryslân.
4
Voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel (m.n. in de ouderenzorg).
5
Patiënten/ cliëntenorganisaties hebben handvaten om vraagsturing te krijgen.
6
Iedere burger kan kiezen uit meerdere woonvormen waar zorg beschikbaar is.
Binnen dit thema zijn drie doelen grotendeels en twee doelen gedeeltelijk gerealiseerd. Bij 1 doel is er niet voldoende informatie een conclusie te kunnen trekken t.a.v. de doelrealisatie. In totaal betekent dit dat 12 doelen geheel of grotendeels zijn gerealiseerd. Daarnaast verdienen 20 doelen nog extra aandacht, 10 omdat ze gedeeltelijk zijn bereikt en van 10 doelen is er niet voldoende informatie beschikbaar. Bij zes van de 10 doelstellingen was het de taak van Partoer CMIO Friesland om deze informatie aan te leveren. Bij de overige doelen lag die verantwoordelijkheid bij de beleidsafdeling en andere betrokken instellingen. Dit punt van informatievoorziening vergt de komende tijd nadere aandacht.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 79
4.3 ■ nadere beschouwing van uitvoering en werkwijze De Sociale Agenda omvat een breed beleidterrein met daarin de vier reeds besproken thema’s. Het gehele beleidsterrein kent 32 doelstellingen en per doelstelling nog eens 1 tot maximaal 5 speerpunten. Het beleidsterrein heeft duidelijke raakvlakken met andere beleidssectoren, zoals: onderwijs, plattelandsbeleid, ict en economie. In het proces van uitvoering hebben we vervolgens te maken met gemeenten, steunorganisaties en diverse maatschappelijke organisaties, waarvan een deel tevens als belangenorganisatie voor een bepaalde doelgroep functioneert. Het is dus inhoudelijk en procesmatig een hele onderneming om het beleidsveld op een goede en integrale wijze ten uitvoer te brengen. De beleidscyclus Een redelijk aantal zaken kunnen we aan de orde stellen aan de hand van de fasen van de beleidscyclus, die te betitelen zijn als: De probleemanalyse; A. Het formuleren van beleidsdoelen; B. Het formuleren en uitvoeren van interventies om de doelen te realiseren; C. Het evalueren van de interventies naar proces en effectiviteit; D. Op basis van de evaluatiegegevens eventueel de interventies en/of de doel stellingen E. bijstellen, waarbij ook rekening wordt gehouden met relevante ontwikkelingen in relatie tot het op te lossen probleem.
A. De probleemanalyse Er is veel waardering voor de interactieve wijze waarop de Provincie samen met de betrokken partijen op een interactieve manier gewerkt heeft aan het nader analyseren en het presenteren van de gesignaleerde problemen. De problemen zijn altijd voorbeelden van een mismatch tussen de gewenste ontwikkeling en de gesignaleerde ontwikkeling. Dit veronderstelt een gemeenschappelijke en goed gedragen visie m.b.t. de gewenste ontwikkeling in het sociale domein. Deze visie is er in het begin niet volledig, maar ontwikkelt zich in de volgende fasen nadrukkelijk. Uit de interviews wordt duidelijk dat niet alle partijen het volledig eens zijn met de probleemanalyses die zijn gepresenteerd. Daar speelt de kwestie van de relatie tussen theorie en praktijd doorheen, zoals deze discussie in feit in alle fasen van de beleidscyclus een rol speelt. Deze discussie wordt vaak al goed zichtbaar als de fase van het formuleren van doelen aanbreekt. In deze fase van probleemanalyse is het van groot belang dat de partijen zich niet alleen op eigen ervaringen baseren, maar tevens kennis nemen van relevante onderzoeken m.b.t. de gesignaleerde problemen. Wetenschappelijk onderzoek kan namelijk niet alleen een heldere en verantwoorde oplossing bieden voor het formuleren van de problemen, maar biedt vaak ook goede aanknopingspunten voor beleidsdoelen en relevante interventies. Bij de voorbereiding van de Sociale Agenda heeft relevant onderzoek nadrukkelijk een rol gespeeld.
80
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Aanleiding, doel: Bij het voorbereiden van een gezamenlijk te voeren beleid is het van belang dat de betrokken partijen het in hoge mate eens zijn over de aard en omvang van de problematiek. Analyse: Bij het uitvoeren van het beleid van de Sociale Agenda moeten we constateren dat de betrokken partijen het niet in hoge mate eens zijn over de probleemanalyse. Er worden verschillen zichtbaar die met een meer praktische, een idealistische of een wetenschappelijke benadering van de problematiek samenhangen. Conclusie: Bij het voorbereiden van de Sociale Agenda was er in zekere mate sprake van overeenstemming over de omvang en aard van de aan te pakken problematiek, maar dat bleek na enige tijd toch niet het geval te zijn. Aanbeveling: Besteed bij de voorbereiding en ook in de daarop volgende fasen veel aandacht aan het bereiken van optimale overeenstemming over de definiëring van de problemen waarop het beleid is gericht.
B. Het formuleren van doelen In de beleidsagenda zijn 32 beleidsdoelen geformuleerd. Belangrijke thema’s bij het formuleren van doelstellingen zijn altijd (a) wat is de inhoudelijke eenheid van een doelstelling, (b) zijn ze voldoende “smart” geformuleerd en (c) hoe concreet of hoe abstract gaan we de doelstellingen formuleren. Bij de eerste vraag gaat het om het zoeken naar een goede inhoudelijke eenheid voor een doelstelling. Moet je voor alle risicogroepen aparte doelstellingen formuleren of kan dat in één doelstelling. Is de koppeling van het doel voor de Centra voor Jeugd en Gezin aan ‘eigen kracht conferenties” inhoudelijk juist? Bij de voorbereiding en de verdere discussies over de Sociale Agenda heeft dit punt geen belangrijke rol gespeeld. Wel komt de mate van concreetheid van doelen aan de orde. Aan de ene kant zijn er externen die stellen dat de doelstellingen zo concreet mogelijk moeten zijn en gebaseerd moeten zijn op de praktijk van alledag. Aan de andere kant benadrukken vertegenwoordigers van enkele maatschappelijke organisaties dat de doelen algemeen moeten worden gesteld en het aan de uitvoerende instellingen moet worden overgelaten om ze nader te concretiseren. Hier zien we twee benaderingen die uitgaan van een strikte scheiding tussen theorie en praktijk. De Provincie kan een hele goede rol spelen om theorie en praktijk juist in een dynamische relatie met elkaar te brengen en te houden. Vanuit de theorie (onderzoek) relaties leggen naar de praktijk en vanuit de praktijk zaken inbrengen voor de theorie. Het project “Groei” dat de RU Groningen met Partoer Cmo Fryslân uitvoert is een goed voorbeeld van een goede dynamische relatie tussen theorie en de praktijk in de voorschoolse educatie. Aanleiding, doel: Bij het uitvoeren van een gezamenlijk beleid door diverse partijen is het van groot belang dat er wordt gewerkt met een overzichtelijk aantal, dat het beleidsveld inhoudelijk en qua doelgroepen dekken. Ook kan het nodig zijn om inhoudelijk
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 81
verwante doelstellingen in relatie met elkaar nader uit te werken. Bovendien is het zeer belangrijk dat de betrokken partijen de beleidsdoelen eenduidig interpreteren. Analyse: Er blijkt bij de betrokken instellingen geen eenduidigheid te zijn over de interpretatie van doelstellingen. Dit blijkt onder andere uit de interviews, waarin een deel van de respondenten aangeeft dat de doelen in de Sociale Agenda veel te abstract zijn geformuleerd, terwijl een ander deel van de respondenten aangeeft dat de doelen redelijk concreet zijn. Binnen het thema “jeugd en gezin” zijn er enkele nauw verwante doelstellingen geformuleerd m.b.t.: de centra voor jeugd en gezin en de eigen kracht conferenties. Een tweede duo wordt gevormd door de doelen op het terrein van: de verwijsindex en het werken volgens het principe van 1 kind 1 plan. Conclusie: Op het terrein van de eenduidigheid van doelstellingen en het expliciteren van de relaties tussen verwante doelstellingen zijn nog wel verbeteringen te realiseren. Aanbeveling: Besteed bij de voorbereiding en de nadere uitvoering van het beleid voldoende aandacht aan: de eenduidigheid van de doelen, de relaties tussen verwante doelstellingen en de actualiteit van de doelstellingen.
C. De interventies/pilots en projecten De afdeling Z&W heeft een groot aantal pilots en projecten op de diverse beleidsterreinen mogelijk gemaakt. Door de grote hoeveelheid interventies is er in de uitvoering van het beleid de nodige concentratie ontstaan op dit onderdeel van de beleidscyclus. Naast de waardering voor de financiering van pilots en projecten zien we punten van kritiek op het strenge en strakke kader van waaruit de Provincie projectaanvragen en projectverantwoordingen heeft beoordeeld. Dat kan als een compliment worden opgevat. De provincie heeft steeds kritisch gekeken naar de relatie tussen de projecten en de speerpunten/doelstelling van de Sociale Agenda. Opmerkelijk in dit kader is de opmerking vanuit de gemeenten dat de Sociale Agenda eigenlijk alleen werd geraadpleegd in het kader van de voorbereiding van een projectaanvraag. De Provincie krijgt – zo blijkt uit enkele interviews – in dit kader een compliment t.a.v. het systematisch hanteren van het criterium van integrale samenwerking van partijen bij het aanvragen van projecten. De op zich begrijpelijke concentratie op de speerpunten (pilots en projecten) heeft ertoe geleid dat het thema evaluatie wat te veel uit beeld is geraakt. Aanleiding, doel: Bij het uitvoeren van een beleidsnota is het van groot belang dat de uitvoerenden zich niet alleen concentreren op de goede uitvoering van de geplande interventies (pilots, projecten en andere activiteiten), maar ook reflecteren op de vraag of en in hoeverre met het uitvoeren van die interventies de daaraan gekoppelde doelstellingen (zulle) worden gerealiseerd.
82
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Analyse: Uit onze analyse blijkt dat er bij de betrokken partijen sprake is van een sterke focus op de realisatie van de interventies, m.a.w. op het behalen van de gewenste resultaten. Uit de interviews blijkt dat een groot deel van de respondenten niet kan aangeven of de uitvoering van de Sociale Agenda t.a.v. het realiseren van de daarin gestelde doelen op koers ligt. Conclusie: Bij de uitvoering van het sociale beleid is er sprake van een sterke concentratie op de gewenste resultaten, waardoor het realiseren van de gestelde doelen op de achtergrond raakt. Aanbeveling: Het is een goede zaak om één of twee keer per jaar met alle betrokken partijen een bijeenkomst te plannen waarin met name het thema van de interventies als middel om de geformuleerde doelen te realiseren uitgebreid aan de orde komt. D. Evaluatie De constatering dat het thema evaluatie wat uit beeld is geraakt, vergt enige nuancering. Als we kijken naar het nagaan van de effecten van pilots en projecten, dan moeten we constateren dat de beleidsafdeling daar speciale aandacht voor heeft gehad. Een voorbeeld daarvan is het niet meer voortzetten van projecten m.b.t. het programma Communities that Care, omdat de gemeenten dat thema een lage prioriteit gaven. Aan de andere kant blijkt uit de interviews dat vooral de kleinere maatschappelijke organisaties aangeven dat zij niet voldoende op de hoogte waren van de successen en knelpunten van de uitgevoerde projecten. Aanleiding, doel: De provincie heeft belang bij een actuele stand van zaken op doelniveau om te beoordelen of we op de goede weg zijn of om in te schatten of er bijgestuurd moet worden. Deze informatie zou via de IKP’s beschikbaar moeten zijn. Analyse: Van de 32 doelen die in de Sociale Agenda zijn geformuleerd, was voor 21 doelen de monitoring adequaat (vindbaar op de IKP’s). Van 11 doelstellingen is er echter onvoldoende en/of geen informatie beschikbaar om uitspraken te doen over de doelbereiking. Daarnaast is de informatie betreffende de doelbereiking niet eenvoudig terug te vinden op de IKP-site. Daarbij moeten we op basis van eigen ervaringen constateren dat de zoekfunctie op de IKP site volstrekt niet toereikend is. Zoeken op zeer voor de hand liggende zoektermen levert meestal niets op. Conclusie: Blijkbaar is tijdens de uitvoering van het beleid aan de monitoring van de doelstellingen minder nadrukkelijk aandacht besteed. Voor een klein deel van de doelen is de monitoring niet adequaat uitgewerkt, waardoor niet duidelijk is hoe ze moeten worden gemonitord. Bovendien lijkt het aannemelijk dat de gemaakte afspraken niet voor alle betrokkenen helder zijn geweest.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 83
Aanbeveling: Aanpassing van de afspraken over de monitoring van de doelen uit de Sociale Agenda en uitvoering van deze afspraken. Hierbij hebben de afdelingen Zorg en Welzijn, Beleids- en Geo-informatie van de provincie en CMO Partoer een rol. Partoer Cmo Fryslân zou nadere acties moeten uitvoeren om de informatie in het kader van de monitor Sociale Agenda beter toegankelijk te maken. Een van de noodzakelijke acties zou het verbeteren van de zoekfunctie van de IKP site moeten zijn.
E. Consequenties van de evaluatie voor de interventies en de doelstellingen Uit de evaluatiegegevens kan naar voren komen dat bepaalde interventies effectief zijn en andere niet of nauwelijks effect hebben. De gegevens uit de evaluatie kunnen – zeker als er relevante “externe” ontwikkelingen zijn – aanleiding zijn tot het bijstellen van een doelstelling. Een goed voorbeeld zijn de gevolgen van de economische crisis die aanleiding zijn om doelstellingen op het terrein van armoedebestrijding te herzien. Andere relevante ontwikkelingen zijn de takendiscussie binnen de Provincies en de stevige bezuinigingen in het onderwijs. In procesmatige zin hebben diverse respondenten aangegeven dat ze deze dynamiek binnen de Sociale Agenda hebben gemist. Het proces van de formulering van de Sociale Agenda wordt als dynamisch ervaren, daarna heeft de agenda een meer statisch karakter gekregen. Aanleiding, doel: Voor een goede uitvoering van de Sociale Agenda is het voor de Provincie van belang dat de gegevens van de evaluatie worden bezien op eventuele consequenties voor de interventies en/of de doelstellingen die in het kader van het beleid worden gehanteerd. Analyse: Bij de uitvoering van het beleid is er aandacht voor onderzoeken naar de effectiviteit van bepaalde interventies (programma’s). Uit de interviews komt duidelijk naar voren dat de dynamiek van het relateren van evaluatiegegevens op de gehanteerde interventies en/of de gehanteerde doelstellingen de laatste jaren niet meer aanwezig was. In dat kader past ook de opmerking van enkele respondenten dat de Sociale Agenda nauwelijks als agendapunt voor het structurele provinciale overleg “Zorg & Welzijn” is opgevoerd. Conclusie: Blijkbaar was bij een niet onaanzienlijk deel van de betrokken partijen de behoefte om de Sociale Agenda met enige regelmaat te evalueren, maar is daar in de perceptie van deze betrokkenen de laatste jaren nauwelijks aandacht aan besteed. Aanbeveling: Zoals al eerder aangegeven is het voor de goede dynamiek in de beleidsuitvoering van belang om structureel met de betrokken partijen het beleid op basis van gegevens over het proces van uitvoering, de effecten en gewijzigde omstandigheden – te evalueren en eventueel bij te stellen.
84
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
HOOFDSTUK
5
Aanbevelingen
In het vorige hoofdstuk hebben we de uitvoering van de Sociale Agenda vanuit de fasen van de beleidscyclus nader geanalyseerd. Op basis van deze analyse komen we tot de volgende algemeen geformuleerde aanbevelingen voor de komende beleidsperiode van de Sociale Agenda. A.
Ga na welke doelstellingen met welke interventies de komende periode gerealiseerd zouden moeten worden. Het is daarbij van belang de formulering van de doelstellingen te relateren aan de actuele ontwikkelingen rond takendiscussie en de bezuinigingen. Tevens is het van belang de inhoud van de doelstellingen te relateren aan de actuele stand van zaken op het terrein van de maatschappelijke problemen waar de doelen en de interventies de oplossing/vermindering van die problemen zouden moeten brengen. Bekijk ook of bepaalde doelstellingen niet kunnen worden gecombineerd tot één doelstelling of dat breed geformuleerde doelstellingen niet beter kunnen worden gespecificeerd. Denk bij het laatste aspect eens aan het brede doel op het terrein van kindermishandeling. Schenk in dit proces direct veel aandacht aan de 11 doelen die op dit moment niet van vol doende evaluatieve informatie zijn voorzien.
B.
Werk de volgende fase in de Sociale Agenda direct volledig uit in het kader van de “Koöperaasje Fryslân”. De meeste ingrediënten voor een dergelijke constellatie liggen er al. Benut het beraad van alle betrokken partijen om alle aspecten van de beleidscyclus systematisch te bespreken.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 85
86
C.
Ga kritisch na op welke wijze – door middel van welke interventies – deze doelstellingen zullen moeten worden gerealiseerd.
D.
Maak heldere afspraken over de evaluatie van het beleid gedurende de komende periode en spreek daarbij ook af wie dit proces bewaakt en aanstuurt. Daarbij gaat het om drie te onderscheiden, maar niet te scheiden functies: ·a. het vaststellen van de effectiviteit van projecten/interventies; ·b. het bewaken van de doelrealisatie; ·c. het optimaal beschikbaar stellen van informatie aan de betrokken partijen. De verbetering van het overzichtelijk en toegankelijk presenteren van relevante informatie op de IKP site kan in een periodiek overleg worden geagendeerd. Een en ander betekent ook dat er direct nadere invulling kan worden gegeven aan een eindevaluatie van de Sociale Agenda in 2012.
E.
Bespreek de rollen die de partijen in de “koöperaasje” spelen en leg die na het bereiken van een optimaal draagvlak vast. Stel deze rollen echter regelmatig opnieuw aan de orde, als daar aanleiding toe is. Bij de afsprak en over de rollen van de verschillende partijen horen uiteraard ook de rollen t.a.v. subsidiëring en financiering voor de korte en de wat langere termijn.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
Literatuur
Berg van der, F., Effert, J., Hoekstra, A., Tjekkema, G. (2006). Sportdeelname Friese kinderen, 6 t/m 12 jaar, Leeuwarden: NHL Blankenspoor, H.C. (2010). Saemen tegen armoede: drie jaar Fries armoedebeleid. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Blankenspoor, H.C., Berghuis, M.G., (2009). Tussenevaluatie provinciaal armoedebeleid Fryslân. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Blankenspoor, H.C., Jokhan, M.M., de Vries, W.M. (2008). Nulmeting armoede Fryslân. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Bouman-Duivenvoorde, S. (2009). Meitinker, omtinke er ouderenadviseur: op weg naar een werkbaar model. Leeuwarden: Frieslab. Bouman-Duivenvoorde, S., Popma, R. (2010). Keten of kartel? Leeuwarden: Frieslab. CBS. (2009). Ouderen en jongeren doen even vaak vrijwilligerswerk. Den Haag: CBS, Statline. CBS. (2010). Sociale Samenhang: Participatie, Vertrouwen en Integratie. Den Haag: CBS Devilee, J. (2005). Vrijwilligersorgaisaties onderzocht: over het tekort aan vrijwilligers en de wijze van werving en ondersteuning. Werkdocument 116. De Haag: SCP Diepen van, G. (2009). Mantelzorg en ondersteuning. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Diepen van, G., de Boer, Y. (2010). Evaluatieonderzoek implementatie Triple P in Fryslân. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Diepen van, G., de Vries, W., Pusztay, G. (2010). Veilig opgroeien in Leeuwarden: herhaalde en derde meting. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Flapper, T., de Vries, W. (2010). Goed wonen in de toekomst: woonwensen en – behoeften van ouderen in relatie tot voorzieningen en zorgcapaciteit. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Friesch Dagblad. (21-03-2009). Mogelijk verband kredietcrisis, toestroom vrijwilligers Fryslân. Leeuwarden: Friesch Dagblad.
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 87
Geus de, W., Versteegen, H., Kruiter, J. Voorschoolse educatie: doelgroepbepaling en toeleiding: een handreiking voor gemeenten. Utrecht: Oberon/Sardes. Ooijendijk, W.T,M. (red), Hildebrandt, V.H. (red), Hopman-Rock, M. (red) (2005). Bewegen gemeten 2000-2004. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. Partoer CMO Fryslân. (2008 - 2011). Ikpfryslan.nl: monitor Sociale Agenda. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Peters Weem, J.H.I.M., Bouman-Duivenvoorde, S. (2010). Wie financiert huishoudelijke hulp bij thuiswonende mensen met de indicatie verblijf? Leeuwarden: Frieslab. Provincie Fryslân. (2006). Evaluatie sociaal beleidskader 2004-2007. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Provincie Fryslân. (2006). Vrijwilligerswerk in Fryslân. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Provincie Fryslân. (2007). Sociaal Rapport Fryslân. Leewarden: Provincie Fryslân. Provincie Fryslân. (2008). Sociale Agenda 2008-2011. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Provincie Fryslân. (2010). Útfieringsprogramma Sosjaal Belied 2010. Leeuwarden: Provincie Fryslân. Pusztay, G., de Vries, W.M. (2010). De staat van de Friese jeugd 2010. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Vries de, W.M., Koster, A. (2009). Basiszorg in Fryslân, ontwikkeling in spreiding en bereikbaarheid. Leeuwarden: Partoer Cmo Fryslân. Wallendal, B. (2005). Onderzoek maatwerk in mantelzorg. Sneek: Wallendal Consultancy. Zorgbelang Fryslân. (2009). Signalen als spiegel voor beleid: sigenaleringsrapport 2008. Leewarden: Zorgbelang Fryslân. Zorgbelang Nederland, Nederlandse patiënten consumenten federatie. Eindrapportage “Uw mening onze zorg”. NPC/consumentenenzorg.nl Zwierenberg, E., Herder, O., Peters Weem, A., Nolles, F., Nust, R., Dijkstra, A. (2009). Omkeer 2.0: Friese proeftuin voor wonen, welzijn en zorg. Leeuwarden: Consortium Omkeer 2.0
88
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011
BIJLAGE
1
Vragenlijst interviews stakeholders
Input bij gesprek met stakeholders (dus vooraf toesturen) Overzicht van samenwerkingsverbanden/projecten/etc in 2008 en 2009 Tussenuitkomsten van de (kwantitatieve) evaluatie Optioneel: onderstaande vragenlijst toesturen ter voorbereiding
Wat is uw beeld van de Sociale Agenda 2008-2011? Is het helder wat er bereikt moet worden en hoe dat gedaan zou moeten worden? Ligt volgens u de Sociale Agenda daarmee op koers? Wat zijn de successen geweest in het sociale beleid voor u als gemeente/instelling? Te categoriseren in inhoud, proces en organisatie. Waarom zijn de successen een succes geworden? Oftewel wat waren de bouwstenen van het succes? Wat heeft de provincie aan deze successen bijgedragen? Waarover bent u niet tevreden met betrekking tot het sociale beleid van de afgelopen twee jaar? Waarom bent u daar niet tevreden over? Wat zou u anders gedaan willen hebben? Voor de provincie en voor uzelf. Wat is de meerwaarde van de provinciale overheid op het sociale terrein? Hoe zou dat volgens u er in de toekomst uitzien? Hoe is daarmee de rol- en taakverdeling voor de verschillende overheden? Is dit de mening van uw college/bestuur of uw mening op persoonlijke titel?
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 - 2011 89
Colofon
Uitgave Provincie Fryslân Postbus 20120 8900 HM Leeuwarden e-mail:
[email protected]
Tussenevaluatie Sociale Agenda 2008 – 2011 Mei 2011 Provincie Fryslân, met medewerking van: dr. Theo Willemsen, drs. Jan-Theun Visser, drs. Wilma de Vries (Partoer CMO Fryslân), drs. Ybeltje Bandstra (projectleider), drs. Esther Westmaas, drs. Meile Tamminga, Desiree Huis in ’t Veld.
Foto’s stockfotografie Provincie Fryslân Vormgeving Tjitse Zijlstra Provincie Fryslân