Ruimtelijke Onderbouwing behorende bij ontwerp omgevingsvergunning Restaurant aan de Singelgracht bij Holland Casino Gemeente Amsterdam
Pla
G
Co
Ruimtelijke Onderbouwing behorende bij ontwerp omgevingsvergunning Restaurant aan de Singelgracht bij Holland Casino Gemeente Amsterdam
Rapportnummer:
211x08205.086984_5
Datum:
19 april 2016
Opdrachtgever:
Holland Casino
Projectteam BRO:
Job van Schuppen, Jochem Visser, Piet Zuidhof
Kaft:
Hollandse hoogte 14
Trefwoorden:
Holland Casino, restaurant, omgevingsvergunning, Amsterdam
Plansc
Gem
Conc
Inhoud
1. Beleidskader 1.1
Aanleiding en doelstelling ruimtelijke onderbouwing
Op 24 juli 2015 is door Holland Casino een aanvraag omgevingsvergunning (aanvraagnummer 1908621) ingediend voor een functiewijziging en vergroting van het gebouw ter plaatse van een deel van het pand van Holland Casino aan de zijde van de Singelgracht aan het Max Euweplein 62 te Amsterdam. Het project behelst: Het wijzigen van het gebruik, zodanig dat een zelfstandig restaurant kan worden gevestigd. Het uitvoeren van een bouwkundige aanpassing, dit betreft het vervangen van de bestaande serre (sloop-nieuwbouw) door een nieuw paviljoen met luifel. Een klein deel van het nieuwe paviljoen valt buiten het bestemmingsvlak. De nieuwe luifel wordt groter dan de bestaande luifel en komt voor een beperkt gedeelte boven het water uit van de Singelgracht (ter plaatse van de bestaande steiger) Het project is in strijd met de vigerende bestemmingsplannen ‘Zuidelijke Binnenstad’ en ‘Bestemmingsplan Water’. De aanvraag dient op grond van artikel 2.10, lid 2, van de Wabo te worden aangemerkt als een verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan. Het bouwplan is alleen te realiseren door gebruik te maken van de procedure van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wabo. Een dergelijke afwijking mag niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. De motivering van het besluit om af te wijken van het bestemmingsplan moet zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit document voorziet hierin.
1.2
Ligging van het project
Het projectgebied bestaat in feite uit een deel van het bestaande pand waar Holland Casino in is gevestigd. Een deel van het projectgebied valt buiten dat pand, dat betreft de bouwkundige aanpassing en de luifel. Het Holland Casino heeft als adres Max Euweplein 62, maar het restaurant is visueel gezien meer gericht op de Singelgracht . Het kadastrale perceel staat bekend als Gemeente Amsterdam, sectie I nummers 9121 en 10981. In figuur 1.1 is het projectgebied aangeduid op een luchtfoto.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Image © 2011 Aerodata International Surveys, © 2007 Google TM)
1.3 Vigerende bestemmingsplannen Ter plaatse van het projectgebied zijn de bestemmingsplannen ‘Zuidelijke binnenstad‘ en ‘Bestemmingsplan Water’ vigerend. Bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad Het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’ is door de Stadsdeelraad van stadsdeel Centrum vastgesteld op 27 maart 2012 en op 9 januari 2013 onherroepelijk geworden. Figuur 1.2 bevat een uitsnede van de verbeelding van het plan. Het plan richt zich voornamelijk op het beheer van de bestaande situatie middels het vastleggen van de huidige ruimtelijke structuur. Functioneel is het bestemmingsplan
flexibel. Daarnaast zet het plan in op behoud van de ruimtelijke structuur en de cultuurhistorische waarden en biedt het een kader voor toekomstige ontwikkelingen. Vanuit het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’ gelden de volgende bestemmingen ter plaatse van het plangebied: Gemengd – 2; Verkeer; Dubbelbestemming Waarde – archeologie 10; Dubbelbestemming Waarde – cultuurhistorie; Voor een klein deel van het plangebied geldt de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – orde 2’
Figuur 1.2. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’
Binnen de bestemming ‘Gemengd – 2’ zijn onder andere kantoren, voorzieningen met inbegrip van additionele horeca, bedrijven, en detailhandel mogelijk. Onder additionele horeca wordt verstaan: horeca-activiteiten die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie die ter plaatse is toegestaan en welke tot de hoofdfunctie worden gerekend. Deze horecaactiviteit vindt plaats in het verlengde van en ten behoeve van de hoofdfunctie en mag niet zelfstandig worden uitgeoefend of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie. Wanneer de ruimte waarin de horeca-activiteit plaatsvindt is afgescheiden van de hoofdfunctie, mag deze maximaal 20% van het totale vloeroppervlak bedragen, waarbij toiletruimte, keuken en opslag ten behoeve van horeca niet wordt meegerekend.
De (voor deze onderbouwing relevante) bouwregels binnen de bestemming ‘Gemengd – 2’ zijn als volgt: Op de tot 'Gemengd - 2' bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen: De voorgevel van gebouwen mag aan de straatzijde uitsluitend op de bestemmingsgrens (voorgevelrooilijn) worden gesitueerd. Wat betreft de minimale bouwhoogte geldt het volgende: a. De bouwhoogte van de eerste bouwlaag bedraagt minimaal 3.50 meter ten opzichte van de vloer van de eerste bouwlaag, met dien verstande dat deze bouwhoogte tot een diepte van minimaal 5 meter, gemeten vanaf de voorgevel, gehandhaafd dient te worden. b. De bouwhoogte van gebouwen bedraagt minimaal 9 meter, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor aan- en uitbouwen en ter plaatse waar op de verbeelding een lagere maximale bouwhoogte is aangegeven. Wat betreft de maximale bouwhoogte van het hoofgebouw is op de verbeelding het volgende aangegeven: Voor het verlaagde deel van de huidige serre aan de voorzijde van de Singelgracht geldt een maximale bouwhoogte van 16 meter. Binnen de bestemming ‘Verkeer’ zijn onder andere rijwegen, straatmeubilair en groen mogelijk. Er mogen geen gebouwen worden opgericht tenzij deze ten dienste staan van de bestemming. Voor gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 10’ wordt bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerk2 zaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m betreft en de bouwwerkzaamheden dieper baggerdiepte plaatsvinden, een archeologisch rapport overlegt. De gronden, aangewezen voor 'Waarde-cultuurhistorie', zijn naast de op de verbeelding aangegeven andere bestemming(en) tevens bestemd voor het behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. Bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Water’ Het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Water’ is door de raad vastgesteld op 26 juni 2012 en onherroepelijk sinds 20 november 2013 (voor wat betreft het gedeelte dat relevant is voor de planlocatie). Het plan heeft tot doel:
1. de beleving van het water bevorderen door de ruimtelijke relatie tussen water en wal beter zichtbaar te maken en te versterken; 2. het versterken van de cultuurhistorische, beeldbepalende en ruimtelijke kenmerken van de stad; 3. het bevorderen van bedrijfsmatig passagiers- en goederenvervoer over water; 4. het handhaven en vergroten van voldoende waterbergings- en afvoermogelijkheden; 5. een ordentelijke inrichting van de grachten om een efficiënt watergebruik mogelijk te maken zodat de verschillende functies op het water optimaal kunnen worden benut; 6. het bevorderen van een goede en veilige afwikkeling van het verkeer op het water; 7. het hotelmatig gebruik van woonboten in beperkte mate mogelijk te maken. Vanuit het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Water’ gelden de volgende bestemmingen en functie-aanduiding ter plaatse van het plangebied: Water; Dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering; Dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie; Dubbelbestemming Waarde – Archeologie 9; Functieaanduiding steiger.
Figuur 1.3. Uitsnede verbeelding bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Water’
Binnen de bestemming ‘Water’ zijn de gronden onder andere bestemd voor waterberging, waterwegen, de waterhuishouding, waterstaatsdoeleinden, steigers en aanlegsteigers.
1.4 Procedure Projectafwijking De voorgenomen ontwikkeling (functiewijziging en vergroting van het gebouw) past niet binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen ‘Zuidelijke binnenstad’ en ‘Bestemmingsplan Water’. Een zelfstandig restaurant past niet binnen de bestemmingen ‘Gemengd – 2’ en ‘Verkeer’ uit het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’ De voorgenomen vergroting van het gebouw, waarin de bestaande serre door middel van sloop-nieuwbouw wordt vervangen door een nieuw paviljoen met luifel, past eveneens niet binnen de vigerende regelingen. Ten eerste valt een klein deel van het nieuwe paviljoen in de bestemming ‘Verkeer’ van het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’. Dit is strijdig met de bouwregels. Deze laten uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe, welke worden opgericht ten dienste van de bestemming ‘Verkeer’. Daarnaast past de luifel niet binnen de bestemming ‘Verkeer’. Als ondergeschikt en reeds aanwezig deel van het gebouw mag deze worden vernieuwd, maar niet worden vergroot (art 29.2.5), Tot slot komt de luifel deels boven het water uit van de Singelgracht. Dit past niet binnen de bestemming ‘Water’ van het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Water’. Met betrekking tot archeologie is er geen strijdigheid omdat er geen ondergrondse werkzaamheden plaatsvinden. Daarmee worden de grenswaarden niet overschreden. Ten aanzien van cultuurhistorie geldt dat sprake is van ligging van het project binnen een bescherm stadsgezicht. Hoewel geen sprake is van een Orde-aanduiding dient te worden opgemerkt dat iedere ontwikkeling tevens moet worden bezien in het licht van behoud, herstel en versterking van de met het beschermde stadsgezicht verbonden cultuurhistorische en architectonische waarden. Gelet op het bepaalde in artikel 2.10, lid 2, van de Wabo, dient beoordeeld te worden of vergunningverlening onder toepassing van artikel 2.12 van de Wabo mogelijk is. Omdat in dit geval wordt afgeweken van het bestemmingsplan, geen gebruik kan worden gemaakt van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid en de ontwikkeling niet past binnen de ‘Planologische kruimellijst’ zoals deze in het Besluit omgevingsrecht (artikel 4 van Bijlage II) is opgenomen, kan medewerking alleen worden verleend met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 van de Wabo.
2. Beleidskader In dit hoofdstuk wordt het voor dit initiatief relevante beleidskader beschreven. Vooropgesteld wordt dat het Rijks- en provinciaal beleid geen relevantie heeft voor dit plan. Het betreft hier met name een verandering gericht op het gebruik van een bestaand gebouw. Het voornemen is niet in strijd met de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu van het Rijk en met de provinciale Structuurvisie Noord Holland 2040 c.q. de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
2.1
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Amsterdam 2040 Economisch sterk en duurzaam De structuurvisie "Amsterdam 2040 Economisch sterk en duurzaam” is op 17 februari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Amsterdam. In deze Structuurvisie zijn de keuzes vastgelegd voor de ruimtelijke en functionele ontwikkeling van de stad. In de structuurvisie is als centrale ambitie opgenomen dat Amsterdam zich verder dient te ontwikkelen als kernstad binnen een internationaal concurrerende duurzame Europese metropool. Deze ambitie wordt uitgewerkt in verschillende doelstellingen, onder meer om de bestaande stad intensiever te gebruiken en het mengen van functies door transformatie te stimuleren.
2.2
Stadsdeelbeleid
Beleidsplan binnenstad De binnenstad is door de eeuwen heen het centrum geweest van economische activiteiten. Het feit dat er ongeveer evenveel mensen in de binnenstad wonen als er werken, is uniek en draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Amsterdam. In 1993 is het beleid voor de binnenstad uiteengezet in het Beleidsplan Binnenstad. De belangrijkste hoofddoelstelling is toen geformuleerd als: het versterken van de centrumpositie en het handhaven van de functiemenging. Deze hoofddoelstelling is nog steeds actueel. Andere hoofddoelstellingen zijn: behoud van de kwaliteit van het historisch stadsbeeld; verbeteren van de veiligheid en de leefbaarheid; verbeteren van de bereikbaarheid. Met betrekking tot horeca wordt aangegeven dat bij de centrumpositie van de binnenstad een uitgebreid voorzieningenniveau van restaurants en cafés hoort. Een verbetering van kwaliteit wordt nagestreefd door fast-foodbedrijven, coffeeshops en terrassen te weren. Met de vaststelling van het Meerjarenperspectief Binnenstad in 1999 is een vijfde hoofddoelstelling toegevoegd:
zorgen voor een adequaat activiteiten- en voorzieningenniveau voor bewoners. Het vinden van de juiste balans tussen wonen, werken en vrijetijdsbesteding en tussen de verschillende economische functies onderling is de voortdurende opdracht voor bestuurders, ondernemers en bewoners van de binnenstad. Strategische Visie In de Strategische Visie Amsterdamse Binnenstad uit 2002 zijn de vijf (hoofd)doelstellingen uit het Beleidsplan Binnenstad herbevestigd. Voor het zeker stellen van deze doelstellingen zijn onder meer de volgende uitgangspunten geformuleerd: waarborgen dat de binnenstad als woonplek toegankelijk blijft voor alle inkomensgroepen; waarborgen dat binnen de functiemenging diversiteit en kwaliteit kenmerkend blijven; waarborgen dat de binnenstad een plek blijft voor innovatieve experimenten; waarborgen dat de drukte die de centrumpositie met zich meebrengt beheerst wordt en overlast beperkt wordt. Uitvoeringsnotitie Horeca 2014 Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum heeft op 28 januari 2014 de ‘Uitvoeringsnotitie Horeca 2014’ vastgesteld. In deze uitvoeringsnotitie staat het horecabeleid voor stadsdeel Centrum beschreven voor de komende drie jaren. In de nota staat beschreven welke uitbreidingsmogelijkheden er zijn binnen de verschillende deelgebieden van Amsterdam. Het Max Euweplein valt binnen gebied zuid. Uitbreiding van horeca is uitsluitend voorzien aan de Vijzelstraat en Vijzelgracht en de Reguliersbreestraat. Ook worden de verschillende horecacategorieën beschreven die worden of zijn verankerd in de bestemmingsplannen. Voorliggend project valt onder horeca 4: ‘Horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet alcoholische dranken. Onder deze vorm van horeca vallen in elk geval restaurants.’ Het gaat hier om uitgebreidere maaltijden waar mensen meer tijd voor nemen. Het bieden van zitgelegenheid is daarom een voorwaarde. Uit de uitstraling van een Horeca 4 vestiging moet blijken dat je er langere tijd kunt verblijven. Counters aan de voorzijde zijn niet toegestaan omdat dit het meenemen van etenswaren bevordert. Naar de verschillende horecacategorieën kent het stadsdeel ook nog additionele horeca. Additionele horeca is een vorm van horeca die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Enerzijds gaat het om horeca-activiteiten die onlosmakelijk zijn verbonden met de hoofdfunctie, of onderdeel uitmaken van de hoofdactiviteit. Deze vorm van horeca mag
een maximum percentage van 20% van de hoofdfunctie hebben, en niet als zelfstandige horeca zichtbaar zijn vanaf de straat. Terrassenbeleid 2011 (herzien 2015) Terrassen zijn een belangrijk onderdeel van de horeca. Ze bevorderen de levendigheid in de stad en vormen een aangename voorziening voor bewoners en bezoekers. Door de zelfstandige horeca is er de mogelijkheid van een terras. De terrasaanvraag maakt geen onderdeel uit van deze procedure. Steigerplan 2008 De nota ‘Steigerplan in de Amsterdamse binnenstad’ (vastgesteld 22 januari 2008) heeft tot doel het maximaal faciliteren van bedrijfsmatig vervoer over water (personen en goederen), in samenwerking met de markpartijen en de centrale stad tegen de achtergrond van de vraag hoeveel extra vaarbewegingen het water aankan. Een belangrijke subdoelstelling is om tevens een beleidskader te scheppen voor steigers en ander watergebruik voor niet- commerciele doeleinden. De steiger voor het Holland Casino geldt als een openbare steiger, in beheer bij het stadsdeel. In het voorliggend plan blijft de steiger ongewijzigd. Nota kade- en oevergebruik in de binnenstad van Amsterdam (1995) De nota kade- en oevergebruik heeft tot doel om de openbare ruimte, in het bijzonder van de walkanten, bijzondere aandacht te geven om de kwaliteit te bewaren en daar, waar nodig, te verbeteren. Wat betreft de aan- en afmeervoorzieningen en steigers voor ondernemingen geldt dat verzoeken worden getoetst aan nautische en waterbouwtechnische eisen. In het voorliggend plan blijft het bestaande kade- en oevergebruik ongewijzigd.
2.3
UNESCO Werelderfgoed en beschermd stadsgezicht
Op 1 augustus 2010 is de zeventiende-eeuwse grachtengordel van Amsterdam geplaatst op de Lijst van het Werelderfgoed van de UNESCO. Hiermee wordt bijgedragen aan het versterken van het bewustzijn, het begrip en de waardering van de wereldgemeenschap voor dit waardevolle culturele en architectonische erfgoed: de zeventiende-eeuwse grachtengordel en de omringende historische binnenstad van Amsterdam binnen de Singelgracht. Met dit onvervangbare erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan. De zeventiende-eeuwse grachtengordel vormt de 'property' (het kerngebied). De overige delen van de historische binnenstad vormen de voor een Werelderfgoed vereiste bufferzone. De begrenzing van de bufferzone komt overeen met de grenzen van het beschermde stadsgezicht (zie figuur 2.1). Het gevolg van de plaatsing is dat het stadsdeel de 'outstanding universal values' van de 'property' beschermt. Dat betekent behoud van de historische uniciteit van de grachtengordel als stedenbouwkundig en cultuurhistorisch complex. De projectlocatie bevindt zich in de bufferzone.
Figuur 2.1 Overzicht Unesco gebied
Figuur 2.2 Overzicht orde van gebouwen cf. Beschermd Stadsgezicht
Bij besluit nr. U99/583, d.d. 29 januari 1999 is de binnenstad aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Het aanwijzingsbesluit is onherroepelijk geworden op 24 januari 2003. De aanwijzing heeft ertoe geleid dat in het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’ regels zijn opgenomen ter bescherming en versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden. Uit figuur 2.2 blijkt dat het grootste deel van het pand waar thans Holland Casino in is gevestigd, geen toegekende orde heeft.
Relevantie voor het project Voorliggend project behelst de functiewijziging en vergroting van het gebouw ter plaatse van een deel van het pand van Holland Casino aan de zijde van de Singelgracht aan het Max Euweplein 62 te Amsterdam. Het gaat om: Het wijzigen van het gebruik, zodanig dat een zelfstandig restaurant kan worden gevestigd. Het uitvoeren van een bouwkundige aanpassing, dit betreft het vervangen van de bestaande serre (sloop-nieuwbouw) door een nieuw paviljoen met luifel. Een klein deel van het nieuwe paviljoen valt buiten het bestemmingsvlak. De luifel komt deels boven het water uit van de Singelgracht, Aan het huidige pand van Holland Casino is geen orde toegekend, zoals bedoeld in het Beschermd Stadsgezicht, De luifel wordt wel gedeeltelijk vóór het pand van orde 2 gerealiseerd maar heeft geen fysieke verbinding met dit pand. Dit is in figuur 2.3 terug te zien. Panden van orde 2 zijn op grond van hun architectonische kwaliteit en/of het feit dat ze beeldbepalend zijn voor het straatbeeld behoudenswaardig. Het pand als zodanig blijft behouden. Er zijn echter wel specifieke eisen ten aanzien van beeldkwaliteit waaraan het nieuwe paviljoen en luifel moeten voldoen, Afwijken van het bestemmingsplan mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan (cf. artikel 29.6 bestemmingsplan ‘Zuidelijke Binnenstad’).
Figuur 2.3 Zicht op huidige complex
3. Het project 3.1
Beschrijving bestaande situatie
Historische ontwikkeling e Het Holland Casino staat ter plaatse van het voormalige 13 bolwerk Schinkel de Roomolen, onderdeel van de vestingwerken van Amsterdam. De vestingwerken lagen langs de Singelgracht aan de Nassaukade, Stadhouderskade en Mauritskade en omringden de stad Amsterdam. De ontwikkeling van de vestingwerken in het kader van de stadsuitbreidingen van 1610 en 1662 (respectievelijk de Derde en Vierde Uitleg) betekende het grootste bouwkundige project dat de 17e eeuwse Republiek onder handen nam. De aanvankelijk aarden wallen met in totaal 26 bolwerken werden na 1662 in hoog tempo “versteend”. De globale structuur van de omwalling volgde een alom bekend profiel. Er werd een singelgracht gegraven waarbinnen een walmuur werd opgeworpen met het materiaal dat uit die gracht kwam. De wal werd al of niet bekleed met steen. Binnen de walmuur kwam een pad (schans) voor bevoorrading en troepentransport voor de verdediging op de muur. Daarbinnen kwam een vaarweg met waarschijnlijk hetzelfde doel: de Baangracht. De walmuur werd op regelmatige afstanden onderbroken door bastions, in Amsterdam steeds – niet geheel correct – bolwerken genoemd. De totale lengte van het geheel (uiterste paal van IJ tot IJ) was ruim 13 kilometer. De gemiddelde lengte van de tussenliggende stukken walmuur (courtines, in Amsterdam steevast “gordijnen” genoemd) bedroeg zo’n 200 meter. De globale structuur van de bolwerken is nog goed zichtbaar ter plaatse van het Holland Casino en Max Euweplein. Duidelijk zichtbaar is de vooruitgeschoven ligging en de ronde vorm van de kade en steiger aan de Singelgracht. Mede door de toegankelijkheid van de kade en steiger is dit bolwerk een van de weinige bolwerken die nog echt beleefbaar is in Amsterdam.
Figuur 3.1 Vestingwerken van Amsterdam met het 13e eeuwse bolwerk Schinkel de Roomolen
De Roomolen (de Roode molen) Vanaf 1672 kregen de bolwerken namen om bij aanvallen verwarring te voorkomen. Het bolwerk ter plaatse van het Holland Casino kreeg de naam Schinkel de Roomolen. De Roomolen was een korenmolen en werd in 1748 door brand verwoest. In hetzelfde jaar kregen de eigenaren een vergunning tot herbouw. De nieuwe molen heeft tientallen jaren dienst gedaan, maar werd op 9 mei 1813 getroffen door de bliksem en brandde volledig af. Opnieuw werd de molen herbouwd, maar inmiddels had het stadsbestuur in 1841 het bolwerk Schinkel als beste plek gekozen voor de bouw van de eerste cellulaire gevangenis in Nederland, niet (te) ver van het in 1836 ingewijde Paleis van Justitie aan de Prinsengracht. De molen laten staan was geen optie, dus werden onderhandelingen aangeknoopt om de molen af te breken en tot een schadevergoeding voor de eigenaren te komen bij opzegging van het precario. Een extra probleem was het Roode dorp, gedeeltelijk op het bolwerk aan de voet van de molen, waar 70 gezinnen woonden. Ook die 46 huisjes, eigendom van de molenaars, dienden te verdwijnen.
Figuur 3.2 Het Roode dorp en de Roomolen (boven) en zicht op de vestingwerken met in het midden de Leidsche Poort en rechts de Roomolen (onder)
Eerste cellulaire gevangenis van Nederland De molen en het Roode dorp werden afgebroken en architecten I. Warnsinck en J.G. van Gendt Sr. ontwierpen een kruisvormig gebouw met 224 cellen die voldeden aan de modernste eisen van die tijd. Het was de eerst cellulaire gevangenis in Nederland (1850). In 1891-1892 werd er het kantongerecht aangebouwd, met een Notarieel Archief. Met de ontwikkeling van een gevangenis en het kantongerecht kreeg het bolwerk sinds e de eerste helft van de 17 eeuw een andere functie en een nieuw aanzicht. Daarnaast werd met de komst van de gevangenis voor het eerst ingegrepen in de structuur van de e vestingwerken. Het 13 bolwerk werd intensief bebouwd en er ontstond een gesloten deel van de stad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in de gevangenis talloze gevangenen van de Sicherheitsdienst (SD) opgesloten en verhoord. De gevangenis werd uiteindelijk in 1979 gesloten en vervangen door de Bijlmerbajes.
Figuur 3.3 Bouwplan met kruisvormig gevangenisgebouw (boven). In vogelvlucht en in aanzicht de gevangenis in 1979 (onder)
Herontwikkeling tot multifunctioneel woon-, werk en uitgaansgebied In de jaren '90 is de gevangenis, samen met het aangrenzende kantongerecht, deels gesloopt en geheel verbouwd. Het vergde acht jaar voorbereiding, bouwtijd, amendementen, inspraak en gemeentelijke procedures. Het uiteindelijk gerealiseerde project bevat een multifunctioneel woon-, werk en uitgaansgebied met naast het Holland Casino horeca, winkels, kantoren en woningen. Het kruisvormige huis van bewaring vormt de basis van het gebied en via een nieuwe brug richting het Vondelpark moest het gebied naast een ontmoetingsplek gaan functioneren als verbinding tussen het Leidseplein en de PC Hooftstraat en het Vondelpark. Dat het de gemeente is gelukt om in die tijd het complex voor totale sloop te behoeden mag als een succes gezien worden. Belangstelling voor 19e eeuws erfgoed was er wel, maar er waren weinig recente goede herbestemmingsvoorbeelden van gevangenissen beschikbaar. Met name door de rol die de gevangenis in de Tweede Wereldoorlog heeft gespeeld heeft de gemeente zich onder druk van de bevolking sterk gemaakt voor het behoud. Daarnaast is het gelukt om het bolwerk na 140 jaar ‘terug te geven’ aan de stad door het binnenterrein van de gevangenis openbaar toegankelijk te maken en te transformeren naar een ‘bolwerk van uitgaansmogelijkheden’. Holland Casino Legaal roulette en blackjack spelen kan in Amsterdam sinds 2 december 1986. Op die dag opende Holland Casino een vestiging in de kelder van het Amsterdamse Hilton Hotel. Het casino liep prima, maar de gemeente Amsterdam en Holland Casino vonden een casino onder de grond weinig chic. De gemeente en het staatscasino besloten samen tot de bouw van een nieuwe vestiging in de binnenstad als onderdeel van de herontwikkeling van het voormalig gevangenisterrein. Het casino werd tegen het Lido theater aan de Leidsekade aangebouwd. Dit theater dat voordien direct aan de gevangenismuur grensde stond er sinds de sloop van de gevangenis eenzaam bij. Het Lido theater werd uiteindelijk bij de bouw van het Holland Casino geïntegreerd in het casinocomplex. Over de Singelgracht kwam een houten steiger, waardoor je ook voor het gebouw langs kon lopen en eventueel kon aanleggen met een bootje (thans niet meer toegestaan). Voor de bouw van het Holland Casino spelen vanuit cultuurhistorische context met name de steiger en de gevelwand een prominente rol. Met de gebogen vorm volgen zij de ronding en structuur van het voormalig bolwerk, maken het water van de Singelgracht toegankelijk en de plek op een bijzondere manier beleefbaar. Voor de uitgesproken gevelarchitectuur met veel glas heeft de aangrenzende Lidovilla als aanzet gediend. Dit zorgt voor een opvallend gezicht naar buiten op een plek die eeuwenlang de ‘achterkant’ van de stad is geweest en die mede met de komst van de Hein Donnerbrug over de Singelgracht transformeerde naar een eigentijdse entree tot de binnenstad.
Nu 25 jaar later wenst de ontwikkelaar met de ontwikkeling van een zelfstandig restaurant en een nieuwe luifel de entree en het opvallende aangezicht nieuw leven in blazen en tevens de verblijfskwaliteit en openbare ruimte een kwaliteitsslag te geven. De bestaande stedenbouwkundige structuur en de gebogen vorm van de Singelgracht is daarin leidend en blijft ongewijzigd.
Figuur 3.4 Het Lido theater naast de deels gesloopte gevangenis eind jaren 80 (boven) en zicht op de bouw van Holland Casino (voorjaar 1991) Figuur 3.5 Situatie aanzicht eind jaren 80 en bovenaanzicht huidige situatie (bron: Image © 2011 Aerodata International Surveys, © 2007 Google TM)
Figuur 3.6 Ontwikkeling door de eeuwen heen
Huidige tijd In de bestaande situatie ligt de ingang van het Holland Casino in de ‘zuid-west-oksel’ van het kruisgebouw (de voormalige gevangenis). De ingang, die ter plaatse enkele treden lager dan het maaiveld is vormgegeven, is vooral gericht op publiek dat via het Max Euweplein de locatie bezoekt. Tevens ligt het complex aan de kop van de over de Singelgracht gelegen loop-/fietsbrug. Deze loop-/fietsverbinding vormt een belangrijke schakel tussen het Vondelpark en de binnenstad. De gevel aan de Singelgracht vormt het enige ‘gezicht’ van het huidige complex richting de overzijde van de Singelgracht. In dit gedeelte van het gebouw is het theaterrestaurant Lido gelegen, dat voor een gedeelte gerealiseerd is binnen een glazen serre. Deze serre wordt ter plaatse geaccentueerd door een glazen luifel. De entree van het restaurant is via een interne ontsluiting (via de hoofdentree van het Casino) te bereiken. Op de zuidwestelijke zijde van het pand, aan de Singelgracht, is het momenteel niet toegestaan een terras te realiseren. Aan de Singelgracht is ter plaatse een houten steiger aanwezig. Er mag hier niet worden aangemeerd door boten. De houten steiger vormt feitelijk een verbreding van de wandelmogelijkheid via de Leidsekade richting Leidseplein. Deze verbinding wordt in de praktijk slechtst sporadisch gebruik als looproute, vooral vanwege het feit dat de aangelegen functie (lees: het theaterrestaurant Lido) momenteel niet echt uitnodigt voor het passeren ervan. Hoewel sprake is van een glazen gevel is de functie ter plekke intern gericht.
Figuur 3.7 Zicht op het theaterrestaurant Lido vanuit de Singelgracht bezien
3.2
Planbeschrijving
Het project betreft functiewijziging en vervanging met minimale vergroting (door sloop/nieuwbouw) van het bestaande serre-gebouw ter plaatse van een deel van het pand van Holland Casino-complex, aan de zijde van de Singelgracht aan het adres Max Euweplein 62 te Amsterdam.
Het plan behelst: Het wijzigen van het gebruik, zodanig dat een zelfstandig restaurant kan worden gevestigd. Het uitvoeren van een bouwkundige aanpassing, dit betreft het vervangen van de bestaande serre (sloop-nieuwbouw) met luifel door een nieuw paviljoen met nieuwe luifel en ondersteunende kolommen, inclusief interne verbouwingen. Functionele beschrijving De nieuwe horecaformule (Sushi Samba) voor de huidige locatie van het restaurant betreft een mengsel van Japanse, Braziliaanse en Peruaanse keuken. Het betreft een zelfstandig restaurant in de hogere prijsklasse. De doelgroep waar Sushi Samba zich op richt zijn modaal tot bovenmodaal verdienende dertigers en ouder. Het restaurant valt binnen horecacategorie 4 en heeft tot hoofddoel het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet alcoholische dranken. Er komt geen fastfood(achtige) keten binnen het pand. Interne verbouwingen Het interieur en exterieur wordt min of meer geïnspireerd door Japanse architectuur met luchtige, transparante houtconstructies en een van het Casino afwijkende kleur. Door 2 interne verbouwingen ontstaat er een voor publiek toegankelijke ruimte van ca. 498 m (inclusief paviljoen). De serviceruimten (keukens, opslag, technische ruimten, etc.) be2 slaan een oppervlak van ca. 230 m . De zitplaatsen worden verdeeld over de begane grond (feitelijk het souterrain bezien vanuit de entree aan het Casino), waarbij sprake is van tafels met zitgelegenheid aan de ‘waterzijde’/zuidzijde van het restaurant, en showkeukens met barkrukken/zitgelegenheid aan de ‘Casinokant’/noordzijde van het restaurant. Er is een aparte entree naar het restaurant naast de bestaande entree van het Casino, waarna per trap het restaurant kan worden bereikt. Vervolgens kan het restaurant ook worden bereikt via enkele openslaande deuren aan de zijde van de Singelgracht. Hiervoor dient eerst afgedaald te worden via een hellingbaan of trap vanaf het niveau van het naastgelegen Max Euweplein. Tenslotte is er een nooduitgang aan de noordoostzijde van het restaurant. Paviljoen en luifel Het restaurant wordt voorzien van een nieuw paviljoen op de locatie van de bestaande serre. In tegenstelling tot de serre, die is vormgegeven met een schuin glazen dak, heeft het nieuwe paviljoen een plat, gesloten dak met groene (dak)bedekking. De nieuwe vrijwel platte luifel (feitelijk wordt ter plekke het dakvlak uitgebreid), begeleidt de publieke steigerpromenade tussen de Leidsekade en het Max Euweplein. De ondersteunende kolommen worden van lichtarmaturen voorzien en markeren ’s avonds de doorgaande looproute. Het paviljoen wordt aan beide korte zijden enigszins uitgebreid. Daar staat tegenover dat de diepte van het paviljoen aan de westzijde enigszins wordt verminderd. Aan beide uiteinden van het paviljoen steekt de luifel door en beschermd ze (deels) het aan te leggen terras en de entrees van het restaurant.
Het nieuwe paviljoen heeft een grote transparantie. De warme oranje natuurlijke uitstraling van de puien en de houten dakconstructie (gemaakt van lariks) steekt af tegenover de bestaande koele witte natuursteengevel van het Casino. Door de grote transparantie zijn de witte natuursteen schijven door de gevels van het paviljoen zichtbaar. ’s Avonds worden zij nog extra aangelicht. Qua materialisering maakt het autonome paviljoen zich enigszins los van het hoofdgebouw en ’nestelt’ het zich tussen het Casino en de Singelgracht. In bijgaande ontwerptekeningen is een en ander gedetailleerd weergegeven.
Figuur 3.8 Plattegrond restaurant inclusief tafel- en keukenindeling
Figuur 3.9 Plattegrond restaurant met oppervlakten (publiek en service) en locatie secundaire toegang
Figuur 3.10 Hoofdtoegang restaurant (met tourniquet)
Figuur 3.11 Uitbreiding bebouwd oppervlak aan de uiteinden van het nieuwe paviljoen (t.p.v. rode kruisen)
Figuur 3.12 Dwarsdoorsnede ter plaatse van het nieuwe paviljoen en de luifel, inclusief draagkolommen
Figuur 3.13 Dwarsdoorsnede deel Casino en restaurant – nieuwe situatie
Figuur 3.14 Dwarsdoorsnede deel Casino en restaurant – oude situatie
Figuur 3.15 Entree aan de zijde van het Casino (linksboven), dwarsdoorsnede totale nieuwe situatie (rechtsboven) en aanzicht nieuwe situatie vanaf Singelgracht (onder)
Figuur 3.16 Links oude situatie (verdieping hoofdentree), rechts nieuwe situatie (verdieping hoofdentree)
Figuur 3.17 Links paviljoen oude situatie, rechts nieuwe situatie (foto’s: Dennis van den Elzen)
3.3
Afwijkingen van het bestemmingsplan
De voorgenomen ontwikkeling (functiewijziging en vergroting van het gebouw) past niet binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen ‘Zuidelijke binnenstad’ en ‘Water’. a. Funtionele afwijking: Een zelfstandig restaurant (horeca 4) past niet binnen de bestemmingen ‘Gemengd – 2’ (artikel 14.1) en ‘Verkeer’ (artikel 29.1) uit het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’ b. Ruimtelijke afwijking: De voorgenomen vergroting van het gebouw, waarin de bestaande serre door middel van sloop-nieuwbouw wordt vervangen door een nieuw paviljoen met luifel, past eveneens niet binnen de vigerende regelingen. Ten eerste valt een klein deel van het nieuwe paviljoen in de bestemming ‘Verkeer’ van het bestemmingsplan ‘Zuidelijke binnenstad’. Dit is strijdig met de bouwregels (artikel 29.2). Deze laten uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe, welke worden opgericht ten dienste van de bestemming ‘Verkeer’. Daarnaast past de luifel niet binnen de bestemming ‘Verkeer’. Als ondergeschikt en reeds aanwezig deel van het gebouw mag deze mag worden vernieuwd, maar niet worden vergroot (art 29.2.5), Tot slot komt de luifel deels boven het water uit van de Singelgracht (ter plaatse van de steiger). Dit past niet binnen de bestemming ‘Water’ van het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Water’.
4. Ruimtelijke onderbouwing In paragraaf 3.3 is ingegaan op de strijdigheden met het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt gemotiveerd waarom het aanvaardbaar is om af te wijken van het bestemmingsplan voor: a. het vestigen van een zelfstandig restaurant (horeca 4) in het pand van Holland Casino; b. het bouwen van een paviljoen en luifel, voor zover het de delen betreft die niet binnen de bestemming ‘Gemengd – 2’ vallen. Ad a. Het oppervlak van de publieksruimten van de nieuwe horecavoorziening betreft ca. 500 2 m en is daarmee passend binnen de formule van ondergeschikte horeca (maximaal 20% van de hoofdfunctie is binnen deze formule toegestaan). Echter, door het vestigen van een zelfstandig restaurant, met een unieke formule van hoogstaand niveau op deze locatie, ontstaat er de mogelijkheid om deze volledig te richten op (andere) bezoekers en passanten in de openbare ruimte. Het restaurant opent zich letterlijk naar buiten toe, er ontstaat de mogelijkheid van het oprichten van een terras op de zonnige zuidzijde van deze plek, waardoor de levendigheid van deze plek aan het water wordt gestimuleerd. Ook is in de nieuwe situatie van een (secundaire) toegang tot het restaurant, wat de levendigheid van de locatie nog meer zal versterken. Rond of in de directe nabijheid van de toekomstige restaurant- en terraslocatie is geen sprake van woningen of bewoning, waardoor het woon- en leefklimaat niet wordt geschaad. Ad b. De uitbreidingen aan beide kopse kanten van het paviljoen betekenen in de langsrichting een beperkte vergroting van het bebouwd oppervlak. De diepte van het paviljoen (bezien vanuit de zijde van de Singelgracht) wordt echter verkleind, wat ten goede komt aan de bruikbare openbare ruimte, die ter plekke wordt verbreed. Hierdoor vergroot de aantrekkelijkheid van dit deel van het beloopbaar gebied aan de waterkant van de Singelgracht en zal de verbinding met het Leidseplein (via de Leidsekade) beter worden benut. In de huidige situatie wordt de aanwezige openbare ruimte niet of nauwelijks gebruikt door de aanliggende functie(s), de verblijfskwaliteit is er dan ook gering. In de toekomstige situatie zal een aantrekkelijk alternatief worden gerealiseerd waardoor daadwerkelijk sprake is van een hoge verblijfskwaliteit. Door de grotendeels transparante gevel van het paviljoen zal ook ’s avonds sprake zijn van een uitnodigende, goed verlichte openbare ruimte. De nieuwe, grotere luifel maakt een onlosmakelijk deel uit van het architectonische ontwerp van het nieuwe paviljoen, het markeert hiermee het nieuwe paviljoen en vergroot de herkenbaarheid van het nieuwe restaurant. De constructie betreft de voortzetting van het
gesloten, groene dak van het paviljoen, dat in klimatologische zin dienst doet voor de interne klimaatregulering. Door de luifel te ondersteunen met een kolommenstructuur die ’s avonds wordt aangelicht, vormt dit onderdeel een verrijking van de belevingskwaliteit van dit deel van de openbare ruimte. De luifel overkapt de secundaire entree van het restaurant, waardoor deze (bij regen) beter kan en zal worden benut. Conclusie Realisatie van een zelfstandig restaurant met een unieke formule van hoogstaand niveau binnen het complex van Holland Casino (ter plaatse van de bestaande ondergeschikte horecavoorziening), vergroot de publieke waarde van de plek. Doordat het zelfstandige restaurant zich optimaal kan presenteren aan het water, daarbij een terras kan realiseren aan de zonnige zijde van het Casinocomplex, alsmede ter plaatse een secundaire entree realiseert, kan het zich goed manifesteren op deze plek. De aangelegen openbare ruimte zal beter worden benut. Het woon- en leefklimaat wordt door de vestiging van een zelfstandig restaurant niet geschaad. De loopruimte aan de Singelgracht wordt door de ontwikkeling c.q. het ontwerp van het nieuwe paviljoen niet in functionele of ruimtelijke zin beperkt. Het paviljoen wordt voorzien van een groen dak. De nieuwe, vergrote luifel maakt onderdeel uit van het architectuurconcept. De kwaliteit van de buitenruimte wordt door de luifel- en kolommenconstructie sterk verbeterd.
5. Omgevingsaspecten 5.1
Ladder voor Duurzame Verstedelijking
In verband met ruimtelijke ontwikkelingen is een gedegen ruimtelijk-functionele onderbouwing tegenwoordig gewenst, mede omdat binnen de ruimtelijke ordening steeds meer de nadruk komt te liggen op zorgvuldig ruimtegebruik. In verband hiermee is in oktober 2012 de ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’ geïntroduceerd (art 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht toegepast moet worden bij plannen die een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ mogelijk maken. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling valt, is in art. 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Bij de toepassing van de Ladder dienen de volgende treden doorlopen te worden: 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. 2. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. 3. Indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld. De Ladder heeft betrekking op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Een recente uitspraak van de Raad van State (21 januari 2015, zaaknummer 201310555/1/A1) wijst uit dat bij wijziging van gebruik c.q. een ruimtelijke ontwikkeling in een bestaand pand, zonder dat er een nieuw beslag op de ruimte plaatsvindt, er geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Voorliggende ontwikkeling vindt in principe plaats binnen een bestaand pand. Immers, het restaurant wordt gehuisvest in het pand van Holland Casino. Er is wel een zeer beperkte uitbreiding, dit betreffen de kruisen zoals aangeduid in figuur 3.3. De oppervlakte hiervan is circa 2 9 m . Dit vraagt dus om minimaal ruimtebeslag, zeker in verhouding tot de omvang van een pand als Holland Casino, en ligt volledig binnen het bestaand stedelijk gebied. De 2 9 m zal door zijn omvang geen invloed hebben op het functioneren van de horeca binnen Amsterdam, of binnen het uitgaansgebied Leidseplein. Ook zal het niet leiden tot leegstand elders. Op grond hiervan wordt betoogd dat een toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking niet noodzakelijk is.
Conclusie De Ladder voor Duurzame Verstedelijking vormt geen belemmering.
5.2
Verkeer en parkeren
In deze paragraaf wordt ingegaan op effecten die de herontwikkeling heeft op de aspecten parkeren en verkeer. Huidige situatie Verkeerskundige situatie Het plangebied ligt aan het Max Euweplein (zijde Stadhouderskade). De locatie is uitstekend per openbaar vervoer bereikbaar. Zo liggen er tramhaltes aan het Leidseplein. Hier stoppen trams en bussen die uit alle windstreken van de stad komen. Op het Leidseplein is tevens een taxistandplaats. Per auto is de locatie in principe goed te bereiken. Belangrijke ontsluitingswegen zijn de Overtoom, die richting de ring van Amsterdam leidt. Via de Stadhouderskade – Nassaukade kan men richting de omliggende stadsdelen rijden. Ook per fiets of te voet is de locatie uitstekend bereikbaar. Laden en lossen vindt plaats via de bestaande laad- en losplek achter het Holland Casino. Huidige verkeersgeneratie De verkeersgeneratie wordt berekend aan de hand van CROW kencijfers, op grond daarvan geldt een minimale verkeersaantrekkende werking van 11,9 motorvoertuigbewe2 gingen per etmaal (mvt/etm) per 100 m bvo. De totale oppervlakte waar de functiewijzi2 ging voor geldt bedraagt 730 m . Dit resulteert in een minimale verkeersaantrekkende werking van 87 mvt/etm. Parkeersituatie en parkeerplaatsen In de huidige situatie parkeren gebruikers van het Holland Casino in het openbaar gebied of in een van de parkeergarages in de omgeving van het plangebied. Dit betreffen Q-park Parking Byzantium, Tesselschadestraat 1G. Openingstijden: 24 uur per dag. Of bij Qpark Parkeergarage Museumplein, vlakbij het Rijksmuseum. Het Holland Casino kent geen eigen parkeerplaatsen. De functie casino vraagt volgens de CROW om 4,8 par2 keerplaatsen per 100 m bvo, voor deze functie zijn dus 35 parkeerplaatsen nodig. Toekomstige situatie Verkeersgeneratie Het CROW kent geen cijfers met betrekking tot verkeersaantrekkende werking van een restaurant. In het kader van voorliggende ontwikkeling gaat het om de vraag de verkeersgeneratie van de huidige functie (casino) redelijkerwijs groter is dan die van een restaurant.
Het eerste dat daarbij in overweging moet worden genomen is dat een casino een groot verzorgingsgebied kent. Er zijn immers maar een select aantal casino’s met de omvang, bekendheid en kwaliteit van het Holland Casino. De aantrekkingskracht overstijgt de gemeente Amsterdam. Hierdoor is het aanlokkelijk voor bezoekers om de auto te pakken. Om enigszins een beeld te kunnen vormen van de verkeersaantekkende werking kan worden gekeken naar het aantal parkeerplaatsen dat nodig is en dan in relatie tot de 2 bezoekduur. Volgens de CROW zijn er minimaal 8 parkeerplaatsen per 100 m bvo nodig. Daarbij wordt aangegeven dat er een zeer ruime marge in acht moet worden genomen. In voorliggend geval kan gesteld worden dat er een marge naar beneden redelijk is. Een restaurant, zoals de initiatiefnemer beoogt, heeft een sterk op de stad gerichte focus. Dit betekent dat het hoofdzakelijk bezocht wordt door mensen die al in de stad aanwezig zijn, bewoners, toeristen of andere passanten. Zij zullen hierdoor eerder vervoersmiddelen als de tram of de fiets gebruiken en de auto laten staan. De parkeerbehoefte kan dus sterk naar beneden worden gesteld, er wordt uitgegaan van 3 parkeerplaatsen per 2 100 m . Omdat het restaurant uit de hogere klasse is zullen er gemiddeld 1,5 tafelwissels per avond zijn. Dit zou dan op een theoretische verkeersaantrekkende werking van 6 ver2 keersbewegingen per 100 m leiden. Hiermee is de verkeersaantrekkende werking dus lager dan die van het casino, te weten 6 x 7,3 = 43,8 mvt/etm. Er kan dan ook redelijkerwijs worden aangenomen dat het restaurant geen negatieve effecten op het verkeer heeft. Parkeerbehoefte In de vorige paragraaf is aangegeven dat de parkeerbehoefte van een restaurant neer2 komt zoals op voorliggende locatie kan worden geschat op 3 parkeerplaatsen per 100 m bvo. Dit resulteert in een theoretische parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen. Het aantal benodigde parkeerplaatsen van het restaurant ligt dus lager dan die van de huidige functie. Dit heeft een positief effect op de parkeersituatie. Net zoals in de huidige situatie zal men gebruik kunnen maken van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Fietsparkeren In de directe omgeving van de projectlocatie is de Fietspuntstalling Paradiso gelegen. Met zijn 280 beschikbare plaatsen biedt deze bewaakte stalling voldoende gelegenheid voor het stallen van de fiets. Daarnaast wordt op korte termijn een ondergrondse fietsenstalling gerealiseerd ter plaatse van het Kleine Gartmanplantsoen. Omdat sprake is van een beperkte verkeersaantrekkende werking van het nieuwe zelfstandige restaurant (zie hierboven) is het aannemelijk dat dit evenzo geldt voor het fietsaanbod. Meeste bezoekers van het restaurant zullen naar alle waarschijnlijkheid gebruik maken van openbaar vervoer of taxi om bij deze nieuwe functie te geraken.
5.3
Luchtkwaliteit
In de nabijheid van wegen kan sprake zijn van lokale luchtverontreiniging. Deze luchtverontreiniging kan negatieve effecten op de gezondheid hebben. Wettelijk kader Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 is een paragraaf luchtkwaliteitseisen opgenomen (paragraaf 5.2). doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Daartoe zijn in de wet grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide, benzeen, ozon, arseen, cadmium, nikkel, benzo(a)pyreen, stikstofdioxide en benzeen opgenomen. De grenswaarden zijn op basis van gezondheidskundige aspecten bepaald, maar ook onder de norm kunnen gezondheidseffecten optreden, zij het vooral bij mensen die er 3 gevoelig voor zijn, zoals kinderen en ouderen. Bij concentraties onder de 40 g/m neemt de kans op effecten wel geleidelijk af, al is voor fijnstof geen gezondheidskundige grenswaarde vast te stellen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid: er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; een project draagt ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging; een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen. AmvB en mr niet in betekenende mate De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AmvB) en ministeriële regelingen (mr), waaronder de AmvB en mr niet in betekenende mate (NIBM). Deze AmvB en mr leggen vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen 3 met 1,2 g/m voor zowel fijn stof en NO2. NIBM projecten kunnen, juridisch gezien, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de Regeling NIBM is aangegeven in welke gevallen een project in ieder geval NIBM is:
1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg; 100.000 m2 kantoren bij minimaal 1 ontsluitingsweg; of een combinatie daarvan. Luchtkwaliteit in relatie tot de ontwikkeling Op grond van de categorieën van gevallen kan worden gemotiveerd dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het restaurant. Immers, de genoemde gevallen hebben een verkeersaantrekkende werking die, gezien de omvang van de gevallen, vele malen groter is dan die van het toekomstige restaurant. Ook is in de vorige paragraaf betoogd dat de verkeersaantrekkende werking lager is dan de huidige functie. Redelijkerwijs kan dan ook worden gesteld dat het restaurant een project is dat in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering.
5.4
Geluid
Bij een nieuwe ontwikkeling dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), in het kader van een goede ruimtelijke ordening, het akoestische klimaat inzichtelijk te worden gemaakt en te worden beoordeeld, indien er sprake is van geluidgevoelige bestemmingen ter plaatse van of nabij de ontwikkeling. Akoestiek in relatie tot de ontwikkeling Een restaurant is geen geluidsgevoelige bestemming als bedoeld in de Wet geluidhinder. In dat kader hoeft er geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Goed woon- en leefklimaat (akoestiek inrichtingen) In paragraaf 5.8 wordt ingegaan op het aspect ‘Bedrijven en milieuzonering’. Daar gaat het onder andere om de scheiding tussen milieugevoelige inrichtingen en woningen. Op basis van deze publicatie kan worden vastgesteld dat de voorgenomen herontwikkeling geen belemmering vormt. Dit geldt ook voor het aspect geluid (een van de criteria bij het aspect ‘Bedrijven en Milieuzonering’). Conclusie Vanuit het aspect akoestiek inrichtingen zijn er geen belemmeringen.
5.5
Externe veiligheid
Externe veiligheidsbeleid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen.
In het ev-beleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Deze basisnorm bepaalt dat het risico om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag zijn dan één op de miljoen (10-6). Externe veiligheid in relatie tot de ontwikkeling. Op grond van de risicokaart (www.risicokaart.nl, bezocht op 16 december 2015) wordt vastgesteld dat er geen risicovolle inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen in of in de nabijheid van het toekomstige restaurant zijn. Op grond daarvan zijn er geen belemmeringen vanuit externe veiligheid. Conclusie en verantwoording groepsrisico Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering.
5.6
Bodem
Een beoordeling van de haalbaarheid van een ontwikkeling is verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Wettelijk is dat een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Bodem in relatie tot de ontwikkeling Het paviljoen wordt gebouwd op bestaande kelder. Er hoeven geen bodemingrepen plaats te vinden. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering.
5.7
Waterhuishouding
Het vroegtijdig betrekken van de waterbeheerder en het meewegen van het waterbelang is, door middel van de Watertoets, sinds 1 november 2003 verplicht voor plannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Beleid Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
Vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit); Voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit). Het beheer van het water in de Amsterdamse binnenstad is in handen van Waternet, namens het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Het plangebied maakt deel uit van de Integrale Keur van AGV. Het hoogheemraadschap heeft het 'Waterbeheerplan Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2010-2015' vastgesteld. In dit document staat het beleid op hoofdlijnen beschreven voor alle verantwoordelijkheden van het hoogheemraadschap. Het gaat dan om het zorgen voor voldoende, schoon water en veiligheid achter de dijken. Ook komen maatschappelijke (neven)taken aan bod: zorgen voor goede en veilige vaarwegen, verbeteren van recreatie- en natuurgebieden en onderhouden van het cultuurhistorisch landschap. De gemeente Amsterdam kent het 'Plan gemeentelijke watertaken 2010-2015 ("Breed water")'. De gemeente Amsterdam is wettelijk verantwoordelijk voor drie watertaken: inzameling en transport van stedelijk afvalwater; inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater; nemen van grondwatermaatregelen. Waterparagraaf. De initiatiefnemer heeft een waterparagraaf laten opstellen. Deze is als bijlage 1 terug te vinden. In het navolgende een samenvatting. Momenteel is de locatie verhard (serre en toegang gebouw). Door de ontwikkeling wordt 2 circa 9 m extra bebouwing gerealiseerd. Omdat dit oppervlak reeds verhard is, is geen bijkomende watercompensatie vereist. Door de bouwpeilen gelijk te houden aan de vloerpeilen van de huidige bebouwing en de aanbouw op de verdieping, wordt voldaan aan de grondwaternorm van 0,5 meter onder maaiveld. De toekomstige verharding moet op zodanige wijze worden aangelegd dat hemelwater gecontroleerd kan afstromen van de bebouwing. Behoudens de genoemde aspecten kan geconcludeerd worden dat het aspect water niet voor een belemmering van het planvoornemen zorgt. Het plangebied maakt deel uit van het geldigheidsgebied van de Integrale Keur van het Waterschap AGV. Door het voldoen aan de milieuhygiënische randvoorwaarden (dubomaterialen etc.), zal de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet verslechteren. Zonder ontheffing op deze Keur zijn werkzaamheden aan/op waterstaatkundige werken en watergangen niet toegestaan. Tevens worden in de Keur verplichtingen ten aanzien van het onttrekken en lozen, afvoeren en aanvoeren van water (meld- en meetplicht) aangegeven. Voor het onttrekken van grondwater moet, indien dit plaatsvindt, ook een
vergunning worden aangevraagd. Een schriftelijk verzoek tot een watervergunning dient te worden gericht aan Waternet, afdeling Planadvies & vergunning. Conclusie Het aspect water vormt geen belemmering.
5.8
Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering 1 van de VNG ’. Bij deze publicatie zijn lijsten opgenomen met richtafstanden, deze richtafstanden gelden tussen gevoelige bestemmingen (als woningen) en bedrijven of inrichtingen. In gemengde gebieden kan de richtafstand met een stap naar beneden worden gesteld. De richtafstanden zijn geen harde normen, hier kan gemotiveerd van worden afgeweken. Bedrijven en milieuzonering in relatie tot de ontwikkeling Een restaurant valt onder milieucategorie 1. Hier is een richtafstand van 10 meter aan gekoppeld. In gemengd gebied geldt een richtafstand van 0 meter. Het project ligt in een gebied dat gekenmerkt wordt door verschillende functies naast elkaar: wonen, werken, winkelen, horeca e.d. Er kan dan ook een richtafstand van 0 meter worden aangehouden Omdat de afstand tussen het restaurant inclusief terras en de dichtstbijzijnde woning meerdere meters bedraagt vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering. De dichtstbijzijnde woningen zijn op 7 meter gelegen. Andere woningen liggen op nog grotere afstand. Aan de richtafstand wordt voldaan. Conclusie Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering.
5.9
Archeologie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. Een belangrijk uitgangspunt van het Verdrag van Malta en het rijksbeleid is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voor gaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Met de Wet op de ar1
VNG, Bedrijven en milieuzonering, 2009
cheologische monumentenzorg (1 september 2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta geïmplementeerd. Archeologie in relatie tot de ontwikkeling Volgens het vigerend bestemmingsplan hebben de gronden de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 10’. Wanneer er werkzaamheden worden uitgevoerd die de grond 2 roeren en die groter zijn dan 2.500 m en verder dan baggerdiepte reiken, moet archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. De voorgenomen ontwikkeling blijft ver onder deze grenswaarden, waarbij ook wordt opgemerkt dat de veranda op de bestaande kelder wordt gebouwd en dus überhaupt geen grondwerkzaamheden nodig zijn. Conclusie Archeologie vormt geen belemmering.
5.10 Flora en fauna Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Zoals de soortenbescherming is geregeld in de Flora- en Faunawet, zo is de gebiedsbescherming geregeld in de Natuurbeschermingswet. De Natuurbeschermingswet (1998) regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden. Alleen binnen die gebieden is de wet van toepassing. De initiatiefnemer heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze is als bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. In het navolgende de samenvatting en conclusie. Gebiedsbescherming De dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebieden zijn de Natura 2000-gebieden Markermeer & IJsselmeer op 7.2 km afstand en Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske op 8.2 km afstand. Gezien de afstand en de aard van de ontwikkelingen zijn negatieve effecten op deze Natura 2000 gebieden op voorhand uitgesloten. In de planvorming hoeft derhalve verder geen rekening gehouden te worden met de Natuurbeschermingswet. Het plangebied ligt geheel buiten het Programma Groen zoals is vastgelegd in de Agenda Groen. Door de ontwikkeling zullen geen wezenlijke kenmerken van de provinciale groenstructuur worden aangetast. In de planvorming voor het gebied hoeft geen rekening gehouden te worden met planologische bescherming van natuurwaarden.
Toetsing Flora- en faunawet Voor de uit de omgeving bekende eekhoorn en boommarter is geen geschikt habitat aanwezig binnen het plangebied. Negatieve effecten worden op voorhand uitgesloten. Het plangebied vormt geschikt habitat voor enkele algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren van tabel 1 (o.a. veldmuis). Voor de genoemde soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. De algemene zorgplicht blijft echter wel van kracht. Het plangebied is ongeschikt voor uit de omgeving bekende en broedende vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, zoals huismus en gierzwaluw. Met de ontwikkeling zal geen vaste rust- of verblijfplaats of essentieel foerageergebied verloren gaan. Negatieve effecten voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten worden uitgesloten. Binnen het plangebied zijn mogelijk enkele broedende vogels te verwachten in de bomen in de buurt van het plangebied. De nesten van vogelsoorten zijn uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Voor de binnen het plangebied voorkomende vogelsoorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Door het uitvoeren van werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren en/of door inspectie voor aanvang van werkzaamheden op de aanwezigheid van broedende vogels, kunnen negatieve effecten voorkomen worden. Binnen het plangebied zijn geen zwaarder beschermde soorten planten, zoogdieren, vleermuizen, vissen, amfibieën, reptielen en overige ongewervelden (zoals bijv. zeldzame dagvlinders en libellen) te verwachten. Voor aanwezige algemeen voorkomende soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Negatieve effecten voor deze soortgroepen zijn op voorhand uitgesloten met inachtneming van de zorgplicht. In het kader van de algemene zorgplicht is het noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. Er zijn echter geen specifieke maatregelen nodig voor zoogdieren, amfibieën en overige ongewervelden. Conclusie Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering. De zorgplicht dient in acht te worden genomen.
5.11 Duurzaamheid Uitgangspunt is dat de bouwmaterialen, de voorzieningen en de installaties energiebesparend en milieuvriendelijk moeten zijn. Gestreefd moet worden naar een besparing van energie, watergebruik en productie van afval en C)2. Daarbij kan met name aandacht besteed worden aan warmteterugwinning en gebruik van regenwater (grijs water circuit).
5.12 M.E.R. Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden: dan is het opstellen van een MER nodig. Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. De voorliggende ontwikkeling valt niet onder de lijst C ‘Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage verplicht is’. Drempelwaarden Lijst D Voorliggende ontwikkeling wordt genoemd in de Drempelwaarden Lijst D onder 11.2. Het gaat om de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of 2 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m of meer. Het restaurant en de aanleg van de veranda ligt ver beneden de drempelwaarde zoals genoemd onder het Besluit m.e.r.. Immers, de totale oppervlakte van het restaurant be2 draagt 730 m . Daarnaast wordt opgemerkt dat er in de huidige situatie ook al een stedelijke functie binnen het plangebied aanwezig is. Op grond van de drempelwaardenlijst kan zonder meer worden gesteld dat een m.e.r-beoordeling niet nodig is. Gevoelig gebied In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd wor-
den op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Het plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied dat wordt beschermd vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grond-waterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een Belvédèregebied. Het pand ligt in het historische centrum van Amsterdam, in de bufferzone van het Unesco erfgoedgebied. In paragraaf 2.3 wordt hier verder op ingegaan. Daaruit blijkt dat de ontwikkeling inpasbaar is en geen nadelige effecten heeft op de waarden van dit gebied. Milieugevolgen In de vorige paragrafen zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen. Er spelen geen andere ontwikkelingen in de nabijheid van het plangebied. Van cumulatie met enig andere ontwikkeling zal dan ook geen sprake zijn. Conclusie Zoals beschreven in de voorafgaande alinea’s zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen’ te verwachten en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
6. Uitvoerbaarheid 6.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Vooroverleg In het kader van artikel 3.1.1 BRO worden de gebruikelijke vooroverleginstanties om een reactie gevraagd. De reacties van deze partijen zullen worden samengevat en beantwoord en vervolgens in de onderbouwing worden verwerkt. Zienswijzen Het ontwerp van het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt, samen met de onderliggende ruimtelijke onderbouwing, overeenkomstig de wettelijke bepalingen gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn kan een ieder een zienswijze indienen.
6.2
Economisch uitvoerbaarheid
Het project is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening. Met de initiatiefnemer is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten, waarmee in het kostenverhaal is voorzien. De kosten voor de herontwikkeling worden gedragen door de initiatiefnemer. Hierdoor is de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.
Bijlagen
Bijlage 1: Waterparagraaf
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62 Amsterdam
Opdrachtgever BRO Rhijnspoorplein 38 1018 TX AMSTERDAM
Projectnummer Aeres Milieu projectnummer AM15492 Status rapport Concept
Contactgegevens Aeres Milieu B.V. Postbus 1015 6040 KA ROERMOND (t) 0475 – 320 000 (f) 0475 – 321 967 e-mail:
[email protected] www.aeres-milieu.nl
Autorisatie Opsteller rapport:
paraaf
Dhr. M. Vrolix, bc. Kwaliteitscontrole: Ing. J.M.G. Reuver
datum 6 januari 2016
paraaf
datum 6 januari 2016
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING
3
2. WATERPARAGRAAF 5 2.1 Inleiding .......................................................................................................................................... 5 2.2 Watersystemen .............................................................................................................................. 5 2.3 Andere aspecten ............................................................................................................................ 8 3. UITWERKING EN AANBEVELINGEN
Bijlagen: 1 Topografische overzichtskaart en kadastrale situatie 2 Tekeningen van de toekomstige inrichting 3 Geraadpleegde literatuur
9
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
1.
INLEIDING
In opdracht van BRO heeft Aeres Milieu B.V. een beknopte waterparagraaf opgesteld voor de onderbouwing voor een locatie aan het Max Euweplein 62 te Amsterdam. Algemene gegevens Gemeente Kadastrale registratie Coördinaten Oppervlakte Peil maaiveld Grondwaterpeil Waterbeheerder
: Amsterdam : sectie I, nummers 9121 en 10981 : X = 120.595 / Y = 486.190 : ca. 131 m2 : ca. 0,1 m –NAP : peil op ca. 1,2 m –NAP : Waterschap van Amstel, Gooi en Vecht & Waternet
Ter plaatse wordt de bestaande serre met glazen luifel vervangen door een nieuw paviljoen op terrasniveau (schuifpui) en een nieuwe tourniquet op het entreeniveau. Tevens wordt de functie gewijzigd naar restaurant. Hiervoor vind een kleine uitbreiding aan de buitenzijde van het gebouw plaats. De onderzoekslocatie is gelegen in stadsdeel Centrum Zuid, nabij het Leidse plein. Op onderstaande luchtfoto is globaal de begrenzing van de onderzoekslocatie weergegeven.
Afbeelding 1: Knipsel met afbakening onderzoeksgebied op luchtfoto [Bron: Waternet]
Pagina 3 van 9
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
Aanleiding De aanleiding voor het opstellen van deze waterparagraaf is de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied en de verplichting hierbij tenminste hydrologisch neutraal te ontwikkelen. Doel Het doel van deze rapportage is een beschrijving te geven van de manier waarop rekening wordt gehouden met de gevolgen van de voorgenomen herinrichting van het plangebied voor de waterhuishouding. Onderzoek en beleid Aeres Milieu B.V. werkt voor de opdrachtgever als onafhankelijk onderzoek- en adviesbureau, en heeft geen binding met de onderzoekslocatie. Sinds 1 november 2003 is het wettelijk verplicht, in het kader van het Besluit Ruimtelijke Ordening, een watertoets te verrichten. In de toelichting bij ruimtelijke besluiten en plannen, waarop bovengenoemd besluit van toepassing is, is het noodzakelijk een beschrijving te geven van de manier waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. De waterhuishoudkundige situatie van het plangebied is op zorgvuldige wijze volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden onderzocht in het kader van de watertoets. In het waterhuishoudkundig onderzoek is aandacht besteed aan de huidige bodemkundige en (geo)hydrologische situatie, de gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden, en de mogelijkheden om neerslag in de toekomstige situatie (tijdelijk) te bergen en af te voeren. De rapportage is gebaseerd op de relevante vigerende wet- en beleidsregelgeving. De waterparagraaf hangt samen met de hieronder vermelde beleidsnota’s aangaande de waterhuishouding, met als doel een duurzaam waterbeheer. De beleidskaders, van Europees tot en met lokaal niveau (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Waterplan, Nationaal Bestuursakkoord Water, Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeheer 21ste eeuw, Wet Ruimtelijke Ordening, Provinciaal Waterplan, Keur waterschap en gemeentelijk Waterplan) waaraan wordt voldaan, staan hieronder samengevat. Zie ook bijlage 3. De watertoets is een instrument om ruimtelijke plannen, zoals bestemmings- en wijzigingsplannen, te toetsen op de mate waarin rekening wordt gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als waterkwaliteit (ruimte voor water) en waterkwantiteit en veiligheid (overstroming). Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). De grondwaterzorg is een gemeentelijke taak. Waternet (de voormalige dienst Waterbeheer en Riolering, DWR) voert deze taak uit voor de gemeente Amsterdam. De gemeente vervult een actieve rol bij het terugdringen van emissies door diffuse bronnen, in zowel nieuwbouwlocaties als bestaande bebouwing, door toepassing van het bouwbesluit. Voor hemelwater zijn de uitgangspunten: •(her)gebruik van hemelwater heeft de voorkeur; •de perceeleigenaar is er in principe zelf verantwoordelijk voor dat hemelwater op zijn eigen terrein niet tot overlast en vervuiling leidt (bij hemzelf of bij derden). Voor een nieuwbouw wordt een uitwerking gemaakt voor de nieuw aan te leggen riolering binnen het plangebied en de afkoppeling en verwerking van het hemelwater. Nieuwe voorzieningen worden aangelegd conform de ontwerpgrondslagen van de Leidraad Riolering. Bij herontwikkeling dient afkoppeling van het hemelwater van het afvalwater plaats te vinden. In hoofdstuk 2 is de waterparagraaf opgenomen. Hierin is het aanwezig watersysteem beschreven. In hoofdstuk 3 is het planvoornemen uitgewerkt en zijn afwegingen en opmerkingen opgenomen om waterneutraal te ontwikkelen. In hoofdstuk 4 tenslotte zijn nog enkele randvoorwaarden en aandachtspunten opgenomen.
Pagina 4 van 9
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
2.
WATERPARAGRAAF
2.1
Inleiding
Deze waterparagraaf is opgesteld voor de ontwikkeling aan het Max Euweplein 62 te Amsterdam. Ter plaatse wordt een restaurant gerealiseerd in het gebouw van Holland Casino en wordt de bestaande serre vervangen. Het nieuw te bouwen paviljoen bevindt zich nagenoeg volledig ter plaatse van het te slopen gedeelte. Links en rechts vind een kleine uitbreiding plaats. Dit oppervlak is huidig reeds verhard (kade/ingang gebouw). Zie bijlage 1 voor een topografisch overzicht en de huidige kadastrale situatie. In bijlage 2 zijn tekeningen van de toekomstige inrichting van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 2: Knipsels AHN2 50cm [Bron: Actueel hoogtebestand Nederland]
Aan de zuidzijde ligt het maaiveld op ca. 0,1 m -NAP. Noord- en oostelijk loopt het maaiveld op. Het terrein zal, zover bekend, niet worden opgehoogd of aangevuld.
2.2
Watersystemen
De (water)systemen zoals die in het plangebied en omgeving voorkomen, worden onderverdeeld in oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater. Oppervlaktewater De onderzoekslocatie is gelegen binnen de peilbesluit Stadsboezem. Hiervoor is in 2008 een nieuw peilbesluit opgesteld. Hierbij is een peil van -0,6 m NAP (zomerpeil) vastgesteld (gemiddeld waterpeil 0,4 meter –NAP). Direct ten westen van de onderzoekslocatie is een primair oppervlaktewater aanwezig (zie afbeelding 3). Dit is de Singelgracht. Als waterbeheerder ziet het Waterschap AGV toe op de waterkwantiteit en kwaliteit van het oppervlaktewater binnen deze polder. Pagina 5 van 9
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
Het plangebied maakt deel uit van het geldigheidsgebied van de Integrale Keur (AGV-2011). Zonder ontheffing op deze Keur zijn werkzaamheden aan/op waterstaatkundige werken en watergangen niet toegestaan. Tevens worden in de Keur verplichtingen ten aanzien van het onttrekken en lozen, afvoeren en aanvoeren van water (meld- en meetplicht) aangegeven. Een schriftelijk verzoek tot een watervergunning dient te worden gericht aan Waternet, afdeling Planadvies & vergunning.
Afbeelding 3: Uitsnede leggerkaart met rode omlijning onderzoekslocatie [Bron: Legger waterschap Amstel, Gooi en Vecht]
Grondwater De milieuhygiënische conditie van het grondwater vormt, zover bekend, op dit moment geen belemmering voor de realisatie van het voorgenomen plan. De bodemopbouw ter plaatse wordt schematisch weergegeven in tabel 1. Binnen het plangebied zijn nog geen boringen geplaatst in verband met de aanwezige bebouwing. Uit de gekende gegevens uit het Dinoloket en de eerder uitgevoerde onderzoeken nabij het plangebied (blijkt dat ter plaatse blijkt dat onder de zandige ophooglaag, slecht doorlatende veen en kleilagen aanwezig zijn tot een diepte van circa 16 meter beneden maaiveld. Deze bodemlagen behoren tot de holocene deklaag. Binnen de deklaag is op lokale schaal een matig watervoerend pakket aanwezig: het wadzandpakket (6-11 m –NAP). Gezien het hoge kleigehalte van deze laag in de omgeving van de onderzoekslocatie wordt deze bodemlaag eerder als waterremmend beschouwd. Hieronder bevindt zich de eerste goed doorlatende zandlaag. Diepte [m-mv]
Geohydrologische eenheid
Samenstelling
0–3
Freatisch pakket (ophooglaag)
Siltig zand
3 – 16
Deklaag (Formatie van Nieuwkoop en Naaldwijk) Eerste watervoerend pakket (Formatie van Boxtel) Eerste scheidende laag
Veen en klei (plaatselijk zandiger)
16 – 26 >26
Matig fijn tot grof zand Klei
Tabel 1: Geo(hydro)logische indeling [Bron: Dinoloket]
Pagina 6 van 9
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
Grondwateroverlast is een aandachtspunt bij ontwikkelingen in stedelijk gebied. Waternet hanteert de volgende grondwaternorm voor de gemeente Amsterdam (uit de handreiking Stedelijk grondwater van waterschap AGV – december 2009): - Bij bouwen zonder kruipruimten is de norm: een ontwateringdiepte van 0,50 meter beneden maaiveld mag met een herhalingskans van 1 keer per 2 jaar overschreden worden. - Bij bouwen met kruipruimten is de norm: een ontwateringdiepte van 0,90 meter beneden maaiveld mag met een herhalingskans van 1 keer per 2 jaar overschreden worden. Het uitgangspunt bij de norm is dat er geen drainagebuizen of andere ondergrondse ontwateringmiddelen worden toegepast. Deze norm is feitelijk alleen van toepassing op woningen en niet op kelders. In de omgeving zijn al diverse (grondwater)onderzoeken uitgevoerd. In Amsterdam is een grondwatermeetnet aangelegd. Westelijk nabij het plangebied zijn enkele peilbuizen aanwezig die tot een grondwatermeetnet behoren. Voor actuele grondwaterstanden is gebruik gemaakt van gegevens van Waternet. Door Waternet zijn de gegevens beschikbaar gesteld op een website waarbij de gemeten grondwaterstanden en daarnaast stijghoogtes in diepere grondlagen in Amsterdam en omstreken opgenomen zijn. Ongeveer 2500 locaties worden 6 keer per jaar handmatig gemeten. Voor een paar honderd locaties/onderzoeksprojecten vinden dagelijks metingen plaats. Het grondwater vormt geen belemmering voor het planvoornemen. De bestaande vloer wordt vernieuwd (niet verdiept aangelegd) en de herbouw vindt op het verdiep plaats en ter plaatse wordt in de toekomst geen industriële (of vervuilende) activiteiten ontplooid. Het grondwaterpeilbeheer binnen het plangebied en de omgeving is in handen van Waternet en de gemeente Amsterdam. Ter plaatse is zover bekend geen wateroverlast aanwezig. Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een attentie- en beschermingsgebied behorend bij een waterwingebied. Voor zover bekend vinden in de directe omgeving van het plangebied geen grootschalige grondwater onttrekkingen (meer) plaats. Nabij het plangebied zijn geen (secundaire) keringen aanwezig. Vooralsnog wordt voldaan aan de grondwaternorm. Indien maatregelen noodzakelijk zijn, dan gaat daarbij de voorkeur in algemene volgorde uit naar kruipruimteloos bouwen, ophogen, ontwatering middels nieuw te graven open waterlopen (in overleg met Waternet) of eventueel andere robuuste ontwateringsmiddelen (vb. drainage in uitzonderlijke situaties, in overleg met Waternet en gemeente). Afvalwater In het plangebied is een gescheiden rioolsysteem voor vuil- en regenwater aanwezig. De rioolstelsels worden beheerd door Waternet. Het vuilwater wordt naar de Rioolwaterzuiveringsinstallatie Amsterdam Westpoort getransporteerd. Het hemelwater van het bestaand verhard oppervlak wordt geloosd op het oppervlaktewater. De capaciteit van de watergang is voldoende. Bij nieuwbouw is het beleid van AGV/Waternet dat daar waar mogelijk schoon hemelwater gescheiden dient te worden van de vuilwaterstromen. Hierdoor wordt de rioolwaterzuiveringsinstallatie ontlast en wordt het aantal overstorten van vuilwater op het oppervlaktewater verminderd. Afkoppeling heeft reeds plaatsgevonden. Gezien het huidig en toekomstig gebruik is geen significante toename aan afvalwater of hemelwater op het rioolstelsel te verwachten. Bij wijzigingen of informatie voor de aansluiting van het afvalwater dient contact opgenomen te worden met de gemeente. Hemelwater In de huidige situatie wordt neerslag via afvoer en afstroming naar de nabijgelegen gracht plaats. Dit wordt ook zo aangelegd bij het nieuw te bouwen paviljoen. Het afkoppelen (c.q. het niet aankoppelen) van schoon verhard oppervlak is beschreven in het waterbeheerplan en de diverse beleidsregels van WAGV. Voor het duurzaam omgaan met regenwater wordt verwezen het handboek Hemelwater en naar de betreffende beslisbomen, opgenomen in de beleidsnotitie “Richtlijnen voor het lozen van regen-, grond- en leidingwater” opgesteld door AGV/DWR.
Pagina 7 van 9
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
2.3
Andere aspecten
Verdroging Binnen het plangebied zijn geen karakteristieke grondwater afhankelijke ecologische systemen aanwezig, zodat geen beschermende maatregelen noodzakelijk zijn. Ecologie Het plangebied bevindt zich niet binnen de grenzen van een milieubeschermingsgebied voor wat de waterhuishoudkundige aspecten betreft. Bodem De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt zover bekend geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling. Overige aandachtspunten Het is onwenselijk chemische bestrijdingsmiddelen toe te passen of agressieve reinigingsmiddelen te gebruiken op de verharde oppervlakken. Verder dienen zout en dergelijke gladheidbestrijdingsmiddelen op de bestrating(en) e.d. beperkt of zo effectief mogelijk gebruikt te worden. Om verstopping e.d. te voorkomen, moeten alle afvoersystemen van de nodige blad-, zand- en slibvangers worden voorzien. Regelmatig onderhoud aan het afvoersysteem is vereist om geen wateroverlast te krijgen. Hiervoor dienen deze eenvoudig en goed bereikbaar te zijn.
Pagina 8 van 9
Beknopte waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
3.
UITWERKING EN AANBEVELINGEN
In aansluiting op het landelijk beleid hanteert de gemeente Amsterdam en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht het beleid dat bij nieuwe plannen altijd onderzocht dient te worden hoe omgegaan kan worden met het “schone” hemelwater. Bij het afkoppelen hanteert Waternet hierbij de volgorde “vasthouden, bergen, afvoeren”. Wel dient aan de (milieuhygiënische) randvoorwaarden voldaan te worden (zie ook hoofdstuk 4: Randvoorwaarden). Ter plaatse wordt de bestaande serre vervangen. Links en rechts wordt de uitbreiding iets groter (rode kruizen). Tevens is een glazen pui voorzien. Er vinden geen wijzigingen plaats aan het beschermde gebouw. Hieronder is het schetsontwerp van het planvoornemen weergegeven. Meer tekeningen zijn opgenomen in bijlage 2.
Afbeelding 4 schetsontwerp onderzoekslocatie [bron: Opdrachtgever]
Momenteel is de locatie verhard (serre en toegang gebouw). Door de ontwikkeling wordt circa 9 m 2 extra bebouwing gerealiseerd. Omdat dit oppervlak reeds verhard is, is geen bijkomende watercompensatie vereist. Door de bouwpeilen gelijk te houden aan de vloerpeilen van de huidige bebouwing en de aanbouw op de verdieping, wordt voldaan aan de grondwaternorm van 0,5 meter onder maaiveld. De toekomstige verharding moet op zodanige wijze worden aangelegd dat hemelwater gecontroleerd kan afstromen van de bebouwing. Behoudens de genoemde aspecten kan geconcludeerd worden dat het aspect water niet voor een belemmering van het planvoornemen zorgt. Het plangebied maakt deel uit van het geldigheidsgebied van de Integrale Keur van het Waterschap AGV. Door het voldoen aan de milieuhygiënische randvoorwaarden (dubo-materialen etc.), zal de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet verslechteren. Zonder ontheffing op deze Keur zijn werkzaamheden aan/op waterstaatkundige werken en watergangen niet toegestaan. Tevens worden in de Keur verplichtingen ten aanzien van het onttrekken en lozen, afvoeren en aanvoeren van water (meld- en meetplicht) aangegeven. Voor het onttrekken van grondwater moet ook een vergunning worden aangevraagd. Een schriftelijk verzoek tot een watervergunning dient te worden gericht aan Waternet, afdeling Planadvies & vergunning. Deze waterparagraaf is ter controle neergelegd bij het waterschap. Eventuele bemerkingen op deze rapportage zullen voor de vaststelling van de omgevingsvergunning worden aangevuld in overleg met het waterschap.
Pagina 9 van 9
Waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
BIJLAGE 1 Topografische overzichtskaart en kadastrale situatie
Omgevingskaart
Klantreferentie: AM15492-MV
0m
125 m
625 m
Deze kaart is noordgericht. Hier bevindt zich Kadastraal object AMSTERDAM I I 10981 Hirschpassage 7, 1017 MC AMSTERDAM CC-BY Kadaster.
Schaal 1: 12500
L EP
N EI
S ID
Uittreksel Kadastrale Kaart
Uw referentie: AM15492-MV 5
LE
23 7
D KA SE ID
LE
25 27
KL NE EI
E
2
KL
29
A
4 RS HI
5
609
C
6
X MA
7
E
103 t/m 107
AD
EK
102
609
10934
A HP
10
101
DS LEI
11 A
4
609
7774
E AG S S
5
N OE TS
100
B 11
611
C
AN
10769
9122
99
13
RS HI
2
AS HP
PL
7776
04
98
92
GE SA
AN
77
35
P
TM
2
33
AN
AR -G
TM AR -G
NE EI
31
EP UW
IN
LE
46
24 t/m
9
14
911
48
8
10982
10771
12 10
58
56
LGRAC
54
52
50
SINGE
EN TSO L AN AN P RTM GA 28 t/m 6906
911
9121
INE KLE
110 109
11
10933
E
27
62
t/m
60
HT
64
3
10773 29
t/m
43
10981
73
65 t/m
MAX EUWEPLEIN 10774 45 t/m 63
23
10775
A A
61
24
24
73
B
N ZA
ST AD
5652 HO UD
AD DP
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 7 januari 2016 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
SK
AD
0m
12345
ER
501
E
10 m
50 m
Schaal 1:1000 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
AMSTERDAM I I 10981
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
8291
Waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
BIJLAGE 2 Tekening van de toekomstige inrichting
Waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
BIJLAGE 3 Geraadpleegde literatuur
Waterparagraaf Max Euweplein 62, Amsterdam / AM15492
Wet- en regelgeving - Plan gemeentelijke watertaken, Amsterdam, 2010-2015; - Gemeentelijk rioleringsplan, Amsterdam, 2010-2015 en 2016-2021; - Waterbeheerplan 2016-2021, Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (WAGV); - Keur, legger en beleidsregels, Waterschap Amstel, Gooi en Vechtstreek, 2013; - Nota Peilbeheer, WAGV, oktober 2010; - Provinciaal Waterplan, Noord-Holland, 2010-2015; - Provinciale Milieuverordening, Noord-Holland (PMV), 2007; - Landelijke Handreiking Watertoets 2, RIZA, december 2006; - Bestuurlijke notitie Watertoets, Publicatie: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2001; - Waterbeleid voor de 21e eeuw, Commissie Waterbeheer 21e eeuw, 2000; - Nationaal Bestuurakkoord Water, 2003 en actueel 2008; - Beleidsbrief regenwater, VROM, 2004; - Waterwet 2009; - Het Nationaal Waterplan, 2009-2015; - Kader Richtlijn Water, Stroomgebiedbeheerplannen KRW 2009-2015; - Wet op de ruimtelijke ordening, 2006; - Besluit op de ruimtelijke ordening, 2006.
Overige literatuur - Handleiding alternatieve materialen voor bouwmetalen, DuBo Consulenten, 2006; - Hemelwater binnen de perceelsgrens, ISSO/SBR publicatie 70-1, Rotterdam, september 2000; - Anders omgaan met hemelwater in bestaand stedelijk gebied, Brochure Ministerie van VROM, 2002; - Waterberging in de stad, Brochure; Waterschap Vallei & Eem e.a. 2005; - Wateratlas, Noord-Holland; - Handboek Hemelwater, WAGV, 2009; - Handreiking stedelijk grondwater, WAGV, 2009 - Richtlijnen ter voorkoming van grondwateroverlast in nieuw bebouwd gebied, WAGV, herziening 2007
Internet https://www.amsterdam.nl/centrum-gebied-zuid/ www.agv.nl www.waternet.nl www.noordholland.nl www.rws.nl
Bijlage 2: Flora en fauna
Notitie
: QuickScan flora en fauna Restaurant langs Singelgracht bij Holland Casino
Locatie Datum Projectnummer Opgesteld door
: Singelgracht te Amsterdam : 28 december 2015 : 211x08205 : Ineke Kroes
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. Natuurbescherming in Nederland De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet (NB-wet) en de Flora- en faunawet (FF-wet). Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Natuurbeschermingswet De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig. Provinciaal beleid De provinciale groenstructuur, bestaande uit alle projecten uit het Programma Groen (PG), is ruimtelijk vastgelegd in de Agenda Groen. Binnen het Programma Groen is een programma van verbindend groen (de voormalige EHS) opgenomen, een robuust netwerk van natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en tussenliggende verbindingszones tussen de gebieden. Ook de beheergebieden voor agrarisch natuurbeheer en recreatieve verbindingen behoren tot het Programma Groen. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
1
van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde 'algemene zorgplicht' (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aanwezige soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen. De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet naast de zorgplicht ook rekening gehouden worden met de juridisch zwaarder beschermde soorten uit 'tabel 2', de bijlage 1 soorten van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, de soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (tezamen tabel 3) en met alle vogels. Op de ‘Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten’ van het Ministerie van LNV (augustus 2009) wordt onderscheid gemaakt in verschillende categorieën vogelnesten. Van de meeste vogelsoorten zijn de nesten uitsluitend beschermd wanneer deze tijdens de broed- en nestperiode in gebruik zijn. Het gaat om soorten die jaarlijks nieuwe nesten maken. Van een aantal soorten is het nest, inclusief de functionele leefomgeving, jaarrond beschermd. Dit zijn een aantal roofvogels en uilen, koloniebroeders en gebouw bewonende vogelsoorten (‘categorie 1-4 soorten’). Tenslotte is er een categorie nesten van vogelsoorten die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed, maar die over voldoende flexibiliteit beschikken om, als die broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen (‘categorie 5-soorten’). Komen soorten van de hierboven genoemde beschermingsregimes voor dan is de eerste vraag of de voorgenomen activiteit effecten heeft op de beschermde soorten. Treden er effecten op dan dient er gekeken te worden of er passende maatregelen getroffen kunnen worden om de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats te garanderen. Werkwijze QuickScan flora en fauna In de QuickScan zijn de gevolgen van de ruimtelijke ingreep afgezet tegen de aanwezige natuurwaarden vanuit de Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet en planologisch beschermde natuurwaarden. Deze werkwijze vloeit voort uit de ‘Wijziging beoordeling ontheffing Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen’ van het Ministerie van LNV van september 2009. Om een beeld te krijgen van de natuurwaarden is op 28 december 2015 door een ecoloog van BRO1 een verkennend veldbezoek gebracht aan het plangebied. Mogelijke verblijfplaatsen en sporen van dieren zijn onderzocht. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van de checklist aanwezigheid (inschatten mogelijke aanwezigheid vleermuizen in een Flora- en faunawet vooronderzoek) uit het Vleermuisprotocol versie 25 maart 2013. Naast een veldbezoek is er een bronnenonderzoek gedaan. Voor dit bronnenonderzoek is onder meer gebruik gemaakt van quickscanhulp (quickscanhulp.nl). De quickscanhulp geeft een overzicht van gegevens (van de afgelopen vijf jaar) uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) de meest omvangrijke landelijke informatiebron van verspreidingsgegevens. 1
BRO is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is de brancheorganisatie voor groene adviesbureaus en heeft als doel kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging. Onze werkzaamheden voeren wij dan ook uit volgens de door het NGB vastgestelde gedragscode (versie juni 2008, aangevuld in februari 2010). De medewerkers binnen de discipline ecologie voldoen aan de door het Ministerie van EL&I genoemde voorwaarden voor ter zake deskundigen op het gebied van ecologisch onderzoek.
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
2
Daarnaast is de database van beschermde flora en fauna van de Gemeente Amsterdam geraadpleegd. Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek is vervolgens een inschatting gemaakt van de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op beschermde natuurwaarden. Beschrijving van het plangebied Ligging van het plangebied Het plangebied bestaat uit de voorgevel van het Holland Casino in het centrum van Amsterdam, aan het Max Euweplein en de Singelgracht. De Amersfoortcoördinaten van het midden van de locatie zijn X=120.602; Y=391.568. De ligging van het plangebied is te zien in onderstaande afbeeldingen (figuur 1 en 2).
Fig. 1. Ligging van het plangebied (rode ster)
Fig. 2. Ligging van het plangebied (rode ster)
Huidige situatie Het plangebied ligt tussen de Singelgracht en het Max Euweplein in het centrum van Amsterdam. De ingreep vindt plaats in de voorgevel van het Holland Casino, met inbegrip van de zuidelijke en de noordelijke ingangen. Het plangebied grenst aan de gracht, er is een loopbrug boven de gracht langs het gebouw. De voorgevel bestaat voornamelijk uit marmer en glas. De foto’s op de volgende pagina geven een impressie van het plangebied.
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
3
Fig. 3. Overzicht plangebied, entree Holland Casino
Fig. 4. Overzicht plangebied, ingang Holland Casino vanaf het Max Euweplein
Fig. 5. Overzicht plangebied, gevel die aan de Singelgracht grenst.
Fig. 6. Overzicht plangebied, gevel die aan de Singelgracht grenst.
Fig. 7. Overzicht plangebied, gevel die aan de Singelgracht grenst.
Fig. 8. Ingang aan de noordzijde van het plangebied
Toekomstige (geplande) situatie De gewenste ontwikkeling betreft het vestigen van een restaurant in een ruimte, behorend bij het Holland Casino, bovenop een bestaande kelder. Hierbij wordt de pui vervangen en worden de noordelijke en zuidelijke nooduitgangen enigszins verplaatst, zodanig dat ze een net buiten het huidige gebouw komen te liggen. Ook wordt de luifel vervangen. Er zal in geringe mate gesloopt worden. Er verdwijnt geen groen. Fig. 11 geeft de toekomstig gewenste situatie weer. Toetsing gebiedsbescherming Wettelijke gebiedsbescherming De dichtstbijzijnde wettelijk beschermde natuurgebieden zijn de Natura 2000-gebieden Markermeer & IJsselmeer op 7.2 km afstand en Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske op 8.2 km afstand. Gezien de afstand en de aard van de ontwikkelingen zijn negatieve effecten op deze Natura 2000 gebieden op voorhand uitgesloten. In de planvorming hoeft derhalve verder geen rekening gehouden te worden met de Natuurbeschermingswet.
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
4
Fig. 11. Toekomstige gewenste situatie
Planologische gebiedsbescherming Het plangebied ligt geheel buiten het Programma Groen zoals is vastgelegd in de Agenda Groen. Door de ontwikkeling zullen geen wezenlijke kenmerken van de provinciale groenstructuur worden aangetast. In de planvorming voor het gebied hoeft geen rekening gehouden te worden met planologische bescherming van natuurwaarden.
Toetsing Flora- en faunawet Vaatplanten Er zijn tijdens het veldbezoek in het plangebied geen beschermde vaatplanten aangetroffen. Er zijn geen beschermde muurplanten zoals uit de omgeving bekende tongvaren, steenbreekvaren, stijf hardgras, blaasvaren in de muren aangetroffen. De aangrenzende kades waren niet zichtbaar, die liggen onder een loopvlonder. De ingreep zal echter deze kades niet aantasten. Verder is het gehele plangebied bestraat. Op het plangebied is het voorkomen van beschermde vaatplanten redelijkerwijs uit te sluiten. Grondgebonden zoogdieren
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
5
Het plangebied vormt mogelijk geschikt habitat voor enkele soorten algemeen beschermde (tabel 1) grondgebonden zoogdieren zoals de veldmuis. Van strenger beschermde grondgebonden zoogdieren zijn tijdens het veldbezoek geen verblijfplaatsen dan wel sporen aangetroffen. Uit bronnenonderzoek blijkt dat de eekhoorn (tabel 2) en de boommarter (tabel 3) in de omgeving voorkomen. Het plangebied leent zich echter niet als habitat voor de eekhoorn of de boommarter. Negatieve effecten voor zwaarder beschermde soorten grondgebonden zoogdieren worden op voorhand uitgesloten. Effectenbeoordeling Negatieve effecten voor de eekhoorn en boommarter worden op voorhand uitgesloten wegens het ontbreken van geschikt habitat. Voor de genoemde soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van de algemene zorgplicht is het echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht zijn geen specifieke maatregelen nodig. Vleermuizen Uit de omgeving van het plangebied zijn waarnemingen bekend van de gewone dwergvleermuis (Tabel 3). Het gebouw, met name het deel wat verbouwd wordt, geeft geen mogelijkheden voor vaste rust- of verblijfplaatsen voor vleermuizen. Er zijn geen geschikte openingen voor vleermuizen. Er is wel open water. De Singelgracht kan mogelijk als vliegroute en foerageergebied dienen. Deze gracht blijft intact. Eventuele tijdelijke verstoring van de vliegroute over de gracht door de verbouwing van het gebouw, is niet van dien aard dat er een essentiële vliegroute verloren gaat. Er zijn geen dikke bomen met gaten of spleten binnen het plangebied. Het plangebied en de directe omgeving leent zich in geringe mate voor foeragerende vleermuizen. Negatieve effecten voor vleermuizen worden op voorhand uitgesloten. Vogels Tijdens het veldbezoek zijn op en rond het plangebied een paar meerkoeten, een stadsduif en een paar meeuwen aangetroffen. Het veldbezoek is uitgevoerd buiten het broedseizoen. Er zijn geen nesten aangetroffen. Uit bronnenonderzoek blijkt dat in de omgeving een aantal vogels voorkomen waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, zoals huismus en gierzwaluw. Binnen het plangebied is voor geen van deze soorten vogels een geschikte nestmogelijkheid aanwezig. Het plangebied kan niet of slechts in zeer geringe mate dienen als foerageergebied voor deze beschermde vogels.
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
6
Effectenbeoordeling Voor de voorgenomen ontwikkeling zal mogelijk gesnoeid worden in een boom die vlakbij het plangebied staat. Nesten van vogelsoorten die hierin kunnen broeden zijn uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Voor deze vogelsoorten kan de periode tussen half maart en half augustus globaal worden aangehouden als broedseizoen. Door het verwijderen van vegetatie buiten de broedperiode uit te voeren, wordt het risico op overtreding van de Flora- en Faunawet voor deze vogelsoorten sterk verminderd. De broedperiode verschilt per soort en soms ook per jaar en in het kader van de Flora‐ en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Indien op een locatie geen broedende of nestelende vogels aanwezig zijn, mogen ook tijdens het broedseizoen werkzaamheden worden uitgevoerd. Door inspectie voor aanvang van werkzaamheden op aanwezige legsels of nestjongen en indien deze aanwezig zijn, de werkzaamheden uit te stellen tot nadat de jongen zijn uitgevlogen, worden negatieve effecten voor vogels uitgesloten. Vissen, amfibieën en reptielen Binnen het plangebied zelf is geen oppervlaktewater aanwezig. De gracht blijft onaangetast en valt net buiten het plangebied. De aanwezigheid van vissen en van voortplantingsplaatsen van amfibieën binnen het plangebied is daarmee uitgesloten. Uit bronnenonderzoek blijkt dat in de omgeving de alpenwatersalamander (tabel 2) voorkomt. Het plangebied leent zich echter niet voor de alpenwatersalamander. Incidenteel voorkomen van een zwervend exemplaar van de gewone pad (tabel 1) binnen het plangebied kan niet helemaal uitgesloten worden. Binnen het plangebied is geen geschikt habitat aanwezig voor reptielen, zoals de in de omgeving voorkomende hazelworm. Het voorkomen hiervan wordt op voorhand uitgesloten. Effectenbeoordeling Gezien het ontbreken van habitat in het plangebied is de aanwezigheid van de alpenwatersalamander en hazelworm op voorhand uit te sluiten. Voor soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van de algemene zorgplicht is het echter wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. In het kader van de algemene zorgplicht zijn geen specifieke maatregelen nodig. Beschermde ongewervelde diersoorten Voor beschermde ongewervelde soorten heeft het plangebied weinig waarde door het ontbreken van geschikt habitat. Uit bronnenonderzoek blijkt niet dat er in de omgeving beschermde ongewervelde soorten voorkomen. Het voorkomen van strenger beschermde ongewervelde soorten (tabel 2 en 3) is met voldoende zekerheid uit te sluiten omdat dergelijke soorten zeer specifieke eisen aan hun leefomgeving stellen.
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
7
Conclusie en aanbevelingen Voor de uit de omgeving bekende eekhoorn en boommarter is geen geschikt habitat aanwezig binnen het plangebied. Negatieve effecten worden op voorhand uitgesloten. Het plangebied vormt geschikt habitat voor enkele algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren van tabel 1 (o.a. veldmuis). Voor de genoemde soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. De algemene zorgplicht blijft echter wel van kracht. Het plangebied is ongeschikt voor uit de omgeving bekende en broedende vogelsoorten waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn, zoals huismus en gierzwaluw. Met de ontwikkeling zal geen vaste rust- of verblijfplaats of essentieel foerageergebied verloren gaan. Negatieve effecten voor vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten worden uitgesloten. Binnen het plangebied zijn mogelijk enkele broedende vogels te verwachten in de bomen in de buurt van het plangebied. De nesten van vogelsoorten zijn uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Voor de binnen het plangebied voorkomende vogelsoorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Door het uitvoeren van werkzaamheden buiten de broedperiode uit te voeren en/of door inspectie voor aanvang van werkzaamheden op de aanwezigheid van broedende vogels, kunnen negatieve effecten voorkomen worden. Binnen het plangebied zijn geen zwaarder beschermde soorten planten, zoogdieren, vleermuizen, vissen, amfibieën, reptielen en overige ongewervelden (zoals bijv. zeldzame dagvlinders en libellen) te verwachten. Voor aanwezige algemeen voorkomende soorten van tabel 1 geldt een algemene vrijstelling van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke ontwikkelingen. Negatieve effecten voor deze soortgroepen zijn op voorhand uitgesloten met inachtneming van de zorgplicht. In het kader van de algemene zorgplicht is het noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor aanwezige individuen. Dit houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden van individuen te voorkomen. Er zijn echter geen specifieke maatregelen nodig voor zoogdieren, amfibieën en overige ongewervelden.
ADVIES / Quickscan flora en fauna Holland Casino Amsterdam
8
BRO heeft vestigingen in Boxtel | Amsterdam | Tegelen | Oldenzaal www.bro.nl