“RUIMTE VOOR GEZONDHEID” NOTA OPENBARE GEZONDHEIDSZORG GEMEENTE KRIMPEN AAN DEN IJSSEL (2008 tot en met 2011)
Inleiding........................................................................................................................ 3 1. Samenvatting........................................................................................................... 4 2. Kaders voor ruimte voor gezondheid................................................................... 5 2.1 Uitgangspunten............................................................................................................ 5 2.2 Definitie gezondheid.................................................................................................... 5 2.3 Wettelijke kaders.......................................................................................................... 5 2.4 De landelijke preventienota......................................................................................... 6 2.5 Evaluatie nota volksgezondheid 2003-2007............................................................... 8
3. Prioriteiten 2008 tot en met 2011......................................................................... 10 3.1 Genotmiddelen .......................................................................................................... 10 3.2 Overgewicht en diabetes........................................................................................... 15 3.3 Depressie.................................................................................................................... 19 3.4 Verbetering binnenmilieu op scholen en in kindercentra....................................... 21 3.5 Financieel overzicht prioriteiten............................................................................... 22
4. Uitvoering...............................................................................................................23 5. Bijlagen.................................................................................................................. 24 Bijlage 5.1: Lijst van veel gebruikte afkortingen........................................................... 24 Bijlage 5.2: Lijst geraadpleegde nota’s en instellingen en/of personen .....................26 Bijlage 5.3: Wcpv............................................................................................................. 27 Bijlage 5.4: Toelichting basistaken GGD........................................................................ 30 Bijlage 5.5: Gezondheidsenquête 2005.......................................................................... 32 Bijlage 5.6: Voorlopige cijfers Jeugdmonitor (schooljaar 2006-2007)......................... 38 Bijlage 5.7: Informatie uit demografie, gezondheidsenquête en jeugdmonitor..........42
2
Inleiding Wanneer mensen op straat een bekende tegenkomen, wordt al snel gevraagd: “Hoe is het?”. Hoewel dit een heel open vraag is waar veel onderwerpen onder kunnen vallen, wordt er al vaak een antwoord gegeven dat iets zegt over de gezondheid van die persoon. Bijvoorbeeld “Gaat wel! Ik ben al weken verkouden!” of “Goed, want we zijn net lekker uitgerust teruggekomen van vakantie!” of “Druk, druk, maar ja….. we zijn gezond!”. Het is een voorbeeld waaruit blijkt dat gezondheid heel belangrijk is voor mensen. Wanneer je je immers niet lekker voelt of zelfs ziek voelt, heeft dat direct invloed op het dagelijks functioneren. Als gemeente zijn we er ons van bewust dat er factoren zijn die niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn, maar wel invloed hebben op de gezondheid van mensen. We willen ons daar waar het kan richten op gezondheidsbevordering en preventie. We willen door het bevorderen van een gezonde leefstijl gezondheidsproblemen beperken of vermijden en de gezondheid bevorderen. We hebben daarin, vanuit de Wet collectieve preventie (Wcpv) ook een taak. Die taak bestaat uit het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van onze inwoners. In ons Collegeprogramma “Ruimte voor mensen” geven we aan dat het gemeentelijke beleid moet draaien om mensen. Bij het preventieve gezondheidsbeleid is dat niet anders waardoor deze nota de titel “Ruimte voor gezondheid” heeft gekregen. In deze Nota Openbare Gezondheids Zorg (ogz) geven wij aan op welke wijze we de komende vier jaar (2008 tot en met 2011) willen gaan werken aan de door ons gekozen speerpunten. De keuze van de speerpunten wordt onderbouwd door de gekozen aandachtspunten in de landelijke preventienota. De speerpunten daaruit zijn vergeleken met onder meer de lokale gezondheidsenquête, de jeugdmonitor, de evaluatie van de oude nota Openbare Gezondheidszorg en interviews met lokale instellingen. Per speerpunt zijn de doelstellingen en de actieplannen weergegeven. De actieplannen zijn gericht op het stimuleren van mensen te kiezen voor een gezonde leefstijl. Naast senioren is er speciale aandacht voor de doelgroep jeugd en jongeren. Verwacht kan worden dat bij die doelgroep de leefstijl nog in ontwikkeling is. Door een gezonde leefstijl kan blijvende schade door de aantasting van de gezondheid in de toekomst worden voorkomen. Uit de actieplannen blijkt dat voor het aanpakken van de speerpunten, naast onze inbreng, veel partners in het veld nodig zijn. Intensieve samenwerking en afstemming zijn nodig om de plannen zo adequaat mogelijk uit te voeren.
Gemeente Krimpen aan den IJssel, november 2007
3
1. Samenvatting In deze nota openbare gezondheidszorg (ogz) “Ruimte voor gezondheid” worden de doelstellingen en actieplannen van de gemeente Krimpen aan den IJssel beschreven gericht op gezondheidsbevordering en preventie. Uitvoering van de nota vindt plaats in de periode 2008 tot en met 2011. In hoofdstuk 2 worden de kaders voor dit nieuwe gemeentelijke gezondheidsbeleid weergegeven. Hierbij komen de definitie van gezondheid, de wettelijke kaders, de landelijke preventienota 2007-2010 en de evaluatie van de Krimpense gezondheidsnota 2003-2007 aan bod. In hoofdstuk 3 zijn alle gegevens vertaald in lokale doelstellingen en actieplannen. De speerpunten met de doelstellingen zijn: 1. Genotmiddelen (roken, drugs en schadelijk alcoholgebruik): 1.a. Doelstellingen ten aanzien van roken: Voorkomen en terugdringen van het roken, in het bijzonder bij jeugd en jongeren Percentage rokers terugdringen van 24% naar 20% 1.b. Doelstellingen ten aanzien van schadelijk alcoholgebruik: Het schadelijke alcoholgebruik onder de bevolking, en onder de jeugd in het bijzonder, terugdringen. - Het percentage jongeren onder de 16 jaar dat ooit alcohol heeft gebruikt, terugdringen tot 66%. - Het percentage volwassen probleemdrinkers laten afnemen van 11,7% naar 7,5%. 1.c. Doelstellingen ten aanzien genotmiddelen Informatie verstrekken aan jongeren en ouders, weerbaarheid vergroten en problematisch gebruik van genotmiddelen bespreekbaar maken en terugdringen door een gerichte informatiecampagne en projectmatige interventies. 2. Overgewicht en diabetes: 2.a. Doelstellingen ten aanzien van overgewicht : Het overgewicht onder de bevolking in het algemeen, en onder de jeugd in het bijzonder, terugdringen. - Het percentage volwassenen met overgewicht (inclusief obesitas) moet gelijk blijven of minder worden dan de huidige 52%. - Het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen onder de huidige 20%. - 90% van de jeugdigen die een begeleidingsprogramma gericht op terugdringen overgewicht gevolgd hebben, dienen na afloop een gelijkblijvend of verminderd gewicht te hebben. 2.b. Doelstelling ten aanzien van diabetes: Het percentage volwassenen met diabetes mag niet hoger worden dan 5% bij de mannen (is nu 4.2%) en 4% bij de vrouwen (is nu 3,5%). 3. Depressie: Het vergroten van het bereik van bewezen effectieve interventies tegen depressie. 4. Verbetering binnenmilieu op scholen en in kindercentra: Verbetering binnenmilieu op scholen en in kindercentra. 4
2. Kaders voor ruimte voor gezondheid 2.1 Uitgangspunten Bij het opstellen van deze nota heeft een aantal uitgangspunten een rol gespeeld. De ervaring met de vorige nota Openbare gezondheidszorg had geleerd dat beter aansluiting gezocht diende te worden bij het landelijke preventiebeleid. De in november 2006 vastgestelde preventienota “Kiezen voor een gezond leven” is daarmee een belangrijk uitgangspunt. De speerpunten uit deze nota zijn gelegd naast lokale gegevens en daarmee van accenten voorzien. Een concrete vertaling naar actiepunten wordt dan vervolgens in hoofdstuk 4 van deze nota weergegeven. In dit hoofdstuk gaat het om de speerpunten uit de landelijke nota. Hieronder wordt allereerst aangegeven van welke definitie van gezondheid de gemeente Krimpen aan den IJssel uitgaat, de wettelijke verplichtingen van de gemeente in het kader van de Wcpv, de speerpunten voor de komende jaren uit het landelijke beleid, evenals de aanbevelingen die voortgekomen zijn uit de evaluatie van de vorige nota volksgezondheid.
2.2 Definitie gezondheid Bij het opstellen van deze nota ogz, gaan we voor de definitie van ‘gezondheid’ uit van de definitie van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), te weten: Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. Hieruit blijkt dat gezondheid een breed begrip is. Gezondheid wordt onder andere beïnvloed door leefstijl, aanleg, omgeving en het zorgsysteem. Dit betekent dat wij voor de uitvoering van het brede volksgezondheidsbeleid, ook een breed scala van instellingen en beleidsterreinen nodig hebben. Niet alleen organisaties uit de zorgsector (bijvoorbeeld GGD, huisartsen, maatschappelijk werk, verslavingszorg, cliëntenorganisaties, etc.), maar ook andere organisaties (bijvoorbeeld onderwijs, jeugd- en jongerenwerk, veiligheid) zullen een bijdrage moeten leveren om de nieuwe plannen ook daadwerkelijk gerealiseerd te krijgen.
2.3 Wettelijke kaders Het gezondheidsbeleid dient te voldoen aan diverse wetten. Hierbij zijn voor de gemeente de Wet collectieve preventie (Wcpv) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heel belangrijk. Ook voor de uitvoering van deze nota is vooral de Wcpv van belang. Hieronder wordt in het kort weergegeven wat die wetten inhouden. Wcpv De gemeente is bij wet verplicht aandacht te besteden aan de gezondheid van haar burgers. Gemeentelijk gezondheidsbeleid gaat over het bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de burgers. Dit staat in de Grondwet, maar ook in de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). In bijlage 5.3 staat de inhoud van de Wcpv uitgebreider beschreven. 5
Wmo De maatschappelijke ondersteuning van mensen die beperkingen en belemmeringen ondervinden om deel te nemen aan de samenleving is met de inwerkingtreding van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), met ingang van 1 januari 2007, als taak bij de gemeente neergelegd. De Welzijnswet en de Wet voorzieningen gehandicapten zijn opgegaan in de Wmo. Vanuit de AWBZ zijn de taken en middelen voor hulp bij het huishouden en de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers naar de gemeente overgeheveld. In een aparte nota wordt aangegeven hoe we de Wmo gaan invullen (zie: ”Uitgangspuntennotitie ter voorbereiding op het meerjarig Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning”). Relatie Wcpv en Wmo De Wcpv heeft als doel om door middel van preventieve interventies de gezondheid te bevorderen en mensen te stimuleren zo lang mogelijk zo gezond mogelijk te blijven. Dit heeft onder meer als gevolg dat de zelfredzaamheid wordt bevorderd en de mensen dus langer kunnen ‘meedoen’. De Wmo moet het diverse doelgroepen door middel van verschillende vormen van ondersteuning mogelijk maken om zo lang mogelijk zelfstandig in de maatschappij te functioneren, ook als ze beperkingen hebben. De Wmo betreft negen prestatievelden, waarbij er enkele ook direct over gezondheid gaan, bijvoorbeeld de openbare geestelijke gezondheidszorg en de zorg voor mensen met een verslaving. De Wcpv en Wmo zijn dus aanvullend en versterkend aan elkaar. Diverse wetten Voorts zijn er nog diverse wetten en regelingen op specifieke terreinen die taken betreffende de gezondheid aan de gemeente opdragen, zoals de Infectieziektewet, de Wet Bijzondere Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ), de Quarantainewet, de Wet op de lijkbezorging, de Drank- en horecawet en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR). Voor het vervolg van deze nota zijn deze verder buiten beschouwing gelaten.
2.4 De landelijke preventienota In november 2006 stelde de Tweede Kamer de preventienota “Kiezen voor een gezond leven” vast. Deze nota van het Ministerie van VWS zet de lijnen uit voor het preventiebeleid in de periode 2007-2010. De titel van de preventienota legt bewust de nadruk op de mogelijkheid van kiezen. Niet alleen een individu kan kiezen tussen gezond en ongezond leven. Werkers in de gezondheidszorg kunnen ook, meer dan voorheen, de gezonde keuze nadrukkelijker bevorderen bij hun cliënten.
2.4.1. Gezond leven is een maatschappelijk belang Mensen profiteren zelf het meest van langer gezond leven. Zo kunnen zij zich optimaal ontwikkelen en langer zelfstandig deelnemen aan de maatschappij. Zij hebben minder maatschappelijke ondersteuning en langdurige en/of intensieve zorg nodig. Investeren in een goede preventieve gezondheidszorg dient hiermee een maatschappelijk belang. Nederland presteert goed met gezondheidsbescherming en ziektepreventie.
6
Er is bijvoorbeeld weinig ziekte en sterfte door onveilige producten. Bij gezondheidsbevordering ligt dat anders. Daar is nog gezondheidswinst te behalen. De Nota Kiezen voor Gezond Leven zet in op die gezondheidsbevordering.
2.4.2 Preventiebeleid Preventiebeleid is er op gericht dat mensen langer in goede gezondheid leven. Die goede gezondheid is af te leiden van de doelen van het preventiebeleid: a. Het ouder worden van mensen (toename levensverwachting). b. Langer gezond leven (toename aantal gezonde levensjaren). c. Minder verschil in gezondheid tussen mensen (verkleining aantal jaren kortere levensduur bij mensen uit lagere sociaal-economische milieus). De landelijke preventienota zet in op de volgende vijf speerpunten: 1. Roken 2. Diabetes 3. Overgewicht 4. Schadelijk alcoholgebruik 5. Depressie De rijksoverheid stelt per speerpunt ook te halen doelstellingen: 1. Roken: Het percentage rokers laten afnemen van 28% nu tot 20% in 2010. 2. Diabetes: - Het aantal patiënten met diabetes mag tussen 2005 en 2025 met niet meer dan 15% stijgen. (In 2005 hebben meer dan 600.000 mensen diabetes, elk jaar komen er 70.000 bij. Tussen 2005 en 2025 wordt er dus een toename verwacht van 32,5%. De inzet is dus om de groei van die toename te beperken tot 15%). - Daarbij heeft 65% van de diabetespatiënten geen complicaties. 3. Overgewicht: - Het percentage volwassenen met overgewicht mag niet stijgen (peiljaar 2005), dus niet meer dan 50% worden. - Het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen (peiljaar 2005), dus minder dan 20% worden. 4. Schadelijk alcoholgebruik: - Het gebruik van alcohol bij jongeren onder de 16 jaar terugbrengen naar het niveau van 1992. (In 1992 was het percentage 12-16 jarigen dat ooit alcohol gebruikt heeft 66% en in 2003 was dat 83,7%). - Het percentage volwassen probleemdrinkers terugbrengen van 10,3% naar 7,5% in 2010. 5. Depressie: Meer mensen krijgen preventieve hulp tegen depressies. De landelijke nota stelt, dat nu ongeveer 4.000 personen (van de 359.000 mensen die jaarlijks voor het eerst een depressie krijgen), bereikt worden met preventieprogramma’s gericht op het voorkomen van depressie. Het percentage ligt dus op ongeveer 1%. Depressie komt veel voor, dus het aantal inwoners dat met preventieve hulp wordt bereikt, moet sterk vergroot worden. 7
2.5 Evaluatie nota volksgezondheid 2003-2007 2.5.1 Nota Speerpunten Gezondheidsbeleid Krimpen aan den IJssel 2003-2007 De nota Speerpunten Gezondheidsbeleid Krimpen aan den IJssel 2003-2007 is vastgesteld in december 2002. Deze nota beschreef de lokale gezondheidssituatie en werd opgesteld mede op basis van de gezondheidsenquête en interviews met sleutelinstanties. Speerpunten voor de periode 2003 tot en met 2007 waren ouderen, jeugd, leefstijl en verplichtingen Wcpv. Zowel voor senioren als voor jongeren werd een actieplan opgesteld, elk bestaand uit vier programma’s. Het actieplan voor senioren omvatte de vier programma’s “vroegsignalering”, “informatievoorziening”, “beeldvorming” en “sport en bewegen”. Het actieplan voor jeugd omvatte de vier programma’s “preventie gebruik genotmiddelen”, “jeugd, voeding en bewegen”, “opvoedingsondersteuning” en “zorgstructuur voor 0-19 jarigen”. In oktober 2006 is de evaluatie van de “Nota Speerpunten Gezondheidsbeleid Krimpen aan den IJssel 2003 tot en met 2007” vastgesteld.
2.5.2 Aanbevelingen voor de nieuwe nota OGZ In de evaluatie van de oude nota OGZ zijn punten aangegeven die verbeterd kunnen worden. Dit heeft geleid tot aanbevelingen voor de nieuwe nota OGZ. a. SMART formulering De actieplannen gericht op jeugd en ouderen, kregen hun uitwerking in de vorm van programma’s. Deze programma’s kenden alle één of meer doelstellingen. Deze doelstellingen bleken onvoldoende “SMART” geformuleerd.1 De vraag in hoeverre de in de programma’s geformuleerde doelstellingen uiteindelijk zijn gerealiseerd, is dan ook niet eenduidig te beantwoorden. Aanbeveling: In de nieuwe nota ernaar streven om doelstellingen zoveel als mogelijk SMART te formuleren. b. Ambitieniveau Aanbeveling: De nieuwe nota dient een realistisch ambitieniveau te hebben. In relatie tot onder andere ambtelijke capaciteit en financiële mogelijkheden, wordt bekeken of de doelstelling haalbaar kan zijn. c. Samenstelling werkgroepen Aanbeveling: De organisatie- en overlegstructuur rondom de (uitvoering van) de nieuwe nota dient “platter” vorm te worden gegeven en dient meer aan te sluiten op al bestaande overlegsituaties. Verantwoordelijkheidsvragen dienen vooraf zoveel mogelijk te worden beantwoord.
1
SMART is Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden 8
d. Aansluiting landelijke prioriteiten Aanbeveling: De nieuwe nota dient aan te sluiten op de tweede landelijke nota “Kiezen voor gezond leven” en de daarin genoemde speerpunten. e. Financiën Aanbeveling: De nieuwe nota zal inzicht geven in de financiën behorende bij de verschillende deelprojecten.
9
3. Prioriteiten 2008 tot en met 2011 Op basis van collegeprioriteiten, de gezondheidsenquête, de demografische samenstelling van de bevolking, landelijke prioriteiten (preventienota) én gesprekken met de partijen uit het veld, zijn voor deze nota volksgezondheid de hieronder genoemde prioriteiten bepaald: Genotmiddelen (roken, overmatig alcoholgebruik, speciale aandacht voor jeugd en jongeren). Overgewicht en diabetes. Depressie. Verbetering binnenmilieu in scholen. In dit hoofdstuk worden de gestelde prioriteiten toegelicht en uitgewerkt in actieplannen. 3.1 Genotmiddelen
3.1.1 Roken Landelijke preventienota: In de landelijke preventienota wordt aangegeven, dat roken een fors gezondheidsprobleem is. Roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare (onnodige) doodsoorzaak in Nederland. Jaarlijks sterven ruim 20.000 Nederlanders aan ziektes die met roken te maken hebben. Ongeveer 90% van alle longkanker komt door roken. Circa 30% van alle kanker is het gevolg van roken. Bij hart- en vaatziekten is dat ongeveer 20%. Ook chronische longziekten ontstaan in 80 tot 90% van de gevallen na jarenlang roken. Roken schaadt niet alleen de gezondheid van de roker zelf, maar ook die van anderen in zijn omgeving. Meeroken (passief roken) leidt in Nederland jaarlijks naar schatting tot (circa) tien gevallen van wiegendood, enkele honderden doden door longkanker, enkele duizenden sterfgevallen door hartaandoeningen en vele tienduizenden (meer of minder ernstige) luchtwegaandoeningen bij kinderen. Stoppen met roken geeft direct resultaat en zorgt ervoor dat mensen langer gezond leven. Het rijk wil een krachtig tabaksontmoedigingsbeleid voeren om de gezondheidsschade en maatschappelijke kosten door roken zoveel mogelijk te voorkomen dan wel terug te dringen. Het succes van het beleid zal worden afgemeten aan de daling van het percentage rokers. In 2005 rookte 28% van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder. Streven is om dat in 2010 te hebben teruggebracht tot 20%. In het Nationaal Programma Tabaksontmoedigingsbeleid (2006-2010) en het Partnership Stop met Roken geeft het Ministerie van VWS advies en instrumenten aan met behulp waarvan de gemeenten aan de slag kunnen met het terugdringen van roken. Hiervan is gebruik gemaakt bij het opstellen van de onderstaande initiatieven.
10
Gezondheidsenquête: De gezondheidsenquête levert voor Krimpen aan den IJssel voor wat betreft roken de volgende gegevens:
Percentage inwoners dat rookt
1998 25%
2001 24%
2005 24%
Verschil in gezondheid en leefstijl tussen 18 - 54 jarigen en 55 - 84 jarigen:
Roken
Krimpen aan den IJssel
Regio gemeenten totaal
18-54 jaar
29%
26%
55-84 jaar
15%
19%
Het gemiddelde van 24% ligt lager dan het Nederlands gemiddelde (28%). Doelstellingen: - Voorkomen en terugdringen van het roken, in het bijzonder bij jeugd en jongeren. - Percentage rokers terugdringen tot 20% (gelijk aan de landelijke doelstelling). Actieplan roken: Naam project
Rookvrije school (Bao) (Lesprogramma, regels) Rookvrije school (VO) (Lesprogramma, regels) Theatervoorstelling “Roken waarom zou je? (BaO) Internetpreventie Stoppen met roken (verwijzen naar en het geven van cursus) Totaal
Jaar
Partijen
Doel
Budget 2008
2008 Scholen, GGD – 2011
Preventie roken jeugd
1.000
Jaarlijks budget 20092011 1.000
2008 – 2011
Scholen, GGD
Preventie roken jeugd
1.000
1.000
2008 Scholen, GGD – 2011
Preventie roken jeugd
2.000
2.000
2008 GGD – 2011 2008- Huisartsen, 2011 Thuiszorg, GGD
Preventie roken jeugd Preventie roken volwassenen
Regulier Idem budget GGD Ziektekosten Idem verzekering 4.000
4.000
11
3.1.2 Schadelijk alcoholgebruik Landelijke preventienota: De landelijke preventienota stelt vast, dat het met het genotmiddelengebruik onder de Nederlandse bevolking, speciaal het alcoholgebruik, de verkeerde kant uitgaat. Het problematische gebruik van alcohol is een ongezonde leefstijl met allerlei ernstige gevolgen voor de lichamelijke en psychische gezondheid. Schadelijk alcoholgebruik is niet alleen een volksgezondheidsprobleem, maar hangt ook samen met agressie, criminaliteit, openbare orde en verkeersveiligheid. De landelijke preventienota geeft aan dat te veel alcohol drinken schadelijke gevolgen heeft. Eén keer te veel alcohol kan leiden tot dronkenschap, maagklachten, acute vergiftiging, een black-out en natuurlijk een kater. Bovendien is er meer kans op ongevallen. Chronisch te veel alcohol beschadigt op den duur alle organen die direct bij de opname en verwerking van alcohol betrokken zijn, zoals de maag, de lever en de alvleesklier. Ook de hersenen, het zenuwstelsel en het immuunsysteem lijden onder aanhoudend misbruik. Te veel drinken verhoogt bovendien het risico op hoge bloeddruk en daarmee op beroerten en bepaalde hartziekten. Diverse onderzoeken laten een verband zien tussen overmatig alcoholgebruik en kanker aan de mond, keel en slokdarm, vooral bij drinkers die ook roken. Overmatig gebruik van alcohol verhoogt ook het risico op kanker aan de lever en de dikke darm. Vrouwen die veel drinken, krijgen vaker borstkanker dan vrouwen die niet drinken De gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik voor jeugdigen zijn nog ernstiger. Nederlandse jongeren drinken veel, vaak en op steeds jongere leeftijd. Nederlandse jongeren behoren tot de stevigste drinkers van Europa. Fors alcoholgebruik op jonge leeftijd kan leiden tot acute alcoholvergiftiging en op langere termijn tot schade aan de hersenen, die nog in de groei zijn. Uit onderzoek blijkt ook, dat wie jong begint met het drinken van alcohol, op latere leeftijd een verhoogd risico op alcoholproblemen heeft. Ouders zijn steeds makkelijker geworden over het (toenemende) drankgebruik van hun kinderen. Zij kennen de schadelijke effecten van alcohol meestal niet voldoende. En zij weten vaak niet goed hoe zij in de opvoeding met het alcoholgebruik van hun kinderen moeten omgaan. Kinderen en jongeren verdragen alcohol slechter dan volwassenen. In de benadering van jongeren moet daarom worden uitgedragen dat het beter is om niet te drinken voor je 16e. Op die manier wordt het moment waarop jongeren beginnen met het drinken van alcohol uitgesteld. Daarmee kan de huidige trend, dat jongeren eerder beginnen met drinken, worden gekeerd. Bovendien laat onderzoek zien dat, bij jongeren die later beginnen met drinken, de kans kleiner is, dat zij zich later schuldig maken aan alcoholmisbruik. De alcoholproblematiek wordt aangepakt door middel van integraal alcoholbeleid, dat bestaat uit: preventie, zorg, toezicht, controle en handhaving. De landelijke preventienota richt zich op het vermijden van alcoholgebruik op jonge leeftijd, vooral onder de 16 jaar. In 1992 was het percentage 12-16 jarigen dat ooit alcohol had gedronken 66% en in 2003 was dat 83,7%. Daarnaast richt de nota zich op de preventie van schadelijk en overmatig alcoholgebruik van oudere jongeren en op probleemdrinkers.
12
Doelstelling vanuit de landelijke preventienota: Het percentage jongeren onder de 16 jaar dat ooit alcohol gebruikt terugdringen naar het niveau van 1992 (van 84% terugbrengen naar 66%) Het aantal volwassen probleemdrinkers laten afnemen van 10,3% nu naar 7,5% in 2010. Gezondheidsenquête: De gezondheidsenquête levert voor Krimpen aan den IJssel voor wat betreft alcoholgebruik voor mensen boven de 18 jaar de volgende gegevens:
Percentage inwoners dat alcohol drinkt
1998 69%
2001 78%
2005 84%
Percentage zware drinkers
11%
14%
10%
6%
6%
13,4%
Percentage excessieve drinkers
Verschil in gezondheid en leefstijl tussen 18-54 jarigen en 55-84 jarigen: Zware drinker
18-54 jaar
Krimpen aan den IJssel 12,5%
Regio gemeenten totaal 12%
55-84 jaar
3,5%
7%
Het percentage excessieve drinkers is tussen 2001 en 2005 meer dan verdubbeld. Daarnaast ligt het gemiddelde van 11,7% zware én excessieve drinkers in Krimpen aan den IJssel ook nog hoger dan het Nederlands gemiddelde (10,3%). Jeugdmonitor: De jeugdmonitor in de eerste klas van het voortgezet onderwijs levert voor Krimpen aan den IJssel voor wat betreft alcoholgebruik de volgende gegevens: Alcoholgebruik, ooit
drink nooit alcohol drinkt wel eens (een glas) alcohol
Jongens n % 92 72% 35 28%
meisjes n % 114 75% 39 26%
Totaal n % 206 74% 74 26%
Alcoholgebruik, laatste vier weken
geen enkele keer 1-2 keer 3 of meer keer
n 112 12 2
Jongens % 89% 10% 2%
n 137 13 2
meisjes % 90% 9% 1%
n 249 25 4
Totaal % 90% 9% 1%
Bovenstaande informatie komt uit de jeugdmonitor die is afgenomen onder 12-jarigen. Het alcoholgebruik in deze leeftijdsgroep is beperkt. Cijfers over alcoholgebruik van 16-jarigen in Krimpen aan den IJssel zijn niet beschikbaar. Landelijke cijfers over 16-jarigen geven een indicatie van het gebruik van alcohol onder tieners van die leeftijd in de gemeente. Met betrekking tot onderstaande doelstellingen en actieplan is uitgegaan van het landelijke percentage.
13
Doelstellingen: Het schadelijke alcoholgebruik onder de bevolking in het algemeen, en onder de jeugd in het bijzonder, terugdringen. Hierbij kan aansluiting gezocht worden bij de landelijke doelstellingen, te weten: - Het percentage jongeren onder de 16 jaar dat ooit alcohol gebruikt terugdringen tot 66%. - Het aantal volwassen probleemdrinkers laten afnemen van 11,7% nu naar 7,5% in 2010. Actieplan schadelijk alcoholgebruik / genotmiddelen: Naam project Jaar Partijen Doel Convenant: Geen alcoholverkoop aan, gebruik van alcohol in het openbaar door jeugd onder de 16 jaar Weerbaarheidstrainingen (Lesprogramma; leren nee zeggen) Gezonde School en Genotmiddelen (Lesprogramma, regels, ouders)
2008
Horeca, Slijterijen, Supermarkten, Gemeente, Politie
Terugdringen alcoholgebruik door jeugd onder de 16 jaar (Zie: Nota Integraal Veiligheidsbeleid)
--
Jaarlijks budget 2009-2011 --
2008 2011
GGD, Scholen
Jongeren weerbaarder maken tegen gebruik genotmiddelen
4.000
4.000
2008 2011
GGD, Scholen
Informatie geven over gebruik genotmiddelen aan jongeren én ouders
2.100
2.100
Hangplekproject (Preventieprogramma op hangplekken over gebruik genotmiddelen) Internetproject alcohol (Zelftest en tips via Internet) Internetcursus Minder Drinken
2008 en 2010
Jeugd- en Jongerenwerk, Bouman GGZ, Gemeente, Politie
Informatie geven en ontvangen over gebruik genotmiddelen door hanggroepjongeren
7.000
2009: 0 2010: 7.000 2011: 0
2008 2011
GGD, Scholen
Aanpak alcoholgebruik door jongeren
--
--
2008 2011 2008 2011
GGD
Aanpak overmatig alcoholgebruik door volwassenen Genotmiddelen-gebruik bespreekbaar maken en acties ontwikkelen
--
--
3.500
2009: 10.750 2010: 3.750 2011: 10.750
16.600
16.850
Verslavingspreventie volgens de aanpak “Het Geheim van Goeree” * Totaal
Gemeente, Bouman GGZ, De Hoop, GGD, Interkerkelijk platform
Budget 2008
* Met “Het Geheim van Goeree” (zoals de naam aangeeft, een project uitgevoerd op het eiland GoereeOverflakkee) wordt een project bedoeld, waarbij alcohol- en druggebruik onder jongeren (én de negatieve gevolgen ervan) verminderen. Dit gebeurt door o.m. het verhogen van kennis- en vaardigheden bij jongeren en snelle toeleiding naar hulpverlening te bevorderen. Hiernaast wordt beoogd ouders te informeren zodat zij problemen vroegtijdig kunnen signaleren.
14
3.2 Overgewicht en diabetes 3.2.1 Overgewicht Landelijke preventienota: De landelijke preventienota geeft aan dat overgewicht wereldwijd een explosief groeiend probleem is. Ook in Nederland stijgt het aantal mensen (volwassenen en kinderen) dat te zwaar is, snel. De nieuwste cijfers over de toename van overgewicht en obesitas (ernstig overgewicht) zijn verontrustend. In 1980 had 1 op de 15 kinderen van 4 tot 14 jaar overgewicht, in 1997 was dit al 1 op de 8 à 9 kinderen. Vervolgens is dat toegenomen tot 1 op de 5 kinderen nu (=20%). Het percentage overgewicht bij volwassenen ligt landelijk op 50%. Overgewicht komt meer voor bij mensen met een lage sociaal economische status (laag inkomen, goedkope huisvesting, achterstand in gezondheid). Mensen met obesitas leven minder lang en vooral langer in slechtere gezondheid. Met overgewicht lopen mensen niet alleen meer kans op fysieke problemen, zoals diabetes, hart- en vaatziekten, sommige vormen van kanker en aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Maar ook hebben mensen met overgewicht vaak een negatief stempel en kunnen daarmee psychische klachten krijgen of in een sociaal isolement raken. De landelijke preventienota richt zich op de volgende doelstellingen met betrekking tot de aanpak van overgewicht: - Het percentage volwassenen met overgewicht (is 50%) moet minimaal gelijk blijven. - Het percentage jeugdigen met overgewicht (is 20%) moet dalen. De doelgroepen jeugd en mensen met een lage sociaal-economische status krijgen speciale aandacht. Gezondheidsenquête: Uit de gezondheidsenquête blijkt dat het percentage overgewicht bij volwassenen in Krimpen aan den IJssel niet afwijkt van het landelijke percentage. Verschil in gezondheid en leefstijl tussen 18-54 jarigen en 55-84 jarigen: Krimpen aan den IJssel
Regio gemeenten totaal
Ernstig overgewicht
18-54 jaar
12,6%
10%
Overgewicht (inclusief obesitas)
55-84 jaar 18-54 jaar
11,4% 48%
13% 45%
55-84 jaar
56%
59%
De situatie onder de jeugd met betrekking tot overgewicht is (nog) niet inzichtelijk. Momenteel wordt het afnemen van de jeugdmonitor in Krimpen opgebouwd. Er zijn wat eerste cijfers betreffende de jeugd uit de eerste klas van het voortgezet onderwijs (zie bijlage 6.7), maar niet over de jeugd in het algemeen. Op termijn komen die cijfers beschikbaar. Aan te nemen valt dat de Krimpense jeugd in dezen niet afwijkt van het landelijke beeld en dat het dus ook van belang is om de doelstellingen betreffende overgewicht te richten op de jeugd. 15
Deze signalen kwamen ook naar voren uit de gesprekken met de professionals die met jeugd werken. Door initiatieven te nemen gericht op het terugdringen van overgewicht, wordt overigens ook gewerkt aan het terugdringen van de groei van het aantal personen met diabetes. Overgewicht vergroot immers de kans op diabetes. Doelstellingen: Het overgewicht onder de bevolking in het algemeen, en onder de jeugd in het bijzonder, terugdringen. - Het percentage volwassenen met overgewicht (inclusief obesitas) moet gelijk blijven of minder worden dan de huidige 52%. - Het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen onder de huidige 20%. (In verband met het nog ontbreken van de cijfers over overgewicht bij jeugdigen in Krimpen aan den IJssel, wordt het landelijke percentage als uitgangspunt gebruikt). - 90% van de jeugdigen die een begeleidingsprogramma gericht op terugdringen overgewicht gevolgd hebben, dient na afloop een gelijkblijvend of verminderd gewicht te hebben. Actieplan overgewicht jeugd en jongeren: Naam project Jaar Partijen
Doel
Budget 2008
Tegengaan overgewicht jeugd Tegengaan overgewicht jeugd
3.000
Jaarlijks budget 2009-2011 3.000
Gezonde voeding in schoolkantines (VO) Gezonde overblijflunches op scholen (BaO)
2008 – 2011 2009 – 2011
Scholen, GGD
Lessen over gezonde voeding (Lesprogramma; in het verlengde van activiteiten vanuit BOS-impuls) Lessen bewegen/sporten (Zie plan van aanpak BOS-impuls) ‘Real Victory’ (Begeleidingsprogramma voor tieners met overgewicht)
20082011
Scholen, GGD
Tegengaan overgewicht jeugd
2.000
2.000
20082011
Scholen, Sportservice Zuid-Holland
Tegengaan overgewicht jeugd
Budget BOSimpuls
Idem
20082011
Tegengaan overgewicht tieners
6.500
3.250
‘Fit Oké’ (Begeleidingsprogramma’s voor kinderen met overgewicht) Voorlichting voeding en beweging in consultatiebureaus
20082011
Stg Victory for Life, Sportschool, Diëtist, Psycholoog Fysiotherapie, diëtist
Tegengaan overgewicht bij kinderen
Via ziektekostenverzekering
Idem
Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar
Tegengaan overgewicht peuters
Regulier budget jgz 0-4
Idem
20082011
Scholen, Ouders, GGD
3.000
16
Internet-initiatief “Hallo Wereld” www.hallowereld.nl (Voorlichtingsprogramma via e-mail; gezonde leefstijl/opvoeding bevorderen bij zwangeren en jonge ouders) Wandelen en fietsen bevorderen door deze verplaatsingsmogelijkheden zo veilig mogelijk te maken
20082011
Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar, Stg Hallo Wereld
Tegengaan overgewicht jeugd door het bevorderen van een gezonde leefstijl bij zwangeren en jonge ouders
Initiatief vanuit Min. Jeugd en Gezin
Idem
20082011
Gemeente
Tegengaan overgewicht jeugd
Regulier gemeentelijk beleid Sector Ruimte
Idem
11.500
11.250
Doel
Budget 2008
Jaarlijks budget 2009 2011 Idem
Totaal Overgewicht volwassen en senioren: Naam project Jaar Partijen
‘Sportief Afvallen’ (Begeleidingspro gramma voor volwassenen met overgewicht) Wandelen en fietsen bevorderen door deze verplaatsingsmogelijkheden zo veilig mogelijk te maken Fitplus (Sportstimuleringsproject voor 55-65 jarigen; nader uit te werken via de Sportnota) Meer bewegen voor ouderen (MbvO) (Bewegingsactiviteiten voor ouderen)
20082011
Gemeente, Thuiszorg, fysiotherapie, diëtist
Tegengaan overgewicht bij volwassenen
Via ziektekostenverzekering
20082011
Gemeente
Tegengaan overgewicht volwassenen
Regulier gemeentelijk beleid sector Ruimte
20092011
Gemeente, Sportvereniging, Sportservice Zuid-Holland
Tegengaan overgewicht senioren
20082011
Meldpunt, Thuiszorg
Tegengaan overgewicht senioren
Idem
Nader uit te werken bij Sportnota Regulier budget Meldpunt
Idem
17
3.2.2 Diabetes
Landelijke preventienota: De landelijke preventienota stelt dat in Nederland meer dan 600.000 mensen diabetes hebben (diabetes mellitus, type 2). Elk jaar komen er ruim 70.000 bij. De groei van diabetes komt vooral door de demografische ontwikkelingen, zoals veroudering van de bevolking en steeds zwaardere mensen in alle leeftijdsgroepen. Het RIVM voorspelt dat het aantal personen met diabetes tussen 2005 en 2025 met een derde toeneemt. Bovendien hebben naar schatting 250.000 mensen de ziekte al zonder het te weten, waardoor de kans op complicaties groter is. Zonder een passende leefstijl en goede behandeling krijgen veel patiënten complicaties, waaronder hart- en vaatziekten, blindheid, aantasting van de nieren en het zenuwstelsel en soms amputaties. Preventie kan de kans op diabetes verminderen en complicaties voorkomen. Er is veel bekend over diabetes, ook over mogelijkheden om de aandoening te voorkomen en om verergering te vermijden. Een belangrijke rol spelen: overgewicht, voeding, fysieke activiteiten en roken, vooral in combinatie met elkaar. Het succes van de aanpak van diabetes hangt op de lange termijn dus mede af van de resultaten in het bestrijden van bijvoorbeeld overgewicht en bewegingsarmoede. De landelijke preventienota stelt zich ten doel dat het aantal patiënten met diabetes tussen 2005 en 2025 met niet meer dan 15% stijgt. Dus van 600.000 patiënten in 2005 tot maximaal 690.000 in 2025. Daarbij mag 65% van de diabetespatiënten geen complicaties hebben. De meeste winst is te behalen bij de groepen met meer kans op diabetes: jongeren met overgewicht, mensen met een lage sociaal economische status, allochtonen met een bovenmatig risico, zwangere vrouwen en mensen die al diabetes hebben maar dat nog niet weten. Gezondheidsenquête: Uit de gezondheidsenquête blijkt dat het percentage patiënten met diabetes in Krimpen aan den IJssel iets lager ligt dan het landelijke percentage.
Percentage inwoners met diabetes 1+2 in 2005
Krimpen mannen: 4,2%
Krimpen vrouwen: 3,5%
Nederland mannen: 4,8%
Nederland vrouwen: 3,8%
Tevens blijkt dat er een kleine toename van 0,8% is opgetreden in het voorkomen van diabetes in Krimpen in de periode 2001-2005. Aandachtspunt blijft, dat een grote groep mensen wel diabetes heeft, maar dat zelf nog niet weet. Daarnaast heeft Krimpen een vergrijzende bevolking en heeft ruim 50% overgewicht, waardoor er aandacht moet blijven voor het probleem diabetes. Dat kan bijvoorbeeld door nog verborgen diabetes door screening aan het licht te brengen. Hierdoor zal naar verwachting het percentage diabetes in eerste instantie stijgen. Het is belangrijk dat de ziekte diabetes wordt onderkend, zodat er aan gewerkt kan worden en complicaties kunnen worden voorkomen.
18
Doelstelling: Het percentage volwassenen met diabetes mag niet hoger worden dan 5% bij de mannen (is nu 4.2%) en 4% bij de vrouwen (is nu 3,5%). Actieplan diabetes: Naam project Jaar
Screening van senioren op diabetes en de risicofactoren
20082011
Partijen
Huisartsen, Thuiszorg, Gemeente
Doel
Budget 2008
Jaarlijks budget 2009 – 2011 Naast regulier budget Idem + ziektekostenverzekering 1.000 nog 1.000
Screening van senioren in de eerste lijn op diabetes en voorlichting geven. Tevens dragen de projecten in het kader van de actieplannen overgewicht jeugd en jongeren en volwassenen en senioren bij aan het voorkomen van diabetes.
3.3 Depressie Landelijke preventienota: De landelijke preventienota geeft aan, dat per jaar 737.000 volwassenen in Nederland aan depressie lijden, waarvan 359.000 nieuwe gevallen. Depressie kenmerkt zich door een depressief gevoel of duidelijk verminderde algemene interesse het grootste deel van de dag, gedurende minimaal twee weken. Daarnaast beïnvloeden andere klachten samenhangend met depressie, iemands functioneren, zoals: slaapstoornissen, moeheid en lusteloosheid, problemen met concentratie, piekeren over de dood en zelfdoding. Een depressie duurt gemiddeld zes maanden; bij 14% van de mensen met een depressie duurt de ziekte langer dan twee jaar. Depressie is ook na herstel niet altijd voorgoed weg: iemand die depressief is geweest, kan dat gemakkelijk weer worden. Depressie gaat vaak samen met angststoornissen en alcoholmisbruik. Depressie is in 8% van de gevallen de veroorzaker van angststoornissen en in 27% van de gevallen de veroorzaker van alcoholmisbruik. Omgekeerd: angststoornissen leiden in 66% van de gevallen tot een depressie, bij alcoholmisbruik is dat 59%. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zet depressie bij mannen en vrouwen op de tweede plaats van veroorzakers van de grootste ziektelasten. Depressie kost de zorg bij benadering 384 miljoen euro per jaar en dit betreft dan alleen de mensen bij wie de diagnose gesteld is. Ook mensen die niet als depressief herkend worden en hulp zoeken, kosten de zorg geld. Werkgevers betalen ook een prijs: depressieve werknemers verzuimen veel meer dan andere werknemers. Preventie van depressie voorkomt veel menselijk leed en kan geld besparen. In Nederland zijn de laatste jaren allerlei methoden beschikbaar gekomen om depressie bij jongeren, volwassenen en ouderen te voorkomen. Volgens de Landelijke Steunfunctie Preventie GGZ en Verslavingszorg (LSP) krijgen jaarlijks ongeveer 4.000 personen (jongeren, volwassenen, ouderen) preventieve hulp tegen depressies. Dat is ruwweg 1% van het aantal mensen dat jaarlijks voor het eerst een depressie krijgt (het eerder genoemde aantal van 359.000 mensen), een zeer beperkt bereik dus. 19
In de landelijke preventienota wordt daarom als belangrijke doelstelling gesteld: het zorgen voor een groter bereik van bewezen effectieve interventies de komende jaren. Cursussen via Internet kunnen meer mensen bereiken dan groepscursussen en zijn voor lichtere depressies effectiever. Gezondheidsenquête: In de uitslag van de gezondheidsenquête valt het op dat 10% van de mensen, in de leeftijdsgroep 55-84 jaar in Krimpen aan den IJssel, een hoog risico op depressie loopt. Verder wordt een samenhang geconstateerd tussen eenzaamheid en psychische welbevinden. Mensen die aangeven in meer of mindere mate eenzaam te zijn, rapporteren vaker een minder goede psychische gezondheid. Verschil in gezondheid en leefstijl tussen 18-54 jarigen en 55-84 jarigen:
Hoog risico op depressie
18-54 jaar
Krimpen aan den IJssel 4%
55-84 jaar
Regio gemeenten totaal 4%
10%
5%
De relatie tussen eenzaamheid en psychische gezondheid en migraine: 35
33
30
25
22 20
20 14
15
12,8 10,5
10 5 5
2,2
0 Psychisch ongezond
Hoog risico op depressie
Niet eenzaam
Last van depressie in afgelopen 12 maanden
Last van migraine in afgelopen 12 maanden
Eenzaam
Doelstelling: Het vergroten van het bereik van bewezen effectieve interventies tegen depressie
20
Actieplan Depressie: Naam project Jaar
Partijen
Doel
Budget 2008
Jaarlijks budget 2009 - 2011 Idem
Signalering vereenzaming van senioren (Nader uit te werken in notitie Sociaal Isolement) Cursus oriëntatie op nieuwe levensfase (Actief worden als vrijwilliger)
2008
Gemeente, n.t.b.
Tegengaan sociaal isolement senioren d.m.v. signalering
Nader uit te werken binnen Wmo en notitie sociaal isolement
2009
Meldpunt, Gemeente, n.t.b.
Tegengaan sociaal isolement senioren d.m.v. bevordering participatie
idem
Signalering en doorverwijzing depressiviteit in de eerste lijn
2008
Huisartsen, Context, n.t.b.
Aandacht voor financiële positie van senioren
2008 2011
Gemeente
Vroegsignalering en aanpak depressiviteit senioren d.m.v. deskundigheidsbevordering Verbeteren financiële positie van die senioren die dat nodig hebben
Nader uit te werken binnen Wmo en notitie sociaal isolement Budget Wmo Collectieve preventie GGZ
Idem
‘Tip voor je dip’ (Lesprogramma depressiviteit op scholen) Totaal
20082011
GGD, Scholen
Budget nota Stimulering zelfredzaamheid en ondersteuning minima 5.000
5.000
5.000
Tegengaan depressiviteit onder jongeren
idem
5.000
3.4 Verbetering binnenmilieu op scholen en in kindercentra Landelijk: Hoewel niet genoemd in de landelijke preventienota, heeft het onderwerp binnenmilieu op scholen en in kindercentra op landelijk niveau de aandacht. Op de website www.binnenmilieu.nl is diverse informatie te vinden over dit onderwerp. Een slecht binnenmilieu op scholen en in kindercentra is een landelijk probleem. Onder het binnenmilieu verstaan we alle fysische, chemische en biologische factoren die van invloed zijn op de gezondheid en het welzijn van de gebruikers. Hiertoe behoren het thermische binnenklimaat, de luchtkwaliteit, kunstlicht, daglicht en uitzicht en geluid. Juist jonge kinderen (15 tot 20% heeft astma of een andere allergie) zijn extra gevoelig voor een slechte binnenmilieukwaliteit, omdat ze fysiek nog in ontwikkeling zijn. Vandaar dat speciale aandacht uit moet gaan naar kindercentra en basisscholen. De lucht in de gebouwen en de diverse ruimtes (lokalen), waar kinderen langdurig verblijven, is verontreinigd. Er wordt vaak slecht schoongemaakt en slecht geventileerd. Ook is het vaak te warm en zijn er licht- en geluidproblemen. 21
Dit komt zowel in oude als nieuwe gebouwen voor. Slechte omstandigheden hebben een negatieve invloed op de leerprestaties van leerlingen en verhogen het ziekteverzuim. Onderzoeken hebben uitgewezen, dat in 80% van de onderzochte lokalen het CO2-gehalte niet aan de gezondheidskundige advieswaarden voldoet. Het slechte binnenklimaat zorgt voor een hoger ziekteverzuim onder leerkrachten en leerlingen. Ongeveer een kwart van het gemiddelde ziekteverzuim is gerelateerd aan het slechte binnenmilieu op scholen. De leerprestaties lijden onder het slechte binnenmilieu. In het buitenland is daar al onderzoek naar gedaan en is een rechtstreekse relatie vastgelegd. TNO heeft deze relatie nu ook in Nederland vastgesteld door middel van een onderzoek. Doelstelling: Verbetering binnenmilieu op scholen en in kindercentra (ruimtes waar kinderen langdurig verblijven). Wij richten ons daarbij op de bestaande gebouwen. Daarnaast is het van belang om het aspect binnenmilieu vanaf het begin mee te nemen in nieuwbouwplannen. Actieplan Verbetering Binnenmilieu Naam project Jaar Partijen ‘De Frisse School’ (Eendaags programma ter bevordering van het binnenmilieu door middel van meting en voorlichting over vooral ventilatie) Totaal
20082011
scholen, muziekschool, kinderopvang, GGD, gemeente
Doel
Budget 2008
Verbeteren van het binnenmilieu in scholen en in kindercentra. (o.a. ventilatieprotocollen opstellen)
10.000
Jaarlijks budget 2009-2011 10.000
10.000
10.000
3.5 Financieel overzicht prioriteiten Prioriteit 3.1 Genotmiddelen: 3.1.1 Roken 3.1.2 Schadelijk alcoholgebruik / genotmiddelen 3.2. Overgewicht en diabetes: 3.2.1 Overgewicht 3.2.2 Diabetes 3.3 Depressie 4.4 Verbetering binnenmilieu scholen Totaal:
2008
2009
2010
2011
4.000 16.600
4.000 16.850
4.000 16.850
4.000 16.850
11.500 1.000 5.000 10.000
11.250 1.000 5.000 10.000
11.250 1.000 5.000 10.000
11.250 1.000 5.000 10.000
48.100
48.1000
48.100
48.100
Hierboven staan de bedragen genoemd voor zover opgenomen in de actieplannen. In de gemeentelijke meerjarenbegroting is voor 2008 tot en met 2011 een bedrag beschikbaar tot € 48.100 per jaar voor de uitvoering van de nota volksgezondheid. Bovenstaand overzicht is dus toereikend.
22
4. Uitvoering Zoals opgemerkt in de kernboodschap van deze nota en ook elders in deze nota kunnen de plannen en voornemens zoals die zijn neergelegd in de overzichtsschema’s in hoofdstuk 3 (prioriteiten), alleen tot uitvoering gebracht worden als vele maatschappelijke partijen bereid zijn om samen met de gemeente die uitvoering op te pakken. Dit is ook gebeurd bij de uitvoering van de voorgaande gezondheidsnota. Wij zullen het eerste initiatief nemen om partijen te benaderen en bij elkaar te brengen. Vervolgens zullen we afspraken maken met diverse partijen. Die afspraken betreffen soms het leggen van accenten binnen al bestaande contracten en overeenkomsten (dus ook het werken binnen bestaand budget vanuit de gemeente), soms een beroep op het werk van partijen binnen hun financiering vanuit het zorgkantoor (AWBZ) of de zorgverzekeraar. Maar soms ook nieuwe initiatieven waarvoor we budget vrijmaken. In de overeenkomsten wordt vastgelegd welke prestaties er geleverd moeten worden en welke partij de voortrekker (verantwoordelijke) voor een initiatief is. De gekozen projecten (zie ‘actieplannen’ in hoofdstuk 3) hebben de vorm van effectieve interventies. Het betreft dus veelal projecten die op één of meer plaatsen elders in Nederland al zijn uitgevoerd en daar hun effectiviteit bewezen hebben. Voor zover we nieuwe interventies ondernemen, wordt de effectiviteit ervan gemeten. We zullen jaarlijks de voortgang van de uitvoering van de actieplannen blijven volgen en zo nodig bijstellen. Bij de ‘actieplannen’ in hoofdstuk 3 zijn die bedragen opgenomen, die verbonden zijn met concrete projecten in het kader van deze nota. Wanneer er geen bedragen staan genoemd, staat er wel genoemd uit welk budget het project betaald wordt; budget uit een andere gemeentelijke nota, regulier werk van een instelling, zorgverzekeraar, etc. Tijdens het ontwikkelingstraject van deze nota zijn diverse instellingen en organisaties geraadpleegd. Uit al deze overleggen en reacties kwam naar voren dat men de gestelde prioriteiten herkent en onderschrijft. Tevens toonde men belangstelling om mee te werken aan de uitvoering van de nota. Uit de evaluatie van de vorige nota ogz is gebleken dat de werkgroepen, die belast waren met de uitvoering van de programma’s, een brede samenstelling kenden. Omdat dit de continuïteit van de uitvoering van de programma’s niet altijd ten goede kwam, is als aanbeveling in de evaluatie opgenomen dat de organisatie- en overlegstructuur “platter” dient te worden vorm gegeven en meer dient aan te sluiten op al bestaande overlegsituaties. Verantwoordelijkheidsvragen dienen vooraf zoveel mogelijk te worden beantwoord. De gemeente onderhoudt overleg met haar projectpartners om de voortgang en resultaten van initiatieven te monitoren. Gegevens uit de Jeugdmonitor en de Gezondheidsenquête, die in 2008 weer bij volwassenen wordt afgenomen zullen bij de verdere uitwerking van de actieplannen in de komende jaren worden betrokken, evenals nieuw beleid op het terrein van gezondheidsbevordering en preventie van het rijk en gespecialiseerde expertisecentra (Trimbos, Rivm etc.).
23
5. Bijlagen 5.1 Lijst van veel gebruikte afkortingen 5.2 Lijst geraadpleegde nota’s en instellingen en/of personen 5.3 Wcpv 5.4 Toelichting basistaken GGD 5.5 Gezondheidsenquête GGD 5.6 (Voorlopige) cijfers Jeugdmonitor eerste klas voortgezet onderwijs 5.7 Informatie uit demografie, gezondheidsenquête en jeugdmonitor.
Bijlage 5.1: Lijst van veel gebruikte afkortingen AMW ANBO ANGO ASHG AWBZ AZRR BZK BOPZ CBZ CIZ CLZ CBS CTG CWI EHBO FGT GB GBA GGD GGZ GHOR GOA GR GZ IGZ IKG JGZ KBO LCHV LZN NABW NISBO NIZW NNGB NPV OGGZ
Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Nederlandse Bond van Ouderen Algemene Nederlandse Gehandicapten Organisatie Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Ambulancezorg Rotterdam Rijnmond Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Wet Bijzondere Opneming in Psychiatrische Ziekenhuizen College Bouw Ziekenhuisvoorzieningen (uitvoering WZV) Centrum Indicatiestelling Zorg Commissie Leerlingen Zorg Centraal Bureau voor Statistiek College Tarieven Gezondheidszorg Centrum voor Werk en Inkomen Eerste Hulp Bij Ongelukken Forensisch Geneeskundige Taken Gezondheidsbevordering Gemeentelijke Basis Administratie Geneeskundige- en Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond Geestelijke Gezondheidszorg Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid Gemeenschappelijke Regeling Gehandicaptenzorg Inspectie voor de Gezondheidszorg Informatie- en Klachtenbureau Gezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg Katholieke Bond voor Ouderen Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid Lokaal Zorg Netwerk (Nieuwe) Algemene Bijstandswet Nederlandse Bond voor Oudere Migranten Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn Nederlandse Norm Gezond Bewegen Nederlandse Patiënten Vereniging Openbare Geestelijke Gezondheidszorg 24
OGZ OKZ PCOB PGB PGO PIN RAV RHRR RIAGG RIVM RVZ SEGV SMZ SO SOA SOB SoZaWe TBC TI VNG VO VSO VTO VTV VWS WAV Wcpv WHO WIW Wmo WSW WTG WW WWB WZV ZFW ZW
Openbare Gezondheidszorg Ouder en Kindzorg Protestants Christelijke Ouderen Bond Persoonsgebonden budget Preventief gezondheidsonderzoek Project Integratie Nieuwkomers Regionale Ambulance Voorziening Regionale Hulpverleningsdienst Rotterdam-Rijnmond Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Raad voor de Volksgezondheid en Zorg Sociaaleconomische Gezondheidsverschillen Sociaal Medische Zorg Speciaal Onderwijs Seksueel Overdraagbare Aandoeningen Samenwerkende Ouderenbonden Sociale Zaken en Werkgelegenheid Tuberculosis Trimbos Instituut Vereniging van Nederlandse Gemeenten Voortgezet Onderwijs Voortgezet Speciaal Onderwijs Vroegtijdige onderkenning Ontwikkelingsstoornissen Volksgezondheid Toekomst Verkenning Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Ambulance Vervoer Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid Wereldgezondheidsorganisatie Wet Inschakeling Werkzoekenden Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet Sociale Werkvoorziening Wet Tarieven Gezondheidszorg Werkloosheidswet Wet Werk en Bijstand Wet Ziekenhuis Voorzieningen Ziekenfonds Wet Ziektewet
25
Bijlage 5.2: Lijst geraadpleegde nota’s en instellingen en/of personen a. Geraadpleegde instellingen en/of personen en/of werkgroepen -
Werkgroep Jeugd, voeding en beweging (nota ogz 2003-2007) Werkgroep Preventie gebruik genotmiddelen (nota ogz 2003-2007) Werkgroep Ouderen en Preventie (nota ogz 2003-2007) Besturenoverleg onderwijs Krimpen aan den IJssel Directeurenoverleg scholen Krimpen aan den IJssel (DOK) Seniorenplatform Krimpen aan den IJssel Wmo-beraad Krimpen aan den IJssel Werkgroep Sociaal Isolement Gemeente arts Beleidsmedewerker milieubeleid Beleidsmedewerker integraal veiligheidsbeleid Beleidsmedewerkers jeugd en onderwijs Beleidsmedewerker ouderenbeleid Diverse medewerkers van diverse afdelingen GGD Rotterdam-Rijnmond
b. Geraadpleegde nota’s en notities van de Gemeente Krimpen aan den IJssel -
-
Startnotitie Sluitende aanpak Startnotitie Brede School Notitie Opvoedingsondersteuning 2007-2010 Plan van aanpak BOS-impuls project Nota Sport (nog in ontwikkeling) Duurzaamheidsvisie (nog in ontwikkeling) Nota Integraal Veiligheidsbeleid Nota Stimulering Zelfredzaamheid en Ondersteuning Minima 2007 Notitie Sociaal Isolement (nog in ontwikkeling) Op weg naar een Ouderenproof Krimpen aan den IJssel Programma Woonzorgzonering 2007 Uitgangspuntennotitie ter voorbereiding op het meerjarig Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
c. Geraadpleegde nota’s en notities van diverse organisaties -
-
Gezondheidsenquête 2005 (GGD Rotterdam-Rijnmond) Jeugdmonitor 2006-2007 (GGD Rotterdam-Rijnmond) Nota “Kiezen voor Gezond Leven” (Ministerie van VWS) Diverse stukken aangaande het programma “Het Geheim van Goeree” (diverse gemeenten van het eiland Goeree) Nota “Gezond in de Stad” (Gemeente Rotterdam)
26
Bijlage 5.3: Wcpv Hieronder is de inhoud van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (Wcpv) weergegeven. Door middel van deze wet krijgt de gemeente (concrete) uitvoerende activiteiten opgedragen, onder meer het vierjaarlijks opstellen van een nota ogz. Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (Wcpv) Doel: In 1989 is de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (Wcpv) ingesteld. Per 1 januari 2003 is een herziene versie van deze wet in werking getreden. In het begrip collectieve preventie worden drie functies onderscheiden: gezondheidsbevordering, gezondheidsbescherming en ziektepreventie. De gemeentelijke taken op het gebied van de preventie zijn: 1. De gemeenteraad bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen collectieve preventie evenals de onderlinge afstemming tussen deze collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg. Ter verwezenlijking van deze taak draagt de gemeenteraad in ieder geval zorg voor: het verwerven van, op epidemiologische analyse gebaseerd, inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking. Deze taak omvat in ieder geval het eenmaal per vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid op landelijk gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hieraan nadere regels worden gesteld; het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen; het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en gezondheidsopvoeding; het bevorderen van medisch-milieukundige zorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren van ongewenste situaties, het adviseren over risico’s, in het bijzonder bij rampen of dreigingen van rampen, het beantwoorden van vragen uit de bevolking, het geven van voorlichting en het doen van onderzoek; het bevorderen van technische hygiënezorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op verspreiding van pathogene micro-organismen, het adviseren van deze instellingen over mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om deze risico’s te verkleinen, het signaleren van ongewenste situaties, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting; het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen, het bieden van psychosociale hulp bij rampen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg.
27
2.
De gemeenteraad draagt zorg voor de uitvoering van de infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval wordt verstaan algemene infectieziektebestrijding, bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder aids, tuberculosebestrijding, bron- en contactopsporing bij vermoeden op epidemieën van infectieziekten, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting en begeleiding. De minister kan ter zake van de bestrijding van een epidemie van infectieziekten een aanwijzing geven aan de gemeenteraad, indien deze niet of niet naar behoren maatregelen treft ter bestrijding van de epidemie, terwijl er ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt en een bovenregionale verspreiding van de desbetreffende infectieziekte te verwachten is. De minister pleegt over een voornemen tot het geven van een aanwijzing overleg met de gemeenteraad. Hij deelt het nemen van de aanwijzing, onder vermelding van de reden daarvoor, mede aan de beide kamers van de Staten-Generaal.
3.
De gemeenteraad draagt eveneens zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Ter verwezenlijking van deze taak draagt de gemeenteraad in ieder geval zorg voor: het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en bedreigende factoren; het ramen van de behoeften aan zorg; de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van de perinatale screening op phenylketonurie (PKU), congenitale hypothyroïde (CHT) en adrenogenitaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma; het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding; het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
4.
Ter uitvoering van bij of krachtens deze wet opgedragen taken dragen de gemeenteraden zorg voor de instelling en instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten. Alvorens besluiten te nemen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de collectieve preventie vraagt de gemeenteraad onderscheidenlijk burgemeester en wethouders advies aan de gemeentelijke gezondheidsdienst. De gemeenteraad draagt er zorg voor dat de gemeentelijke gezondheidsdienst in ieder geval beschikt over deskundigen op de volgende terreinen: geneeskunde; epidemiologie; verpleegkunde; gezondheidsvoorlichting en gezondheidsopvoeding; tandzorg; gedragswetenschappen; informatica.
28
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot door de genoemde deskundigen gevolgde opleidingen of verlangde deskundigheidseisen; de gestelde regels kunnen verschillen naar gelang de taken van de gemeentelijke gezondheidsdienst waarvoor de deskundigen worden ingezet. 5.
De gemeenteraad stelt voor 1 juli 2003 en vervolgens elke vier jaar een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast, waarin hij ten minste aangeeft hoe hij uitvoering geeft aan de genoemde taken en de verplichting tot instelling en instandhouding van een gemeentelijke gezondheidsdienst.
Financiering De financiering van de collectieve preventie vindt plaats vanuit het gemeentefonds. De WCPV legt de verantwoordelijkheid voor een aantal uitvoeringstaken op het gebied van de collectieve preventie in medebewind neer bij de gemeente. Indien de gemeenteraad een bijdrage heft voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van collectieve preventie, dan stelt de Wet dat de gemeente er zorg voor draagt dat dit niet ten koste gaat van het bereik van deze werkzaamheden. Geen bijdrage kan er geheven worden voor de taken met betrekking tot de infectieziektebestrijding en de jeugdgezondheidszorg, behoudens in gevallen bij algemene maatregel van bestuur genoemd. Voor een groot aantal taken in het kader van de Wcpv zijn landelijk procedures en protocollen ontwikkeld of in ontwikkeling, bijvoorbeeld voor de infectieziektebestrijding, de jeugdgezondheidszorg en de technische hygiënezorg. Echter een aantal taken biedt veel mogelijkheden voor de gemeente om er een eigen invulling aan te geven, bijvoorbeeld met betrekking tot de opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, het bevorderen van medisch-milieukundige zorg en het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg.
29
Bijlage 5.4: Toelichting basistaken GGD In opdracht van de gemeente Krimpen aan den IJssel voert de GGD Rotterdam-Rijnmond wettelijke basistaken uit. Het basistakenpakket van de GGD omvat: 1. Preventie In het kader van de gemeentelijke opdracht van het bewaken, bevorderen en beschermen van de volksgezondheid werken verschillende diensten en organisaties aan het opzetten en uitvoeren van programma’s gericht op de bevordering van gezondheid. Deze programma’s zijn veelal verbonden aan de andere basistaken van de GGD en richten zich daarom op zaken als: verslavingspreventie, preventie van overgewicht, rijksvaccinatieprogramma, preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen, gezondheidsbevordering in de eerstelijnszorg met activerende begeleiding voor mensen met gezondheidsrisico’s. 2. Medisch-milieukundige zorg en technische hygiënezorg De GGD adviseert gemeente, bevolking, milieudiensten, gezondheidszorg e.a. over het voorkomen van gezondheidsschade door milieuverontreiniging, ongevallen en slechte hygiëne. Tevens verricht de GGD onderzoek naar milieufactoren zoals lucht- en bodemkwaliteit, straling en de inrichting van de woonomgeving. Van diverse instellingen wordt geregeld de hygiëne gecontroleerd. De GGD vervult medisch-milieukundige taken op lokaal, regionaal en landelijk niveau. 3. Openbare geestelijke gezondheidszorg De doelgroep van de OGGZ kenmerkt zich door het hebben van een psychiatrische stoornis (waaronder verslavingsproblematiek) of van psychosociale problemen. Binnen de doelgroep zijn te onderscheiden: overlastgevende personen, kwetsbare personen en mensen met zogeheten stil leed. De doelgroep is niet in staat om in eigen bestaansvoorwaarden te voorzien, zoals huisvesting, een inkomen, sociale contacten of zelfverzorging. Het OGGZpreventiebeleid wil de instroom in de OGGZ verkleinen door problemen van mensen tijdig te signaleren en hen vervolgens te benaderen (via de lokale zorgnetwerken) en naar zorg te verwijzen. De GGD houdt zich ook bezig met de aanpak van een aantal aan de OGGZ verwante onderwerpen, zoals: huiselijk geweld, kindermishandeling, eergerelateerd geweld, jeugdprostitutie en loverboys, kleinschalige incidenten en zedenzaken. 4. Infectieziektenbestrijding Infectieziektenbestrijding werkt aan het voorkomen van de introductie en verspreiding van infectieziekten en het verminderen van de gevolgen van infectieziekten. De kerntaken van de GGD op dit gebied zijn: - Preventie Voorlichting over HIV en seksueel overdraagbare aandoeningen, TBC-screening, vaccinatie-programma’s, reizigersadvisering en screening baarmoederhalskanker. - Bestrijding van infectieziekten Bron- en contactopsporing, outbreakmanagement, behandeling, vangnet. - Surveillance en onderzoek - Beleidsontwikkeling en regie Advisering van gemeenten en instellingen (onder andere legionellabeleid, dreigende rampen, bioterrorisme), ontwikkeling van protocollen en draaiboeken (onder andere grootschalige vaccinatiecampagnes), overleg met betrokken partners. Jongeren, migranten en mannen met homoseksuele contacten zijn belangrijke doelgroepen voor preventie en bevordering van gezond (seksueel) gedrag. 30
In de aanpak van grootschalige uitbraken van besmettelijke ziekten wordt beleid ontwikkeld en gevoerd op Rijnmondniveau en is de GHOR leidend. De GGD voert ook een aantal regionale infectieziektenbestrijdingstaken uit. 5. Jeugdgezondheidszorg De gemeente is verantwoordelijk voor de jeugdgezondheidszorg voor 0-19 jarigen. Voor deze zorg is wettelijk een basistakenpakket jeugdgezondheidszorg vastgelegd. Hierin vormen wettelijk vastgelegde contactmomenten een belangrijk instrument. De JGZ heeft als taken: signaleren, monitoren, adviseren, verwijzen, interveniëren en coördineren. De jeugdmonitor Rotterdam volgt op individueel en collectief niveau de gezondheid van de jeugd door de tijd heen en verhoogt de uniformiteit van de uitvoering van de JGZ. De jeugdmonitor is een belangrijke basis voor het jeugdbeleid. 6. Onderzoek gezondheidssituatie Eens in de vier jaar houdt de GGD een gezondheidsenquête onder de volwassen bevolking. Het doel hiervan is inzicht te verkrijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking, speciaal ook in de verschillen per gemeente en tussen bevolkingsgroepen. De volgende onderwerpen komen in de gezondheidsenquête aan de orde: gezondheid en kwaliteit van leven, zorggebruik, chronische aandoeningen, leefstijl, onveiligheidsgevoelens, geestelijke gezondheid en woonomgeving. Door middel van diverse monitors verzamelt de GGD (gemeente) stelselmatig informatie: zorgmonitor, jeugdmonitor, dak- en thuislozenmonitor. De gegevens worden gecombineerd en overzichtelijk gepresenteerd. Onderzoeksresultaten zijn zowel praktisch bruikbaar in het kader van verbetering en innovatie van werkprocessen als bij de ontwikkeling van beleid en het opstellen van risicoprofielen. Tevens worden ze gebruikt bij het ontwikkelen en evalueren van interventies. Landelijk is een ontwikkeling gaande waarbij de rijksoverheid bevordert dat onderzoeksdeskundigheid van universiteiten en diverse andere kennisinstituten (RIVM, NIZW, NIGZ, Ti, TNO) beschikbaar komt voor het regionale niveau. Kennisinstituten zoeken samenwerking in regio’s. Universiteiten werken samen met regio’s in academische werkplaatsen.
31
Bijlage 5.5: Gezondheidsenquête 2005 Gezondheidsenquête 2005 Krimpen aan den IJssel Uit de gezondheidsenquête 2005 blijkt dat ongeveer de helft van de inwoners laag is opgeleid (lager onderwijs 11% en LBO of MAVO 41%). Het aandeel inwoners zonder betaalde werkkring is hoger in Krimpen aan den IJssel in vergelijking met de andere gemeenten uit het werkgebied van de GGD Rotterdam-Rijnmond. Krimpen aan den IJssel is relatief welvarend: het gemiddeld besteedbare inkomen (2003) was landelijk €17.700 en in Krimpen €19.500 (CBS). Desondanks geeft 23% van de inwoners van 16 tot en met 84 jaar aan moeite te hebben met het rondkomen van het inkomen (Gezondheidsenquête 2005). In het najaar van 2005 is een gezondheidsenquête gehouden onder de volwassen zelfstandig wonende bevolking (16-84 jaar) van Krimpen aan den IJssel en acht andere gemeenten uit het werkgebied van de GGD Rotterdam-Rijnmond. De uitkomsten van dit onderzoek zijn beschreven in een rapport waarbij ingegaan wordt op verschillen tussen gemeenten en een vergelijking met gegevens uit 2001 (Schouten en Kuilman, 2007). Voor alle gegevens uit de gezondheidsenquête geldt dat het gaat om door de respondent zelfgerapporteerde gegevens. Algemene gezondheid en chronische aandoeningen Inwoners van Krimpen aan den IJssel ervaren over het algemeen hun gezondheid als goed. In vergelijking met 2001 zien we weinig tot geen trends in gezondheidsbeleving en determinanten van gezondheid. Het merendeel van de bevolking (87%) beoordeel de eigen gezondheid als goed, zeer goed of uitstekend. Ondanks de iets oudere bevolking is er geen verschil in algemene gezondheid, leefstijl en zorggebruik ten opzichte van overige regiogemeenten samen.
32
Tabel 1 : Ziekten en aandoeningen (wel of niet vastgesteld door een arts) in de afgelopen 12 maanden naar geslacht. Ziekte of aandoening Krimpen Krimpen Nederland Nederland Vragen CBS mannen vrouwen mannen vrouwen1 Migraine, ernstige 7,4% 24,6% 9,7% 20,3% migraine hoofdpijn Hoge bloeddruk 14,6% 17,0% 12,9% 15,6% hoge bloeddruk Gewrichtsslijtage 7,3% 22,4% 8,9% 15,7% gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma) Ernstige aandoening 9,1% 15,8% 8,8% 14,3% nekaandoening van nek of schouder Ernstige of hardnekkige 9,1% 19,3% 10,7% 12,2% rugaandoeningen aandoening van de rug (incl. hernia) Ernstige aandoening 1,8% 9,3% 5,1% 8,7% aandoening, van elleboog, pols of elleboog, pols of hand hand Asthma, chronische 7,9% 8,7% 7,2% 8,1% astma, chronische bronchitis, bronchitis, CARA longemfyseem of CARA Onvrijwillig urineverlies 5,5% 10,6% 2,1% 7,4% Incontinentie Chronische 3,0% 8,2% 3,3% 6,8% chronische gewrichtsontsteking gewrichtsontsteking (ontstekingsreuma, chronische reuma, reumatoïde artritis) Suikerziekte 4,2% 3,5% 4,8% 3,8% suikerziekte totaal (1+2) Chronisch eczeem 4,9% 5,3% 4,4% 4,1% chronisch eczeem Ernstige of hardnekkige 1,8% 5,8% 2,3% 3,8% darmstoornissen darmstoornissen langer dan 3 maanden Vernauwing bloedvaten 1,2% 3,5% 2,4% 2,1% vernauwing in buik of benen bloedvaten Ernstige 1,8% 4,6% 2,1% 2,1% hartaandoening hartaandoening Een vorm van kanker 3,0% 1,7% 2,3% 1,3% afgelopen jaar kanker gehad Psoriasis 3,7% 0,6% 2,5% 2,1% Psoriasis Beroerte, 0,6% 2,3% 0,5% 0,4% afgelopen jaar hersenbloeding, beroerte gehad herseninfarct, TIA Hartinfarct 1,8% 1,3% 0,6% 0,2% afgelopen jaar hartinfarct gehad
33
Het aanwezig zijn van chronische aandoeningen volgt het landelijke beeld (tabel 1). Alleen lijken aandoeningen van het bewegingsapparaat iets vaker voor te komen in Krimpen aan den IJssel in vergelijking met Nederlandse gemiddelden. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een iets oudere bevolking. Migraine en aandoeningen van de rug komen in vergelijking met de vorige gezondheidsenquête 2001 vaker voor (zie tabel 2). Krim pen aan den IJssel
Depressie -7,8
3,1
Aandoening nek/schouder
Atrose heup/knie (gew richtsslijtage)
1,4
Aandoening rug
6,5 1,7
Astma/COPD Hoge bloeddruk
2,5
Migraine
11,6
Kanker
0,6
Beroerte
1,2
Diabetes -10
-5
0,8 0
5
10
15
Tabel 2: Verschil in voorkomen (%) van ziekten/aandoeningen tussen 2001 en 2005. Een negatief getal staat voor een daling ten opzichte van 2001, een positief getal voor een stijging ten opzichte van 2001. Alleen bij vetgedrukte cijfers is sprake van een significante daling en of stijging. Leefstijl Op basis van het lichaamsgewicht en de lengte van een persoon kan de Body Mass Index (BMI) worden berekend (gewicht/lengte2). Indien de BMI groter of gelijk is aan 25, dan is er sprake van overgewicht. Van ernstig overgewicht of obesitas spreekt men bij een BMI groter of gelijk aan 30. De helft van de volwassenen heeft overgewicht (inclusief ernstig overgewicht) en ruim tien procent heeft ernstig overgewicht. Dit is vergelijkbaar met het landelijke gemiddelde. Een kwart van de volwassenen rookt. Het aandeel rokers is in Krimpen tussen 2001 en 2005 stabiel gebleven (24%) en lager dan het Nederlandse gemiddelde. In Krimpen aan den IJssel is het percentage inwoners dat alcohol drinkt in de afgelopen jaren toegenomen van 69% in 1998, 78% in 2001 tot 84% in 2005.
Percentage inwoners dat alcohol drinkt Percentage zware drinkers Percentage excessieve drinkers
1998 69%
2001 78%
2005 84%
11%
14%
10%
6%
6%
13,4% 34
Iemand is een zware drinker als hij minimaal één keer per week 6 glazen alcohol drinkt (mannen), vrouwen zijn zware drinkers bij minimaal één keer per week 4 glazen alcohol. Het percentage zware drinkers is 11% in 1998, 14% in 2001 en 10% in 2005. Een excessieve drinker drinkt minimaal vier glazen per dag op vijf of meer dagen per week of minimaal zes glazen per dag op drie à vier dagen per week. Een zeer excessieve drinker drinkt minimaal zes glazen op vijf of meer dagen per week. Het begrip ‘zware drinker’ zegt iets over het piekgedrag in het drinkpatroon, excessief drinken zegt meer iets over iemands gemiddeld drinkgedrag. Het percentage excessieve drinkers was 6% in 1998 en 2001 en 13,4% in 2005. Dit lijkt vooral toe te schrijven aan het drinkgedrag van mannen in de leeftijd van 16 tot en met 34 jaar. Het cannabisgebruik onder 16 tot en met 54 jarigen is tussen 2001 en 2005 gelijk gebleven (16%). In de afgelopen vier weken gebruikte 2,3% cannabis. Psychische gezondheid en eenzaamheid Uit een algemene maat voor ervaren psychische gezondheid blijkt dat 14% van de volwassenen in meer of mindere mate psychisch ongezond is. Zes procent heeft een hoog risico op depressie en ruim één op de tien inwoners (11% ) geeft aan in de afgelopen 12 maanden last te hebben gehad van een depressie. Opvallend is dat meer ouderen in Krimpen (10%) een hoog risico op een depressie hebben in vergelijking met de overige regiogemeenten (5%) (tabel 3.2). Ook geeft 13% van de ouderen aan minimaal 1 beperking in het dagelijkse leven te ervaren. Dit is het hoogste percentage vergeleken met de andere regiogemeenten. Voor beperkingen in het algemeen dagelijks leven is op basis van 10 vragen een maat berekend voor beperkingen. Er is onder meer gevraagd naar moeite met eten en drinken, moeite met in en uit bed stappen enz. Daarnaast is met een andere vragenset gehoor, gezicht en mobiliteitsbeperkingen nagevraagd. Tabel 3: Verschil in gezondheid en leefstijl tussen 18 tot en met 54 jarigen en 55-84 jarigen. Krimpen aan den Regio gemeenten IJssel totaal Slechte tot matige ervaren 18-54 jaar 4,5% 5,5% gezondheid 55-84 jaar 28% 26% Psychisch ongezond Hoog risico op depressie Chronische aandoening vastgesteld door arts Roken Zware drinker Ernstig overgewicht Overgewicht (inclusief obesitas)
18-54 jaar 55-84 jaar 18-54 jaar 55-84 jaar 18-54 jaar 55-84 jaar 18-54 jaar 55-84 jaar 18-54 jaar 55-84 jaar 18-54 jaar 55-84 jaar 18-54 jaar 55-84 jaar
13% 16% 4% 10% 34% 67% 29% 15% 12,5% 3,5% 12,6% 11,4% 48% 56%
15% 17,5% 4% 5% 33% 64% 26% 19% 12% 7% 10% 13% 45% 59% 35
Er is samenhang tussen het voorkomen van eenzaamheid en psychisch welbevinden. Mensen die aangeven in meer of mindere mate eenzaam te zijn, rapporteren vaker een minder goede psychische gezondheid (zie tabel 3). Depressie is als volgt nagevraagd in de gezondheidsenquête: ”Heeft u in de afgelopen 12 maanden last gehad van depressiviteit?” Antwoordmogelijkheden: - Nee. - Ja, niet door arts vastgesteld. - Ja, door arts vastgesteld. De laatste twee antwoordcategorieën zijn in het percentage samengenomen. Daarnaast is op basis van 10 vragen bepaald of iemand weinig tot geen, een matig of een hoog risico op een depressie heeft (in Krimpen aan den IJssel heeft 6,2% een hoog risico op een depressie). 35
33
30
25
22 20
20 14
15
12,8 10,5
10 5 5
2,2
0 Psychisch ongezond
Hoog risico op depressie
Niet eenzaam
Last van depressie in afgelopen 12 maanden
Last van migraine in afgelopen 12 maanden
Eenzaam
Figuur 4: De relatie tussen eenzaamheid en psychische gezondheid en migraine. Omgeving De sociale cohesie in de buurt is iets gunstiger ten opzichte van het gemiddelde van de overige gemeenten. De inwoners in Krimpen aan den IJssel ervaren minder last van milieuproblematiek in vergelijking met de overige gemeenten. Van zeven van de tien milieuproblemen heeft men minder last in vergelijking met de overige gemeenten (zie vetgedrukte cijfers in figuur 5). Wel geven inwoners in de gezondheidsenquête vaker aan regelmatig last te hebben van bodemverontreiniging.
36
Krimpen aan den IJssel
Risico industrieën
1,3%
Lichtoverlast
2,8%
Bodemverontreiniging
2,8%
Watervervuiling
4,7%
Geuroverlast
8,8%
Luchtvervuiling
10,6% 11,8%
Aantasting van groen Milieubelasting verkeer
15,0%
Geluidsoverlast
19,8%
Rommel op straat en hondenpoep 0%
34,1% 5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Figuur 5: Percentage inwoners in Krimpen aan den IJssel dat regelmatig last heeft van bovenstaande milieuproblemen. Vetgedrukte cijfers wijken statistisch gezien af ten opzichte van de rest van de gemeenten samen.
37
Bijlage 5.6: Voorlopige cijfers Jeugdmonitor (schooljaar 2006-2007) In het schooljaar 2006-2007 hebben 282 leerlingen van de eerste klas van 2 scholen voor voortgezet onderwijs in Krimpen aan den IJssel de vragenlijst van de Jeugdmonitor ingevuld. Deze gegevens zijn vergeleken met de gegevens van 801 scholieren uit de andere regiogemeenten die in het najaar van 2006 de vragenlijst van de Jeugdmonitor hebben ingevuld. Als gevolg van tussentijdse afronding tellen de percentages in de tabellen niet altijd op tot honderd procent. EMOTIONELE PROBLEMEN Emotionele problemen (SDQ)
normale score grensgebied zorgelijke score
Jongens n % 111 86% 7 5% 11 9%
meisjes n 114 16 23
% 75% 11% 15%
Totaal N 225 23 34
% 80% 8% 12%
Met betrekking tot emotionele problemen bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten. Suïcidegedachten, afgelopen 12 maanden Jongens n % Nooit 105 81% Ooit 24 19%
meisjes n 114 39
% 75% 26%
Totaal N 219 63
% 78% 22%
Met betrekking tot suïcidegedachten in de afgelopen 12 maanden bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten. Suïcidepoging, ooit
Nooit Ooit
Jongens n % 124 96% 5 4%
meisjes n 148 5
% 97% 3%
Totaal N 272 10
% 97% 4%
Met betrekking tot het ooit hebben gehad van suïcidegedachten bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten.
38
VERMINDEREN OVERGEWICHT (BEWEGEN, GEZONDE VOEDING) Hoeveel dagen per week ontbijt je? Jongens n ontbijt nooit 1 1-2 dagen 6 3-4 dagen 2 5-6 dagen 15 dagelijks 105
% <1% 5% 2% 12% 81%
meisjes n 9 5 8 16 115
% 2% 3% 5% 11% 75%
Totaal N 10 11 10 31 220
% 4% 4% 4% 11% 78%
Met betrekking tot het aantal dagen in de week dat de leerlingen ontbijten, bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten. Hoeveel dagen per week eet je groenten? jongens n % 1-2 dagen 2 2% 3-4 dagen 21 16% 5-6 dagen 64 50% dagelijks 42 33%
meisjes n 1 22 76 53
% <1% 15% 50% 35%
Totaal N 3 43 140 95
% 1% 15% 50% 34%
Met betrekking tot het aantal dagen in de week dat de leerlingen groente eten bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten. Hoeveel dagen per week eet je fruit? jongens n eet nooit fruit 4 1-2 dagen 19 3-4 dagen 32 5-6 dagen 26 dagelijks 47
% 3% 15% 25% 20% 37%
meisjes n 2 14 24 56 56
% 1% 9% 16% 37% 37%
Totaal N 6 33 56 82 103
% 2% 12% 20% 29% 37%
Evenveel jongens als meisjes eten elke dag fruit. Meisjes eten vaker 5-6 dagen in de week fruit in vergelijking met jongens. Tussen Krimpen en de andere schilgemeenten bestaat geen verschil. Fruitgebruik, norm Voedingscentrum Volgens het Voedingscentrum is de aanbevolen hoeveelheid twee stuks fruit per dag of één stuk fruit en één glas sap per dag. Onder een stuk fruit wordt bijvoorbeeld één appel, één banaan, twee mandarijnen of een handje druiven verstaan. Eén glas sinaasappelsap of grapefruitsap is ook gerekend tot één stuk fruit.
39
Voldoet aan norm voedingscentrum jongens n eet nooit fruit en drinkt nooit 1 sap eet fruit/drinkt sap, voldoet 92 niet aan de norm eet fruit/drinkt sap, voldoet 35 aan de norm
% <1%
meisjes n 2
% 1%
Totaal N 3
% 1%
72%
109
72%
201
72%
27%
41
27%
76
27%
Met betrekking tot het voldoen aan de fruitnorm van het Voedingscentrum bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten. Sporten buiten schooltijd
sport niet 1-2 dagen 3-4 dagen 5-6 dagen Dagelijks
jongens n 3 30 25 44 25
% 2% 24% 20% 35% 20%
meisjes n 7 65 21 44 15
% 5% 43% 14% 29% 10%
Totaal N 10 46 46 88 40
% 4% 17% 17% 32% 14%
Het percentage leerlingen dat 1-2 dagen per week sport is hoger onder meisjes en het percentage dat alle dagen sport is hoger onder jongens. Tussen Krimpen en de andere schilgemeenten bestaat geen verschil in het aantal keer dat leerlingen per week sporten. Tv-kijken, aantal uur per dag
minder dan 1 uur of nooit 1-2 uur 3-4 uur 5 uur of meer
jongens n 26 65 34 3
% 20% 51% 27% 2%
meisjes n 29 83 34 6
% 19% 55% 22% 4%
Totaal N 55 148 68 9
% 20% 53% 24% 3%
Met betrekking tot het aantal uur dat leerlingen TV kijken kan geen verschil tussen jongens en meisjes worden aangetoond. Leerlingen uit Krimpen kijken vaker 1 of 2 uur televisie en minder vaak 5 of meer uur in vergelijking met de andere schilgemeenten. Computeren, aantal uur per dag jongens n minder dan 1 uur of nooit 33 1-2 uur 57 3-4 uur 26 5 uur of meer 12
% 26% 45% 20% 9%
meisjes n 47 78 26 2
% 31% 51% 17% 1%
Totaal N 80 135 52 14
% 29% 48% 19% 5%
Meer jongens dan meisjes computeren 5 of meer uur per dag. Leerlingen uit Krimpen computeren minder lang dan leerlingen in de andere schilgemeenten. Leerlingen uit Krimpen computeren vaker nooit of minder dan 1 uur per dag. Leerlingen uit de schil computeren vaker 5 of meer uur per dag. 40
Overgewicht Eén derde van de leerlingen geeft aan niet te weten hoe lang zij zijn en/of hoe zwaar zij zijn. Voor deze leerlingen is het daarom niet mogelijk te bepalen of zij wel of geen overgewicht hebben. Dit aantal is zo groot dat het niet verantwoord is uitspraken over het voorkomen van overgewicht te doen op basis van de gegevens van de kinderen die dit wel weten. GEBRUIK GENOTMIDDELEN Roken
rookt niet (meer) rookt af en toe
jongens n 127 1
% 99% 1%
meisjes n 153 0
% 100% 0%
Totaal N 280 1
% 100% <1%
Dagelijks roken door leerlingen in de brugklas komt niet voor in Krimpen en af en toe roken zeer beperkt. Hierin verschilt Krimpen niet van de andere schilgemeenten. Alcoholgebruik, ooit
drink nooit alcohol drinkt wel eens (een glas) alcohol
jongens n 92 35
% 72% 28%
meisjes n 114 39
% 75% 26%
Totaal N 206 74
% 74% 26%
Met betrekking tot het alcoholgebruik (ooit) bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten. Alcoholgebruik, laatste vier weken jongens n geen enkele keer 112 1-2 keer 12 3 of meer keer 2
% 89% 10% 2%
meisjes n 137 13 2
% 90% 9% 1%
Totaal N 249 25 4
% 90% 9% 1%
Met betrekking tot het alcoholgebruik in de laatste vier weken bestaat geen verschil tussen jongens en meisjes en tussen Krimpen en de andere schilgemeenten. Marihuanagebruik, ooit. Door geen enkele brugklasleerling uit Krimpen wordt aangegeven dat hij of zij wel eens marihuana heeft gebruikt. In het marihuanagebruik verschilt Krimpen niet van de andere schilgemeenten, waar slechts een enkele leerling marihuanagebruik rapporteert.
41
Bijlage 5.7: Informatie uit demografie, gezondheidsenquête en jeugdmonitor 1. Demografie Krimpen aan den IJssel heeft een bevolking van 28.719 inwoners (Bron CBS, 1-1-2007). In 1946 telde Krimpen 6.550 inwoners. De groei van Krimpen aan den IJssel is op gang gekomen met de bouw van de Algerabrug (1958 in gebruik genomen). Er wordt nog volop gebouwd en over enige tijd zal Krimpen ruim 12.000 woningen tellen en een kleine 30.000 inwoners hebben. De omvang van de bevolking blijft de komende jaren vrijwel stabiel. Op basis van de bevolkingssamenstelling van 2005 wordt verwacht in 2025 ruim 28.000 inwoners te hebben. Het relatieve aandeel van kinderen jonger dan 15 jaar is iets hoger dan het landelijke cijfer (18,9% in Krimpen tegenover 18% landelijk). De leeftijdsgroep 15 tot 25 jaar is vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde (11,6% tegenover 12%). Krimpen aan den IJssel heeft een relatief groot aantal oudere inwoners. Per 1 januari 2007 bedroeg het aantal inwoners van 65 jaar en ouder 5.026 (17,5%) tegenover het landelijk gemiddelde 14,5%. Naar verwachting zal dit aandeel blijven stijgen. In 2025 schat men dat 22,7% van de inwoners ouder dan 65 jaar is. Voor Nederland wordt dit percentage op 20,7% geschat. Het percentage weduwen en weduwnaars is dan ook iets hoger dan het landelijke cijfer (7,3% in Krimpen tegenover 6,5% in Nederland). 2. Gezondheidsenquête Een belangrijke informatiebron die is gebruikt bij het opstellen van deze nota is de gezondheidsenquête. Deze wordt eens in de vier jaar uitgevoerd onder de Krimpense bevolking van 16 tot 84 jaar. Dit gebeurt op basis van een representatieve steekproef. In de gezondheidsenquête wordt gevraagd naar de beleving van de gezondheid. De gestelde vragen zijn zo opgesteld dat, door combinaties van enkele vragen, er reële antwoorden naar voren komen. 3. Jeugdmonitor Gegevens over de jeugd in Krimpen aan den IJssel worden onder meer verkregen door het afnemen van de jeugdmonitor. De cijfers zijn nog maar in beperkte mate beschikbaar, namelijk over het schooljaar 2006/2007 en alleen over leerlingen uit de eerste klas van het voortgezet onderwijs. De jeugdmonitor zal de komende jaren uitgebouwd worden. In de jeugdmonitor is gevraagd naar emotionele problemen, suïcidegedachten, suïcidepogingen, gezonde voeding, sporten, Tv-kijken, computergebruik en gebruik genotmiddelen. In het algemeen worden op deze punten geen verschillen geconstateerd tussen de Krimpense brugklasjeugd en de brugklasjeugd uit de andere regiogemeenten. 4. Raadpleging Tijdens de ontwikkeling van deze nota OGZ zijn allerlei instellingen en organisaties geraadpleegd over de voorgestelde inhoud van de nota en de te stellen prioriteiten. Uit al deze overleggen en reacties kwam naar voren dat men de gestelde prioriteiten herkent en onderschrijft. Tevens toonde men belangstelling om mee te werken aan de uitvoering van de nota. In bijlage 5.2.a. is een overzicht opgenomen van de geraadpleegde instellingen en/of personen en/of werkgroepen. 42