B&W-nr.: 05.1333 d.d. 22-11-2005
Onderwerp
Ruimte voor burgers Herijking beleidskader welzijn
BESLUITEN ehoudens advies van de commissie WOWraad voor te De raad voor te
1
Kennis te nemen van de nota “Ruimte voor burgers” en kennis te nemen van de in de nota gesignaleerde maatschappelijke ontwikkelingen/trends en de sturingsproblemen binnen het welzijnswerk zoals geformuleerd in hoofdstuk 3.
2
In te stemmen met het uitwerken van de volgende in de nota genoemde ambities: 2.1 De bewoners invloed geven op de besteding van welzijnsmiddelen in de wijk. 2.2 Een onderscheid maken tussen een basisinfrastructuur, een interventieprogramma en een bewonersprogramma. 2.3 Wijkgericht werken verder vorm geven. 2.4 De wederzijdse afhankelijkheid tussen gemeente en gesubsidieerde instellingen doorbreken door het afbouwen van exclusieve subsidierelaties door met meerdere (concurrerende ) aanbieders te gaan werken.
3
De nota ter kennis te brengen van de Raad.
Samenvatting In de nota Ruimte voor burgers heeft de gemeente de ambities geformuleerd op het terrein van het welzijnswerk voor de komende jaren. Een bindend element hierbij is hoe burgers beter betrokken kunnen worden bij de totstandkoming en de uitvoering van het welzijnswerk. De burger is niet alleen een consument van welzijn (klant), maar van de burger wordt ook een actieve rol verwacht om zelf een bijdrage te leveren aan zijn eigen welzijn en dat van anderen. Om deze ambities te kunnen realiseren is een aantal uitwerkingstrajecten benoemd voor de komende tijd.
RAADSAANBIEDINGSFORMULIER Raad REG.NR: 05.1333 Voorstel van Telefoon
: Peter Bronkhorst Jose Miltenburg : 5213/5316
Email
:
[email protected]
B&W Portefeuillehouder( : Hans Buijing s) Datum B&W : 22-11-2005
Titel: Ruimte voor burgers Voorstel: 1
Kennis te nemen van de nota “Ruimte voor burgers” en van de gesignaleerde maatschappelijke ontwikkelingen/trends en de sturingsproblemen binnen het welzijnswerk.
2
De volgende in de nota genoemde ambities nader uit te werken:
2.1 2.2 2.3 2.4
De bewoners invloed geven op de besteding van welzijnsmiddelen in de wijk. Een onderscheid maken tussen een basisinfrastructuur, een Interventieprogramma en een bewonersprogramma. Wijkgericht werken verder vorm geven. De wederzijdse afhankelijkheid tussen gemeente en gesubsidieerde instellingen doorbreken door het afbouwen van exclusieve subsidierelaties door met meerdere (concurrerende ) aanbieders te gaan werken
Korte inhoud document: Er is een aantal ontwikkelingen die een herijking van het beleidskader welzijn noodzakelijk maken zoals de geplande invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, ontwikkeling in de lokale samenleving, de veranderde relatie tussen burger en overheid en sturingsvraagstukken in het welzijnswerk. In de herijking zijn de ambities geformuleerd op het terrein van het welzijnswerk voor de komende jaren. Tevens zijn de uitwerkingstrajecten benoemd om deze ambities te kunnen realiseren.
Bij de herijking van het beleidskader welzijn is de volgende werkwijze toegepast: - Een beschrijving van de prestatievelden van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de relatie met welzijn. - Een analyse van de ontwikkelingen en trends in de lokale samenleving. - Een beschrijving van de sturingsvraagstukken in het welzijnswerk. - Het formuleren van de ambities van de gemeente op het terrein van het welzijnswerk voor de komende jaren. Het kiezen van de belangrijkste richtingen om deze ambities te realiseren. Een planning van de uitwerking van de gekozen richtingen in onderscheiden deeltrajecten.
Het bindende element in het nieuwe beleidskader is de vraag hoe burgers betrokken kunnen worden bij de totstandkoming en de uitvoering van het welzijnswerk en wat dat betekent door de uitvoering van het welzijnswerk.
Soort onderwerp: (I/M/B) B Deadline behandeling raad
20-12-2005 -
-
Financiële consequenties
De raad heeft aangegeven alleen nog dit jaar een besluit over een kaderstellende nota te willen nemen in verband met de komende verkiezingen. Als het besluit na de verkiezingen wordt genomen kunnen eventuele beleidswijzigingen geen rol meer spelen bij de offerteonderhandelingen met de gesubsidieerde instellingen voor 2007. Een aantal sturingsvraagstukken in het welzijnswerk vragen om een antwoord op korte termijn.
n.v.t.
Commissie: (naam commissie) d.d. (datum commissie) Griffie: par.
d.d.
Gemeenteraad
Naam:
d.d. (datum raad)
Tst 516 Emailadres:
RUIMTE VOOR BURGERS herijking beleidskader welzijn
dienst Cultuur en Educatie afdeling Zorg en Welzijn 1 november 2005
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
.................................................
2.
DE INVOERING VAN DE WET MAATSCHAPPELIJK ONDERSTEUNING ......
1 ... 2
3. 4. 5.
3 DE BELANGRIJKSTE MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN EN TRENDS . . . . . STURINGSVRAGEN BINNEN HET WELZIJNWERK . ..... ................
5
6.
6 AMBITIES VOOR DE KOMENDE .......
7.
5
AMBITIES VERTAALD NAAR BELEID ...... 6.1 algemeen 6.2 welzijnsconferentie
........ .............. . . . . . . . . . .. . . . . . . . . . . . . . . . . 7
8.
AMBITIES OP HET TERREIN VAN DE VERHOUDING TUSSEN DE BURGER EN DE OVERHEID . ............................................... 7.1 Stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van burgers 7.2 Vergroten van de mate waarin mensen zich verantwoordelijk voelen voor elkaar en voor de samenleving 7.3 Bewoners invloed geven op de besteding van welzijnsmiddelen 7.4 Benutten van het aanwezige talent in de stad
9.
AMBITIES OP HET TERREIN VAN DE BELEIDSTHEMA’S .............. .... 8.1 Instandhouding sociale infrastructuur van algemeen toegankelijke voorzieningen die met name gericht is op preventie 8.2 Vergroten van de leefbaarheid en veiligheid 8.3 Ondersteunen en faciliteren van het vrijwilligerswerk 10 8.4 Voorkomen en bestrijden van overlast door jongeren 8.5 Stimuleren van integratieactiviteiten en het ontmoedigen van terugtrekking in eigen kring 8.6 Ouderen in de gelegenheid stellen langer zelfstandig te kunnen blijven wonen 8.7 Aanbieden van opvoedingsondersteuning
10. 11.
AMBITIES ROND DE STURING VAN HET WELZIJNSWERK . . . . . . . . . . . . . . . . . 9.1 Onderscheid tussen een basispakket, een interventieprogramma en een bewonersprogramma 9.2 Samenhangend en integraal aanbod op wijkniveau 9.3 Wederzijdse afhankelijkheid tussen de gemeente en gesubsidieerde instellingen doorbreken 9.4 Omgaan met meerdere (concurrerende) aanbieders PLANNING UITWERKING DEELTRAJECTEN ... ..........................
8
12 13
VOORSTEL .....
........................................................
Bijlagen ................................................... 1. ‘Welzijnsbeleid binnen het lokaal sociaal beleid'. Visie op samenhang en werkwijze, mei 2001 2. Uitgangspositie herijking beleidskader welzijn 3. Verslag conferentie herijking welzijnsbeleid, 28-9-2005
RUIMTE VOOR BURGERS
Herijking beleidskader welzijn 1.
INLEIDING
Leidenaren geven om hun stad. Ze houden van de mooie binnenstad met haar grachten, markten en terrassen, van Drie Oktober, de Lakenfeesten en de Marathon. Leiden is een stad met veel jonge mensen, een groeiende bedrijvigheid en veel goedopgeleide bewoners. Veel mensen zetten zich in voor het welzijn in onze stad, via hun baan of als vrijwilliger. Bewoners, vrijwilligersorganisaties, verenigingen en professionele organisaties leveren allemaal hun bijdrage aan de kwaliteit van de stad. Dat is de kracht van Leiden. Er zijn een aantal ontwikkelingen die het noodzakelijk maken om het beleidskader welzijn te herijken namelijk: - De opname van de welzijnswet in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (planning is 17-2006) - Ontwikkelingen in de lokale samenleving. - De veranderde relatie tussen de burger en de overheid. - Sturingsvraagstukken in het welzijnswerk. In deze notitie heeft de gemeente Leiden de hoofdlijnen van een nieuw beleidskader welzijn vastgelegd. De uitgebreidere analyse van ontwikkelingen en trends die ten grondslag ligt aan deze herijking is als bijlage toegevoegd. Bij de herijking van het beleidskader welzijn is de volgende werkwijze toegepast: - Een beschrijving van de prestatievelden van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de relatie met welzijn. - Een analyse van de ontwikkelingen en trends in de lokale samenleving. - Een beschrijving van de sturingsvraagstukken in het welzijnswerk. - Het formuleren van de ambities van de gemeente op het terrein van het welzijnswerk voor de komende jaren. - Het kiezen van de belangrijkste richtingen om deze ambities te realiseren. - Een planning van de uitwerking van de gekozen richtingen in onderscheiden deeltrajecten. De primaire doelstelling van het welzijnsbeleid is samenlevingsopbouw. Samenlevingsopbouw is gericht op verbetering van het leefklimaat van burgers, door hun vermogens te activeren, de maatschappelijke participatie te stimuleren en integratie te bevorderen. Dit gebeurt door het stimuleren, begeleiden en ondersteunen van activiteiten van en voor (groepen van) burgers. Het welzijnsbeleid doet dat niet alleen, maar in toenemende mate in samenhang met de overige sociale beleidsterreinen. (zie bijlage ‘Welzijnsbeleid binnen het lokaal sociaal beleid’, mei 2001) Een bindend element in het nieuwe beleidskader is de vraag hoe burgers betrokken kunnen worden bij de totstandkoming en de uitvoering van het welzijnswerk en wat dat betekent voor de vormgeving van het welzijnswerk. Het gaat hierbij niet alleen om de burger in de rol van consument van welzijn, maar ook (vooral) om zijn rol als producent van welzijn.
Bij de voorbereiding van deze herijking is ook gekeken hoe het welzijnswerk in een aantal, vergelijkbare, steden is ingericht. Opvallend hierbij is dat het beleid en de aanpak sterk uiteenlopen. Hierbij spelen vooral de verschillen in de lokale situatie en de ontstaansgeschiedenis een rol.
Voor de toekomst van het welzijnswerk is de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, die naar verwachting vanaf 1-7-2006 gefaseerd zal worden ingevoerd, van groot belang. Er is bewust voor gekozen om hier niet op te wachten, omdat: - Een aantal gemeentelijke ambities staat ook zonder de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning hoog op de agenda. - Een aantal sturingsvraagstukken in het welzijnswerk vragen om een antwoord op korte termijn. - Eventuele beleidswijzigingen anders geen rol kunnen spelen in de offerteonderhandeling met de gesubsidieerde instellingen voor 2007, maar pas in 2008 van invloed zullen zijn.
2 DE INVOERING VAN DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING De invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is vooralsnog gepland op 1-7-2006. In deze wet gaan drie bestaande regelingen op namelijk de Wet voorzieningen gehandicapten, een deel van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Welzijnswet. Deze herziening is er onder meer op gericht om de financiële druk op het budget voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten te verlagen en om marktwerking in de zorg en de eigen verantwoordelijkheid van burgers te stimuleren. De regering streeft naar krachtige lokale sociale structuren waar het zelforganiserend vermogen, maatschappelijke binding en eigen verantwoordelijkheid een belangrijke plaats innemen. Dit geheel van zelf georganiseerde voorzieningen dient vooraf te gaan aan professionele arrangementen van zorg, cultuur, ontspanning en welzijn. De gemeenten dienen te zorgen voor een lokale infrastructuur waarbij burgers meer dan tot nu toe verantwoordelijkheid gaan dragen voor zichzelf en elkaar. De concept-wettekst kent negen prestatievelden namelijk: - Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten - Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden - Het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning - Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers - Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem - Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer - Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang - Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen
-
Het bevorderen van verslavingsbeleid
De gemeente is in ieder geval verplicht minimaal op deze negen prestatievelden beleid te ontwikkelen en uit te (laten) voeren. Van deze negen prestatievelden hebben de eerste vier het sterkst betrekking op welzijn. Zij komen in dit beleidskader in mindere of meerdere mate aan de orde. De invoering van deze wet is een ingewikkeld proces dat nog wordt versterkt door een groot aantal onzekerheden wat betreft inhoud, financiering en tijdsplanning. De gemeente heeft er daarom voor gekozen om een onderscheid te maken in een korte termijn beleid en een lange termijn beleid. Het korte termijn beleid is er om er voor te zorgen dat de gemeente gereed is voor de invoering van de eerste fase van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (huishoudelijke verzorging). Hierbij wordt zoveel mogelijk uitgegaan van bestaand beleid en reeds ingezette beleidsontwikkelingen. Het College heeft in dit kader op 20-9-2005 ingestemd met de nota “Beleidskeuzen Wet Maatschappelijke Ondersteuning” voor de korte termijn. Bij het lange termijn beleid zal onder meer aandacht worden besteed aan de vormgeving van integraal sociaal beleid, de rol van de overheid in relatie tot de eigen verantwoordelijkheid van de burgers, het wijkgericht werken en de vormgeving van de (subsidie)relatie tussen de instellingen en de gemeente. De herijking van het beleidskader welzijn is een van de stappen om de hoofdlijnen van dit lange termijn beleid vorm en inhoud te geven.
3 DE BELANGRIJKSTE MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN EN TRENDS Voor het formuleren van deze ontwikkelingen is gebruik gemaakt van onder andere de leefbaarheidsmonitor 2004, de stadsenquête 2005, ‘Leiden stad van ontdekkingen, profiel Leiden 2030’, de signaleringen door maatschappelijke partners en de stadsgesprekken. Voor de uitgebreide probleemanalyse die ten grondslag ligt aan deze herijking wordt verwezen naar de bijlage. De belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen/trends voor de komende jaren zijn: Demografische en algemene ontwikkelingen: Jong en hoog opgeleid Leiden heeft zich ontwikkeld van een verarmde industriestad in de jaren 70 met veel werklozen tot een stad waarvan de bewoners relatief jong en hoog opgeleid zijn en de arbeidsparticipatie hoog is. Welke gevolgen heeft dit voor het welzijnswerk? In de notitie ‘Leiden stad van ontdekkingen’ wordt dit ook geconstateerd. De jonge, hoogopgeleide populatie, met relatief veel westerse allochtonen en een grote ‘creatieve klasse’ worden als kansen gezien voor de stad. Een toenemende vergrijzing van de samenleving Er is sprake van een dubbele vergrijzing dat wil zeggen het aantal ouderen neemt toe en de ouderen worden ouder. In Leiden vindt dit plaats in een langzamer tempo dan het Nederlandse gemiddelde. Mensen blijven bovendien langer zelfstandig wonen, wat om een adequaat voorzieningenniveau vraagt. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends: De invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning
-
het
In het kader van de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning wordt van burgers verwacht dat zij meer verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor elkaar dragen. Dit veronderstelt een sociale infrastructuur om de burgers hierbij te ondersteunen. Een van de uitgangspunten van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is het beperken van het beroep dat mensen op de (professionele) zorg doen. Uit onderzoek is gebleken dat als mensen actief participeren in de samenleving de vraag naar zorg wordt uitgesteld c.q. afneemt. Het is daarom noodzakelijk om voldoende mogelijkheden te creëren dat mensen kunnen participeren in de samenleving door het instandhouden van een sociale infrastructuur van algemeen toegankelijke voorzieningen gericht op preventie. De aandacht voor leefbaarheid en veiligheid in wijken en buurten In de stadsgesprekken die in het voorjaar 2005 zijn gehouden, is naar voren gekomen dat de meeste gespreksdeelnemers niet zozeer bang zijn, maar vooral bezorgd om verlies van verdraagzaamheid en respect voor elkaar. Dit leeft zowel bij allochtonen als autochtonen. Leefbaarheid en veiligheid ervaren de mensen als belangrijke thema’s voor hun welbevinden. De Leefbaarheidsmonitor laat overigens zien dat de beleving van leefbaarheid en veiligheid niet in een neerwaartse spiraal zit. Het vergroten van de invloed van burgers op de totstandkoming en de uitvoering van
gemeentelijk beleid. Mensen willen gehoord worden en betrokken worden bij wat er in hun wijk gaat gebeuren. Bij een deel van de wijkorganisaties bestaat belangstelling om mee te werken aan en invloed uit te oefenen op de leefbaarheid van hun wijk. De toenemende druk op (het) vrijwilligers(werk). Het tekort aan vrijwilligers verschilt per werkveld. Het totaal aantal vrijwilligers laat een lichte stijging zien. Het aantal allochtonen dat vrijwilligerswerk doet is relatief laag. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan vrijwilligersorganisaties. Ten gevolge van de invoering van de WMO zal het beroep op vrijwilligers eveneens toenemen. De behoefte aan ruimte voor vrijwilligers(organisaties) In een stad als Leiden hebben veel vrijwilligersorganisaties behoefte aan betaalbare ruimte voor activiteiten en vergaderen. In het verleden hadden vrijwilligersorganisaties meer dan nu het geval is een eigen pand. Nu moet ruimte vaak gedeeld worden met meerdere organisaties of er moet gebruik gemaakt worden van algemene voorzieningen. Ook in ‘Leiden stad van ontdekkingen’ wordt het gebrek aan ruimte gememoreerd voor maatschappelijke voorzieningen. Er komt meer samenhang tussen wonen, zorg en welzijn. Er wordt hard gewerkt aan het voorzien in de vraag naar aangepaste woningen. Zorg en welzijnsdiensten organiseren zich er omheen, in nauwe samenwerking met de corporaties. Er is bovendien meer sprake van maatwerk. Financiële problemen bij 65-plus zorgvragers met een modaal inkomen Uit een recent Leids onderzoek van het Nibud is gebleken dat in tweepersoons 65-plushuishoudens met een modaal inkomen en een lichte of zware zorgvraag zich grote financiële problemen voordoen. Een radicalisering van standpunten in de samenleving Ten gevolge van o.a. enkele niet-Leidse gebeurtenissen is de spanning tussen autochtonen en allochtonen en tussen allochtonen groepen onderling in sommige wijken opgelopen.
-
Overlast door jongeren op een steeds lagere leeftijd Slechts 34 % van de jongeren vindt dat er in hun omgeving genoeg te doen is. Ze vragen regelmatig om ruimte of activiteiten in het buurthuis. Overlast door jongeren komt op steeds jongere leeftijd voor. De grootste problemen doen zich voor in de Stevenshof, Morschwijk, Binnenstad-Noord en Slaaghwijk.
Trends in de methodiek (ontwikkelingen in het welzijnswerk) Professionalisering van het welzijnswerk In de loop der jaren is het welzijnswerk steeds verder geprofessionaliseerd. Dit kent deels een eigen dynamiek maar het wordt ook veroorzaakt door de hogere eisen die gesteld worden (o.a. door de gemeente). Dit leidt tot steeds hogere kosten en heeft als neveneffect de afname van de betrokkenheid van burgers. Aandacht voor wijkgericht werken Wijkgericht werken kan zich in een toenemende belangstelling verheugen. De wijk is als schaalgrootte in veel gevallen een voor de hand liggende keuze als het gaat om doelmatigheid, afstemming en herkenbaarheid. Ook is hierdoor de betrokkenheid van de burgers te vergroten. Marktgericht werken Ook op het terrein van welzijn is steeds meer aandacht voor marktgericht werken. Hierbij gaat het onder meer om onderlinge concurrentie, integrale kostprijzen en aanbestedingsprocedures.
4
STURINGSVRAGEN BINNEN HET WELZIJNSWERK
De gemeente ervaart onder meer de volgende sturingsvragen in het welzijnswerk. Exclusieve subsidierelaties Het werken met één grote welzijnsorganisatie op een specifiek beleidsterrein heeft tot gevolg dat er exclusieve subsidierelaties zijn ontstaan tussen de gemeente en bepaalde aanbieders. Dit heeft geleid tot een grote wederzijdse afhankelijkheid tussen de gemeente en die instellingen.
-
-
-
Financiële vraagstukken De Leidse Welzijns Organisatie heeft de afgelopen jaren, om uiteenlopende redenen, te maken met omvangrijke financiële problemen die ondanks inspanningen van de gemeente en de Leidse Welzijns Organisatie (nog) niet zijn opgelost. De uitvoeringsovereenkomst van de Leidse Welzijns Organisatie Bij de besprekingen met de Leidse Welzijns Organisatie over de uitvoeringsovereenkomst staat jaarlijks de inzet van het totale beschikbare subsidievolume ter discussie. Dit kost veel tijd en leidt tot moeilijke afwegingen, omdat de beschikbare middelen veelal ontoereikend zijn om alle prioriteiten te financieren. Nieuwe aanbieders Het welzijnswerk voor ouderen wordt tot op heden voor het grootste deel uitgevoerd door de Stichting Dienstverlening Leiden. Meerdere aanbieders dienen zich nu bij de gemeente aan, met name uit de zorgsector. Dit proces wordt versterkt door de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning waardoor de gemeente ook de zeggenschap krijgt over de middelen die via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten voor ouderen worden ingezet bij de zorgaanbieders.
5
AMBITIES VOOR DE KOMENDE JAREN
Op basis van de conclusies uit de probleemanalyse heeft de gemeente een aantal ambities geformuleerd op het terrein van het welzijnswerk voor de komende jaren. Het welzijnsbeleid kan deze ambities veelal niet alleen realiseren, maar doet dat in samenwerking met de overige sociale beleidsterreinen. Welzijn zal in het ene geval een doel maar in het andere geval een middel zijn om ambities te realiseren. Deze ambities zijn geclusterd rond de volgende thema’s: De verhouding tussen de burger en de (lokale) overheid De beleidsthema’s De sturingsvraagstukken van het welzijnswerk
De verhouding tussen de burger en de (lokale) overheid -
Het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van burgers (zelfredzaamheid). Het vergroten van de mate waarin mensen zich verantwoordelijk voelen voor elkaar en voor de samenleving. De bewoners invloed geven op de besteding van welzijnsmiddelen in de wijk. Het benutten van de aanwezige talenten in de stad.
De beleidsthema’s -
Het instandhouden van een sociale infrastructuur van algemeen toegankelijke voorzieningen die met name gericht is op preventie Het vergroten van leefbaarheid en veiligheid in wijken. Het ondersteunen en faciliteren van het vrijwilligerswerk Het voorkomen en bestrijden van overlast van en door jongeren Het stimuleren van integratieactiviteiten en het ontmoedigen van terugtrekking in eigen kring* Ouderen in de gelegenheid stellen langer zelfstandig te kunnen blijven wonen* Het aanbieden van opvoedingsondersteuning* * Deze ambities zijn belangrijk voor het welzijnswerk maar de besluitvorming hierover vindt niet plaats in het kader van de herijking van het welzijnswerk, maar via aparte deelnota’s zoals de ouderennota en de integratienota. Tevens vindt uitvoering van beleid plaats op basis van de jaarlijks door de gemeente geformuleerde offerteaanvragen voor de aanbieders.
De keuze van de bovengenoemde beleidsthema’s is gebaseerd op de huidige ontwikkelingen en problemen. Bij veranderingen hierin in de komende jaren kunnen de beleidsthema’s worden aangepast. De sturingsvraagstukken in het welzijnswerk Een onderscheid in een basispakket, een interventieprogramma en een bewonersprogramma Een samenhangend en integraal aanbod op wijkniveau De wederzijdse afhankelijkheid tussen gemeente en gesubsidieerde instellingen doorbreken door de exclusieve subsidierelaties af te bouwen. Het omgaan met meerdere (concurrerende)aanbieders
6 AMBITIES VERTAALD NAAR BELEID 6.1 Algemeen De ambities die zijn geformuleerd in hoofdstuk 5 zullen uiteindelijk worden vertaald naar beleidsvoorstellen. Tevens zal in overleg met het veld en BOA nagedacht worden over de operationalisering van de ambities. Vragen die daarbij aan de orde komen zijn: hoe ziet het eindbeeld eruit; wat is meetbaar te maken ; wanneer zijn we tevreden. Deze twee zaken worden echter nog niet in deze nota uitgewerkt, maar in een aantal vervolgtrajecten. Zie hiervoor hoofdstuk 10. In dit hoofdstuk 7 worden richtingen aangegeven om de ambities te realiseren. De ambities hangen onderling met elkaar samen waardoor het niet goed te vermijden is dat er bij de beschrijving van de richtingen om de ambities te realiseren dubbels optreden. Dat komt omdat met hetzelfde beleid meerdere ambities/doelen kunnen worden gerealiseerd. De genoemde richtingen zijn uiteraard niet uitputtend; er zijn ook andere mogelijkheden denkbaar. Na vaststelling van deze hoofdlijnennotitie worden de richtingen uitgewerkt in beleidsvoorstellen. De planning hiervoor staat in hoofdstuk 10. 6.2 De welzijnsconferentie Om in een vroeg stadium de mening van betrokken organisaties te peilen over een aantal door de gemeente geformuleerde ambities is op 28-9-2005 een welzijnsconferentie georganiseerd. Dit is gebeurd door de aanwezigen een drietal stellingen voor te leggen waarop gereageerd kon worden. De stellingen gingen over de positie van de bewoner bij het bepalen van het welzijnsaanbod, de verhouding tussen vrijwilligers en buurthuis en over de taken van de gemeente. De uitkomsten van de conferentie zijn medebepalend geweest voor de herijking. Enkele highlights zijn in tekstblokken in deze notitie opgenomen. Belangrijke conclusies waren: bewoners moeten meer invloed hebben op het aanbod; bewoners hebben uiteenlopende wensen en niet iedereen is mondig genoeg om deze kenbaar te maken; het aanbod moet meer zijn dan een optelsom van eigenbelangen; vrijwilligers moeten meer zeggenschap hebben over het buurthuis maar kunnen dit niet zonder professionele ondersteuning, o.a. omdat anders verschillende groepen niet goed aan bod zullen komen; het buurthuis is er niet alleen voor de vrijwilligers maar ook voor de buurt; de gemeente moet voor een basisaanbod zorgen maar dit aanbod moet meer zijn dan enkel een buurthuis. Het verslag van de conferentie is als bijlage bijgevoegd.
7 AMBITIES OP HET TERREIN VAN DE VERHOUDING TUSSEN DE BURGER EN DE OVERHEID 7.1 Stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van burgers (zelfredzaamheid) De overheid kan niet alle problemen en wensen van de burgers kennen, laat staan oplossen en/of vervullen. Burgers moeten verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf. Dit is ook een van de uitgangspunten van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
Het is daarbij de taak van de overheid om mensen in staat te stellen om die verantwoordelijkheid ook te kunnen nemen en mensen die dat niet zelf kunnen daadwerkelijk te ondersteunen. Zie hiervoor hoofdstuk 8. 7.2 en
Vergroten van de mate waarin mensen zich verantwoordelijk voelen voor elkaar
voor de samenleving Sociale cohesie zegt iets over de mate waarin mensen zich verbonden voelen met de samenleving waarin zij leven en met elkaar. Hierbij gaat het ook om normen en waarden, de manier waarop mensen met elkaar om gaan. Sociale cohesie wordt vooral bevorderd door de actieve deelname van burgers aan de Leidse samenleving. Dat kan op allerlei verschillende manieren zoals werk, vrijetijdsbesteding, sportbeoefening, vrijwilligerswerk enz. Het stimuleren van deze actieve deelname is ook in lijn met de Wet werk en bijstand. 7.3 Bewoners invloed geven op de besteding van welzijnsmiddelen in de wijk Wijkbewoners kennen hun wijk veelal goed en hebben er ook een mening over. De vraag is hoe deze kennis beter kan worden benut bij de totstandkoming en de uitvoering van het welzijnsbeleid. Tot nu toe gebeurt dit vooral op incidentele basis aan de hand van concrete vraagstukken die in de wijk spelen. In de praktijk blijkt dat mensen best bereid zijn zich in te zetten als dit binnen niet al te lange tijd tot concrete resultaten leidt. De ‘creatieve klasse’, waar in de nota ‘Leiden stad van ontdekkingen’ sprake is, kan hiertoe kansen bieden. De wijze waarop de invloed van de wijkbewoners op een structurele wijze vorm en inhoud kan worden gegeven dient nog nader te worden uitgewerkt. Hierbij zal worden onderzocht in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van reeds in Leiden bestaande structuren. zoals het model van de districtsraden van Wijkbeheer. De evaluatie van de pilot van de districtsraden is onlangs afgerond. In eerste instantie zal worden onderzocht inhoeverre het model van de districtsraden mogelijkheden biedt om de bewoners invloed te geven op de besteding van de welzijnsmiddelen. Hierover heeft reeds oriënterend overleg plaatsgevonden tussen de dienst Cultuur en Educatie en Wijkbeheer. Bij een vergelijking met de pilot dient er rekening mee te worden gehouden dat er een aantal belangrijke verschillen is tussen wijkbeheer en welzijn zoals: Wijkbeheer is zelf de leverancier van de diensten waar de districtsraad om vraagt. Bij welzijn worden de diensten geleverd door zelfstandige instellingen waarmee de gemeente een subsidierelatie heeft. De afspraken die de gemeente maakt met de professionele aanbieders van welzijnswerk vinden plaats in het kader van een intensief en langdurig traject van offertevoorbereiding; de zogenaamde beleidscyclus. -
Dit kan een belemmering zijn voor de slagvaardigheid en de invloed van de wijk op het aanbod. Voor dit probleem dient een oplossing te worden gevonden.
Bij de uitwerking van een voorstel over de invloed van bewoners zullen tevens vraagstukken aan de orde moeten komen betreffende de mate van vertegenwoordiging van de wijkbewoners, advisering versus verantwoordelijkheid, besluitvorming over de verdeling van financiële middelen, etc. Hiernaast kan ook onderzocht worden of digitale middelen kunnen worden ingezet om een grotere groep wijkbewoners te raadplegen.
Tijdens de welzijnsconferentie is gebleken dat de ambitie om bewoners meer invloed te geven op de besteding van de welzijnsmiddelen breed gedragen wordt. Hierbij wordt wel de kanttekening gemaakt dat de gemeente verantwoordelijk is voor het algemeen belang en randvoorwaarden dient te regelen om te zorgen dat iedereen de kans heeft om zijn stem te laten horen.
7.4 Benutten van de aanwezige talenten in de stad Leiden heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een stad met een steeds hoger opleidingsniveau en met een grote creatieve klasse. Een interessante vraag is of dat te merken is aan de uitvoering van welzijnsactiviteiten in de stad. Is dit talent ingezet? En vertalen deze ontwikkelingen in de stad zich ook in het welzijnsbeleid? Bewoners zijn niet alleen consument van welzijn maar ook producent. Voorbeelden hiervan zijn mensen die actief zijn als vrijwilliger bij een speeltuinvereniging, een culturele organisatie, een wijkvereniging. een sportvereniging enz. Op deze manier dragen mensen ook bij aan het welzijn van anderen. Het betrekken van bewoners bij het welzijn in de wijk is een uitgelezen kans om de talenten en wensen van de wijkbewoners te combineren en de wijkbewoners een stem te laten hebben in de uitvoering van welzijnsbeleid in hun eigen wijk. In dit kader zal worden onderzocht op welke wijze budgetten per wijk beschikbaar kunnen worden gesteld om bewonersinitiatieven te honoreren. Zie 9.2
8
AMBITIES OP DE BELEIDSTHEMA’S
8.1
Instandhouding van een sociale infrastructuur van algemeen toegankelijke voorzieningen die met name gericht is op preventie In de zorgsector en in het aan zorg gerelateerde welzijnswerk is een ontwikkeling waar te nemen om individuele regieondersteuning te bieden, een centraal loket in te richten, persoonsgebonden budgetten te verstrekken, vraagsturing te ontwikkelen. Het gaat hierbij vooral om ondersteuning op individueel niveau. Het welzijnsbeleid gaat uit van algemene voorzieningen die voor iedereen toegankelijk zijn met specifieke aandacht voor bepaalde groepen en/of problemen. Met de instandhouding van algemeen toegankelijke voorzieningen vervult het welzijnswerk een belangrijke algemene en preventieve functie. Het gaat hierbij om voorzieningen als buurthuizen en multifunctionele centra, speeltuinen, ondersteuning vrijwilligerswerk enz. Het is belangrijk om een sociale infrastructuur van algemeen toegankelijk voorzieningen in stand te houden om: Te zorgen dat mensen kunnen participeren in de samenleving en te voorkomen dat mensen in een sociaal isolement terecht komen. Participatie de vraag naar zorg kan uitstellen c.q. beperken. Mensen te ondersteunen bij het nemen van verantwoordelijkheid voor zich zelf en anderen
De wijze waarop de sociale infrastructuur in de toekomst concreet wordt ingevuld kan per stadsdeel verschillen. Dit is niet alleen afhankelijk van de situatie ter plaatse, maar ook van andere ontwikkelingen zoals de vorming van de Brede School, de ontwikkeling van het WMOloket en de ontwikkeling van multifunctionele voorzieningen. Bij de invulling van de sociale infrastructuur neemt het buurthuis een belangrijke plaats in. Het buurthuis willen we optimaal ter beschikking stellen aan actieve organisaties en bewoners in de wijk. Het beheer van de buurthuizen is nu een taak van de Leidse Welzijns Organisatie die hier ook zelf activiteiten in organiseert. Het onderbrengen van het feitelijk beheer van de buurthuizen bij een ‘neutrale’ organisatie en het daarbij ontwikkelen van een beheerstructuur waarbij de buurt een rol speelt zal naar verwachting de sociale cohesie en participatie gunstig beïnvloeden. (De LWO wordt één van de huurders, evenals andere aanbieders van welzijn.) Het bureau B&A-groep heeft van de gemeente de opdracht gekregen te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het onderbrengen van het feitelijk beheer van de buurthuizen bij een andere organisatie dan de Leidse Welzijns Organisatie. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek zal begin 2006 een voorstel worden voorbereid voor het College van B&W over het feitelijk beheer van de buurthuizen.
Tijdens de welzijnsconferentie werd de ambitie om de bewoners meer te betrekken bij het buurthuis breed gedragen. Hierbij werd wel opgemerkt dat professioneel beheer van het buurthuis noodzakelijk is en dat de algemene toegankelijkheid gewaarborgd moet blijven.
8.2 Vergroten van leefbaarheid en veiligheid in wijken Leefbaarheid en veiligheid zijn voor de bewoners actuele thema’s. Welzijn kan – in nauwe samenwerking met andere partijen – een bijdrage leveren aan een goed leefklimaat. In de wijkplannen en in de overleggen met wijkvertegenwoordigingen zal de bijdrage die welzijn kan leveren een belangrijke plaats krijgen. 8.3 Ondersteunen en faciliteren van het vrijwilligerswerk Leiden is rijk aan vrijwilligers. Ze dragen een groot deel van o.a. het sportverenigingsleven, recreatieve en ontmoetingsactiviteiten, de amateuristische kunstbeoefening en het speeltuinwerk. Stuk voor stuk belangrijke pijlers voor de kwaliteit van de stad. De stadsenquête toont aan dat het aantal vrijwilligers licht toeneemt. We zien wel veranderingen in het vrijwilligerswerk. Professionele welzijnsinstellingen geven aan dat de belangstelling voor het traditionele vrijwilligerswerk afneemt en de belangstelling voor nieuwe vormen van vrijwilligerswerk en kortdurend werk toeneemt. Het aandeel allochtonen dat vrijwilligerswerk doet, is relatief laag. De gemeente is van mening dat vrijwilligers die zich inzetten voor een organisatie en daarmee voor de stad, mogen rekenen op medewerking en faciliteiten. Denk hierbij aan opbouwwerk, een steunpunt vrijwilligers, accommodatie, waarderingssubsidies (mits uiteraard hun activiteiten passen binnen de gemeentelijke doelstellingen en daar niet haaks op staan). De koepels en platforms van vrijwilligersorganisaties zullen geconsulteerd worden over de behoefte van hun lidorganisaties aan ondersteuning. Ook de deelname van allochtonen aan het vrijwilligerswerk dient te worden bevorderd. Door allerlei regelgeving worden er aan de vrijwilligersorganisaties steeds hogere eisen gesteld. De gemeente heeft er oog voor dat de eisen die door de gemeente aan
vrijwilligersorganisaties gesteld worden (vergunningen, subsidieregels, rapportages) in reële verhouding staan tot doel en omvang van de subsidie of organisatie. De afgelopen jaren sprake is sprake van een steeds verdergaande professionalisering van het welzijnswerk. Hiermee wordt bedoeld dat taken die vroeger werden gedaan door vrijwilligers nu door professionals worden uitgevoerd. Dit is deels het gevolg van de hogere eisen die de gemeente stelt (kwaliteit, continuïteit beleidscyclus) en de toegenomen problematiek, maar kent ook een eigen dynamiek. Nadelen hiervan zijn de steeds hoger wordende kosten en heeft als neveneffect de afname van de betrokkenheid van de burgers. Toch ligt het welzijnswerk dat door professionals en vrijwilligers wordt uitgevoerd soms dicht bij elkaar. Voorbeelden zijn het kinderwerk, speeltuinwerk en ontmoetingsactiviteiten voor ouderen. Daar waar het nodig is (dat wil zeggen als de zwaarte van de problematiek en de continuïteit daar om vragen) zal het werk worden uitgevoerd door professionals. Daar waar ook vrijwilligersorganisaties aanbieden activiteiten uit te voeren – en dit reëel is – heeft dit de voorkeur. 8.4 Voorkomen en bestrijden van overlast van en door jongeren* 8.5 Stimuleren van integratieactiviteiten en het ontmoedigen van terugtrekking in eigen kring* 8.6 Ouderen in de gelegenheid stellen langer zelfstandig te kunnen blijven wonen* 8.7 Aanbieden van opvoedingsondersteuning* * Deze ambities zijn belangrijk voor het welzijnswerk maar de besluitvorming hierover vindt niet plaats in het kader van de herijking van het welzijnswerk, maar via aparte deelnota’s zoals de ouderennota en de integratienota. Tevens vindt uitvoering van beleid plaats op basis van de jaarlijks door de gemeente geformuleerde offerteaanvragen voor de aanbieders.
9 9.1
AMBITIES ROND DE STURINGSVRAAGSTUKKEN IN HET WELZIJNSWERK Een onderscheid tussen een basispakket, een interventiepogramma en een bewonersprogramma De jaarlijkse besprekingen over uitvoeringsovereenkomsten zijn langdurig en complex. Bij delen van het werk staat dikwijls de omvang van het professionele welzijnswerk ter discussie vanwege bezuinigingen en tekorten, waardoor soms basale voorzieningen in het gedrang komen. Om dit proces te vereenvoudigen wordt voorgesteld om een onderverdeling te maken in een basisinfrastructuur, een interventieprogramma en een bewonersprogramma. In grote lijnen komt dit onderscheid op het volgende neer: Basisinfrastructuur Er komt een basisinfrastructuur ten behoeve van iedere wijk. De basisinfrastructuur heeft betrekking op een algemeen toegankelijk aanbod dat gericht is op preventie en het faciliteren van bewoners en vrijwilligersorganisaties. Onder het basisaanbod kunnen zaken vallen zoals een multifunctionele buurtvoorziening, faciliteiten voor vrijwilligers die zich inzetten voor de wijk en facilitering van de wijkvertegenwoordiging.
De basisinfrastructuur is er in principe voor iedereen, maar richt zich met name op mensen die gebonden zijn aan de wijk zoals kinderen en ouderen. Er zullen in de uitwerking van deze infrastructuur criteria ontwikkeld worden als laagdrempeligheid, bereikbaarheid, bezettingsgraad en bereik doelgroepen, onderhoud, faciliteiten en draagvlak in de wijk. De invulling van de basisinfrastructuur kan per gebied verschillen afhankelijk van demografische gegevens, omstandigheden en ontwikkelingen zoals de aanwezigheid van een Brede School. De basisinfrastructuur wordt eens in de vier jaar vastgesteld door de gemeenteraad. In de uitwerking wordt nader bepaald wat de omvang van het verzorgingsgebied zal zijn en hoe het basisaanbod er uit zal zien. Interventieprogramma Naast een basisaanbod is er een interventieprogramma. Het interventieprogramma is er niet voor iedereen, maar is bedoeld voor het bestrijden van achterstandssituaties, het oplossen van specifieke problemen enz. Het gaat om beleidsprioriteiten die een meer gedetailleerde aansturing vragen. De vraaggerichtheid van dit aanbod kent grenzen, omdat politiekbestuurlijke doelstellingen worden nagestreefd (bijvoorbeeld voorkomen overlast). Bij het bepalen van de vraag en daarmee van het aanbod kunnen organisaties die een relatie hebben met de wijk, een rol spelen. Denk hierbij aan scholen en gezondheidsinstellingen. Het interventieprogramma wordt jaarlijks of voor de loop van de projectduur vastgesteld. Bewonersprogramma De bewonersvertegenwoordiging van iedere wijk (mogelijk via de districtsraden) krijgt de mogelijkheid om een aantal activiteiten zelf te bepalen. Hierbij kan gedacht worden aan ontmoeting, ontspanning, en ontplooiing en initiatieven die de kwaliteit van de leefomgeving ten goede komen. Ze krijgt hiervoor jaarlijks een budget van de gemeente. De activiteiten moeten passen binnen enkele randvoorwaarden die de gemeente stelt. Ze mogen bijvoorbeeld niet haaks staan op bestaand beleid. Door de gemeente vindt hierop een lichte toetsing plaats. Actieve wijkbewoners die de handen uit de mouwen willen steken, worden op deze wijze beloond. Duidelijk mag zijn dat de bewonersvertegenwoordiging hiermee dus ook verantwoordelijkheid op zich neemt. Tijdens de welzijnsconferentie werd het voorstel van een basisinfrastructuur door de aanwezigen breed gedragen. Hierbij werd wel de kanttekening gemaakt dat bewoners ook invloed zouden moeten kunnen uitoefenen op het interventieprogramma.
9.2 Een samenhangend en integraal aanbod op wijkniveau Wijkgericht werken is een methode van werken waarbij de wijk als schaal wordt gekozen om beleid te formuleren en uit te voeren. Deze schaal wordt gekozen als dat logisch is in verband met de aard van de functies zoals publieksgerichtheid, laagdrempeligheid, bereikbaarheid enz. De wijk is een geschikt probleemoplossend kader gelet op doelmatigheid, afstemming en herkenbaarheid van functies. Bovendien biedt wijkgericht werken goede mogelijkheden om de burger er bij te betrekken. Op welke wijze het wijkgericht werken vorm en inhoud kan krijgen, zowel in de breedte als in de diepte, dient nog nader te worden uitgewerkt. Een mogelijkheid is b.v. om per wijk/stadsdeel een probleemanalyse te maken en vervolgens per wijk een plan van aanpak te maken (wijkbestek).
9.3
Wederzijdse afhankelijkheid tussen de gemeente en gesubsidieerde instellingen doorbreken door het afbouwen van exclusieve subsidierelaties
In de probleemanalyse is melding gemaakt van de problemen die voortvloeien uit het werken met welzijnsorganisaties waarmee een exclusieve subsidierelatie wordt onderhouden. Het automatisme dat één organisatie vanzelfsprekend de aanbieder is voor bepaalde delen van het welzijnswerk wordt losgelaten. Meerdere aanbieders kunnen uitdagend op elkaar werken en daardoor zorgen voor meer dynamiek in het werk. De gemeente heeft al een begin gemaakt met de gefaseerde afbouw van de exclusieve subsidierelatie met de Leidse Welzijns Organisatie door (delen van het) jongerenwerk door een andere welzijnsorganisatie te laten uitvoeren. Maar het betreft niet alleen de Leidse Welzijnsorganisatie. Ook op het gebied van ouderenvoorzieningen dienen zich nieuwe aanbieders bij de gemeente aan om een groot deel van het welzijnswerk in de stad uit te voeren. 9.4 Omgaan met meerdere (concurrerende)aanbieders Op welke wijze de gemeente met meerdere aanbieders dient om te gaan zal nog nader moeten worden uitgewerkt. Zaken die hierbij aan de orde moeten komen zijn onder meer: Blijft in de nieuwe situatie sprake van subsidierelaties? Als dat zo is dan blijven de bepalingen van de Algemene Subsidie Verordening van toepassing en van de Algemene Wet Bestuursrecht. Dit beperkt de mogelijkheden om de beschikbare middelen flexibel in te zetten. Wordt er gewerkt met een openbare aanbestedingsprocedure waarbij de instellingen zelf kunnen bepalen of zij een offerte uitbrengen. De gunning geschiedt dan op basis van van tevoren vastgestelde criteria waarbij instellingen hun subsidie zullen verliezen. Hierbij moet worden voorkomen dat er opnieuw “monopolisten” ontstaan. Een mogelijkheid is dat de instellingen een bepaald werkgebied/doelgroep bedienen en van de gemeente onder bepaalde voorwaarden subsidie ontvangen. De gemeente vraagt de instellingen om een offerte/subsidieaanvraag in te dienen op bepaalde delen van het werk.
10
PLANNING UITWERKING DEELTRAJECTEN 1.
2. 3. 4.
De bewoners invloed geven op de besteding van de welzijnsmiddelen waarbij in eerste instantie de mogelijkheden zullen worden onderzocht die het model van de districtsraden biedt dat door Wijkbeheer wordt gehanteerd. Een indeling van het welzijnswerk in een basisinfrastructuur, interventieprogramma en bewonersprogramma. Een model ontwerpen van wijkgericht werken voor het welzijnswerk. Het afbouwen van de exclusieve subsidierelaties en het ontwikkelen van een model om met meerdere (concurrerende) aanbieders om te gaan.
concept gereed zomer 2006
concept gereed najaar 2006 concept gereed najaar 2006 concept gereed december 2006
11
VOORSTEL
1 nota
In te stemmen met de nota “Ruimte voor burgers” en kennis te nemen van de in de gesignaleerde maatschappelijke ontwikkelingen/trends en de sturingsproblemen binnen
het welzijnswerk zoals geformuleerd in hoofdstuk 3. 2
In te stemmen met het uitwerken van de volgende in de nota genoemde ambities: 2.1 De bewoners invloed geven op de besteding van welzijnsmiddelen in de wijk. 2.2 Een onderscheid maken tussen een basisinfrastructuur, een interventieprogramma en een bewonersprogramma. 2.3 Wijkgericht werken verder vorm geven. 2.4 De wederzijdse afhankelijkheid tussen gemeente en gesubsidieerde instellingen doorbreken door het afbouwen van exclusieve subsidierelaties door met meerdere (concurrerende ) aanbieders te gaan werken.
3
De nota ter vaststelling aan de raad voor te leggen.