6-8 jaar
Wetenschappelijke inhoud: Biowetenschap
Doelstelling: Leren over een aantal dieren en hun habitat binnen en rond het schoolterrein en het dieper ingaan op vragen over de typische kenmerken van de dieren en hun respectievelijke habitat
Beoogde concepten: Variatie, aanpassing Beoogde leeftijdsgroep: 6-8 jaar Duur van de activiteit: 2-3 lessen Samenvatting: Het bestuderen en onderzoeken van dieren die binnen het schoolterrein leven door op dierensafari te gaan Vereiste voorkennis van de leerlingen: dieren bewegen, verzamelen voedsel, groeien, gebruiken hun zintuigen en planten zich voort; ze hebben water en voedsel nodig om in leven te blijven; de leerlingen kunnen de belangrijkste externe lichaamsdelen van dieren herkennen en vergelijken
Materiaal: • vergrootglazen/loepen, • bakjes of schaaltjes om de dieren in te verzamelen, • meetgerief, • camera’s, • kleine borsteltjes zodat de kinderen de dieren niet zelf hoeven aan te raken, • zuigexhausters (ook ‘poeters’ genoemd), • vijvernetten wanneer voor het onderzoek ook in de schoolvijver gezocht wordt
Biodiversiteit : Welke dieren leven in/rond de school ? Auteurs: Jenny Byrne en Willeke Rietdijk The content of the present document only reflects the author’s views and the European Union is not liable for any use that may be made of the information therein.
DitThis project Pri-Sci-Net wordt door het Zevende Kaderprogramma van de project Pri-Sci-Net hasgefinancierd received funding from the European Union Seventh Europese Unie (FP7 2007 onder subsidieovereenkomst 266647 Framework Programme (FP7/13) 2007 /13) under grant agreement nr. No.266647
Biodiversiteit: Discovering what animals Welke dieren leven in/rond de school ? live in/around the school Lesplan Beschrijving van de activiteit (met inbegrip van de notities van de leerkracht)
1 Aanzet (hypotheses vormen) Beslis wat er precies onderzocht moet worden (= de uitdaging) Wat weten de kinderen al? Wat zijn hun ideeën? Voorsmaakje/ stimulus om de voorkennis van de kinderen op te frissen De leerkracht brengt verse bladeren in een bak mee – Hij/Zij vraagt de kinderen : “Wat leeft er volgens jullie in deze bladeren?” • De kinderen kijken in de bak en vinden ongewervelde diertjes (minibeestjes) tussen de bladeren • De kinderen wordt gevraagd om na te denken welke diersoorten rondom ons leven maar die we normaal gesproken niet vaak zien
De leerkracht moedigt de kinderen aan om hierover na te denken door hen het materiaal te tonen – hij/zij wandelt rond in het klaslokaal, laat de kinderen zelf het materiaal ontdekken; of in kleine groepjes. Stel de vragen Waar heb ik deze bladeren gevonden, denk je? Wat is er zo allemaal te vinden binnenin het schoolterrein? Welk soort plaatsen zou je onderzoeken om die zaken te vinden? De kinderen beginnen na te denken over hoe ze dit moeten aanpakken en wat er belangrijk is om nader te onderzoeken.
DitThis project Pri-Sci-Net wordt door het Zevende Kaderprogramma van de project Pri-Sci-Net hasgefinancierd received funding from the European Union Seventh Europese Unie (FP7 2007 onder subsidieovereenkomst 266647 Framework Programme (FP7/13) 2007 /13) under grant agreement nr. No.266647
Biodiversiteit: Discovering what animals Welke dieren leven in/rond de school ? live in/around the school 2. Onderzoek Uitdaging Welke dieren leven er binnen het schoolterrein? 1. Dierensafari De kinderen bekijken en onderzoeken enkele dieren die binnen het schoolterrein leven, per twee of in groepjes van vier. Samen bespreken ze: • • • • • • • • • • • •
op welke vragen ze een antwoord willen vinden hoe ze deze vragen zullen proberen te beantwoorden wat hun verwachte resultaten zijn welke informatie ze moeten vergaren hoe ze de dieren zullen verzamelen welk ander materiaal en welke andere benodigdheden, vb. vergrootglazen, ze zullen nodig hebben hoe ze hun bevindingen zullen vastleggen hoe ze hun bevindingen als bewijsmateriaal zullen gebruiken wat de verschillende stappen van het onderzoek zullen zijn (volgorde) hoeveel tijd ze zullen uittrekken voor elk deel van het onderzoek wie wat zal doen hoe ze hun bevindingen achteraf aan de rest van de klas zullen voorstellen
De leerkracht toont al het beschikbare materiaal en leidt het proces van de voorbereiding en de voorspelling in goede banen, zowel voor de hele klas als per groep. Mogelijke vragen waar de kinderen een antwoord kunnen proberen op te vinden : • Waar zullen we dieren vinden? • Wat zijn de optimale plekken voor dieren om in te leven? • Hoe zien de dieren eruit die we hebben gevonden? • Zijn ze allemaal hetzelfde? • Welke dieren hebben we gevonden? • Op welk soort plaatsen hebben we de dieren gevonden? • Welke dieren zijn ‘bezoekers’ van het schoolterrein? De kinderen schrijven per gekozen vraag op welk antwoord ze zelf verwachten. Planning inclusief voorspelling zie hierboven Informatie vastleggen, beschrijven en identificeren – de verschillende dieren en hun respectievelijke habitat (plaatsen waar de dieren werden gevonden) • Alle kinderen van de klas komen samen
De leerkracht begeleidt een korte sessie over het volgende: Hoe zal je belangrijke informatie vastleggen? Wat is volgens jullie de beste methode daartoe voor ieder type gegevens? Bv. o Grafieken o Gegevenstabellen o Tekeningen o Foto’s o Korte opstelletjes o Dagboek • De kinderen beslissen hoe ze de informatie zullen vastleggen en beschrijven – tekeningen, foto’s, grafieken, tabellen, korte opstelletjes; de leerkracht loopt rond en assisteert/helpt de kinderen vooruit • De kinderen verkennen, samen met de leerkracht, het gebied buiten. Ze onderzoeken en noteren waar ze dieren gevonden hebben en welk soort dieren ze gevonden hebben De leerkracht zorgt ervoor dat alle kinderen aantekeningen/ beschrijvingen hebben staan in hun boeken of schriften. 2. Nauwkeurige observatie van één dier De kinderen kiezen elk één dier, onderzoeken het en maken een poster (individueel of in kleine groepjes) van hun bevindingen met tekeningen en informatie. Daarna stellen ze hun bevindingen voor binnen hun eigen kleine groep.
De leerkracht helpt/begeleidt de kinderen. Mogelijke vragen waar de kinderen een antwoord kunnen proberen op te vinden : • Wat is mijn dier? • Hoe ziet het eruit? (vorm, kleur, poten, kop, staart, lichaamsdelen / segmenten /voelsprieten etc.) • Wat kan ik er nog over te weten komen? • Waar heb ik mijn dier gevonden? Observatie en identificatie tekeningen van het gekozen dier De kinderen tekenen, de leerkracht helpt. Verder onderzoek (boeken/internet) om nog meer informatie te verkrijgen De leerkracht vraagt: “Naar welk soort informatie zou je op zoek kunnen gaan en waar zou je die kunnen vinden?” Hij/ Zij tracht een antwoord uit de leerlingen te krijgen. De leerkracht helpt individuele kinderen/groepen waar nodig tijdens hun zoektocht op het internet/ in de bibliotheek/ in boeken/ in andere informatiebronnen.
DitThis project Pri-Sci-Net wordt door het Zevende Kaderprogramma van de project Pri-Sci-Net hasgefinancierd received funding from the European Union Seventh Europese Unie (FP7 2007 onder subsidieovereenkomst 266647 Framework Programme (FP7/13) 2007 /13) under grant agreement nr. No.266647
Biodiversiteit: Discovering what animals Welke dieren leven in/rond de school ? live in/around the school 3. Evaluatie (Bewijsmateriaal evalueren) Toelichting bij bevindingen en evaluatie Activiteit 1. Rondetafelgesprek/klasdiscussie met alle leerlingen naar aanleiding van de bevindingen De leiders van de verschillende groepen stellen hun bevindingen voor aan de volledige klas. Ze vertellen welke vragen ze hebben gesteld en welke antwoorden ze hebben gevonden; ze zeggen iets meer over de methodes die ze hebben aangewend en hun ontdekkingen (waren er verrassingen?). De mogelijke volgende onderzoeksstappen worden vermeld.
De leerkracht moedigt de groepen aan om commentaar te geven op de methodes en bevindingen van de anderen, om te vergelijken en om feedback te geven. Uiteindelijk moeten de kinderen op de proppen komen met een synthese van de beste onderzoeksmethode + een top 3 van de meest interessante bevindingen. De leerkracht helpt de kinderen ook om vragen te stellen en zaken op te merken die ze zelf niet ontdekken.
Activiteit 2. Vastleggen van de informatie in een poster, die dan als basis voor een klasdiscussie/rondetafelgesprek wordt gebruikt
De leerkracht hangt alle posters op in de klas. De kinderen bekijken in groepjes alle posters. Zo wordt er geen enkele poster overgeslagen. Ze plakken naast iedere poster een post-it waarop het volgende vermeld staat: • 2 zaken die ze interessant vonden; • 1 zaak die ze zouden verbeteren. Ze formuleren dit als constructieve kritiek aan het kind/de groep die de poster heeft gemaakt De leerkracht begeleidt een klasgesprek over: 1. de 3 belangrijkste dingen die de leerlingen hebben geleerd over dieren binnen het schoolterrein en hun habitat 2. de volgens hen meest informatieve/interessante posters en waarom Optionele uitbreiding: Verder denken/creativiteit stimuleren: Hebben minibeestjes gevoelens? Hoe belangrijk zijn deze kleine diertjes? Wat is er belangrijker: een klein of een groot dier? Hoe zit het met mensen? De leerkracht begeleidt een filosofische discussie met de hele klas – daarbij worden argumenten en tegenargumenten naar voren gebracht ; syntheses van beide; nieuwe vragen; voorlopige conclusies (antropocentrische en antropomorfe opvattingen over de wereld, biodiversiteit en onderlinge afhankelijkheid) [Hiermee kan worden geëxperimenteerd, d.w.z. de vraag kan zowel voor als na het onderzoek worden gesteld om het effect op de kwaliteit van het onderzoek te meten en op de vragen die de kinderen stellen]
Materiaal in bijlage / Blad voor het vastleggen van gegevens (gebruik niet verplicht), notities van de leerkracht.
DitThis project Pri-Sci-Net wordt door het Zevende Kaderprogramma van de project Pri-Sci-Net hasgefinancierd received funding from the European Union Seventh Europese Unie (FP7 2007 onder subsidieovereenkomst 266647 Framework Programme (FP7/13) 2007 /13) under grant agreement nr. No.266647
Biodiversiteit: Discovering what animals Welke dieren leven in/rond de school ? live in/around the school
Onder houtblokken en stenen
In bladeren op de grond
In de aarde
Op bomen of planten
Andere
Hoe lang zijn ze?
Hoeveel poten hebben ze?
Welke kleur hebben ze?
Blad voor het vastleggen van informatie over de dierensafari Waar leven minibeestjes binnen mijn schoolterrein precies?
Naakte slakken
Huisjesslakken
Wormen
Houtluizen
Spinnen
Mieren
Kevers
Oorwormen
Hebben ze een kop?
Hebben ze een staart?
Hebben ze voelsprieten ?
DitThis project Pri-Sci-Net wordt door het Zevende Kaderprogramma van de project Pri-Sci-Net hasgefinancierd received funding from the European Union Seventh Europese Unie (FP7 2007 onder subsidieovereenkomst 266647 Framework Programme (FP7/13) 2007 /13) under grant agreement nr. No.266647
Biodiversiteit: Discovering what animals Welke dieren leven in/rond de school ? live in/around the school
Onder houtblokken en stenen
In bladeren op de grond
In de aarde
Op bomen of planten
Andere
Hoe lang zijn ze?
Hoeveel poten hebben ze?
Welke kleur hebben ze?
Blad voor het vastleggen van informatie over de dierensafari Waar leven minibeestjes binnen mijn schoolterrein precies?
Duiizendpoten
Miljoenpoten
Rupsen
Vlinders
Bijen
Andere
Hoeveel verschillende soorten minibeestjes heb je gevonden? Waar heb je ze gevonden? Op welke manier worden ze geholpen door hoe ze eruitzien en zich gedragen?
Hebben ze een kop?
Hebben ze een staart?
Hebben ze voelsprieten ?
DitThis project Pri-Sci-Net wordt door het Zevende Kaderprogramma van de project Pri-Sci-Net hasgefinancierd received funding from the European Union Seventh Europese Unie (FP7 2007 onder subsidieovereenkomst 266647 Framework Programme (FP7/13) 2007 /13) under grant agreement nr. No.266647
Biodiversiteit: Discovering what animals Welke dieren leven in/rond de school ? live in/around the school Notities van de leerkracht advies/zaken om aan te denken
Informatie over het onderwerp
• •
Een ‘habitat’ is de natuurlijke verblijfplaats van een groep planten en dieren. In een habitat heersen er specifieke condities waaraan de daar levende dieren en planten zich met succes hebben aangepast en waarbij ze van elkaar afhankelijk zijn (zie Loxley et al., 2010). Een habitat kan wijzigen naarmate de planten groeien alsook onder invloed van veranderingen in het milieu. De groep dieren die de kinderen waarschijnlijk zullen ontdekken binnen/rond de school zijn ongewervelde dieren, zoals geleedpotigen (bv. insecten, spinnen), weekdieren (naakte slakken en huisjesslakken) en ringwormen (aardwormen). Ongewervelde dieren zijn dieren zonder een inwendig skelet, hoewel sommige – geleedpotigen bijvoorbeeld – een exoskelet hebben. De verschillen tussen de organismen zijn gemakkelijker te herkennen dan de gelijkenissen, en de verbanden tussen de ene categorie en de andere worden vaak over het hoofd gezien. Het bestuderen van levende organismen in hun natuurlijke habitat is een haast onmisbaar onderdeel van wetenschap voor lagereschoolkinderen. Het staat hen namelijk toe zaken die in hun nabije omgeving gebeuren en waar ze uit zichzelf mee bezig zijn, te bestuderen en te onderzoeken. Als gevolg van natuurlijke selectie zijn dieren vaak fysiek aangepast aan een specifieke habitat. Dat betekent echter niet dat ze hun gedrag niet kunnen wijzigen wanneer ze van omgeving veranderen. De leerkracht kan de kinderen vragen om na te denken over de habitat waarin de ongewervelde dieren die ze hebben gevonden, leven. Wat hebben ze nodig? Hoe zijn ze aan hun habitat aangepast? Is de vorm van het dier bijvoorbeeld in lijn met zijn levenswijze? Helpen bepaalde kleuren om te overleven? Hoe beweegt het dier? Hoe gedraagt het zich? Hoe helpt dit het dier? (Bv. waarom is een slak slijmerig?) Het is positief wanneer kinderen zo gedetailleerd mogelijk kunnen beschrijven wat ze observeren. Denk maar aan het benoemen van lichaamsdelen, texturen en kleuren, en het beschrijven van hoe de verschillende lichaamsdelen met elkaar verbonden zijn. Ze kunnen de minibeestjes ook volgens verschillende criteria gaan groeperen, bv. volgens het aantal lichaamssegmenten, poten/geen poten, glanzend/dof uitzicht, behaard/niet behaard, en hun vindplaats (zie bijgevoegd werkblad). (Zie Cross et al., 2009).
• • •
•
• • • • •
Groepjes van 2 of 4 Ondersteuning nodig bij het verkennen van de omgeving buiten; er moeten meerdere volwassenen aanwezig zijn Welke plaatsen zijn verboden terrein? Wil je de kinderen hints geven over waar ze het best een kijkje gaan nemen? Of wil je eerst wat samen brainstormen in de klas, of in kleine groepjes? Mogelijke gezondheids- & veiligheidsrisico’s; de kinderen moeten hun handen goed wassen na de activiteit, ze mogen hun vingers niet in hun mond of ogen steken tijdens de activiteit Zorg voor de dieren – klasdiscussie? Dit is een belangrijke ethische kwestie. Wetenschappers zijn passieve observators van levende dingen en verstoren het leven van de dieren niet. Het is belangrijk de kinderen te doen inzien dat alle dieren het recht hebben om te leven, vooral wanneer ze uit hun natuurlijke habitat worden gehaald om hen tijdens een wetenschappelijk experiment te bestuderen. Dergelijke dieren mogen nooit met opzet kwaad worden gedaan, en moeten zo snel en veilig mogelijk worden teruggebracht naar hun natuurlijke habitat (zie Gillespie et al., 2008) Is het de bedoeling dat de kinderen de dieren buiten bestuderen of nemen ze ze mee naar het klaslokaal? Moeten de kinderen staaltjes van de bodem nemen om een idee te krijgen van de habitat van de dieren en de verschillende soorten habitat te vergelijken? Hoeveel begeleiding hebben de kinderen nodig tijdens elke fase van het onderzoek? Bereid vragen voor om de kinderen op weg te helpen Gestructureerd vs. vrij verloop: het is geen slecht idee om hier even bij stil te staan. De leerkracht kan de kinderen van werkbladen voorzien als hij/zij een meer geordende les verkiest. Als de leerkracht de kinderen zelf wil laten beslissen over hoe ze hun informatie vastleggen en de dieren groeperen, kan er zonder werkbladen gewerkt worden.
Referenties Allen, M. (2010) Misconceptions in primary science. Maidenhead, Berkshire: Open University Press. Cross, A. en Bowden, A. (2009) Essential Primary Science. Maidenhead, Verenigd Koninkrijk: Open University Press. Gillespie, H. en Gillespie, R. (2008) Science for Primary School Teachers. Buckingham, Verenigd Koninkrijk: Open
University Press. Loxley, P., Dawes, L., Nicholls, L., Dore, B. (2010) Teaching primary science – promoting enjoyment and developing understanding. Harlow, Verenigd Koninkrijk: Pearson Education Limited.
DitThis project Pri-Sci-Net wordt door het Zevende Kaderprogramma van de project Pri-Sci-Net hasgefinancierd received funding from the European Union Seventh Europese Unie (FP7 2007 onder subsidieovereenkomst 266647 Framework Programme (FP7/13) 2007 /13) under grant agreement nr. No.266647