Rooilijn
Jg. 49 / Nr. 1 / 2016
Roltrap naar waardigheid en vertrouwen
P. 18
Roltrap naar waardigheid en vertrouwen Letty Reimerink
Voor de roltrap (VOOR) (foto: Gemeente Medellin)
Gebruiker op de roltrap (NA) (foto: Letty Reimerink)
Surveillanten (foto: Letty Reimerink)
Zijaanzicht roltrap (foto: Letty Reimerink)
Rooilijn
Jg. 49 / Nr. 1 / 2016
Letty Reimerink
P. 19
Je moet er maar op komen: een roltrap die zo uit een luxe winkelcentrum kan komen, tegen de steile berghelling van een sloppenwijk plaatsen. In Medellín (Colombia) deden ze het. Sinds begin 2012 kunnen bewoners met hun boodschappen op de in totaal bijna 95 meter lange roltrap uitrusten in plaats van de 357 treden op te klimmen. Qua mobiliteit is het een druppel op een gloeiende plaat in een wijk van 140.000 inwoners, maar het heeft Comuna 13 voor het eerst positief op de kaart gezet.
De roltrap is een klein onderdeel van een groter project om verbindingen en openbare ruimten in de wijk te verbeteren. Dit onderzoek, uitgevoerd in 2014, richt zich op de vraag wat de sociaaleconomische impact is van de roltrap in de wijk. Daarvoor zijn ter plekke observaties gedaan, is een survey uitgevoerd onder vijftig bewoners en zijn interviews gedaan met verschillende bewoners en professionals. Het effect in de directe omgeving van de roltrap is duidelijk merkbaar. Bewoners zijn meer op straat, maken een praatje met de buren en verbazen zich over de bezoekers van buiten, die niet meer bang zijn om de wijk te bezoeken. Het project heeft daarmee bijgedragen aan meer onderling vertrouwen, sociale cohesie en een groter gevoel van veiligheid, trots en waardigheid. Een dergelijk project alleen beoordelen op basis van zijn merites op het gebied van mobiliteit schiet daarom tekort.
Van moordstad tot modelstad
In de aanloop naar de oplevering neemt Martha Perez van het gemeentelijk ontwik-
kelbedrijf Empresa Desarollo Urbano (EDU) kinderen uit de wijk mee naar een winkelcentrum in een luxere wijk in de stad om ze te leren hoe je een roltrap gebruikt. “Zoiets hadden ze nog nooit gezien. Dat ze dat in hun wijk zouden krijgen, vonden ze geweldig”, vertelt Perez. Ongeveer zes miljoen dollar koste het project. Dat is niet goedkoop, als je bedenkt er dagelijks maar zo’n 1500 tot 2000 mensen gebruik van maken. De waarde van het project, reikt echter veel verder. De roltrap helpt de negatieve spiraal van armoede en geweld, waarin Comuna 13 al decennia verkeert, langzaam te doorbreken. “Voor het eerst word ik niet meteen afgewezen bij een sollicitatie als ik zeg dat ik uit Comuna 13 kom”, zegt de 26-jarige Soreida. In de jaren tachtig en negentig had Medellín de twijfelachtige eer drugshoofdstad van de wereld te zijn en de wijk Comuna 13 is ver buiten de landsgrenzen bekend als centrum van geweld en terreur. Colombia kent zes miljoen interne
Rooilijn
Jg. 49 / Nr. 1 / 2016
vluchtelingen die vanaf de jaren zeventig het geweld op het platteland van onder meer guerrillagroepen als FARC proberen te ontvluchten en naar de steden trekken. Medellín kon de toestroom al snel niet meer aan, met als gevolg dat vluchtelingen zich massaal illegaal vestigen in de heuvels die de stad omringen. Ook hier zijn ze echter niet veilig. De guerrilla’s drongen begin jaren tachtig ook door tot de stad. De overheid heeft totaal geen grip op deze gebieden en trekt zich volledig terug, waardoor stadsguerrilla’s vrij spel krijgen. “Er lagen vrijwel dagelijks lijken in de straat. Ik kon soms niet eens mijn kinderen naar school brengen”, vertelt de 48-jarige Claudia, een van de bewoners. In 2000 verschijnen de eerste paramilitairen in de wijk, die het tegen de guerrilla’s opnemen, maar zich uiteindelijk net zo goed schuldig maken aan mensenrechtenschendingen (Rozema, 2008). Verschillende bendes zijn actief in het gebied, die dan weer met de guerrilla’s en dan weer met de paramilitairen samenwerken. Ze ronselen kinderen voor drugshandel en het afpersen van winkeliers. In 2002 wordt de wijk bestormd in een vierdaagse militaire operatie van ongekende omvang. Deze Operatie Orion is van grote symbolische waarde, maar de staat weet zijn gezag niet te herstellen. De guerrilla’s zijn verslagen, maar nu zijn het de paramilitairen die de dienst uitmaken. In 2003 worden de paramilitairen weliswaar gedemobiliseerd, maar criminele bendes die onder hun hoede opereren, nemen de wijk gewoon over. Tegen deze achtergrond wordt in 2004 Sergio Fajardo gekozen als eerste onafhankelijk burgemeester. Hij spreekt van een sociale schuld van de rijken ten opzichte van de armen en besluit het grootste deel van
Roltrap naar waardigheid en vertrouwen
het gemeentebudget te investeren in de armste wijken. Zijn aanpak, een combinatie van fysieke, sociale en institutionele maatregelen, krijgt later bekendheid als sociaal urbanisme, een term die tot vandaag nauw verbonden is met de wederopstanding van Medellín.
Goed gevulde gemeentekas
Het sociaal urbanisme, dat door Fajardo en zijn opvolger Alonso Salazar gedurende acht jaar leidend is in de stad, is een vrij technocratische top-down benadering van de problemen. Fajardo richt het gemeentelijk ontwikkelbedrijf EDU op, waar hij de knapste koppen verzamelt om de problemen in de stad aan te pakken. Dit bedrijf opereert behoorlijk onafhankelijk van de gemeentelijke bureaucratie. Na alle problemen in de stad geanalyseerd te hebben, rollen er vijf risicogebieden uit, waar verschillende problemen accumuleren, zoals geografische risico’s, werkloosheid, gebrek aan onderwijs en slechte huisvesting. Dit worden de zogenaamde Integrale Stedelijke Projecten (PUI, Proyectos Urbanos Integrales), waarvan Comuna 13 er een is. De fysieke aanpak in Comuna 13 is gericht op het verbeteren van verbindingen tussen de buurten onderling en met het eindpunt van de metro, die Comuna 13 met het centrum verbindt. In het plan komen langs die verbindingen openbare ruimten, zoals brede stoepen, bankjes, voetbalvelden en speelplaatsen. Daarnaast laten openbare gebouwen, waaronder scholen en bibliotheken, zien dat de overheid weer aanwezig is. Het totale budget bedraagt ongeveer vijftig miljoen dollar. De roltrap is slechts een klein onderdeel in het masterplan voor Comuna 13. Voormalig manager van alle PUI, César Hernández zegt hierover:
P. 20
Rooilijn
Jg. 49 / Nr. 1 / 2016
Letty Reimerink
“We zochten naar oplossingen om de toegankelijkheid van dit lastige gebied te verbeteren, maar stuitten op veel technische bezwaren. Ik kwam met referentiebeelden van roltrappen in Barcelona en Lissabon; allemaal in wat luxere wijken. Waarom geen roltrap in een sloppenwijk? Iedereen verklaarde me aanvankelijk voor gek.” Alle PUI zijn volledig door de overheid gefinancierd. Dat is mogelijk doordat het nutsbedrijf van Medellín een zelfstandig opererend, uiterst winstgevend bedrijf is, dat dertig procent van de winst afdraagt aan de gemeente voor de financiering van stedelijke transformatieprojecten. Dat geeft Medellín een enorme voorsprong op andere steden in Colombia (Coupé e.a., 2013).
Herovering publieke ruimte
De aanleg van de roltrap in een van de dichtst bebouwde en steilste gebieden van de stad die gecontroleerd wordt door bendes, betekent dat de openbare ruimte letterlijk heroverd moet worden. César Hernandez vertelt dat de komst van de bulldozers door de criminele bendes werd gezien als een invasie van hun territorium. Territorialiteit ontstaat als een groep de publieke ruimte overneemt met als doel te bepalen wat er gebeurt (Di Masso, 2012). Met de opening van de roltrap heeft de overheid als het ware zijn positie in de wijk opnieuw opgeëist. Sinds jaren zijn er weer politieagenten die in de wijk patrouilleren. De roltrap zelf heeft ook een team van surveillanten. Dit zijn jongeren uit de wijk die in dienst zijn van Terminales de Tranporte, het publieke bedrijf dat de roltrap exploiteert. Zij houden toezicht, onderhouden de buitenruimte, helpen mensen en geven instructies voor het gebruik van de roltrap.
P. 21
Het gebied direct rond de roltrap heeft een facelift gekregen. Gevels zijn in vrolijke kleuren geschilderd, er hangen bloembakken aan de roltrap, er staan bankjes en vuilnisbakken en veel muren hebben graffitikunst gekregen. Boven en onderaan de roltrap staat een openbaar gebouw. Hier worden cursussen gegeven en vinden bewonersbijeenkomsten plaats. De boulevard bovenaan de roltrap is trefpunt voor heel de buurt geworden. Hier flaneert jong en oud, zitten groepjes vrouwen te kletsen of leiden jongeren uit het surveillanceteam groepjes toeristen rond. Het feit dat het gebied er netjes uitziet en goed wordt onderhouden, draagt ook bij aan een gevoel van veiligheid. Volgens de broken windowstheorie (Wilson & Kelling, 1982, geciteerd in Chappell e.a., 2011) zorgen fysieke en sociale wanorde ervoor dat mensen zich uit de publieke ruimte terugtrekken, waardoor sociale controle afneemt en criminaliteit vrij spel kan krijgen. Meer mensen op straat, bankjes en een boulevard met breed zicht, in tegenstelling tot smalle steegjes, nodigen uit om de straat op te gaan. Jane Jacobs (1961) omschreef dit als meer ogen op straat van de natuurlijke eigenaren van deze straat. Gangs hadden zich de straat toegeëigend, maar kunnen zich nu minder goed verstoppen in de bredere straten. Gewone burgers nemen de rol van eigenaar van de straat weer over. Bewoners ervaren de buurt als veiliger en het aantal geweldsdelicten is ook daadwerkelijk afgenomen. “Mijn familie uit andere delen van de stad durft nu weer gewoon op bezoek te komen”, vertelt de 28-jarige Leidy. Het veilige gebied rondom de roltrap is echter beperkt tot een straal van zo’n tweehonderd meter en kent zowel duidelijke fysieke grenzen, zoals een grotere
Rooilijn
Jg. 49 / Nr. 1 / 2016
straat of een vallei, als onzichtbare grenzen. Volgens Low (2000) zijn dit de gemarkeerde overgangen die een grens vormen tussen het ene invloedgebied en het andere. Andres van het surveillanceteam durft die onzichtbare grenzen in zijn werkuniform niet te overschrijden. Zijn collega Chota ziet incidenteel nog wel eens een bendelid lopen in de wijk. “Je herkent ze direct aan hun blik. Ik word er bang van. Je kunt ze maar beter uit de weg gaan”. Er is vooral sprake van een waterbedeffect. “De gangs zijn niet volledig verdwenen, maar hebben zich teruggetrokken in de aangrenzende buurten”, zegt César Hernández. “De situatie blijft precair”.
Basis voor vertrouwen
Veel buurtbewoners wonen er al meer dan twintig jaar en hebben hun woning stukje bij beetje zelf gebouwd. Contact met buren was lange tijd schaars. Sociale netwerken bestonden hoofdzakelijk uit familieleden die ook in de wijk woonden. “Vroeger waren mensen bang. Ze wisten niet wie ze konden vertrouwen en bleven vooral in hun huis”, vertelt Soreida, “Nu zijn de mensen veel opener en iedereen voelt zich vrij om met andere mensen te praten.” Al die vrijblijvende contactmomenten dragen bij aan een gevoel van vertrouwen (Jacobs, 1961). Dat is volgens Putnam (2000) het smeermiddel om fricties in de sociale omgang, die er altijd wel zijn, op een goede manier te kunnen oplossen. Uiteindelijk versterkt vertrouwen de sociale cohesie. Het blijft niet bij terloopse ontmoetingen. Bewoners gaan ook met elkaar aan de slag. In een gezamenlijk project van de gemeente, kunstenaars en een NGO zijn de façades van de huizen rondom de roltrap geschilderd. Ook organiseert de gemeente cursussen in de wijk, bijvoorbeeld voor
Roltrap naar waardigheid en vertrouwen
de verzorging van jonge kinderen. Door samen aan de slag te gaan, maken ze zich ook hun omgeving eigen en versterken ze niet alleen de relatie met elkaar, maar ook met de omgeving. Dat is wat Low (2009) bedoelt met de sociale constructie van de ruimte, die tot een daadwerkelijke verandering van de ruimte leidt. Volgens Di Masso (2012) baseren zowel groepen als individuen hun identiteit voor een belangrijk deel op de openbare ruimte waar ze verkeren. Die identiteit en verbondenheid met de wijk wordt extra versterkt door de plotselinge toestroom van bezoekers van buiten de wijk. De roltrap en alle publiciteit die dit project genereert, zorgen ervoor dat niet alleen overheidsinstanties de wijk nu regelmatig bezoeken, maar ook toeristen, bewoners van andere wijken en stedenbouwkundigen en architecten van over de hele wereld. Dit vervult de mensen met een enorme trots. Bewoonster Adriana Restrepo verwoordt het als volgt: “De roltrap is de moeder van ons allemaal geworden. Toen kwam de vader: de burgemeester. En toen de ooms en tantes: dat zijn de bezoekers van buiten de wijk.” De bewoners praten daarom met trots over ‘hun’ roltrap, die ze beschouwen als een groot cadeau of zelfs een uitvinding van God. De positieve aandacht voor dit project heeft de eerste aanzet gegeven de negatieve spiraal te doorbreken. De 26-jarige Leida zegt: “Door de roltrap zijn de ogen gericht op een bevolkingsgroep die zo lang was vergeten.” En Claudia, die net iets verder weg woont en zelf nauwelijks gebruik maakt van de roltrap stelt: “We hebben allemaal profijt van de roltrap, omdat het de aandacht vestigt op de buurt, ook al is het praktische nut beperkt tot een kleine groep.”
P. 22
Rooilijn
Jg. 49 / Nr. 1 / 2016
P. 23
Letty Reimerink
Meer dan mobiliteit
Kritiek op de roltrap is er natuurlijk ook: te prestigieus, te duur. De armoede en ongelijkheid zijn bovendien niet afgenomen. Projectmanager César Hernandez wordt bijna boos en roept: “Ik hoor ze wel, die criticasters, maar als ze alleen over een project praten, zonder enige kennis van het gebied, dan snappen ze er niets van.” Alejandro Echeverri, voormalig directeur van EDU onder Fajardo, heeft wel enig begrip voor de kritiek, maar stelt: “Je kunt niet verwachten dat wij in vier of zes jaar iets radicaal veranderen, dat in de loop van zestig jaar is ontstaan. Ons belangrijkste doel was om in te grijpen in het dagelijks leven van de mensen in Comuna 13.” Afgaande op bewoners als Adriana, is dat laatste zeker gelukt. Ze kan het bijna niet bevatten: “In een buurt die zoveel problemen heeft gekend, om daar iets fysieks te bouwen dat gebruikt kan worden om uit te rusten, om met mensen in dialoog te gaan en om mensen van over de hele wereld te ontmoeten…dat is volstrekt onlogisch!”
groots en innovatief project als de roltrap nodig. De tijd zal leren of het effect beklijft en of het geheel aan ingrepen, dat overigens onder het huidige bestuur lang niet zoveel aandacht meer krijgt, ook tot een economische verbetering zal leiden.
Letty Reimerink (
[email protected]) is Latijns-Amerikanist, sociaal-psycholoog en communicatiewetenschapper en werkt als freelancejournalist, stadsonderzoeker en moderator van dialoog in stedelijke ontwikkeling.
Literatuur Chappell, A.T., E. Monk-Turner & B.K. Payne (2011) Broken Windows or Window Breakers: The Influence of Physical and Social Disorder on Quality of Life, Justice Quarterly, jg. 28, nr. 3, p. 522-540 Coupé, F., P. Brand J. Dávila (2013) ‘Medellin: Institutional Context and Urban Paradigm Change’, J. Dávila (red.),
Urban Mobility and Poverty, Universidad Nacional de Colombia, Medellin, p. 55-67 Di Masso, A. (2012) Grounding Citizenship: Toward a Political Psychology of Public Space, Political Psychology,
Wie de roltrap alleen beoordeelt op zijn merites als transportmiddel schiet tekort. Dan is een investering van zes miljoen dollar voor tweeduizend dagelijkse gebruikers al gauw buitenproportioneel. De impact, bedoeld of onbedoeld, blijkt echter vele malen groter. De roltrap heeft de toegankelijkheid van deze buurt in Comuna 13 verbeterd. Het heeft plaatsen van ontmoeting gecreëerd, die de sociale cohesie en verbondenheid met de wijk versterken. Door het innovatieve karakter van het project en de bijbehorende aandacht heeft het bovendien bijgedragen aan een gevoel van trots en waardigheid en trekt de wijk eindelijk op een positieve manier de aandacht. Daarvoor was misschien wel een
jg. 33, nr. 1, p. 123-143 Jacobs, J. (1961) The Death and Life of Great American
Cities, Vintage Books, New York Low, S.M. (2000) On the Plaza: The Politics of Public Space
and Culture, Austin Texas University Press, Austin Low, S.M. (2009) Towards an anthropological theory of space and place, Semiotica, nr. 175, p. 21-37 Putnam, R.D. (2000) Bowling Alone: The Collapse and
Revival of American Community, Simon & Schuster, New York Rozema, R. (2008) Urban DDR-processes: paramilitaries and criminal networks in Medellin, Colombia, Journal of
Latin American Studies, jg. 40, nr. 3, p. 432-452