Roger Tan. Foto: Guido Benschop
Interview Roger Tan
Financieel brein tussen de architecten Architectenbureaus strijden hard om een aandeel in de gekrompen markt. Door tegen dumpprijzen de markt op te gaan, of juist kritischer te kijken naar te kiezen opdrachten en de potentiële winstgevendheid ervan. Broekbakema is een van de wat grotere bureaus die zich onderscheiden met een opkomend fenomeen: een aparte zakelijk directeur. In dit geval geen architect maar een econometrist: Roger Tan. Tekst: Bart Mullink
50
D
oorgaans zijn het architecten zelf die hun bureaus leiden, ook zakelijk. Sinds de bomen in de branche allesbehalve tot in de hemel groeien, neemt het besef toe dat een aparte zakelijke functie nuttig is. Een aantal bureaus, vooral grotere, loopt voorop met het betrekkelijk nieuwe fenomeen van de zakelijk directeur.
Aparte zakelijk directeur Broekbakema beprijst het werk realistisch Of het tot een benoeming daarvan komt, is behalve een kwestie van inzicht in de noodzaak, wellicht meer nog een kwestie van financiën, begrijpt Tan. “Ik zie het nog hoofdzakelijk gebeuren bij een aantal grote, professionele bureaus, oftewel degene die het kunnen betalen.” Zoals dus het Rotterdamse Broekbakema. Met zijn dertig medewerkers is het een van
Cobouw 50, november 2014
101
de grotere architectenbureaus van Nederland. Sinds 2004 huist het in de voormalige Van Nelle-fabriek in Rotterdam-Noord. Dit monumentale gebouw, dat sinds kort op de Werelderfgoed-lijst staat, blijkt ontworpen door de voorloper van dit bureau: Brinkman en Van der Vlugt. Het was het eerste ontwerp van dit in 1910 gevormde samenwerkingsverband dat zich later ontwikkelde tot Broekbakema. Daarna zijn aan het portfolio duizenden ontwerpen toegevoegd waaronder verschillende spraakmakende objecten. Zoals de aankomsthal en de werkplaatsen van de Holland-Amerika Lijn op de Kop van Zuid en het winkelcentrum Lijnbaan (beide in Rotterdam) Het Dorp in Arnhem, de Heineken-brouwerij in Zoeterwoude en het hoofdkantoor van Siemens in München. Financiële sector Tan onderscheidt twee soorten zakelijk verantwoordelijken bij architectenbureaus. De eerste, zoals hij zelf, komt van buiten de wereld van de bouwkundig ontwerpers. Na zijn econometriestudie werkte Tan twaalf jaar in de financiële sector, bij Robeco om precies te zijn. Toen dit bedrijf nieuwe huisvesting zocht, kwam hij in de rol van programmamanager voor het eerst serieus in de aanraking met de bouwwereld.
De tweede soort die hij onderscheidt, zijn de mensen met een technische-en/of ontwerpachtergrond die zich zijn gaan toeleggen op de organisatorische kant. Dat kan vaak prima, meent hij, aangezien architecten vaak mensen zijn die ook heel goed kunnen organiseren en bij uitstek in staat zijn verschillende belangen te onderkennen binnen hun speelveld. Jammer dus voor de bureaus die het vrijmaken van mensen voor de organisatorische kant van de zaak niet kunnen betalen want uiteindelijk is de zakelijk directeur of “zakelijke functie”, zoals Tan het formuleert, de investering meer dan waard.
‘‘Opdrachtgevers vragen onderscheidend vermogen” Iets vergelijkbaars geldt volgens hem voor het Bouw Informatie Model. Ook daarvoor zijn forse investeringen nodig, die vooral de kleine bureaus moeilijk kunnen doen. “Het aantal bouwprojecten is gedaald in de afgelopen vier jaar, maar als je kijkt naar het aantal projecten met vergaande toepassing van BIM,
dat is gestegen. En ik denk dat het werken ermee nog exponentieel gaat groeien.” Het moge duidelijk zijn: kleine bureaus kunnen het, zo denkt hij, als ze zelfstandig verder willen nog erg moeilijk krijgen. Verliespost “Architecten”, ziet hij, “zijn zeer gepassioneerd met hun werk bezig en willen voor klanten het onderste uit de kan halen. Als je vervolgens alle uren gaat tellen, kom je wellicht uit op een verliespost.” Prettig is het daarom als er binnen iemand is die de zakelijke kant beter bewaakt. “Dat is in het belang van de continuïteit van het bureau, en daarmee uiteindelijk ook van de klanten.” Een econometrist zonder veel kennis van bouw en architectuur als zakelijk directeur, het kan volgens hem goed en ook de collega’s lijken er goed mee uit de voeten te kunnen. “Je moet het zo zien: ik bemoei me niet met de architectuur van de projecten. En mijn twee mededirecteuren, beiden architect, zijn aan de andere kant maar wat blij dat ze alle beslommeringen over de operationele kant van het bureau aan mij kunnen overlaten.” Zijn benoeming vier jaar geleden viel samen met een grondige herstructurering van het bureau. Een die als belangrijk doel had het kostenniveau in lijn te brengen met de nieu-
Spraakmakende ontwerpen 2013
Plein 1944 Nijmegen, Soeters Van Eldonk
102
Cobouw 50, november 2014
Distributiecentrum Lidl Heerenveen, FKG architecten
De Rotterdam, OMA
Bouw Informatie Model De ontwikkeling naar een meer integrale samenwerking in de bouwketen blijkt vooral gunstig voor grotere architectenbureaus. Zij kunnen hun dienstverlening ten behoeve van het bouwproces in de nieuwe samenwerkingsverbanden verbreden en zijn in staat flink te investeren in het Bouw Informatie Model. Maar nu juist tegelijk de forse teruggang van de omzet voor architectenbureaus sinds 2008, en de daaruit voortvloeiende reorganisaties, hebben gezorgd voor een groot aantal kleine bureaus. Bureaus die zijn gekrompen door de terugloop in opdrachten maar ook veel zzp’ers. Die zijn nogal eens voor zichzelf begonnen onder het motto: liever alleen dan helemaal niet. Kleine bureaus kunnen hun slagkracht
echter vergroten door netwerken te vormen, hiervan bestaan reeds verschillende voorbeelden. Denkbaar zijn ook, bijvoorbeeld, een gezamenlijk onderzoeksbureau of gebruikmaking van bepaalde diensten van grotere bureaus. Die zien daarin op hun beurt weer een mogelijkheid om hun markt te verbreden. Ze kunnen bijvoorbeeld BIM-diensten aanbieden of organisatorische taken verzorgen. Broekbakema doet dat op het gebied van BIM bijvoorbeeld via een recent opgericht apart bedrijf (Symbolic). Ook grotere bureaus mikken soms op praktische samenwerkingen, bijvoorbeeld in een gezamenlijk tekenbureau, om op die manier tot het gewenste bredere pakket aan diensten te kunnen komen.
ruimtelijk en architectonisch. “Omdat mensen in die vestigingen de toekomst van de bedrijven moeten vormgegeven. Bedrijven zoals grote multinationals blijken maar wat graag bereid om daarvoor faire tarieven te betalen.” Logisch ook, onderstreept hij, aangezien de ontwerpkosten maar een fractie zijn van de totale investering terwijl de meerwaarde van goede ontwerpen voor dit soort klandizie enorm kan zijn.
Aan hem de taak creativiteit binnen Broekbakema in harmonie te brengen met de organisatorische kant van het bureau en de zakelijke belangen. Op basis van goede kostenberekeningen wordt duidelijk wat nodig
is om een acceptabele winst over te houden. Bijvoorbeeld door alle uren die in opdrachten worden gestoken realistisch te beprijzen. En daarmee vervolgens ook een duidelijke boodschap over het honorarium te hebben voor de opdrachtgevers. Een resultaat van deze zakelijke benadering is dat Broekbakema Europese aanbestedingen met een grote nadruk op prijs vaker aan zich voorbij laat gaan. Dat zijn vaak aanbestedingen waarop veel gegadigden afkomen, hoge kosten worden gemaakt met een kleine kans op slagen. Commercieel interessanter blijken grote bedrijven die veel waarde hechten aan het realiseren van een bepaalde kwaliteit, ook
De Rozet, Neutelings Riedijk
Rotterdam CS, Benthem Crouwel Architects, MVSA en West 8
Villa Kogelhof, Paul de Ruiter
we economische werkelijkheid. Een tweede, minstens zo belangrijk doel was, het bureau gereedmaken voor de toekomst.
‘‘Prettig als er binnen iemand is die de zakelijke kant beter bewaakt’’
Focussen Besloten werd in het kader van de herstructurering ook om nog nadrukkelijker dan voorheen te focussen op een relatief beperkt aantal typen projecten. De nadruk kwam te
Cobouw 50, november 2014
103
liggen op de soorten werken waarvan was gebleken dat ze goed bij het bureau passen. “Een tweede belangrijk besluit was om nog nadrukkelijker in te zetten op duurzaamheid, een derde de keus om de organisatie helemaal in te richten op het werken met het Bouw Informatie Model.” Van een extraatje, weet hij, veranderde duurzaamheid voor opdrachtgevers in hoog tempo in een harde eis. ‘‘Het is natuurlijk belangrijk
‘‘Ik bemoei me niet met de architectuur van de projecten’’
“En door bijvoorbeeld in de ontwerpfase al te kiezen voor een slimme oriëntatie van een gebouw kun je ook al een wereld winnen zonder extra kosten.” Duurzaamheid is zoals bekend een breed begrip. Dan: “Wij benaderen het zowel in de breedte als in de diepte. “We hebben vier jaar geleden besloten dat duurzaamheid helemaal in onze genen moest gaan zitten. Als richtsnoer hiervoor hanteren we de norm Breeam. Dat is een praktische kapstok om verschillende duurzaamheidsaspecten te kunnen benoemen.” Als voordeel van deze norm noemt hij dat een breed scala van aspecten ervoor meetelt. Van energie tot materiaalgebruik, verkeer, vervuiling en ecologie.
dat onze medewerkers er erg enthousiast over zijn, maar het is op de eerste plaats de klant die het moet willen. Maar los van de eerste klantvraag kunnen wij ook kijken wat binnen het project bijvoorbeeld eenvoudig te realiseren duurzame opties zijn en die dan aanbieden. Succes blijkt gauw verzekerd als zulke opties leiden tot kostenbesparing. Hij noemt als voorbeeld een school die is gebouwd volgens de passiefhuisnorm. Een kostenbesparing zit behalve in de lage energievraag ook in de relatief beperkte behoefte aan installaties.
Werk Terwijl het bouwvolume krimpt en de rol van architecten in bijvoorbeeld woningbouw onder druk staat, ziet hij ook ontwikkelingen die juist kunnen zorgen voor meer werk in zijn branche. Zo leidt de samenwerking in BIM tot een verplaatsing van de inspanning naar de voorkant van het proces, juist daar waar architecten hun bijdrage leveren. Wat de architectenbranche ook goed kan doen is volgens hem de opkomst van pps. “Wij werken voor zulke projecten vaak samen met aannemers in consortiumverband. Door
Museum de Fundatie, Bierman Henket
Waterplein Rotterdam, de Urbanisten
wat extra energie te steken in het ontwerp kunnen de bouwkosten en ook de kosten van beheer en onderhoud significant lager worden. Een keuze daarvoor betekent wat extra honorarium voor ons. Op het totale project een relatief bescheiden bedrag, dat daarna dubbel en dwars wordt terugverdiend.”
50
Rijksmuseum, Cruz y Ortiz en Van Hoogevest
Cobouw 50, november 2014
105