Roadbook 2
De toer van Bretagne
April 2011
Dag 1 : Van Dendermonde naar Saint-André d’Hébertot 469 km Zonnig Het weer is al wat warmer dan tijdens onze maidentrip in maart en daardoor nemen we al wat minder pulls mee en laden we meer t-shirts en shorts. Maar voor de zwembroek is het toch nog iets te fris. We vertrekken richting Gent, Oostende, Veurne naar Calais over de autostrade. Deze laatste , gelegen aan de Opaalkust, op de kortste afstand tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aan het Nauw van Calais telt ongeveer 80.000 inwoners.
De locatie zorgde ervoor dat men in de buurt, in Sangatte, de Kanaaltunnel heeft aangelegd. We doen we de eerste stop voor het traditionele ochtendsigaretje, koffie en pipipauze rond 11,15u. In Abbeville rond 12,30u lunchen we ook op een parking naast de autostrade. In 1665 vertrok Joost/Joseph van Robais vanuit Nederland met circa 50 wevers en een groot aantal weefgetouwen naar Abbeville in Noord-Frankrijk om er een weverij te beginnen. Hij was daarmee de grondlegger van het textielbedrijf Manufacture royale des Rames.Tot aan de Franse Revolutie was de familie Van Robais de rijkste van Picardië. In Vlaanderen roept de naam Abbeville voor sommigen dramatische herinneringen op. Hier werd immers een deel van de mensen die in mei 1940 op last van de Belgische overheid gearresteerd en op de zogenaamde Spooktreinen naar het Zuiden van Frankrijk gedeporteerd werden, door Franse soldaten bij de kiosk doodgeschoten op 20 mei 1940. Het weer is stralend, zonneschijn alom en ook al is deze ochtendrit geen visuele orgie, nogal triestig landschap, toch is het vakantiestemming. De hele dag toeren we verder want we willen zo snel mogelijk in Bretagne beginnen aan de toer van het franse schiereiland. De Fiat tuft heerlijk op de autostrade en we stoppen rond 16u in Pont l'Evêque waar we de nacht willen doorbrengen bij 'Les Tonneaux du père Magloire', een calvadosmuseum en restaurant(France Passion). Dit was echter een tegenvaller want we zouden moeten verblijven op de parking van het restaurant, wat op zich niet zo erg is, maar deze lag vlak naast een nogal druk kruispunt. Het is echter niet zo leuk om 's nachts uit je bed
figuurlijk gereden te worden dus beslissen we dicht in de buurt op zoek te gaan naar een andere France Passion. Na een rit door pittoreske landwegen en mooie dorpjes komen we aan in Saint André d'Hébertot, gelegen in de Calvadosstreek en 390 inwoners tellend. Een prachtige hoeve waar de dochter van de familie Boissel ons opvangt met de mooie grote Newfoundlander, die het erf bewaakt.
Zij laat ons de keuze om te staan waar we willen ..op het beton of op het net gemaaide grasveld/wei. Wij kiezen voor de wei waar we helemaal alleen plaats met hopen hebben. Vader Boissel komt een praatje slaan en vertelt ons dat gisteravond ook een Belg te gast was. Maar het seizoen zou laat gestart zijn dit jaar. We souperen hier onder de open luifel, en toen kregen we bezoek.
Een belgisch, limburgs gezin met 2 kindjes komt aanzetten en zetten zich over ons. Een gezellige babbel met info over Bretagne want zij komen terug van 1 week in die streek. Later komt nog een derde Belgische camper en gezellig keuvelen we over onze kampeerervaringen tot slaaptijd. De avond wordt nog bijzonder druk want tegen 22u staan 10 campers verspreid over het erf maar de rust blijft heersen. Het was het einde van de Paasvakantie en veel mensen waren op terugweg.
Dag 2 : Van Saint André d’Hébertot naar Andel 294 km Zonnig We vertrekken als eerste in Saint André richting Mont Saint Michel.
De Mont Saint-Michel is een rotsachtig schiereilandje in Frankrijk. Het eiland ligt ongeveer 1 kilometer uit de kust bij de plaats Avranches in Normandië. Het is oorspronkelijk een getijdeneiland: het was over land bereikbaar bij eb, maar bij vloed was het omringd door water. Tegenwoordig loopt er een smalle verhoogde weg naar het eiland. Het eiland, met zijn trapstraten, is alleen toegankelijk voor voetgangers.
In 1979 werd de Mont Saint-Michel en de omliggende baai uitgeroepen tot werelderfgoed door de UNESCO. De Mont is een must als je in deze streek bent en werd destijds gesticht door de heilige Aubert rond 700, die op de berg in eenzaamheid en verbondenheid met de natuur en de
zee kwam bidden. Volgens de legende zou de Aartsengel Michaël verschenen zijn aan de heilige Aubert, die visioenen kreeg over een kerk op de rots. St. Michaël beval de monnik om daar een kerk te bouwen, en de monnik begon in 708 aan de kerk op de rotspunt, dicht bij de kust, te bouwen. In 966 kwamen de Normandiërs op het rotseiland. Ze bouwden onderaan en rondom het klooster op de rotshellingen, woonhuizen. De Benedictijnen mochten er blijven. De stenen waarvan de kerk en het klooster gebouwd werden, kwamen van de eilanden Jersey en Guernsey.
Vanaf het ontstaan van de Mont Saint-Michel was de rots altijd omgeven door de zee, ook als het eb was. Maar rond 1400, toen Engeland in oorlog was met Frankrijk, werd het woud van Sissy, dat voor de rots en langs de kust 40.000 hectare besloeg, voor een deel afgebrand door oorlogshandelingen. Het woud werd tijdens de Honderdjarige Oorlog bijna geheel afgebrand en omgekapt voor hout. De Engelsen en Fransen voerden slag op het strand voor de Mont Saint-Michel. Het dorp aan de voet van Mont Saint-Michel werd verwoest en het klooster in brand gestoken, alsook het woud. Het bos hield het zand tegen, dat met de bijna altijd zuidwestelijke wind werd meegevoerd. Zo kon de Mont Saint-Michel niet verzanden. Maar nadat het woud voor een groot deel verdwenen was, begon de onverbiddelijke verzanding rondom de rots door de voortdurende zeewind. Zo komt het dat het rotseiland nu in een "op een woestijn lijkende" vlakte van zand ligt. Met springtij komt de zee toch tot aan de voet van de rots. Het getij komt dan zeer snel op. Een ruiter te paard had moeite om de vloed voor te blijven. Niettemin blijft het erg ondiep. Na de springvloed is het erg gevaarlijk om rond het rotseiland van de Mont SaintMichel te wandelen. Er ligt dan overal drijfzand. Na elke springtij verleggen onderzandse riviertjes zich en de kans op wegzinken in het verraderlijke zand is levensgroot. Er zijn grote werken gestart om de verzanding ongedaan te maken. Het parkeerplein bij de voet van de berg wordt verplaatst naar een plek enkele kilometers voor het eiland. De toegangsweg naar het eiland wordt vervangen door een passerelle. Een pendelbus zal de toeristen brengen naar de ingangspoort van het eiland.
Door toeristenfile laten we de Mont liggen ; we hadden hem in 2003 al bezocht, en onze wegen kruisen door de velden tot Cap Fréhel. Onderweg stoppen we om een lekker Bretoens pannekoekske te eten en ontdekken we oesterkwekerijen.
De kaap, die zowat 8,5 km van Fréhel haar dorpskom af ligt, en 4 km van Plévenon, is tot beschermd natuurgebied verklaard en staat bekend voor zijn rotswanden en zijn broedplaatsgebied van talrijke vogelsoorten.
De steile rotswanden, met een hoogte van om en bij de 70 meter, bestaan uit rode zandsteen, zwart leisteen en rooskleurige granietstenen.
De grasvelden die doorheen en langs de rotswanden lopen, maken deel uit van een prachtige heideveld, wat zo'n 300 ha uitstrekt. Op deze granietstenen lopen vergt wel een behendigheid en evenwicht, wil men niet ertussen vallen, tussen de rotsspleten en gaten. Daaroplopend en stampend klinken de bijna ronde granietstenen hol. Deze granietstenen hebben wel een ruwe bovenlaag dat een soort antislip vormt. Vooral bij hoog water kolkt, rommelt en dreunt het zeewater tussen en onderin de stenen. Sommige grillige gevormde rotsblokken staan bijna wankel en in balans op de andere rotsblokken, waarvan sommigen, vanaf een bepaalde punt gezien, namen hebben gekregen zoals o.a. "De hoed van keizer Napoleon" of de "Varkenskop", enz... Aan de kaap zijn twee vuurtorens opgericht. Eén van hen dateert uit de 17e eeuw en is tijdens de heerschappij van koning Lodewijk XIV door de beroemde generaal, vestingbouwer en architect Vauban in 1650 opgericht. De tweede en nieuwere vuurtoren waarvan de hoogte in 1950 werd bijgebouwd, mag in bepaalde periodes beklommen worden. In geval van gunstige weersomstandigheden biedt de toren een panoramisch vérgezicht en uitzicht tot bij de Kanaaleilanden.
Onze route brengt ons langs de Bretoense stijle kust met zijn typische stranden en kleurrijke rotsen tot in Andel waar "Le Pironnais" onze volgende FP stopplaats is.
Een boerderij waar vee gekweekt wordt en waar het dochtertje ons ontvangt en een gastenboek met lokale toeristische info overhandigd. We laten hier dan ook graag onze naam in achter de volgende ochtend wanneer we dit terugbrengen. De plaats is over de boerderij op een speciaal afgebakende plaats gelegen die in het veld naast de koeien ligt, midden in de natuur.
Geweldig.. we vinden hier een kraantje vlak naast de camper en we tanken vol. Later vervoegt een fransman ons. Max en Twix verdedigen hun plaats tegen de 2 farmdoggies, waarvan één pup maar dolblij is ons te zien en dit tot groot ongenoegen van Max, onze bruine labbie, die met zijn machogedrag deze kerels even wegjaagt, ..en blijft wegjagen gedurende een half uur want ze geven niet op. We genieten voor de lunch van de Pommeau die we kochten in Saint André terwijl we zien dat de fransman zijn camper hermetisch afgesloten heeft terwijl het buiten nog lekker zonneke is.
Dag 3 : Van Andel naar Guimaec 130 km Zonnig Op dag 3 willen we lozen en gaan op zoek naar de loosplaats in Hillion, die omgetoverd is tot een nieuwe autoparking.(te corrigeren in de Facile en route) We rijden verder tot in Binic waar een overvolle, met gezellige drukke camperplaats ons soelaas brengt. (POI : 48°36'01,28"N 2°50'08,17"W) Deze plaats ligt goed en biedt je de mogelijkheid om te voet het mooie plaatsje te bezoeken wat we niet deden want we willen verder. Nog veel te zien en nog ver te rijden.
Ons eerste bezoek is de kapel van Kermaria. By the way ==>alles in Bretagne begint met Ker wat 'plaats' zou betekenen in het Bretoens. De bewegwijzering is trouwens ook tweetalig, frans/bretoens.
Deze plaats is zo mooi en idyllisch, en kerkje is zo oud dat je er stil van wordt. Een klein oud vrouwtje houdt de kapel open en verdient haar luttele centje met het verkopen van souvenirs. Gebouwd in de XIIIe eeuw en geklasseerd als historisch monument sinds 3 juli 1907 biedt deze kerk mooie fresco's. In 1747 wordt de kapel eigendom van de familie Taillart.
Onderweg naar de volgende plaats stoppen we om de abdij van Beauport te bezoeken. Gesticht in 1202 door Alain Ier d’Avaugour, comte de Penthièvre et de Goëlo en gesloten in 1790. Louis Morand, Ijslandvisser uit Paimpol koopt een deel in 1797. De rest wordt eigendom van de gemeenschap van Kérity. Sinds 1862 wordt de abdij als historisch monument geklasseerd en slechts in 1992 worden belangrijke restauraties gedaan.
Een leuke wandeling rond de abdij is de moeite en de parking vlakbij is ideaal om de camper te zetten. We trekken verder tot in Paimpol waar we met zicht op de haven, (opletten : want we staan werkelijk op de rand van het water geparkeerd) een boterhammetje eten.
Nadien verkennen we dit mooi havendorp. Paimpol ligt op 12 km van Lanloup en ligt aan de uitgestrekte baai Anse de Paimpol, die bezaaid is met eilanden en klippen. De baai reikt van de Pointe de Bilfot in het oosten, tot aan de Pointe de l'Arcouest in het noorden. In de tweede helft van de 19e eeuw was Paimpol het grote steunpunt van de kabeljauwvissers. Deze periode wordt beschreven in de roman "De IJslandsvissers" uit 1886 van Pierre Loti. Paimpol is tegenwoordig vanwege zijn milde klimaat en zijn rijke vegetatie, een centrum van toerisme, met een haven die vooral voor jachten en pleziervaartuigen wordt gebruikt. Als badplaats is het minder belangrijk. Daarnaast is Paimpol een geliefde verblijfplaats voor kunstenaars en schrijvers.
Verderop in Tréguier ontdekken we een mooi typisch bretoens stadje waar je trouwens wel een stijle klim voor moet voor over hebben. Elk jaar op 19 mei wordt een religieuze proseccie gehouden, het "Pardon".
Tréguier is een oude bisschopsstad die op de hellingen van een heuvel aan de westoever van de Jaudy ligt, op een afstand van 15 km, ten westen van Paimpol. Het middelpunt van de stad is de Place du Martray, waar een monument staat voor de uit Tréguier afkomstige Ernest Renan. Aan het plein staat de voormalige kathedraal Saint-Tugdual (gestorven circa 564), uit de 14e en 15e eeuw Op weg naar rijden we naar Ploumanach maar de stad is niet camperminded en na wat rondtoeren beslissen we om verder te rijden en ontdekken in de baai van Ploumanach aan de overkant een mooi plekje, St Guinec, waar we de benen strekken en Max natuurlijk zijn buik lekker nat gaat maken in zee.
Hier vindt men de eigenaardige rotsformaties op de heide en aan de kust. Rotskust van roze graniet bij Ploumanac'h, vlakbij de vuurtoren die ook uit roze graniet is opgetrokken, bevindt zich een belangrijke post van de SNSM (Société Nationale de Sauvatage en Mer). Aan een lange boothelling staat hier een hangar met daarin een reddingsboot. In het hoogseizoen ligt deze boot vaak "klaar voor gebruik" op de boothelling, wat steeds veel kijklustigen lokt. Vandaar loopt de weg naar de badplaats Trégastel-Plage, die als badplaats ongeveer met Perros-Guirec te vergelijken is, terwijl het landschap waarin ze ligt meer op dat van
Ploumanac'h lijkt. Daarna komt men in het gehucht Penven, waarnaar rechts een weg naar de Ille Grande (heidelandschap) en naar links, een weg naar Pleumeur-Bodou afbuigt. Het laatste station op deze rondrit is de badplaats Trébeurden, die zeer uitgestrekte en mooie stranden heeft, vooral in het bijzonder de Plage de Tresneur. Vandaar rijdt men terug naar Lannion. Deze tour heeft een lengte van 40 km. Guimaec is onze volgende FP, het domein de Kerveguen.
De zeer rustige en uiterst flodderachtige huishond ontvangt ons bij deze ciderboer die ons de keuze laat om op de grindparking te blijven staan of bergop tussen de in bloei staande fruitbomen een plaats te nemen. Dit laatste doen we en gelukkig hebben we geen krassen op de camper want het was smal, bergop en zeer slecht berijdbaar. Maar het zicht was adembenemend mooi.
Dag 4 : Van Guimaec naar Plogoff 225km Zonnig 's ochtends rijden we door de baai van Kernéléhen naar Barnenez in de gemeente Plouezoc'h waar een enorme tumulus van 4500 jaar voor Christus ligt.
Een tumulus is in feite een berg van losse stenen die vroeger gebruikt werd als grafkelder en ingedeeld is in grafkamers.
Een grafheuvel is een heuvel uit de Oudheid waarin doden een laatste rustplaats kregen. Grafheuvels gelijken op een hunebed of dolmen, een aarden heuvel zonder de grote stenen die in het hunebed een ruimte vormen. Men is ervan overtuigd dat de grafheuvels gebruikt werden als begraafplaats, doordat er menselijke resten zijn gevonden. Soms werden meerdere malen mensen in dezelfde grafheuvel begraven. Ook zijn er grafheuvels die in verschillende tijden zijn gebruikt en aangepast. Men vermoedt dat grafheuvels, behalve om de doden een laatste rustplaats te geven, ook gebouwd en gebruikt werden voor verering. Grafheuvels werden opgeworpen in de late steentijd, de bronstijd en de ijzertijd. In grafheuvels die in de vroege bronstijd zijn opgeworpen bevinden zich soms keien. Ook de manier waarop doden ter aarde besteld werden verschilde per periode. Hieronder staan de perioden vermeld met erachter de manier van begraven/cremeren: Late steentijd → begraven in kuil, waaroverheen de heuvel werd opgeworpen Vroege bronstijd → crematie, urnen met asresten in heuvel Midden bronstijd → dode in uitgeholde boom in heuvel (boomkist) Late bronstijd → crematie, urnen met asresten in heuvel IJzertijd → het lijk werd verbrand, en de heuvel over deze plek opgeworpen
Na ons bezoek stoppen we de eerste keer in Guissény, een baai waar het water wegtrekt en waar we in feite op het strand staan. Ideale plaats om de lunch te nuttigen.
We zijn nu al enkele dagen onderweg en we dienen toch de frigo op te vullen wat we doen in Lannilis waar ook de brandstoftank even gevuld wordt. Na nog een rookpauze tussen Audierne en Pointe du Raz komen we aan in onze eindbestemming Plogoff, Pointe du Raz, le Fumoir du Pointe du Raz. Deze visrookerij, waar we onze avondmaaltijd kochten, biedt zijn afhellende tuin aan voor France Passion. Ons zicht op de omringende bretoense witte huizen is mooi , de zon straalt maar de wind waait want we zitten hier op één van de verst in zee stekende punten van Frankrijk.
Dag 5 : Van Plogoff naar Erdeven 167 km Zonnig Vroeg in de ochtend bezoeken we la Pointe du Raz.
Een stevige wandeling in de koele ochtendbries brengt ons op een mooie punt in de zee waar de vuurtoren midden op een rots in de branding staat te schitteren.
De golven klotsen en breken af op de rots, een mooi zicht. We zijn vroeg en gelukkig weinig volk want als je naar Bretagne komt , MOET je dit gezien hebben. Een staaltje natuur dat niet te versmaden is. Vroeger kon je hier vrij rondlopen maar Mijnheer Toerist deed alles naar de knoppen. Dus nu een pad waar je niet af mag maar dat maakt het niet minder indrukwekkend.
Pointe du Raz is een kaap aan de Finistère, regio Bretagne. Deze kaap is 72 meter hoog en steekt ver in zee. Het is mede met de Pointe Saint-Mathieu de verst uitstekende westelijke kaap van Bretagne en Frankrijk. Ten noorden hiervan, ligt de Pointe du Van, met daartussen, de brede Baie des Trépassés. Vanuit Audierne en via Plogoff, is deze mooie natuurkaap te bereiken. Bijzonder bij ruwe weersomstandigheden is de golfspeling, die tegen de klippen en de granietrotsen te pletter beuken, spectaculair. Dit kan men meemaken vanuit een uitkijkplaats. Maar bij kalmer weer slaan de golven nog hard tegen de rotsen, en kan men met behulp van een verrekijker, de duizenden zeevogels observeren, zonder veel last te hebben van de stormwind anderzijds. In de buurt van de Pointe du Raz, ligt de kleine haven Bestrée, van waaruit men in de zomer een boottocht van 60 km kan maken, met inbegrip naar het Île de Sein, in het Bretons Enez Sun, dat op een afstand van 13 km vóór de kaap ligt Na ons bezoek vlug langs de camperplaats in Plogoff waar niks werkt, dus dan maar naar de nabij gelegen camping die ons gratis vullen van water aanbiedt. Onderweg komen we langs de Chapelle de Languidou, een ruine van een kapel vlak bij Pont l'Abbé en behorend tot de gemeente Plovan. De intrinsieke schoonheid in een mooi kader geven haar een charme die toeristisch zeker zijn waarde kent.
In Pont l'Abbé nuttigen we de lunch naast het water op een grindparking op enkele honderden meters van het stadhuis om vervolgens de camper te droppen op de camperplaats van Concarneau , op 10 minuten wandelen van het dorp, en dit te bezoeken. (poi : 47°52'43,53"N 3°55'14,71"W)
De oude binnenstad van Concarneau, "La Ville Close", is gelegen op een eiland in de natuurlijke haven en is nog geheel omsloten door de oude stadsmuren. De Ville Close is de ommuurde oude stad, waarvan de stadsmuur en toren in de 16e eeuw werden vernieuwd, en in de 17e eeuw voor de artillerie omgebouwd. Tegenwoordig bevinden zich hier vele winkels en restaurantjes waardoor het een toeristisch karakter heeft gekregen. Via een brug is het eiland verbonden met de rest van de stad.
Vanouds leeft Concarneau van de visserij en de derde vissershaven van Frankrijk met een flinke plaatselijke vloot, een visafslag en twee scheepswerven. De vloot bestaat uit bordentrawlers (chalutiers) die vissen op leng, zeeduivel, rode poon en rode mul. Daarnaast vissen kleinere dagvissers met staande netten op tong en tarbot. Regelmatig leggen in de haven van Concarneau ook grote IJslandvaarders, koelschepen, volgeladen met vis aan, in de buitenhaven voor zeeschepen. Deze koelschepen staan net in 'brand', doordat hun koelruimen open staan en enorme koude vriesdampen opstijgen uit het ruim. In grote netten en met kranen worden grote vissen op de kade gelost voor de vismijnen. Soms gebeurt het wel dat een grote tonijn daarbij uit de netmazen glipt en kletterend stijfbevroren, op de kade valt. Sommige toeristen nemen dan de staart beet en laten zich fotograferen, alsof zij hem zelf gevangen hebben. Concarneau ligt zo'n 8 km ten zuidoosten van La Forêt-Mousterlin-Fousnant en is ook een badplaats met hele mooie stranden aan de Baie de La Forêt, waaraan de stad ligt.
Een uurke wandelen in dit toeristenpleisterplaatsje, een terraske doen en dan terug op weg .. naar Erdeven waar de kaasboerderij 'Lec Champ du Trèfle' op ons wacht. Vanzelfsprekend kopen we hier enkele soorten en hebben een heerlijke franse maaltijd 's avonds in het midden van de wei.
Dag 6 : Van Erdeven naar Javené 215 km Zonnig We gaan stillekesaan nu op terugweg naar het Noorden. Eerste werk van de dag : lozen op de camperplaats van Erdeven die aan verbouwing onderhevig was maar toch leuk eruit zag. Eerste bezoek van de dag : Carnac bekend van zijn préhistorische monumenten en grote stenen of megalieten genaamd. Bekende steenpatronen 'Les Alignements' in Carnac zijn die van Le Menec en Kermario.
In totaal resteren er nu nog ongeveer 2600 van de oorspronkelijke naar schatting 11.000 stenen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen (alleen)staande stenen (in Frankrijk menhirs genoemd), steencirkels (in Groot-Brittannië cromlechs genoemd) en grafheuvels (dolmens of tumuli). Vermoedelijk zijn deze stenen monumenten verbonden met prehistorische sjamanistische rituelen en werd rond 5000 v.Chr. begonnen met de bouw ervan. Daarmee zijn het de oudste bouwwerken in Europa. Recente onderzoeken hebben aangetoond dat veel van deze monumenten gekoppeld waren aan rituelen rond de zon en de maan. Het waren dus zo goed als zeker ook een soort kalenders. Hoe de - vaak zeer grote - stenen op hun plaats gebracht werden is tot op heden grotendeels een raadsel. We rijden via Auray en bezoeken de haven, St Goustan, genaamd. Auray ligt aan de gelijknamige rivier, welke vanuit de Golf van Morbihan volstroomt als het vloed wordt en weer leegloopt als het eb wordt. Verder staat Auray bekend om zijn vakwerkhuisjes en een ruïne.
Lunch op autorouteplaats tussen Vannes en Rennes. Vannes moet je bezoeken want zijn oude gevels en typische straatjes zijn echt de moeite.
In Rennes bestaat de camperplaats niet meer en eerlijk gezegd uitnodigend, dus rijden we verder richting Vitré.
is de stad niet echt
Hier lopen we rond en vinden het mooie oude centrum (waar net een oud lemen huisje afgebrand was) en het mooie kasteel wat omgevormd is tot gemeentehuis en dateert van omstreeks 1100 en werd in de 14e en 15e eeuw gerestaureerd. Het stadje Vitré ligt ongeveer midden tussen Rennes en Laval. Ten tijde van de hertogen van Bretagne was Vitré een grensvesting, net als Fougères een oude grensvesting was. De op een vooruitstekende gedeelte van een berg boven de Vilaine-rivier gelegen oude stad, is vandaag de dag nog gedeeltelijk door een oude vestingsmuur omgeven.
's avonds stoppen we bij een foie gras maker in Javené waar honderden eenden, ganzen en kippen ons opwachten. Ook hier kopen we lekkere streekgerechten en natuurlijk foie gras.
Dag 7 : Van Javené naar Saint Valéry en Caux 408 km Regen De dag start met regen als we in Javené doorrijden en heel de rit is het bewolkt en regenachtig. Dus de voet op de gas en homewaarts. Maar het is nog maar vrijdag dus beslissen we 's avonds te stoppen in St Valéry en Caux waar de camperplaats vlak naast de zee ligt. Gelukkig komen we vroeg aan en hebben we nog veel plaats wat een uurke nadien niet meer zo is. 40 campers en de tent zit vol. Ondertussen aanschouwen we met een glaasje Pomeau het spel van aanrijdende campers, oud en nieuw, en de taferelen die daar bij horen en vooral de parisien met zijn splinternieuwe camper die zich 3 maar verzet heeft.
Het centrum van St Valéry en Caux werd bijna volledig verwoest door de bombardementen in juni 1940 door de 7°pantserdivisie van Rommel. Hij had lucht gekregen dat de gealieerden plannen hadden om de landing te beginnen en verplichtte hen door deze bombardementen afstand te nemen en St Valéry als uitvalsbasis te nemen.
Dag 8 : Van Saint Valéry en Caux naar huis 286 km Zonnig en licht bewolkt Zaterdag tuffen we naar huis over Calais en Oostende en arriveren daar tegen 15 u.