Risico’s H E T N I E U W E G E Z O N D E V E R S TA N D | P R I VAT E W E A LT H M A N A G E M E N T S TA N D A R D S | R O N D E TA F E L G E S P R E K OV E R R I S I C O ’ S | WA A R S C H U W I N G S S I G N A L E N T I J D E N S H E T O P VO LG I N G S P R O C E S | H O R I Z O N TA A L TO E Z I C H T | V E R VO LG I N G VA N A D V I S E U R S B I J F R AU D E | C O L U M N J A A P VA N G I N N E K E N | B E V E I L I G I N G VA N V E R M O G E N D E PA R T I C U L I E R E N | ACT UA L I T E I T E N
www.futd.nl
Jaargang 1 september/oktober 2010 Nummer 2
Comenius
Executive leergangen over visie en leiderschap
Themaleergang Financiële Ethiek ‘Everything that can be counted does not necessarily count’, Einstein De themaleergang Financiële Ethiek slaat een brug tussen ethiek en de dagelijkse praktijk van financieel bestuur. Via vakoverstijgende colleges door vooraanstaande sprekers uit zowel de wetenschap als het bedrijfsleven worden actuele thema’s en dilemma’s onderzocht en besproken. Deelnemers scherpen hun eigen ethisch kompas aan. Thema’s: Ethiek en waardeontwikkeling, Rationaliteit van markten en bedrijven, Leiderschap en macht, Het belang van de klant, De integere organisatie, Persoonlijke vrijheid en moraliteit.
Start:
donderdag 11 november 2010, 6 x 2 dagen gespreid over 9 maanden, centraal in Nederland
“Door de leergang Financiële Ethiek word ik mij veel bewuster van de motieven waarmee ik mijn dagelijkse handelen vormgeef. Hierbij leer ik om mijn oordeel over mijzelf, anderen en bij dagelijkse dilemma’s uit te stellen, zodat ik besluiten meer weloverwogen neem. De leergang inspireert mij om mijn eigen handelen kritischer te beschouwen.” Deelnemer Jan Wietsma, partner Full Finance
Bel voor meer informatie: drs. Cathelijn Timmers, telefoon: 050 - 316 22 23 www.comenius.financiele-ethiek.nl
b ‘Van Ginneken is een veteraan op het gebied van financiële psychologie. Gek met geld biedt een uitstekend overzicht van het onderzoek op dit terrein.’ intermediair ‘Geld is een gevaarlijk goedje. Jaap van Ginneken laat zien wat het allemaal met ons doet.’ de pers
Verkrijgbaar bij uw (internet)boekhandel of via www.businesscontact.nl
Thema Risico’s INHOUD
OPINIE
PROFESSIONALISEREN
2
Jaap van Ginneken Column: Ons scheve geldbrein Ons brein zet ons voortdurend op het verkeerde been
3
George Möller Het nieuwe gezonde verstand Om toekomstige crises te bestrijden, is een terugkeer naar de moraal noodzakelijk
18 Gérard Lentz, Hans Gotink en Richard van den Heuvel Pas op! U nadert een onverharde weg Het herkennen van waarschuwingssignalen is noodzakelijk om de reis van het bedrijfsopvolgingsproces tot een goed einde te brengen
INSPIREREN
7
Rondetafelgesprek “Risico betekent altijd ellende” Thijs Jochems, Guus Boender en Foort Hamelink over risico, de financiële crisis, modellen en standaardprofielen
13 Charles Lowenhaupt Private Wealth Management Standards: Why advisors should support the initiative Stappenplan voor vermogende families en hun adviseurs
INFORMEREN
22 Harold de Kruijs In vijf stappen naar een goede beveiliging Gestructureerde aanpak is vereist om vermogende personen zo goed mogelijk te beveiligen 26 Maria Drok en Job Spijkerman Financieel adviseurs moeten goed opletten Bij fraude richt het Openbaar Ministerie zijn pijlen steeds vaker op de betrokken adviseurs 30 Jan Nieuwenhuizen en Eelco van der Enden Horizontaal toezicht voor private wealth? Nieuwe toezichtstrategie van de Belastingdienst ook in opkomst in de private wealth sector 34 Actualiteiten
Private Wealth Inspirerend vakblad voor de adviseur ‘Private Wealth’ is een tweemaan-
Redactiecommissie
Uitgever
niet 2 maanden voor het verstrij-
delijks vaktijdschrift voor professio-
Mr. X.G.R. Auerbach
Fiscaal up to Date BV
ken van de abonnementstermijn
nals die vermogende particulieren
Mw. H.P. de Boer (secretaris)
Mr. M.J. Wijnberg
schriftelijk zijn opgezegd.
en hun familie adviseren, zoals
Mr. R.N.J. Kamp (hoofdredacteur)
medewerkers van private banks,
Mw. drs. M.D.C. Kuijpers
Vormgeving
Hoewel de uiterste zorg is be-
vermogensbeheerders, fiscalisten,
L. Witteveen
Pino Design, Arnhem
steed aan de inhoud, aanvaarden
estate planners, compliance offi-
Mr. M.J. van Woerden
Druk
uitgever, redactie, noch auteurs
Artemis Printing, Eindhoven
enige aansprakelijkheid voor
cers, pensioenadviseurs en investment specialisten.
onvolledigheid of onjuistheid of
Redactieadres
de gevolgen daarvan.
De Boer Management Support
Abonnementen
‘Private Wealth’ bespreekt de
Mw. H.P. de Boer
Fiscaal up to Date BV
belangrijkste veranderingen en
Postbus 8075
Postbus 125, 5600 AC Eindhoven
Vermenigvuldiging en openbaar-
trends in de markt en legt daarbij
9702 KB Groningen
Telefoon (040) 292 59 57
making van ‘Private Wealth’ is niet
koppelingen naar de vereiste vaar-
Telefoon (050) 527 40 61
Fax (040) 292 59 55
toegestaan zonder toestemming
digheden van een adviseur van
E-mail:
[email protected]
E-mail:
[email protected]
van de uitgever.
vermogende particulieren. Ook
Internet: www.futd.nl ISSN: 2210-5603
schenkt ‘Private Wealth’ aandacht
Eindredactie
aan relevante vaktechnische ont-
ISJB Tekstproducties
Abonnementen kunnen op elk
wikkelingen op financieel, fiscaal
Jacco van den Boogaart
gewenst tijdstip ingaan en lopen
en civiel terrein.
automatisch door indien zij
© Fiscaal up to Date BV www.futd.nl/privatewealth
september/oktober 2010 private wealth
1
OPINIE COLUMN
Ons scheve geldbrein Door Jaap van Ginneken
In de financiële psychologie wordt onderscheid gemaakt tussen ‘onzekerheid’ en ‘risico’. In het eerste geval weet je helemaal niet wat je boven het hoofd hangt. In het tweede geval denk je daarentegen goed te kunnen inschatten hoeveel kans er is op problemen. Kwanten of ‘quants’ proberen onzekerheid om te zetten in risico, door flink te rekenen met behulp van steeds ingewikkelder computermodellen. In de piekjaren waren er zo minstens duizend gepromoveerde topwiskundigen actief op Wall Street. Maar de ‘New York Times’ meldde in september dat de meeste van deze ‘rocket scientists’ de duikeling tóch niet hadden zien aankomen, en dat veel bekende ‘quant funds’ daarom inmiddels zijn leeggelopen.
Dr. J. van Ginneken is spreker en schrijver van het recent verschenen boek ‘Gek met geld Over financiële psychologie’.
Dat komt ook doordat onze psychologische percepties van risico’s uitzonderlijk ingewikkeld, gelaagd en tegenstrijdig zijn. Vraag: welke dieren veroorzaken jaarlijks in Amerika en Europa de meeste doden? Haaien, krokodillen, slangen, beren, herten of koeien? En meteen nóg een vraag: wie heeft de grootste kans om ooit jouw moordenaar te worden, kijkend naar jezelf en de kringen om je heen: huisgenoten, buurtgenoten, landgenoten, immigranten of buitenlanders? Aan je eerste reactie merk je dat je de neiging hebt hiermee de fout in te gaan. Want herten veroorzaken jaarlijks de meeste doden. En degene die de grootste kans heeft om jouw moordenaar te worden, ben je zelf. In de dagelijkse omgang worden wij ook voortdurend door ons ‘scheve geldbrein’ op het verkeerde been gezet. Een heel nieuwe richting is daarom ‘behavioral investing’, waarbij de belegger probeert gebruikt te maken van dergelijke inschattingsfouten door anderen. Een mooi voorbeeld is de ‘cover curse’, waarbij een CEO of bedrijf als ‘succesvol’ op de omslag van de bekende financiële bladen verschijnt. Op dat moment stromen nieuwe beleggers toe, maar het blijkt beter te zijn om je dan juist snel uit de voeten te maken. Het is een aantal jaren achtereen goed gegaan – deels door toeval, geluk of vindingrijk boekhouden. Maar de omslag komt meestal onafwendbaar naderbij, net als de ‘terugkeer naar het gemiddelde’. Er zijn zelfs nog veel wonderlijker invloeden aangetoond. Serieus universitair onderzoek, gepubliceerd in serieuze academische tijdschriften, heeft een hele reeks van rare marginale effecten aan het licht gebracht. Zoals effecten van hemellichamen: veel ochtendzon draagt bij tot opgewektheid op Wall Street, bij midwinterblues is het omgekeerde effect te zien. Ook volle maan en de overgang naar zomer- of wintertijd hebben effect. Zelfs zonnevlekken en ‘vrijdag de dertiende’ zouden soms invloed blijken te hebben. En niet te vergeten... een verloren finale op het WK voetbal. Het risico zit dus soms in een heel klein hoekje.
2
private wealth september/oktober 2010
Van Ginneken was jarenlang associate professor, onder andere aan de Universiteit van Amsterdam
Thema Risico’s OPINIE
Het nieuwe gezonde verstand Door George Möller
Er is de afgelopen jaren heel veel gebeurd en uit die gebeurtenissen moeten we lering trekken. De belangrijkste les is die van het (her)gebruik van het gezonde verstand. Met de economen voorop hebben we in het verleden te veel vertrouwd op het gedrag van de kudde en dat gedrag bepalend gemaakt voor ons eigen handelen. Zelfs tegen beter weten in. Wij hebben te veel vertrouwd op de dictatuur van de economische modellen die ons onterechte zekerheid verschaften. En niet in de laatste plaats hebben we ons laten leiden door de kortetermijneffecten, ten koste van onze langetermijndoelen. Die twee zijn immers vaak elkaars vijanden. Kortom: we moeten onbevooroordeeld ons eigen gedrag evalueren. Eén van de oorzaken van de kredietcrisis is het onverantwoord handelen van mensen. Met deze constatering rijst de vraag hoe mensen zich wél moeten gedragen om in de toekomst een nieuwe crisis te voorkomen. Om te beginnen moeten overmatige beloningen worden aangepakt en moeten beloningsstructuren worden gewijzigd. Overdadige gretigheid en het nemen van onverantwoorde risico’s zijn vormen van gedrag die niet langer getolereerd kunnen worden. Maatschappelijke opinie
De brede maatschappelijke opinie is dat bedrijven zich veel duurzamer moeten opstellen: veel meer gericht op de klant, klimaatneutraler en met aandacht voor het herstel van uitgeputte bronnen. Wie een boom kapt, heeft de verplichting een nieuwe te planten. Verder is
er een maatschappelijke consensus over het niet-produceren en -consumeren van producten die zijn vervaardigd door aantasting van ons milieu of uitbuiting van onze medemens. Van kinderarbeid of slavernij mogen we niet profiteren. Professionele beleggers die het vermogen van klanten beheren, overwegen om niet langer te beleggen in bedrijven die zich aan dit soort praktijken schuldig maken. Uit de praktijk blijkt dus dat we na alle crises niet langer bereid zijn om waardevrij naar de financiële wereld te kijken. Integendeel: we hebben nu een duidelijke mening over hoe mensen en instituten zich moeten gedragen. Economie en moraal
De economische wetenschap komt voort uit de moraalwetenschappen en is daar heel lang een onder-
Drs. G.A. Möller is vakcoördinator van de Comenius leergang ‘Financial Ethics’, voorzitter van de Raad van Toezicht van de Autoriteit Financiële Markten, en niet-executief bestuurslid van de beursorganisatie NasdaqDubai in de Verenigde Arabische Emiraten
september/oktober 2010 private wealth
3
deel van geweest. Pas in de negentiende eeuw heeft zij zich daarvan losgemaakt en een plaats als zelfstandige wetenschap opgeëist. De eerste stappen zijn gezet door Adam Smith, met de ontwikkeling van zijn visie op welvaartontwikkeling en de moraal. Na hem kwamen verschillende andere invloedrijke economen als Malthus, Mill en Marshall, die eveneens tot de ‘moraaleconomen’ kunnen worden gerekend. Hun uitgangspunt was dat de economie niet onverschillig kan staan ten opzichte van het gedrag van mensen en de rol die mensen tegenover elkaar spelen. Anders gezegd: het rekening houden met de consequenties van het gedrag, was een onderdeel van de economische studie. En de visie die economen hadden op het gewenste gedrag, was niet waardevrij. Adam Smith had een uitgesproken voorkeur voor een economie die in haar handelen geheel werd vrijgelaten, maar aan de basis van Smith’s denken lag de notie dat het individu waardig zou handelen. Weliswaar zou hij het eigen belang najagen, maar door dit te doen, zou hij tevens welvaart schenken aan de gehele gemeenschap. “Rising tides lifts all boats”. Smith had duidelijke denkbeelden over de waardigheid waarmee het individu zich in het economische proces zou gedragen. Hij ontwikkelde daarvoor een eigen stelsel van deugden en plaatste deze deugden in een hiërarchisch verband, naar mate van de relevantie daarvan voor het maatschappelijke verkeer. Exacte wetenschap
In de loop van de negentiende eeuw veranderde dit denken en werden vraagstukken steeds vaker benaderd vanuit de visie dat economie een exacte wetenschap is. Voor het beschrijven en oplossen van problemen, werd de hulp van de wiskunde ingeroepen. Feiten werden verzameld, bewerkt en geïnterpreteerd, zónder de toevoeging van een waardeoordeel over het menselijk handelen. De economie als moraalwetenschap was nu definitief in verval. De mens werd in de meest letterlijke zin gereduceerd tot een normaal mens en de economie werd beschouwd als een vorm van mechanica. Grote namen in dat denken waren Lionel Robbins en natuurlijk Milton Friedman, maar ook de recent overleden icoon Paul Samuelson. Random walk
Samuelson was onder meer van mening dat economie heel veel kon leren van natuurkunde en de wetten van
4
private wealth september/oktober 2010
thermodynamica. Enkele van zijn heel grote ideeën waren de zogeheten ‘efficiënte-markten-theorieën’ en de ‘optietheorie’. Zo stelde hij in een paper dat in markten die goed waren voorzien van informatie en die competitief en speculatief waren, de koersvorming van financiële activa zich zou gedragen volgens een ‘random walk’ proces. Hierbij baseerde Samuelson zich op het concept van de ‘Brownian motion’, genoemd naar de Schotse botanist Brown, die onderzoek deed naar de gedragingen van deeltjes in vloeistoffen en gassen. Een doorbraak in het denken was dat dit concept ook de basis kon vormen voor het modelleren van koersontwikkelingen op de markten voor financiële waarden. Want als de aandelenmarkten perfect waren geïnformeerd, waarom zouden de koersen zich dan niet net zo gedragen als de deeltjes in de studie van Brown? Het begrip ‘random walk’ had zijn intrede gedaan in de financiële theorievorming. Fouten met fatale gevolgen
In de periode 1960-2008 werd zowel de theorievorming rondom dit denken als de bouw van modellen verder verfijnd en geoptimaliseerd. Dat ging gepaard met het toepassen van deze modellen voor het behalen van geldelijk gewin. Dit gebeurde met name in het kloppende hart van grote financiële instellingen. Academici werden ondernemers. De potentie om met nieuwe inzichten geld te verdienen, bepaalde in hoge mate het tempo van de academische prestaties. En in het heetst van de strijd vergat men de randvoorwaarden waaronder de modellen werkten, en werden de modellen voor het gemak algemeen toepasbaar verklaard. Alleen al deze fout had fatale gevolgen, maar er werden nog meer fouten gemaakt. Zo ging iedereen dezelfde algoritmes gebruiken. Met deze complicatie konden de modellen vervolgens zelf niet omgaan. Zij waren niet in staat om de interacties van deelnemers op de financiële markten te vatten. De voorbode dat niet alles klopte, was de zware correctie op de aandelenmarkten in 1987. De tweede waarschuwing kwam met de deconfiture van LTCM (Long Term Capital Management). Paniek is slecht te modeleren en daarom werden deze gebeurtenissen maar verklaard binnen de context van de bestaande theorie. De eenvoudige verklaring werd dat de normaal verdeling vette staarten had. Het was wel de eerste erkenning dat het menselijk gedrag zich niet laat verpakken in een random walk proces.
Thema Risico’s
Als mensen in paniek raken, letten zij meer op elkaar dan dat zij hun eigen verstand volgen.
Paniek
Irrationeel handelen
En toen kwam in 2008 de kredietcrisis en begon het besef door te breken dat modellen uitsluitend goed werken op rustige momenten, maar niet als je ze écht nodig hebt, namelijk ten tijde van een crisis. Modellen geven namelijk geheel verkeerde uitkomsten in situaties waarin mensen in paniek raken. Mensen handelen dan immers irrationeel en letten meer op elkaar dan dat zij hun eigen verstand volgen. Als iedereen verkoopt, is er geen koper; hierdoor verdwijnt bij grote crises de liquiditeit van markten. Banken trekken hun kredietlijnen in en professionele handelaren mijden de markt, waardoor markten hun vermogen om efficiënt te zijn nu ook vanuit een institutionele oorzaak verliezen. De grote vergissing van de vorige eeuw is dat we de kapitaaleisen van financiële instellingen hebben gebaseerd op modellen die doen alsof paniek niet bestaat, en tegelijkertijd onze financiële activa waarderen op een marktwaarde die het resultaat is van de waankoersen van in paniek geraakte mensen. De asymmetrie van deze twee methoden is ten tijde van paniek volledig. Dit noodzaakt ons tot wijzigingen omtrent het bepalen van de kapitaaleisen voor banken en tot herbezinning van de wetenschap. We mogen het gedrag van de mens niet langer waardevrij beoordelen en dat heeft fundamentele gevolgen voor het economische denken.
Zijn alle economen dezelfde weg ingeslagen? Neen! Er was een beroemde econoom die er afwijkende inzichten op nahield, en om deze reden in de tweede helft van de vorige eeuw uit de mode raakte. Keynes heeft het gedrag van mensen ooit beschreven door introductie van het begrip ‘animal spirits’. Mensen handelen volgens Keynes niet altijd economisch optimaal, maar laten zich leiden door dierlijke instincten. Zo laten mensen zich ook bij financiële beslissingen beïnvloeden door voorliefdes en affecties. Mensen handelen vanuit emoties; ze bedriegen en ze raken in paniek. Mensen laten zich leiden door valse informatie (zoals geruchten) en lijden aan nominalisme (nominale bedragen verbloemen reële grootheden). Kortom: mensen handelen vaak economisch irrationeel. En de modellen houden daar geen rekening mee. Dat is niet erg, zolang het individuele irrationele gedrag van de mens zich op macro-economisch niveau neutraliseert. En dat is nu juist níet het geval. Het tegendeel is waar: het versterkt zich juist. In de mondiale economie verspreidt informatie zich in een milliseconde en dat geeft bij de deelnemers aan het economische verkeer gelijktijdig aanleiding tot hetzelfde irrationele gedrag. We geloven allemaal dat hetzelfde aandeel bij een beursgang van een onderne-
september/oktober 2010 private wealth
5
ming (IPO) sterk in waarde zal stijgen en het gevolg is dan ook dat de koers van dat aandeel stijgt tot irrationele hoogte. Maar andersom raken we ook allemaal op hetzelfde moment in paniek. En dan is niemand in de markt bereid om al die verkooporders op te vangen. Tweaken
Wat zijn nu de gevolgen van deze nieuwe inzichten voor de economische wetenschap en voor de academische vorming van een nieuwe generatie van beslissers? Een beroemde econoom die zijn hele leven heeft geloofd in een waardevrije economie en in zijn beleid altijd sterk heeft geleund op modellen en naakte economische feiten als de basis voor analyse, is Alan Greenspan, die van 1987 tot 2005 voorzitter was van de Federal Reserve Board. In zijn boek ‘The Age of Turbulence’, dat hij heeft geschreven na zijn aftreden als president van de Federal Reserve Board, gaat hij in op het economische denken en handelen in een belangrijke periode van onze recente geschiedenis. Hij beschrijft onder meer hoe het kapitalistische systeem zich heeft ontwikkeld. In de nieuwste uitgave van zijn boek heeft Greenspan een epiloog toegevoegd. Blijkbaar voelde hij de behoefte om zelf verantwoording af te leggen over het ontstaan van de kredietcrisis. Greenspan komt tot de conclusie dat de macro-economische modellen en de risicomodellen van financiële instellingen niet in staat waren om het irrationele gedrag van mensen – de ‘animal spirits’ – te incorporeren. Hij noemt dit ‘an important missing explanatory variable’. Greenspan is niet zo bezorgd over het irrationele gedrag van mensen; het gaat hem erom dat het waarneembaar en systematisch is. Volgens Greenspan kunnen we het probleem nu oplossen door deze vorm van menselijk gedrag toe te voegen aan de modellen door zogeheten ‘add factors’. Hij zegt letterlijk dat modellenbouwers hun vergelijkingen moeten ‘tweaken’ om dit irrationele gedrag op te nemen in de modellen. Fundamentele aanpak
Eerder maakten we de staarten van de normale verdeling dikker, maar dat heeft niet geholpen. Verder ‘tweaken’ zal ook niet helpen. En hier komen we bij de kern van de conclusie van dit artikel: we kunnen toekomstige crises niet meer oplossen door de parameters van het systeem te veranderen. Het is een soort van ‘DDR-denken’ om te menen dat als we de marges
6
private wealth september/oktober 2010
veranderen, het systeem zich opnieuw zal bewijzen. De oplossing moet komen uit een veel fundamentelere aanpak. Het denken dat economie een waardevrije wetenschap is, heeft schipbreuk geleden en behoort nu tot de theorieën van het verleden. De normale mens bestaat niet en het is juist het abnormale gedrag dat – als het collectief wordt vertoond – leidt tot grote systeemrisico’s. Wat de toekomst heeft, is de erkenning dat modellen een instrument zijn in het economische denken, maar beperkt toepasbaar zijn. Toekomstige crises kunnen alleen worden begrepen en bestreden door een oordeel te vormen over hoe mensen – zowel consumenten als producenten – zich moeten gedragen. Alle constateringen die aan het begin van dit artikel zijn geformuleerd, geven aan dat we te maken hebben met een fundamentele verandering van denken en dat alleen die verandering ons kan behoeden voor nog grotere crises dan die we nu net achter de rug hebben. De terugkeer naar de moraal is geen terugkeer naar het oude en benauwde middeleeuwse denken van goed en kwaad. Het gaat daarentegen om een bewuste oriëntatie op de lange termijn en op hetgeen dat op de lange termijn houdbaar is, zowel in sociaal-maatschappelijk als economisch als ecologisch opzicht. ‘Moraal’ is een ander woord voor duurzaam ondernemen en consumeren, een pleidooi voor niet waardevrij handelen. Dit vormt ook een uitdaging voor de wetenschap. Visie ontwikkelen
Ook op het vakgebied van beleggen en vermogensbeheer is duurzaamheid een belangrijke factor. Duurzaamheid staat voor het oog hebben voor de langetermijnoverwegingen van een belegger en de langetermijnaspecten van een belegging. Daarbij is het belangrijk om een visie te ontwikkelen waarin het eigen geloof in een belegging of in een te kiezen vermogenscategorie een belangrijke bouwsteen moet zijn. Het beleggen omdat anderen hetzelfde doen, is een te zwakke basis voor beleggingsgeluk. Verder is het van belang om rekening te houden met het ongewisse gedrag van beleggers. Ook in de grootste markt kan de liquiditeit opdrogen. Dat betekent dat posities nooit te groot mogen worden. Zorg dat er voldoende liquiditeiten zijn om een door de dierlijke instincten veroorzaakte storm te doorstaan; ooit zal de fundamentele waarde weer prevaleren. Modellen zijn weliswaar heel belangrijke hulpmiddelen, maar vertrouw vooral op het nieuwe gezonde verstand.
Thema Risico’s PROFESSIONALISEREN
“Risico betekent altijd ellende” Rondetafelgesprek - Door Marijke Kuijpers en Lodewijk Witteveen
De financiële sector en het begrip ‘risico’ zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Eén van de belangrijkste risico’s binnen de financiële wereld is het beleggingsrisico, waarmee alle vermogensbeheerders – en hun klanten – te maken hebben. Hoe moet de sector nu met dit risico omgaan? In welke mate is risico te meten? En welke rol spelen modellen en standaardrisicoprofielen? Private Wealth legde tijdens een rondetafelbijeenkomst vier pittige stellingen over deze thema’s voor aan drie deskundigen: Thijs Jochems, Guus Boender en Foort Hamelink. Vooraf: wat moet worden verstaan onder het begrip beleggingsrisico?
Boender: “We kijken veel te vaak naar het risico van een portefeuille, terwijl je eigenlijk moet kijken naar wat dit risico betekent voor degene van wie de portefeuille ís. Dat is immers degene die het risico draagt. Daarom moeten we het beleggingsrisico herdefiniëren in wat de gevolgen zijn voor het individu als een en ander niet uitpakt zoals vooraf was gedacht. Risico betekent altijd ellende; je moet naar de component van die ellende kijken.” Jochems: “Er is niet één risicobegrip, want er zijn tientallen verschillende typen risico’s. Het grootste risico bij beleggen is dat de percéptie die de eigenaar van het vermogen heeft van het risico dat hij loopt, afwijkt van het daadwerkelijke risico. Hiertussen blijkt steeds weer een groot verschil te zijn.” Hamelink: “Heel vaak is men de doelstelling van beleggen uit het oog verloren: waarom beleggen we? Beleggen is een middel om bepaalde doelstellingen te bereiken. Bij een pensioenfonds is dat het opbouwen van een bepaalde dekkingsgraad, het zekerstellen van de pensioenen. Voor de particulier is die doelstelling misschien iets anders, bijvoorbeeld het zeker-
stellen van een bepaald inkomen over een bepaald aantal jaren, of het overdragen van het vermogen aan de volgende generatie. Deze doelstellingen moet men steeds voor ogen houden.” Stelling 1: ‘De financiële crisis heeft duidelijk gemaakt dat beleggingsrisico vooraf niet meetbaar is’
Hamelink: “Risico is iets wat je niet kunt meten; je kunt dit alleen maar schatten. Je kunt niet zeggen: ‘het risico van deze portefeuille is 10%’. Maar je kunt wel aan de hand van historische gegevens of andere informatie een schatting maken van wat het risico in de toekomst zal zijn, al zal de uitkomst altijd anders zijn dan de schatting. De moeilijkheid hierbij is dat het schatten van het beleggingsrisico meestal is gebaseerd op de aanname dat de rendementen een normale verdeling hebben. Bij die aanname is er maar een heel kleine kans op extreme negatieve en positieve rendementen. En we weten allemaal dat die extreme – vooral negatieve – rendementen zich in de praktijk veel vaker hebben voorgedaan dan bij een normale verdeling te verwachten valt. Dit komt doordat we bij het meten van risico gebruikmaken van de standaarddeviatie. Die kunnen we eigenlijk alleen maar toepassen als de rendementen een normale verdeling hebben, en we
september/oktober 2010 private wealth
7
weten dat die normale verdeling niet geldt. Maar de standaarddeviatie is wel een eenvoudige maatstaf van risico.”
De drie deskundigen Prof. dr. G. (Guus) Boender is Board Member van Ortec
Boender: “Risico is wel meetbaar, maar niet perfect. Dit komt doordat we beleggingsrisico’s meten met modellen die zijn gebaseerd op de werkelijkheid. Er is maar één model dat de werkelijkheid precies benadert, en dat is de werkelijkheid zelf. Maar die kan je uitsluitend benáderen en daarom zijn alle modellen een niet-perfecte afspiegeling van wat er in de werkelijkheid gebeurt. Veel mensen – ook in de institionele wereld – stellen modellen en de werkelijkheid echter aan elkaar gelijk, en verwarren die dus met elkaar. Het gevolg hiervan is dat zij aan de klant een risicoperceptie overbrengen die niet alle risico’s omvat die er in de wereld zijn.” “Voor de crisis realiseerden we ons al dat het werken met de normale verdeling voor geen centimeter klopt. Maar als je alle meest kritische artikelen van vóór de crisis over modelleren en het uitrekenen van risico’s erbij haalt, en je legt de crisis daar vervolgens overheen, moet zelfs de meest kritische modellenman toegeven dat het nog complexer was dan we al dachten.”
Finance. Hij is één van de oprichters van Ortec en is professor Asset Liability Management aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Drs. M.J.M. (Thijs) Jochems was eerst werkzaam als onroerend goed analist, waarna hij bij CLBN werkte, eerst als aandelenanalist en later als statutair directeur. Daarna was hij achtereenvolgens directeur beleggingen bij Achmea Asset Management, Country Manager equities bij CSFB en CEO België en Nederland voor de CS Group. In april 2009 werd Thijs zelfstandig ondernemer en startte hij samen met een aantal partners Tethys Capital, een hedge fund organisatie. Hij vervult nog een aantal adviesfuncties bij pensioenfondsen. Dr. F. (Foort) Hamelink is risk manager bij Lombard Odier Darier Hentsch & Cie in Geneve en Amsterdam, waar hij werkzaam is voor het Bureau Fiduciair Management. Dit bureau houdt zich bezig met vermogensbeheer, geïntegreerd met riskmanagement, balansbeheer, doelstellingen en corporate governance. Tot de cliëntenkring van Foort
Hamelink: “De modellen zijn de tools voor de belegger om de juiste keuzes te maken. Het blijft uiteindelijk de belegger die de beslissingen neemt.” Boender: “Wat de crisis betreft, zat in onze modellen wel degelijk een – weliswaar heel kleine – kans op het uitbreken van de crisis. Bij een vereenvoudigde veronderstelling, met een 100%-aandelenportefeuille, kwam uit het model statistisch gezien een kans van 2,5% op een negatief rendement over een periode van 25 jaar. Dat wisten we vóór de crisis. We kenden de risico’s dus en hebben ze ook gezien, maar hoeveel adviseurs en vermogensbeheerders hebben tegen hun klanten gezegd dat er statistisch gezien een kans van 2,5% is dat zij over een periode van 25 jaar negatief uitkomen? Ik denk zomaar dat dit in heel weinig brochures heeft gestaan. We zijn dus hevig tekortgeschoten in hoe we die risico’s naar onze klanten hebben kunnen communiceren. Hierbij moet wel gezegd dat als we al de bedoeling hadden om ze te communiceren, de klanten vaak niet wilden luisteren. Het is vrij duidelijk waarom we risico’s nemen, maar die worden vaak niet gecommuniceerd en de klanten willen ze niet horen.”
8
private wealth september/oktober 2010
behoren pensioenfondsen, stichtingen en vermogende families. Daarnaast is hij parttime Associate Professor of Finance aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.
Hamelink: “In een crisisperiode is er vaak sprake van zowel een dalende aandelenmarkt als een dalende rentemarkt. De ‘regime switching modellen’ proberen een crisisperiode in een vroeg stadium te identificeren. Deze modellen gaan uit van twee regimes. Het eerste is een normaal regime, waarin alles goed gaat. Vrij lage volatiliteiten, een negatieve correlatie tussen rente en aandelen, een positieve risicopremie en een goed werkende diversificatie. Dit regime duurt gemiddeld 48 maanden. In het tweede regime, dat gemiddeld 9 maanden duurt, is de volatiliteit bijzonder hoog en is er een positieve correlatie tussen rente en aandelen. In 2008 en 2009 deed dit tweede regime zich voor: eerst ging de aandelenmarkt naar beneden, evenals de rente, en na het herstel gingen de aandelen en de rente allebei fors omhoog. Regime switching modellen proberen die twee regimes te identificeren. Dit zijn heel interessante en intuïtieve modellen, die
Thema Risico’s
laten zien dat modellen meestal goed werken, maar onder een normaal regime. In het tweede regime, het crisisregime, kan er van alles gebeuren. De modellen werken vaak niet meer en als belegger is het de kunst om door die periodes heen te komen zonder het kapitaal van de klant te verliezen.” “We kunnen niet zonder modellen. Ook in de communicatie naar de klant hebben we een kwantificering van het risico nodig; het risico moet tastbaar worden. Daarvoor hebben we modellen nodig; die zijn niet perfect, maar dienen als hulpmiddel.” Jochems: “Mijn grootste bezwaar tegen het praten in en over modellen, is dat je er niet aan ontkomt dat mensen, als ze de uitkomst van het model zien, denken: ‘en zo is het dus’. Mensen gaan de uitkomsten van het model verabsoluteren. Dat is wat er altijd mee gebeurt. Daarom ben ik huiverig om zomaar met stan-
daardmodellen en standaardprofielen te komen. Want de kans is groot dat de vertaling – de interpretatie – die hieraan wordt gegeven door de klanten én de mensen in de financiële instellingen, niet correct is. Een model moet een gereedschap zijn, geen uitkomst.” Boender: “Er zijn niet zo veel modelmensen die de relativiteit van modellen goed snappen. Dat begint op de universiteit, omdat we ze daar te absoluut onderwijzen.” Jochems: “Ze vergeten dat de veronderstellingen die zijn gehanteerd bij het maken van het model, bepalend zijn voor de uitkomsten van het model. Die uitkomsten worden vaak rücksichtslos ingevoerd, en de uitkomst ‘is dan dus zo’. Dat wordt de waarheid. De terugkoppeling naar: ‘ja maar, deze uitkomsten zijn alleen maar op basis van die veronderstellingen geldig’, wordt dan niet meer
september/oktober 2010 private wealth
9
Thijs Jochems:
“Het grootste bezwaar tegen modellen is dat mensen de uitkomsten van het model gaan verabsoluteren.”
“Als iemand je niet kan uitleggen wat je risico’s zijn, moet je het niet doen. Want ieder risico zou uitlegbaar moeten zijn.”
gemaakt. En dat is het standaardprobleem bij het gebruikmaken van kwantitatieve modellen in het beleggingsvak. En dat begint inderdaad op de universiteit.” Stelling 2: ‘De (wetenschappelijke) kennis over beleggen en de bijbehorende risico’s staat nog in de kinderschoenen’
Boender: “Op deze stelling wil ik graag reageren met een anekdote. Eén van mijn klanten is het CERN pensioenfonds in Zwitserland, dat is het pensioenfonds van de organisatie waar ze die deeltjesversneller hebben; daar werken 4.000 geleerden. Als ik die mensen vertel wat we weten over de aandelenrisicopremie, denken ze dat ik hen fop. Ze kunnen zich niet voorstellen dat we er zo weinig van weten. In hun perceptie zitten we in de economische wetenschap op een niveau van 100 jaar vóór Newton. We weten namelijk niks. Het enige wat we weten, is wat de aandelenrisicopremie over een bepaalde historische periode gedaan heeft.” Jochems: “Als je het hebt over de kennis in de markten, bijvoorbeeld bij de Angelsaksische investment banks, is mij juist opgevallen dat die ongelooflijk veel weten. Waar volgens mij de kern van het probleem ligt, is in de vraag of economie een vak is of een wetenschap. Eén van de uitgangspunten van Paul Zane Pilzer, die buitengewoon hoogleraar was in Harvard, was dat economie geen wetenschap is. De economische ‘wetenschap’ is gebaseerd op schaarste. Schaarste is een relatief begrip, en nu schaarste door een versnelling van de impact van innovaties ook al binnen generaties begint te veranderen, is zijn stelling
10
private wealth september/oktober 2010
dat het schaarstebegrip geen deugdelijke te verifiëren hypothese is. En dus is de economie volgens hem geen wetenschap. Overigens wordt of iets wetenschappelijk is of niet, mijns inziens meer bepaald door de wijze waarop je iets onderzoekt, dan door het onderwerp op zich. Je kunt bepaalde onderdelen van ons vak wel wetenschappelijk benaderen.” Hamelink: “Hét kenmerk van de economie en de financiële markten is de psychologische reactie van de mens. En wat we proberen te doen met modellen, is steeds series en data te modelleren. Maar wat we eigenlijk modelleren, is de psychologische reactie, het gedrag van de mens.” Stelling 3: ‘Voor particuliere beleggers is standaardisering van risicoprofielen (het door de AFM opgelegde modelmatige werken) een verbetering’
Hamelink: “Voor kleine vermogens kan het standaardiseren en het onderbrengen van klanten in standaard risicoprofielen uit kostenoverwegingen de enige oplossing zijn. Maar het kan wel heel gevaarlijk zijn. Elke klant is anders, en heeft een aparte doelstelling. Je kunt twee klanten hebben met hetzelfde vermogen, maar met heel andere doelstellingen, waardoor zij heel anders tegen risico aankijken. Die moet je dan ook verschillend benaderen.” Jochems: “Als een regelgever zegt: ‘ik vind dat jullie modelmatig moeten werken’, bedoelt hij eigenlijk: ‘Ik wil dat jullie op een bepaalde manier een soort toet-
Thema Risico’s
Guus Boender:
“We kenden de risico’s al voor de crisis en hebben ze ook gezien. Maar risico’s worden vaak niet gecommuniceerd en de klanten willen ze niet horen.”
“De optimale combinatie is het model mét de expert.”
sing doen van datgene wat er gebeurt ten aanzien van de doelstelling’. Maar dan is het gevaar groot dat degenen die de plicht hebben om die werkwijze te volgen, de eigenlijke doelstelling gaan vervangen door de doelstelling: ‘als we het model van de regelgever toepassen, hebben wij aan onze plicht voldaan’. Het middel wordt dan het doel, wat misschien een totaal andere uitkomst tot gevolg kan hebben dan eigenlijk de bedoeling was. Dit is een typisch voorbeeld van een doel-middel-verwarring, die uiteindelijk tot een ongewenste uitkomst kan leiden.” Boender: “Jaren geleden ging er een schok door de wereld van de planners, toen er in Parijs een mevrouw was die de planning van de ziekenauto’s deed. Zij moest nodig met pensioen en werd vervangen door een model. Maar dat model kon het niet winnen van die mevrouw. Mijn eigen bedrijf leeft voor 100% van modellen, dus je zou van mij verwachten dat ik zeg dat je die modellen móet hebben, en dat die planners allemaal naar huis kunnen. Maar dat ga je van mij niet horen, want de optimale combinatie is het model mét de expert. Die combinatie is niet te verslaan.” “Iemand die modellen écht snapt, zal nooit beweren dat die modellen die planner kunnen vervangen. Want als je dit probeert, zijn er twee dingen die je niet pakt. Ten eerste pakt het model niet alles met betrekking tot economische vooruitzichten – anders zou een bedrijf ook geen strategieafdeling nodig hebben, als dat allemaal in modellen zou passen. Ten tweede mist het model de gedachte van ‘ik zorg voor mijn klant’. De risicohouding is namelijk per mens verschillend, en dat past niet in een model.”
Jochems: “Je hebt een dynamische weging van een aantal variabelen in de werkelijkheid die met menselijk gedrag te maken hebben, wat in een model nooit helemaal te vangen is.” Boender: “De mens is het uitgangspunt, pas daarna komt het model. Dat is niet meer dan een hulpmiddel.” Stelling 4: ‘Banken/vermogensbeheerders moeten worden verplicht om een riskmanager aan te stellen om de belangen van de particuliere beleggers te behartigen’
Hamelink: “Een riskmanager is heel belangrijk, maar we moeten wel goed bekijken wat zijn rol zou moeten zijn. Wat hij niet moet zijn, is iemand die op het ergste moment roept: ‘er is iets met BP gebeurd, jullie moeten nu BP gaan kopen’. Zijn rol moet wél zijn om ervoor te zorgen dat er zo min mogelijk onaangename verrassingen komen. Dit doet hij door de risico’s in kaart te brengen, waarna het aan de manager van de portefeuille is om beslissingen te nemen.” Jochems: “Het algemene probleem is de mismatch tussen de incentive structuur en wat mensen moeten doen. Hoe los je dat op? Kan je binnen een organisatie een riskmanager benoemen die betaald wordt door het management en die moet rapporteren aan het management, maar die desondanks de belangen van de klant behartigt, zelfs als hij hiermee ingaat tegen de belangen van het bedrijf? Dat kan je vergeten; een riskmanager gaat binnen zijn organisatie niet in tegen de belangen van diezelfde organisatie. Ja, wel zolang de belangente-
september/oktober 2010 private wealth
11
Foort Hamelink:
“Ook in de communicatie naar de klant hebben we een kwantificering van het risico nodig; het risico moet tastbaar worden. Daarvoor hebben we modellen nodig; die zijn niet perfect, maar dienen als hulpmiddel.”
genstellingen niet te groot zijn. Maar mijn ervaring in organisaties is dat er maar heel erg weinig mensen bestand zullen zijn tegen de druk die de organisatie op hen uitoefent bij conflicterende belangen. Als je private banker bent, is jouw eerste belang de klant. Totdat jouw organisatie je zó op je nek zit, dat je wordt ontslagen als je niet de organisatie voorrang geeft.” “Ik denk dat de beste oplossing is om een goede incentive structuur te faciliteren. Dan wordt een aantal richtlijnen opgesteld, die transparant moeten zijn en die moeten worden opgenomen in het contract: ‘dit is jouw portefeuille, en dit is wat we ermee gaan doen’. En dan heb je een riskmanager die toetst of de karakteristieken van de portefeuille in overeenstemming zijn met de afspraken. Als de manager van de portefeuille dan bepaalde richtlijnen overtreedt, moet de riskmanager dit signaleren en zeggen: ‘je bent in overtreding’. Kortom: je moet niet de uitkomsten vastleggen, maar de riskmanager een set aan criteria geven aan de hand waarvan hij kan toetsen.” Boender: “In mijn branche heb ik een simpel idee bedacht. Sommige – zelfs grote – fondsen hadden op het dieptepunt een dekkingsgraad van circa 80%. Maar dan nog kan je niet objectief vaststellen dat ze foute besluiten hebben genomen. In de financiële wereld kan een goede beslissing namelijk slecht uitpakken. Toen dacht ik: ‘wat we wellicht kunnen doen, is criteria opleggen aan het besluitvormingsproces dat tot bepaalde keuzes heeft geleid’. Met deze criteria kan je grote bloopers voorkomen. Na een besluit kan je dan bepaalde checks doen: heeft die groep ernaar gekeken, en op wat voor manier?
12
private wealth september/oktober 2010
Een riskmanager zou ook zo’n rol kunnen vervullen. Die zou 25 planners onder zijn hoede kunnen hebben, en zeggen: ‘ik kijk af en toe eens mee, en ik probeer bepaalde dingen te ontdekken en bepaalde dingen mee te geven aan die planner’.” Tot besluit: een laatste woord
Hamelink: “De adviseur, de manager, moet altijd goed in de gaten houden wat de doelstelling van de klant is, en diens belang vooropstellen. Dit wordt te vaak vergeten.” Boender: “De modellen voor financiële planning zijn een buitengewoon nuttig hulpmiddel, zowel voor de advisering als voor de accounting en deze vorm van risicomanagement, maar ook niet meer dan dat. Want de adviseur moet altijd centraal blijven staan.” Jochems: “Risico is een veelvuldig begrip, en heel subjectief. In ieder geval heeft het atijd betrekking op de waarschijnlijkheid dat je een andere uitkomst krijgt dan waar je op ‘rekent’. Risico is per definitie meetbaar, omdat het een waarschijnlijkheid betreft. Anders spreken we over onzekerheid. Wat voor de één een risico is, is voor de ander helemaal geen risico, niet alleen omdat mensen anders zijn, maar ook omdat veel mensen de hoeveelheid data die over de wereld wordt uitgestort, verwarren met informatie. Er is een groot verschil tussen data en informatie. Wat voor de één een datum is, is voor de ander informatie, oftewel een besliscriterium. Wat ik mensen zou willen meegeven, is: als iemand je niet kan uitleggen wat je risico’s zijn, moet je het vooral niet doen. Want ieder risico zou uitlegbaar moeten zijn.”
Thema Risico’s PROFESSIONALISEREN
Private Wealth Management Standards: Why advisors should support the initiative Door Charles Lowenhaupt
The Institute of Wealth Management Standards is leading an initiative to develop principles-based Standards for private wealth holders. To date, the initiative has involved wealthy families and family offices and has the overwhelming support of families participating in the project. The Standards will allow private wealth holders worldwide to articulate their expectations of their service providers and establish a framework for the monitoring, auditing, and managing of significant wealth. The fact that the initiative is being led primarily by wealth holders and family offices, however, does not mean that the advisory community should not be studying the initiative and encouraging it. Indeed, advisors who adopt the Standards will benefit by being in synch with clients. Advisors who embrace the Standards also will be able to do their jobs more effectively in an era that demands far more accountability and transparency from service providers. Bernie Madoff
The news about Bernie Madoff’s gargantuan fraud first broke when I was in New York. The night after the announcement, I was meeting with a former family office executive who had offered to introduce me to a lawyer for many very wealthy New York families. When I asked the family office executive whether she had
heard of Bernard Madoff, she said that of course she knew ‘Bernie’ and asked me why. I showed her the morning paper and she became white. “The family I worked for had all its liquidity with Bernie, more than $1,2 billion. They are broke today.” Later, we met the lawyer, and he told me he had represented seven families who were “billionaires on Thursday and broke on Friday”, all victims of Madoff. When I asked how this could happen, each responded that the families ‘trusted’ Bernie and believed he had integrity. I thought about this statement and consulted a few trusted advisors to wealthy families and then took this matter up with the Lowenhaupt Global Advisors Global Council, a number of well-regarded advisors to wealthy families worldwide. We concluded that integrity and trust are the starting points of a process and not the ending points. Any good swindler
Charles A. Lowenhaupt is Chairman & Chief Executive Officer at Lowenhaupt Global Investors, USA
september/oktober 2010 private wealth
13
starts with a reputation for integrity. Trust is subjective and one cannot be easily dissuaded from trust. Any consideration of an investment manager or program must start with integrity and trust but should not stop there. Loss of trust
The worldwide chaos of 2008 – Madoff, Lehman, UBS, Stanford – did much damage to the trusted relationship between advisors to families of significant wealth. The financial chicanery unearthed then resulted in a loss of trust and a suspicion that financial service advisors could not be relied upon to put the clients’ interests first. Wealth holders now believe that advisors’ interests are out of whack and are not aligned with their own. Wealth holders also realized that the lack of transparency and tools to evaluate risk are either lacking or nonexistent. Finally, wealth holders recognized that they must become much more active in their wealth management to keep the greed of their advisors in check. Trust and integrity
From the wreckage of this period, from the realization that trust and integrity are only the beginning, emerged the Principles of Private Wealth Management. The Principles, articulated by the advisors who comprise our Global Council, were not intended to be exclusive and were not intended to be ‘best practices’. In fact, they are fundamental (please see Principles sidebar). Indeed, any wealth holder adopting those principles would have been protected against most of
De redactie van Private Wealth is verheugd dat de Amerikaanse expert Charles Lowenhaupt een bijdrage levert over een nieuw internationaal initiatief voor vermogende families en hun adviseurs, namelijk ‘The Institute for Wealth Management Standards’. Na de wereldwijde chaos in 2008 omtrent onder meer Madoff en Lehman Brothers, heeft Charles Lowenhaupt in samenwerking met andere profes-
the damage caused in 2008 and beyond. A family could trust Bernie and believe he had integrity, but they would not use Bernie because he would not allow them to separate custody and management. “I love you Bernie, but I cannot use you because our rule is that someone on our team has to understand how what you are doing works.” So we were convinced that Principles were more needed than ever before by wealth holders. We also recognized that principles representing process are not easy to implement. As one UK family office executive put it: “They need to be built into a family’s DNA; otherwise they are forgotten quickly.” Don Trone, one of the world’s foremost experts on investment standards and fiduciary practices, offered to help develop ‘Principlesbased Standards’ that would give family offices and wealth holders the framework necessary to implement the principles. His vision is that the Standards will ultimately become standards for purposes of ISO or the national standards setting organizations so that they clearly reflect what wealth holders want. Enthusiastic support
The Institute for Wealth Management Standards was conceived as a Swiss not-for-profit entity to implement and safeguard the Standards. Campden Media joined in the effort once it surveyed its constituency of wealthy families globally and found enthusiastic support for the concept. Through presentations around the world, the Institute took its message to family offices and wealthy families and received enthusiastic support. The ‘Principles-based Standards’ are now undergoing review and comment by wealth holders who are visiting www.wealthstandards.org to review the principles and standards and comment on them. Families representing more than $100 billion in wealth have already commented on the Standards, and they overwhelmingly support the movement.
sionele partijen een helder stappenplan opgesteld voor vermogende families en hun adviseurs. De opgestelde Private
How the Standards work
Wealth Management Standards dragen bij aan het profes-
The Standards can be customized and then adopted family by family. A sound process would be to use the Principles as the foundation for a discussion by family members, a discussion to emphasize the importance of process in wealth management and the fundamentals of wise wealth management. A family might deci-
sionaliseren van de relatie, met als doel dat de cliënten rust hebben en kunnen genieten van het opgebouwde vermogen. In dit artikel gaat de auteur in op de achtergrond, inhoud en praktische toepassing van de richtlijnen.
14
private wealth september/oktober 2010
Thema Risico’s
de that certain principles need not apply to them in certain circumstances or that principles not enunciated should be added to the principles they will adopt. The discussion within the family allows an opportunity for the family to approach its wealth management from a reasoned and objective direction without emotion and with a focus on the abstract. A Chinese patriarch commented that that discussion was exactly what his family needed: “It allows us to look at the big picture and then ask someone to drive that into details.” Standards Director
The Standards themselves set out the role of ‘Standards Director’. This is a person, perhaps the family office executive, perhaps a family member, perhaps a lawyer or accountant, who takes the Standards as set out by the Institute and adopts them to the Principles and specifics of the family. In effect, the Standards Director develops the plan for the processes to be used to manage family wealth and then monitors that plan over time to make sure it is working. The family members can then lead their lives knowing that their principles are being enforced. The Standards initiative provides a fabric of process so that each family does not have to create process from whole cloth. It also allows families worldwide to articulate together what is expected of providers in terms of alignment, transparency, design around objectives, and independent understanding. One family insisting on transparency can be ignored by a big bank, which can replace that one customer with many. But if hundreds of wealthy families insist on transparency, a bank will surely design transparent products. The Standards initiative will also allow the development of support for Standards Directors in the form of education and resources as well as the development of ways a family can have independent review of whether their wealth is being managed in accordance with principles. We have seen these resources develop, as instructional programs, auditing agencies, and certification bodies, with respect to fiduciary practices. They will surely evolve as well with respect to wealth management practices. The long-term goal is to allow every wealth holder to lead his life fully in the comfort of knowing that the wealth is being managed responsibly.
Support from the advisory community
Members of the wealth advisory community are now starting to support the Standards initiative. Advisors recognize that the Standards will allow us to deepen and build on relationships with our clients by serving as a framework within which we can communicate more easily. The Standards will contain the seed of every meaningful conversation we can have with wealthy family members, starting with the question, “What is your wealth for?” – a question that must be answered under the first Principle. The subsequent Principles then move onto questions of how to define transparency, how to comply with requirements of stewardship, how to build diversification, and where to go for support and counsel. In essence, all of the most difficult questions about managing wealth that face both advisors and families are addressed in the Principles. Speak with one voice
Some of the large banks have worried that the capacity of wealth holders to speak with one voice will challenge traditional business models of the banks by requiring unconflicted advice, transparency, and reevaluation of compensation programs. Indeed, by giving the wealthy of the world the capacity to demand excellence much as the world’s large institutions can now demand excellence, the Standards level the playing fields and require the product manufacturing elements of the financial services industry to offer wealthy families what they offer large endowments and institutions. If that leveling of the playing field challenges traditional bank business models, it is time to challenge those models. Financial service institutions can adapt. Relationships built on trust
If there are lessons from the past ten years, a central one is that our industry has unlimited genius and creativity in developing products and services. But large members of the industry have lost sight of the core of our business – relationships built on trust. Only through careful commitment to building relationships can we play our true role as counselors. We should not become mesmerized by the product of the moment. There is enough worldwide manufacturing capacity to create world-class investment services. Only when we have the foundation of a strong client relationship should we start constructing or resourcing products and services. And those should con-
september/oktober 2010 private wealth
15
form to the requirements of the client. Just as the architect does not buy building materials before he designs the house, we must understand the needs of the clients and conceive the way to meet those needs before we resource the investment product. Our capacity to understand what the client needs must derive from clear communication and using data objectively. The Standards provide the framework to collect that data and to allow clear communication by our client. They provide the foundation for disciplined process (sorely needed by any family in dealing with its wealth advisors). They allow the true advisor to play the role of Standards Director, gathering information and ideas from family members and processing them so that they can become part of the family’s wealth management program. Ultimately, the Standards assist our clients in expressing what they expect of us and others. We can build process into the client’s thinking and convey our belief that sound wealth management melds process and wisdom. Cohesive force
At Lowenhaupt Global Advisors, we have found that the principles we promulgated and the Standards being developed by the Institute for Wealth Management Standards have helped us serve our clients and build relationships. Though we have no direct economic interest in either the Principles or the Standards, we find them invaluable for discussing process and in communicating with our clients. The Family Office Channel, whose partners include wealthy families, foundations and service providers, has decided to use the Standards initiative itself as a cohesive force in the organization, as the framework for conversations relating to all areas of wealth management. Again advisors are finding that channels of communication, process and wisdom can derive from the Standards and allow them to help clients’ wealth meet the purposes the clients have set for it. Advisors seeking to serve their clients exceptionally well and maintain the highest levels of integrity and professionalism should support principals-based Standards. After the broken trust and painful losses of the past two years, advisors have more to gain than lose by supporting the efforts of and for their clients to help their clients achieve reliable wealth management.
16
private wealth september/oktober 2010
Principles of Wealth Management for private wealth holders and related parties Introduction
Private wealth has always been vulnerable to economic chaos, fraud and institutional instability. As wealth and its service industry become global, contagions that can destroy private wealth may spread quickly and devastate individuals, families and guardians of significant wealth anywhere on earth. In the global community of private wealth, where men, women and families live, work and invest around the world and are connected to each other and their advisors by technology spanning borders and oceans, laws enacted country by country cannot alone insulate from misfortunes such as economic chaos, fraud, or failure of institutional infrastructure. Instead, protection lies in each wealth holder imposing sound process that remains constant and stable even in perilous times or under dangerous conditions. That protective process must ensure that best practices and fiduciary standards are always in place to insulate wealth from corruption wherever the wealth is located and by whomever it is controlled. Once adopted, those principles will allow significant private wealth to serve its purposes and give owners the freedom fully to lead their lives. There follow Principles of sound wealth management appropriate for any private party and the wealth entities for which he or she is responsible. These principles form the basis of best practices for the individual owning wealth, the family office or trusted advisor managing the family wealth, the private philanthropic foundation, the private trust, and similar entities holding private wealth. These principles are implicit in any “fiduciary standards” imposed by law or regulatory or professional bodies but are not themselves intended to encompass all or be limited to “fiduciary standards.” The Principles may represent the foundation for developing best practices and the tools for training those who aspire to be responsible wealth holders in the modern world.
Thema Risico’s
Principles
1. The wealth holder, the Trustees of a Trust, or the Directors of a Foundation shall articulate purposes, goals, objectives, expectations, and risk tolerance with respect to the wealth and shall be ultimately responsible for maintaining the currency of that articulation.1 2. With respect to a Family Office, a Trust, or a Foundation, the governance structure together with various governance roles and responsibilities shall be clearly set forth and shall include provision for the communication of those roles and responsibilities and assurance that they are understood and accepted. 3. Any Trust or Foundation and any Trustee or Director shall adhere to best fiduciary practices, and there shall be established process for monitoring the discharge of fiduciary duties by the Trust, Foundation, a Trustee or a Director. 4. Succession shall be set out where possible and shall be considered. For the wealth holder provisions shall be in existence for disposition of assets and management of affairs from and after death or in the event of incapacity. For the Family Office, Trust or Foundation, provision shall be made for succession of governance and management. 5. Each investment portfolio shall be diversified as completely as practical. There should be diversification of asset classes, investment managers, investment style, currencies, banking and brokerage exposure and geopolitical risks. 6. Every portfolio shall have an Investment Policy Statement, and every manager shall have a clearly articulated mandate; and the Investment Policy Statement and mandate shall be monitored. 7. Any investment portfolio shall be designed taking into account the assets, objectives, needs, and character of the owner and/or beneficiary and should be monitored with those in mind; and a Foundation shall have a process to determine whether the investment program reflects the values of its mission and its philanthropic grant program. 8. There shall be clear, disciplined and objective process for selecting, monitoring, removing and replacing investment managers, custodians, banks, trade execution, accounting and other professionals.
9. Any investment manager or specific fund to be used shall have a strategy and style which can be easily understood and explained to others by the wealth holder or by one of the trustees, directors, or staff members of the Trust, Foundation or Family Office. If no one other than the investment manager or the fund representative is able to explain the strategy and style, the manager or fund shall not be used. 10. Special scrutiny and limitations should be applied to any investment manager who does not provide complete transparency or whose portfolio is not liquid; such investments are not prohibited but should be limited in proportion to total portfolio investments. 11. Custody of assets, accounting for assets and investment management services shall each be performed independently and separately. 12. There shall be established process for managing and monitoring internal and external resources. 13. There shall be full transparency of fees and expenses. 14. Compensation and fees paid to staff, directors and governors of Family Offices, Foundations or Boards shall not be calculated on the basis of “investment return” of shorter duration than five years. Any salary, bonus or fee must be fully disclosed as to its amount and its calculation. Any direct or indirect payment to or for staff or governors other than a payment designated salary, bonus or fee (or similar designation) is prohibited. 15. Self-dealing by staff, trustees, or directors of any Family Office, Trust or Foundation is strictly prohibited. Investment portfolios of those parties shall be subject to strict disclosure rules which assure compliance with the prohibition against selfdealing. Any grant or payment to any agency or company in which such a party has any interest whatsoever should clearly reflect that interest in the deliberation relating to that grant or payment. 1] Whenever used in the Principles, terms like “Trust”, “Foundation”, “Family Office”, “Trustee”, “Trustees”, “Director” and “Directors” are intended to include not only entities and persons so designated but also similar entities and persons serving similar roles.
september/oktober 2010 private wealth
17
INSPIREREN
Pas op! U nadert een onverharde weg Door Gérard Lentz, Hans Gotink en Richard van den Heuvel
Stel: u rijdt samen met uw cliënt in zijn luxe personenauto. Hij rijdt en u navigeert, met de kaart op schoot. U bent namelijk in een gebied aanbeland waar zó weinig mensen komen dat het navigatiesysteem geen uitkomst meer biedt. “Pas op,” zegt u, “we naderen een onverharde weg!” Voor u ligt een slecht begaanbare weg, vol kuilen en gaten. U constateert dat deze weg onbegaanbaar is voor deze auto. Blijkbaar heeft u beiden het waarschuwingsbord bij de vorige afslag niet gezien. Uw cliënt vraagt: “Hoe gaan we nu verder?” Wat doet u? Binnen een familiebedrijf is het opvolgingsproces als een lange reis, met u als gids – zonder navigatiesystemen, maar met ouderwetse ‘kaarten’. Als financieel adviseur weet u van de hoed en de rand. Fiscale constructies, estate planning, governance structuren en zelfs erfrechtelijke kwesties hebben voor u geen geheimen meer. Uw toolbox zit dan ook vol met allerhande ‘harde’ oplossingen. In dit artikel laten wij u zien dat het vooral de zachte, onverharde kant van het opvolgingsproces is waar de hardste risico’s blijken te liggen, namelijk bij de sociaalpsychologische aspecten. Aan de hand van praktijkvoorbeelden krijgt deze zachte problematiek handen en voeten. Waarschuwingssignalen zijn vaak goed zichtbaar, maar worden niet altijd gezien. Hoe u deze signalen kunt herkennen en wat u vervolgens moet doen, zijn de twee vragen die in dit artikel worden beantwoord.
G.P. Lentz werkt als zelfstandig organisatieadviseur en is de initiatiefnemer van Familieopvolging.nl H. Gotink is organisatieadviseur en executive coach Drs. R.C.J. van den Heuvel is bedrijfskundige en werkt als sales- en marketingmanager bij Zwart Mul Accountants en adviseurs.
18
private wealth september/oktober 2010
Zachte kant van het opvolgingsproces
De twee belangrijkste oorzaken van faillissementen bij familiebedrijven liggen respectievelijk aan de zachte kant van het opvolgingsproces en bij een slechte opvolgingsplanning. Bij de ‘zachte’ kant van het opvolgingsproces gaat het om de sociaal-psychologische aspecten. Meer concreet betreft dit allereerst de belevingswereld van betrokkenen: hun gedachten, ideeën, opvattingen, overtuigingen en gevoelens. Daarnaast gaat het om de onderlinge verhoudingen, die onder meer worden bepaald door deze belevingswereld, maar ook door het vermogen van alle betrokkenen bij de opvolging om de aard en de kwaliteit van de onderlinge verhoudingen bespreekbaar te maken. Als geen aandacht wordt besteed aan de beleving en de verhoudingen, als het gesprek daarover niet mogelijk is, lopen de onderneming en de familie onbenoemde en daarmee onbeheersbare risico’s, die hun ont-
Thema Risico’s
wikkeling en groei remmen. Daarnaast komen zowel de continuïteit van het bedrijf als de goede familiebanden in gevaar. Twee inzichten
Joachim Schwass, professor voor Family Business bij IMD in Zwitserland, heeft onderzocht welke factoren van doorslaggevend belang zijn bij een goede opvolgingsstrategie. Dit onderzoek leidt tot twee belangrijke inzichten: 1. Succesvolle opvolgers onderwerpen zich aan een gedisciplineerd proces van groei en ontwikkeling. 2. Transities van generatie op generatie kunnen een onbalans veroorzaken tussen de belangen en behoeften van eigenaren, familie, management en opvolgers. Aan de hand van deze twee inzichten behandelen we hierna een groot aantal belangrijke waarschuwingssignalen en geven we u handvatten om deze in de praktijk te herkennen. U heeft dan een aanleiding om in gesprek te gaan over de belevingswereld van de betrokkenen over en de onderlinge verhoudingen. Proces van groei en ontwikkeling
Het eerste inzicht uit het onderzoek van Schwass is dat succesvolle opvolgers zich onderwerpen aan een gedisciplineerd proces van groei en ontwikkeling. Dit proces bestaat achtereenvolgens uit de volgende drie fasen: • de persoonlijke groei en ontwikkeling; • de groei en ontwikkeling van de rol (van de opvolger) in het bedrijf; • de groei en ontwikkeling van het bedrijf zelf. Hierbij is van belang dat deze fasen in de juiste volgorde wordt doorlopen, er geen fase wordt overgeslagen en dat de belangen van de eigenaren, de familie, het management en de opvolger worden gediend. Fase 1: persoonlijke groei en ontwikkeling
De diepe wens om je als persoon te ontwikkelen en te groeien, is een belangrijke eigenschap die succesvolle opvolgers moeten hebben. Het gaat hier niet alleen om kennis, vaardigheden en ervaring, maar bovenal om het krijgen van een dieper inzicht in wie je werkelijk bent en in eigen drijfveren en ambities. Daarnaast gaat het om overtuigingen en hoe die het resultaat zijn van opvoeding, opleiding en ervaring. Ook het bewust zijn van de eigen natuurlijke voorkeuren, kernkwaliteiten en het eigen karakter is leidend in het proces.
Als een opvolger aangeeft dat hij geen ontwikkelingsmogelijkheden heeft en zich niet kan ontplooien, is dit een belangrijk waarschuwingssignaal. De senioren die de neiging hebben om een autoritaire stijl van leren te hanteren om zo voldoende controle te behouden, belemmeren hun opvolgers in hun ontwikkeling. Het proces van bewustwording en dieper inzicht vraagt om veel meer ruimte voor zelfreflectie dan de autoritaire stijl van de senior kan bieden. De opvolgers hebben naast de senioren ook andere leermeesters nodig. De ervaring leert dat de belangrijkste leermeesters zich bevinden in het bedrijf zelf. Fase 2: groei en ontwikkeling van de rol (van de opvolger) in het bedrijf
Bij ondernemingen die al verschillende generaties bestaan, begonnen de opvolgers meestal onderaan, werden ze in het diepe gegooid en moesten ze zichzelf maar zien te redden. Uiteindelijk zijn ze daar ook in geslaagd, anders zaten ze er immers niet meer. Maar als je met hen in gesprek gaat over de randvoorwaarden waarbinnen dat gebeurde, stuit je op schrijnende verhalen. De offers die de in-hetdiepe-gooien-aanpak met zich meebrengt, zijn soms groot. Een treffend voorbeeld is dat van de huidige directeur van een middelgroot bedrijf, die aangeeft dat uit die tijd de definitieve scheiding van zijn vader stamt. Hij werd zelf destijds zo stevig van de kant geduwd, dat het tussen hem en zijn vader nooit meer goed is gekomen. Wat hem betreft, moet het nu anders. Eigentijdse ondernemersvisie
Tegenwoordig is er veel meer sprake van een vrije keuze en wordt in families – vaak met externe hulp – met een heldere opvolgingsstrategie een duidelijk management development proces in gang gezet. Door het stap voor stap groeien in verantwoordelijkheden en door zowel binnen als buiten het bedrijf ervaring op te doen, laat men zien wat men wel en niet kan. Een andere manier voor de opvolger om te groeien in zijn rol in het bedrijf, is het ontwikkelen van een eigentijdse ondernemersvisie. De droom en visie van de oorspronkelijke ondernemer, vormt de uiting van diens persoonlijke onafhankelijkheid. Deze is terug te vinden in het bedrijf dat er nu staat. Zijn visie paste destijds bij de tijd en de omstandigheden. Maar naar-
september/oktober 2010 private wealth
19
mate de onderneming groeit en zich verder professionaliseert, wordt de noodzaak groter dat volgende generaties een eigen visievormingsproces doorlopen en daarmee de kaders creëren voor hun eigen toekomst en die van het bedrijf. Het is een belangrijk signaal als de zittende familieleden niet inzien dat de nieuwe generatie zich een eigen visie moet vormen, en daarmee niet toestaan dat zowel de onderneming als het leiderschap evolueert. De belangrijkste rol van de opvolgers is het bewaken van de droom van de oorspronkelijke ondernemers, maar daarnaast is het niet onbelangrijk dat zij hieraan hun eigen signatuur geven, zodat die een plek krijgt in de eigentijdse visie. Traditie en vernieuwing gaan dan hand in hand. Een tweede waarschuwingssignaal is een opvolger die er niet in slaagt om zijn plek in te nemen in het familiebedrijf. Seniors spelen een belangrijke rol bij het creëren van kansen om ervaring op te doen in het familiebedrijf. Vaak moet er echter meer gebeuren. Neem het voorbeeld van de zoon die werd gevraagd om te komen werken in het bedrijf van zijn vader. Hij had elders werkervaring opgedaan op het gebied van marketing en communicatie, en werd gevraagd een soortgelijke functie voor zichzelf te creëren in het familiebedrijf. Na een jaar van strijd en veel te hard werken, gaf hij het op. Hij had niets bereikt en meldde zich ziek. Uit een nadere analyse bleek dat hij bij ‘het creëren van zijn eigen plek’ vooral bezig was geweest met het innemen van de plek van anderen. De les die uit dit voorbeeld kan worden getrokken, is dat een duidelijke functieomschrijving – met taken en verantwoordelijkheden die passen bij de bestaande structuren en processen van het bedrijf – ervoor zorgt dat er plek is. Dat maakt het mogelijk om: • te werken aan concrete doelen, • samen te werken met anderen, en • te ervaren dat je een onmisbare schakel bent en resultaten neerzet. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat opvolgers zich kunnen ontwikkelen en hun plek in het bedrijf daadwerkelijk innemen. Fase 3: groei en ontwikkeling van het bedrijf
De laatste fase is een logisch gevolg van de eerdere twee fasen. Doordat de familie ervaart dat de opvol-
20
private wealth september/oktober 2010
gers zich persoonlijk ontwikkelen en zich meer committeren aan de toekomst van het bedrijf, groeit ook het vertrouwen bij de senioren. Hierdoor zullen zij op een bepaald moment bereid zijn om terug te treden en het stokje over te dragen aan de nieuwe generatie. Daarmee komen opvolgers in de positie om hun eigen ondernemersvisie te realiseren en het bedrijf door te laten groeien. Het grootste risico – en daarmee het belangrijkste waarschuwingssignaal – is als de familie neigt te veel waarde te hechten aan traditie en successen uit het verleden. Een interessant voorbeeld is dat van een transportbedrijf dat al jaren gebruikmaakte van vrachtauto’s van hetzelfde merk. De senioren die in het bestuur van de Stichting Administratiekantoor zaten, waren nog vol van hun successen met dit type vrachtauto en hechtten aan de relatie met de leverancier. De huidige directie, met de nieuwe generatie aan het stuur, koos bij de vernieuwing van het wagenpark om strategische redenen voor een ander merk en een ander type vrachtwagen. Het bestuur van de Stichting Administratiekantoor zette de Raad van Bestuur onder druk om deze investering tegen te houden, aangezien zij wilden vasthouden aan het vertrouwde type vrachtauto. Het resultaat was een langdurige patstelling, die het bedrijf in economisch zwaar weer bracht en de verhoudingen binnen de familie onder druk zette. Veranderingen, zelfs evolutionaire, brengen vaak angst voor het onbekende met zich mee. Vooral inactieve eigenaren in de familie, kunnen moeite hebben om in te zien dat dergelijke veranderingen op korte termijn wellicht ten koste gaan van hun dividend, maar op lange termijn ontwikkeling en groei voor het bedrijf genereren. In het bovengenoemde voorbeeld moet een Raad van Bestuur rust brengen, zodat de directie voldoende ruimte krijgt om het bedrijf te leiden. Onbalans tussen verschillende belangen/behoeften
Het tweede inzicht uit het onderzoek van Schwass is dat transities van generatie op generatie een onbalans kunnen veroorzaken tussen de belangen en behoeften van eigenaren, familie, management en opvolgers.
Thema Risico’s
Een voorbeeld dat dit illustreert, gaat over een onderneming die werd geleid door vijf broers en een neef uit de tweede generatie. De overgang van deze tweede generatie – met zes familieleden die gezamenlijk de directie voerden – naar een derde generatie van voor het grootste deel niet in het bedrijf werkzame aandeelhouders, heeft grote impact gehad op de familie én het bedrijf. In de eerste jaren na deze bestuurlijke verandering, trokken de commissarissen veel invloed naar zich toe en dreigde de nieuwe generatie eigenaren buitenspel te komen staan. Om dit te compenseren, probeerden de eigenaren direct invloed uit te oefenen op de directie, die op haar beurt de nog in het bedrijf werkzame aandeelhouders beïnvloedde om zo weer wat ruimte te creëren. Door de dialoog te blijven zoeken en transparant te worden over rollen en verantwoordelijkheden, was de familie uiteindelijk in staat om de onbalans te herstellen.
Negen belangrijke waarschuwingssignalen De volgende waarschuwingssignalen geven aan dat het noodzakelijk is om in gesprek te gaan over de zachte kant
De overgang van generatie op generatie, kan een bron zijn van conflicten die voor onbalans zorgen. We noemen drie oorzaken: • Generatiewisselingen komen niet vaak voor. Betrokkenen maken in hun leven slechts één of twee keer een generatiewisseling mee. De ervaringsbasis is dus vrij smal. • Toenemende rolverwarring. De entree van een volgende generatie levert voor beide generaties onzekerheden op. De rol van de ouder – die vader, eigenaar en directeur is – wisselt hiermee ook. Voor opvolgers is het soms lastig te snappen vanuit welke rol de oudere generatie spreekt. Vooral kritiek op het functioneren van de junior, kan binnen de relatie tot spanningen leiden. Het vraagt van beide generaties aandacht om de nieuwe verhoudingen te leren hanteren. • Beperkingen in het gesprek tussen generaties. De traditionele ouder-kindcommunicatie moet worden vervangen door volwassen gespreksverhoudingen met toegenomen gelijkwaardigheid. Daarnaast wordt de inhoud van het gesprek naast door emotie gedreven onderwerpen uit de ouder-kindrelatie, steeds meer bepaald door rationele onderwerpen rondom management en eigendom. Dit vraagt om een aanpassing, die lastig kan zijn.
van de opvolgingsproblematiek. Het op tijd herkennen en vakkundig hanteren van deze signalen, maakt dat de adviseur zijn/haar adviesmogelijkheden verbreedt en meerwaarde creëert voor relaties. 1. Opvolgers die aangeven dat ze geen ontwikkelingsmogelijkheden hebben en zich niet (optimaal) kunnen ont-
Als deze drie bronnen van waarschuwingssignalen niet worden gezien of niet af te lezen zijn van de routekaart die men volgt tijdens het opvolgingstraject, zijn de daaruit voortkomende conflicten niet te hanteren.
plooien. 2. Opvolgers die er niet in slagen om hun plek in te nemen in het familiebedrijf. 3. Adviseurs die opvolgers begeleiden, maar een verlengstuk zijn van de oude generatie. 4. Een familie die niet inziet dat de nieuwe generatie een eigen visievormingsproces moet doorlopen. 5. Familieleden die te veel waarde hechten aan traditie en successen uit het verleden. 6. Inactieve eigenaren in de familie die belangrijke investeringsbeslissingen blokkeren, bijvoorbeeld omdat zij nog ‘hangen’ aan het verleden. 7. Culturele verschillen tussen de generaties. 8. Toenemende rolverwarring. 9. Beperkingen in het gesprek tussen de generaties.
Eindbestemming
Het in gesprek zijn over de belevingswereld van de betrokkenen en over de onderlinge verhoudingen, is specialistisch werk. Voor u als adviseur is het van belang om de signalen te herkennen die aangeven dat dergelijke gesprekken nodig zijn of dat deze fase zich gaat aandienen. U kunt deze signalen interpreteren als waarschuwingsborden die langs de weg staan als men het onverharde terrein nadert. Om dan de eindbestemming te halen, is het verstandig en essentieel om van voertuig te kunnen wisselen. Zonder een auto met 4x4-aandrijving loopt u immers al gauw vast of wordt de reis zeer oncomfortabel.
september/oktober 2010 private wealth
21
INFORMEREN
In vijf stappen naar een goede beveiliging Door Harold de Kruijs
Ieder mens loopt risico’s. Maar niet iedereen loopt én beleeft deze risico’s op dezelfde wijze. Dit heeft onder meer te maken met de aard van de persoon, bewustwording, ervaring met incidenten en de maatschappelijke positie of geografische locatie van deze persoon. Bij de vermogende particulier is dit niet anders, zij het dat de factoren complexer kunnen zijn. Naast de reguliere risico’s ten aanzien van opstal, inboedel, juwelen en kunst, lopen vermogende particulieren ook risico’s als het gaat om een mogelijke overval, ontvoering, afpersing of vrijheidsberoving. Dit speelt vooral als deze particulieren als vermogend bekendstaan. Dan is een goede beveiliging vaak noodzakelijk. Het beheersen en minimaliseren van criminele risico’s is complex en vereist een gestructureerde aanpak. Het zogenoemde ‘5W-model’ biedt hiertoe goede handvatten. Het model bestaat uit de volgende cyclische stappen: 1. willen (probleemerkenning en de wil om te beveiligen); 2. weten (informatie verzamelen over de aard, omvang en gevolgen van de dreigingen); 3. wegen (overleg en besluitvorming over het beveiligingsniveau en de maatregelen die genomen moeten worden); 4. werken (het in praktijk brengen van de maatregelen); 5. waken (het toetsen van de resultaten van de maatregelen en het op basis daarvan bijstellen van de beveiliging).
Fase 1: willen
In het algemeen willen mensen niet in een beveiligingsharnas worden geperst. Het is dan ook van groot belang dat alle betrokken personen het nut en de noodzaak inzien van beveiliging. Want alleen dan zijn zij bereid om kosten te maken en de bij de beveiligingsmaatregelen behorende procedures in acht te nemen. Draagvlak
In de eerste fase draait het om het verkrijgen van draagvlak. Hiertoe worden met de betrokken personen diverse gesprekken gevoerd om vast te stellen welke – soms subjectieve – aspecten een rol spelen bij het beveiligen van de leef- en werkomgeving. Het beveiligen van personen en hun gezinnen vraagt namelijk om een zorgvuldig afgewogen pakket van
H.H. de Kruijs is managing consultant bij Mactwin Security Consultancy
22
private wealth september/oktober 2010
Thema Risico’s
samenhangende maatregelen. Deze moeten zijn afgestemd op de dreigingen, maar nadrukkelijk ook op hun levensstijl. Een gezin met jonge (klein)kinderen vraagt immers om een andere beveiligingsaanpak dan een ouder echtpaar dat zijn woonhuis frequent gebruikt voor evenementen. Tijdens de gesprekken wordt duidelijk wat de betrokken personen wel en niet willen. Later kan dit worden aangevuld met de eventuele eisen van de zakelijke omgeving en de verzekeraars. In de praktijk blijkt namelijk dat vooral bedrijven en organisaties het wenselijk vinden om hun aandeelhouders, directieleden, leden van de raad van bestuur of commissarissen te beveiligen, opdat de reputatie en continuïteit van het bedrijf wordt gewaarborgd. Vanuit de functie die deze mensen binnen hun bedrijf of organisatie bekleden, vormen zij een mogelijk doelwit van criminelen. Soms zijn ook hun gezinsleden een potentieel doelwit.
Soorten dreigingen De risico-inventarisatie brengt de dreigingen in kaart, volgens onderstaande globale indeling: Dreigingen als gevolg van opzettelijk menselijk handelen: •
gericht op opstal, inboedel, juwelen, kunst of voer- en vaartuigen: - diefstal/inbraak; - vernieling/brandstichting;
•
gericht op gezins- en/of familieleden: - bedreiging; - afpersing/chantage; - fysiek geweld, aanranding en moord; - vrijheidsberoving/ontvoering; - inbreuk op de privacy (voor mediadoeleinden);
•
door activisten/terrorisme.
Argumenten
Dreigingen als gevolg van onopzettelijk menselijk handelen:
De beveiligingswensen van bedrijven worden niet altijd door de betrokkenen en hun gezinsleden herkend en ondersteund. Heldere argumenten en grondig inzicht in de dreigingen zijn dan nodig om de betrokkenen de beveiligingsnoodzaak te laten inzien, zodat zij de te nemen maatregelen accepteren. Deze acceptatie wordt nog belangrijker als er sprake is van een zogeheten ‘kidnap & ransom insurance’. Dit is een ‘ontvoerings- en losgeldpolis’, die hoge beveiligingseisen stelt.
•
brand, rook of roet;
•
wateroverlast;
•
onweer of overspanning;
•
uitval van nutsvoorzieningen;
•
uitval van communicatiemiddelen en dataverbindingen.
Fase 2: weten
Voordat er wordt beveiligd, moet men bepalen waartégen moet worden beveiligd. Effectief beveiligen vraagt om inzicht in de specifieke risico’s die iemand loopt. In de tweede fase worden daarom de risico’s geïnventariseerd. Deze fase start met een interview met de betrokkenen: hoe is de situatie nu en wat is er nodig om de gewenste verbetering door te voeren. Het interview biedt inzicht in onder meer: • de privé- en familiesituatie; • de woonsituatie in Nederland en de overige verblijfsplaatsen; • de werksituatie (positie); • de mediabekendheid (status); • eventuele politieke betrokkenheid (positie); • mogelijke bedreigers, zoals tegenstanders, activisten, stalkers en (beroeps)criminelen.
Overzicht van dreigingen
Alle verzamelde informatie kan nu worden verwerkt tot een overzicht van dreigingen, onderbouwd met realistische en uitvoerbare risicoscenario’s. Een risicoscenario geeft inzicht in onder meer de criminele ‘modi operandi’: wie, waarom, hoe, waarmee, waar en wanneer? Een gezonde dosis realisme is hierbij wel noodzakelijk: niet achter iedere boom staat een crimineel en dé crimineel bestaat niet. Specialisten zijn in staat om op basis van hun kennis, ervaring en een zorgvuldige analyse, een realistisch beeld te schetsen van de mogelijke dreigingen. Hierbij houden zij ook rekening met de (buit)verwachting die bij bepaalde beroepscriminelen of groeperingen leeft. Fase 3: wegen
Het ene risicoscenario is het andere niet. Daarom is het belangrijk om in de derde fase een zo objectief mogelijke vertaalslag te maken, samen met de betrokkenen. Vastgesteld wordt welke scenario’s onacceptabel zijn en dus beveiligingsmaatregelen vereisen. De
september/oktober 2010 private wealth
23
prioriteiten worden bepaald. Ook wordt een eerste aanzet gegeven tot een beveiligingsplan en wordt een globale kostenraming gemaakt. Fase 4: werken
Na willen, weten en wegen, is het tijd voor werken. Er moet een concreet beveiligingsplan worden geschreven, inclusief tijdspad. In dit plan komt de informatie uit alle voorgaande fasen samen. En dan wordt meteen duidelijk dat beveiligen – en dus ook het opstellen van het beveiligingsplan – altijd maatwerk is. In het geval van een particulier wordt bij het opstellen van het beveiligingsplan nadrukkelijk rekening gehouden met de persoonlijke leefomstandigheden, status, positie en specifieke dreigingen. De volgende voorbeelden illustreren dit: • Een bedreigde politicus wordt meestal zeer zichtbaar beveiligd. Met een cordon van persoonsbeveiligers, snelle gepantserde auto’s en politiemotoren wordt overduidelijk kenbaar gemaakt dat de persoon in kwestie zwaar wordt beveiligd en dat het uitvoeren van dreigementen zinloos is. • Een gefortuneerd persoon die weinig in de media is, heeft meer aan een geraffineerde aanpak. Gecamoufleerde maatregelen, beperkte internetzichtbaarheid en bewust omgaan met foto’s van het gezin. Juist dan is de ‘onzichtbaarheid’ een beveiligingsmiddel op zich. Beveiligingsmaatregelen
Elektronische beveiligingsmaatregelen alleen houden een crimineel niet tegen, maar zorgen wel voor een
snelle signalering en een adequate reactie. Bouwkundige en mechanische maatregelen bieden daarentegen wel weerstand tegen criminelen. Denk hierbij aan inbraakvertragende deuren, goede sloten en kogel- of inbraakwerend glas. Effectief beveiligen betekent dan ook het in balans en samenhang uitvoeren van zowel bouwkundige als elektronische en organisatorische maatregelen. Bij de laatste categorie kunt u denken aan beveiligingsprocedures, maar ook de inzet van persoonsbeveiligers, getrainde chauffeurs en een alarmcentrale. Tot slot zijn duidelijke afspraken over rollen en verantwoordelijkheden noodzakelijk voor een effectief geheel. Adequaat reageren op incidenten vraagt om personen en partijen die geïnstrueerd en getraind zijn in risicobewustzijn, alertheid en de-escalerend handelen. Fase 5: waken
Direct na de implementatie van de beveiligingsmaatregelen moet gecontroleerd en getest worden of alle schakels in de ‘ketting’ conform de afspraken zijn gerealiseerd én integraal functioneren. Ook moeten de technische en organisatorische maatregelen zorgvuldig worden beheerd, zodat ze goed blijven functioneren. In deze vijfde fase zal daarom voortdurend aandacht moeten zijn voor veranderingen bij of in de omgeving van de beveiligde persoon en mogelijke nieuwe criminele scenario’s. Zo nodig moet het beveiligingsplan worden bijgesteld.
Enkele tips voor de adviseur •
Wees attent op leefgewoonten; soms kan een aanpassing
•
Wees alert op wat u waar bespreekt. Vergeet in restau-
Beroepscriminelen zoeken bewust naar kwetsbaarheden en
rants, hotels en bedrijfskantines nooit de aanwezigheid
hebben hiervoor veel middelen en bronnen tot hun beschik-
van anderen. •
len is sterk afhankelijk van adequate opvolging door der-
bewaren van informatie over personen en hun vermogen
den. Camera’s en inbraakdetectoren kunnen functioneel
en bezittingen en andere risicogevoelige informatie.
zijn, maar houden geen mensen tegen. Hiervoor moeten
Wees bewust van (digitale) zichtbaarheid. Wees attent op
bouwkundige maatregelen worden genomen, zoals het
kinderen of medewerkers.
24
De effectiviteit van veel technische beveiligingsmaatrege-
Wees voorzichtig met het (digitaal) verspreiden en het
sociale netwerken, hotmailaccounts en Hyvespagina’s van •
Risico’s zijn overal. En risico’s zijn ook overal verschillend.
van dagelijkse routines specifieke risico’s beperken.
king. •
•
zorgen voor goede deuren en ramen. •
Pas op voor de valkuil om na een incident, waarbij de per-
Trek personen en contractpartijen altijd na. Laat hun ach-
soon of zijn familie slachtoffer is geworden, in de emotie
tergronden controleren.
ondoordacht allerlei beveiligingsmaatregelen te nemen.
private wealth september/oktober 2010
NIEUW VAKBLAD over grensoverschrijdend werken en wonen Actuele ontwikkelingen en diepgaande achtergrondinformatie op het gebied van: 6RFLDOH]HNHUKHLGHQSUHPLHKHIILQJ )LVFDOLWHLW $UEHLGVUHFKWHQWHZHUNVWHOOLQJVUHFKW 3HQVLRHQHQ 9HUPRJHQ $FWXDOLWHLWHQ
Unieke formule $OOHLQWHUQDWLRQDOHDVSHFWHQYDQXLWPHHUGHUHLQYDOVKRHNHQEHOLFKW 3UDNWLMNJHULFKWHLQVWHHN &RQFUHWHDGYLH]HQ
Voor wie? :HUNJHYHUVDGYLVHXUVHQDQGHUHSURIHVVLRQDOVGLHUHJHOPDWLJWHPDNHQKHEEHQPHWPHQVHQGLHZRQHQLQKHW HQHODQGHQZHUNHQLQKHWDQGHUH+HWJDDWKLHUELMRPDOOHVRRUWHQJUHQVDUEHLGHUV]RZHOLQNRPHQGDOVXLWJDDQG JHGHWDFKHHUGHZHUNQHPHUVH[SDWV HQPLJUHUHQGHZHUNQHPHUV
Introductie-aanbieding: Ontvang ‘Over de grens’ nu met 20% korting
(HQMDDUODQJYRRUELQSODDWVYDQESULM]HQ]LMQH[FOEWZ 8RQWYDQJWGDQ[SHUMDDUKHWEODG [SHUMDDUHHQHPDLOHQWRHJDQJWRWKHWRQOLQHDUFKLHIPHWDOOHDUWLNHOHQHQEURQGRFXPHQWHQ +HWHHUVWHQXPPHUYHUVFKLMQWLQPHL
Gratis bij aanmelding 'DDUQDDVWRQWYDQJWXJUDWLVKHWERHNMH‘De sociale zekerheid’(HQSUDNWLMNKDQGOHLGLQJRYHUGH9HURUGHQLQJ Ҋ2YHUGHJUHQVҋLVHHQXLWJDYHYDQ)LVFDDOXSWR'DWH
JA, ik neem een jaarabonnement op ‘Over de grens’. 7HULQWURGXFWLHRQWYDQJLNNRUWLQJHQEHWDDOLNVOHFKWVEH[FOEWZ
JA, ik ontvang graag een gratis proefnummer.
HFRGH
1DDPRUJDQLVDWLH 'HKHHUPHYURXZ )XQFWLH 9DNJHELHG (PDLO 7HOHIRRQ )D[ $GUHV 3RVWFRGHHQSODDWV ,NZLOJUDDJSHUHPDLORSGHKRRJWHZRUGHQJHKRXGHQMDQHH
Fiscaal up to Date, T.a.v. Chantal van der Nat, Antwoordnummer 10552, 5600 WB Eindhoven Fax retour naar: 040 - 292 59 55 of stuur een e-mail:
[email protected]
'RRUKDOHQZDWQLHWYDQWRHSDVVLQJLV
www.futd.nl
www.futd.nl/overdegrens
INFORMEREN
Financieel adviseurs moeten goed opletten Door Maria Drok en Job Spijkerman
Grote fraudezaken prijken op voorpagina’s van nationale kranten. Boeken over de ‘Vastgoedfraude’ en de Ahold-zaak zijn bestsellers. Ook fiscale kwesties rondom voetbalcoaches en societyartsen zijn u waarschijnlijk niet ontgaan. Economische en fiscale fraude, oftewel ‘witteboordencriminaliteit’, is hot. Hierdoor lijkt het alsof deze vormen van fraude vaker voorkomen. Een meer waarschijnlijke verklaring is echter dat het Openbaar Ministerie fraude meer dan vroeger in het vizier heeft en ook vaker tot vervolging overgaat. Bij de onderzoeken richt het Openbaar Ministerie steeds vaker (ook) zijn pijlen op de betrokken adviseurs, variërend van de makelaar, taxateur en fiscaal/financieel adviseur tot de accountant, notaris en advocaat. In dit artikel zullen wij ingaan op de strafrechtelijke en fiscale valkuilen waarin de adviseur terecht kan komen. Daarbij zullen wij ons richten op een aantal veelvoorkomende strafbare feiten, te weten valsheid in geschrifte, ‘witwassen’ en het opzettelijk niet of onjuist doen van aangifte. Het gaat in deze bijdrage uitsluitend over de valkuilen. Het gaat dus niet over adviseurs die willens en wetens fiscaal of strafrechtelijk verwijtbare constructies bedenken en dito handelingen verrichten. Centraal staan de situaties waarin van de adviseur mocht worden verwacht dat hij beter had opgelet of verder had doorgevraagd: situaties die goedwillende adviseurs soms toch strafrechtelijk kunnen worden toegerekend. We zullen aangeven wat u kunt doen om eventuele problemen zo veel mogelijk te vermijden.
Opzet en voorwaardelijke opzet
De strafbare feiten die in deze bijdrage aan de orde komen, bestaan meestal uit een feitelijke gedraging en een daaraan gekoppeld verwijt. Het verwijt ligt meestal in het feit dat de dader de feitelijke gedraging – bijvoorbeeld het indienen van een onjuiste belastingaangifte – opzettelijk onjuist of grofschuldig onjuist heeft gepleegd. Onder opzet wordt verstaan ‘het willens en wetens handelen’. Anders gezegd: de dader moet hebben geweten dat hij de verboden gedraging beging én hij moet dit hebben gewild. Het is niet nodig dat hij de gevolgen daarvan, namelijk de strafwaardigheid van zijn handelen, heeft onderkend. Dit ligt anders voor de ondergrens van opzet, die wordt gevormd door het zogeheten ‘voorwaardelijke opzet’. Hiervan is sprake als iemand zich willens en
Mr. D.M. Drok en mr. J.S. Spijkerman zijn beiden advocaat bij Wladimiroff Advocaten te ‘s-Gravenhage
26
private wealth september/oktober 2010
Thema Risico’s
Voorbeeld: handelen met voorwaardelijke opzet Stel: een nieuwe klant wil graag een (extra) financiering. Hij
In dit voorbeeld kan u handelen met voorwaardelijke opzet
vraagt aan u om daarvoor de benodigde stukken op te stel-
worden verweten. Door het bewust niet uitvoeren van enige
len. De klant overlegt in dat kader gegevens die zijn (finan-
controle op de gegevens, aanvaardt u willens en wetens de
ciële) situatie aanzienlijk rooskleuriger weergeven dan deze
kans dat de gegevens onjuist zijn. Ter vergelijking: als u als
in werkelijkheid is. U heeft het erg druk en neemt de gege-
adviseur met kennis van de juiste gegevens, zelf deze gege-
vens van de nieuwe klant voor lief; u neemt deze gegevens
vens rooskleuriger weergeeft in de richting van de financier-
bewust over in de financieringsaanvraag, zónder te controle-
der, handelt u opzettelijk. U geeft dan willens en wetens een
ren of de gegevens juist zijn.
andere weergave van de werkelijkheid.
wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het strafbare feit zich voordoet; hij heeft die kans willens en wetens voor lief genomen1. Grove schuld
Naast (voorwaardelijk) opzet bestaat de schuldvariant ‘grove schuld’. Onder grove schuld wordt verstaan: ‘een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid, mede omvattend grove onachtzaamheid’2. Met andere woorden: er is sprake van ernstige nalatigheid; de verdachte had redelijkerwijs kunnen of moeten begrijpen dat zijn gedrag een strafbare gedraging tot gevolg kon hebben. In het gegeven voorbeeld (zie kader) zou ook sprake kunnen zijn van ernstige nalatigheid en daarmee van grove schuld. Maar nu de gegevens van de nieuwe klant bewust voor lief worden genomen, is sprake van voorwaardelijke opzet. De grens tussen voorwaardelijke opzet en grove schuld is in de praktijk niet scherp te trekken. Er bestaat een schemergebied tussen beide varianten. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden moet per geval worden bepaald of sprake is van voorwaardelijke opzet of van grove schuld. Valsheid in geschrifte
Valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) kent twee verschijningsvormen. Zo is het mogelijk om een bestaand geschrift opzettelijk te vervalsen, bijvoorbeeld door het aanpassen van factuurbedragen, het weghalen van gegevens, het zetten van een handtekening of het invullen van onjuiste gegevens. Daarnaast kan een geschrift ook opzettelijk valselijk worden opgemaakt. Het gaat dan om een nieuw geschrift, meestal een factuur, dat in strijd met de waarheid tot stand is gekomen.
Niet alleen het vervalsen c.q. vals opmaken van geschriften is strafbaar. Ook het gebruikmaken van deze geschriften of het enkel in bezit hebben van deze geschriften is strafbaar gesteld. Hierbij kunt u denken aan het doorsturen van een geschrift waarvan u vermoedt dat het niet geheel de waarheid behelst, of het (mede)ondertekenen van een vermoedelijk vals geschrift. Voorzichtig zijn
Een adviseur wordt doorlopend geconfronteerd met geschriften van zijn klant. Daarnaast maakt een adviseur vaak geschriften op in opdracht van zijn klant. De adviseur moet dan ook waakzaam zijn; hierbij is met name de grens tussen grove schuld en voorwaardelijke opzet, erg dun. Onoplettendheid en slordigheid bij het opstellen of invullen van een geschrift, vallen in beginsel onder de noemer (grove) schuld. Maar wordt de onoplettendheid bijvoorbeeld veroorzaakt door oververmoeidheid of desinteresse, en laat u hierdoor na de door uw klant aangeleverde gegevens afdoende te verifiëren, ligt voorwaardelijke opzet op de loer. Als adviseur wilt u niet in de verdachtenbank belanden als gevolg van onjuist handelen van uw klant. Het is dan ook van belang om voorzichtig te zijn bij het adviseren van klanten. Bij onvoldoende inzicht is het zaak om door te vragen en bij twijfel zult u een en ander moeten controleren. Dit geldt zeker als u aan de hand van door de klant aangeleverde gegevens of gedane mededelingen, een geschrift opstelt of invult. Witwassen
Een ander in het financiële strafrecht veel voorkomend strafbaar feit, is witwassen (artikel 420bis en verder
september/oktober 2010 private wealth
27
Wetboek van Strafrecht). Bij witwassen gaat het meestal om geldbedragen of (luxe)goederen die een persoon onder zich heeft, terwijl hij weet – of zou moeten weten – dat deze goederen afkomstig zijn van een misdrijf. Niet zelden liggen gelden die door middel van valse facturen (valsheid in geschrifte) zijn verkregen, ten grondslag aan een vervolging wegens witwassen. Voor een veroordeling wegens witwassen is niet nodig dat komt vast te staan door wie, wanneer en waar het misdrijf is gepleegd. Het feit dat een voorwerp afkomstig is van een misdrijf, kan soms zelfs worden afgeleid uit een feit van algemene bekendheid. Een grote hoeveelheid cash geld op Schiphol is al een indicatie voor witwassen, evenals de Maserati voor de deur van een goedkope huurwoning.
Fiscaal strafrecht
Naast de belastingplichtige kan op grond van artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) ook diens adviseer strafrechtelijk worden vervolgd4. Kort gezegd is in dit artikel het niet dan wel onjuist doen van een belastingaangifte strafbaar gesteld. Het bekendste voorbeeld van een adviseur die strafrechtelijk is vervolgd en veroordeeld voor het onjuist doen van aangifte, is de (voormalig) adviseur van voetbaltrainer Guus Hiddink. De adviseur zou Hiddink hebben geholpen met het onjuist doen van aangiftes inkomstenbelasting, waardoor bij Hiddink te weinig inkomstenbelasting werd geheven. Het gerechtshof in ‘s-Hertogenbosch veroordeelde de adviseur voor zijn rol bij de onjuiste aangifte. Strafbaar feit
Struisvogelpolitiek
Zeker in de financiële adviespraktijk moet de kans op vervolging wegens witwassen niet worden onderschat3. Enkel het beheren van gelden die door uw klant op onduidelijke wijze zijn verkregen – waarbij u bijvoorbeeld kunt denken aan dubieuze fiscale constructies of aan betalingen waar geen tegenprestatie tegenover staat – kan al leiden tot een vervolging. Daarnaast kan alleen al de betaling van uw facturen ertoe leiden dat u zelf beschikt over gelden die afkomstig zijn van een misdrijf, ook als deze gelden op uw bankrekening zijn gestort. Struisvogelpolitiek als: “het gaat mij niet aan hoe de klant aan zijn geld komt; ik beheer het enkel”, helpt u niet verder. Als financieel adviseur heeft u immers een actieve onderzoeksplicht. Wetenschap
Het codewoord om vervolging wegens valsheid in geschrifte en/of witwassen te voorkomen, is wetenschap. Zorg dat u weet waar een geschrift vandaan komt. Vraag door en neem geen genoegen met vage, onduidelijke antwoorden. Het laten bestaan van twijfel en onduidelijkheid is een aanknopingspunt om voorwaardelijke opzet aanwezig te achten. Als u nalaat om door te vragen, maakt dit niet zonneklaar dat u bijvoorbeeld weet dat u geld beheert dat afkomstig is van een misdrijf. Maar het leidt er wel toe dat u de aanmerkelijke kans hierop willen en wetens voor lief neemt en dus met voorwaardelijke opzet handelt.
28
private wealth september/oktober 2010
Uit het voorbeeld van Guus Hiddink blijkt dat slechts sprake is van een strafbaar feit als het niet of onjuist doen van aangifte ertoe leidt dat te weinig belasting wordt geheven. Met andere woorden: als een adviseur een onjuiste aangifte doet, terwijl dit (per ongeluk) tot gevolg heeft dat een hoger – of het juiste – belastingbedrag wordt geheven, is geen sprake van een (fiscaal) strafbaar feit. Overigens sluit dit niet uit dat mogelijk sprake is van valsheid in geschrifte. Dat strafbare feit stelt die voorwaarde immers niet. In het voorbeeld van Hiddink is de adviseur degene geweest die de aangifte namens de belastingplichtige heeft voorbereid en ingediend. De adviseur is daarmee feitelijk degene die de strafbare gedraging – het onjuist doen van aangifte – heeft gepleegd. Voor een veroordeling op grond van art. 69 Awr is niet relevant of de adviseur degene was die feitelijk de onjuiste aangifte heeft ingediend bij de Belastingdienst. Van belang is wel dat er een onjuiste aangifte is gedaan en dat de adviseur daarbij een (belangrijke) rol heeft gespeeld. Als een adviseur de aangifte heeft voorbereid en de belastingplichtige de aangifte onaangepast heeft ondertekend en opgestuurd naar de Belastingdienst, zijn adviseur en belastingplichtige eveneens beiden strafbaar. Veroordeling
Om te komen tot een veroordeling op grond van artikel 69 Awr, moet sprake zijn van opzet. Hierbij is voorwaardelijke opzet echter al voldoende. Er is al sprake van voorwaardelijke opzet als u voor een klant aan-
Thema Risico’s
gifte doet en de door hem aangeleverde gegevens bewust niet controleert. U aanvaardt dan willens en wetens de aanmerkelijke kans dat de aangifte onjuist is. Kortom: als u als adviseur willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de strafbare gedraging – het onjuist of niet doen van aangifte – zich voordoet, kunt u daarvoor strafrechtelijk worden vervolgd en veroordeeld.
strafrechtelijk risico. U kunt daarmee immers de aanmerkelijke kans aanvaarden dat een strafbare gedraging zich voordoet, waarvoor u strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld kunt worden. De meest voorkomende strafbare feiten die aan adviseurs ten laste (kunnen) worden gelegd, hebben wij summier besproken om u een indruk te geven van de mogelijk strafrechtelijke gevolgen en risico’s. Slapeloze nachten
Feitelijk leidinggeven
Stel: een adviseur heeft medewerkers in dienst, die onder zijn gezag advieswerkzaamheden uitvoeren voor klanten. Voor een klant moet een aangifte worden ingediend. Eén van de medewerkers verzorgt deze aangifte. Hij stelt echter opzettelijk een onjuiste aangifte op, waardoor bij de klant te weinig belasting wordt geheven. De aangifte wordt verstuurd, zonder dat deze vooraf door de adviseur wordt gecontroleerd. In dit voorbeeld kan de adviseur op grond van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht strafrechtelijk worden vervolgd als ‘feitelijk leidinggevende’. Zakelijk weergegeven kan een persoon (adviseur) als feitelijk leidinggevende strafrechtelijk worden vervolgd als hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een verboden gedraging zich zal voordoen én hij geen maatregelen neemt ter voorkoming van de verboden gedraging, in de situatie waarin hij bevoegd en redelijkerwijs gehouden was om in te grijpen. Hieruit kan worden afgeleid dat om tot een strafbaarstelling van een leidinggevende te komen, aan drie criteria moet zijn voldaan: • wetenschap of bewustheid; • macht of beschikkingsbevoegdheid; • aanvaarding. Risico van een adviseur
De gevaren voor een financieel adviseur liggen meestal niet in de sfeer van opzettelijk handelen. Bij een adviseur ontbreekt (vaak) het willens en wetens handelen, nu bij veel adviseurs niet bewust wordt gekozen voor het plegen van een strafbare gedraging. Het risico van een adviseur ligt dan ook meer in de hoek van het voorwaardelijke opzet. U adviseert even snel en heeft geen tijd om gegevens te controleren, of u denkt dat uw medewerkers het allemaal wel goed zullen doen. In al deze gevallen loopt u als adviseur een
Onze bedoeling is niet om u als adviseur slapeloze nachten te bezorgen, waarin u wakker ligt van mogelijke strafbare feiten waarbij u als adviseur betrokken bent of kunt raken. Wij achten het wel raadzaam dat u bij uw handelwijze en bedrijfsvoering stilstaat én blijft stilstaan bij de mogelijke strafrechtelijke gevolgen en risico’s. Daarmee zet u als adviseur de eerste stap om betrokkenheid bij strafrechtelijke gedragingen te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken. U wilt immers niet – al dan niet in de media – als verdachte worden aangemerkt. Mocht u onverhoopt toch worden geconfronteerd met een strafrechtelijk onderzoek of – nog ingrijpender – een daarmee gepaard gaande doorzoeking van uw bedrijf of woonhuis, schakel dan tijdig een (kundig) advocaat in, ook als u niets te verbergen heeft – of denkt te hebben. De uitkomst van een strafprocedure wordt namelijk steeds vaker bepaald in de voorfase van het strafrechtelijke onderzoek.
Noten 1 Onder andere Hoge Raad 9 mei 1995, NJ 1995, 501, Hoge Raad 10 oktober 2000, NJ 2001, 4 en Hoge Raad 25 maart 2003, NJ 2003, 552. 2 Onder andere Hoge Raad 23 september 1992, BNB 1993/ 193 en Hoge Raad 24 augustus 1999, BNB 2000/49. 3 Uit onderzoek in 2006 is gebleken dat naar schatting jaarlijks e 18,5 miljard wordt witgewassen. Het onderzoek is in opdracht van het ministerie van Financiën uitgevoerd door professor Brigitte Unger van de Utrecht School of Economics, in samenwerking met de nationale universiteit van Australië in Canberra. 4 Sinds de invoering van de Vierde Tranche Algemene Wet Bestuursrecht (Stb. 2009, 264) is het ook mogelijk om medeplegers en feitelijk leidinggevenden te beboeten. Daardoor kan de adviseur ook een fiscale bestuurlijke boete opgelegd krijgen. De behandeling van de mogelijke bestuurlijke afdoening gaat de behandeling van dit artikel te buiten.
september/oktober 2010 private wealth
29
INFORMEREN
Horizontaal toezicht voor private wealth? Door Jan Nieuwenhuizen en Eelco van der Enden
Over het fenomeen ‘toezicht’ wordt de laatste jaren veel gezegd en geschreven. De roep om beter toezicht is luid, en gelijktijdig wordt verlangd dat dit minder gaat kosten. Eén van de organisaties die actief probeert om aan deze wensen te voldoen, is de Belastingdienst. En hoe! Wat in 2005 begon als een kleine ‘pilot’ rondom een nieuwe toezichtstrategie, is uitgegroeid tot een niet meer weg te denken fenomeen: ‘horizontaal toezicht’. In dit artikel geven we aan wat dit concept precies inhoudt en of dit geschikt is voor het private wealth segment. De bekende, traditionele wijze van fiscaal toezicht – de belastingcontrole achteraf – werkte om meerdere redenen niet meer bevredigend: • Extensieve controles ‘met terugwerkende kracht’ zijn zowel voor de Belastingdienst als de belastingplichtige buitengewoon tijdrovend en kostbaar. • De schaarse middelen van de Belastingdienst worden bij deze strategie ‘at random’ ingezet, terwijl deze middelen juist zouden moeten worden ingezet waar dit nodig is. Waarom zou de fiscus goedwillende belastingplichtigen controleren? • Door de digitalisering en globalisering is het aantal economische transacties explosief gestegen, waardoor ook de controlewerkzaamheden zijn toegenomen. • De Belastingdienst kampt met een demografisch gat: de gemiddelde leeftijd bij de Belastingdienst ligt rond de 50 jaar. Wie gaat de ‘oude generatie’ opvolgen?
Om deze redenen besloot de Belastingdienst om te kijken of op een andere manier kon worden gecontroleerd, en wel op een wijze die ook door de belastingplichtige als prettiger wordt ervaren. Horizontaal toezicht
De oplossing werd gevonden in ‘horizontaal toezicht’. Bij deze nieuwe controlemethodiek draait het om transparantie en gerechtvaardigd vertrouwen. Als de belastingplichtige open en transparant laat zien hoe fiscaliteit in zijn organisatie wordt beheerst, ziet de Belastingdienst af van langdurige boekenonderzoeken en controles. Er vindt feitelijk een verschuiving plaats van een gegevensgerichte controle (data-analyse) naar een systeemanalyse. De Belastingdienst vormt zich een oordeel over de kwaliteit van het zogenoemde ‘tax control framework’ (TCF). Een TCF bestaat uit een samenstel van fiscale beheersmaatregelen, die geborgd zijn in de bedrijfsadministratie en de cultuur
Dr. J.H.M. Nieuwenhuizen is Tax director bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV Mr. E. van der Enden is Tax partner bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV
30
private wealth september/oktober 2010
Thema Risico’s
van de onderneming. Hierbij horen niet alleen ‘harde controls’, zoals interne steekproeven, datavergelijkingen en rondrekeningen, maar ook ‘soft controls’. Bij soft controls denken we aan de ‘tone at the top’. Wil het management in woord én daad de fiscale regels naleven?
Voordelen Voordelen van horizontaal toezicht: •
geen klassieke boekencontroles;
•
werken vanuit de actualiteit, dus meer zekerheid en min-
Doorslaand succes
Het mantra van horizontaal toezicht is simpel: ‘waarom controleren wat binnen de onderneming gevalideerd is?’ Sommige critici menen dat de Belastingdienst zijn controletaken – en de bijbehorende kosten – neerlegt bij de belastingplichtige. De fiscus weerlegt dit met de stellingen dat horizontaal toezicht vrijwillig is en dat een belastingplichtige sowieso een juiste fiscale administratie moet voeren. In elk geval is horizontaal toezicht een doorslaand succes. Na de pilot bij 20 grote ondernemingen is het snel gegaan. Zo’n beetje alle grote beursfondsen hebben een convenant afgesloten met de Belastingdienst. Daarna volgden publieke organisaties, brancheorganisaties, middelgrote ondernemingen en vanzelfsprekend ook de eerste familiebedrijven. De meeste organisaties die onder horizontaal toezicht vallen, zijn hierover tevreden. Private wealth segment
In de sector van de ‘High Net Worth Individuals’ (HNWI, zeer vermogende personen of families) – kortom: het private wealth segment – was tot voor kort geen aandacht voor horizontaal toezicht en de bijbehorende convenanten. Maar hieraan blijkt in de praktijk wel behoefte te zijn. Hoewel deze sector niet onder een vorm van direct (maatschappelijk) toezicht staat en er vanuit die invalshoek dus geen noodzaak is om de fiscale positie te controleren, vloeit deze behoefte voort uit twee wensen: • de wens om verrassingen te voorkomen; de belangen zijn vaak groot, zowel privé als indirect voor het bedrijf; • de wens om op lange termijn een goede relatie te onderhouden met de fiscus. Ook vanuit de Belastingdienst is er aandacht voor de private wealth sector. Zo zijn er sinds enkele jaren medewerkers die als landelijk aanspreekpunt fungeren. Bovendien wordt in OESO-verband (OESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) gestudeerd op mogelijkheden om deze
der risico’s; • •
een verbeterde focus op fiscale processen; een snellere afhandeling van dossiers (vragen) door de Belastingdienst.
sector anders te benaderen. Gesproken wordt over horizontaal toezicht (‘enhanced relationship’) en over speciale teams van de fiscus die zich specifiek op deze sector richten. Primair denken we dan aan private taxing, en met name aan de inkomstenbelasting, de schenk- en erfbelasting en de dga-achtige problematiek in de vennootschapsbelasting en de overdrachtsbelasting. In feite gaat het dan om de bovenzijde van de ‘zandloper’ (zie de figuur op de volgende pagina). Secundair is aan de onderzijde van de ‘zandloper’ bij de werkmaatschappij(en)/deelnemingen behoefte aan het ‘in control’ zijn op fiscaal gebied. Deze laatste behoefte wijkt niet af van de trajecten die in de praktijk al door de Belastingdienst zijn ingezet. Specifieke omstandigheden
De vraag is wat dit concreet betekent voor de private wealth sector. Volgens ons zijn er twee kwesties die specifiek zijn voor het horizontale toezicht in deze sector: 1. De ‘tone-at-the-top’ heeft niet alleen betrekking op de topbestuurders van het bedrijf, maar nadrukkelijk op de aandeelhouders (de ondernemer of de familie). Als er is gecasht, zal er zelfs geen bedrijfsbestuurder meer zijn. De ondernemer (of de familie) moet zich beraden op zijn fiscale strategie en deze onderdeel maken van zijn totale strategie. 2. In tegenstelling tot bij bedrijven is er geen administratieve organisatie waarmee de fiscale risico’s van het privévermogen in beeld kunnen worden gebracht en kunnen worden gemonitord. Er is niet altijd een administratieve basis waarop een ‘tax control framework’ kan worden ingericht. Tone-at-the-top
Horizontaal toezicht is gebaseerd op wederzijds vertrouwen en transparantie. De ondernemer/familie
september/oktober 2010 private wealth
31
De zandloper
Private taxing
holding
Corporate taxing de ‘kerstboom’
moet een basishouding hebben van ‘fair play’. Dit mag geen opportunistisch uitgangspunt zijn dat – als dit beter uitkomt – kan worden opgezegd. Dit vereist een houding die haar basis vindt in de levensvisie van de ondernemer/familie en die een permanent onderdeel is van de normen en waarden van het bedrijf én de familie. Aangezien de ondernemer/familie de verpersoonlijking is van deze normen en waarden (zij is/zijn ‘the top’) en de belastingheffing van het private deel hen aangaat, moeten zij zich persoonlijk verbinden tot de afspraken met de fiscus. Een opvallend – maar ook begrijpelijk – punt is dan ook dat de ondernemer/ familie het convenant persoonlijk ondertekent. Daarmee wordt inhoud gegeven aan die persoonlijke betrokkenheid en tekent de ondernemer/familie voor een horizontale relatie ter zake van de belastingen in het private deel. Ontbreken adequate administratie
In de bestaande convenanten met de Belastingdienst is vastgelegd dat er een ‘tax control framework’ (TCF) moet zijn. Dit is een systeem dat de relevante fiscale risico’s tijdig signaleert. Het TCF is wezenlijk, omdat het de fiscus de garantie biedt dat het bedrijf zijn fiscale risico’s onder controle heeft. Alleen dan kan inhoud worden gegeven aan de transparantie die horizontaal toezicht vereist. Zonder een TCF – of zonder de nadrukkelijke belofte om tot een TCF te komen – tekent de fiscus geen convenant.
32
private wealth september/oktober 2010
Voor het private taxing gedeelte zal er meestal geen professionele, allesomvattende administratie zijn die de basis kan vormen voor het bepalen van de fiscale verplichtingen en risico’s. Uiteraard zijn veel transacties gedocumenteerd en worden contracten en banken effectenrekeningen geadministreerd. Een aantal zaken wordt wel degelijk geadministreerd. Maar meestal is er geen administratief systeem waarin álle relevante transacties en financiële relaties worden vastgelegd. En als dit systeem er wél is, is de vraag wat de kwaliteit daarvan is en of de fiscale verplichtingen en de fiscale risico’s hieruit te destilleren zijn. Meetekenen
Het is goed om te constateren dat de Belastingdienst zich bewust is van deze situatie. In de gesprekken die thans worden gevoerd, wordt een TCF dan ook niet geëist. Het vertrouwen in de belastingplichtige staat voorop en vormt (vooralsnog) voldoende basis voor het convenant. Naar onze mening kunnen belastingadviseurs hier ook een belangrijke rol vervullen door bijvoorbeeld het convenant mede te ondertekenen. Zij spreken daarmee richting de klant én de fiscus uit dat zij zich eveneens zullen inspannen voor een goede onderlinge relatie, gebaseerd op transparantie, respect en vertrouwen. Eigen ervaringen
Horizontaal toezicht voor de zeer vermogende personen of families (HNWI, zie hiervoor) lijkt een nieuwe
Thema Risico’s
ontwikkeling te zijn. Toch is de basis hiervoor al eerder gelegd. Veel van deze ondernemers/families onderhouden al jaren een goed contact met de fiscus. De afspraken waarin vooraf zekerheid wordt gegeven over bepaalde fiscale kwesties, zijn legio. Het verschil met het verleden is echter dat de betrokken partijen hun onderlinge relatie niet meer beschouwen als een wettelijke verplichting waardoor ze zo af en toe met elkaar in contact zijn, maar als een langdurige relatie waarin transparantie en vertrouwen centraal staan. In de afgelopen jaren zijn wij tezamen met een aantal zeer vermogende ondernemers/families ook nadrukkelijk de richting van horizontaal toezicht ingeslagen. De snelheid waarmee dat gebeurt en de vorm die wordt gekozen, verschilt echter. Elke ondernemer/familie kent zijn eigen dynamiek en wensen en ook de houding van de individuele inspecteur speelt een belangrijke rol. Het is dan ook een goede ontwikkeling dat de Belastingdienst een tweetal personen heeft aangewezen die als aanspreekpunt fungeren. Zij hebben een goed gevoel bij de specifieke omstandigheden in de sector en kunnen zorgen voor éénduidigheid in het proces naar horizontaal toezicht. Eerste convenant
Dat dit alles uiteindelijk wat oplevert, begint zich af te tekenen. Binnenkort zullen wij samen met een cliënt het eerste HNWI-convenant ondertekenen. Uiteraard zijn daaraan de nodige voorbereidingen en gesprekken voorafgegaan. Op basis van deze zaak kunnen we stellen dat het cruciaal is dat er wederzijds vertrouwen ontstaat tussen alle betrokkenen. Alle betrokkenen moeten het gevoel krijgen dat zij passende fiscale afspraken kunnen maken. Verder is de doorlooptijd van het overleg in deze zaak aanzienlijk versneld. Het
blijkt belangrijk te zijn om drie à vier keer per jaar met elkaar aan tafel te zitten om alle lopende zaken te bespreken. Vanuit beide kanten worden dan agendapunten aangedragen en in constructief overleg besproken en opgelost. Bovendien is de fiscus bereid om te zoeken naar (landelijke) beleidsruimte voor situaties die specifiek zijn voor deze sector. Toch een TCF?
Zoals gezegd eist de Belastingdienst momenteel geen TCF. De ondernemer/familie heeft echter vaak wél behoefte aan comfort over de fiscale situatie, ook voor het private taxing gedeelte. Volgens ons is het mogelijk om die te bieden. Voor een aantal fiscale risico’s is het denkbaar om de administratie of bepaalde (administratieve) processen zo in te richten dat die risico’s worden gesignaleerd. Een voorbeeld is het beleggingsbeleid in een vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI). Een VBI is onder voorwaarden vrijgesteld van de vennootschapsbelasting. Eén van de voorwaarden is dat slechts in een beperkt aantal vermogenscategorieën wordt belegd. Een vermogensbeheerder kan hierop toezien, maar een TCF kan zekerheid bieden. De fiscale risico’s zijn daarmee ‘in control’. Er zijn veel meer mogelijkheden om fiscale risico’s onder controle te krijgen met een TCF. Het belangrijkste voordeel voor de ondernemer/familie is dat men de fiscale positie beter overziet en tijdig maatregelen kan treffen. Een tweede voordeel is dat men minder ‘last’ heeft van de fiscus en snel zekerheid krijgt over fiscale risico’s. Dit brengt besparingen met zich mee. Ten slotte leidt de prioriteitenstelling van fiscale doelstellingen en risico’s tot meer planningsmogelijkheden en lagere kosten. Onze verwachting is overigens dat de fiscus in de toekomst eisen gaat stellen op dit punt. Grote voordelen
Drie kanttekeningen 1. Bij HNWI is cruciaal dat horizontaal toezicht past bij het specifieke karakter (de normen en waarden) van de ondernemer/familie. 2. Partijen moeten bereid zijn elkaar als (zakelijke) partner te behandelen, op basis van fair play en niet op basis van een (buitenwettelijke) fair share gedachte. 3. Ook bij HNWI (private taxing) is het mogelijk een tax control framework (TCF) in te richten.
Concluderend kunnen we stellen dat er maatschappelijk een trend waarneembaar is waarbij het toezicht overgaat van een repressief retroactief model naar een coöperatief en zelfregulerend model. Horizontaal toezicht past hierin. De ervaringen met horizontaal toezicht buiten de private wealth sector (de ‘HNWI-sector’) zijn tot nu toe positief, ondanks het feit dat er in de uitvoering nog onduidelijkheden zijn. Mits met de Belastingdienst duidelijke afspraken worden gemaakt over de spelregels, menen wij dat horizontaal toezicht ook voor de HNWIsector grote voordelen zal opleveren.
september/oktober 2010 private wealth
33
I N F OR M E R E N ACTUALITE ITE N
Prinsjesdag belastingpakket 2011 Op 21 september 2010 zijn – in het kader van Prinsjesdag – het Belastingplan 2011 en het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2011 gepubliceerd. Hierna treft u een selectie aan van de maatregelen die zowel in de op Prinsjesdag gepubliceerde wetsvoorstellen als in het in juni gepubliceerde wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2010 zijn opgenomen. Verreweg de meeste voorstellen hebben als beoogde ingangsdatum 1 januari 2011. Het laatste woord is uiteraard aan de Tweede en Eerste Kamer. Verlaging tarief vennootschapsbelasting
In het Belastingplan 2011 wordt voorgesteld het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting te verlagen van 25,5% tot 25%. Dit tarief geldt voor winsten voor zover die meer bedragen dan e 200.000. Voor zover de winst niet meer dan e 200.000 bedraagt, geldt een tarief van 20%. Het tussentarief van 23% voor winsten tussen e 40.000 en e 200.000, dat voor de belastingjaren 2009 en 2010 buiten werking was gesteld, wordt definitief afgeschaft.
Deze rubriek wordt verzorgd door PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV
34
private wealth september/oktober 2010
Verlenging van de verliesverrekeningstermijn
Belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting kunnen er momenteel voor kiezen om de terugwentelingstermijn van de verliesverrekening uit te breiden van één naar drie jaar. Keerzijde van deze keuze is dat de termijn van de voorwaartse verliesverrekening wordt verkort van negen jaar tot zes jaar. Op dit moment is deze keuzemogelijkheid een tijdelijke maatregel, die geldt voor verliezen in de belastingjaren 2009 en 2010. Voorgesteld wordt nu om deze keuzemogelijkheid ook te laten gelden voor verliezen in het belastingjaar 2011. Voor de terugwenteling naar de extra twee jaren geldt overigens wel een plafond van e 10 miljoen, inhoudende dat per extra verrekeningsjaar maximaal e 10 miljoen van het te verrekenen verlies kan worden teruggewenteld. Verlenging willekeurige afschrijving
Investeringen in bepaalde bedrijfsmiddelen die worden gedaan in 2009 en 2010, kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een versnelde willekeurige afschrijving. In het jaar waarin de verplichting is aangegaan of de voortbrengingskosten zijn gemaakt, kan maximaal 50% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten ten laste van de winst worden afgeschre-
ven. Het restant mag in één of meer van de volgende jaren willekeurig worden afgeschreven. Voorafgaand aan de ingebruikneming van het bedrijfsmiddel kan het bedrag van de willekeurige afschrijving echter niet hoger zijn dan het bedrag dat met betrekking tot de investering reeds is betaald. Deze regeling is in 2009 geïntroduceerd in het kader van de crisismaatregelen die het kabinet destijds heeft genomen, en is in 2010 gecontinueerd. Om ook ondernemingen die in 2011 investeringen doen de mogelijkheid te geven deze versneld af te schrijven, wordt voorgesteld om de regeling met een jaar te verlengen. Onroerendezaaklichaam
Onder voorwaarden is de verkrijging van aandelen in een ‘onroerendezaaklichaam’ belast met overdrachtsbelasting. Ter bestrijding van (kunstmatige) constructies waarbij de kwalificatie als ‘onroerendezaaklichaam’ wordt ontlopen, is een aantal aanpassingen voorgesteld. Met ingang van 1 januari 2011 wordt een lichaam aangemerkt als een ‘onroerendezaaklichaam’ als de bezittingen grotendeels (50% of meer) bestaan uit onroerende zaken (‘bezitseis’). Voor de 50%-toets tellen buitenlandse onroerende zaken met ingang van 1 januari 2011 ook mee. Deze aanpassing betekent een belangrijke grondslagverbre-
Thema Risico’s
ding van de overdrachtsbelasting ten opzichte van de bestaande toets. Volgens de bestaande toets wordt een lichaam aangemerkt als een ‘onroerendezaaklichaam’ als de bezittingen voor 70% of meer uit Nederlandse onroerende zaken bestaan. Verder worden er nadere maatregelen voorgesteld om constructies tegen te gaan. Verlenging doorverkooptermijn van vrijstelling voor overdrachtsbelasting
In het Belastingplan 2011 wordt voorgesteld om de termijn voor vrijstelling van overdrachtsbelasting bij doorverkoop van woningen tijdelijk te verruimen van zes naar twaalf maanden. Dit houdt in dat als een woning voor de eerste keer wordt verkregen, een opvolgende verkrijging binnen twaalf maanden door een ander slechts in de heffing van overdrachtsbelasting wordt betrokken voor zover de waarde of tegenprestatie van de tweede verkrijging hoger is dan die van de eerste verkrijging. Het is de bedoeling dat deze versoepeling slechts voor het kalenderjaar 2011 kan worden toegepast. Verlenging hypotheekrenteaftrek in verhuisregelingen
Voorgesteld wordt om voor de jaren 2011 en 2012 de maximale termijn voor hypotheekrenteaftrek voor de leegstaande voormalige eigen woning met een jaar te verlengen tot het einde van de drie kalenderjaren volgend op het verlaten van de vorige eigen woning. Voor de gekochte leegstaande woning of de woning in aanbouw die bestemd is om in dat jaar of in de komende drie kalenderjaren als hoofdverblijf te gaan fungeren, geldt eenzelfde tijdelijke termijnverlenging van twee naar drie kalenderjaren. Beide verhuisregelingen maken een tijdelijke hypotheekrenteaftrek voor twee woningen mogelijk.
Verlenging hypotheekrenteaftrek na tijdelijke verhuur
Ook wordt voorgesteld om de looptijd te verlengen van de huidige (tijdelijke) maatregel waarbij de hypotheekrenteaftrek voor de leegstaande voormalige eigen woning na afloop van tijdelijke verhuur herleeft, totdat de maximumtermijn voor de hypotheekrenteaftrek op grond van de verhuisregeling is bereikt. Op grond van het Belastingplan 2010 zou deze regeling slechts gelden in 2010 en 2011. Nu wordt in het Belastingplan 2011 voorgesteld om de regeling pas per 1 januari 2013 te laten vervallen. Tijdelijke verlaging btw-tarief renovatie woningen
In het Belastingplan 2011 wordt voorgesteld om per 1 oktober 2010 het btw-tarief voor de arbeidskosten bij de renovatie en het herstel van woningen die minimaal twee jaar oud zijn (na de eerste ingebruikneming van die woning), te verlagen van 19% naar 6%. Het verlaagde tarief zal niet van toepassing zijn op materialen. De maatregel zal gelden voor werkzaamheden die worden afgerond in de periode 1 oktober 2010 tot 1 juli 2011. Dat houdt in dat het verlaagde tarief alleen van toepassing is op eindfacturen die in de periode 1 oktober 2010 tot 1 juli 2011 zijn uitgereikt. Vrijstelling aanschaf woning Successiewet
De aanwendingsmogelijkheden van een schenking voor toepassing van de eenmalig extra verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor kinderen tussen 18 en 35 jaar, worden verruimd voor de aanschaf van een eigen woning. Voorgesteld wordt om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 de eenmalige vrijstelling van e 50.000 in één kalenderjaar ook van toepassing te laten zijn voor schenkin-
gen ter dekking van de kosten voor verbetering of onderhoud van een eigen woning, afkoop van een recht van erfpacht, opstal, of beklemming en een aflossing van de eigenwoningschuld. Ook wordt de vrijstelling uitgebreid tot een woning die leeg staat of in aanbouw is en bestemd is om de begiftigde in het lopende kalenderjaar of in de twee kalenderjaren daarna als eigen woning ter beschikking te staan. Automatische gegevensuitwisseling
Op het terrein van de automatische gegevensuitwisseling stelt het kabinet maatregelen voor om fraude te bestrijden. Automatische gegevensuitwisseling is een effectiever middel in de strijd tegen zwartsparen en andere vormen van belastingfraude dan de traditionele gegevensuitwisseling. Het kabinet stelt enkele technische aanpassingen voor van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIBB), die de grondslag vormt voor de gegevensverstrekking door Nederland. Ook stelt het kabinet een wijziging voor ter verbetering van de automatische gegevensverstrekking door Nederland aan andere landen. Deze wijziging betreft art. 8 WIBB en ziet op de verplichting voor onder meer banken, beleggingsinstellingen en levensverzekeraars om gegevens over de rekeningen en verzekeringen van hun cliënten uit eigener beweging aan de Belastingdienst te verstrekken. Het kabinet stelt voor om ook in de internationale context een dergelijke verplichting op te nemen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur zullen administratieplichtigen worden aangewezen die nader te duiden gegevens en inlichtingen uit eigener beweging moeten verstrekken. Hiertoe wordt overleg gepleegd met de Nederlandse financiële instellingen.
september/oktober 2010 private wealth
35
Europese Commissie start inbreukprocedures tegen Nederland De Europese Commissie (EC) heeft op 30 september 2010 besloten om Nederland in vier afzonderlijke gevallen te verzoeken om wijziging van discriminerende belastingregels. Volgens de EC discrimineert Nederland op het vlak van: • successie- en schenkingsrechten op landgoederen; • belasting op inkomen uit onroerende zaken bij buitenlandse charitatieve instellingen; • belasting op inkomen uit aanmerkelijk belang bij buitenlandse charitatieve instellingen; • belasting op inkomen uit aanmerkelijk belang bij buitenlandse vennootschappen. Landgoederen
De vrijstelling van successie- en schenkingsrechten ten aanzien van landgoe-
deren is alleen van toepassing als de landgoederen in Nederland zijn gelegen. Verervingen of schenkingen van landgoederen die in andere lidstaten of EERlanden zijn gelegen, worden voor 100% belast. Dit vindt de EC discriminerend. Buitenlandse charitatieve instellingen en kerkgenootschappen met onroerende zaken in Nederland zouden ten onrechte voor de inkomsten hieruit worden belast. Onder de huidige wetgeving hebben alleen binnenlandse charitatieve instellingen en kerkgenootschappen die geen onderneming drijven, recht op een vrijstelling van belasting over hun inkomen uit in Nederland gelegen onroerende zaken. Daarnaast zouden buitenlandse charitatieve instellingen met een aanmerkelijk belang in Nederlandse vennootschappen ten onrechte voor de
betreffende inkomsten worden belast. Tot slot heeft de EC Nederland formeel verzocht om wijziging van de wetgeving waarbij binnenlandse vennootschappen vrijstelling van belasting krijgen over hun inkomen uit aanmerkelijk belang, terwijl vennootschappen die elders in de EU of de EER zijn gevestigd wél worden belast over hun inkomen uit aanmerkelijk belang dat niet tot hun ondernemingsvermogen behoort. Twee maanden
Deze Nederlandse belastingregels zijn volgens de Europese Commissie allemaal in strijd met de EU-regels betreffende het vrije verkeer van kapitaal. Als Nederland binnen twee maanden geen bevredigende antwoorden geeft, kan de EC de zaken voorleggen aan het Hof van Justitie.
Vooruitblik op het volgende nummer van Private Wealth Het volgende nummer van Private Wealth heeft als thema: ‘De volgende generatie’. In deze editie besteden we aandacht aan de fiscale en notariële aspecten van vermogensoverdracht. Eén van de vragen hierbij is of er voldoende faciliteiten zijn om vermogen over te dragen aan de volgende generatie. Daarnaast presenteren we een aantal uitkomsten van een uitgebreid onderzoek onder erfgenamen dat is uitgevoerd door Guidato Family Office. Ook is er aandacht voor het verschil tussen generaties: de jongere generaties zijn anders dan de bekende ‘baby boom’ generatie. Wat kan dit betekenen voor de dienstverlening? In een artikel over multi generational wealth management laten we zien dat ook op beleggingsgebied bewust rekening kan worden gehouden met de volgende generatie. Dit naast een aantal andere artikelen en onze vaste rubrieken. Private Wealth nummer 3 verschijnt in december.
36
private wealth september/oktober 2010
( A DV E R TO R I A L )
Willem Middelkoop (Gold&Discovery Fund) over ‘Discovery Investing’ Het succesvolle beleggingsfonds Gold&Discovery Fund, met een nettorendement van meer dan 75% sinds de start in juli 2008, is gespecialiseerd in het investeren in nieuwe grondstofontdekkingen. Oprichter Willem Middelkoop waarschuwde jaren geleden al voor de risico’s van een naderende kredietcrisis. Zijn fonds werd dan ook opgezet om te kunnen profiteren van de groeiende vlucht naar edelmetaal en andere steeds schaarser wordende grondstoffen. Het Gold&Discovery Fund concentreert zich op het investeren in nieuwe grondstofontdekkingen. Enkele vragen aan Willem Middelkoop, oprichter van het Gold&Discovery Fund. Hoe is dit grondstoffenfonds ontstaan? Het Gold&Discovery Fund werd in juli 2008 opgericht omdat wij verwachtten dat de bullmarkt in grondstoffen nog jaren zou voortduren. We hielden zelf rekening met een zich steeds verder verdiepende crisis waardoor beleggers steeds meer ‘hard assets’ in plaats van ‘paper assets’ in hun portfolio zouden willen opnemen. Dat het investeren in beursgenoteerde exploratiebedrijven, die recent een serieuze grondstofontdekking hebben gedaan, daarbij het meest winstgevend was, hadden we als beleggers al jaren zelf ervaren. Maar het is voor individuele beleggers zeer moeilijk om vanuit Nederland de juiste informatie over deze grondstoffenmarkten te krijgen. Vrijwel al deze bedrijven zijn in Canada beursgenoteerd. De timing van de start was niet perfect, net voor de Lehman Crash van eind 2008 Klopt. In de zomer van 2008 begonnen we met u 3 miljoen aan vermogen, de helft afkomstig van de drie oprichters en ruim twintig participanten. Na de eerste maanden begon de zwaarste crash van de afgelopen honderd jaar. Maar omdat onze portfolio met dit soort risico’s in ons achterhoofd was opgezet, konden we profiteren van de vlucht naar edelmetalen, die direct na
de crash op gang kwam. Hierdoor zijn we snel doorgegroeid naar bijna u 50 miljoen en circa 300 participanten. Het nettorendement bedraagt al meer dan 75%, ondanks de beroerde start. Gemiddeld 30% rendement per jaar in dit beursklimaat is niet verkeerd We profiteren nu optimaal van de trend om te diversificeren richting grondstoffen. Vooral vanuit Azië is er ongekend veel geld beschikbaar om goede grondstofbedrijven over te nemen. Binnen onze portfolio van ruim 50 bedrijven zijn er al een tiental overgenomen. Gelukkig zijn er nog voldoende nieuwe grondstofontdekkingen om de winst te herbeleggen. Investeren jullie alleen in edelmetaalbedrijven? Meer dan de helft van ons vermogen is geïnvesteerd in bedrijven met goede goud- en zilverprojecten. Daar zien we nu eenmaal de sterkst stijgende trend. Maar we hebben ook significante posities opgebouwd in bijvoorbeeld gas, koper, uranium en zogenaamde Rare Earth Element (ree) bedrijven. De laatste zijn momenteel erg gewild, doordat China bijna 97% van de totale ree-productie in handen heeft en recent exportquota voor deze strategisch belangrijke metalen heeft ingesteld. WWW.GDFUND.NL
Nieuw onafhankelijk vakblad over de vernieuwing en professionalisering van de private wealth sector! Opinie: meningen en stellingen Professionalisering: businessmodellen, implementaties, best practices Inspiratie: de adviseur als mens, motieven, ‘wat maakt het leuk’ Informatie: feiten, inhoudelijke ontwikkelingen, jurisprudentie, wetgeving Voor wie?
NU TER INTRODUCTIE 25% korting op een jaarabonnement
Professionals die vermogende particulieren en hun familie adviseren, zoals o.a.: medewerkers van private banks, vermogensbeheerders, fiscalisten, estate planners, compliance officers, pensioenadviseurs, investment specialisten.
Meld u aan via www.futd.nl/privatewealth of vraag een gratis proefnummer aan.
Ja, ik neem een jaarabonnement op Private Wealth.
(e64545)
Ter introductie ontvang ik 25% korting en betaal ik slechts e 185 (excl. btw) voor 6 nummers.
Ja, ik ontvang graag een gratis proefnummer. Naam organisatie
:
De heer/mevrouw*
:
Functie
:
Vakgebied
:
Afdeling/Kamernummer : Adres
:
Postcode/plaats :
Telefoon/Fax
:
E-mail
: * Doorhalen wat niet van toepassing is
Ja, houd me via e-mail op de hoogte van producten op mijn vakgebied. Datum: De kosten voor het abonnement voldoe ik na ontvangst van de factuur. Op alle verbintenissen met ons zijn de algemene voorwaarden van toepassing zoals gedeponeerd bij de KvK te Eindhoven. Toezending geschiedt kosteloos op uw verzoek.
Vijf manieren om in te schrijven: 1. Internet: 2. E-mail: 3. Telefoon: 4. Fax: 5. Post:
www.futd.nl/privatewealth
[email protected] 040 - 292 59 57 040 - 292 59 55 Fiscaal up to Date, Antwoordnummer 10552, 5600 WB Eindhoven