deskundig adviseren over eigenrisicodragen wga
Maak van risico’s nieuwe kansen De WGA: nieuwe uitdaging, nieuwe kansen Wie werkgevers adviseert over de WGA-lasten van hun organisatie, staat de komende jaren voor grote uitdagingen én kansen. De economische crisis zorgt bij veel werkgevers voor extra focus op mogelijkheden om kosten te beperken. Arbeidsongeschiktheid en uitvalsrisico’s verdienen hierbij als grote kostenposten alle aandacht. De komende jaren zullen vergaande veranderingen in de WGA-premiesystematiek en de re-integratieverplichtingen bovendien letterlijk iedere werkgever dwingen tot een hernieuwde afweging van risico’s, kosten en kansen. Een gouden kans voor adviseurs: zij kunnen (opnieuw) met klanten om de tafel gaan zitten en door goede dienstverlening hun toegevoegde waarde aantonen. Maar er ligt ook een grote uitdaging. De adviseur moet de uiterst complexe materie dusdanig in de vingers krijgen dat zijn advies werkelijk het verschil maakt dat de klant mag verwachten. Kans: toon de meerwaarde van advies Klanten willen weten waarvoor ze betalen en wat het oplevert. Dat geldt ook voor financiële diensten die niet onder het provisieverbod vallen dat vanaf 2013 geldt, zoals verzekeringen voor WGA-eigenrisicodragers. Kritische klanten vormen een uitdaging voor adviseurs. Maar de regels voor eigenrisicodragen worden complexer, terwijl de kansen steeds groter worden. De adviseur kan dus volop meerwaarde bieden – en zijn toegevoegde waarde aantonen. Mits hij zelf de materie tot in de puntjes beheerst, natuurlijk!
Behoefte aan deskundig advies neemt toe Wat komt op het gebied van de WGA ook weer precies op werkgevers af? Een beknopte samenvatting: – Als onderdeel van de ‘modernisering Ziektewet’ gaat de overheid werkgevers afrekenen op de uitkeringslasten van veel grotere groepen (oud-)werknemers dan nu het geval is. – Daardoor worden de re-integratietaken van werkgevers ook uitgebreid. – Een van de voornaamste wijzigingen is dat tijdelijke werknemers die ziek uit dienst gaan voortaan meetellen voor de schadelast.
– Verder gaat er veel veranderen in de manier waarop de WGA-premie voor kleine en middelgrote werkgevers wordt berekend. – De mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor de WGA blijft bestaan, maar de wijzigingen in de premiesystematiek vragen om een compleet nieuwe afweging. Eigenrisicodragen zal werkgevers ook in de nieuwe situatie meer invloed geven op de omvang van hun WGA-lasten. Ze hebben bijvoorbeeld de vrijheid om zelf een geschikte verzekeraar te kiezen. Maar juist doordat er zoveel te kiezen is, wordt keuzes maken steeds complexer. En dat de regelgeving steeds ingewikkelder wordt, maakt de zaken voor werkgevers bepaald niet overzichtelijker. Een werkgever moet van heel goeden huize komen als hij de gevolgen hiervan wil overzien zonder advies van een inhoudelijk deskundige. De waarde van goed advies stijgt ook De aanstaande veranderingen in de WGA-premie dwingen alle werkgevers opnieuw te bekijken welke situatie het gunstigst is: een publieke WGA-verzekering bij UWV of een private verzekering bij een verzekeraar naar keuze. Deskundig advies is hierbij belangrijker en waardevoller dan ooit. Een adviseur die de regelgeving door en door kent en weet wat de consequenties zijn van de veranderingen die in 2014 en 2016 worden doorgevoerd, kan de werkgever helpen nieuwe risico’s goed in te schatten en onnodige kosten te vermijden. Maar een adviseur moet veel meer kunnen bieden dan hulp bij de kostenafweging alleen. Kiest de werkgever voor eigenrisicodragen, dan draagt hij opeens tien jaar lang de verantwoordelijkheid voor werknemers die instromen in de WGA. Niet alleen betaalt hij de uitkeringen, hij moet ook zorg dragen voor de re-integratie. Hij kan te maken krijgen met een keur aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten, allemaal met andere mogelijkheden. Gericht advies over hoe de werkgever kan omgaan met deze verschillende groepen WGA-gerechtigden helpt hem de schadelast fors te beperken. Zo kan de adviseur werkgevers overtuigen van zijn toegevoegde waarde. Ga die uitdaging aan! Deskundig advies op maat over eigenrisicodragerschap is niet alleen belangrijk. Het is zelfs cruciaal om een keuze te maken die op de lange termijn de belangen dient van de werkgever én van zijn personeel. De adviesrol draait niet alleen om de rekensom welke premie voor de werkgever het voordeligst is. Als de werkgever besluit eigenrisicodrager te worden, begint de uitdaging pas echt. Een adviseur met verstand van wetgeving en een visie op re-integratiebeleid kan de werkgever helpen actief beleid te voeren. De adviseur die oog heeft voor de verschillen tussen groepen werknemers met diverse re-integratiemogelijkheden, is van onschatbare waarde voor de werkgever. Hij kan immers helpen de schadelast van WGA-instroom te beperken met zeer doelgericht beleid. Investeer in adviesrol die het verschil maakt De adviseur die deze uitdaging vol wil aangaan, moet rekening houden met enkele belangrijke voorwaarden. – De adviseur moet zich invreten in alle complexe nieuwe regels. – Nieuwe kennis over re-integratie is onmisbaar om werkgevers te adviseren over de gevolgen van hun WGA-beleid. – Adviesvaardigheden blijven verbeteren helpt om deskundig advies extra overtuigingskracht te geven. Dit vergt een behoorlijke investering, maar de beloning is er ook naar: een strategische adviesrol van grote waarde.
Nieuwe wetgeving: geheel nieuwe WGA-afweging Om te begrijpen wat de financiële gevolgen voor werkgevers zijn als een werknemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt raakt, is het belangrijk de wet- en regelgeving te kennen. Deze is al niet eenvoudig, en door wetswijzigingen die zijn gepland voor 2014 en 2016, zal het nog complexer worden. Adviseurs hebben daardoor de komende jaren – meer nog dan anders – een vooruitziende blik nodig, om werkgevers te helpen bij hun keuze en beleid. Daarvoor is allereerst gedegen kennis van de WGA en de premiestelling voor dit vangnet van belang. Hoe zit de wetgeving ook weer precies in elkaar, en wat verandert er de komende jaren aan? De WGA blijft werkgevers activeren In 2006 werd de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingevoerd. Het doel van deze wet was om de inkomensvoorziening voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten activerender te maken. Financiële prikkels moeten arbeidsgehandicapten en hun werkgevers aansporen om zich in te zetten voor optimale re-integratie en zo de instroom in de WIA beperken. De WIA bestaat uit twee regelingen, met verschillende doelstellingen: Re-integratie blijft lonen Aan de principes van de WGA verandert niets: werkgevers worden ook in de toekomst financieel geprikkeld om WGA-instroom van hun eigen, vaste werknemers te beperken. Bovendien houden ze de keuze tussen een publieke verzekering bij UWV of eigenrisicodragen en een private verzekering afsluiten bij een dienstverlener naar keuze.
– regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) voor werknemers die langdurig minder dan 20 procent van hun oude loon kunnen verdienen; – regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) voor werknemers die minstens 65 procent en maximaal 80 procent van hun oude loon kunnen verdienen, of die tijdelijk minder dan 20 procent van hun oude loon kunnen verdienen. Een werknemer krijgt pas recht op een IVA-uitkering als re-integratie vrijwel uitgesloten is. Aan deze regeling zijn daarom geen activerende maatregelen voor werkgever of werknemer verbonden. Bij de WGA ligt dat nadrukkelijk anders. De hoogte van de uitkering die het (eventuele) loon aanvult, is afhankelijk van in hoeverre een werknemer zijn verdienmogelijkheden benut. Hoe meer hij werkt, hoe hoger zijn totale inkomen. En belangrijker voor de werkgever en zijn adviseur: er is ook een werkgeversprikkel ingebouwd, de individueel gedifferentieerde WGA-premie. Hoe meer werknemers van een organisatie instromen in de WGA, hoe hoger de premie wordt voor de werkgever in de tien jaar die daarop volgen. Uitvoering werknemersverzekeringen (UWV) hanteert voor deze premie wel een maximum. Daar staat tegenover dat er ook een minimumpremie geldt. Werkgevers zijn echter niet gebonden aan de UWV-premies. Ze hebben de optie om eigenrisicodrager voor de WGA te worden. – De werkgever draagt dan geen UWV-premie af voor de eerste tien jaar van de WGA-uitkeringen. – In plaats daarvan betaalt hij zelf de eerste tien jaar van uitkeringen van (oud-)werknemers die zijn ingestroomd in de WGA.
– Hij draagt bovendien gedurende die periode zorg voor de re-integratie van deze werknemers. – Omdat deze risico’s voor alle behalve de allergrootste werkgevers te groot zijn om helemaal zelf te dragen, kan de werkgever dit risico onderbrengen bij een private verzekeraar. Privaat verzekeren: nieuwe kansen, andere risico’s Private verzekeraars brengen natuurlijk op hun beurt weer verzekeringspremies in rekening. Deze kunnen echter voordeliger uitvallen dan de premies van UWV. Verzekeraars hanteren geen vaste minimumpremies. Bovendien hoeven goed presterende organisaties niet mee te betalen voor organisaties met een hogere instroom, wat bij de publieke verzekering wel gebeurt. Maar verzekeraars hanteren ook geen vaste maximumpremies. Dat vormt een risico als de instroom hoger uitvalt dan verwacht.
Maar de prikkels gaan ook gelden voor flexwerkers De afgelopen jaren maakten steeds meer werkgevers de afweging tussen publiek verzekeren en eigenrisicodragerschap voor de WGA. Daarbij hadden ze grote behoefte aan deskundig advies dat precies was toegespitst op hun eigen organisatie. Nu de premiestelling voor de WGA vanaf 2014 gaat veranderen, is dat advies opnieuw hard nodig. Een nieuwe risicoafweging is noodzakelijk, maar de gevolgen van de nieuwe premies zijn voor werkgevers nog moeilijk te overzien. Een belangrijke verandering voor werkgevers is dat de groep werknemers waarover de gedifferentieerde premie wordt berekend, per 2014 wordt uitgebreid. Nu geldt deze premiedifferentiatie alleen voor werknemers die recht krijgen op een WGA-uitkering terwijl ze in dienst zijn. Vanaf 2014 worden ook de uitkeringslasten van twee andere groepen via de premies direct aan de werkgever doorberekend: – uitzendkrachten; – werknemers die instromen in de WGA nadat hun arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege was geëindigd. WGA-instroom die er altijd al was, krijgt dus opeens directe financiële consequenties voor werkgevers. Dit dwingt werkgevers om opnieuw te kijken naar de omvang van de instroom – en natuurlijk hoe ze die kunnen beperken. Aanvankelijk is de premie voor deze groep flexibele werknemers – de ‘WGA-flex’ – een publieke premie, die wordt vastgesteld door UWV. Vanaf 2016 worden de premies voor de WGA-flex echter samengevoegd met die van de ‘WGA-vast’ en kunnen werkgevers alleen voor gehele pakket eigenrisicodrager worden. Het risico wordt dus groter – maar de kansen om kosten te beperken ook. Nieuw risico: tijdelijke contracten Door de grotere reikwijdte van de premie vormen werknemers met een tijdelijk contract opeens een groot financieel risico voor hun werkgever. Is een werknemer met een tijdelijk contract ziek op het moment dat zijn contract afloopt? En krijgt hij na twee jaar een WGA-uitkering? Dan moet zijn oud-werkgever daarvoor vanaf 2014 een hogere WGA-premie betalen.
Extra uitdaging: andere premies voor kleine bedrijven Alle werkgevers krijgen dus met nieuwe uitdagingen voor de WGA te maken. Maar voor kleine en middelgrote werkgevers verandert er meer dan voor grote werkgevers: – De premie voor kleine werkgevers wordt per 2014 niet langer gebaseerd op de WGA-instroom van het eigen bedrijf, maar volledig bepaald op basis van de instroom vanuit de hele sector. – De WGA-premie van middelgrote werkgevers wordt gedeeltelijk berekend over hun individuele instroom en gedeeltelijk over de gemiddelde instroom in de sector. De overheid doet dit omdat de gecombineerde lasten van de WGA-flex en de WGA-vast anders een te groot risico vormen voor kleinere bedrijven. De gedifferentieerde WGA-premie van kleine en middelgrote werkgevers gaat dus meer lasten omvatten, maar wordt minder afhankelijk van de instroom van eigen (oud-)werknemers in de WGA. Dit heeft grote gevolgen voor de afweging om eigenrisicodrager te worden. Kleine organisaties moeten hun eigen prestaties bij het beperken van WGA-instroom vooral gaan afzetten tegen die van de gehele sector. MKB verdient extra aandacht Het MKB staat door deze extra wijziging voor een grote uitdaging. De adviseur moet zich specifiek in deze doelgroep verdiepen om kleinere bedrijven goed te kunnen bijstaan. Deze organisaties – of ze op dit moment nu publiek of privaat verzekerd zijn – moeten immers op een volledig andere manier gaan beoordelen of eigenrisicodragen de moeite loont. Ze hebben gedegen kennis nodig van de nieuwe premiestelling en de gevolgen daarvan, om een goede kosten-batenanalyse van eigenrisicodragen te kunnen maken.
Goed advies: weeg álle aspecten van eigenrisicodragen af De keuze voor WGA-eigenrisicodragerschap is niet eenvoudig, maar de gevolgen zijn wèl omvangrijk. Werkgevers zijn daarom niet geholpen met advies over slechts enkele aspecten van deze keuze. De rol van een adviseur is juist om hen te helpen alle gevolgen te overzien. Zowel de risico’s als de kansen. En zowel op de korte als op de lange termijn. Maak het verschil met brede kennis De adviseur kan pas echt verschil maken als hij gedegen kennis heeft van alle aspecten van eigenrisicodragerschap waar de werkgever mee te maken heeft. Van risico’s inschatten tot praktische re-integratiemethoden. Hierdoor kan hij de werkgever helpen: – het financiële plaatje voor de toekomst te schetsen. Op basis van de instroomcijfers en kosten van de afgelopen jaren helpt de adviseur de verwachte instroom in de WGA te bepalen. – vast te stellen hoe uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk contract vanaf 2014 de premies gaan beïnvloeden. Omdat de WGA-premies over 2014 waarschijnlijk worden berekend op basis van de WGA-instroom vanaf 2012, moet hier nu al aandacht voor zijn! – premies en verzekeringsvoorwaarden voor de nieuwe situatie te vergelijken. – preventie- en re-integratiebeleid op te stellen dat is toegespitst op (oud-)werknemers met diverse mogelijkheden en kenmerken. – zijn bijkomende juridische verantwoordelijkheden als eigenrisicodrager te begrijpen.
Daarnaast is het belangrijk dat de adviseur inzicht heeft in de beslissingsgronden van UWV. Deze overheidsinstelling bepaalt immers of een (oud-)werknemer recht heeft op een WGAuitkering en voor hoeveel procent hij wordt afgekeurd. Dit heeft direct invloed op premiekosten bij een publieke WGA-verzekering en op de uitkeringen die een eigenrisicodrager moet betalen. Gedegen kennis van de gronden waarop UWV beoordeelt en hoe dit in zijn werk gaat, is daarom onmisbaar. Een adviseur die de werkwijze van UWV kent, kan een werkgever helpen de beschikking van UWV te doorgronden. Kijk kritisch naar beslissingen van UWV De adviseur kan een belangrijke ondersteunende rol spelen als de werkgever een bezwaar indient of in beroep gaat tegen een beslissing van UWV. Een succesvol bezwaar of beroep kan de WGA-instroom beperken en zo direct de kosten drukken. En daar is zowel de werkgever als de verzekeraar bij gebaat.
Let op voordelen én schade bij overstap Eigenrisicodrager worden en geen WGA-premie meer betalen: dat zal veel werkgevers aantrekkelijk in de oren klinken. Maar in de praktijk betaalt de werkgever alleen een andere premie, namelijk aan de verzekeraar waar hij het risico onderbrengt. Een adviseur kan niet alleen helpen verzekeraars met UWV te vergelijken, maar ook de kosten, voorwaarden en diensten van verzekeraars tegen elkaar afzetten. De adviseur kan bovendien voorkomen dat de werkgever zich blindstaart op de hoogte van de premies. Ook hoe premies worden berekend en hoelang ze vaststaan, is van belang. Daarnaast is het goed om te bekijken welke boven- en ondergrenzen gelden voor de hoogte van de premies. Is eigenrisicodragerschap op de lange termijn de slimste en voordeligste optie? Dan kan de adviseur de werkgever wijzen op het juiste moment om over te stappen. UWV hanteert namelijk een ‘inlooprisico’: werkgevers die eigenrisicodrager worden, nemen ook de kosten van al lopende WGA-uitkeringen over. En als een eigenrisicodrager na verloop van tijd terug wil keren naar een publieke verzekering, is er een uitlooprisico. De uitkeringen die zijn begonnen terwijl de werkgever eigenrisicodrager was, blijven namelijk zijn verantwoordelijkheid. Het is van belang om uit te zoeken of de verzekeraar deze uitloopschade dekt. Pas op: extra schade bij overstap Bij een goede afweging moet de adviseur zeker rekening houden met het inlooprisico. – Als een werkgever eigenrisicodrager wordt, neemt hij ook de kosten over van de eerste tien jaar van alle WGA-uitkeringen die op dat moment al lopen. – Niet alle verzekeraars dekken deze inloopschade, dus de werkgever moet een goed beeld hebben van al lopende uitkeringen – óók van oud-werknemers! – Bij de wijziging van de regels per 2016 is bepaald dat kleine werkgevers deze inlooplasten niet meer zelf hoeven te dragen als ze eigenrisicodrager worden. Grotere werkgevers dragen die lasten nog wel zelf.
Adviseer over meer dan geld alleen Kiezen voor eigenrisicodragen en de schadelast van de WGA beperken draait niet alleen om de directe kosten die ermee gemoeid zijn. Een adviseur richt juist zijn blik op de horizon. Eigenrisicodragerschap is op de lange termijn alleen voordelig als de werkgever een gedegen preventie- en re-integratiebeleid voert. Bovendien moet hij daarbij oog hebben voor de verschillen tussen werknemers. – Sommige werknemers hebben nog veel mogelijkheden én de wens om verder te re-integreren. Extra inspanningen om hun werkzaamheden uit te breiden hebben een goede kans van slagen. – Andere werknemers hebben weinig kansen om hun mogelijkheden te vergroten óf voelen onvoldoende (financiële) prikkels om meer te gaan werken. Bij hen is de kans op succesvolle re-integratie kleiner, dus zijn werkgever en verzekeraar minder gebaat bij een grote investering. Adviseurs doen er goed aan zich hierbij extra te richten op flexwerkers. Dit is als het om re-integratie gaat voor werkgevers niet alleen een nieuwe, maar ook een ongrijpbare groep werknemers. Werkgevers hebben minder zicht op deze werknemers, omdat: – ze niet meer op de werkvloer komen en het moeilijker is zicht te houden op hun mogelijk heden; – ze meestal niet kunnen terugkeren in hun oude baan, omdat die niet meer beschikbaar is. Werkgevers moeten wennen aan hun extra verantwoordelijkheid voor deze groep. Ze moeten beseffen dat ze deze werknemers goed in de gaten moeten houden – ook nadat ze uit dienst zijn getreden. De adviseur kan een belangrijke rol spelen bij het creëren van bewustzijn en het ontwikkelen van praktisch beleid voor deze groep. Extra verantwoordelijkheid als ‘openbaar bestuursorgaan’ Als een werknemer onvoldoende meewerkt aan zijn re-integratie, moet de werkgever maatregelen treffen. Hij fungeert dan feitelijk als openbaar bestuursorgaan, en daarvoor gelden specifieke regels. – Als de werkgever een maatregel oplegt – als hij bijvoorbeeld de uitkering opschort – moet hij zorgen dat dit objectief gebeurt en de werknemer hierover goed inlichten. – De werkgever moet zorgen voor een klachten- en bezwaarprocedure. Inzicht in deze verantwoordelijkheid is belangrijk om deze goed te kunnen uitvoeren. Hier ligt een belangrijke taak van de WGA-adviseur. Hij kan de werkgever uitleggen welke verplichtingen deze als openbaar bestuursorgaan precies heeft.
De adviseur met goed inzicht in de diensten van verzekeraars, kan de werkgever ook helpen een verzekeraar te selecteren die waardevolle extra diensten biedt. Verzekeraars hebben een direct belang bij het beperken van de schadelast, omdat dit kosten van de verzekeraar zelf drukt. Zij bieden daarom vaak praktische hulp bij het re-integratiebeleid en advies over de juridische verantwoordelijkheden. Dit is belangrijk om mee te wegen bij de keuze tussen publiek en privaat verzekeren, maar ook bij de keuze tussen verschillende verzekeraars.
Bied maatwerk voor WGA-doelgroepen Besluit de werkgever om uit het publieke bestel te stappen en eigenrisicodrager te worden, dan is de rol van de adviseur nog niet uitgespeeld. Integendeel, het werk begint pas. De mogelijkheden om de WGA-schadelast te beperken zijn groter, maar de risico’s die de werkgever loopt ook. Een algemeen beleid om WGA-instroom te voorkomen en de looptijd van uitkeringen te beperken, volstaat niet. Er is maatwerk nodig. Om een doelgericht re-integratiebeleid te ontwikkelen, heeft de werkgever inzicht nodig in de diverse groepen (oud-)werknemers met een WGA-uitkering, hun kenmerken, mogelijkheden en wensen. Goed advies over deze WGAdoelgroepen is daarvoor onmisbaar. Uitdaging: verschillen in re-integratiekans Werkgevers begrijpen doorgaans heel goed dat het in hun eigen belang is om zich in te zetten voor re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers – juist ook vóórdat deze instromen in de WGA. Maar het is belangrijk om af te wegen of alle re-integratietrajecten evenveel tijd en moeite waard zijn. Sommige werknemers hebben zeer beperkte kansen of motivatie om hun werkzaamheden uit te breiden. Hoewel ook zij voldoende aandacht en tijd verdienen, is het niet nuttig om deze groep op dezelfde manier te benaderen als werknemers met grotere re-integratiekansen. Er zijn diverse factoren van invloed op de kansen dat een werknemer succesvol verder re-integreert. De adviseur moet rekening houden met: – de arbeidsmogelijkheden van de (oud-)werknemer. Heeft hij nog mogelijkheden om aan het werk te komen? En zo nee, is dat blijvend? – de verwachte duur van de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Kan de werknemer verder herstellen of niet? – de hoogte van het inkomen van de werknemer. Hoe hard gaat zijn inkomen achteruit als hij een WGA-uitkering krijgt? Met andere woorden: hoe groot is de financiële prikkel voor de werknemer om zich in te zetten voor re-integratie? – mogelijkheden om de werknemer te bemiddelen naar ander werk. Kan de werknemer mogelijk in ander werk minstens 65% van zijn oude loon verdienen waardoor hij het recht op een WGA-uitkering verliest? – re-integratiefactoren. Zijn er factoren aanwezig die de re-integratiemogelijkheden positief of negatief beïnvloeden, zoals leeftijd en opleiding? Maak onderscheid tussen uitkeringsgerechtigden WGA-gerechtigden zijn globaal in vier groepen te verdelen, die ieder weer een eigen re-integratieaanpak vereisen. – tussen 35 en 80 procent arbeidsongeschikt en in staat om minstens 50 procent van hun arbeidspotentieel te benutten; – tussen 35 en 80 procent arbeidsongeschikt, maar niet in staat om minstens 50 procent van hun arbeidspotentieel te benutten; – tussen 80 en 100 procent arbeidsongeschikt, maar niet langdurig, dus geen kans op een IVA-uitkering; – tussen 80 en 100 procent arbeidsongeschikt met een aanzienlijke kans op een IVA-uitkering.
risicotool wga Arbeidsmogelijkheden
benutbare mogelijkheden
geen benutbare mogelijkheden
Duur arbeidsongeschiktheid
Tijdelijk
Blijvend
Hoogte van inkomen
Laag
Hoog
Herplaatsingmogelijkheden
Ja
Twijfel
Nee
Positief
Negatief
Re-integratie beinvloeidingsfactoren
Soort WGA-risico
laag
< 5 jaar
> 5 jaar
geen IVA
IVA
35% urenbeperking
hoog
Door al deze factoren af te wegen, kan de adviseur het risico op WGA-instroom vroegtijdig bepalen. Op basis van dit WGA-risico kan hij vervolgens aangeven welk re-integratietraject passend is. De werkgever kan vervolgens bepalen hoe hij zijn re-integratiebudget het beste kan besteden. Oplossing: strategisch doelgroepenbeleid De re-integratie-inspanningen eindigen niet als een werknemer na twee jaar onverhoopt toch instroomt in de WGA. Als een werknemer (verder) re-integreert, kan UWV immers de uitkering beperken of zelfs beëindigen. Dat betekent een lastenverlichting voor de eigenrisicodrager én zijn verzekeraar. Daarom is het belangrijk om doelgericht aan re-integratie van WGA-gerechtigden te blijven werken. Het is echter niet verstandig deze uitkeringsgerechtigden over één kam te scheren. Ieder van deze groepen heeft zijn eigen kenmerken, die belangrijk zijn voor het succes van reintegratie. Voor ene groep is de financiële prikkel om meer te gaan werken beperkt. Voor een andere is bijvoorbeeld de kans op herstel klein. De slimme adviseur toont zijn toegevoegde waarde door de werkgever te helpen afwegen hoe hij omgaat met deze lastige groepen. Bovendien is advies over de maatregelen die het meeste succes hebben bij de diverse doelgroepen van grote waarde. Maar ook meer inzicht verschaffen in de grenzen van re-integratiemogelijkheden is belangrijk bij het beperken van de WGA-schadelast. Een vervroegde IVA-aanvraag voor de vierde doelgroep uit het bovenstaande kader vormt een goed voorbeeld. Geen enkel WGA-dossier in een organisatie is precies gelijk. Alle arbeidsongeschikte (oud-) werknemers op dezelfde manier behandelen, leidt daarom niet tot een passend re-integra-
tiebeleid. WGA-doelgroepenbeleid zorgt voor een duidelijke context voor ieder WGA-dossier. Daardoor kan de adviseur gericht wijzen op praktische kansen én valkuilen bij de re-integratie. Nu is de tijd voor adviseurs om werkgevers te doordringen van de risico’s die ze lopen en de kansen die ze niet mogen missen. Een nieuwe beslissing over eigenrisicodragen voor de WGA is immers noodzakelijk, maar ook complexer dan ooit. En het succes van eigenrisicodragers hangt grotendeels af van preventie en doelgerichte re-integratie. Deskundig advies kan de werkgever helpen de kosten te beperken – nu én in de toekomst – en nieuwe kansen te creëren voor gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers. De deskundige adviseur die de regelgeving kent en alle risico’s en voordelen van eigenrisicodragen overziet, kan met de werkgever deze uitdaging aangaan!
IVA Opleiding & Training is al jarenlang dé opleider op het gebied van mens, werk en inkomen. Onze trainers zijn deskundig op de vele kennisgebieden die relevant zijn voor arbeidsdeskundigen. Deze inhoudelijke expertise combineren ze met grote ervaring met de werkpraktijk van arbeidsdeskundigen, re-integratiebureaus, het intermediair en claimbehandelaars. Door onze deskundigheid en ervaring kunnen we opleidingen precies toespitsen op de wensen van úw organisatie. IVA Opleiding & Training is niet voor niets de nummer één in arbeidsdeskundige opleidingen! Meer weten over onze opleidingen op maat? Kijk op www.ivao-t.nl of neem telefonisch contact op met IVA: 0541-53 87 75