TUNNELVEILIGHEIDSPLAN 2.0 GAASPERDAMMERTUNNEL
RIJKSWATERSTAAT NOORD-HOLLAND
1 juni 2012 076414033:C - Definitief D01011.000607.0200
Tunnelveiligheidsplan 2.0Gaasperdammertunnel
Release notes Versiebeheer Datum
Auteur(s)
Versie
Opmerkingen
14-04-2008
Ir. S.A. Lezwijn
1.0 (definitief concept)
Initiële versie
01-06-2012
P.J. de Kok BBA.
2.0
Inpassing Landelijke
L.J.D. Rommelse MSc.
Tunnelstandaard,
Ir. S.A. Lezwijn
voorkeursontwerp uit Value Engineeringstudie [7].
Tabel1: Versiebeheer
076414033:C - Definitief
ARCADIS
3
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Inhoud Release notes ............................................................................................................................................................... 3 1
Uitgangspunten .................................................................................................................................................... 5 1.1
Beschrijving werkingsgebied.................................................................................................................... 5
1.2
Beschrijving belanghebbenden................................................................................................................. 7
1.3
Beschrijving gebruik .................................................................................................................................. 8
1.4
1.5
2
3
1.3.1
Beschrijving relevante wegaspecten .................................................................................... 8
1.3.2
Beschrijving relevante verkeersaspecten............................................................................. 8
1.3.3
Gevaarlijke stoffen ................................................................................................................. 8
1.3.4
Gebruik tijdens onderhoud................................................................................................... 9
Eisen............................................................................................................................................................. 9 1.4.1
Wet- en regelgeving voor veiligheid van wegtunnels....................................................... 9
1.4.2
Bijzondere voorschriften uit andere procedures.............................................................. 10
1.4.3
Aanvullende eisen................................................................................................................ 10
1.4.4
Toetscriteria........................................................................................................................... 10
1.4.5
Afwijkingen........................................................................................................................... 10
Proces......................................................................................................................................................... 11 1.5.1
Historisch overzicht van de belangrijkste keuzes en besluiten...................................... 11
1.5.2
Proces in de volgende fase .................................................................................................. 12
Tunnelsysteem.................................................................................................................................................... 15 2.1
Beschrijving tunnel, infrastructuur en voorzieningen ........................................................................ 15
2.2
Organisatie................................................................................................................................................ 15
2.3
Procedure tunnelveiligheidsdossier ...................................................................................................... 15
2.4
Calamiteitenbestrijding ........................................................................................................................... 16
Veiligheidsverantwoording ............................................................................................................................. 17 3.1
Verantwoording veiligheidseisen .......................................................................................................... 17
3.2
Risicoanalyse............................................................................................................................................. 18
3.3
Eindbeschouwing..................................................................................................................................... 18 3.3.1
Kwantitatieve risicoanalyse ................................................................................................ 18
3.3.2
Scenarioanalyse .................................................................................................................... 19
Bijlage 1
Referentiedocumenten................................................................................................................21
Bijlage 2
Contactgegevens betrokken partijen .......................................................................................22
Bijlage 3
Uitgangspunten ondergronds bouwen brandweer Amsterdam-Amstelland ...................23
Bijlage 4
Advies Commissie Tunnelveiligheid op TVP versie 1.0 ......................................................25
Bijlage 5
Advies Veiligheidsbeambte op TVP versie 1.0 ......................................................................29
Colofon....................................................................................................................................................................... 33
4
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
1
Uitgangspunten
Op 21 maart 2011 is het Tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere (TB SAA 2011) vastgesteld [6]. Dit TB SAA 2011 is op 4 januari 2012 onherroepelijk geworden. Bestaande wegen en knooppunten in deze corridor worden aangepakt teneinde de wegcapaciteit te vergroten. Het project voorziet in de aanleg van een circa 3 kilometer lange landtunnel als onderdeel van de A9, te weten de Gaasperdammertunnel, ter hoogte van Amsterdam Zuidoost. Het ontwerp in het Tracébesluit is beschouwd op tunnelveiligheid. Voor de aan te leggen Gaasperdammertunnel is door ARCADIS een Tunnelveiligheidsplan (TVP) opgesteld versie 1.0 (d.d. 14 april 2008) [3], inclusief Scenarioanalyse en Kwantitatieve risicoanalyse. In 2011 is door Rijkswaterstaat een Value Engineeringsstudie (VE-studie) uitgevoerd waarbij het voorkeursontwerp [7] is gewijzigd ten opzichte van het ontwerp in het Tracébesluit. De wijziging houdt in het aanpassen van de wisselstrook in de tunnel van één rijstrook per tunnelbuis hoofdrijbaan naar een wisselbaan met één rijstrook in een aparte tunnelbuis. Op 20 maart 2012 ging de Minister akkoord met deze variant. In het Ontwerp Tracébesluit 2012 (OTB SAA 2012) is deze geoptimaliseerde variant voor de Gaasperdammertunnel opgenomen. Het TVP 1.0 uit 2008 is hiermee niet meer actueel en moest worden herzien. Het voorliggende geactualiseerde TVP 2.0 zal integraal onderdeel uitmaken van het te herziene Tracébesluit. Zowel de Scenarioanalyse als de Kwantitatieve risicoanalyse zijn hiervoor geactualiseerd [4][5].
1.1
BESCHRIJVING WERKINGSGEBIED
De Gaasperdammertunnel loopt van km 7,2 tot km. 10,2 van de A9 en is daarmee circa 3000 meter lang. De tunnel kruist 1 spoorlijn (Amsterdam-Utrecht), 1 metrolijn en 3 wegen: De Huntumdreef, Gooiseweg en Kromwijkdreef en diverse langzaamverkeerroutes. In onderstaande figuur is de geografische ligging van de tunnel afgebeeld.
076414033:C - Definitief
ARCADIS
5
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Figuur 1: Geografische ligging
Bouwwijze Voor de bouw van de tunnel kunnen de opdrachtnemers met verschillende bouwmethoden inschrijven. Oplossingen plossingen door de markt moeten binnen de gestelde randvoorwaarden uitvoerbaar zijn. In het bijzonder zal hierbij in het kader van de veiligheid gekeken moeten worden of de uitgangspunten en aannamen en de uitkomsten van de veiligheidsverantwoording veiligheidsverantwoording (zie hoofdstuk 3) nog van toepassing zijn zi of dienen te worden herzien. Karakteristieken van de tunnel Enkele belangrijke karakteristieken in het kader van tunnelveiligheid van de tunnel zijn hierna weergegeven.. Voor een uitgebreide systeembeschrijving systeembeschrij zie Hoofdstuk 2 en Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel 2.1 [5]:
De tunnel loopt van km 7,2 tot km. 10,2 en is daarmee circa 3000 meter lang. De diverse tunnelbuizen hebben verschillende lengten. De westelijke tunnelmonden liggen daardoor niet op één lijn. l
De tunnel heeft 2 Hoofdbuizen, 2 Parallelbuizen en 1 Tidal Flow buis.
Het dwarsprofiel is vastgesteld op 2 x 2 rijstroken met een ruimtereservering voor de Hoofdbuizen en 2 x 2 rijstroken met een in- / uitvoegstrook voor de Parallelbuizen. De Tidal Flow Flow buis kent 1 rijstrook.
Er gelden geen beperkingen ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen door de HoofdHoofd en Parallelbuizen van tunnel, de tunnels is daarmee een zogenaamde ADR-Categorie ADR Categorie A tunnel. De Tidal Flow buis kent een beperking voor het het vrachtverkeer. Voor deze tunnelbuis is een afwijkende categorie-toedeling toedeling (Categorie E) voorzien.
Om vanuit Knooppunt Holendrecht de Gooiseweg te bereiken wordt er in de linker Parallelbuis een uitvoeger gecreëerd. Eveneens wordt een invoeger gecreëerd om om vanuit de Gooiseweg Knooppunt Diemen te bereiken. Om vanuit Knooppunt Diemen de Gooiseweg te bereiken wordt er in de rechter Parallelbuis een uitvoeger gecreëerd. Eveneens wordt een invoeger gecreëerd om vanuit de Gooiseweg Knooppunt Holendrecht te bereiken. ken.
6
ARCADIS
076414033 14033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
1.2
BESCHRIJVING BELANGHEBBENDEN
In onderstaande tabel zijn de belanghebbenden beschreven, inclusief een korte toelichting per belanghebbende. In bijlage 2 zijn contactgegevens van betrokken partijen opgenomen. Belanghebbenden
Toelichting
Tunnelbeheerder (TB);
De partij die verantwoordelijk is voor het beheer van de tunnel. De wegbeheerder
Rijkswaterstaat Noord-Holland
van de weg die door de tunnel voert óf de rechtspersoon aan wie alle wegbeheerstaken van de in de tunnel gelegen weg zijn opgedragen, is Tunnelbeheerder.
Decentraal
De DVF is de adviseur van de Tunnelbeheerder en draagt zorg voor de verbinding
Veiligheidsfunctionaris
tussen de TB en de VB. De DVF signaleert, registreert en rapporteert de TB over (on)veilige situaties in het kader van “tunnelveiligheid”, ook op het organisatorische deel.
Bevoegd Gezag (BG);
Het Bevoegd Gezag wordt gevormd door het College van Burgemeester en
College B&W Amsterdam
Wethouders (B&W) van de gemeente waarin de tunnel ligt. BG is wettelijk verantwoordelijk voor het toezicht op de veiligheid van de tunnel tijdens de bouw, inrichting (voorzieningen), verlenen van vergunningen (bouw en openstelling) en het handhaven op onveilige situaties (bouw en exploitatie).
Veiligheidsbeambte
De persoon die alle preventieve en veiligheidsmaatregelen ter verzekering van de veiligheid van de tunnelgebruikers en het tunnelpersoneel coördineert voor de organisatie van de Tunnelbeheerder. De Veiligheidsbeambte wordt aangesteld door de Tunnelbeheerder, nadat het Bevoegd College van Burgemeesters en Wethouders met deze aanstelling heeft ingestemd. De Veiligheidsbeambte is onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie.
Commissie voor de
De Commissie voor de Tunnelveiligheid is een onafhankelijk orgaan met als
Tunnelveiligheid
opdracht het desgevraagd uitbrengen van advies over de veiligheid van projecten waar een tunnel deel van uitmaakt. De Commissie beziet of de relevante veiligheidsaspecten van de tunnel en de veiligheidseffecten op de omgeving voldoende aan de orde zijn gekomen.
Hulpverleningsdiensten
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland met daaronder de Brandweer en de GHOR
Politie Amsterdam-Amstelland en het KLPD.
Inspectie-instantie:
De gemeentelijke instantie die toezicht houdt op het nakomen van de wettelijke
Dienst Milieu- en Bouwtoezicht
eisen en daaruit voortkomende afspraken inzake veiligheid. De Inspectie-instantie
Amsterdam
rapporteert hierover aan het Bevoegd gezag.
Commissie MER
De commissie MER ziet toe op het correcte verloop van het proces en de te doorlopen procedures. Deze commissie heeft geen inhoudelijke rol bij het opstellen van het Tunnelveiligheidsplan.
Verkeerscentrale noordwest
Verkeerscentrale De Wijde Blik, een centrum voor verkeersmanagement voor alle
Nederland
hoofdroutes in de regio.
Wegverkeersleider
Functionaris binnen de organisatie van de Verkeercentrale die zorgt voor de bediening en bewaking van de tunnel gedurende de gebruiksfase. De Wegverkeersleider heeft taken op het gebied van verkeersmanagement en incidentafhandeling. Ook speelt hij een essentiële rol in de eerste minuten van een calamiteit in de tunnel.
Tabel 2: Belanghebbenden
076414033:C - Definitief
ARCADIS
7
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
1.3
BESCHRIJVING GEBRUIK
In onderstaande paragraaf wordt het beoogde gebruik van de tunnel beschreven.
1.3.1
BESCHRIJVING RELEVANTE WEGASPECTEN
De A9 is een autosnelweg. Bij het ontwerp van de Gaasperdammertunnel is uitgegaan van een snelheid van 100 km/uur. De A9 buiten de tunnel is gebaseerd op een ontwerpsnelheid van 120 km/uur. De maximum snelheid in de tunnel bedraagt voor de beide Hoofdbuizen en de Tidal Flow buis 100 km/uur. Dit is gelijk aan de nu geldende maximum snelheid op de A9. Voor de Parallelbuizen gaat een maximum snelheid van 80 km/uur gelden. De Hoofdbuizen kennen twee rijstroken met een ruimte reservering voor een toekomstige derde rijstrook. De Parallelbuizen kennen drie rijstroken, twee rijstroken voor het doorgaande verkeer en één rijstrook voor het in- en uitvoegende verkeer van en naar de Gooiseweg. De Tidal Flow buis kent 1 rijstrook maar conform de wetgeving heeft deze tunnelbuis wel een effectieve rijvloerbreedte van 7 meter waardoor het mogelijk is dat voertuigen elkaar (in geval van nood) kunnen passeren. De Tidal Flow buis is alleen bestemd voor personenauto’s en bestelbusjes (vrachtwagens en lijnen tourbussen zijn uitgesloten). WETTELIJK KADER In theorie van de wet (Regeling Vervoer en Verkeerstekens) mogen voertuigen met een lengte van meer dan 7 meter (vrachtwagen en bussen) alleen gebruik maken van de twee meest rechtse rijstroken van een rijbaan. In het merendeel van de aansluitingen op de spitstrook vanaf de hoofdbaan is dit het geval. Echter, doordat de spitstrook hier meerdere aansluiten kent (A1/A6) kan dit niet als enige beheersmaatregel gelden. Aanvullend kan worden gekozen voor een verbod van vrachtverkeer en bussen dan wel het instellen van een breedtebeperking van 2 meter (besluitvorming in de fase voorafgaand aan de openstelling).
1.3.2
BESCHRIJVING RELEVANTE VERKEERSASPECTEN
Voor een overzicht van de relevante verkeersaspecten wordt verwezen naar de Kwantitatieve Risicoanalyse QRA(1.5) Gaasperdammertunnel (d.d. 7 mei 2012) [4].
1.3.3
GEVAARLIJKE STOFFEN
De Hoofd- en Parallelbuizen vallen onder tunnelcategorie A conform de ADR. Dit betekent dat er geen beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn getroffen. De Tidal Flow buis kent een beperking voor vrachtverkeer. Om vervoer van gevaarlijke stoffen uit te sluiten is voor de Tidal Flow buis een afwijkende categorie-toedeling voorzien (categorie E). Zie de Kwantitatieve Risicoanalyse QRA(1.5) Gaasperdammertunnel (d.d. 7 mei 2012) [4] voor een actuele inschatting van de vervoerscijfers van gevaarlijke stoffen door de Gaasperdammertunnel.
8
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
1.3.4
GEBRUIK TIJDENS ONDERHOUD
Voor het gebruik van de Gaasperdammertunnel tijdens onderhoud worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Er zal in geen geval sprake zijn van tegengesteld verkeer binnen één tunnelbuis.
Blokverkeer is tijdens onderhoud een mogelijkheid, maar betekent een grote beperking van de capaciteit van de tunnel.
Onderhoud gebeurt ’s nachts: − Waarbij in parallelbuizen 2 rijstroken in gebruik blijven (afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden). − Bij onderhoud in de hoofdbuizen gaat deze buis geheel dicht.
Het vervoer van gevaarlijke stoffen door de tunnel moet tijdens onderhoud mogelijk blijven. Een omleidingsroute voor gevaarlijke stoffen is alleen een optie bij totale blokkade van de tunnel. Onderzoek en vaststellen van de omleidingsroutes dient plaats te vinden in de fase voorafgaand aan de openstelling van de tunnel.
1.4
EISEN
1.4.1
WET- EN REGELGEVING VOOR VEILIGHEID VAN WEGTUNNELS
Wettelijk kader Een aantal ernstige incidenten in Europese tunnels is de aanleiding geweest voor het verscherpen en aanpassen van de wetgeving voor tunnelveiligheid in Europa middels de ‘minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet’ (Europese richtlijn 2004/54/EG). De richtlijn is van toepassing op alle tunnels in het Trans-Europese wegennet van meer dan 500 m lang. Voor de Nederlandse tunnels is deze wetgeving ‘vertaald’ en verscherpt om het huidige veiligheidsniveau van de tunnels in Nederland te behouden. Voor wegtunnels in Nederland langer dan 250 m is de volgende wet- en regelgeving van toepassing:
Wet Aanvullende Regels Veiligheid Wegtunnels (WARVW 2006)
Besluit Aanvullende Regels Veiligheid Wegtunnels (BARVW 2006)
Regeling Aanvullende Regels Veiligheid Wegtunnels (RARVW 2010)
Bouwbesluit 2012 en Regeling Bouwbesluit 2012
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo); − De Wabo regelt alle wetten rondom bouwen en heeft als doel een eenvoudige en snelle vergunningverlening en een goede dienstverlening door de overheid op het terrein van bouwen, ruimte en milieu. De Wabo hanteert hiervoor de omgevingsvergunning.
Wet veiligheidsregio's (Wvr 2010).
Ten tijde van het uitvoeren van deze studie is de wet- en regelgeving rondom Tunnelveiligheid in beweging. Op basis van een evaluatie van de tunnelwetgeving ligt er een voorstel van de Minister van Infrastructuur en Milieu (I&M) tot aanpassing van de Wet aanvullende veiligheid wegtunnels (WARVW). Onderdeel van de nieuwe wet is de Landelijke Standaard Tunnels (LTStd). Deze analyse gaat uit van de vigerende wetgeving (WARVW 2006). Het ontwerp van de tunnel (met name de voorzieningen / installaties) is gebaseerd op de ontwikkelde LTStd. Wanneer er in een latere fase op basis van een wijzigingen in het ontwerp of een wijziging in het gebruik een actualisatie van het Tunnelveiligheidsplan noodzakelijk is dan dient dit te gebeuren op basis van de nieuwe wet- en regelgeving.
076414033:C - Definitief
ARCADIS
9
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Richtlijnen Door het Steunpunt Tunnelveiligheid zijn leidraden opgesteld voor invulling aan de vereisten uit de wetgeving (deze leidraden zijn wettelijk vastgelegd en daarmee bindend). Deze vereisten hebben zowel betrekking op technisch inhoudelijke aspecten als op procedurele en organisatorische aspecten ten aanzien van de veiligheid. Voorliggend TVP is gebaseerd op de Leidraad Veiligheidsdocumentatie (2007), van het Steunpunt Tunnelveiligheid.
1.4.2
BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN UIT ANDERE PROCEDURES
Vooralsnog zijn er nog geen bijzondere eisen uit andere procedures relevant.
1.4.3
AANVULLENDE EISEN
Vooralsnog zijn er nog geen aanvullende eisen van toepassing.
1.4.4
TOETSCRITERIA
Oriëntatiewaarden kwantitatieve risicoanalyse Voor de kwantitatieve toetswaarden voor interne veiligheid wordt aangesloten bij de Handreiking Risicoanalyse [1]. In deze handreiking zijn zowel toetscriteria als te hanteren methodieken vermeld voor de analyses. In onderstaande tabel zijn deze oriëntatiewaarden ten aanzien van de kwantitatieve risicoberekening weergegeven. Risiconorm Persoonlijk risico per reizigerskilometer
1x10-7
Groepsrisico (bij N1 ≥ 10) per kilometer per jaar
0,1 / N2
Tabel 3: Risiconorm
Toetswaarden scenarioanalyse Het ontwerp van de tunnel bij het analyseren van ongevalsontwikkelingen met een waarschijnlijkheid van optreden groter dan 10-6 (kans van 1 op miljoen per jaar) moet voldoen aan de gestelde functionele eisen. Voor ongevalsontwikkelingen met een geringere waarschijnlijkheid van optreden kunnen op grond van de Scenarioanalyse geen specifieke maatregelen worden geëist. In de Scenarioanalyse wordt getoetst op basis van criteria welke door het scenarioanalyseteam worden afgeleid van de in de Handreiking Risicoanalyse Tunnelveiligheid [1] geformuleerde doelstellingen voor Verkeersafwikkeling, Incidentbeheersing, Zelfredzaamheid en Hulpverlening.
1.4.5
AFWIJKINGEN
Als gevolg van de in 2011 vastgestelde Landelijke Standaard Tunnels (LTStd)2 is het ontwerp van de Gaasperdammertunnel hier zoveel als mogelijk op aangepast. Er zijn echter elementen in het ontwerp die niet aansluiten op de LTStd als gevolg van eerder gemaakte keuzes met de omgeving of door het specifieke ontwerp van de tunnel (bijvoorbeeld de keuze en uitvoering van de Tidal Flow buis).
10
1
Waarbij N staat voor het aantal dodelijke slachtoffers
2
Met inbegrip van de Bedrijfsprocessen (UPP) RWS Tunnelsysteem
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Als gevolg hiervan zijn er zogeheten ‘afwijkingen’ ten opzichte van de LTStd opgetreden. Deze afwijkingen zijn middels ‘issueformulieren’ besproken met de Landelijke Tunnelregisseur Rijkswaterstaat (als initiator van de LTStd). De afwijkingen zijn tevens beschreven in de systeembeschrijving zoals opgenomen in paragraaf 2.4 van de Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel 2.1 [5]. Deze issues hebben betrekking op de uitvoering en voorzieningen van de Tidal Flow buis, de voorzieningen bij de aansluiting met de Gooiseweg, en de lengte van de vluchtweg via het middentunnelkanaal.
1.5
PROCES
1.5.1
HISTORISCH OVERZICHT VAN DE BELANGRIJKSTE KEUZES EN BESLUITEN
De keuze voor een tunnel in Amsterdam-Zuidoost is door het kabinet op 12 oktober 2007 gemaakt [8] en hierop volgend door de Tweede Kamer bekrachtigd. Een jaar eerder was de keuze voor het uitbreiden van de capaciteit van het bestaande netwerk in de corridor Schiphol - Amsterdam - Almere reeds gemaakt [9]. Op 21 maart 2011 wordt het definitieve Tracébesluit genomen, welke op 4 januari 2012 onherroepelijk wordt verklaard na afronding van de beroepsprocedure bij de Raad van State. In 2011 is door Rijkswaterstaat een Value Engineeringsstudie (VE-studie) [7] uitgevoerd waarbij het voorkeursontwerp is gewijzigd ten opzichte van het ontwerp in het Tracébesluit. Op 20 maart 2012 ging de Minister akkoord met deze variant. Tegelijkertijd is de wetgeving rond tunnelveiligheid in beweging. Een Landelijke Standaard Tunnels moet onderdeel gaan uitmaken van een het wettelijk kader na een voorziene wetswijziging. Het voorliggende Tunnelveiligheidsplan (versie 2.0, d.d. 1 juni 2012) en onderliggende documentatie (Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel 2.1 (d.d. 25 mei 2012) en de Kwantitatieve Risicoanalyse QRA(1.5) Gaasperdammertunnel (d.d. 7 mei 2012) zijn geactualiseerd op basis van het nieuwe voorkeursontwerp en binnen de normen die in de Landelijke Standaard zijn vastgelegd. Onderdeel van het Tracébesluit is het Tunnelveiligheidsplan (versie 1.0, d.d. 14 april 2008). Over dit plan en over onderliggende QRA en Scenarioanalyse werd advies ingewonnen bij het Bureau Veiligheidsbeambte en bij de Commissie voor de Tunnelveiligheid. Deze reageerden per brief, respectievelijk op 20 mei 2008 (bijlage 5) en 14 november 2008 (bijlage 4). De adviespunten van de Commissie zijn meegenomen in het voorkeursontwerp van het Ontwerp Tracébesluit SAA 2012. Op de volgende onderwerpen is het advies van de Commissie als volgt uitgewerkt:
Het Tracébesluit SAA 2011 voorziet dat halverwege de tunnel verkeer in- en uitvoegt in de parallelbuizen via de linker kant van de weg. In de Toelichting op het Tracébesluit SAA 2011 is aangegeven dat het advies van de Commissie voor rechts in- en uitvoegen niet wordt opgevolgd omdat daarvoor geen ruimte is.
De Commissie vraagt extra maatregelen om weven in de parallelbuis te voorkomen. De Commissie geeft als mogelijkheid daarvoor cameratoezicht en strikte handhaving. In het Tracébesluit SAA 2011 is gekozen voor een oplossing met flexibele paaltjes. Daarmee is tegemoet gekomen aan de oplossing die sterker is dan een doorgetrokken streep, maar minder heftig is dan een barrier, waarvan de Commissie aangeeft dat een dergelijke oplossing niet wenselijk is. Tevens blijft effectieve inzet van de hulpdiensten hierbij mogelijk.
076414033:C - Definitief
ARCADIS
11
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Een aantal punten van het advies van de Commissie zijn niet meer van toepassing omdat het geoptimaliseerde ontwerp daarin niet meer voorziet. Het betreft specifiek het aandachtspunt van de barrier in de hoofdbuis (die de wisselstrook scheidde van de andere rijstroken). Het geoptimaliseerde ontwerp voorziet in een zogenaamde Tidal Flow buis die de functie van heeft van wisselstrook.
Daar waar afwijkende keuzes zijn gemaakt worden deze gemotiveerd in de Uitgangspuntennota Gaasperdammertunnel [7].
1.5.2
WERKWIJZE
Het geactualiseerde Tunnelveiligheidsplan is opgesteld in overleg met de volgende partijen/personen:
Project Schiphol-Amsterdam-Almere: dhr. L. Postma (omgevingsmanager SAA), dhr. N. Tripodi (disciplineleider Tunneltechnische Installaties)
Regionale brandweer Amsterdam-Amstelland (onderdeel van Veiligheidsregio AmsterdamAmstelland): dhr. R. Beij
Gemeente Amsterdam; Dienst Milieu en Bouwtoezicht: mevr. M.A. Eijtjes en dhr. R. Veldhuisen
GHOR Amsterdam-Amstelland (onderdeel van Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland): mevr. A. Boer.
Rijkswaterstaat Dienst Noord-Holland: dhr. K. Hoogmoed (Decentrale Veiligheidsfunctionaris), dhr. G.J. van den Dries (Coördinator SAA unit Tunnelbeheer)
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur: dhr. N. Lundgren (Steunpunt Tunnelveiligheid)
De werkzaamheden voor het opzetten van het Tunnelveiligheidsplan heeft de Tunnelbeheerder laten uitvoeren door de projectorganisatie SAA. Onder verantwoordelijkheid van de projectorganisatie SAA is Arcadis aangeworven als inhoudelijk adviseur. Hiermee is Arcadis de opsteller van de documenten en komt het resultaat onder leiding van en met gebruikmaking van de expertise van Arcadis tot stand. De ambtelijke vertegenwoordigers van de omgevingspartijen hebben allen vanuit hun eigen deskundigheid hun inbreng geleverd bij de totstandkoming van het geactualiseerde Tunnelveiligheidsplan. Het Steunpunt Tunnelveiligheid heeft de projectorganisatie SAA geadviseerd bij het uitvoeren van het Tunnelveiligheidsplan. De adviezen die het STV heeft gegeven bij het maken van het Tunnelveiligheidsplan zijn meegenomen in het voorliggende document.
1.5.3
PROCES IN DE VOLGENDE FASE
Het volledige proces van ‘idee’ tot ‘openstelling’ van een tunnel kan grofweg worden ingedeeld in vier fasen, te weten de planfase, de ontwerpfase, de bouwfase en de gebruiksfase. Activiteiten hierbij zijn respectievelijk het opstellen van het Tunnelveiligheidsplan (TVP) in de planfase, het Bouwplan (BP) in de ontwerpfase en het Veiligheidbeheersplan (VBP) in de bouwfase. Binnen deze fasen kan weer onderscheid worden gemaakt naar een aantal activiteiten/stappen welke doorlopen moeten worden. FASERING TUNNELVEILIGHEID [2] Fase 1 – planfase / het TVP: is voorbereidend op het Planologisch besluit en beschrijft of de tunnel veilige kan worden gerealiseerd waarbij op hoofdlijnen wordt gekeken naar het ontwerp en de organisatie hieromheen.
12
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Fase 2 – ontwerpfase / het BP: is voorbereidend op de aanvraag van de Bouwvergunning en moet aantonen dat het ontwerp zoals verder wordt uitgewerkt in de ontwerp zowel constructief als technisch een veilige tunnel oplevert voor gebruiker en beheerder/hulpverlener. Fase 3 / bouwfase / het VBP: is voorbereidend op de vergunning tot openstelling en beschrijft met name de organisatorische aspecten van het tunnelsysteem. Hoe gaat de beheerder tijdens gebruik om met de tunnel en welke partijen zijn waarvoor verantwoordelijk. De uitwerking van de incidentbestrijding in de tunnel vormt hier een belangrijk onderdeel in.
In de navolgende figuur zijn de verschillende fasen weergegeven inclusief bij behorende producten en de advies- en beslismomenten.
Figuur 2: Samenhang tussen besluitvorming en planvorming [2]
Volgens de fasen uit figuur 2 bevindt het project zich op dit moment in de planfase. De stappen die moeten worden doorlopen om te komen tot het afronden van deze fase staan onder weergegeven. Na de fase van het Tunnelveiligheidsplan moet een Bouwplan worden opgesteld waarin op een meer technisch detailniveau naar de veiligheid van het tunnelsysteem moet worden gekeken. Het Bouwplan vormt onderdeel voor het verkrijgen van de Omgevingsvergunning om de tunnel te mogen bouwen. Tunnelveiligheidsplan De activiteiten die kunnen worden onderscheiden bij het opstellen van het TVP zijn:
076414033:C - Definitief
ARCADIS
13
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
1
Het opstellen van het TVP door de Tunnelbeheerder in samenspraak
uitgevoerd, maart 2012 –
met betrokken partijen3 (bijvoorbeeld Bevoegd Gezag, hulpdiensten et
mei 2012
cetera) 2
Het vragen van advies van de Veiligheidsbeambte van de tunnel als
juni 2012
eerste onafhankelijke toets. (wettelijk conform artikel 6 lid 2 van de WARVW) 3
Het vragen van advies van de Commissie Tunnelveiligheid als
september 2012
onafhankelijke toets. (wettelijke conform artikel 6 lid 3 van de WARVW) 4
Beoordeling advies door Tunnelbeheerder en opstellen aanbiedingsbrief
najaar 2012
richting Bevoegd Gezag over hoe om te gaan met advies Commissie. 5
Het aanbieden van het TVP inclusief de adviezen zoals benoemd in ad.
najaar 2012
2 (Veiligheidsbeambte) en 3 (Commissie voor de Tunnelveiligheid) aan het Bevoegd Gezag van de gemeente waarin de tunnel is gelegen. Tabel 4: stappen tunnelveiligheid [2]
3
14
Voor een overzicht van betrokken partijen wordt verwezen naar bijlage 2
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
2 2.1
Tunnelsysteem BESCHRIJVING TUNNEL, INFRASTRUCTUUR EN VOORZIENINGEN
Voor een uitgebreide beschrijving van de tunnel, de infrastructuur en de (tunneltechnische) voorzieningen wordt verwezen naar de Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel versie 2.1 (d.d. 25 mei 2012) [5] en de Uitgangspuntennota Gaasperdammertunnel (d.d.25 april 2012) [7].
2.2
ORGANISATIE
Het tunnelbeheer van de Gaasperdammertunnel is belegd bij de Dienst Noord-Holland (DNH) van Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor onderhoud, beheer en aanleg van de Gaasperdammertunnel en voor de praktische uitvoering van het beleid. Daarnaast is DNH verantwoordelijk voor het Tunnelveiligheidsdossier, zie paragraaf 2.3. Door de Tunnelbeheerder is na instemming van het College B&W Amsterdam de Veiligheidsbeambte aangesteld. De Veiligheidsbeambte coördineert alle preventieve- en veiligheidsmaatregelen ter verzekering van de veiligheid van de tunnelgebruikers. De Veiligheidsbeambte is onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie. De Decentrale Veiligheidsfunctionaris (DVF) is de adviseur van de Tunnelbeheerder en draagt zorg voor de verbinding tussen de Tunnelbeheerder en de Veiligheidsbeambte. De DVF signaleert, registreert en rapporteert aan de Tunnelbeheerder over (on)veilige situaties in het kader van “tunnelveiligheid”, ook op het organisatorische vlak (zowel in de fase van de planvorming, het ontwerp als de exploitatie). Bediening en bewaking van de tunnel vindt plaats vanuit de Verkeercentrale Noord West Nederland “De Wijde Blick”. Hier houden wegverkeersleiders 24 uur per dag, 7 dagen per week toezicht op de verkeersafwikkeling in de tunnel en kunnen handelend optreden bij incidenten.
2.3
PROCEDURE TUNNELVEILIGHEIDSDOSSIER
Op wettelijke basis (WARVW 2006 artikel 10) draagt de Tunnelbeheerder zorg voor een actueel Tunnelveiligheidsdossier. Dit dossier bevat alle documenten die van belang zijn voor de veiligheid van de tunnel dan wel tot de totstandkoming hiervan. Alle actoren die een belangrijke rol spelen bij de besluitvorming over tunnelveiligheid en bij de uitvoering ervan kunnen stukken (via de Tunnelbeheerder) toevoegen aan het tunnelveiligheidsdossier. Voor een uitgebreide beschrijving van de structuur en inhoud van het Tunnelveiligheidsdossier wordt verwezen naar bijlage II van de Leidraad veiligheidsdocumentatie [2].
076414033:C - Definitief
ARCADIS
15
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Op basis van de RARVW 2010 artikel 12 bevat het tunnelveiligheidsdossier minimaal de volgende documentatie en bescheiden:
De planologische besluiten ten aanzien van de tunnel.
De bouwaanvraag en de bouwvergunning (nu nog niet aanwezig).
Een lijst van de uitgevoerde oefeningen en een analyse van de lering, die hieruit getrokken is (nu nog niet aanwezig).
Gedurende het proces tot het opstellen van het Veiligheidsbeheerplan is de taak voor het bijhouden en beheren van het dossier belegd bij de projectorganisatie Schiphol - Amsterdam - Almere.
2.4
CALAMITEITENBESTRIJDING
Wanneer er zich in de tunnel in een incident voordoet dan is er enerzijds sprak van de incidentbestrijding door de Wegverkeersleider en anderzijds (in nagenoeg alle gevallen) sprake van calamiteitenbestrijding door de openbare hulpdiensten (brandweer, ambulance en politie). In bijlage 3 is een notitie van de brandweer Amsterdam-Amstelland opgenomen, met uitgangspunten ten behoeve van ondergronds bouwen. De wijze van afhandeling en de afspraken die hierover zijn gemaakt tussen de Tunnelbeheerder en de hulpdiensten staan beschreven in hoofdstuk 4 van de Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel versie 2.1 (d.d. 25 mei 2012) [5].
16
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
3 3.1
Veiligheidsverantwoording VERANTWOORDING VEILIGHEIDSEISEN
De Gaasperdammertunnel moet voldoen aan de eisen die vanuit de WARVW, BARVW, RARVW en het Bouwbesluit worden gesteld. Op het moment van aanbesteden dient het voldoen aan bovenstaande weten regelgeving te worden opgenomen als contracteis richting de Opdrachtnemer. Onderstaand zijn de relevante eisen vanuit de WARVW opgenomen en beargumenteerd. Ter toetsing van de in de Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel, versie 2.1 (d.d. 25 mei 2012) [5] uitgewerkte scenario’s zijn criteria opgesteld door betrokken partijen. Aan de hand van deze criteria is het tunnelsysteem getoetst. Hieruit zijn aandachtspunten voor de vervolgfase naar voren gekomen. Eis conform de WARVW
Invulling voor Gaasperdammertunnel
Art 5, lid 1
De Tunnelbeheerder is de (waarnemend) directeur wegen en verkeer RWS DNH Drs. R.E. Peschier; De Veiligheidsbeambte is prof ir. J.W. Bosch
Voor elke tunnel, alsmede voor elke tunnel ten aanzien waarvan de bouw overwogen wordt of die in aanbouw is, is er één tunnelbeheerder en één veiligheidsbeambte. Art 6, lid 1 In geval overwogen wordt een tunnel te bouwen laat de tunnelbeheerder een risicoanalyse uitvoeren ten aanzien van het tracé van de tunnel, alternatieve tracés en mogelijke alternatieven voor een tunnel, alsmede een risicoanalyse ten aanzien van het ontwerp van de tunnel. In geval overwogen wordt een tunnel dan wel het gebruik van een tunnel te veranderen, laat de tunnelbeheerder een risicoanalyse uitvoeren ten aanzien van het ontwerp van deze verandering of ten aanzien van het voornemen tot het veranderen van het gebruik. De risicoanalyse wordt uitgevoerd door een onafhankelijke deskundige. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ten aanzien van de methode voor het uitvoeren van de risicoanalyse en de aspecten die in ieder geval bij de risicoanalyse worden betrokken. Art 6, lid 2 In geval overwogen wordt een tunnel te bouwen of het gebruik te veranderen, stelt de tunnelbeheerder na overleg met de veiligheidsbeambte een tunnelveiligheidsplan op waarin alle veiligheidsaspecten die een rol spelen bij de keuze van de locatie, het ontwerp en het beoogde gebruik, worden afgewogen. De risicoanalyses, bedoeld in het eerste lid, maken daarvan onderdeel uit. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ten aanzien van de vorm en inhoud van het tunnelveiligheidsplan. Art 6, lid 3a De tunnelbeheerder vraagt advies aan de Commissie, bedoeld in artikel 3, over: a. het tunnelveiligheidsplan;
Er is voor de Gaasperdammertunnel een Tunnelveiligheidsplan opgesteld inclusief bijbehorende QRA en Scenarioanalyse.
Er is voor de Gaasperdammertunnel een Tunnelveiligheidsplan opgesteld inclusief bijbehorende QRA en Scenarioanalyse.
De Tunnelbeheerder legt na afronding van het Tunnelveiligheidsplan inclusief bijbehorende QRA en Scenarioanalyse de documentatie voor aan de Commissie Tunnelveiligheid voor een onafhankelijk advies.
Tabel 5: Eisen conform de WARVW
076414033:C - Definitief
ARCADIS
17
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
3.2
RISICOANALYSE
In de RARVW zijn de voorgeschreven leidraden en methodieken aangegeven voor het uitvoeren van de diverse veiligheidsbeschouwingen. In de onderstaande tabel zijn de gehanteerde modellen en leidraden weergegeven, het doel, en referentie zoals die zijn gebruikt voor het uitvoeren en vastleggen van de veiligheidsbeschouwing voor de Gaasperdammertunnel A9. Voor
Voorgeschreven
Referentie
Kwantitatieve risicoanalyse
als onderdeel van de risicoanalyse als bedoeld in art. 6 lid 1 WARVW
RWS QRA-model voor wegtunnels
Art. 4 RARVW
Scenarioanalyse
als onderdeel van de risicoanalyse als bedoeld in art. 6 lid 1 WARVW
Leidraad Scenarioanalyse Ongevallen in Tunnels, Deel 1: Wegtunnels
Art. 4 RARVW
Leidraad Veiligheidsdocumentatie voor Wegtunnels
Art. 5 en Art. 6 lid 1 RARVW
Tunnelveiligheidsplan, Bouwplan en Veiligheidsbeheerplan Tabel 6: Risicoanalyse
Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) Voor de QRA wordt verwezen naar “Kwantitatieve risicoanalyse Gaasperdammertunnel (QRA 1.5)”, mei 2012 [4]. In dit document worden de verschillende tunnelbuizen kwantitatief onderzocht met het RWSQRA model, versie 1.5. Scenarioanalyse Voor de scenarioanalyse wordt verwezen naar “Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel 2.1”, mei 2012 [5].
3.3
EINDBESCHOUWING
3.3.1
KWANTITATIEVE RISICOANALYSE
Onderstaand de fN-curves voor de diverse verkeersbuizen van de Gaasperdammertunnel4. De norm voor het groepsrisico is eveneens weergegeven in het rood. Uit de figuur blijkt dat de tunnelbuizen voldoen aan de norm van 0,1/N2 per km (waarbij N staat voor het aantal dodelijke slachtoffers).
4
PBL = Parallelbuis Links, HBL = Hoofdbuis Links, TFB = Tidal Flow buis, HBR = Hoofdbuis Rechts, PBR = Parallelbuis
Rechts
18
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Figuur 3: fN-curves (Legenda: PBL = Parallelbuis Links, HBL = Hoofdbuis Links, TFB = Tidal Flow buis, HBR = Hoofdbuis Rechts, PBR = Parallelbuis Rechts)
Om de robuustheid van de kwantitatieve risicoberekening aan te tonen is er gerekend met verkeerscijfers op basis van het Global Economy scenario met als richtjaar 2030 en zijn een viertal gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Voor gevoeligheidsanalyse A geldt dat er gerekend is met een toename van de verkeersintensiteit op het wegvak met 30%. Voor gevoeligheidsanalyses B geldt een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen door de tunnel, waarbij een deel van het transport over wegvak N12 (Zuidas) is meeberekend. Voor gevoeligheidsanalyse C geldt een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen door de tunnel, waarbij gerekend is met de plafondwaarden uit Basisnet. Voor gevoeligheidsanalyse D zijn de filekansen gebruikt die betrekking hebben op een situatie zonder tunnel en voor gevoeligheidsanalyse E geldt dat er gerekend is met een toename van de incidentkansen met een factor 5. Uit elke gevoeligheidsanalyse blijkt dat de tunnel voldoet aan de norm van 0,1/N2 per km. Het veiligheidsniveau van de tunnel, circa 10 jaar na openstelling, voldoet aan de bij wet vastgestelde oriënterende waarde voor het persoonlijk risico (1,0x10-7) en groepsrisico ( 0,1/N2). Dit betekent dat op basis van het huidige ontwerp en het verwachte gebruik de tunnel veilig te exploiteren is.
3.3.2
SCENARIOANALYSE
De scenario’s zijn getoetst aan de door het scenarioanalyseteam vastgestelde criteria zoals afgeleid van de doelstellingen uit de Handreiking Risicoanalyse [1]. In deze analyse zijn de impact van het toepassen van de Landelijke Tunnelstandaard, de uitkomsten van de Value Engineeringsstudie [7] en de gemaakte opmerkingen en openstaande punten uit de vorige fase meegenomen. Categorie
Scenario
Locatie
A. Pech, UMS, obstakel
A.1 – Pech
Hoofdbuis Links
B. Botsing met letsel
B.1 – Complexe aanrijding met gewonden en betrokkenheid bus
Hoofdbuis Rechts
B.2 – Kopstaart aanrijding met gewonden
Tidal Flow
C.1 – Brand personenauto
Parallelbuis Links
C.2 – Brand bestelbus
Tidal Flow
C. Kleine brand
076414033:C - Definitief
ARCADIS
19
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
C.3.1 – Brand personenauto
Uitrit Gooiseweg
C.3.2 – Brand personenauto
Toerit Gooiseweg
D.1 – Grote brand vrachtauto
Hoofdbuis Rechts
D.2 – Plasbrand
Hoofdbuis Links
E. Vrijkomen van giftige stoffen
E.1 – Vrijkomen toxische vloeistof
Hoofdbuis Rechts
F. Explosie
F.1 – Warme BLEVE (LPG)
Hoofdbuis Links
G. Anders
N.v.t.
N.v.t.
D. Grote brand
Tabel 7: beschouwde scenario’s
Op basis van de (kwalitatieve) toetsing wordt geconcludeerd dat het tunnelsysteem en bijbehorende organisatie op bijna alle punten voldoen aan de vastgestelde criteria. De voornaamste bevindingen van de toetsing worden samen met de belangrijkste conclusies in hoofdstuk 6 van de scenarioanalyse [5] weergegeven. Ook worden er een aantal aanbevelingen gedaan voor de volgende fase. Eén negatief scorend criterium, de beperking in beheersbaarheid van het brandvermogen, wordt nader beschouwd. De brandweer Amsterdam-Amstelland heeft aangegeven dat branden met een vermogen van meer dan 50 MW niet effectief kunnen worden bestreden. Hierbij kan geen verkenning worden uitgevoerd en moet zodoende worden uitgegaan van het niet optreden van de brandweer in verband met het in gevaar komen van het operationeel in te zetten personeel. Grote branden zijn bij het ontbreken van brandweer inzet onbeheersbaar . De brandweer zal zich richten op het zover mogelijk ondersteunen van het proces van zelfredzaamheid en het voorkomen van uitbreiding cq. escalatie van de brand.
20
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Bijlage 1
Referentiedocumenten
1. Handreiking Risicoanalyse Tunnelveiligheid, Projectbureau Tunnelveiligheid, september 2006 2. Leidraad Veiligheidsdocumentatie voor Wegtunnels, Steunpunt Tunnelveiligheid, Versie 1.0, oktober 2007 3. Tunnelveiligheidsplan Gaasperdammertunnel, versie 1.0, 14 april 2008. 4. Kwantitatieve risicoanalyse Gaasperdammertunnel (QRA 1.5), 7 mei 2012. 5. Scenarioanalyse Gaasperdammertunnel 2.1, 25 mei 2012. 6. Tracébesluit Schiphol – Amsterdam - Almere, 21 maart 2011. 7. Uitgangspuntennota Gaasperdammertunnel Amsterdam-Zuidoost, versie 4 – definitief, 25 april 2012. 8. Urgentieprogramma Randstad, Kamerstuk 31 089 nr. 6, 12 oktober 2007. 9. Brief Minister Peijs: Planstudie Schiphol – Amsterdam – Almere, 13 oktober 2006. 10. Basisspecificatie TTI RWS Tunnelsysteem, Landelijk Tunnelregisseur, versie 1.1, 26 september 2011, definitief, documentnummer HB [1264869];
076414033:C - Definitief
ARCADIS
21
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Bijlage 2
Contactgegevens betrokken partijen
Actor
Contactgegevens
Tunnelbeheerder
Drs. R.E. Peschier; Rijkswaterstaat Noord-Holland Toekanweg 7 2035 LC Haarlem Postbus 3119 2001 DC Haarlem T: 023 - 530 13 01
Bevoegd Gezag
B&W Gemeente Amsterdam Dienst Milieu en Bouwtoezicht Mevr. M.A. Eitjes en dhr. R. Veldhuijsen Postbus 202 1000 AE Amsterdam
Veiligheidsbeambte en
Prof. Ir. J.W. Bosch
Commissie voor de Tunnelveiligheid
Commissie voor de
Veiligheidsbeambte Rijkstunnels
Büchnerweg 1
Tunnelveiligheid
Rijkswaterstaat Dienst Infrastructuur
2803 GR Gouda
Bureau Veiligheidsbeambte
Postbus 420
Europalaan 44
2800 AK Gouda
3525 KS UTRECHT
T: 0182 - 54 08 18
T 030 – 285 79 03
F: 0182 - 54 08 19
T 06 – 5325 60 43
[email protected]
Brandweer Amsterdam-Amstelland
Bureau GHOR Amsterdam-Amstelland
Dhr. R. Beij
Mevr. A. Boer
Karspeldreef 16, Amsterdam
Postbus 2200
Postbus 92171
1000 CE Amsterdam
1090 AD Amsterdam
T: 020 - 555 51 80
Hulpverleningsdiensten
T: 020 555 6666 Politie Amsterdam-Amstelland Dhr. G. Gerritsen Postbus 2287 1000 CG Amsterdam T: 0900 - 88 44 Verkeerscentrale
Verkeerscentrale De Wijde Blik
noordwest Nederland
Dhr. G. van Calkar Amsterdamseweg 25 1981 LE Velsen-Zuid Postbus 105 1970 AC Velsen-Zuid T: 0255 - 56 57 00
22
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Bijlage 3
076414033:C - Definitief
Uitgangspunten ondergronds bouwen brandweer AmsterdamAmstelland
ARCADIS
23
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
24
ARCADIS
076414033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Bijlage 4
076414033:C - Definitief
Advies Commissie Tunnelveiligheid op TVP versie 1.0
ARCADIS
25
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
26
ARCADIS
076414033 14033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
076414033:C - Definitief
ARCADIS
27
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
28
ARCADIS
076414033 14033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Bijlage 5
076414033:C - Definitief
Advies Veiligheidsbeambte op TVP versie 1.0
ARCADIS
29
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
30
ARCADIS
076414033 14033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
076414033:C - Definitief
ARCADIS
31
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
32
ARCADIS
076414033 14033:C - Definitief
Tunnelveiligheidsplan 2.0 Gaasperdammertunnel
Colofon TUNNELVEILIGHEIDSPLAN 2.0 GAASPERDAMMERTUNNEL OPDRACHTGEVER: Rijkswaterstaat Noord-Holland
STATUS: Definitief
AUTEUR: L.J.D. Rommelse MSc. P.J. de Kok BBA.
GECONTROLEERD DOOR: Ir. S.A. Lezwijn
VRIJGEGEVEN DOOR: Drs. J.E. Nieuwenhuis 1 juni 2012 076414033:C
ARCADIS NEDERLAND BV Piet Mondriaanlaan 26 Postbus 220 3800 AE Amersfoort Tel 033 4771 000 Fax 033 4772 000 www.arcadis.nl Handelsregister 9036504
076414033:C - Definitief
ARCADIS
33