Rijkswaterstaat - AGI Rapport Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte - diepte analyse tool
Eindrapport
22 mei 2007 P145
HydroLogic BV Watermanagement & ICT Postbus 2177 3800 CD Amersfoort Tel: 033 4753535 Email:
[email protected] Web: www.hydrologic.nl
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Inhoud Managementsamenvatting...................................................................................................................1 1. Inleiding ....................................................................................................................................4 1.1. Aanleiding ......................................................................................................................5 1.2. Doelen.............................................................................................................................5 1.3. Rolverdeling ...................................................................................................................5 1.4. Opbouw rapport ..............................................................................................................6 2. Huidige werkwijze ....................................................................................................................6 2.1. Inleiding..........................................................................................................................6 2.2. Werkproces verzamelen en gebruik van informatie voor de toetsing.............................8 2.3. Werkproces toetsingen....................................................................................................9 2.4. Output toetsingen..........................................................................................................10 3. Wensen voor de toekomst .......................................................................................................10 3.1. Inleiding........................................................................................................................10 3.2. Het inwinproces van benodigde meetgegevens ............................................................11 3.3. Opslag meetgegevens en inlezen van gegevens in het tool ..........................................11 3.4. Functionaliteit van het tool ...........................................................................................12 3.4.1. Vereiste functionaliteit ...................................................................................... 12 3.4.2. Optionele functionaliteit.................................................................................... 12 3.5. Output tool....................................................................................................................13 3.5.1. Wensen van de regionale diensten .................................................................... 13 3.5.2. Wensen voor het NIS ........................................................................................ 14 3.6. Succesfactoren bij het ontwikkelen van het tool ..........................................................15 3.6.1. Wensen van de regionale diensten .................................................................... 15 3.6.2. Wensen en overwegingen vanuit De AGI ......................................................... 15 3.6.3. Wensen voor het NIS ........................................................................................ 15 4. Functioneel ontwerp................................................................................................................17 4.1. Inleiding........................................................................................................................17 4.2. Functioneel ontwerp stap voor stap ..............................................................................17 5. Discussie .................................................................................................................................20 6. Haalbaarheid van een uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool ..................................22 Colofon..............................................................................................................................................28
Bijlagen Fout! Geen inhoudsopgavegegevens gevonden.
www.hydrologic.nl
i
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Managementsamenvatting De voorliggende studie komt voort uit de wens van Rijkswaterstaat om te komen tot een uniforme vaarwegbreedte - diepte analyse tool. Op dit moment toetsen regionale diensten elk op hun eigen manier de vaargeulbodem aan een theoretisch profiel. De toetsing wordt soms ervaren als een tijdrovende klus. Daarnaast heeft het centrale management bij de huidige werkwijze onvoldoende overzicht over de staat van de vaarwegen. Rijkswaterstaat heeft daarom behoefte om de toetsing te standaardiseren met behulp van een uniform tool. Het tool dient in staat te zijn om de vaarwegbeheerder te ondersteunen bij vaarwegprofieltoetsingen en te voorzien in de informatiebehoefte die het NIS heeft over de staat van de vaargeulen. Doel van deze studie is om te onderzoeken of het haalbaar is om een dergelijk tool uniform en Rijkswaterstaatbreed te ontwikkelen. In deze haalbaarheidsstudie is zowel bij regionale als specialistische Rijkswaterstaatdiensten geïnventariseerd wat de huidige werkwijze is en welke wensen en eisen er zijn voor de ontwikkeling van een tool voor vaarwegprofieltoetsingen. De inventarisatie heeft plaatsgevonden door middel van interviews, enquêtes, een workshop en literatuurstudie. Op basis van deze inventarisatie wordt een advies gegeven over de haalbaarheid van een Rijkswaterstaatbrede vaarwegbreedte – diepte analyse tool. Op basis van deze studie hebben het projectteam en HydroLogic geconcludeerd dat het ontwikkelen van een uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool haalbaar is. In eerste instantie dient het tool te worden afgebakend tot een toetsingsinstrument voor diepte en breedte van vaarwegen. Het tool dient geschikt te zijn om te toetsen of het basisonderhoudsniveau van vaarwegen wordt gehandhaafd en hoe wordt gescoord op prestatie-indicatoren (PIN) van het beheer van het vaarwegprofiel. Het basisonderhoudsniveau wordt gehandhaafd door middel van baggeren en suppleren. Het is daarom vereist dat ook de te baggeren of te suppleren volumes slib kunnen worden berekend met het tool. Het tool levert output (toetsingsresultaten en daarvan afgeleide informatie) aan de vaarwegbeheerders (waterdistricten) en aan het NIS. De vaarwegbeheerders hebben behoefte aan tabellen met te baggeren volumes, profielen van de vaarweg en verschilkaarten van de gemeten bodemdiepte en de normdiepte waarop tot in detail kan worden ingezoomd. Het NIS verlangt informatie over het areaal aan vaarwegen in de Rijkswateren. Het gaat daarbij om een overzicht van vaargeulen die voldoen aan de norm (theoretisch profiel); geulen die niet voldoen aan de norm; geulen die sinds de laatste toetsing zijn gebaggerd; geulen waarvoor baggerwerkzaamheden zijn gepland; en geulen die niet gebaggerd hoeven te worden en voldoen aan de norm. Daarnaast verlangt het NIS metainformatie over de arealen, bijvoorbeeld over de lengte van de vaargeul en het volume dat is, of dient te worden gebaggerd. Kritische succesfactoren zijn een snelle ontwikkeling en een eenvoudige werking van het tool. Aandachtspunten zijn het draagvlak en de betrokkenheid onder de vaarwegbeheerders (waterdistricten) en de wensen van de Dienst Oost Nederland om functionaliteit uit het beslissingsondersteunend systeem (BOS) baggeren in het tool te implementeren. De Dienst Oost Nederland gebruikt dit systeem onder meer voor vaarwegprofieltoetsingen van de Waal. Onderstaand zijn de randvoorwaarden bij de ontwikkeling van het tool opgesomd. Indien relevant is de actiehouder genoemd die verantwoordelijk is voor het realiseren van de randvoorwaarde. Harde randvoorwaarden zijn: • Het tool wordt ontwikkeld als een extensie binnen “ESRI ArcGIS 9.1 Morphgis, Baggeren en Suppleren extensies” (MBS) dat onder toezicht van de AGI wordt ontwikkeld. • Opslag van toetsingsprofielparameters per vaargeulsegment in een door het tool te benaderen database. Nu zijn de profielen en/of profielparameters lokaal en verspreid opgeslagen. De regi-
www.hydrologic.nl
1
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
• • •
onale diensten dienen de parameters te leveren die nodig zijn om profielen op te bouwen (actiehouder: Regionale diensten). De segmentering van de vaargeulen moet worden vastgelegd. De profielparameters dienen per vaarwegsegment te worden gedefinieerd (actiehouder: DWW, AVV, AGI). Het tool kan communiceren met andere MBS extensies en relevante databases. Het tool dient modulair en generiek te worden opgezet.
Randvoorwaarden en uitgangspunten die de ontwikkeling van het tool eenvoudiger maken zijn de volgende: • Een centrale database voor opslag van meetgegevens beschikbaar bij de start van het project. Nu worden de (afgeleide) meetgegevens, waaronder bodemdiepte, lokaal opgeslagen en beheerd. • Het is duidelijk in welke (bestaande) database de toetsingsresultaten worden opgeslagen. • Bij ontwikkeling van nieuwe functionaliteit vormt het bestaande BOS Baggeren een goede inspiratiebron. Uitgaande van de bovenstaande randvoorwaarden zijn in samenwerking met het projectteam drie alternatieven opgesteld voor de ontwikkeling van het tool. Uitgangspunt hierbij is dat de benodigde databases aanwezig zijn en (zoveel mogelijk) zijn gevuld met de benodigde gegevens (bijv.: bodemdieptegegevens, parameters om het theoretisch profiel te definiëren). Alternatief A gaat uit van een generieke ontwikkeling van de primair vereiste functionaliteit. Het tool wordt een toetsingsinstrument voor vaarwegprofieltoetsingen, waarmee ook te baggeren volumes (kuberingen) kunnen worden berekend. Voor dit alternatief bestaat veel draagvlak, terwijl te besteden tijd en kosten beperkt zijn. Het BOS Baggeren kan met dit tool niet volledig worden vervangen. Dit alternatief kan later worden uitgebouwd met extra functionaliteit, bijvoorbeeld zoals beschreven onder alternatief B en C. Alternatief B kan worden gezien als een modulaire uitbreiding van alternatief A. De voor alternatief A voorgestelde functionaliteit wordt aangevuld met enkele functies uit het BOS Baggeren, waaronder het importeren en gebruiken van informatie over debiet, waterstand en neerslag alsook voorspellingen van de bodemdiepte (of afmetingen van het vaarwegprofiel). Voor dit alternatief bestaat voldoende draagvlak, terwijl de te besteden tijd en kosten zijn naar verwachting circa twee maal die van Alternatief A. Het BOS Baggeren kan met dit alternatief grotendeels worden vervangen. Alternatief C kan worden gezien als een modulaire uitbreiding van alternatief B, waarbij alle functionaliteit uit het BOS Baggeren die nog niet in Alternatief B is meegenomen wordt gerealiseerd. Alle BOS Baggeren functionaliteit wordt beschikbaar gemaakt in het vaarwegbreedte – diepte analyse tool in MBS. Hiermee kan het BOS Baggeren geheel worden vervangen. Hiervoor is een grote inspanning vereist omdat de hele code van het BOS Baggeren dient te worden herschreven voor MBS. Het draagvlak is minder groot, behalve bij de Dienst Oost Nederland, die enthousiast is over het inpassen van BOS Baggeren functionaliteit. De te besteden tijd en kosten worden geschat op zeker twee maal die van Alternatief B. Verder onderzoek is nodig om de kosten te preciseren. In Hoofdstuk 6 worden de drie alternatieven nader toegelicht. Alternatieven B en C betekenen modulaire uitbreidingen die specifiek zijn gericht op het watersysteem Waal en overige Rijntakken. Het kan interessant zijn om voor andere watersystemen vergelijkbare modules te ontwikkelen maar daarvoor zijn specifieke gegevens nodig en is een extra inspanning vereist.
www.hydrologic.nl
2
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Het door de projectgroep ondersteunde advies is om eerst te beginnen met het ontwikkelen van alternatief A en daarmee voor bijvoorbeeld een jaar ervaring op te doen. Op basis van opgedane ervaringen kan er vervolgens voor worden gekozen om alternatief B of C uit te werken.
www.hydrologic.nl
3
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Lijst van afkortingen AGI: AVV: BKN: BON: BOS: DCIT: DWW: FEWS: HVWN: HWN: HWS: MBS: MID: NEC: NIS: NWBV: OBR: PIN: QMS: SOA: VIN: WADI:
Adviesdienst Geo-informatie en ICT Adviesdienst Verkeer en Vervoer Beheerkaart Nat Basisonderhoudsniveau Beslissingsondersteunend Systeem Directie IT Dienst Weg- en Waterbouwkunde Flood Early Warning System Hoofdvaarwegen Net Hoofdnetwerken voor Wegen Hoofdwatersysteem ESRI ArcGIS 9.1 Morphgis, Baggeren en Suppleren extensies Meet- en informatiedienst Netwerken Expertise Centrum Netwerkmanagement Informatie Systeem Nationaal Wegen Bestand Vaarwegen Objectbeheerregime Prestatie-indicatoren Quality Management System Service Oriented Architecture Vaarwegen Informatie Netwerk Waterdata Infrastructuur
www.hydrologic.nl
4
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
1.
Inleiding
1.1. Aanleiding Rijkswaterstaat (RWS) is verantwoordelijk voor het beheer van de Nederlandse Rijkswateren. De waterwegen zijn netwerken voor transport en doorstroming. De diepte en breedte van de (vaar)geulen hebben een belangrijke invloed op deze functies. Daarom is er op landelijk managementniveau en vanuit de vaarwegbeheerders behoefte om snel inzicht te krijgen in de diepteligging van de waterbodem ten opzichte van de afgesproken beheerdiepten. Op dit moment ontbreekt het landelijke overzicht en brengen regionale diensten ieder op hun eigen manier vaarwegprofiel toetsingen ten uitvoer. Deze resultaten van deze toetsingen dienen te worden geleverd aan en ontsloten via het Netwerkmanagement Informatie Systeem (NIS, landelijk management) en aan de waterdistricten (regionaal beheer). In de huidige situatie ontvangen alleen de waterdistricten de toetsingresultaten. Zij interpreteren de resultaten en besluiten of baggeren of suppleren noodzakelijk is. Op landelijk RWS niveau bestaat hierover geen volledig overzicht. De haalbaarheidsstudie Vaarwegbreedte – diepte analyse tool is toegespitst op vaarwegprofiel toetsingen. Deze toetsingen worden door Rijkswaterstaat gezien als een monitoringsinstrument. In de toetsingen wordt het werkelijke profiel van een vaargeul getoetst aan het theoretisch profiel (normprofiel). De toetsingsgegevens dienen te worden geleverd aan het NIS. Rijkswaterstaat heeft vastgesteld dat er tussen de RWS diensten grote verschillen bestaan in werkwijze en benadering van de toetsing. Voorafgaand aan deze haalbaarheidsstudie was daarom onduidelijk hoe vaarwegprofieltoetsingen op uniforme wijze kunnen worden gerealiseerd. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat een nadere verkenning van de overeenkomsten en verschillen en oorzaken daarvan noodzakelijk is om een goed oordeel te kunnen vellen over de haalbaarheid van een Rijkswaterstaatbrede vaarwegbreedte – diepte analyse tool. De complete opdrachtomschrijving is opgenomen in Bijlage A.
1.2. Doelen Rijkswaterstaat heeft het voornemen om op termijn één RWS breed inzetbare Vaarwegbreedte – diepte analyse tool te realiseren die in staat is om: • het beheerproces voor de vaarwegbeheerders te ondersteunen door de ligging van de vaargeulbodem te toetsen aan de theoretisch profielen voor de vaarweg; • te voorzien in de informatiebehoefte die het NIS heeft over het op orde zijn of de afwijkingen van de ligging van de vaargeulbodemdiepte ten opzichte van gedefinieerde theoretische vaarwegprofielen. Het doel van deze studie is te onderzoeken of een uniforme RWS breed inzetbare Vaarwegbreedte – diepte analyse tool haalbaar is, rekening houdend met de huidige werkwijzen en de toekomstwensen die binnen de verschillende RWS diensten bestaan. De haalbaarheid is afhankelijk van technische factoren, kosten en doorlooptijd, het ICT-landschap van Rijkswaterstaat en het draagvlak binnen de organisatie.
1.3. Rolverdeling Binnen Rijkswaterstaat zijn drie partijen voor wie het vaarwegdiepte - analyse tool van belang is voor het werkproces. Hun rol binnen het werkproces is als volgt:
www.hydrologic.nl
5
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
• Meet- en informatiediensten (MID’s). Verantwoordelijk voor het inwinnen en verwerken van meetgegevens. MID’s hebben behoefte aan een tool voor een snelle verwerking van meting naar toetsingresultaat • Waterdistricten. Interpreteren de toetsingresultaten en maken onder andere schattingen van vereiste baggerinspanningen. Zij hebben behoefte aan een tool met functionaliteit die ondersteunt bij de interpretatie van toetsingsresultaten. Bijvoorbeeld het berekenen van kuberingen. • Netwerk Informatie Systeem (NIS). DWW, afdeling B&O huis, Netwerken Expertise Centrum (NEC) geeft inzicht over de arealen, kwaliteit en gebruik van de netwerken HWS, HWN en HVWN. Het NIS is een systeem dat (onder andere) overzicht biedt over de staat van de vaarwegen in de Rijkswateren. Dit systeem dient te worden gevuld met areaalinformatie, waaronder toetsingresultaten. Daarmee kunnen de prestatie-indicatoren (PIN’s) worden geanalyseerd. De adviesdienst geo-informatie en ICT (AGI) is opdrachtgever van de haalbaarheidsstudie en coördinator van de verdere ontwikkeling van het tool maar gaat niet zelf met het tool werken.
1.4. Opbouw rapport In het voorliggende rapport wordt in hoofdstuk 2 de huidige werkwijze bij het toetsen van de vaarwegprofielen behandeld. In hoofdstuk 3 wordt een overzicht gegeven van de eisen en wensen die er leven met het oog op de toekomstige vaarwegbreedte – diepte analyse tool. Per wens wordt ook de prioriteit aangegeven. In hoofdstuk 4 worden de hoofdlijnen van een functioneel ontwerp gepresenteerd, gebaseerd op de bevindingen uit de voorgaande hoofdstukken. De hoofdlijnen worden stap voor stap toegelicht. Hoofdstuk 5 is gewijd aan een discussie over aandachtspunten die nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd. Conclusies over de haalbaarheid van een uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool worden getrokken in hoofdstuk 6. Het advies in dat hoofdstuk besteedt aandacht aan de ICT-technische haalbaarheid, het draagvlak, de organisatorische haalbaarheid en de haalbaarheid voor wat betreft doorlooptijd en voorziene kosten. Op basis hiervan worden drie mogelijke alternatieven gegeven voor de realisatie van het tool.
2.
Huidige werkwijze
2.1. Inleiding De huidige werkwijze bij het toetsen van het vaarwegprofiel is geïnventariseerd door middel van interviews en enquêtes. Deze zijn gehouden onder projectteamleden en klankbordgroepleden. Het projectteam bestond uit tien leden afkomstig uit verschillende regionale en specialistische diensten van Rijkswaterstaat. Tijdens een workshop en andere bijeenkomsten is intensief samengewerkt met het projectteam. De klankbordgroep bestond uit 13 personen eveneens afkomstig uit verschillende diensten van Rijkswaterstaat. Zij zijn niet betrokken bij bijeenkomsten en workshops. Bij de eindpresentatie van dit rapport waren enkele klankbordgroepleden wel aanwezig. De samenstelling van het projectteam en de klankbordgroep is weergegeven in Bijlage B. De vragenlijst die is gebruikt voor de interviews en enquêtes is gezamenlijk met het projectteam opgesteld. Alle projectteamleden zijn uitvoerig geïnterviewd en de klankbordgroepleden hebben een vragenlijst, vergezeld van een toelichting, toegestuurd gekregen. Daarnaast hebben beschikbaar gestelde documenten en tijdens interviews en op Rijkswaterstaat webpagina’s verzamelde literatuur een ondersteunende rol gespeeld. Bijlage B biedt een overzicht van de gehouden interviews en afgenomen enquêtes. De vragenlijst die gebruikt is tijdens de inventarisatiefase is opgenomen in Bijlage C. De resultaten van de interviews en enquêtes zijn besproken in een workshop met de projectteamleden. In Fig 1 wordt de werkwijze tijdens de haalbaarheidsstudie schematisch weergegeven. De resultaten uit de inventarisatiefase (fase A) en de workshop vormen de basis voor dit eindrapport.
www.hydrologic.nl
6
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
fase A fase B
Proces
Resultaat
startoverleg
Goed geformuleerde vragenlijsten
Interviews & enquetes
Representatief beeld behoefte en ervaringen
Workshop
Aanscherpen uitkomsten en denkrichting
Rapportage en presentatie
Functioneel Ontwerp en eindadvies
Fig 1. Schematisch overzicht van de werkwijze in deze haalbaarheidsstudie
Diverse groepen binnen RWS zijn betrokken bij de inventarisatiefase. Het gaat enerzijds om de MID’s van regionale RWS diensten die zelf betrokken zijn bij het verkrijgen van meetgegevens en het uitvoeren van toetsingen. Anderzijds zijn specialistische RWS diensten betrokken, waaronder AGI en DWW. Zij hebben vooral hun visie gegeven op de toekomst van het vaarwegbreedte – diepte analyse tool. Daarbij is ingegaan op de positie van het te ontwikkelen tool in het ICTlandschap van RWS (Bijlage D) en de wensen van het NIS met betrekking tot het tool. De sfeer tijdens het project was enthousiast en constructief. De projectteamleden kregen het voor elkaar op korte termijn tijd vrij te maken voor bijeenkomsten en interviews. Voor interviews werd voldoende tijd genomen. De projectteamleden hebben op een open manier en met enthousiasme gesproken over werkwijze en wensen. De geïnterviewden grepen graag de mogelijkheid om gebruikte systemen te tonen en relevante literatuur te leveren. Tijdens overleggen en workshop was er een goede inbreng van alle projectteamleden. Fig 2 geeft hiervan een impressie. In de loop van het project werd duidelijk dat de regio Noord-Nederland slechts is vertegenwoordigd door de Dienst Noord-Holland en de Dienst IJsselmeergebied. Daarom is nog niet veel bekend over vaargeulen door de Waddenzee en de kanalen in Groningen en Friesland. Ook de waterdistricten zijn niet vertegenwoordigd in het project, terwijl ze wel gebruiker zijn van de eindproducten uit het tool. De waterdistricten hebben zeker interesse in het tool, maar door capaciteitsproblemen is niet mogelijk gebleken voldoende tijd vrij te maken voor actieve deelname aan deze haalbaarheidsstudie.
www.hydrologic.nl
7
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Fig 2. Vrijwel alle projectteamleden waren aanwezig tijdens de workshop. Met een constructieve inbreng werd bijgedragen aan het resultaat van deze haalbaarheidsstudie
Watersysteemtypen De Rijkswateren zijn in dit rapport ingedeeld in drie typen watersystemen. Binnen elk systeem zijn werkwijze en toetsing vergelijkbaar. De drie typen watersystemen zijn: Maas, kanalen en IJsselmeer; Waal en Rijntakken; Noordzee, Westerschelde en grote havens. Dit onderscheid in watersystemen is gebaseerd op verschillen in dynamiek van waterstanden en sediment en op het gebruik door de scheepvaart. Maas, kanalen en IJsselmeer kennen weinig dynamiek, de waterstanden worden gecontroleerd door stuwen en sluizen. Er is scheepvaart maar op beperkte schaal. De toetsingsfrequentie is gering (vaak minder dan eenmaal per jaar). De Waal en Rijntakken kennen meer dynamiek omdat de afvoer en waterstand gedurende het jaar sterk kunnen wisselen en ook slib en zandbanken in beweging kunnen komen. Vooral de Waal wordt druk bevaren; deze rivier vormt de hoofdtransportas met Duitsland. De toetsingsfrequentie is hier hoog (tot 26 maal per jaar). De Noordzee, Westerschelde en grote havens staan onder invloed van het getij. Ook zijn deze Rijkswateren druk in gebruik bij de (zee)scheepvaart. Vooral nabij de havens is de toetsingsfrequentie aanzienlijk (tot 13 maal per jaar). In de geulen naar de havens en in de haven zelf wordt ook de dikte en dichtheid van de sliblaag bepaald. Zeeschepen kunnen door een sliblaag varen, zolang deze niet te dicht is. In de volgende paragrafen komen de belangrijkste resultaten naar voren. Bijlage E geeft een nadere toelichting op de theoretisch profielen.
2.2. Werkproces verzamelen en gebruik van informatie voor de toetsing In vrijwel alle gevallen wordt waterdiepteinformatie ingewonnen met meetschepen die beschikken over een echolood. De informatie is nauwkeurig en voldoet aan de QMS-normen. QMS is het kwaliteitsborgingsysteem van de meet- en informatiediensten. De afwijking in de diepte bedraagt vaak minder dan tien centimeter; in de breedte minder dan een meter. Vaak verzamelt RWS de informatie zelf, maar soms worden ook marktpartijen ingezet. De frequentie waarmee wordt gemeten en getoetst verschilt per watersysteem zoals is beschreven in H2.1. De informatie wordt ingewonnen, opgeschoond en verwerkt tot bodemdiepten met het QINSy-pakket. Met vergelijking 1 wordt de bodemdiepte verkregen : Db = Ws - Dw
www.hydrologic.nl
(1)
8
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Waarin: Db: bodemdiepte ten opzichte van een bepaald referentieniveau; waterstand ten opzichte van een bepaald referentieniveau; Ws: Dw: waterdiepte. QINSy levert veelal ASCII bestanden of GRID bestanden die vervolgens worden gebruikt om in programma’s als ArcGIS kaarten te maken. Met extensies van QINSy zoals het Trimble Terramodel kunnen ook kaarten en grafieken worden gemaakt. De theoretische profielen voor de Maas en voor de meeste kanalen hebben een vlakke bodem met aan weerszijden een oplopend talud. De bodemdiepte en –breedte en de helling van het talud zijn afhankelijk van het type vaarweg en de scheepvaartklasse die wordt toegelaten. Door middel van vastgestelde formules kunnen de dimensies van het theoretisch profiel worden berekend. De profielen voor de andere vaarwegen kunnen worden gezien als een bak. De zijkanten van de bakken (taluds) lopen onder een helling op. De Euro-Maas geul heeft aan beide zijden van de eigenlijke geul een berm, die van de geul wordt gescheiden door een oplopend talud. Omdat de waterstand van de zee (getij) en de Waal (rivierdynamiek) niet constant is, wordt er niet gewerkt met een absolute bodemdiepte, maar met een diepte ten opzichte van een referentievlak. In Bijlage E is een verdere uiteenzetting over de theoretisch profielen opgenomen.
2.3. Werkproces toetsingen De meeste diensten beschikken nog niet over een vaarwegbreedte – diepte analyse tool. Met behulp van programma’s als Trimble Terramodel, ArcGIS en MS Excel worden verschilkaarten en profielen gemaakt waarbij de metingen worden vergeleken met het theoretisch profiel. De interpretatie van de kaarten en grafieken wordt meestal overgelaten aan de vaarwegbeheerder (vaak het waterdistrict), die vervolgens beslist of actie (baggeren) noodzakelijk is. De Dienst Oost Nederland beschikt wel over een tool, het Beslissingsondersteunend Systeem (BOS) Baggeren. Op de Waal wordt zeer frequent gebaggerd ten behoeve van de scheepvaart. Het BOS helpt bij het optimaliseren van het baggeren. Binnen dit uitgebreide BOS is ook vaarwegtoetsing mogelijk. In het BOS Baggeren is een database aanwezig waarin meetgegevens en toetsingsresultaten worden opgeslagen. Het BOS Baggeren wordt door een beperkt aantal betrokkenen gebruikt en is toe aan revisie. De AGI is bezig met het bouwen van ESRI ArcGIS 9.1 Morphgis, Baggeren en Suppleren extensies (MBS). Het doel is om een negental extensies te ontwikkelen die onafhankelijk van elkaar functioneren. De extensies zijn bedoeld voor de werkprocessen Kustlijnzorg, Baggeren en Suppleren binnen Rijkswaterstaat. Inmiddels zijn vier extensies ontwikkeld. MBS wordt steeds meer uitgerold binnen Rijkswaterstaat, hoewel de regionale diensten er op dit moment nog geen gebruik van maken. In Bijlage G is meer informatie opgenomen. De bodemdiepte van de vaargeulen wordt per dienst anders uitgedrukt. Hierin is weinig uniformiteit. De eenheid (cm, dm, meters), het gekozen referentieniveau en de weergave ten opzichte van dit referentieniveau zijn telkens verschillend. De verschillende diensten gebruiken soms verschillende diepte-eenheden, referentieniveaus, en coördinatenstelsels. Deze verschillen worden door Rijkswaterstaat beschouwd als onderdeel van het dagelijks werkproces. In bijlage E is hierover meer vermeld. De opslag van meetgegevens en toetsingsresultaten gebeurt lokaal. Vaak is er geen centraal beheer van de gegevens. Sommige diensten beschikken over een eigen centrale database, andere diensten gebruiken CD’s en DVD’s. De Dienst Zeeland beschikt over de Scheldes database (Een Oracle 10G database). De Diensten Noordzee en Noord-Holland willen eenzelfde database gaan gebruiken. Theoretische profielen zijn lokaal opgeslagen. De Dienst IJsselmeergebied meldt het gebruik
www.hydrologic.nl
9
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
van een lokale database. De andere diensten konden hier niet direct uitsluitsel over geven. De Dienst Zuid-Holland heeft de theoretische profielen per vaarweg(deel) bepaald. Dat betekent dat de vaargeulbegrenzingen (breedte/diepte) op basis van de functie-eis en in overleg met de nautisch- en technisch beheerder zijn vastgesteld. Deze grenzen en diepten zijn per vaarweg sterk verschillend. De MID van de Dienst Zuid-Holland beheert lokaal de informatie over theoretische profielen die zijn opgeslagen in shapefiles die ook landelijk benaderbaar zijn.
2.4. Output van toetsingen De meet- en informatie diensten sturen hun output naar de vaarwegbeheerder; meestal het waterdistrict. Verzending gaat niet automatisch. Per post worden geprinte kaarten, CD’s of DVD’s opgestuurd. Ook worden kaarten met bodemdiepte gegevens per mail doorgestuurd of via een webviewer gepresenteerd. De vaarwegbeheerder interpreteert de toetsingsresultaten en maakt een schatting van de vereiste baggerinspanning. Voor zover in het onderzoek naar voren is gekomen wordt er op dit moment niet of nauwelijks output geleverd aan het NIS. In Fig 3 is de huidige werkproces weergeven. Het tool zal invloed hebben op de stappen 3 en 4.
1. Inwinnen gegevens waterdiepte (MID, eventueel uitbesteed aan markt)
2. Verwerken van waterdieptegegevens en omzetten naar bodemdiepte (MID, eventueel uitbesteed aan markt)
3. Toetsen gemeten bodemdiepte aan bodemdiepten in normprofiel. Weergave in kaarten (MID)
5. Budget vragen om te baggeren, indien al aanwezig, opdracht geven tot baggeren (intern of aan markt) (vaarwegbeheerder)
4. Interpretatie toetsingresultaten, schatting benodigde baggerinspanning (vaarwegbeheerder (waterdistrict))
Fig 3. Stappen van het huidige werkwijze. Voor elke stap is tussen haakjes en in cursief aangegeven wie verantwoordelijk is.
3.
Wensen voor de toekomst
3.1. Inleiding In de interviews en enquêtes is gevraagd naar de eisen en wensen voor het toekomstige tool. Die worden in dit hoofdstuk besproken en geprioriteerd. De prioritering heeft plaatsgevonden tijdens de workshop die met de projectteamleden is gehouden na afloop van de inventarisatiefase. De volgende onderwerpen komen aan de orde: inwinproces van gegevens; opslag meetgegevens in database; inlezen van de gegevens in het tool; functionaliteit van het tool; en output tool. De resultaten van de prioriteringsessie die tijdens de workshop is gehouden, zijn in tabelvorm gepresenteerd in bijlage F.
www.hydrologic.nl
10
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
3.2. Inwinproces van gegevens van waterdiepte De inwinning van waterdieptegegevens kan blijven zoals die op het moment gangbaar is. De meetgegevens kunnen zowel worden verzameld door Rijkswaterstaat zelf als door een marktpartij. Wel blijft het van belang dat Rijkswaterstaat af en toe controlemetingen uitvoert, want in alle gevallen is Rijkswaterstaat (i.c. de MID's) verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van de door marktpartijen geleverde data. De projectteamleden geven aan dat de meetfrequentie tussen waterwegen en binnen dezelfde waterweg mogen verschillen. Het moet eenvoudig te achterhalen zijn wanneer een deel van een vaarweg voor het laatst is gemeten. Metadata spelen hierbij een belangrijke rol. De huidige meetfrequenties voldoen over het algemeen goed.
3.3. Opslag meetgegevens en inlezen van gegevens in het tool Alle geraadpleegde projectteam- en klankbordgroepleden vinden het noodzakelijk dat de meetgegevens worden opgeslagen in een centrale database. Dit heeft een zeer hoge prioriteit. Men is het er over eens dat bij het inlezen meer configuraties geaccepteerd moeten kunnen worden en dat diepteeenheden, coördinatenstelsels en referentievlakken niet voor alle vaarwegen gelijk hoeven te zijn. MBS kan omgaan met deze verschillen. Wel is het noodzakelijk dat de juiste metadata (tijdstip meting, welke eenheden, welke referentievlakken, welke coördinatenstelsels, etc.) worden geleverd, en dat wanneer dat noodzakelijk is de parameters van een bepaald gebied vertaald kunnen worden naar een uniforme set. Het NIS heeft daaraan behoefte. Dit kan op dit moment al met de standaard MBS functionaliteit. De gegevens die nodig zijn in het tool worden ingelezen vanuit een centrale database. Het is een vereiste dat de gegevens ook in een eigen of lokale database op te slaan en van daaruit in te lezen in het tool. Dit kan nodig zijn wanneer een lokale calamiteit dient te worden opgelost of wanneer gegevens aan een marktpartij moeten worden geleverd. Dit punt heeft een zeer hoge prioriteit.
www.hydrologic.nl
11
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
3.4. Functionaliteit van het tool 3.4.1. Vereiste functionaliteit
In Tabel 1 wordt functionaliteit opgesomd die bij de ontwikkeling van het nieuwe tool minimaal is vereist. De complexiteit is afhankelijk van technische factoren, draagvlak, organisatorische factoren en vereiste inspanning. Tabel 1. Overzicht van vereiste functionaliteit. De complexiteit kan variëren tussen 1 en 5, waarbij 1 een zeer geringe complexiteit en 5 een zeer grote complexiteit betekent. De complexiteit is alleen weergegeven wanneer deze tijdens de workshop is vastgesteld. Functionaliteit Verschillende referentieniveaus instellen Nieuwe theoretische profielen definiëren (Nieuwe) profielen opslaan (in database) Meetgegevens per segment laden Toetsing per segment uitvoeren Maken van profielen/grafieken van de vaargeul Maken van verschilkaarten (tussen gemeten bodemdiepte en normdiepte) Berekenen van kuberingen Verplaatsen as van de vaargeul
Complexiteit (1-5) 1.5 2.0 2.3
Opmerkingen Ook maximale diepte vaargeul Probeersels niet opslaan
2.1
MBS-functionaliteit MBS-functionaliteit Eis vanuit Limburg, wellicht Waddenzee Eis voor het NIS
3.4
Tabellen met metadata toevoegen aan de kaart(segmenten)
De opsomming van functionaliteit in Tabel 1 is vereist (“must haves”). Functionaliteit als het berekenen van verschilkaarten en kuberingen is in zowel MBS als BOS Baggeren aanwezig. De andere functionaliteit is in het BOS Baggeren aanwezig. Alleen de functionaliteit “verplaatsen as van de vaargeul“ en het koppelen van tabellen met metadata aan kaarten is niet volledig ontwikkeld in het BOS Baggeren.
3.4.2. Optionele functionaliteit
De Dienst Oost Nederland en de AVV hebben de wens om met het tool vaardiepte-informatie aan de scheepvaart te verstrekken. Hiervoor is functionaliteit nodig die informatie over debiet en neerslag ontsluit. Deze functionaliteit is het meest nuttig waneer toegepast op ongestuwde rivieren. Deze informatie zou aan kunnen sluiten bij InlandEcdis. Dergelijke functionaliteit heeft een sterk operationeel karakter, waarbij een constante stroom van real-time gegevens nodig is. Om de scheepvaart te informeren dient informatie betrouwbaar en snel verkrijgbaar te zijn. Voor andere belanghebbenden is deze functionaliteit minder relevant. Zij zien het tool in de eerste plaats als een toetsingsinstrument. Zij zien het leveren van vaardiepte-informatie aan de scheepvaart als een mogelijkheid voor de verdere toekomst.
www.hydrologic.nl
12
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
In Tabel 2 is de gewenste (should have) functionaliteit weergegeven die de Dienst Oost Nederland in het vaarwegtool zou willen terugzien. Tabel 2. Overzicht door Dienst Oost Nederland gewenste functionaliteit uit het BOS Baggeren Gewenste functionaliteit uit BOS Baggeren Inlezen en gebruiken historische, actuele en voorspelde gegevens over waterstand en debiet Inlezen en gebruiken historische, actuele en voorspelde neerslaggegevens Gegevens over waterstand, debiet en neerslag gebruiken om bodemdiepte te voorspellen Voorspellingen over de bodemdiepte gebruiken om knelpunten te voorspellen Op basis van de voorspellingen baggerhoeveelheden bepalen Baggerlocaties op kaart weergeven Functie om bodemdieptekaart met contourlijnen/isolijnen aan te maken
3.5. Output tool 3.5.1. Wensen van de regionale diensten
De output uit het tool is enerzijds bedoeld voor de vaarwegbeheerders (MID’s en waterdistricten) en anderzijds voor het NIS. Deze twee gebruikersgroepen hebben (deels) specifieke wensen. Onder andere tijdens de workshop konden de gebruikersgroepen hun wensen kenbaar maken zoals te zien is in Fig 4. De wensen van de MID’s liggen al besloten in hun wensen voor functionaliteit. Verschilkaarten van gemeten en gewenste bodemdiepte zijn voor hen heel belangrijk. De MID’s krijgen regelmatig vraag (van de waterdistricten) naar meer detailinformatie. Het is daarom belangrijk dat er kan worden ingezoomd op secties van de verschilkaarten. Ook dient het mogelijk te zijn om profielen en tabellen met bijvoorbeeld te baggeren of te suppleren volumes te vervaardigen. Hier geldt eveneens dat deze voor detailsegmenten van de vaarweg kunnen worden aangemaakt. Het is van belang dat de output snel beschikbaar is. Meetgegevens moeten snel en eenvoudig zijn om te zetten in eindproducten. Vooral bij calamiteiten is snelheid belangrijk. Projectteamleden die bekend zijn met het BOS Baggeren vinden de presentatiemogelijkheden in dat systeem een mooi uitgangspunt. Legenda’s dienen volgens de projectteamleden een vaste lay-out te hebben. De schaalverdeling of klasse-indeling kan wel worden aangepast. Dat is nodig om de dimensies van de verschillende vaarwegen aanzienlijk verschillen. In hoeverre de vaarwegen in segmenten gepresenteerd kunnen worden (met name de toetsingsresultaten) is nog een punt van discussie. Met de bovenbeschreven output kunnen de regionale diensten ook hun eigen prestaties controleren in relatie tot prestatie indicatoren (PIN’s,) en het basisonderhoudsniveau (BON) en het object beheerregime (OBR) bodems.
www.hydrologic.nl
13
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Fig 4. Tijdens de workshop konden de deelnemers met stemkaarten reageren op stellingen over eisen en wensen aan het tool
3.5.2. Wensen voor het NIS
De minimale output die naar het NIS dient te gaan, is informatie over arealen. Dit zijn oppervlakken van de Rijkswateren die: • een vaargeul hebben die voldoet aan de norm (theoretisch profiel); • een vaargeul hebben die niet voldoet aan de norm (theoretisch profiel); • sinds de laatste meting/toetsing gebaggerd zijn; • die gebaggerd gaan worden (gepland); • die niet gebaggerd gaan worden en niet aan de norm voldoen. Door middel van verschilkaarten tussen de gemeten bodemdiepte en de normdiepte wordt weergegeven welke delen van het areaal wel of niet op orde zijn. De gebieden waarop onderhoud nodig is (baggeren), worden weergeven met polygonen, eventueel aangevuld met punten of lijnen. De informatie dient vanuit het tool zo te worden aangeleverd, dat hiermee in NIS kaarten gemaakt kunnen worden. Per punt, lijn, polygoon of grid dienen administratieve gegevens geleverd te worden, waaruit het volgende kan worden afgeleid: • locatienaam; • beherende dienst; • codering die aangeeft tot welk segment, tot welke corridor en tot welke BPN eenheid het areaal behoort. Hierbij dient ook te worden gedacht aansluiting bij reeds segmenteringen die worden toegepast op de BeheerkaartNat, KernGIS en het VIN; • reeds gebaggerde en nog te baggeren volumes; • aanvullende informatie waarvan de materiedeskundigen vinden dat die essentieel is. Met de bovengenoemde output kan het NIS prestatie indicatoren (PIN’s) evalueren en nagaan in hoeverre het onderhoudsniveau dat staat beschreven in het BON en OBR bodems wordt gehandhaafd.
www.hydrologic.nl
14
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
3.6. Succesfactoren bij het ontwikkelen van het tool 3.6.1. Wensen van de regionale diensten
Een snelle ontwikkeling en een korte doorlooptijd worden als de belangrijkste succesfactoren benoemd. De nieuwe PIN’s gaan gelden vanaf januari 2008. Bij het analyseren van de prestatieindicatoren kan het tool een goede hulp zijn. Daarnaast leert de ervaring dat een lange doorlooptijd (tijdens de ontwikkelfase) het enthousiasme geen goed doet en het draagvlak laat verdwijnen. Daarbij dient het ontwikkelingsproces van het tool bottom-up plaats te vinden. Eerst dient een eenvoudige tool te worden ontwikkeld die vervolgens verder kan worden uitgebreid. De geïnterviewden noemen in deze context een “Think big, start small” mentaliteit en een “no regret” aanpak. Met het laatste wordt bedoeld dat de ontwikkeling die in gang wordt gezet niet onomkeerbaar is. Als uit voorschrijdend inzicht blijkt dat er zaken anders moeten, dient het tool aanpasbaar te zijn. Daarom is er behoefte aan een flexibele tool die generiek en modulair wordt ontwikkeld. Ook zijn open formats voor import en export een pré. De projectteam- en klankbordgroepleden geven zonder uitzondering aan dat het tool gebruiksvriendelijk en eenvoudig te bedienen moet zijn. Daarbij is het belangrijk dat het tool lijkt op reeds bestaande Rijkswaterstaat tools. AGI zou kunnen zorgen voor ondersteunende wizards die gebruikers door het toetsingsproces leiden. Gebruikers dienen wel te beschikken over basiskennis van GIS programma’s zoals ArcGIS.
3.6.2. Wensen en overwegingen vanuit de AGI
De AGI sluit grotendeels aan bij de wensen van de regionale diensten. Aanvullend hierop wil de AGI graag dat het tool de basisgegevens uit een centrale database haalt. Ook dient het tool aan te sluiten bij MBS. Verder zijn er bij de ontwikkeling van elk tool vier aandachtspunten: 1. het coördinatenstelsel; 2. negatieve of positieve getalwaarde ten opzichte van het referentieniveau; 3. eenheid (in dit geval voor diepte en breedte, bv. cm, dm, m) 4. het referentievlak (in dit geval bijvoorbeeld stuwpeil, OLR, NAP, MSL) Met deze vier punten dient in elk tool rekening te worden gehouden. Bij de vaarwegbreedte – diepte analyse tool wordt conform MBS in de tool de correcte verwerking van de diensteigen input naar de output voor het NIS geborgd. De AGI is verantwoordelijk voor de consolidatie ICT waterbodems. Dat betekent dat het aantal tools dat er nu is dient te worden teruggebracht. De AGI steunt in principe alleen de ontwikkeling van nieuwe tools wanneer zij (meer) oude tools vervangen.
3.6.3. Wensen voor het NIS
De wensen voor het NIS wat betreft de frequentie van levering wordt bepaald door wat optimaal, efficiënt en volledig is. De frequentie wordt bepaald door de morfodynamiek van de betreffende vaarwegen, de monitoringfrequentie, de nu viermaandelijkse rapportage richting bestuur en de technische mogelijkheden en de personele capaciteit. Per te bepalen vaarwegvak moet deze frequentie vastgelegd worden. Belangrijk is dat er op elk gevraagd moment vanuit NIS een levering plaats kan vinden bevattende een integraal landelijk overzicht van de meest recente toestand van de vaarwegen. Het NIS heeft behoefte aan een kaartlaag die voor het gehele vaarwegnetwerk het basisniveau (normniveau of basisonderhoudsniveau) van de vaarwegbodem (diepte) aangeeft. Dit is het niveau
www.hydrologic.nl
15
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
dat dient te worden gehandhaafd. Deze kaartlaag is degene waaraan elke keer getoetst moet worden (bijvoorbeeld met verschilkaarten). Aan de hand van deze kaartlaag wordt vastgesteld of de vaarweg op orde is of niet en waar er gebaggerd moet worden. Voor een integrale aanpak is het van belang dat deze kaartlaag landelijk afgestemd is.
www.hydrologic.nl
16
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
4.
Hoofdlijnen van een functioneel ontwerp
4.1. Inleiding Op basis van de bevindingen uit hoofdstuk 2 en 3 worden in dit hoofdstuk de hoofdlijnen van een functioneel ontwerp besproken.
4.2. Functioneel ontwerp stap voor stap Een afbeelding van de hoofdlijnen van het functioneel ontwerp is te zien in Fig. 5. De blokken en de relaties daartussen worden in het vervolg van dit hoofdstuk beschreven.
NIS
Vaargeulbeheerder
Database met toetsingresultaten
Andere MBS en BOS baggeren extensies
MBS
Kuberingen Verschilrasters
Vaarwegtool
Database met theoretische profielen en (meta)data per vaarwegsegment
Centrale Database voor meetgegevens
Inwinnen, opschonen en verwerken
Dieptemeting Fig. 5. Schematisatie van de hoofdlijnen van het functioneel ontwerp.
www.hydrologic.nl
17
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Inwinning en opslag meetgegevens Het functioneel ontwerp start met het inwinnen van meetgegevens. De waterdiepte wordt (vrijwel in alle gevallen) vanaf schepen gemeten met een echolood. Een softwarepakket zorgt voor inwinning, opschoning en verwerking van de gegevens. Binnen Rijkswaterstaat wordt hiervoor meestal QINSy gebruikt. In QINSy vindt omzetting plaats van waterdiepte naar bodemdiepte. De bodemdiepte wordt opgeslagen in een centrale database voor (afgeleide) meetgegevens. Het formaat waarin wordt opgeslagen is mede afhankelijk van de database waarin de opslag plaatsvindt. Gegevens vanuit de centrale database importeren in MBS Vanuit de centrale database worden gegevens ingelezen in het vaarwegtool en eventueel in andere extensies van MBS. Het gaat in eerste instantie om de gegevens over de diepte en breedte van de vaarweg. Wellicht kunnen ook andere gegevens uit de centrale database worden gehaald. Het formaat van deze gegevens is deels afhankelijk van de mogelijkheden die de centrale database hiervoor biedt. Uit de inventarisatiefase is naar voren gekomen dat veel belanghebbenden voldoende hebben aan XYZ-gegevens in ASCII of GRID formaat. Het tool dient om te kunnen gaan met open import en export van formaten, waardoor het formaat waarin de gegevens worden geleverd aan het tool van ondergeschikt belang is. Goede metadata zijn daarbij essentieel. Relaties binnen MBS Binnen MBS is functionaliteit ontwikkeld die een meerwaarde vormt voor het tool. Omdat het tool ook in MBS wordt geïmplementeerd, kan al aanwezige MBS functionaliteit worden benut. Daarbij is het belangrijk dat het vaarwegtool extensie kan communiceren met andere MBS extensies. De extensie “kuberingen” kan bijvoorbeeld worden aangewend om snel te berekenen hoeveel kuub gebaggerd of gesuppleerd dient te worden om ondiepte of kuil te verwijderen die met het vaarwegtool is vastgesteld. De mogelijkheid bestaat om in de vaarwegtoolextensie elementen uit het BOS Baggeren op te nemen. De code van BOS Baggeren dient daarvoor wel te worden aangepast. In het volgende hoofdstuk wordt door middel van enkele scenario’s duidelijk gemaakt om welke functionaliteit het kan gaan. MBS en het BOS Baggeren zijn op ArcGIS gebaseerde pakketten. ArcGIS functionaliteit kan daarom ook eenvoudig worden aangewend in het tool. Databases voor de opslag van profielen en resultaten De theoretische profielen en metadata over vaarwegsegmenten (bijv. lengte segment) zijn te laden uit een database buiten MBS. De database van het vaarwegen informatie netwerk (VIN) lijkt hiervoor de aangewezen bron. Per vaarwegprofiel dient informatie beschikbaar te zijn over de volgende parameters: diepte van het profiel; breedte van het profiel aan de onderkant; maximale breedte van het profiel; diepte waarop de maximale breedte wordt bereikt; de helling van het talud; de lengte van het talud en de diepte en breedte van bermen. Ook dient de ligging van de vaargeulas gedefinieerd te zijn (een lijnelement (XY)). Verder zijn er metadata nodig over coördinatenstelsels, eenheden en referentievlakken. Met die informatie kan vervolgens (per segment) een profiel worden aangemaakt. Door aanpassingen aan de profielparameters zijn nieuwe of gewijzigde profielen te maken. Om een toetsing uit te voeren wordt per vaarweg of vaarwegsegment het juiste theoretisch profiel geselecteerd. De bodemdiepte gegevens worden vervolgens getoetst aan het theoretisch profiel. Het is aan te bevelen naast het theoretisch profiel andere profielen op te nemen. Bijvoorbeeld een profiel gebaseerd op de maximaal toegestane diepte. Voor de Euro-Maas geul zou het kunnen gaan om profielen waarin de dikte en dichtheid van de sliblaag een rol spelen.
www.hydrologic.nl
18
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Buiten MBS is een tweede database beschikbaar waarin toetsingresultaten kunnen worden opgeslagen. Wellicht dat het voor het NIS gebruikte SAS datawarehouse hiervoor een geschikte database is. Output uit MBS naar het NIS en de vaarwegbeheerder De output vanuit het tool en andere MBS extensies komt terecht in de database met toetsingsresultaten. Vanuit deze database kunnen verschilkaarten, profielen van de vaargeul en tabellen met bijvoorbeeld het aantal te baggeren kuubs per segment worden geleverd aan de vaarwegbeheerder. Inzoomen op kaartdetails is daarbij mogelijk. De vaarwegbeheerders kunnen ook rechtstreeks informatie aan het tool onttrekken. NIS krijgt vanuit de database ASCII, GRID, punt en polygoon files geleverd, waarmee de gewenste areaalinformatie (zoals beschreven in H3.5.2) kan worden verkregen.
MBS ten opzichte van BOS Baggeren In het hierboven besproken functioneel ontwerp vervult MBS een centrale rol. Het tool wordt als extensie in MSB ontwikkeld. Het BOS Baggeren had deze rol kunnen vervullen in plaats van MBS maar daarvoor is niet gekozen om de hieronder beschreven redenen. • Het nieuwe tool dient te worden ontwikkeld in ArcGIS 9. MBS is hierop gebaseerd terwijl het BOS Baggeren is gestoeld op ArcView. • Het BOS Baggeren is specifiek gericht op de Waal. Om het BOS Baggeren uit te bouwen tot een generieke vaarwegbreedte – diepte analyse tool voor alle Rijkswaterstaatdiensten zijn veel aanpassingen nodig. MBS is nu al generiek van opzet. • MBS voldoet aan alle eisen van de Directie IT (DCIT). MBS is opgebouwd volgens het concept van de Service Oriented Architecture (SOA). Het is een generiek instrument dat is bedoeld om RWS-breed inzetbaar te zijn. Het consolidatiebeleid van RWS is erop gericht om werkprocessen zoveel mogelijk in een of enkele generieke tools onder te brengen. Het BOS Baggeren voldoent in mindere mate aan de DCIT eisen.
www.hydrologic.nl
19
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
5.
Discussie
In dit hoofdstuk wordt een aantal aandachtspunten behandeld die nog niet volledig zijn uitgekristalliseerd. In Tabel 3 is aangegeven om welke punten het gaat en wie er actie dient te nemen om hierover duidelijkheid te krijgen.
Tabel 3. Aandachtspunten die nog niet zijn uitgekristalliseerd en bijbehorende actiehouders Aandachtspunten Levering informatie parameters theoretische profielen Segmentering Classificatie toetsingsresultaten
Actiehouder/probleemeigenaar Regionale diensten (MID’s) DWW, AVV, AGI NIS (DWW) / management
Om te kunnen toetsen is het van belang dat alle theoretisch profielen in een centrale database terecht komen. Dit kan door het definiëren van een set parameters die voor alle vaarwegen worden ingevuld. De parameters die voor alle vaarwegen moeten worden ingevuld zijn bodemdiepte en bodembreedte. Ook dient de as van de vaargeul gedefinieerd te zijn. Sommige parameters zijn vaarwegspecifiek. Het talud is vooral belangrijk bij de Maas en kanalen, omdat het talud daar deel uitmaakt van de vaarweg. Voor de Waal geldt dit niet. Hier is ook geen sprake van een echt talud. De geulen in zee hebben wel taluds. In het geval van de Euro-Maas geul gaat het talud over in een vlakke berm die wordt afgesloten door een volgend talud. Informatie over de genoemde parameters is aanwezig bij de regionale diensten, maar de opslag is veelal lokaal geregeld. Ook is niet altijd duidelijk wie de beheerder van de gegevens is. Met het oog op de haalbaarheid is het belangrijk dat de regionale diensten (MID’s) per vaarwegsegment informatie over de benodigde parameters leveren. Er bestaat nog onduidelijkheid over de segmentering van de vaarwegen. De projectteamleden afkomstig uit de regionale diensten hebben de wens uitgesproken om gesegmenteerd te kunnen meten en toetsen. Het NIS verlangt om per segment te kunnen toetsen of de vaarweg aan de gestelde normen voldoet. Hoe een segment gedefinieerd dient te worden is nog onduidelijk. Bij de keuze voor segmentering dient een balans te worden gevonden tussen overzicht en detail. Het dient voldoende duidelijk te zien waar de bottlenecks in de vaarweg bevinden, maar anderzijds dient een kaart van de Nederlandse Rijkswateren wel in een oogopslag een overzicht te bieden over de staat van de vaarwegen. Teveel detail maakt dat onmogelijk. De lengte van een segment zou wat betreft ordegrootte van een of enkele kilometers kunnen liggen. Daarnaast is het belangrijk dat de te kiezen segmentering aansluit bij al in gebruik zijnde opdelingen van vaarwegen (bv. riviervakken). Het Fairway Inforrmation System (FIS) organiseert in mei 2007 een workshop over dit onderwerp. Deze workshop wordt gevolgd door een bespreking hierover eind mei met AVV, AGI en DWW. Doelstelling is over te gaan naar een geïntegreerd netwerk waarin de verschillende "informatielagen" zoals BKN, NWBV en andere netjes aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Een ander punt van onduidelijkheid is wanneer na toetsing een vaarwegsegment wordt ingedeeld als wel of niet voldaan aan de norm. De Dienst Noordzee heeft een aanzet gegeven voor een mogelijke classificeringsmethode van de toetsingsresultaten. Die klassen zijn gebaseerd op percentages. Wanneer x% (bv. 90%) van het areaal van een vaarwegsegment aan de norm voldoet, wordt het segment goedgekeurd (voldaan aan de norm). Er bestaan daarbij randvoorwaarden of begrenzingen voor de afwijkingen die worden toegestaan voor het percentage van het vaarwegsegment dat niet voldoet. De bovenbeschreven werkwijze wordt al toegepast op de Euro-Maas geul. Deze werkwijze impliceert dat een kleine ondiepte in de vaargeul niet meteen betekent dat een heel vaarwegsegment niet aan de norm voldoet. De vraag is ook met hoeveel klassen er dient te worden gewerkt. In
www.hydrologic.nl
20
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
het functioneel programma van eisen dat de Dienst Limburg heeft opgesteld voor een te ontwikkelen tool, wordt gewerkt met meer klassen die ieder een eigen kleur hebben. Een klassenindeling zou er dan als volgt uit kunnen zien: • Voldoet niet aan norm; Minder diep dan de streef (norm) diepte: rood • Voldoet wel aan norm; tussen de interventie- en streefdiepte: oranje • Voldoet wel aan norm; tussen de onderhouds- en interventiediepte: groen • Voldoet wel aan norm; tussen de maximaal toegestane en onderhoudsdiepte: blauw • Voldoet niet aan norm; dieper dan de maximaal toegestane diepte: zwart Aan een dergelijke indeling kunnen ook onderhoudsbeslissingen worden ontleend. Bij de kleuren rood en oranje is baggeren meteen of op korte termijn noodzakelijk. Bij de kleuren blauw en groen is het systeem op orde en hoeft er niet op korte termijn te worden gebaggerd. Bij de kleur zwart is suppletie noodzakelijk.
www.hydrologic.nl
21
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
6.
Haalbaarheid van een uniforme tool
Binnen het projectteam en de klankbordgroep bestaat veel enthousiasme over het ontwikkelen van een uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool. Nut en noodzaak van dit tool worden breed onderschreven. ICT-technische haalbaarheid Op dit moment worden meetgegevens lokaal opgeslagen. Daarnaast is het niet altijd duidelijk waar en door wie de gegevens worden beheerd. Het is daarom van groot belang om snel te komen met een geschikte centrale database. Standaardisatie van metadata is noodzakelijk. Standaardisatie van gegevens zelf is niet noodzakelijk omdat MBS functionaliteit bezit om eenheden, referentieniveaus en coördinatenstelsels om te zetten. Moderne systemen worden vaak generiek en modulair opgebouwd, wat maakt dat de technische complexiteit geen struikelblok meer hoeft te vormen. Een goede decompositie van de functies in dan wel noodzakelijk. Hetzelfde geldt voor het gebruik van open formaten; die worden in moderne systemen ook veel toegepast. Het komt de haalbaarheid ten goede om het aantal mogelijke formaten vooralsnog te beperken tot de binnen Rijkswaterstaat meest gebruikte formaten. Het is goed haalbaar om de functionaliteit die in Tabel 1 als vereist wordt genoemd in het tool op te nemen omdat veel functionaliteit al bestaat in MBS en BOS Baggeren. Draagvlak en organisatorische haalbaarheid De meeste projectteamleden zien een eenvoudig instrument en een korte ontwikkeltijd als belangrijke succesfactoren. Rijkswaterstaat streeft ernaar om vanaf 1 januari 2008 een aantal nieuwe prestatie-indicatoren te gaan analyseren, waaronder “vaarwegprofiel op orde”. Voor een goede analyse van deze indicator is het tool gewenst en daarom is een snelle ontwikkeling wenselijk. Met een snelle ontwikkeling wordt bovendien voorkomen dat belanghebbenden hun enthousiasme verliezen, de betrokkenheid afkalft en het huidige draagvlak verloren gaat. De vaarwegbeheerders (waterdistricten) zijn belangrijke potentiële gebruikers van het tool. De betrokkenheid en het draagvlak binnen deze partij is een aandachtspunt. Het tool dient in eerste instantie te worden afgebakend tot een toetsingsinstrument voor de diepte en breedte van vaarwegen. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de AGI. Het instrument dient geschikt te zijn om prestatie indicatoren te evalueren en te controleren of het basisonderhoudsniveau is gehandhaafd. Monitoring van diepte en breedte is direct gekoppeld aan beslissingen over onderhoud (baggeren) van de vaarweg. Het is daarom aan te bevelen functionaliteit toe te staan die hiermee in directe relatie staat, zoals het berekeningen van volumina (kuberingen) die gebaggerd of gesuppleerd dienen te worden. Deze functionaliteit is al aanwezig in MBS. Het tool dient zich te richten op de vaarwegbeheerders en het NIS. Daarbij is het NIS afhankelijk van de input van toetsingsresultaten die de vaarwegbeheerders dienen te leveren. De wensen voor het NIS zijn op hoofdlijnen gedefinieerd. Om het NIS optimaal te laten profiteren van het tool is het belangrijk dat de wensen voor het NIS verder uit kristalliseren. Het dient mogelijk te zijn het tool in de toekomst uit te breiden met extra functionaliteit. Daarom is het belangrijk het tool generiek en modulair op te bouwen. De Dienst Oost Nederland ziet het tool graag uitgebreid met functionaliteit uit het BOS Baggeren, waarmee het tool meer wordt dan een toetsingsinstrument. Het tool zou dan gebruikt kunnen worden voor het doen van voorspellingen
www.hydrologic.nl
22
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
van bodemdiepten en te baggeren volumina en het ondersteunen van beslissingen over baggerwerkzaamheden. Daarnaast ontstaan daarmee mogelijkheden om de scheepvaart van informatie te voorzien over bodem- en waterdiepte. Het tool past goed binnen de eerder genoemde consolidatie visie van Rijkswaterstaat. Er is enthousiasme voor het tool en met een uniforme, Rijkswaterbrede ontwikkeling wordt voorkomen dat binnen de geledingen van Rijkswaterstaat onafhankelijk meer vergelijkbare tools worden ontwikkeld. Het tool wordt als extensie ingepast in MBS en kan op termijn wellicht bestaande systemen als het BOS baggeren vervangen. De implementatie van het tool brengt kosten met zich mee, maar bij goed gebruik en goede inbedding in de organisatie kan het tool ook besparingen opleveren. Er zijn wellicht minder systemen te onderhouden en het werkproces wordt een efficiënter. Nu dient de MID Limburg 230 handgemaakte kaartjes handmatig door te sturen naar de vaarwegbeheerder. De analyse van ondiepten vindt nu plaats door middel van visuele inspectie. Met het nieuwe tool moet dit grotendeels automatisch gaan. Daarnaast biedt het tool beter en sneller inzicht in de toestand van de vaarwegen. Haalbaarheid in relatie tot aandachtspunten In Tabel 3 (pag. 19) worden drie aandachtspunten genoemd die van invloed zijn op de haalbaarheid. Het punt “levering informatie parameters theoretische profielen” is essentieel voor de haalbaarheid. Als deze informatie niet wordt geleverd is het niet mogelijk om met het tool op adequate wijze toetsingen uit te voeren. De te leveren informatie is echter bij de regionale diensten aanwezig en het zou daarom geen probleem moeten zijn om deze informatie binnen een redelijk tijdsbestek onder te brengen in een database (bijvoorbeeld de VIN database) die gebruikt kan worden door het tool. Een tweede punt is de segmentering. Toetsingen zijn op zichzelf mogelijk zonder dat de segmentering is vastgesteld, maar de interpretatie en presentatie van de toetsingsresultaten op landelijk niveau worden wel belemmerd als niet wordt vastgesteld hoe de vaarwegen gesegmenteerd moeten worden. De te gebruiken rekenregels in het tool en de export van resultaten uit het tool zijn deels afhankelijk van de segmentering. Het komt de haalbaarheid daarom sterk ten goede wanneer over de segmentering snel een besluit wordt genomen. De classificatie van de toetsingsresultaten is het derde aandachtspunt. Dit punt is van belang voor eenvoudige interpretatie en presentatie van de resultaten (op landelijk niveau). Het tool kan echter wel functioneren als de classificatie nog niet is uitgekristalliseerd. Het oplossen van dit punt is daarom minder essentieel. Op het functioneren van het tool te optimaliseren is het oplossen van dit punt wel zeer wenselijk.
Alternatieven Er zijn meer alternatieven mogelijk om het tool te realiseren. Fig 6 toont hoe vier alternatieve benaderingswijzen zich tot elkaar verhouden in termen van te leveren inspanning en de ontwikkelde functionaliteit.
www.hydrologic.nl
23
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
veel inspanning
4. 3+Beslissingsondersteuning
3. 2+Voorspellen
2. 1+ Baggervolumes weinig inspanning
1. Toetsen
strategisch
operationeel
weinig functionaliteit
veel functionaliteit
generiek
specifiek
Fig 6. Vier alternatieven voor het ontwikkelen van het tool.
Alternatief 1 en 2 bieden voldoende functionaliteit voor een strategisch toetsingsinstrument tegen beperkte tijd en inspanning. Er is slechts weinig extra inspanning voor nodig om de stap van alternatief 1 naar 2 te maken. Alternatief 3 en 4 vormen tools die meer zijn dan strategische toetsinstrumenten. De extra functionaliteit die deze alternatieven bieden, maakt het ook mogelijk om operationele beslissingen te nemen en (met name bij alternatief 4) een concreet uitgewerkt en goed onderbouwd baggerplan op te stellen. Beslissingsondersteunende systemen en baggerplan vereisen echter informatie die specifiek is per watersysteem. Vermoedelijk zijn alternatief 3 en 4 moeilijk op generieke wijze zijn te ontwikkelen. De te leveren inspanning om deze alternatieven te realiseren is echter ook veel omvangrijker. Op basis van de vier alternatieven die hierboven zijn genoemd, worden drie alternatieven (2-4) verder uitgewerkt. Alternatief 1 wordt niet uitgewerkt. De stap van alternatief 1 naar alternatief 2 kost nauwelijks extra inspanning, waardoor het ontwikkelen van alleen alternatief 1 (zonder de functionaliteit van alternatief 2) geen aantrekkelijk alternatief is. De drie uitgewerkte alternatieven worden met elkaar vergeleken op grond van ICT-technische complexiteit, functionaliteit, geschatte doorlooptijd, globale kosten, draagvlak en risico’s. Voor alle drie de alternatieven gelden de volgende uitgangspunten: • De centrale database is bij de start van het project beschikbaar. Mocht dit niet het geval zijn, dan kan de ontwikkeling worden gestart met gebruikmaking van een andere (lokale) database. • De segmentering van de vaargeul bij start project vastgesteld. • Het is duidelijk in welke databases theoretische profielen en toetsingsresultaten worden opgeslagen. • De parameters van de theoretische profielen zijn voor alle rijkswateren en per vaargeulsegment aanwezig in één database. De relevante parameters en metadata zijn benoemd in par. 4.2. In principe voldoen de theoretische profielen aan de richtlijnen die zijn opgesteld in het BON2006 en de richtlijn vaarwegen of in instandhoudingplannen, tenzij de praktijkervaringen goede redenen geven om hiervan af te wijken. De MID’s zorgen dat bij de start van het ontwikkelingsproject de profielparameters zijn geleverd.
www.hydrologic.nl
24
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
• • • •
Het tool wordt ontwikkeld als een extensie in MBS (zie ook uitleg par. 4.2) Het tool dient bodemdiepte gegevens uit de centrale database te kunnen inlezen Het tool dient theoretische profielen of parameters voor profielen te kunnen inlezen vanuit de daarvoor aangewezen database. Het tool dient theoretische profielen en toetsingsresultaten te kunnen opslaan in de daarvoor aangewezen database.
De onderbeschreven alternatieven gaan uit van ontwikkeling en implementatie van het eigenlijke tool. Alternatief A Dit alternatief beperkt zich tot het generiek ontwikkelen van de primaire functionaliteit die minimaal noodzakelijk is voor een uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool (zie Tabel 1 op pag. 12). Er is weinig ontwikkeling van nieuwe functionaliteit nodig omdat veel van wat nodig is, al in MBS aanwezig is. De extensies lodingen, kuberingen en verschilrasters bieden een groot deel van de basisfunctionaliteit. Het eigenlijke tool vormt zelf ook een extensie binnen MBS of binnen de extensie verschilrasters. Het belangrijkste is de communicatie tussen de relevante MBS extensies. De nieuw te ontwikkelen functionaliteit in het eigenlijke tool bestaat uit een functionaliteit waarmee gebruikers zelf profielen of referentievlakken kunnen maken. Ook beschikt het tool over functionaliteit om bij aanpassing van de vaargeul het theoretisch profiel te verleggen naar de locatie van de vaargeul. Alternatief A kan later worden uitgebreid met aanvullende functionaliteit, bijvoorbeeld zoals geformuleerd onder alternatief B en C. Dit alternatief is ICT-technisch eenvoudig. Alleen het verplaatsen van de vaargeul is een complexere functie. De functionaliteit die wordt ontwikkeld is voldoende voor het uitvoeren van toetsingen en het schatten van gebaggerde volumes. De in dit alternatief voorgestelde functionaliteit vervangt slechts een klein deel van de functionaliteit uit het BOS Baggeren, waardoor de Dienst Oost Nederland dit systeem waarschijnlijk zal blijven gebruiken. De doorlooptijd om alternatief A te ontwikkelen is beperkt en wordt geschat op ongeveer twee maanden. De kosten worden geschat op enkele tienduizenden euro’s. Het draagvlak wordt geschat als goed vanwege de snelle doorlooptijd en het bieden van de minimaal vereiste functionaliteit. Als aan de eerder genoemde uitgangspunten wordt voldaan zijn de risico’s gering. Er bestaat een kans dat de Dienst Oost Nederland het tool nauwelijks zal gebruiken vanwege het BOS Baggeren. Dat hoeft niet onder alle omstandigheden nadelige consequenties te hebben voor de informatievoorziening naar het NIS omdat vanuit het BOS Baggeren ook de verlangde informatie kan worden geleverd. Alternatief B Alternatief B is een modulaire uitbreiding van alternatief A. In B wordt Alternatief A aangevuld met de meest gewenste functionaliteit uit het BOS Baggeren (zie Tabel 2, zie pag. 13). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het inlezen en gebruiken in het tool van informatie over debiet, neerslag en waterstanden en doen van voorspellingen over de ontwikkeling van de bodemdiepte. Deze functionaliteit is specifiek voor het watersysteem Waal en overige Rijntakken. De bestaande code van het BOS Baggeren kan niet een-op-een worden overgenomen in MBS. De code dient te worden herschreven, waarbij de bestaande code als voorbeeld kan dienen. Via FEWS NL maakt Rijkswaterstaat al informatie beschikbaar over debiet en neerslag. Wellicht dat een koppeling met FEWS NL mogelijk is. Functionaliteit voor het voorspellen van bodemdiepten kan ook worden toegepast voor andere watersystemen, maar daarvoor is gebiedsspecifieke informatie nodig. Een voorspelfunctionaliteit kan daarom moeilijk generiek worden ontwikkeld. Voor de Noordzee bijvoorbeeld is informatie nodig over getij en golven. Voor de Maas, kanalen en IJsselmeer lijkt een voorspelfunctionaliteit minder interessant omdat de dynamiek in deze systemen veel geringer is. In dit alternatief wordt uitgegaan van de ontwikkeling van een module die specifiek is gericht op de Waal en overige Rijntakken.
www.hydrologic.nl
25
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
ICT-technisch is dit alternatief complexer dan het vorige. Het tool moet communiceren met meer databases. Grote hoeveelheden gegevens over debiet, waterstand en neerslag dienen te worden geimporteerd en vervolgens dienen rekenregels te worden geprogrammeerd om te komen tot voorspellingen van de bodemdiepte. De rekenregels uit het BOS Baggeren kunnen voor zover het de Waal betreft als voorbeeld dienen. De functionaliteit is groter dan bij alternatief A, vooral de Dienst Oost Nederland geeft hieraan de voorkeur. De andere diensten vinden de extra functionaliteit minder noodzakelijk en zullen de langere doorlooptijd daarom als nadelig zien. De te besteden tijd en kosten zijn naar verwachting circa twee maal die van alternatief A. Alternatief C Dit alternatief kan worden gezien als een modulaire uitbreiding van alternatief B. Alle functionaliteit uit het BOS Baggeren komt terug in het tool. De code van BOS Baggeren dient als inspiratiebron voor de code die geschreven dient te worden voor het nieuwe tool. Het tool wordt zo een uitgebreid systeem met vele mogelijkheden dat meer is dan een monitoringsinstrument. Daarnaast kan het BOS Baggeren worden vervangen. Een overzicht van de te ontwikkelen functionaliteit is gegeven in Bijlage G. De ontwikkeling van functionaliteit is specifiek gericht op de Waal en overige Rijntakken en is niet zonder aanpassing toe te passen op andere watersystemen. ICT-technisch is het complex om alle code en functionaliteit om te zetten naar het vaarwegtool. Een voordeel is dat beslis- en rekenregels niet opnieuw hoeven worden ontwikkeld. De doorlooptijd is aanzienlijk en wordt geschat op een half tot een heel jaar. De te besteden tijd en kosten worden geschat op zeker twee maal die van Alternatief B. Verder onderzoek is nodig om de kosten te preciseren. Op dit moment worden de globale kosten geschat in de ordegrootte van enkele honderdduizenden euro’s. De voordelen van dit alternatief komen vooral de Dienst Oost Nederland ten goede, voor andere diensten heeft alle extra functionaliteit wellicht minder meerwaarde. De ICTtechnische complexiteit is een risico en daarnaast is de ontwikkelde functionaliteit specifiek toegespitst op de Waal en andere Rijntakken. Om de functionaliteit (bijvoorbeeld beslissingsondersteuning) ook voor andere watersystemen te ontwikkelen zijn nieuwe beslis- en rekenregels nodig en aanvullende invoer. Het door de projectgroep ondersteunde advies is om eerst te beginnen met het ontwikkelen van alternatief A en daarmee voor bijvoorbeeld een jaar ervaring op te doen. Op basis van opgedane ervaringen kan er vervolgens voor worden gekozen om alternatief B of C uit te werken. De (extra) functionaliteit die wordt voorgesteld bij alternatief B en C dient binnen het vaarwegbreedte - diepte analyse tool wellicht gescheiden te worden van de generieke functionaliteit voorgesteld bij alternatief A. Dat kan via een specifieke optie of module. Een verder onderscheid naar watersysteem kan ook nodig zijn. In Tabel 4 worden de alternatieven vergeleken op grond van inspanning, doorlooptijd, gerealiseerde functionaliteit en risico’s.
Tabel 4. Vergelijking van alternatieven. De tekens geven de score aan per aspect: ++ zeer positief; + positief; 0 neutraal, - negatief, -- zeer negatief. ICT/techniek Functionaliteit Doorlooptijd Inspanning Draagvlak Risico’s
www.hydrologic.nl
Alternatief A + 0 ++ ++ + +
Alternatief B 0 + 0 0 0 0
26
Alternatief C ++ 0 -
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Aanbevelingen •
• •
•
Op korte termijn voor alle rijkswateren per vaarwegsegment de parameters, benodigd om theoretische profielen op te stellen, centraal verzamelen. Om dit te kunnen doen dient de indeling van de vaarwegen in segmenten al vast te staan. Om het tool voor NIS optimaal te benutten, dienen de wensen voor het NIS verder geconcretiseerd te worden. Waterdistricten vormen belangrijke eindgebruikers van producten uit het tool. De districten zijn niet optimaal betrokken geweest bij de haalbaarheidsstudie. Het is aan te bevelen om de betrokkenheid van de waterdistricten vanaf nu te vergroten. In het uiteindelijke functionele ontwerp dient zoveel mogelijk te worden voorkomen dat gegevens redundant worden opgeslagen.
www.hydrologic.nl
27
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Colofon
Auteur(s) rapport Bijdrage(n) van Projectleider Kwaliteitscontrole door Referentie opdrachtgever
drs. D-S. Kootstra drs. M. Spijker, drs. S. Loos drs. M. Spijker dr.ir. A.H. Lobbrecht, drs. S. Loos Bestelnummer 4500076773
Versienummer Datum revisie
V1.0 22 mei 2007
Rapport titel
Eindrapport Conceptrapport Haalbaarheid Rijkswaterstaatbrede vaarwegbreedte - diepte analyse tool Eindrapport AGI-2007-GAM-015.doc tool, vaarweg, toetsing, norm
Rapport type Documentnaam Kernwoorden © 2007 HydroLogic BV
www.hydrologic.nl
28
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Bijlage A Opdrachtomschrijving Haalbaarheidsstudie Vaarwegbreedtediepte analyse tool 1. Probleemstelling De waterwegen zijn netwerken voor transport en doorstroming. Het beheer van de Rijkswateren heeft plaats vanuit de verschillende Rijkswaterstaat regionale diensten en districten. Op landelijk Rijkswaterstaat (RWS) management niveau is er behoefte om snel inzicht te krijgen over de diepteligging van de waterbodem ten opzichte van de afgesproken beheer dieptes over het gehele netwerk wat betreft de Rijkswateren. Deze informatie wordt aangeleverd aan cq ontsloten via het Netwerkmanagement Informatie Systeem (NIS). Het project ‘Haalbaarheidsstudie Vaarwegbreedte – diepte analyse tool’ is gericht op het realiseren van vaarwegprofiel toetsingen (d.w.z. toetsen werkelijk profiel aan theoretisch profiel). Vaarwegprofiel toetsingen zijn de aan het NIS aan te leveren gegevens over een deel of alle van de door Rijkswaterstaat in beheer en onderhoud zijnde wateren waarvoor vaarwegprofielen zijn vastgesteld. Vaarwegprofielen worden vastgelegd in de instandhoudingsplannen (IHP’s) van de verschillende regionale RWS diensten en districten. De vaarwegprofiel toetsingen zijn daarmee een echt monitoringsinstrument. Verkregen resultaten worden aangeleverd aan het NIS. Uit een beperkte inventarisatie voorafgaand aan de voorliggende offerteaanvraag, blijkt dat er tussen de verschillende RWS diensten grote verschillen bestaan in werkwijze en benadering van de toetsing van de waterbodemligging t.o.v. de afgesproken vaarwegprofielen. Het karakter van de vaarweg (bodemdynamiek, waterstand etc.) speelt hierbij een belangrijke rol. Een uniforme wijze voor het aanmaken van de vaarwegprofiel toetsingen is daarmee niet gelijk duidelijk en in een Functioneel Ontwerp vast te leggen. Dit maakt een nadere verkenning naar de overeenkomsten en oorzaken van de verschillen noodzakelijk. 2. Doelstelling Rijkswaterstaat is voornemens om op termijn één RWS breed inzetbare Vaarwegbreedte – diepte analysetool te realiseren die in staat is om: • het operationele beheerproces voor de vaargeulbeheerders te ondersteunen door de ligging van de vaargeulbodem te toetsen tegen de gewenste vaarwegprofielen; • de informatiebehoefte die het NIS heeft over het op orde zijn of de afwijkingen van de ligging van de vaargeulbodemdiepte ten opzichte van gedefinieerde theoretische vaarwegprofielen aan te leveren; Uitvoering van een haalbaarheidsstudie is wenselijk alvorens de realisatie te starten van één RWS-breed inzetbaar tool, dan wel te kiezen maatwerkoplossingen. 3. Opdrachtomschrijving Het uitvoeren van een haalbaarheidsstudie met betrekking tot het realiseren van één RWS-breed inzetbare Vaarwegbreedte – diepte analyse tool t.b.v. het verstrekken van managementinformatie aan het NIS en het ondersteunen van het operationele beheerproces van de vaargeulbeheerders. Het op te leveren rapport dient minimaal antwoord te geven op de volgende vragen: Ambitie: wat is het doel? 1) Welke informatie betreffende dit onderwerp dient op centraal niveau beschikbaar te komen binnen het Netwerkmanagement Informatie Systeem (NIS)? Graag zo specifieke mogelijk duiden (scope, mate van detail, frequentie aanlevering, locatie,
www.hydrologic.nl
1
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
type vaarwegen etc.); 2) In hoeverre is één uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool voor geheel RWS haalbaar? Is het mogelijk om één functioneel model voor dit vraagstuk in te richten? 3) Hoe ziet het functioneel model van het toekomstige systeem/systemen er in hoofdlijnen uit? Welke functies zou het eventueel toekomstige systeem/systemen moeten bevatten? Welke procesbeschrijvingen (in-output) horen hierbij? Positie: wat is er al beschikbaar? 1) In hoeverre is de benodigde en aan te leveren informatie reeds centraal/decentraal beschikbaar? 2) Wat is de kwaliteit van deze informatie en hoe is het beheer ervan geregeld? 3) Welke systeem/systemen binnen de RWS Regionale Diensten zijn hiervoor beschikbaar en welke processen worden hiermee ondersteund? 4) In hoeverre sluiten deze aanwezige systemen aan op de technische uitgangspunten van het toekomstige systeem (zie paragraaf Randvoorwaarden en Uitgangspunten)? 5) Zijn er aanvullende informatiebehoeften en/of wensen binnen de RWS Regionale Diensten die op dit vraagstuk aansluiten? Opdracht: wat zijn de te nemen stappen? 1) Welke stappen dient Rijkswaterstaat te nemen om te komen tot het beschikbaar krijgen van de benodigde informatie op centraal niveau? 2) Wat zijn de gevolgen voor het inwinproces van de betreffende basisgegevens (diepteligging)? 3) Welke scenario’s zijn hierbij mogelijk? 4) Wat zijn de bijbehorende risico’s en de bijbehorend kosten? 5) Wat is uw eindadvies? Daarnaast dient een presentatie te worden gegeven van de eindresultaten na levering van de definitieve eindrapportage. Op basis van de rapportage wordt een go/no go beslissing genomen om te komen tot realisatie van het systeem. 4. Randvoorwaarden en uitgangspunten Randvoorwaarden De volgende randvoorwaarden zijn gedefinieerd, onderscheiden naar categorie: Afstemming en beleidsdocumenten: a) Projectorganisatie NIS voor eisen met betrekking tot inhoud, opbouw en aanlevering van de vaarwegprofielen toetsingsinformatie; b) Document ‘BON 2004 Water beheren en vaarwegen’, als leidraad voor achtergronden en gebruikte definities. Specifiek OBR Bodems; c) Document ‘Consolidatie ICT Waterbodems’; als advies op de ICT van de waterbodems op basis waarvan de bestaande informatiesystemen van de regionale diensten kunnen worden geconsolideerd. Technische oplossing: a) Aansluiten bij de in de praktijk gangbare werkwijzen en gereedschappen (WADI). Ontwikkeling van nieuwe gereedschappen dient tot een minimum beperkt te worden of dient plaats te hebben op basis van hergebruik code; b) Bij nieuwbouw van een applicatie heeft deze plaats binnen de set Morfologie, Baggeren en Suppleren extensies, dat momenteel op basis van ArcGIS 9.1 wordt ontwikkeld; c) Er dient een oplossing te komen voor het beschikbaar hebben van theoretische vaarwegprofielen.
www.hydrologic.nl
2
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Uitgangspunten: Er dient tijdens het uitvoeren van de haalbaarheidsstudie rekening te worden gehouden met de volgende uitgangspunten: Procesmatig: a) Representatief beeld van de informatiebehoefte en gebruikerservaringen dient te worden verkregen door het individueel betrekken van de projectgroepleden bestaande uit zo’n 10 personen (zie verder ‘beschikbare informatie voor de opdrachtnemer’ ); b) Totaalbeeld van de informatiebehoefte en gebruikerservaringen binnen RWS dient te worden verkregen via een vragenlijst; c) Eerste denkrichting/uitkomst van de interviews en vragenlijsten dient via een workshop met de projectgroepleden te worden getoetst en worden aangevuld. Inhoudelijk: a) Vraagstelling van het NIS is op dit moment nog niet uitgekristalliseerd; b) Uit een reeds uitgevoerde inventarisatie bij verschillende diensten blijkt dat er grote verschillen in werkwijze en benadering bestaan. Verschillen zitten in frequentie, dichtheid en verwerking van toetsingen; c) Een landelijke database met normprofielen ontbreekt; d) Gegevensbeheer van meetgegevens en normprofielen is op dit moment nog niet geregeld; e) Huidige oplossingen zoals in gebruik bij RWS Oost-Nederland dienen in deze haalbaarheidsstudie te worden meegenomen; 5. Beschikbare informatie voor de opdrachtnemer: Er zijn een aantal RWS-rapportages beschikbaar die geleverd zullen worden bij de gunning van de opdracht: - Document ‘BON 2004 Water beheren en vaarwegen’, als leidraad voor achtergronden en gebruikte definities; - Documentatie betreffende de Morfologie, Baggeren en Suppleren (MBS) applicatie; - Document ‘Consolidatie ICT Waterbodems’; als advies op de ICT van de waterbodems op basis waarvan de bestaande informatiesystemen van de regionale diensten kunnen worden geconsolideerd. Verder is het nadrukkelijk de bedoeling dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de expertise van de specialisten van Rijkswaterstaat van de verschillende producten en gegevensverzamelingen. Er zal een projectteam worden samengesteld die nauw betrokken is bij de uitvoering van het project. Het projectteam moet ervoor zorgdragen dat de uitkomsten van het project voldoende worden gedragen door het werkveld. Dit projectteam zal bestaan uit zo’n 10 personen. Deze personen kunnen individueel benaderd worden voor bijvoorbeeld een interview of het beoordelen van een (concept) rapportage. Wij stellen voor dat het projectteam drie keer bij elkaar komt, namelijk bij de workshop, de bespreking van het conceptrapport en bij de eindpresentatie. 6. Planning Uitgaande van opdrachtverlening uiterlijk 9 maart 2007 dient de levering als volgt plaats te vinden: • Concept eindrapportage: 6 april 2007 • Definitieve eindrapportage: 20 april 2007 • Presentatie van de eindresultaten: uiterlijk 27 april 2007 • Acceptatie van de resultaten: uiterlijk 4 mei 2007
www.hydrologic.nl
3
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Bijlage B
Overzicht betrokkenen interviews en enquêtes
De onderstaande tabel geeft een opsomming van de projectteamleden en de organisatie/afdeling die ze vertegenwoordigen. Organisatie 1 Voorzitter: 2 Secretaris/projectleider 3 RWS Limburg 4 RWS- Oost-Nederland 5 RWS-Zuid-West (Zeeland, Noordzee, Zuid-Holland) 6 RWS-Noord (Noord-Holland-NoordNederland-IJsselmeergebied) 7 NIS 8 AGI (MBS) Indien beschikbaar aanwezig bij projectbesprekingen 9 AGI (intern opdrachtgever) AGI (projectmanager) 10
Projectteamlid Peter Smeets (LB) Monique Pruijs (AGI) Math Lemmens Gerard Roelofs Michel Hofsteede Jan van Duijvenbode Edwin Biegel Robert de Kramer Ronald Marseille Jeroen Korving
De onderstaande tabel geeft een opsomming van de klankbordgroepleden en de organisatie/afdeling die ze vertegenwoordigen. De in cursief aangegeven namen zijn leden van het projectteam en niet van de klankbordgroep. Hun rol was om de klankbordgroepleden te voorzien van de enquête.
Organisatie
Ontvangers vragenlijst
1 2 3 4 5 6 7 8
Noord/RWS-Noord Holland Noord/RWS-Noord-Nederland Noord/RWS-IJsselmeergebied ZuidOost/RWS-Noord Brabant ZuidOost/RWS-Limburg ZuidOost/RWS-Oost Nederland ZuidWest/RWS-Zuid-Holland ZuidWest/RWS-Noordzee
Jan van Duijvenbode Peter Bosgraaf Tycho Busnach Ard van der Eijk Math Lemmens Gerard Roelofs Michel Hofsteede Michel Hofsteede
9
ZuidWest/RWS-Zeeland
Michel Hofsteede
10 11
RWS-Utrecht RWS-RIZA
12 13 14 15
RWS AVV RWS BD RWS-DWW RWS AGI
Tycho Busnach Mirjam van Roode, Hans Rienks Rene Visser Wim van der Sluijs Edwin Biegel Leon Penners
www.hydrologic.nl
4
Extra te enquêteren medewerkers
Ad Schipperen Hans van der Gouwe, René van 't Hart Joep Roseboom, Frans Mol Mirjam van Roode, Hans Rienks Rene Visser Wim van der Sluijs Leon Penners
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
In de onderstaande tabellen is te zien wie er zijn geïnterviewd en wie enquêtes hebben ingevuld.
Datum 21 maart 2007
Locatie Arnhem
22 maart 2007 26 maart 2007 26 maart 2007 27 maart 2007
Delft Delft Arnhem Rijswijk
29 maart 2007 Totaal aantal:
IJmuiden
Naam Jan van Duijvenbode Peter Bosgraaf Ard van der Eijk Math Lemmens Peter Smeets Gerard Roelofs Tycho Busnach Ad Schipperen Hans van der Gouwe René van 't Hart Joep Roseboom Frans Mol Mirjam van Roode Hans Rienks René van 't Hart Wim van der Sluijs Edwin Biegel Ronald Marseille Leon Penners
www.hydrologic.nl
Geïnterviewden Peter Smeets, Math Lemmens, Ard van der Eijk (DNB), Ger van der Loo (DON) Edwin Biegel, René Visser (AVV) Robert de Kramer Gerard Roelofs Michel Hofsteede, Aad de Ruijter (DNZ), Joep Roseboom (WVM Zeeland), Andre Jeronimus (DZH) Jan van Duijvenbode 13 geïnterviewden
Status geïnterviewd, geen enq. ontv. niet ingevuld geïnterviewd/ingevuld geïnterviewd/ingevuld geïnterviewd/ingevuld geïnterviewd enquête ingevuld enquête ingevuld nee, regio ZW al voorzien niet ingevuld, wel korte reactie geïnterviewd niet ingevuld enquête ingevuld niet ingevuld geïnterviewd enquête ingevuld geïnterviewd, geen enq. ontv. enquête ingevuld enquête ingevuld
5
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Bijlage C
Vragenlijst die gebruikt is tijdens interviews en enquêtes
Inleiding Rijkswaterstaat is beheerder van de Nederlandse Rijkswateren. Deze wateren vormen belangrijke netwerken voor transport en doorstroming. Om deze netwerken goed te monitoren en goed te laten functioneren heeft Rijkswaterstaat het voornemen op termijn één RWS breed inzetbare Vaarwegbreedte - diepte analyse tool te realiseren. Rijkswaterstaat heeft HydroLogic, het bureau dat logische, innovatieve en communiceerbare oplossingen levert voor waterbeheer, opdracht gegeven een studie uit te voeren naar de haalbaarheid van deze “vaarwegbreedte- diepte analyse tool”. Deze tool dient voor het verstrekken van managementinformatie aan het NIS en het ondersteunen van het operationele beheerproces van de vaarwegbeheerders. U leest meer over de aanleiding en de bedoeling van deze studie in de meegestuurde bijlage (BijlagebijHaalbaarheidsstudie Vaarwegbreedte – diepte analyse tool.pdf). Rijkswaterstaat heeft aangegeven de haalbaarheidsstudie graag te willen baseren op uw mening en ideeën. Daarom vragen wij u de voorliggende vragenlijst in te vullen. Afhankelijk van uw functie bij Rijkswaterstaat zullen niet alle vragen voor u relevant zijn. Vragen die u niet kunt beantwoorden kunt u daarom open laten. Wanneer vragen overlappen kunt u eventueel verwijzen naar eerder gegeven antwoorden.
Vragen Wie bent u? Naam: Functie: Dienst/afdeling:
Huidige toetsing 1.1) Beschikt u over of ontwikkelt u een tool voor vaarwegbreedte – diepte analyse ten behoeve van vaarwegprofieltoetsingen? (ja/nee)
1.2) Zo niet, wat is hiervan de reden en heeft u wel behoefte aan het product?
1.3) Zo ja, heeft u een functioneel programma van eisen (FPvE) voor de tool? (Zo ja, dan kan het FPvE als leidraad dienen voor de beantwoording van de onderstaande vragen)
1.4) Zo ja, is de tool een eigen systeem of een landelijk (RWS-breed) systeem?
Afhankelijk van of u wel of niet over een tool beschikt, hebben de onderstaande vragen betrekking of zowel de tool als de toetsing of alleen op de toetsing
www.hydrologic.nl
6
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Randvoorwaarden en normen 2.1) Voor welk type waterwegen toetst u op vaarwegdiepte-breedte? (bv. rivier, kanaal, zee, meer, estuarium)
2.2) Ligt de vaargeul vast of wordt de ligging mede bepaald door het bodemprofiel en minimale baggerinspanning?
2.3) Voor welke categorie scheepvaart is uw vaarweg geschikt?
2.4) Wat betekent dat voor de vereiste breedte en diepte van de vaarweg? Kunt u dit weergeven in enkele formules of schetsen?
2.5) Wat zijn de (complexe) parameters waaraan de vaargeul moet voldoen? (getrapt streefbeeld, 2010 en 2016)
2.6) Hoe en door wie zijn deze parameters vastgesteld?
2.7) Wordt er gebruik gemaakt van watersysteemdelen met afwijkende parameters in de attributentabel?
2.8) Met welke frequentie dient er getoetst te worden?
2.9) Is de toetsingsfrequentie gelijk voor iedere locatie of is er een onderscheid ((vaargeul (rivier/kanaal), splitsingspunten, voorhavens, knelpunten, wrakkenlocaties)?
2.10) Wordt bij de toetsing (toetsingfrequentie) rekening gehouden met verondieping van het zomerbed als gevolg van hoogwater in het voorjaar? Wordt de mate van sedimentatie meegenomen in de toetsing? 2.11) Wanneer wordt er daadwerkelijk getoetst en welke criteria geven daartoe aanleiding? Speelt een prestatiebestek hierbij een rol?
2.12) Hoe snel kan nu een toetsing worden uitgevoerd? en hoe snel zal met de huidige tool aan het NIS geleverd kunnen worden, bijvoorbeeld in de vorm van een jpg-plaatje?
www.hydrologic.nl
7
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Werking van de tool/toetsing 3.1) Welke inputparameters heeft u nodig voor de tool/toetsing? Kunt u per inputparameter het belang van deze parameter op het eindresultaat aangeven? (1=geheel onbelangrijk 2=onbelangrijk 3=enigszins belangrijk 4=belangrijk 5=heel belangrijk)
3.2) Hoe worden deze verzameld?
3.3) Door wie worden deze verzameld?
3.4) Welke nauwkeurigheid hebben de inputgegevens?
3.5) In welk format worden de inputparameters aangeleverd? (bijvoorbeeld .asc files)
3.6) In welk format kunnen de inputparameters worden ingevoerd? (-Wordt er gebruik gemaakt van contourvlakken en/of kettingtopologie?)
3.7) Heeft de vaargeul een vaste as-route of is het mogelijk best-fit te kiezen door de as te verplaatsen naar daar waar ruimte in de rivier is?
3.8) Kan de toetsing voor verschillende watersysteemdelen worden uitgevoerd (eventueel met andere inputparameters en toetsingsmethoden)?
3.9) Heeft de tool functionaliteit waarmee rekening kan worden gehouden met de verondieping van het zomerbed en sedimentatie?
3.10) Wordt bodemligging uitgedrukt in diepte t.o.v. waterpeil, hoogte NAP, volume water of anders?
3.11) Is de waarde onder het referentieniveau positief of negatief?
3.12) Wat is de gangbare eenheid van diepte/hoogte (cm, dm of m)?
www.hydrologic.nl
8
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
3.13) Welke (UPP) processen worden nog meer met deze tool(s) ondersteund?
3.14) Is de tool een onderdeel van een grotere applicatie (bijvoorbeeld BOS bagger)?
3.15) Wie voert de toetsing uit? Is daarbij een onderscheid tussen toetsingen t.b.v. het onderhoud en rapportage aan het management?
3.16) Wat zijn de configuratie-eisen aan de tool? Als ontwikkeld voor ArcGIS, in welke versie functioneert de tool (8.* of 9.0 / 9.1 / 9.2)?
3.17) Is er een koppeling met andere RWS systemen (WADI, DONAR, WAB*Info etc.)?
Output en managementinformatie 4.1) Wat zijn de output producten van de tool? (tabellen, grafieken, kaarten, dwarsdoorsneden rapporten)
4.2) Met welke tools wordt dit product vervaardigd? (verwerking, presentatie, visualisatie ed)
4.3) Aan wie levert u deze producten en met welke frequentie?
4.4) Hoe heeft aanlevering plaats?
4.5) Komen er verzoeken tot aanvullende informatie op basis van de aangeleverde informatie / producten?
4.6) Is de tool een op zichzelf staand product of behoort de tool tot een (functionele) familie van producten?
4.7) Is er een handleiding van de tool beschikbaar?
4.8) Welke theoretische modellen gebruikt u en waar staan deze (op het netwerk / de computer)?
4.9) Hoe is het ICT- en databeheer geregeld (lokaal, Wadi, Donar, database, traditioneel, anders, etc.)?
www.hydrologic.nl
9
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
4.10) Wie is er verantwoordelijk voor het data- en ICT-beheer?
4.11) Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de beschikbare gegevens?
4.12) Is RWS eigenaar van de tool?
4.13) Wordt de tool door aannemers (buiten RWS) gebruikt of is de verwachting dat dit in de toekomst zal gebeuren?
4.14) Bent u daardoor gebonden aan contracten?
Toekomstige tool voor vaarwegbreedte – diepte analyse Probeer deze vragen waar mogelijk te beantwoorden, ook als u nog niet over een tool beschikt
5.1) Welke functionaliteit uit de huidige tool dient behouden te blijven in een nieuwe tool? Aan welke functionele eisen en wensen zou de nieuwe tool in uw ogen moeten voldoen? Kunt u per functionaliteit het belang hiervan aangeven? (1=geheel onbelangrijk 2=onbelangrijk 3=enigszins belangrijk 4=belangrijk 5=heel belangrijk)
5.2) Kunt u per functionaliteit aangeven welk belang u hecht aan het behoud ervan? (1=geheel onbelangrijk 2=onbelangrijk 3=enigszins belangrijk 4=belangrijk 5=heel belangrijk)
5.3) Wat zijn belangrijke succesfactoren om de nieuwe tool te laten slagen? Kunt u per succesfactor het belang hiervan aangeven? (1=geheel onbelangrijk 2=onbelangrijk 3=enigszins belangrijk 4=belangrijk 5=heel belangrijk)
5.4) Waaraan moet een nieuw / vervangend product zeker voldoen (om de overstap te maken), bv integreren met MBS?
5.5) Welke (bestaande) databronnen dienen zeker gebruikt te worden in de nieuwe tool?
www.hydrologic.nl
10
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
5.6) Bent u bekend met MBS?
5.7) Bent u bekend met NIS?
5.8) Heeft u een beeld van hoe het communicatieproces met NIS moet gaan verlopen? (en door wie)
5.9) Heeft u gehoord van (en gebruikt u) WABinfo BeheerkaartNAT VIN DISK MBS DVMNat
5.10) Wat zijn de inputgegevens, welke eisen stelt u hieraan (format (MBS), eenheden (meters))
5.11) Wat zijn de outputwensen, welke eisen stelt u hieraan? (Watersysteemdeel, Ontsluiting, Excel, ArcGIS, tabel, kaartpresentatie kleuren, vlekken, contourlijnen)
5.12) Welke kansen ziet u indien een RWS één uniform vaarwegbreedte-analyse tool implementeert? En welke problemen? Kunt u per kans en probleem het belang ervan aangeven? (1=geheel onbelangrijk 2=onbelangrijk 3=enigszins belangrijk 4=belangrijk 5=heel belangrijk)
5.13) Bent u bereid actief mee te doen bij de implementatie en inrichting van een dergelijke tool? Zo ja, waarom of indien nee, waarom niet?
5.14) Welk effect zal een integraal systeem hebben op uw werkzaamheden en dienstverlening?
5.15) Wat zijn de top drie verbeterpunten betreffende de inzet van instrumenten rond het ondersteunen van het operationeel beheerproces van de vaarwegbeheerders? Wat zou in uw ogen morgen direct moeten worden opgepakt?
www.hydrologic.nl
11
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
5.16) Wat wilt u ons (in algemene zin) nog meegeven?
Einde vragenlijst
www.hydrologic.nl
12
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Bijlage D
Informatielandschap
Het vaarwegbreedte - diepte tool staat niet op zich. Het vormt een element een het informatielandschap van Rijkswaterstaat. Het relevante RWS-informatielandschap voor de toetsing van vaarwegbreedte en -diepte met betrekking tot zowel informatielagen als ICT ziet eruit zoals hieronder beschreven. Binnen het informatielandschap staat het tool in nauwe relatie tot de informatie/ICT laag Beheerkaart Nat (BKN). Deze informatielaag laat de door RWS beheerde objecten in kaart zien. De kwaliteit en actualiteit ligt in handen van de districten. De Beheerkaart Nat levert de arealen behorend bij deze objecten. Via een gekoppelde attributentabel worden per object administratieve gegevens opgeslagen. Ook de relatie met het Nationaal Wegen Bestand Vaarwegen (NWBV, onderdeel van net Basisbestand Netwerken). Dit is een netwerkweergave (route) van het vaarwegennetwerk en beschrijft de bevaarbare waterwegen. Hiervan maakt het VIN (Vaarwegkenmerken in Nederland) gebruik door objectinformatie aan het vaarwegnetwerk te koppelen. Het vaarwegbreedte – diepte analyse tool staat in relatie tot een aantal databases. Het is nog niet volledig uitgekristalliseerd welke dat uiteindelijk zullen zijn, maar de hierna genoemde databases kunnen een rol spelen. WADI en de Scheldes Database voor de opslag van (afgeleide) meetgegevens, de Vaarwegen Informatie Netwerk (VIN) database voor de opslag van vaarwegprofielparameters en andere vaargeuldata, het SAS datawarehouse voor de opslag van toetsingsresultaten. Mocht het tool ook moeten worden voorzien van debiet- en waterstandgegevens van Rijn en Maas dan is de output uit het Flood Early Warning System (FEWS NL) relevant.
www.hydrologic.nl
13
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Bijlage E Toelichting op de theoretisch profielen van vaarwegen en de bij toetsingen gebruikte informatie In deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de theoretisch profielen en het informatiegebruik bij toetsingen.
Gebruikte informatie en profielen voor de Maas, kanalen en het IJsselmeer De afmetingen van de theoretisch profielen worden bepaald door de scheepvaartklassen die gebruik mogen maken van de waterweg. De vorm van het theoretisch profiel ziet eruit zoals in Fig 7 is weergegeven.
Fig 7. Conceptueel schema van het theoretisch profiel voor de Maas (Bron: Hoenjet, R., 2003A).
In Fig 7 gaat het talud over in een loodrechte oever. Dat zal in werkelijkheid niet overal het geval zijn, maar voor de begrenzing van het theoretisch profiel is deze aanname handig. Om de afmetingen van het theoretisch profiel te berekenen is informatie nodig over de diepgang van een ongeladen schip, de maximaal toegestane diepgang en de maximale toegestane breedte van een schip. De precieze afmetingen van het theoretisch profiel zijn afhankelijk van het type vaarweg en de scheepvaartklasse. Het overzicht in
www.hydrologic.nl
14
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Tabel 5 en Tabel 6 tonen hoe. Met de gegevens en formules uit deze tabellen kunnen de afmetingen van het profiel worden berekend.
Tabel 5. Functie-eisen aan de vaarweg voor verschillende typen vaarwegen. Type vaarweg:
Functie-eisen: Minimum waterdiepte sluisdrempel [m] Minimum waterdiepte voorhaven [m] (volledige breedte) Minimum waterdiepte vaarweg [m] bij een breedte van 2 x B [m] Minimum vaargeulbreedte in het ongeladen kielvlak [m] Minimum vaargeulbreedte in het geladen kielvlak [m] Minimum doorvaarthoogte bij vaste bruggen [m] Minimum breedte vaarweg onder vaste bruggen [m] HVW OVW D B L H Aschip Asluis
= = = = = = = =
HVW > 15 mln ton goederen per jaar
HVW < 15 mln ton goederen per jaar
OVW
1,2 x D
1,2 x D
1,2 x D
1,3 x D (bodemverloop naar vaarweg 1:10 tot 1:20) 1,40 x D
1,3 x D
1,25 x D
1,35 x D
1,25 x D
5,0 x B
5,0 x B
4xB
4,0 x B
3,8 x B
2,6 x B
H + 0,3
idem
idem
95 % vaargeulbreedte
idem
idem
Hoofdvaarweg Overige vaarweg Maximale geladen diepgang toe te laten vaartuig [m] Maximale breedte toe te laten vaartuig [m] Maximale lengte toe te laten vaartuig [m] Maximale (strijk-)hoogte toe te laten vaartuig [m] Natte doorsnede van het geladen grootste schip [m2] Natte doorsnede boven de sluisdrempel [m2]
Tabel 6. Toegestane afmetingen van schepen per klasse Klasse I II III IV Va Vb
www.hydrologic.nl
Lengte 38,50 50-55 67-80 80-85 95-110 172-185
Breedte 5,05 6,6 8,2 9,5 11,4 11,4
Diepgang 1,8-2,2 2,5 2,5 2,5 2,5-4,5 2,5-4,5
15
Hoogte 4 4-5 4-5 5,25-7 5,25-7 9,1
Laadvermogen 250-400 400-650 650-1000 1000-1500 1500-3000 3200 (2-baks lang)
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Voor de Maas geldt op dit moment een geschiktheid voor scheepvaartklasse III en IV. In de toekomst wil men de Maas geschikt maken voor klasse Vb. Daarbij worden schepen met een maximale diepgang van 3.5 meter toegelaten. Kleinere kanalen, bijvoorbeeld in Brabant, zijn geschikt voor scheepvaartklasse I of II. Voordat getoetst kan worden dienen de gemeten diepte en breedte van de vaargeulen voorhanden te zijn, evenals het theoretisch profiel. Naast het basisprofiel zijn ook de grenswaarden voor de streefdiepte, ingrijpdiepte en onderhoudsdiepte belangrijk om te weten. In Limburg wordt de bodemdiepte voor de Maas aangegeven ten opzichte van het stuwpeil (een referentiehoogte in NAP). De diepte onder het referentieniveau wordt uitgedrukt in meters en in een positief getal. Voor Brabant geldt volgens dhr. Van der Eijk dat de bodemligging wordt uitgedrukt in meters ten opzichte van een (onbekend) referentievlak. Het getal is negatief. De ligging van het referentievlak wordt uitgedrukt in meters ten opzichte van NAP. Dhr. Busnach meldt dat de Dienst IJsselmeergebied de bodemligging aangeeft in meters ten opzichte van NAP. Of er gewerkt wordt met positieve of negatieve getallen hangt af van de berekening. Busnach vindt het belangrijk dat iedereen met meters gaat rekenen. De opslag van gegevens gebeurt lokaal en op traditionele wijze. Veel gegevens worden op CD-ROMs of DVDs bewaard.
Gebruikte informatie en profielen bij de Waal en andere Rijntakken Het theoretisch profiel van de Waal en de andere Rijntakken kan worden gezien als een bak. De vaargeul door de Waal heeft een vaste breedte van 150 meter. Er zijn plannen om in de toekomst een breedte van 170 meter te garanderen. De bodemdiepte dient minimaal 2.50 meter onder de overeengekomen lage rivierstand (OLR) te liggen. Het theoretisch profiel is voor de hele Waal gelijk. De OLR is in internationale afspraken met de scheepvaartbranche vastgelegd en gebaseerd op de waterstand bij een afvoer van 1020 m3/s bij Lobith. Deze afvoer wordt gemiddeld 20 ijsvrije dagen per jaar onderschreden. Dat is ongeveer 5% van de tijd. Op basis van deze afvoer kan de waterstand (OLR) overal op de rivier worden berekend. Als de waterstand meer dan 1.50 meter boven de OLR staat, wordt een vaargeuldiepte van 4 meter gegarandeerd. Voor de IJssel geldt een OLR die gebaseerd is op de waterstand bij een afvoer van 172 m3/s. De gemiddelde afvoer door de IJssel is ongeveer 300 m3/s. Voor de Waal en IJssel is geen standaarddiepte gegarandeerd zoals bij de Maas, omdat de waterstanden van de Waal en de IJssel sterk kunnen variëren afhankelijk van de hoeveelheden smeltwater en neerslag die door de rivier worden afgevoerd. Als belangrijke inputparameters voor de toetsing worden genoemd diepte- en breedtegegevens en een referentievlak. Dhr. Van Schipperen (Dienst Zuid-Holland) noemt ook de referentieoppervlakte (riviervakken) en de toleranties op referentie vlakken als belangrijke parameters. Hij geeft aan dat referentiebestanden in eigen beheer aanwezig zijn. Bij de Dienst Oost Nederland vindt de opslag van gegevens lokaal en traditioneel plaats, veelal op CD-ROMs en DVDs. De Dienst Zuid-Holland beschikt over een eigen lokale database. Er is geen centrale database waarin de gegevens worden opgeslagen. De Dienst Oost Nederland gebruikt ook het BOS Baggeren voor de analyse van de vaarwegbreedte – diepte. In BOS Baggeren zit een database waarin (historische) gegevens worden opgeslagen. Dhr. Roelofs zegt dat voor de Waal de toetsing altijd wordt uitgevoerd op basis van een vastliggende as van de vaargeul. De geul wordt geacht altijd op dezelfde plek te liggen. Van Schipperen schrijft dat in Zuid-Holland meestal een best-fit wordt gebruikt, maar wel met een vaste breedte. De vaargeulen liggen namelijk vast in bestanden. Voor de Waal wordt de bodemligging uitgedrukt ten opzichte van het OLR-vlak en als positief getal. In Zuid-Holland wordt de bodemligging weergegeven ten opzichte van NAP. Van Schipperen schrijft dat in kaarten waarden onder NAP als positief getal worden weergegeven. Of dat ook zo is in de (originele) bestanden weet hij niet. Roelofs zegt daarbij te werken in centimeters, van Schipperen spreekt van decimeters.
www.hydrologic.nl
16
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Gebruikte informatie en profielen bij de Noordzee, Westerschelde en grote havens Het theoretisch profiel van de geulen door de Noordzee en in de Westerschelde kan worden gezien als een bak. De breedte van de vaargeulen varieert tussen de 300 en 600 meter. De diepte van de geulen wordt gerelateerd aan de laag laag water spring (LLWS). Net als bij de rivieren is de waterstand van zee flexibel, in dit geval voornamelijk vanwege het getij. LLWS wil zeggen het gemiddelde over 5 jaar van het laagst opgetreden springlaagwater van elke maand. In het overgangsgebied tussen de vrij stromende en de getijderivier hanteert men in plaats van OLR een maat, die met OLW (= Overeengekomen Lage Waterstand) aangeduid wordt. De diepte ten opzichte van de LLWS is in de Westerschelde constant. Voor de IJ-geul en de Euro-Maas geul geldt dat de bodemdiepte van de geul vanaf zee richting de haven trapsgewijs iets minder wordt. De minimale diepten zijn respectievelijk 18,10 en 23,40 meter onder LLWS. De theoretisch profielen voor de Euro-Maas geul en de IJ-geul zijn vastgelegd in instandhoudingplannen. De Eurogeul heeft aan beide zijden bermen van 300 meter breed, die van de eigenlijke vaargeul worden gescheiden door een talud. De diepte waarop de bermen liggen is 22 meter onder LLWS. De breedte van de Eurogeul is overal 600 meter. De Maasgeul versmalt richting de haven van Rotterdam tot 500 meter. Langs een deel van de IJ-geul zijn bermen aanwezig van 75 meter breed, de bodemdiepte van de bermen bedraagt 17.30 meter onder LLWS. De IJ-geul heeft een minimale breedte van 450 meter. De helling van de taluds is ongeveer 1:20. Op grond van het theoretisch vaarwegprofiel is de bereikbaarheid van de zeehavens van Rotterdam en IJmuiden/Amsterdam 100% van het jaar gegarandeerd. Door RWS Noordzee wordt niet altijd aan het vaarwegprofiel voldaan. De lodingkaarten (dieptekaarten) worden naast de gegevens van binnenkomende schepen en de tijpoorten (overligpercentages) gelegd. Op basis hiervan wordt besloten of er direct tot baggeren wordt overgegaan of dat er gewacht kan worden op het geplande reguliere baggerwerk. Het toelatingsbeleid wordt hierop gemaakt. De lodingkaarten gaan ook naar de havenbedrijven Rotterdam en Amsterdam en de loodsen. Op deze wijze wordt een optimum tussen onderhoudskosten en bereikbaarheid gerealiseerd. Jaarlijks wordt het toelatingsbeleid (intern Noordzee) geëvalueerd. Als belangrijke inputparameters voor de toetsing worden de diepte, de breedte en het theoretisch profiel genoemd. Daarnaast is ook de dikte en de dichtheid van de sliblaag van belang. Wanneer de dichtheid van de sliblaag gering is, kunnen schepen er toch doorheen varen. De toetsingen kunnen voor verschillende watersysteemdelen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld apart voor de Eurogeul en de Maasgeul. In de toetsingen wordt gewerkt met een vaste as van de vaargeul. De bodemligging van geulen wordt in Zeeland (Oosterschelde) uitgedrukt ten opzichte van de ellipsoïde hoogte (ETRS 89). De waarde onder dit vlak is negatief en wordt uitgedrukt in meters. Voor de Noordzee wordt gebruik gemaakt van het middenstandsvlak. Het middenstandsvlak is het gemiddelde waterstandniveau en is vergelijkbaar met Mean Sea Level (MSL). Het middenstandsvlak wordt uitgedrukt in NAP plus een bepaald getal, afhankelijk van de locatie. Waarden onder het middenstandsvlak worden als positief weergegeven. De eenheid waarmee wordt gewerkt is meters. In Noord- en Zuid-Holland wordt de bodemligging weergegeven ten opzichte van NAP. Waarden onder NAP zijn negatief. De eenheid (in de bestanden) is meters.
Waddenzee Er is nog geen volledig beeld verkregen van de situatie van de vaargeulen in de Waddenzee. De projectteamleden en klankbordgroepleden konden geen uitsluitsel geven over de werkwijzen en wensen die op de Waddenzee van toepassing zijn.
www.hydrologic.nl
17
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Bijlage F
Overzichttabel resultaten van de workshop
Deze bijlage biedt in tabelvorm een overzicht van de uitkomsten van de workshop. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de deelnemers aan de workshop. Deelnemer Peter Smeets Monique Pruijs Math Lemmens Gerard Roelofs Michel Hofsteede Jan van Duijvenbode Edwin Biegel Robert de Kramer Begeleiding Dirk-Sytze Kootstra Sander Loos Maarten Spijker
Organisatie RWS Limburg, Voorzitter AGI, Secretaris/projectleider RWS Limburg RWS- Oost-Nederland RWS-Zuid-West (Zeeland, Noordzee, Zuid-Holland) RWS-Noord (Noord-Holland-NoordNederland-IJsselmeergebied) DWW (NIS) AGI (MBS) HydroLogic HydroLogic HydroLogic
De hierna gepresenteerde tabellen steken als volgt in elkaar. De eerste kolom presenteert de discussiepunten. De punten zijn als vragen geformuleerd die veelal met ja/nee beantwoord kunnen worden. De gegeven antwoorden zijn weergegeven in kolom twee. In kolom drie is te zien hoe de projectteamleden de complexiteit van (de oplossing van) het discussiepunt hebben beoordeeld. Er wordt gewerkt met een schaal van 1 tot 5, waarbij 1 staat voor “zeer laag”, 2 voor “laag”, 3 voor “gemiddeld”, 4 voor “hoog” en 5 voor “zeer hoog”.De kolommen vier tot en met zes zijn gebruikt om de prioriteit van het oplossen/meenemen van het discussiepunt bij het ontwikkelen van het tool aan te geven, via de prioriteringscategorieen “must have”, “should have” en “won’t have”. In kolom zeven zijn opmerkingen en alternatieven weergegeven. Discussiepunten bij het thema ICT Punt 1: Dient de output uit de centrale database een standaard configuratie te hebben? (format, header, eenheden)? Punt 2: Dient het tool haar input ook uit andere systemen dan de centrale database te kunnen halen (bv. QINSy, lokale database)? Punt 3a: Dient de standaard configuratie .asc, xyz en meters te zijn? Punt 3b: Of dient het tool ook om te kunnen gaan met andere configuraties? Punt 4: Zijn XYZ weergegeven ten opzichte van een vast referentie niveau (NAP, MSL, OLR)? (Welk niveau?) Punt 5: Dient het te ontwikkelen tool een internet/intranet applicatie te zijn? ICT
Ja/Nee
Complexiteit (1-5)
Punt 1 Punt 2 Punt 3A
8/0 8/0 4/2
6*1 2*2 2*2 5*3 1*4 1*2 7*3
Punt 3B Punt 4
8/0 1/7
3*2 2*3 3*4 1*4 7*5
Punt 5
8/0
www.hydrologic.nl
Should have
1,3 2.9 2.9
Must have 5 7 1
0 0 0
Won’t have 0 0 0
3.0 4.9
2 5
2 0
0 0
1*1 1*2 3*3 3*4 3.0
2
0
0
18
Opmerkingen/alternatief
De Kramer: daarnaast ook ascii grid Input divers, output (naar NIS) uniform Ja, als daaronder ook SBC/Citrix wordt verstaan. Lokaal (schepen) draaien moet ook mogelijk zijn.
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Discussiepunten bij het thema organisatie Punt 1: Dienen de vaargeulen met een bepaalde minimale frequentie te worden bemeten en getoetst met “echoloodmultibeam”? Punt 2: Mag de minimale meet- en toetsingsfrequentie verschillen per waterweg? Punt 3: Mag de frequentie verschillen binnen een waterweg? Punt 4a: Dienen de regionale diensten de meting uit te voeren? Punt 4b: Dienen de regionale diensten de toetsing uit te voeren? Organisatie
Ja/Nee
Punt 1 Punt 2 Punt 3
0/8 8/0 8/0
Punt 4A
4/3
2*1 1*2 2*3
Punt 4B
8/0
8*1
www.hydrologic.nl
Complexiteit (1-5)
1*2 1*3 4*4 1*5 3.3
2.0
1.0
Must have 0 9 7
Should have 0 0 0
Won’t have 0 0 0
1
1
0
3
3
0
19
Opmerkingen/alternatief Wordt door anderen bepaald Metadata zijn hierbij belangrijk, per segment moet te achterhalen zijn wanneer er is gemeten/getoetst RD’s zelf verantwoordelijk voor kwaliteitsborging, kan evt. worden uitbesteed Kan evt. ook landelijk
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Discussiepunten bij het thema functionaliteit van het tool Punt 1: Dient de gebruiker verschillende referentieniveaus te kunnen instellen? Punt 2: Dient de gebruiker zelf theoretisch profielen te kunnen definiëren? Punt 3: Kunnen nieuwe meetgegevens per segment worden geladen? (in hoeverre segmenteren? 100m, 1km, 10km, ViN) Punt 4: Kan een toetsing per segment worden uitgevoerd? (Wat te doen met metadata (laatste update?)) Punt 5a: Dienen (oude) toetsingsresultaten en profielen te worden opgeslagen? (waar? In het tool, WADI, MBS?) Punt 5b: Dienen toetsingsresultaten en profielen in een MBS database te worden opgeslagen? Punt 6: Dient er een eenvoudige koppeling te zijn met andere MBS extensies (bijv. kuberingen)? Punt 7: Bieden de overige MBS extensies voldoende functionaliteit? Punt 8: Dient functionaliteit uit het BOS baggeren te worden opgenomen in het tool? (welke functionaliteit) Punt 9: Dient het tool een functionaliteit te bezitten waarmee de as van de vaargeul kan worden verplaatst? Punt 10: Zijn er extra wensen voor het tool voor operationeel gebruik? Functies tool
Ja/Nee
Complexiteit (1-5)
Punt 1 Punt 2 Punt 3
8/0 8/0 8/0
5*1 2*2 1*3 3*1 2*2 3*3
1.5 2.0
Punt 4
8/0
7*2 1*3
2.1
6
Punt 5A
8/0
2*1 2*2 4*3
2.3
4
Punt 5B Punt 6 Punt 7 Punt 8 Punt 9 Punt 10
8/0 8/0
8*1
7/1
1*2 2*3 4*4
1.0
3.4
Must have 7 6 4
Should have
Opmerkingen/alternatief Alleen deskundige gebruikers Alleen deskundige gebruikers Segmentering is nog niet vastgesteld Technisch eenvoudig, interpretatie is complexer Niet duidelijk waar, onderscheid maken tussen “echte” toetsingen en probeersels Niet perse MBS, wel centraal
2 8 5 5
Won’t have
1
Wordt nader onderzocht
Punt 8 wordt nader onderzocht. Dhr. Roelofs zal een lijst opstellen met functionaliteit die in het BOS Baggeren zit. De lijst zal aan de projectteamleden worden toegezonden. Zij kunnen per functionaliteit een prioritering geven (bv. Must have Should have Could have Won’t have). Het is de bedoeling dat randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de vaarwegbreedte –diepte analyse tool in het achterhoofd worden gehouden. Een deel van de functionaliteit uit BOS Baggeren is ook al aanwezig in MBS (punt 7). Wellicht kent BOS Baggeren nog relevante functionaliteit die niet in MBS is opgenomen.
www.hydrologic.nl
20
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Discussiepunten bij het thema rapportage en presentatie Punt 1: Dient NIS de toetsingsresultaten volautomatisch te ontvangen? Punt 2: Dient NIS zelf de laatste rapportages te kunnen ophalen? Punt 3: Is het wenselijk dat er wordt voldaan aan de standaard inleesprocedure voor het NIS? Punt 4: Dient de output met een vaste frequentie te worden geleverd? Punt 5a: Dient NIS alleen een kaart te ontvangen? Punt 5b: Of dient NIS ook metadata te ontvangen? (welke?) Punt 6: Hoe worden de vaarwegen ingedeeld? (bv. Rivier, kanaal, zee of HTA, HVW, OVW) Punt 7: Wat is het detailniveau van de kaarten? (segmenten (ViN kilometrering, vaarwegvak), klassen) Punt 8a: Hebben de kaart een vaste indeling/legenda? (o.a. welke kleuren) Punt 8b: Of is de indeling/legenda aan te passen per watersysteem? Punt 9: Op basis waarvan wordt een vaarweg(segment) ingedeeld in een bepaalde klasse? (bv. Als over 1 kilometer vaarweg ergens 1m2 te ondiep is, voldoet de vaarweg dan niet?) Punt 10: Is er verschil in rapportage voor NIS en operationeel gebruik? Rapportage + presentatie Punt 1 Punt 2 Punt 3 Punt 4
Ja/Nee
Complexiteit (1-5)
3/5 5/2 8/0
7*1 1*3 8*1
Must have
1.3 1.0
1
Punt 5B
6
Punt 6 Punt 7 Punt 8A
1 8/0
Punt 8B Punt 9
8/0
Punt 10
8/0
2*2 6*3
2.8
1 2
4 4 1
Punt 5A
Should have
1
6
1
Won’t have 1
Opmerkingen/alternatief
Nog niet uitgekristalliseerd, via het NIS gaat per trimester worden gerapporteerd Nog niet uitgekristalliseerd. Wel info over arealen Minimaal arealen en status ( voldoet wel/niet) Nog niet uitgekristalliseerd Nog niet uitgekristalliseerd Vaste layout, schaal legenda variëren
5 Nog niet uitgekristalliseerd. Dhr. Hofsteede zegt dat bij R’dam wordt gewerkt met % die moeten voldoen aan bepaalde normen 5
Over dit thema konden de deelnemers nog niet veel zeggen, omdat de wensen die voor het NIS gelden ten tijde van de workshop nog niet volledig waren uitgekristalliseerd.
www.hydrologic.nl
21
mei 2007
Haalbaarheid uniforme vaarwegbreedte – diepte analyse tool
Bijlage G
Overzicht van referenties en geraadpleegde literatuur
Referenties Referentie 1: Rijkswaterstaat, 2007. ESRI ArcGIS 9.1 MorphGIS, Baggeren en Suppleren extensies Referentie 2: Zanting, H.A., Werners, S., Boelens, J., Uithol, F., Baarse, G., Sloff, K. en G. Klaassen, 1999. Ontwerpfase BOS Baggeren - beslissingsondersteunend systeem voor vaarwegbeheer op de Waal - Functioneel ontwerp 2003(pagina B11)
Geraadpleegde literatuur -Hoenjet, R., 2003(A). Project Realisatie Monitoring Maas – Functioneel programma van eisen: bodemligging, versie 1.2. -Hoenjet, R., 2003(B). Project Realisatie Monitoring Maas – Technisch programma van eisen – verwerken; bodemligging t.b.v. scheepvaart, versie 1.0. -Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006. Productcatalogus Basisinformatie Rijkswateren. -Oberweis, D., Plomp, P. en J. Sprockel, 2006. IHVWN2 - Informatiemodel Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersystemen, versie 1.0. -Rijkswaterstaat, 2006. Advies toekomst ICT waterbodems. -Rijkswaterstaat, 2006. Monitoring PIN HVWN-1A_toegangsgeulen_v0.5. -Rijkswaterstaat, 2006. Monitoring PIN HVWN-2_niet voldoen normen_v0.5. -Rijkswaterstaat, 2007. Object Beheer Regime Bodems – BON Waterbeheren en vaarwegen. -Rijkswaterstaat-AGI, 2005. Opnametechnieken vaklodingen – vergelijking tussen verschillende inwintechnieken. -Rijkswaterstaat-AVV, 2006. Richtlijnen vaarwegen RVW 2005 -Sopers, J.M.M., 2006. Basisonderhoudsniveau 2006 – Water beheren en vaarwegen, versie 1.1.
www.hydrologic.nl
22
mei 2007