ministerie van verkeer en waterstaat
riikswaterstaat riza rijksinstituut voor integraal zoetwaterbeheer en afvalwaterbehandeling tel. 03200-7041 I, fax. 03200-49218 doorkiesnummer 607
Cyanide bij grondwatersaneringen van voormalige gasfabrieksterreinen
Werkdocument94.11OX auteur(s) datum
Dick van Pijkeren 4 juli 1994
LI
SI
EI El ZI o1 o1
E
1. Inleidina
Cyanide wordt, in de vorm van het ijzercyanide mineraal "Berlijns Blauw", al vanaf het begin van de 18" eeuw als kleurstof gebruikt in verf en inkt. Hierdoor is het één van de oudste synthetische kleurstoffen. Tegenwoordig wordt cyanide in allerlei processen gebruikt, zoals bijvoorbeeld het ontsmetten met blauwzuurgas. Door industrieel gebruik is cyanide op veel plaatsen in de bodem terecht gekomen. Vooral voormalige gasfabrieken vormen in Nederland een belangrijke bron. Het stadsgas wat geproduceerd werd uit kolen bevatte kleine hoeveelheden blmwzuurgas en thiocyanaat. Het blauwzuurgas is zeer toxisch en werd verwijderd door het gas te leiden door filters met daarin ijzerhoudende grond (zgn ijzeraarde). Hierdoor werd het blauwzuurgas gebonden aan het ijzer en ontstond een ijzercomplex. Dit wordt in niet gedissocieerde vorm Berlijns Blauw genoemd. Op het moment dat de ijzeraarde verzadigd is met cyanide (enkele mgkg), werd de aarde gestort op het terrein, bijvoorbeeld als verharding. Het gevolg hiervan is dat de bodem van vrijwel alle voormalige gasfabrieksterreinen hoge concentraties cyanide bevatten. Dit is te herkennen aan de vaak blauwe kleur van deze grond. Bij de productie van gas uit kolen ontstaat ook thiocyanaat. Tijdens het reinigen van het gas kan dit in de filters met ijzeraarde terecht komen en daarmee in de bodem. De indruk bestaat dat een groot deel van de cyanideverontreiniging bij voormalige gasfabrieken uit thiocyanaat bestaat. In het kader van bodemsaneringen van voormalige gasfabrieken is hier nooit veel aandacht aan geschonken. In het verleden hebben er in Nederland ongeveer 400 gasfabrieken gestaan. Door het vergassen van kolen werd gas geproduceerd voor de huishoudens. De erfenis hiervan bestaat uit even zoveel verontreinigde lokaties. Deze terreinen zijn voornamelijk vervuild met PAK, MAK, fenolen en cyanide. Het blijkt dat ieder terrein weer anders is van samenstelling en soorten van verontreinigingen. Sinds de jaren tachtig is het saneren van deze lokaties ter hand genomen. Meestal wordt de verontreiniging verwijderd door het ontgraven van het terrein en weer opvullen met schoon zand. In veel gevallen wordt, om in de droge te kunnen ontgraven, een bronnering aangelegd. Na de ontgraving kan het nodig zijn om nog enige tijd grondwater te onttrekken om restanten van de verontreinigingen te verwijderen. De verwijderde grond kan vaak gereinigd worden in thermische grondreinigingsinstallaties. In vrijwel alle gevallen komt er verontreinigd grondwater vrij bij de sanering. Hoeveelheden en concentraties van verontreinigingen variëren, maar een constante factor is het voorkomen van cyanides in het grondwater. Regelmatig staat hierbij behandeling en normstelling van cyanide centraal in de discussie. Waterkwaliteitsbeheerders stellen met een zekere regelmaat aan het RIZA vragen omtrent analyseproblematiek, afvalwaterbehandeling en normstelling van cyanide. Deze notitie beoogt deze vragen dusdanig te beantwoorden dat in de meeste gevallen de onduidelijkheid voorkomen of weggenomen wordt. In het vervolg zal gekeken worden naar de eigenschappen van cyanide, het voorkomen in het milieu van cyanide bij saneringen van voormalige gasfabrieken, zuiveringsmethodiek en normstelling. Uiteindelijk zal dit uitmonden in een algemeen advies voor het beleid met betrekking tot het reduceren van de emissie van cyanide bij voormalige gasfabrieken.
3
2. Stofeieenschamen
2.1. Fysisch-chemisch We onderscheiden drie hoofdgroepen van vormen van cyaniden, met hun eigen specifieke fysische en chemische eigenschappen. Hierna worden ze kort aangehaald.
*
Vriie cvaniden. Deze bestaan voornamelijk uit HCN en de geïoniseerde vorm. De mate van ionisatie is afhankelijk van pH. Bij pH kleiner dan 9 gaat het vrije ion CN- over in HCN, wat vluchtig is en snel kan verdampen naar het zeer giftige blauwzuurgas. De geïoniseerde vorm is voornamelijk toxisch door zijn mogelijkheid om complexen met metalen te vormen. De metalen in enzymen, van bijvoorbeeld het cytochroomsysteem in organismen, worden gebonden aan cyanide zodat de enzymen onwerkzaam worden. In lage concentraties is deze vorm goed biologisch afbreekbaar. In hogere concentraties overheerst de toxiciteit.
*
Complexe cvanides. Deze groep bestaat uit een grote hoeveelheid complexen met metalen die per metaal in verschillende verschijningsvormen kunnen voorkomen. Elk van deze structuren heeft zijn eigen fysische eigenschappen. Voorbeelden van metaal-cyanide complexen zijn Fe(CN);- en Zn(CN);-. De toxiciteit van dergelijke complexen is afhankelijk van het gemak waarmee dergelijke verbindingen dissociëren. Onstabiele complexen zoals Zn(CN);- dissociëren in zuur milieu en zijn even giftig als vrij cyanide. De veel stabielere ijzercyanide verbindingen zijn beter bestand tegen zuur en zijn een factor 1 .O00minder giftig dan vrij cyanide. Echter voor de bepaling van cyanides werd complex gebonden cyanide vrijgemaakt met geconcentreerd zoutzuur en koperionen als katalysator volgens NEN 6489. De complexering en zijn verschijningsvorm is ook van invloed op de oplosbaarheid in water en de adsorptie aan de bodem. Met name bij bodemverontreinigingen is dit van belang doordat dit mede de concentratie in het grondwater bepaald.
*
Cvanaten en thiocyanaten Verbindingen met SCN. (thiocyanaat) en CNO- (cyanaat). Deze verbindingen zijn niet of nauwelijks giftig en goed biologisch afbreekbaar. Thiocyanaat is goed oplosbaar in water, cyanaat veel minder en bindt makkelijker aan de bodem. Hierdoor treedt er gemakkelijk transport op in de bodem van thiocyanaat. Het blijkt dan ook dat thiocyanaat vaak verder in de omgeving verspreid is als andere cyanideverbindingen.
AI deze verbindingen kunnen onder bepaalde omstandigheden via chemische reacties in andere verbindingen overgaan.
4
--
Berlijns Blauw is een stof met de volgende formule: Fe,(Fe(CN),),. In figuur 1 staan de verschillende vormen van cyanides bij gasfabrieksterreinen weergegeven. hoge pH
lage pH
immobiel
figuur 1. Berlijns blauw is de vorm van cyanide die veel voorkomt bij voormalige gasfabrieksterreinen. Bij een pH lager dan 7 is deze vorm door zijn lading gebonden aan de grond. Bij een hogere pH (> 7) verdwijnt deze binding en wordt de stof mobiel. De pH van een bodem wordt onder andere bepaald door de natuurlijke samenstelling, zoals veel veen of juist niet. Bij een hogere pH kan transport plaatsvinden met het grondwater naar de omgeving. De mobiele ijzercomplexen dissociëren in het donker zeer langzaam, ondanks het feit dat evenwichtsberekeningen aantonen dat dit complex zeer instabiel is. Pas onder blootstelling van Uv-licht valt dit complex uiteen waarbij vrij cyanide ontstaat. Bij gasfabrieksterreinen werd vaak veel vrij cyanide aangetroffen. Het zou kunnen zijn dat dit een gevolg is van het blootstellen aan licht van de monsters. Het feit dat licht omzettingsreacties van cyanide kan initiëren is nog niet zo lang bekend. Om dit probleem te voorkomen dienen monsters in het donker bewaard te worden, bijvoorbeeld in bruine flessen. Bij verontreiniging ten gevolge van galvanische activiteiten komt meer vrij cyanide voor. Hierbij worden minder stabiele complexen en thiocyanaat aangetroffen. Onder aerobe omstandigheden is het mogelijk dat uit vrii cyanide cyanaat ontstaat: CN- + !4 O, <==> CNO Mikrobiologische processen spelen hierbij een rol. Onder anaërobe omstandigheden kan in aanwezigheid van zwavelhoudende verbindingen thiocyanaat gevormd worden:
S,O:-
+ CN- <=> S0:-
+ SCN.
Deze reactie vindt vooral plaats in laag-cyanidehoudende oplossingen onder sterk reducerende omstandigheden. Voor deze reactie kunnen ook ander zwavelverbindingen dan thiosulfaat als zwavelbron fungeren.
5
9
Hiermee samenhangend zijn op dit moment de volgende normen voor (vrij) cyanide actueel: norm voor:
waarde
WCA-grens
50
drinkwater (NL)
10
drinkwater (EU)
50
opp. water (EU)
50
MAC-waarde HCN (9)
11
MAC-waarde KCN/NaCN
5
grond, streefwaarde
1
eenheid
verschijningsvorm
5 grondwater, A-waarde.
5
grondwater, C-waarde'
1 O0
grondwater, A-waarde.
10
mondwater. C-waarde'
200
Y
.-
Leidraad bodemsanering In een inventarisatie van het RiZA gedurende een aantal maanden in '92 naar normering van grondwaterlozingen bij bodemsaneringen bevonden zich ook enkele voormalige gasfabrieksterreinen. Van de 8 geregistreerde vergunningen voor voormalige gasfabrieken varieerde de norm voor totaal cyanide van 50 Fg/l tot 300 pg/l. Bij twee bronneringen was een norm opgenomen van 1.000 en 2.000 pg/l vrij cyanide.
2.3. Analysetechnieken. In Nederland zijn op dit moment drie analyses van cyanide gangbaar; NEN 6489, ontwerp NEN 6655 en de EPA 335.3. De 'oude' NEN 6489 bepaalde met name de complexe cyanides en vrij cyanide, maar met een grote onnauwkeurigheid. Daarom is er een nieuwe methodiek ontwikkeld, o.a. door TAUW. Deze methode is te splitsen in een bepaling voor complexe verbindingen en een bepaling van vrij cyanide en complex cyanide. Dit is zonder thiocyanaat en cyanaat. EPA heeft een methode waarbij een totaal cyanide concentratie wordt gemeten. Resumerend (6):
7
8
6
3. Zuiveringsmethoden voor afvalwater met cvanide.
Voor de reiniging van met cyanide verontreinigd water kunnen verschillende technieken ingezet worden. Hierin kunnen we de volgende hoofdgroepen onderscheiden: 1. Degradatietechnieken a. chemische oxidatie b. biologische zuivering 2. Concentratie- of scheidingstechnieken zoals coagulatie/precipitatie en ionenwisseling. In de praktijk zal dit onderscheid niet zo direct aanwezig zijn. Het blijkt dat met name combinaties van technieken een goede oplossing kunnen bieden. In het navolgende paragrafen zullen de verschillende technieken met hun voor- en nadelen op een rij gezet worden.
3.1. Oxidatietechnieken. De klassieke zuiveringsmethode die voortgekomen is uit de afvalwaterbehandeling van de galvanische industrie is de oxydatie met actief chloor. Door pH-correctie en dosering van natriumhypochloriet (actief-chloor verbinding) wordt het vrije cyanide gereduceerd tot stikstof en koolstofdioxide. Om vorming van het giftige chloorcyaan te voorkomen is een pH van 1 i vereist. Voor de volledige oxydatie door hypochloriet gelden de volgende reactieformules: CN- + HOC1 ==> OH- + CNCI CNC1+ H20 ==> HCNO + HCL 2 HCNO + 3 C1, + 2 H,O => 2 CO, + N ,
+ 6 HCI
Ook met vrij chloor is het mogelijk om cyanide te reduceren. Met name vrij cyanide wordt goed afgebroken. De ijzercyanidecomplexen en thiocyanaten zijn veel moeilijker te oxideren. De reactie loopt het snelst bij een pH > 10. De kostprijs van deze techniek ligt tussen de f0,80/m3 en fl,50/m3. In principe kunnen met deze techniek zeer lage concentraties behaald worden. Dit is afhankelijk van de dosering van het oxidatiemiddel. Andere oxidatiemiddelen zijn bijvoorbeeld ozon, waterstofperoxide en peroxymonosulfaat (H2S05).Met name waterstofperoxide en ozon mogen zich in een grote belangstelling verheugen. Oxidatie met ozon van vrij cyanide en complexen met nikkel, zink en cadmium verloopt goed en snel. IJzercyanidecomplexen worden slecht afgebroken. Het theoretisch ozonverbruik is 4,6 g O,/gr CN- bij volledige mineralisatie. De afbraak tot cyanaat kan met minder dan de helft van dit verbruik aan ozon. De volgende reacties treden op: CN- + O, => CNO- + O, 2 CNO- + O, + 2 OH- => N, + 2 CO.:
+ H,O + 3 O,
10
(1) (2)
Reactie (1) is de snelheidsbeperkende stap. Grote voordelen van de oxidatie met ozon methode zijn: - geen zoutlast door reststoffen van oxidant; - in vergelijking met de traditionele hypochloriet oxidatie is deze reactie minder gevoelig voor condities als pH, temperatuur en beginconcentraties. Nadelen van deze methode zijn: - hoge kosten ten gevolge van de investering en energie; - ozon is zeer beperkt in water oplosbaar en kan schuimvorming veroorzaken; - ozon is zeer toxisch, zodat afgasbehandeling onvermijdelijk is. Oxidatie met waterstofperoxide verloopt langzamer dan de oxidatie met ozon. Verder kent het dezelfde voorwaarden als de reactie met ozon; ook ijzercyanidecomplexen zijn moeilijk afbreekbaar. De reactie van cyanide tot cyanaat met behulp van waterstofperoxide verloopt volgens: CN- + H,O, => CNO- + H,O Voordelen van deze methode zijn: - lagere kostprijs dan ozon; - geen toename van zoutvracht, mits er geen chemische katalysatoren toegevoegd worden; - overmaat van waterstofperoxide verdwijnt via een autolytische reactie. Nadelen van deze methode zijn: - langere verblijftijd; - de meeste metaalcomplexen worden zeer slecht geoxideerd; - waterstofperoxide is zeer instabiel en valt onder invloed van zwevend stof en metaalionen snel uiteen. Uit een onderzoek van Oranjewoud bij de gasfabriek Enkhuizen blijkt dat met waterstofperoxyde (zonder UV) een reductie van ongeveer 90 YOmogelijk is bij een verblijftijd van 3 à 4 dagen en een dosering van 10 1. H,O, (35%) per m3 grondwater. Zowel de reactie met ozon als waterstofperoxide kan versneld en verbeterd worden door gebruik te maken van Uv-licht. De afbraak van cyanide is mogelijk met en zonder de aanwezigheid van een chemische oxidator. De energie uit de korte golf straling van Wlicht zorgt ervoor dat vrij cyanide en ijzercomplexen worden afgebroken. De complexen vallen uiteen in vrij cyanide en een metaalion, waarna het vrij cyanide wordt afgebroken tot cyanaat. Met behulp van een oxidator zoals bijvoorbeeld waterstofperoxyde wordt het vrijgekomen cyanide-ion gereduceerd tot stikstofgas en koolstofdioxide. In het kort zijn hierbij de volgende reacties te onderscheiden (in totaal vinden er 7 tot 8 deeireacties plaats): H,O, + W-licht => 2 OH' (hydroxyl radicaal) OH' + Me2+ => OH- + Me3' 2CN- + 2H,O, + 40H- => N, + 2C0, + 4 H,O. De combinatie van Uv-licht en een oxidator zorgen voor een goede afbraak van cyanide en ijzercomplexen. In de combinatie 0,íüV-licht wordt de reactie versneld doordat Uv-licht de ozon omzet in hydroxylradicalen en niet door het instabiel maken van het ijzercomplex
11
door Uv-licht. Voor de combinatie H202/üV-lichtgeldt een dergelijk principe. Hydroxylradicalen zijn sterkere oxidators als ozon of waterstofperoxide. Nadeel van deze techniek is dat het afvalwater een laag ijzer- en organisch stofgehalte moet bezitten omdat deze stoffen makkelijker met de radicalen reageren dan cyanide. Verder mag de hardheid niet te hoog zijn om te voorkomen dat op de UV-lampen een neerslag ontstaat die doorgang van het licht belemmerd. Een goede voorbehandeling van dit afvalwater is dan ook noodzakelijk. Deze kan bestaan uit ontharden, ontijzeren en een filter in de vorm van een zandfilter. Heidemij Realisatie heeft een proces ontwikkeld waarin cyanide en ijzercomplexen door waterstofperoxide met Uv-licht worden afgebroken (2). De voorbehandeling bestaat uit een zandfilter en eventueel een tank met actief slib. Het beluchte actief slib zorgt niet voor afbraak van organisch materiaal maar geeft wel een helder effluent wat geschikt is voor behandeling met Uv-licht. Oxidatieve zuivering met Uv-licht kost ongeveer fl0,- tot f15,-lm3. De kosten voor oxidatieve zuivering met H202 of O, zonder ozon liggen een stuk lager omdat de hoge kosten van het zuiveren met UVlicht veroorzaakt worden door het energieverbruik van de UV-lampen.
3.2. Biologische technieken. Uit voorgaande hoofdstuk is al duidelijk geworden dat vrij cyanide en thiocyanaten goed biologisch afbreekbaar zijn. Onder bepaalde voorwaarden (lage concentratie en neutrale pH) kan vrij cyanide in een aeroob biologisch systeem afgebroken worden. De concentratie aan vrij cyanide in de beluchtingsruimte mag dan niet hoger zijn dan 5 10 mg/l. Bij hogere concentraties moet rekening worden gehouden met een lange adaptatie fase van het biologisch slib. In theorie zou in de beluchtingsruimte als gevolg van het doorblazen met lucht versneld blauwzuurgas (HCN) kunnen vrijkomen. De concentraties in het water zijn echter zo laag dat dit geen risico oplevert. Bovendien bestaat de cyanide zoals deze vrijkomt bij lozing van grondwater van een gasfabrieksterrein vooral uit thiocyanaten en complexe gebonden cyanide. Het cyanide wat vrijkomt uit de complexen wordt direct afgebroken door het slib. Complexe cyanides worden niet biologisch afgebroken in een zuivering maar kunnen makkelijk aan het slib hechten of uiteenvallen onder invloed van Uv-licht. Er zijn echter aanwijzingen dat ijzercomplexen niet aan het slib hechten en ook niet afgebroken worden (5). Hoewel biologische zuivering een goede methode kan zijn voor het verwijderen van cyanide wordt het in de praktijk maar zelden op lokatie toegepast. Dit komt doordat een biologisch systeem zeer gevoelig is voor fluctuaties in het infiuent en enkel de vrij cyanide en thiocyanaten worden afgebroken. Het vergt hierdoor veel aandacht van een beheerder om te garanderen dat de installatie goed blijft functioneren.
-
Een RWZI kan een bijdrage leveren aan de afbraak van cyanides. Op RWZI Tilburg-oost is onderzoek gedaan naar het verloop van de cyanide concentratie in de installatie. Hierbij werden de volgende resultaten gevonden. (Onduidelijk is hoe de cyanide is bepaald, NEN of EPA).
12
influent na voorbezinktank effluent retourslib vers slib uitgegist slib
50 pg/l 50 @gil 10 Pdl 40 Pdl 15 m&g 20 m&g
Hieruit blijkt dat er een zekere verwijdering van cyanide in een RWZI plaats vindt. In veel gevallen zal bij lozing op de riolering lagere concentraties cyanide in het influent gevonden worden. De concentratie in het slib is niet gering, maar blijft onder de WCA-grens.
3.3. Coagulatie/precipitatie. Met behulp van een metaal wordt een neerslag gevormd dat afgescheiden kan worden. Dit neerslag kan enkel worden gevormd met vrij cyanide. De complexe verbindingen kunnen alleen afgescheiden worden door co-precipitatie met ijzerhydroxide. Deze techniek wordt in de praktijk niet veel toegepast omdat het vrijwel alleen vrij cyanide verwijderd. Het rendement voor complexen is zeer laag. Kosten van deze techniek wordt voornamelijk bepaald door de kostprijs van de chemicaliën. Ter indicatie: ijzerchloride kost f0,5l k g Fe3'. Overige kosten worden bepaald door de installatie. Het toepassen van een gravitatiescheider kost f0,20 - f1,40/m3.
3.4. Ionenwisseling Het zuiveren van cyanidehoudend water met behulp van Uv-licht en ozon of waterstofperoxide kan eventueel gecombineerd worden met een ionenwisselaar. Het regeneratiewater wordt behandeld met UV en waterstofperoxide of ozon. Ook is het in principe mogelijk om alleen ionenwisseling toe te passen. Met deze techniek is het mogelijk een concentratie van 250 pg/l te halen terwijl de kosten rond de f1,50/m3 - f2,50/m3 liggen (alleen ionenwisseling). Kenmerkend voor deze techniek is dat er een cyanidehoudende stroom ontstaat van 5-30 mg/l, wat behandeld kan worden met een oxidatietechniek. In 1988 is door de Grontmij onderzoek gedaan in het kader van de POGB (Project Onderzoek Grondwaterzuiverings bij Bodemsaneringen) naar het zuiveren van verontreinigd grondwater van een gasfabriek met behulp van onder andere een ionenwisselaar. Een belangrijke conclusie was dat er goede rendementen werden behaald voor fenolen (83%), PAK'S (%%), BTEX (87%), maar niet voor cyanide (3%). Bovendien was de regeneratie van de hars moeilijk. De indruk bestond dat er irreversibele verbindingen ontstaan tussen cyanide en de hars. Later blijkt dat dit probleem is te verkleinen door een zwak-basische ionenwisselaar voor te schakelen. Het adsorberen van andere organische componenten moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Zo nodig kan vooraf het vrij cyanide gecomplexeerd worden met een metaalion, omdat gecomplexeerde verbindingen beter aan een ionenwisselaar adsorberen.
13
Uit een praktijkproef van Oranjewoud bij de gasfabriek Enkhuizen (4) blijken wat teleurstellende resultaten. Het bleek dat na het regeneren van de ionenwisselaar de beladingsgraad van de ionenwisselaar sterk terug liep ten opzichte van de theoretische beladingsgraad. In de eerste run wordt 50% van de theoretische beladingsgraad behaald, maar na twee maal regeneren is dit teruggelopen tot 2%. Heidemij Realisatie heeft wel positieve ervaringen met deze methode van cyanideverwijdering. Met behulp van een goede voorbehandeling zoals bijvoorbeeld een coagulatie/flocculatiestap is het mogelijk om een deel van de CZV en ijzer te verwijderen zodat de ionenwisselaar beter kan functioneren. Waarschijnlijk is één en ander nogal afhankelijk van het type hars dat gebruikt wordt (actieve groepen, zwak basiscWsterk basisch), van de voorbehandeling, van de regeneratieprocedure en van de specifieke kenmerken van het te behandelen afvalwater. Verder onderzoek moet uitwijzen of deze techniek zich kan bewijzen in het zuiveren van verontreinigd grondwater van gasfabrieken.
14
SI
verontreinigingen. Dit houdt in: bestrijding aan de bron, en het hanteren van beste uitvoerbare techniek als eindzuivering. Wat verstaan wordt onder beste uitvoerbare techniek kan van situatie tot situatie verschillen en is afhankelijk van met name de andere verontreinigingen in het grondwater. De uiteindelijke lozing moet beoordeeld worden op zijn uiteindelijke effecten op oppervlaktewater. Indien deze toets daartoe aanleiding geeft kunnen er aanvullende zuiveringstechnieken geëist worden. Indien in het saneringsonderzoek blijkt dat er grote verschillen bestaan in cyanide-concentratie bepaalt volgens NEN 6655 en EPA 335.3 is het aan te bevelen om te controleren of dit deel veroorzaakt wordt door thiocyanaten. Is dit het geval kan volstaan worden bij lozing op de riolering met een eis volgens NEN 6655, omdat tiocyanaten relatief onschadelijke verbindeingen zijn en biologisch worden afgebroken. Het is niet noodzakelijk om het te lozen water volgens beide methodes te blijven controleren. In veel gevallen is het toepassen van zuivering op lokatie niet noodzakelijk. Indien veel vrij en complex cyanide aanwezig is kan een zuiveringstechniek noodzakelijk zijn. De lozingseisen kunnen dan afgestemd worden op de toegepaste zuiveringstechniek. Indien geloosd wordt via een RWZI kan de aanvullende zuiverende werking van de installatie meegenomen worden in de overwegingen ten aanzien van de toelaatbaarheid van de lozing. Wel is er onduidelijkheid ten aanzien van ophoping in slib van cyanide. Het verdient aanbeveling om met behulp van monstemame in influent, effluent en slib het gedrag van cyanide op een RWZI nader te bekijken. Met name het adsorberen van cyanide aan slib kan een beperkende factor zijn voor het afzetten van slib. Door de lage concentraties vrij cyanide in grondwater afkomstig van bodemsaneringen van voormalige gasfabrieken, is het risico van het ontstaan van blauwzuurgas in de riolering te verwaarlozen.
16