Rietplas (Houten) Zorgplicht Flora- en Faunawet in relatie tot uitvoering
Colofon
Titel
Rietplas (Houten) Zorgplicht Flora- en faunawet in relatie tot uitvoering
Projectnummer
10169
Opdrachtgever
Afdeling Projectontwikkeling Gemeente Houten Postbus 30 3990 DA Houten
Datum
9 december 2010
Status rapport
intern werk
Bestand
rietplas4.wpd
Opdrachtnemer
De Groene Ruimte BV Postbus 400 6700 AK W ageningen tel. 0317-423969 dgr@ dgr.nl
fax 0317-418758 www.dgr.nl
Handtekening voor akkoord directie
Naam : ir. P.A.W .M. Raaijmakers Handtekening:
Auteursrecht
De auteursrechten van dit rapport rusten bij zowel opdrachtgever als opdrachtnemer, tenzij schriftelijk anders is/wordt overeengekomen. Alleen degenen bij wie het auteursrecht rust zijn gerechtigd het rapport voor eigen gebruik te vermenigvuldigen, te verspreiden of toe te passen, alsook om het ter informatie aan derden openbaar te maken tegen onderling (= zij bij wie het auteursrecht rust) overeengekomen voorwaarden (kosten, citeren, gebruiken, wijzigen etc).
Aansprakelijkheid
Raadpleging van en eventuele verdere handelingen met/op basis van het door De Groene Ruimte BV geleverde product vallen buiten elke verantwoordelijkheid van opdrachtgever en/of De Groene Ruimte BV .
INHOUD 1
INLEIDING. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
2
INTRILLEN DAMWANDEN ZUIDELIJK DEEL.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
3
AANLANDEN NOORDELIJK DEEL. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
4
VERVOLG. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
R IETPLAS (H O U TEN ) - Z O RG PLIC HT F LO RA - EN
FAU N AW ET IN RELATIE TO T U ITVO ERIN G
1
1
INLEIDING De gemeente Houten is bezig met de ontwikkeling van de bouwlocatie “Rietplas”, ter weerszijden van de Beusichemseweg. In dat kader is in 2007 een quickscan uitgevoerd voor het zuidelijke deel1). In 2010 is deze quickscan geactualiseerd, waarbij ook het noordelijke deel is beoordeeld2). De conclusie in beide quickscans was dat er geen streng beschermde soorten waargenomen zijn en ook niet verwacht worden en dat er derhalve geen verstoring optreedt van streng beschermde soorten. In de plas zelf komen wel vissen voor; ook worden algemene amfibiesoorten verwacht. Voor deze en alle andere soorten dient bij de werkzaamheden te worden voldaan aan de zorgplicht. Artikel 2 van de Flora– en Faunawet formuleert de algemene zorgplicht aldus. 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Volgens planning3) vangen de voorbereidende werkzaamheden aan met het intrillen van damwanden in het zuidelijke deel in de periode medio februari - medio maart 2011. In dezelfde periode wordt in het noordelijk deel een strook van ca 10 meter breed “aangeland”. Dat vindt plaats door vanaf het bestaande land zand op te spuiten. In het kader van de zorgplicht dient te worden nagegaan welke verstoring verwacht kan worden en welke maatregelen redelijkerwijs kunnen worden genomen teneinde die gevolgen te voorkomen of te beperken.
)
1
De Groene Ruimte - Quickscan 4 planlocaties; 21 juni 2007 (07696).
)
2
De Groene Ruimte - Quickscan Beusichemseweg (Houten - Utrecht); 21 mei 2010 (10116). )
3
Bron: Grontmij, mondelinge mededeling overleg 24 november 2010.
R IETPLAS (H O U TEN ) - Z O RG PLIC HT F LO RA - EN
FAU N AW ET IN RELATIE TO T U ITVO ERIN G
2
2
INTRILLEN DAMWANDEN ZUIDELIJK DEEL Vissen kunnen schade aan de zwemblaas oplopen door plotselinge, harde klappen. Het intrillen van damwanden gaat volgens de Grontmij niet gepaard met plotselinge harde klappen, maar is een gestaag proces. Op basis van algemene kennis4) wordt verwacht dat vissen zich, zodra het trillen begint, van de trillingsbron zullen verwijderen en geen blijvende schade zullen oplopen. Om te voorkómen dat vissen en andere waterdieren door eventuele plotselinge klappen worden verschrikt, kunnen voorzorgsmaatregelen worden genomen. Daarvoor kunnen verschillende methoden worden toegepast waardoor vissen een veilig heenkomen zullen zoeken, bijvoorbeeld: - vóórdat het trillen begint hard en veel lucht door het water te blazen; - vóórdat het trillen begint de bodem ter plekke van de in te trillen damwanden om te woelen; - (indien technisch mogelijk): het intrillen op laag trillingsniveau aan te vangen en de intensiteit langzaam op te voeren. Bovenstaande adviezen zijn gegeven op basis van algemene kennis; voor meer en diepgaander advisering wordt aanbevolen om gespecialiseerde visadviesbureaus in te schakelen.
)
4
Doses-effectrelaties over trillingen en effecten daarvan op vissen is een zeer specialistisch werkterrein wat buiten de expertise valt van De Groene Ruimte.
R IETPLAS (H O U TEN ) - Z O RG PLIC HT F LO RA - EN
FAU N AW ET IN RELATIE TO T U ITVO ERIN G
3
3
AANLANDEN NOORDELIJK DEEL Het aanlanden vindt plaats door vanaf het bestaande land zand op te spuiten, waardoor de oeverlijn van het noordelijke gebied ca. 10 meter noordwaarts komt te liggen. De bestaande oevers, die momenteel met rietkragen zijn begroeid, zullen verdwijnen. Voorafgaand aan het aanlanden worden deze oevers en overige begroeiingen gemaaid. In de oeverzones worden geen streng beschermde amfibieën en vissen verwacht. Wel kunnen zich bij voldoende hoge temperaturen amfibieën en vogels in de huidige rietzone bevinden en, bij lagere temperaturen, meer algemene amfibieën zich in de bodem hebben ingegraven. In de gedragscode van de waterschappen zijn richtlijnen voor werkzaamheden in en aan water opgenomen. Het maaien van de oeverbegroeiing kan worden vergeleken met de maatregelen “Maaien bermen, dijken en schouwpaden” en/of “snoeien en dunnen van opgaande beplanting” en/of “vergraven van bovengrond/graven” uit de gedragscode. Voor al deze maatregelen valt de periode november t/m medio maart binnen de “voorkeursperiode, met minste risico op afbreuk aan populaties van soorten”. Voorgesteld wordt om in het kader van de zorgplicht de rietvegetatie en andere begroeiingen in de wintermaanden 2010/2011 kort te maaien, zodat zich daar geen dieren meer vestigen om zich voort te planten. Indien het maaien bij vorst en/of sneeuw wordt uitgevoerd, dient extra zorgvuldig te worden gelet op dieren die zich in het riet ophouden . Het “aanlanden” kan worden vergeleken met de maatregelen “baggeren van bodems en herprofilering” en/of “afdammen, dempen, vergraven van watergangen” uit de gedragscode. Voor deze maatregelen valt de periode november - medio maart binnen de “2e voorkeursperiode: “Ja, mits”. Uitvoering met de nodige schade beperkende maatregelen”. De daarvoor in de gedragscode gegeven richtlijnen zijn dat bij de uitvoering rekening wordt gehouden met bestaande richtlijnen voor de temperatuur van het water (tussen 10 en 25° C). Als die te hoog of te laag is, dan is extra voorzorg noodzakelijk. Bij een te lage temperatuur raken vissen en amfibieën inactief waardoor zij niet meer kunnen vluchten. Op plaatsen waar juridisch zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3) worden verwacht, stemt het waterschap de datum van de werkzaamheden en de methode af op de instandhouding van deze soorten. Baggerwerkzaamheden worden in beginsel uitgevoerd in de periode van 15 juli tot 1 november, met een voorkeur voor de maanden september en oktober. In de maanden november-december kan nog worden gebaggerd zo lang de winterrust van vissen en amfibieën nog niet is ingetreden, dat wil zeggen, zolang de watertemperatuur boven de 10° C blijft. In tweede instantie kan slechts gebaggerd worden tussen 1 juni en 15 juli en na het intreden van de winterrust (tussen 1 november en 15 maart), mits de werkzaamheden op kleinere schaal gefaseerd plaatsvinden. Dat wil zeggen: als ook lokaal zo veel leefgebied wordt gespaard (minimaal 25%), als nodig is om de functies van het leefgebied van te beschermen soort(en) te kunnen behouden. Door fijnmaziger te werken kunnen te beschermen soorten vluchten, dan wel de gebaggerde delen opnieuw bevolken. In de Rietplas worden geen soorten van tabel 2 of 3 verwacht. In het kader van de zorgplicht wordt geadviseerd om desalniettemin zoveel als praktisch mogelijk en redelijk is volgens de richtlijnen uit de gedragscode te werken. Voorgesteld wordt om, direct voorafgaand aan het aanlanden, over de gehele oeverlengte een breedte van ca. 15 meter (loodrecht op de oeverzo-
R IETPLAS (H O U TEN ) - Z O RG PLIC HT F LO RA - EN
FAU N AW ET IN RELATIE TO T U ITVO ERIN G
4
ne) de waterbodem met een kraanbak tot een diepte van ca. 20 cm op te scheppen en over het land uit te spreiden. De uitgespreide bagger wordt direct door een ervaren ecoloog nagezocht op dieren; eventueel aangetroffen dieren worden op een geschikte locatie, bijvoorbeeld aan de overzijde van de plas, weer teruggezet. Daarbij wordt er voor gezorgd dat ze direct buiten bereik van predatoren (reigers, meeuwen, kraaien) zijn door ze ín het water te zetten. Uitvoering bij een watertemperatuur van 100 C of hoger is ideaal. Uitvoering bij een temperatuur van 00 C of lager wordt afgeraden omdat dan eventueel ingegraven dieren zeer immobiel zijn. Geadviseerd wordt om, als de werkzaamheden niet kunnen worden uitgesteld tot het water een temperatuur van 100 C heeft, het opscheppen, uitspreiden en nazoeken van de bagger uit te voeren in een zonnige periode bij een luchttemperatuur van 100 C. Eventueel in de bagger aanwezige dieren zullen dan door de luchttemperatuur maar vooral door de zonnewarmte enigszins opwarmen en actiever worden. Eventueel gevonden dieren kunnen dan op een vooraf zorgvuldig geselecteerde locatie weer worden uitgezet. Baggeren in de periode medio maart t/m eind mei valt in de 3e voorkeursperiode: “nee tenzij, alleen in uiterste noodzaak en met de nodige schadebeperkende maatregelen”.
R IETPLAS (H O U TEN ) - Z O RG PLIC HT F LO RA - EN
FAU N AW ET IN RELATIE TO T U ITVO ERIN G
5
4
VERVOLG Als volgens bovenstaande richtlijnen wordt gewerkt, worden naar de mening van De Groene Ruimte alle maatregelen genomen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd om nadelige gevolgen voor de fauna te voorkomen of deze zoveel mogelijk te beperken, waarmee voldaan wordt aan de zorgplicht. Geadviseerd wordt om de hier aanbevolen aanpak op voorhand voor te leggen aan het ministerie van LNV met de vraag of zij de opvatting deelt dat hiermee voldaan wordt aan de zorgplicht of dat in het kader van de zorgplicht eventueel aanpassing of aanvulling van de maatregelen wenselijk of vereist is.
R IETPLAS (H O U TEN ) - Z O RG PLIC HT F LO RA - EN
FAU N AW ET IN RELATIE TO T U ITVO ERIN G
6