Richtlijn voor het opstellen van een protocol voor samenwerking tussen ziekenhuizen en jeugdzorginstanties
Mei 2010
Mei 2010 CAOP - Veiligezorg®
Voorwoord Ziekenhuizen moeten soms zorg verlenen aan een kind en ouders die zich in moeilijke omstandigheden bevinden. Niet alleen het ziekenhuis maar ook andere instanties zoals het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en anderen zijn daar dan bij betrokken. Goede samenwerking is dan belangrijk. Deze handreiking is tot stand gekomen, op verzoek van ziekenhuizen om die samenwerking, zowel intern als met externe instanties te verbeteren. Het CAOP heeft dit, in samenwerking met het Landelijk Bureau van de Raad voor de Kinderbescherming en diverse ziekenhuizen (zie bijlage 5), opgepakt in het kader van Veiligezorg®. Goede samenwerking is nodig om agressie en ongewenst gedrag te voorkomen, medewerkers hiertegen te kunnen beschermen en de veiligheid te vergroten. We willen graag iedereen bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze handreiking. Drs. Elisabeth J. Brouwer CAOP - Den Haag, mei 2010
1
INHOUD
1.
Inleiding
2.
Doel
3.
Toepassing voor het protocol
4.
Gevolgen voor ouders en kind
5.
Opzet van deze handreiking
6.
Betrokkenen
7
Cruciaal in het protocol en het proces
8
Onderwerpen in het protocol
9
Stappenplan 'protocol opstellen'
BIJLAGEN Bijlage 1
Kinderbeschermingsmaatregelen Processchema Keten Civiel
Bijlage 2
Inhoud van het protocol
Bijlage 3
Stappenplan 'protocol opstellen'
Bijlage 4
Afkortingen
Bijlage 5
Ziekenhuizen die hebben meegewerkt
2
1. Inleiding Als een ziekenhuis rond de zorg voor ouder(s) en kind te maken krijgt met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en andere instanties is het belangrijk om in het belang van alle betrokkenen goed samen te werken. Hiervoor zijn heldere afspraken nodig. Deze handreiking is geschreven om ziekenhuizen in staat te stellen voor dergelijke situaties een protocol op te stellen. Een protocol bevat zowel informatie die voor alle situaties gelijk is als ziekenhuisspecifieke informatie, zoals namen van afdelingen, specifieke medewerkers, contactgegevens, interne afspraken, etc. Dit geldt ook voor de externe organisaties waarmee uw ziekenhuis te maken krijgt. Die kunnen per ziekenhuis/regio verschillen, in ieder geval de contactpersonen en de contactgegevens. Deze handreiking bevat: o
aanwijzingen voor de inhoud van een protocol;
o
een procesbeschrijving om het protocol op te stellen, in de vorm van een stappenplan.
Het opstellen van een procesbeschrijving was mogelijk op basis van de ervaringen bij het opstellen van het protocol in 2009 in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam (AMC). Een procesbeschrijving is opgenomen omdat het proces van het gezamenlijk opstellen van het protocol misschien wel net zo belangrijk is als de uiteindelijke inhoud. Voorbeeldprotocollen dienen ter inspiratie, maar het is belangrijk om met elkaar aan tafel te gaan zitten en een eigen proces in te gaan. Hierbij leer je elkaar kennen, hoor je van elkaar waar de knelpunten zitten en waardoor ze ontstaan. Zo krijg je meer begrip voor elkaars situatie, wat bijdraagt aan de bereidheid om beter samen te werken. De aanwijzingen voor de inhoud van het protocol zijn gebaseerd op het AMC-protocol, het protocol van het Catharina-ziekenhuis te Eindhoven en mondeling meegedeelde ervaringen uit andere ziekenhuizen. De protocollen van het AMC en het Catharina-ziekenhuis kunt u vinden op de website van Veiligezorg® (www.veiligezorg.nl).
2. Doel Deze handreiking dient als hulpmiddel bij het opstellen van een protocol ter verbetering van de samenwerking zowel met externe partijen die betrokken zijn bij de zorg voor ouder en kind als intern in het ziekenhuis. Doel hiervan is de veiligheid voor allen die betrokken zijn bij de zorg voor ouder(s) en kind te vergroten.
3. Toepassing voor het protocol Soms kunnen ouders hun kind niet de zorg en opvoeding bieden die nodig zijn voor een evenwichtige ontwikkeling. Verschillende omstandigheden, zoals psychische problemen en psychiatrische ziektebeelden, een moeder die zwakbegaafd of minderjarig is en drugsgebruik of andere verslavingen en de samenhangende sociaaleconomische problemen zoals schulden en dakloosheid, kunnen de zorg voor het kind bemoeilijken.
3
Als moeder en/of het kind in dergelijke situaties in het ziekenhuis terechtkomen is, naast medische zorg, ook aandacht nodig voor de sociale kant. Bij voorkeur worden de ouder(s) op basis van vrijwilligheid begeleid. Wanneer dat niet mogelijk is, moeten externe instanties worden ingeschakeld zoals het AMK, Bureau Jeugdzorg en soms ook de Raad voor de Kinderbescherming. Maar ook diverse andere instanties kunnen erbij betrokken raken. Het kan ook zijn dat een ouder en kind al voordat ze in het ziekenhuis komen, bekend zijn bij deze instanties. Het protocol waar deze handreiking voor geschreven is, heeft betrekking op de volgende situaties: •
opname van een kind waarbij een vermoeden van kindermishandeling leidt tot een melding bij AMK;
•
opname van een kind dat al is aangemeld bij het AMK;
•
een kind komt naar of verblijft in het ziekenhuis en er is of wordt een (voorlopige) kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken (zie bijlage 1 voor een toelichting op deze maatregelen);
•
een zwangere vrouw komt naar het ziekenhuis om te bevallen of verblijft al in het ziekenhuis en er is of wordt een (voorlopige) kinderbeschermingsmaatregel uitgesproken;
•
ouders hebben begeleiding nodig bij de zorg voor en opvoeding van hun kind.
Wanneer er geen goede afspraken zijn over ieders rol en taken en er is geen goede afstemming, kunnen er moeilijke situaties ontstaan. Die kunnen tot frustratie leiden, maar ook tot onveiligheid voor de medewerkers en anderen op de betrokken afdeling. Ouders of familie kunnen agressief worden of ander ongewenst gedrag vertonen. Enkele voorbeelden van situaties waarin problemen kunnen ontstaan: o
De moeder krijgt kort na de bevalling te horen dat zij niet voor haar kind mag zorgen. Op hetzelfde moment wordt het kind overgeplaatst naar een ander ziekenhuis of naar een opvangadres. De ouders zijn het daar niet mee eens en het gesprek wordt niet op een goede manier of op een goede locatie gevoerd.
o
Ouders accepteren niet dat hun kind wordt aangemeld bij het AMK.
o
Ouders accepteren de opgelegde kinderbeschermingsmaatregel (zie bijlage 1) niet en reageren dit af op het kind, medewerkers of anderen.
o
Ouders worden over een maatregel geïnformeerd en het gesprek wordt niet op het juiste moment, de juiste manier en/of op de juiste plek gevoerd: bijvoorbeeld op vrijdagmiddag of in het weekend, op de afdeling zelf, in een onveilige ruimte.
o
Betrokkenen (ouders, verpleging, artsen, beveiliging, AMK, Raad voor de Kinderbescherming, (gezins)voogd e.d.) communiceren onvoldoende met elkaar en/of houden zich niet aan afspraken.
o
Overdracht verloopt niet soepel; contactpersonen zijn niet duidelijk en/of niet bereikbaar/beschikbaar.
o
Het is niet duidelijk welke afspraken met ouders zijn gemaakt.
4
4. Gevolgen voor ouders en kind Wanneer ouders niet in staat zijn goed voor hun kind te zorgen, kan dat ertoe leiden dat het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), Bureau Jeugdzorg (BJZ) en soms de Raad voor de Kinderbescherming moeten worden ingeschakeld. Wat de gevolgen zijn voor ouder(s) en kind hangt af van de situatie. De melding komt in eerste instantie terecht bij BJZ/AMK die de zaak vervolgens kunnen doorgeleiden naar de Raad voor de Kinderbescherming. Uiteindelijk kan dit leiden tot een kinderbeschermingsmaatregel. De meest voorkomende maatregel is ondertoezichtstelling. Ontheffing en ontzetting uit het ouderlijk gezag zijn zwaardere maatregelen. Zie bijlage 1 voor verdere uitleg.
5. Opzet van deze handreiking Deze handreiking dient als hulpmiddel bij het opstellen van een concreet protocol. Enkele ziekenhuizen hebben al protocollen gemaakt. Voor zover die bij ons bekend zijn, staan ze op de website van Veiligezorg® (www.veiligezorg.nl). De protocollen verschillen sterk van elkaar. Het meest uitgebreid is het protocol van het AMC. Het AMC-protocol is ontwikkeld en opgesteld in een proces van gezamenlijk overleg met alle betrokkenen. De inhoud en omvang van een protocol kan afhankelijk zijn van: o
de problematiek waar het ziekenhuis mee te maken krijgt en de frequentie daarvan;
o
de omvang en organisatie van het ziekenhuis (zorglijnen, specifieke afdelingen, e.d.);
o
bestaande contacten, de wijze waarop de samenwerking nu verloopt, betrokken organisaties in de stad en/of in de regio, e.d.
In deze handreiking vindt u: o
de personen en instanties die (mogelijk) een rol spelen in het hele proces. Daarvoor zijn de meest gangbare benamingen gebruikt. Dit kan uiteraard per ziekenhuis en per stad of regio verschillen (paragraaf 6);
o
wat cruciale punten zijn die in ieder geval goed geregeld moeten worden en in het protocol moeten worden opgenomen (paragraaf 7);
o
de onderwerpen waarover u afspraken maakt (paragraaf 8).
o
een stappenplan dat u kunt volgen bij het opstellen van het protocol (paragraaf 9);
Het protocol bestaat uit vijf delen: I
Kinderen
II
Ongeboren baby's
III
Vrijwillige begeleiding van ouder(s)
IV
Begeleiding, opvang en nazorg van medewerkers
V
Evaluatie
6. Betrokkenen In situaties waarbij het protocol in werking treedt, kan een groot aantal personen betrokken zijn. Goede coördinatie en onderlinge afstemming zijn dan van het grootste belang. Dit betekent dat er in elk ziekenhuis iemand moet zijn die deze taak op zich neemt. In deze handreiking noemen we deze persoon de coördinator.
5
Het is belangrijk dat deze persoon zich op het gewenste moment vrij kan maken voor overleg of om zaken te regelen. Ook moet het iemand zijn die niet te (emotioneel) betrokken is bij de casus. Meest voor de hand liggend is het hoofd van de kinderafdeling of een (medisch) maatschappelijk werker. In sommige ziekenhuizen vervult de behandelend kinderarts deze rol. Nadeel hiervan is dat het voor (kinder)artsen vaak lastig is om snel tijd vrij te maken voor een onverwacht overleg, of om praktische zaken te regelen. Het proces vraagt ook veel afstemming met externen. Dat kost veel tijd. Hieronder staat een lijst met functionarissen die allen op de één of andere manier bij een casus betrokken kunnen raken. Wanneer het om een opgenomen kind gaat, zijn er andere betrokkenen dan wanneer het een zwangere vrouw betreft die gaat bevallen. U hoeft niet iedereen te betrekken bij het opstellen van het protocol. Wel moet iedereen het protocol krijgen of op de hoogte worden gesteld dat er een protocol is. In het protocol wordt opgenomen wie, wanneer en op welke manier bij een casus betrokken zal zijn. Mogelijk betrokken functionarissen en instanties Intern: o
manager Zorg Moeder/Kindafdelingen
o
teamleider/unithoofd van de betrokken verpleegafdelingen
o
verpleegkundigen
o
kinderartsen
o
gynaecologen
o
verloskundigen
o
neonatoloog
o
arts-assistenten
o
vertrouwensarts
o
personeel verloskamers
o
(medisch) maatschappelijk werk
o
psycholoog
o
psychiater/PAAZ-afdeling
o
nazorgverpleegkundige
o
receptie & beveiliging
o
hoofd Veiligheid/manager Integrale Veiligheid
o
(secretaris) raad van bestuur (RvB)
o
medisch directeur/lid RvB Medische Zaken
o
bureau Patiëntenbelangen
o
klachtenfunctionaris
o
ouders/verzorgers van andere kinderen
Behalve de hier genoemde artsen, kunnen ook andere artsen rechtstreeks te maken krijgen met een vermoeden van kindermishandeling. Het is goed dat zij, behalve van het protocol Kindermishandeling, ook op de hoogte zijn van het feit dat er een protocol Veiligezorg® is en dat het ziekenhuis hiervoor een coördinator heeft.
6
Extern: o
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
o
Raad voor de Kinderbescherming (beleidsadviseur als eerste aanspreekpunt)
o
Bureau Jeugdzorg
o
andere instellingen die een (gezins-)voogd toewijzen (b.v. Leger des Heils, William Schrikker Groep)
o
GGZ
o
MEE
o
verslavingszorg
o
daklozenopvang
o
politie
o
NIDOS (voogdijinstantie voor minderjarige asielzoekers)
o
FIOM
7. Cruciaal in het (opstellen van het) protocol Ongewenste en onveilige situaties zijn vaak te voorkomen door goede afspraken te maken met alle betrokkenen en die afspraken ook na te komen. Op grond van de ervaringen in verschillende ziekenhuizen benoemen we een aantal cruciale zaken en zaken waarvoor geldt dat het zeer wenselijk is dat u ze goed regelt. Betrokken personen en instanties
Bepaal, op basis van de lijst bij punt 6, welke personen, afdelingen en instanties betrokken moeten worden bij het opstellen van het protocol. Denk daarbij ook aan beveiliging en politie.
Benoem een coördinator met een leidende en coördinerende rol. Hiervoor komen het meest in aanmerking: de manager zorg/hoofd van de kinderafdeling of een (medisch) maatschappelijk werker.
Zorg ervoor dat alle betrokkenen met een centrale rol vervangers hebben. Denk daarbij aan de (gezins)voogd, de coördinator in het ziekenhuis en contactpersonen bij externe instanties.
Controleer regelmatig de gegevens (naam, functie, telefoonnummer, e-mailadres) van alle betrokkenen.
Legitimeren
Wanneer medewerkers van de externe bevoegde instanties in het ziekenhuis komen, moeten zij zich, voorafgaand aan elke handeling die zij in het kader van hun functie wensen uit te voeren, altijd melden en legitimeren. Maak goede afspraken over bij wie zij zich moeten melden en legitimeren. (Bijvoorbeeld op de betreffende afdeling bij het hoofd of diens vervanger, of bij de coördinator.)
7
Gesprekken voeren
Maak goede afspraken over waar de gesprekken plaatsvinden waar een externe instantie bij betrokken is. Dit is bij voorkeur buiten het ziekenhuis. Overweeg om het gesprek te houden op het kantoor van de betrokken externe organisatie (Bureau Jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming). Als de (medische) situatie van de betrokkenen dat niet toelaat, organiseer het gesprek dan in ieder geval buiten de afdeling, in een rustige, neutrale en veilige ruimte die: -
geen geluiden naar buiten doorlaat;
-
voorzien is van een alarmsysteem en bij de beveiliging als zodanig bekend is.
Zorg ervoor dat hulpverleners altijd bij de deur zitten, verwijder voorwerpen waar makkelijk mee gegooid of geslagen kan worden, e.d.
Maak goede afspraken over wanneer een gesprek zal plaatsvinden. In veel ziekenhuizen is dit bij voorkeur niet op vrijdagmiddag of in het weekend, in verband met de beschikbaarheid en bereikbaarheid van beveiliging en/of andere betrokkenen.
Informatie uitwisselen
Informatie aan het ziekenhuis over een kinderbeschermingsmaatregel, waaronder de beschikking van de rechter, moet het ziekenhuis in principe altijd schriftelijk (per fax of per e-mail) ontvangen. Dit is niet altijd mogelijk. Maak vooraf afspraken over de te volgen procedure in die situaties, bijvoorbeeld met een bevestiging per e-mail.
Maak heldere afspraken over wie, wanneer, welke informatie krijgt. De ervaring leert dat het beter is als, met name bij de verpleegkundigen: -
zo min mogelijk mensen op de hoogte zijn van wat er gaat gebeuren;
-
zij daar zo kort mogelijk van tevoren over worden geïnformeerd.
Zo voorkomt u dat er ruis in de informatievoorziening optreedt of dat medewerkers worden belast met informatie die voor hen niet direct van belang is.
Maak goede afspraken over de registratie van (schuil)namen.
Stel de politie (Jeugd- en Zedenpolitie) op de hoogte wanneer bij een kind dat in het ziekenhuis wordt opgenomen een gerede kans op problemen bestaat. Maak afspraken over wie de politie informeert (bijvoorbeeld de beveiliging, de politiecontactfunctionaris, de coördinator).
Maak heldere afspraken over bezoekregelingen voor ouders en anderen, zoals familie, en stel alle betrokkenen daarvan op de hoogte.
Ouders worden bij voorkeur zoveel mogelijk normaal geïnformeerd over de gang van zaken, tenzij nadrukkelijk anders wordt afgesproken met Bureau Jeugdzorg of een andere instantie.
8
Nazorg personeel
Omgaan met situaties waarin sprake is van beperking van het gezag van de ouders, opgelegd door de rechter, kan voor de medewerkers zeer onprettig zijn. Dat hoeft niet voor iedereen gelijk te zijn. Opvang en nazorg van personeel moeten goed geregeld zijn.
In situaties waarin een besluit wordt genomen dat niet past bij het gevoel van de medewerkers, is extra aandacht nodig voor uitleg en nazorg, zowel voor medewerkers als voor de ouder(s).
Evaluatie
Maak afspraken over de frequentie waarmee casussen worden besproken (intern en met externen). Ook regionaal overleg met enige regelmaat kan zinvol zijn.
Maak afspraken met de belangrijkste betrokkenen over de evaluatie van het protocol.
Onderwerpen in het protocol De delen I en II van het protocol gaan over situaties rondom ongeboren baby’s en kinderen in het ziekenhuis. Dit is naar het voorbeeld van het AMC-protocol. Deel III gaat over de vrijwillige begeleiding van ouder(s) en kind, dus nog zonder dat AMK, Bureau Jeugdzorg en/of de Raad voor de Kinderbescherming erbij betrokken zijn. Dat kan later wel het geval zijn. Dit deel is gebaseerd op het protocol van het Catharina-ziekenhuis. De letters tussen haakjes verwijzen naar de hoofdstukken in de inhoudsopgave van het voorbeeldprotocol (bijlage 2). 1
Kindermishandeling of het vermoeden van kindermishandeling (C)
2
Kind in het ziekenhuis en een (voorlopige) ondertoezichtstelling (V)OTS (D)
3
Kind in het ziekenhuis als tijdelijke opvang, bij een (voorlopige) ondertoezichtstelling met een machtiging van uithuisplaatsing (E)
4
Afstand ter adoptie (F)
5
(Voorlopige) ondertoezichtstelling met machtiging tot uithuisplaatsing bij ongeboren kinderen; ouders worden voor de geboorte op de hoogte gesteld. (G)
6
(Voorlopige) ondertoezichtstelling met machtiging tot uithuisplaatsing bij ongeboren kinderen; met geheimhouding (H)
7
Vrijwillige begeleiding van de moeder tijdens de zwangerschap (I)
8
Vrijwillige begeleiding van de moeder na de bevalling (J)
9
Overige afspraken (K)
10
Opvang en nazorg
11
Evaluatieafspraken
De protocollen van de ziekenhuizen waar deze handreiking naar verwijst, zijn te vinden op de website van Veiligezorg® www.veiligezorg.nl.
9
8. Stappenplan ‘protocol opstellen’ In bijlage 3 is een stappenplan opgenomen voor het opstellen van een protocol. Pas de voorbeeldprotocollen aan uw eigen situatie aan. Doe dit samen met betrokkenen! Een goede manier om dat aan pakken is door verschillende bijeenkomsten te organiseren en per bijeenkomst een deel van het protocol te bespreken. Dat heeft als bijkomend voordeel dat niet bij elk deel alle betrokkenen (bijv. kinderafdeling, verloskunde/gynaecologie) aanwezig hoeven te zijn. Dit kan per keer worden bekeken.
10
BIJLAGE 1 - Kinderbeschermingsmaatregelen Deze toelichting is afkomstig van het Landelijk Bureau voor de Raad voor de Kinderbescherming in Utrecht. De rol van de Raad voor de Kinderbescherming Soms kunnen ouders hun kind (tijdelijk) niet de opvoeding en zorg bieden die nodig is voor een evenwichtige ontwikkeling tot zelfstandigheid. In dat geval kan, vaak door tussenkomst van Bureau Jeugdzorg of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, de Raad voor de Kinderbescherming bij het gezin worden betrokken. Bureau Jeugdzorg en Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Bij opvoedingsproblemen krijgt een gezin in het algemeen eerst te maken met Bureau Jeugdzorg (BJZ) of het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Ouders kunnen BJZ zelf inschakelen. Ze kunnen ook met BJZ of het AMK te maken krijgen als anderen zich ongerust maken over de opvoedingssituatie van een kind. Bezorgde buitenstaanders kunnen bij deze instanties namelijk om advies vragen of een melding doen. BJZ probeert vervolgens het gezin te helpen om de moeilijkheden op vrijwillige basis op te lossen. Meer informatie is te vinden via onderstaande links. Zorgen over een kind Website Bureau Jeugdzorg (BJZ) Website Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) De werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming Als ouders samen met BJZ de problemen niet kunnen oplossen en de opvoedingssituatie is bedreigend voor de ontwikkeling van het kind, dan schakelt BJZ/AMK de Raad voor de Kinderbescherming in. BJZ/AMK draagt dan de beschikbare informatie over aan de Raad. De Raad stelt vervolgens een onderzoek in naar het kind en het gezin om te achterhalen of er inderdaad sprake is van een bedreigende opvoedingssituatie. Op basis van het onderzoek besluit de Raad wat er moet gebeuren om de ontwikkeling van het kind veilig te stellen. Soms is de minderjarige al bekend bij de Raad, omdat de Raad al bezig is met een ander onderzoek, bijvoorbeeld omdat een jeugdige met de politie in aanraking is gekomen. In zo'n geval kan de Raad, zonder tussenkomst van het AMK, besluiten tot een nader onderzoek in verband met een mogelijk bedreigende opvoedingssituatie. De Raad brengt het AMK wel op de hoogte van zijn beslissing en verstrekt dan ook (persoons)gegevens van het gezin. Het onderzoek en de rapportage Tijdens het onderzoek gaat een raadsonderzoeker na of opvoedingsproblemen de ontwikkeling van het kind zodanig bedreigen dat daar iets aan gedaan moet worden. Hij voert gesprekken met verschillende personen en betrekt andere medewerkers van de Raad bij zijn beslissingen. De raadsonderzoeker sluit het onderzoek af met een rapport waarin hij verslag doet van het onderzoek.
11
De uitkomst van het onderzoek Uit het onderzoek volgt het oordeel van de Raad over wat er moet gebeuren om de ontwikkeling van het kind veilig te stellen zodat hij zich kan ontwikkelen tot een gezonde en zelfstandige volwassene. De Raad zoekt, bij voorkeur samen met de ouders, een oplossing die in het belang is van het kind. Het kan blijken dat er geen verdere bemoeienis van de Raad nodig is, bijvoorbeeld omdat de opvoedingsproblemen al tijdens het onderzoek opgelost zijn. Verder kan de Raad oordelen dat verplichte hulp (nog) niet nodig is. Wel kan de Raad de ouders adviseren om hulp te zoeken. Zo nodig zal de Raad de ouders terugverwijzen naar BJZ. Verplichte hulp Uit het onderzoek kan ook blijken dat de ontwikkeling van het kind zo ernstig wordt bedreigd, dat hulp verplicht moet worden gesteld. In dat geval vraagt de Raad aan de rechter om een ‘kinderbeschermingsmaatregel’ op te leggen. Een kinderbeschermingsmaatregel is voor zowel ouders als kind zeer ingrijpend. De Raad doet het verzoek om een maatregel op te leggen daarom weloverwogen en uitsluitend als: -
vrijwillige hulp niet (meer) voldoende is, of
-
de ouders geen hulp willen accepteren, en
-
het onderzoek bevestigt dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd.
Kinderbeschermingsmaatregelen Om de ontwikkeling van een kind veilig te stellen kan de rechter, op verzoek van de Raad, een kinderbeschermingsmaatregel opleggen. De meest voorkomende maatregel is de ondertoezichtstelling. Zwaardere maatregelen zijn ontheffing en ontzetting uit het ouderlijk gezag. Ondertoezichtstelling Bureau Jeugdzorg wijst het kind een gezinsvoogd toe. Deze gezinsvoogd begeleidt het kind en zijn ouders bij het oplossen van de opvoedingsproblemen. De ouders behouden het gezag over hun kind en blijven zelf verantwoordelijk voor de opvoeding, maar zowel ouders als kind zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die de gezinsvoogd daarbij geeft. In principe blijft het kind thuis wonen. De rechter kan echter in het belang van het kind besluiten om hem (tijdelijk) in een pleeggezin of tehuis te plaatsen. Als een kind acuut gevaar loopt en snel uit huis geplaatst moet worden, kan de Raad de rechter om een voorlopige ondertoezichtstelling verzoeken. Tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling zet de Raad het onderzoek voort. De voorlopige ondertoezichtstelling kan overgaan in een gewone ondertoezichtstelling. Ontheffing Als de ouders ongeschikt of niet in staat zijn om hun kind op te voeden en te verzorgen, krijgt een ander voor onbepaalde tijd het gezag over het kind. Meestal is dat het BJZ. Deze organisatie oefent in dat geval de voogdij uit over het kind. Het kind wordt opgevoed in een pleeggezin of tehuis. De ouders hebben dan officieel niets meer over het kind te vertellen, maar blijven wel zo veel mogelijk bij hem betrokken. De ontheffing kan niet worden uitgesproken als een ouder zich daar tegen verzet, maar de wet kent enkele uitzonderingen op dit principe. Dan is sprake van een ‘gedwongen ontheffing’.
12
Ontzetting Als ouders zich tegenover hun kind verwijtbaar misdragen, kunnen zij uit het ouderlijk gezag worden ontzet. Het gezag over het kind wordt meestal overgedragen aan het BJZ, dat dan de voogdij over het kind uitoefent. Het kind gaat naar een pleeggezin of tehuis. De rechter kan de ontzetting alleen uitspreken als hij dit, in het belang van het kind, noodzakelijk vindt. Duur van een kinderbeschermingsmaatregel De ondertoezichtstelling duurt maximaal een jaar en kan zo nodig telkens met maximaal een jaar worden verlengd. In geval van ontheffing of ontzetting kunnen ouders na verloop van tijd aan de rechter vragen om hen weer het gezag over het kind te geven (herstel). De rechter zal daarmee instemmen als de eerdere gronden om de ouders te ontheffen of ontzetten, niet meer aanwezig zijn. Beslissing door de rechter De rechter neemt niet zomaar het besluit om een kinderbeschermingsmaatregel op te leggen. Hij wil ook de mening van de ouders horen; een advocaat kan hen daarin bijstaan. Als het kind twaalf jaar of ouder is, vraagt de rechter ook zijn mening. De rechter maakt bij zijn beslissing gebruik van de informatie uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. Hij is echter niet verplicht om het verzoek van de Raad in te willigen. Op de volgende pagina wordt het proces in schema weergegeven.
13
Processchema 'Keten Civiel' binnen de Raad voor de Kinderbescherming
Instroom Melding door zorgmelders of derden. Of eigen verzoek vrijwillige hulpverlening
Centrale toegang BJAA (JHV, AMK, JGZ) Beoordelen of vrijwillige hulpverlening nog uitkomst kan bieden of dat een zaak of beschermingswaardig is. In dat laatste geval gaat een zaak naar het casusoverleg.
CASUSOVERLEG Kijken of zaak beschermingswaardig is. Zo ja, Raad neemt in onderzoek.
Aanbod vrijwillige hulpverlening Zorgaanbod, organiseren hulp die cliënten vragen.
Raad Onderzoekt of kind in ontwikkeling wordt bedreigd. Dient zo nodig rekest voor maatregel in bij rechtbank.
Rechtbank Legt zo nodig maatregel op, bijvoorbeeld ondertoezichtstelling (OTS)
BJAA Jeugdbescherming Levert gezinsvoogd als OTS, die schakelt zorgaanbod in.
Zorgaanbieders Leveren zorgaanbod om bedreiging af te wenden.
14
BIJLAGE 2 – Inhoud voorbeeldprotocol Met het opstellen van het protocol legt u algemeen geldende afspraken vast. Daarnaast is het nodig om voor bepaalde situaties een specifiek draaiboek te maken. Een voorbeeld van een draaiboek uit het AMC is eveneens op de website van Veiligezorg® te vinden. Dit voorbeeldprotocol bestaat uit een inleiding en vijf delen: I
Kinderen
II
Ongeboren baby's
III
Vrijwillige begeleiding van moeder/ouders
IV
Begeleiding, opvang en nazorg van medewerkers
V
Evaluatie
Inleiding A.
Doel van het protocol
In deze paragraaf beschrijft u het doel of de doelen waarvoor het protocol is opgesteld: o
goede zorg voor ouder(s) en kind;
o
zorg en aandacht voor de medewerkers;
o
goede samenwerking tussen intern betrokkenen in het ziekenhuis;
o
goede samenwerking tussen het ziekenhuis en externe instanties en personen;
o
agressie en ongewenst gedrag voorkomen.
B.
Betrokken organisaties en personen
Rollen, verantwoordelijkheden en taken van: o
coördinator/centraal aanspreekpunt;
o
betrokkenen in het ziekenhuis;
o
betrokken organisaties en contactpersonen buiten het ziekenhuis;
In dit deel van het protocol worden alle betrokkenen genoemd en wordt in algemene zin afgesproken wat ieders rol, verantwoordelijkheden en taken zijn. In de volgende hoofdstukken worden bij de beschreven specifieke situaties ook de specifieke taken benoemd. Voor de invulling van onderstaande onderdelen kunt u de voorbeeldprotocollen gebruiken.
DEEL I – KINDEREN (zie protocol AMC) In dit deel van het protocol neemt u afspraken op over de handelwijze wanneer er zorgen zijn om het kind vanwege een vermoeden van kindermishandeling of om een andere reden.
C. Procedure Kindermishandeling Voor de procedures omtrent het melden van (een vermoeden van) kindermishandeling wordt verwezen naar een (landelijk of ziekenhuisspecifiek) protocol Kindermishandeling.
15
In een draaiboek neemt u specifiek voor een bepaalde casus op: -
hoe om te gaan met de situatie in het ziekenhuis;
-
de samenwerking met externen.
Leg in het protocol vast wat in het draaiboek moet worden opgenomen. D. Procedure: kind in het ziekenhuis en (voorlopige) ondertoezichtstelling - (V)OTS Een kind verblijft in het ziekenhuis en de melding aan het AMK wordt doorgeleid naar de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad stelt een onderzoek in waarbij in beginsel betrokkenen worden gehoord. Blijkt dit niet mogelijk, dan worden zij op de hoogte gesteld nadat de rechter de kinderbeschermingsmaatregel heeft uitgesproken. Specifieke afspraken gelden voor de volgende fasen: o
fase onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming;
o
fase VOTS en machtiging uithuisplaatsing.
E. Procedure: kind in het ziekenhuis als tijdelijke opvang, bij een (V)OTS met een machtiging van uithuisplaatsing Een kind wordt uit huis geplaatst en naar het ziekenhuis gebracht dat als opvangplek dient. F. Afstand ter adoptie Wanneer de moeder de wens te kennen geeft afstand te willen doen van het kind en Bureau Jeugdzorg nog niet bij de zaak betrokken is, kan het ziekenhuis contact opnemen met het FIOM (onderdeel van Bureau Jeugdzorg) dat afstandsmoeders begeleidt.
DEEL II – ONGEBOREN BABY'S (zie protocol AMC) In dit deel van het protocol neemt u afspraken op over de handelwijze wanneer er zorgen zijn over de ongeboren baby. Bij zorgen over ongeborenen is het van belang om zo vroeg mogelijk in de zwangerschap te handelen. Als er aanleiding is voor een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) wordt er naar gestreefd om de eventuele maatregel te bespreken met de aanstaande moeder/ouders. Dit protocol heeft betrekking op situaties waarin de moeder in het ziekenhuis bevalt en/of er sprake is van psychiatrische problematiek bij de moeder: -
bij G neemt u afspraken op die voor en na de geboorte gelden;
-
bij H gaat het om situaties waarin geheimhouding geldt.
G. (V)OTS met machtiging tot uithuisplaatsing bij ongeboren kinderen ouders worden voor de geboorte op de hoogte gesteld Als tijdens de zwangerschap al duidelijk is dat de aanstaande ouder(s) niet voor het kind kunnen zorgen, wordt het kind na de geboorte uit huis geplaatst. Er gelden specifieke afspraken: o
voor de geboorte;
o
na de geboorte.
16
H.
(V)OTS met machtiging tot uithuisplaatsing bij ongeboren kinderen met geheimhouding
Geheimhouding kan nodig zijn in gevallen waarin een risico bestaat op vluchtgedrag en/of mijden van (medische) zorg, waardoor de aanstaande moeder en het ongeboren kind gevaar lopen. Er gelden specifieke afspraken: o
voor de geboorte;
o
na de geboorte.
Deel III – VRIJWILLIGE BEGELEIDING VAN DE OUDER(S) (zie protocol Catharina-ziekenhuis) Problematiek van de moeder en er is (nog) geen melding gedaan bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en/of nog geen betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming In dit deel van het protocol neemt u afspraken op over afstemming en samenwerking, zowel intern als met externe instanties, anders dan AMK en RvdK. Doordat de ouder(s) zich op vrijwillige basis laten begeleiden, is de kans op het ontstaan van agressie en ongewenst gedrag weliswaar kleiner, maar niet uitgesloten. Goede afstemming en samenwerking, ook met de beveiliging, blijven daarom van groot belang. Het doel van de begeleiding van de ouder(s) is: een veilige omgeving creëren voor kind en ouders waarin hechting kan ontstaan. Waar mogelijk wordt verplichte hulpverlening door AMK en RvdK voorkomen. De volgende afspraken moeten worden gemaakt: -
over begeleiding van kind en ouders tijdens het verblijf in het ziekenhuis;
-
over de vrijwillige hulpverlening;
-
met AMK en RvdK, indien de vrijwillige hulpverlening niet op de gewenste manier verloopt of niet tot het gewenste resultaat leidt.
Afspraken worden gemaakt voor: o
tijdens de zwangerschap;
o
na de bevalling.
I.
Vrijwillige begeleiding van de moeder tijdens de zwangerschap
In dit deel maken maatschappelijk werk en externe instanties afspraken over de begeleiding van de moeder tijdens de zwangerschap. Het gaat hier vaak over verslaafde of dakloze moeders. J.
Vrijwillige begeleiding van de moeder na de bevalling
In dit deel maakt u afspraken over de begeleiding van moeder en kind na de bevalling, in samenwerking met externe instanties. Hier gaat het bijvoorbeeld over urine testen en bezoekregelingen. K. Overige afspraken
17
Hier neemt u overige afspraken op die algemeen gelden en/of niet onder een van de andere hoofdstukken vallen.
18
DEEL IV – OPVANG EN NAZORG VAN MEDEWERKERS In dit deel van het protocol neemt u afspraken op over de begeleiding, opvang en nazorg van medewerkers die bij een casus betrokken zijn geweest, direct en/of indirect. Dit betreft afspraken over: -
terugkoppeling van het hoe en waarom van de situatie;
-
het verloop van het proces en de evaluatie daarvan;
-
de wijze waarop medewerkers worden geïnformeerd over de afloop;
-
eventuele inzet van het Collegiaal opvangteam (COT) of Bedrijfsopvangteam (BOT) en bedrijfsmaatschappelijk werk.
Wanneer alles volgens afspraak en rustig is verlopen, zal het voldoende zijn de gebeurtenis/situatie (kort) te evalueren met de verpleegkundigen tijdens de dienstevaluatie. Daarbij moet men er altijd op bedacht zijn dat er verpleegkundigen kunnen zijn bij wie het voorval, om bij de leiding wellicht onbekende redenen, meer impact heeft dan verwacht.
DEEL V - EVALUATIE In dit deel van het protocol neemt u afspraken op over de evaluatie van: o
afgesloten casussen en de evaluatie daarvan;
o
de gemaakte afspraken over de samenwerking, zoals opgenomen in het protocol.
BIJLAGEN Bijlage 1 –
Lijst met afkortingen
Bijlage 2 –
Lijst met contactpersonen en gegevens over bereikbaarheid
Bijlage 3 –
Checklist Jeugdbescherming na acute interventie door de Raad voor de Kinderbescherming bij een VOTS, waarbij het ziekenhuis als opvangplek fungeert (zie E)
Bijlage 4 –
Werkgroep die het protocol heeft opgesteld en de contactpersoon die vragen kan beantwoorden.
19
BIJLAGE 3 – Voorbeeld stappenplan 'Protocol opstellen'
Tip: kijk goed wie aanwezig moeten zijn, maar maak de groep niet té groot. Anders wordt het proces moeilijk beheersbaar.
Stap 1a
Eerste bijeenkomst organiseren door de contactpersoon Veiligezorg® of iemand anders
o
betrokkenen (afdelingen en personen) in het ziekenhuis inventariseren;
o
datum en locatie voor een eerste bijeenkomst plannen;
o
uitnodiging voor een eerste bijeenkomst versturen.
Stap 1b
Eerste bijeenkomst – Intern: opzet van het project
o
kennismaken;
o
aanleiding en doel van het project;
o
coördinator/voorzitter van de bijeenkomst vaststellen;
o
notulist vaststellen;
o
schrijver van het protocol vaststellen;
o
situaties inventariseren waarop het protocol betrekking heeft;
o
bestaande afspraken, protocollen en/of procedures inventariseren;
o
inventariseren wat niet goed gaat;
o
het (interne) doel van het protocol vaststellen;
o
externe instanties inventariseren;
o
afspreken wie de externe instanties gaat uitnodigen voor de tweede bijeenkomst (bij voorkeur via bestaande lijnen/contacten);
o
onderwerpen voor de volgende bijeenkomst vaststellen;
o
stappenplan doornemen;
o
praktische zaken over dag, tijd, duur en aantal bijeenkomsten inventariseren;
o
eventuele overige taken verdelen (bijv. locatie voor het overleg regelen);
o
gewenste einddatum afspreken.
Stap 2a
Tweede bijeenkomst voorbereiden
o
gegevens externe instanties inventariseren;
o
lijst met alle deelnemers aan het overleg maken;
o
lijst maken met betrokkenen die niet deelnemen aan het overleg maar wel de notulen ontvangen;
o
datum volgende bijeenkomst vaststellen;
o
uitnodiging en agenda tweede bijeenkomst maken en versturen;
20
o
stappenplan ‘Protocol opstellen’ en voorbeeldprotocollen AMC en Catharina-ziekenhuis meesturen.
Stap 2b
Tweede bijeenkomst – Intern en extern
o
kennismaken;
o
agenda vaststellen;
o
aanleiding voor de bijeenkomst vanuit het ziekenhuis benoemen;
o
de gang van zaken en mogelijke knelpunten bij externen inventariseren;
o
doel van het protocol vaststellen;
o
lijst van knelpunten vaststellen waarover in het protocol in ieder geval afspraken moeten worden opgenomen;
o
stappenplan 'Protocol opstellen' doornemen;
o
agenda en voorbereiding derde bijeenkomst afspreken;
o
data alle volgende bijeenkomsten vaststellen.
Stap 3a o
Derde bijeenkomst voorbereiden: DEEL I – ‘Kinderen’
DEEL I – ‘Kinderen’ voorbereiden.
Stap 3b
Derde bijeenkomst
o
afspraken tweede bijeenkomst bevestigen;
o
deel I – ‘Kinderen’ bespreken.
Stap 4a o
Vierde bijeenkomst voorbereiden: Deel II – ‘Ongeboren baby's’
DEEL II – ‘Ongeboren baby’s’ voorbereiden.
Stap 4b
Vierde bijeenkomst
o
afspraken deel I – ‘Kinderen’ bevestigen;
o
deel II – ‘Ongeboren baby’s’ bespreken.
Stap 5a o
Vijfde bijeenkomst voorbereiden: Deel III – ‘Vrijwillige begeleiding’
DEEL III – ‘Vrijwillige begeleiding moeder/ouders’ voorbereiden.
Stap 5b
Vijfde bijeenkomst
o
afspraken deel II – ‘Ongeboren baby’s’ bevestigen;
o
DEEL III – ‘Vrijwillige begeleiding moeder/ouders’ bespreken;
o
overige afspraken over samenwerking bevestigen.
Stap 6a
Zesde bijeenkomst voorbereiden: Deel IV – ‘Opvang en nazorg’ / Deel V – ‘Evaluatie’
21
o
deel IV - 'Opvang en nazorg' voorbereiden;
o
deel V - 'Evaluatie' voorbereiden.
Stap 6b
Zesde bijeenkomst
o
afspraken deel III – ‘Vrijwillige begeleiding’ bevestigen;
o
onderwerp 'Opvang en nazorg' bespreken;
o
onderwerp 'Evaluatie' bespreken.
Stap 7a
Zevende bijeenkomst voorbereiden
Voorbereiden: totale protocol vaststellen.
Stap 7b
Zevende bijeenkomst
o
afspraken deel IV - 'Opvang en nazorg' bevestigen;
o
afspraken deel V - 'Evaluatie' bevestigen;
o
Totale protocol vaststellen;
o
Het project afsluiten.
22
BIJLAGE 4 – Afkortingen AMC
Academisch Medisch Centrum
AMK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
BJZ
Bureau Jeugdzorg
BOT
Bedrijfsopvang Team
COT
Collegiaal Opvang Team
FIOM
Federaal Instituut Ongehuwde Moeders
GGZ
Geestelijke Gezondheidszorg
JGZ
Jeugd Gezondheidszorg
JHV
Jeugd Hulpverlening
MEE PAAZ
Psychiatrische Afdeling Academisch Ziekenhuis
RvB
Raad van Bestuur
RvdK
Raad voor de Kinderbescherming
(V)OTS
(voorlopige) ondertoezichtstelling
23
BIJLAGE 5 - Ziekenhuizen die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze richtlijn Voor contactpersonen in deze ziekenhuizen kunt u terecht bij de auteur van deze richtlijn. o
AMC - Amsterdam
o
Catharina-ziekenhuis - Eindhoven
o
Maxima Medisch Centrum – Eindhoven
o
Meander MC - Amersfoort
o
Medisch Centrum Alkmaar
o
Slotervaartziekenhuis - Amsterdam
o
St. Jansdal - Hardewijk
o
St. Jansgasthuis – Weert
o
VieCuri - Venlo
o
Ziekenhuis St. Jansdal – Harderwijk
o
Zorgcombinatie Noorderboog
24