Richting en resultaat voor de regio visie en beleidsagenda voortijdig schoolverlaten 2010‐2014 Zuid‐Holland Noord
vastgesteld op 13 september 2010 door de regiegroep vsv
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
1
Samenvatting Helder kader, intensiveren van de aanpak In Zuid‐Holland Noord verlaat nog steeds een substantiële groep jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie. Er is wel sprake van een daling in het aantal voortijdig schoolverlaters, maar die daling is te gering om aan de convenantdoelstelling te voldoen. Jongeren zonder een startkwalificatie hebben een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Het is dus van groot belang de schooluitval verder terug te dringen en de convenantdoelstelling te behalen. Om dat te bereiken heeft de regio een helder, gemeenschappelijk kader nodig waarin de richting en het beoogde resultaat van maatregelen zijn vastgelegd. Sturend, doelgroepgericht, resultaatgericht De afgelopen tijd heeft de regio geïnvesteerd in het terugdringen van verzuim, het versterken van de zorgstructuur het begeleiden van (dreigende) uitvallers en het terug‐ of toeleiden van jongeren naar school of werk. Ondanks deze inspanningen is het nog niet gelukt om het aantal voortijdig schoolverlaters jaarlijks met 10% te verminderen. Mogelijke verklaring hiervoor is dat de aanpak zich nog te weinig focust op een daadkrachtige samenwerking en duidelijkheid omtrent processen, rollen en verantwoordelijkheden. Dat, en het ‘volle’ speelveld van betrokken organisaties op lokaal, regionaal, provinciaal en rijksniveau, maken het moeilijk om overzicht te houden over het geheel van activiteiten en daarop te sturen. Voor de komende periode worden daarom duidelijke keuzes gemaakt1: • bestuurders van gemeenten, vo‐scholen en mbo‐instellingen – vertegenwoordigd in de regiegroep – werken zo effectief mogelijk samen vanuit een gemeenschappelijk vastgesteld kader, professionals in en om de school krijgen alle ruimte voor zorg en ondersteuning dichtbij leerlingen en jongeren. • er wordt een meerjarenprogramma opgesteld als uitwerking van dit visiestuk, waarin bij alle maatregelen resultaatafspraken worden geformuleerd en wordt beschreven wie de actoren zijn, wat de planning is, hoe de voortgang wordt bewaakt en wat de kosten zijn. • er wordt een onderscheid gemaakt in een ‘basisaanpak’ vsv, waarin afspraken worden gemaakt over alle (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden van vo‐scholen, mbo‐ instellingen en gemeenten ten aanzien van vsv en de resultaten daarvan, en een ‘doelgroepgerichte aanpak’, waarin gericht beleid voor specifieke groepen uitvallers een plaats krijgt. De analyse ‘Iedere vsv‐er in beeld’ is hierbij het uitgangspunt.
1
De thema’s voor 2010‐2014 zijn vastgesteld tijdens een werkbijeenkomst op 5 juli jl. met de regiegroep en betrokkenen: een richtinggevend en samenhangend kader (dit visiedocument), een nieuwe cultuur van samenwerken (hoofdstuk 3 van deze visie), cijfers in beeld en daarop sturen (hoofdstuk 4), differentiatie in doelgroepen (hoofdstuk 5).
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
2
1. Regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten: nieuwe energie De reductie van het aantal voortijdig schoolverlaters in onze regio blijft achter bij het landelijke beeld. De cijfers geven aan dat er wel sprake is van een daling, maar een substantiële groep jongeren verlaat nog steeds zonder kwalificatie het onderwijs. Dat is voor jongeren zelf nadelig, maar ook vanuit economisch en sociaal‐maatschappelijk perspectief een ongewenste ontwikkeling. Jongeren die hun opleiding met succes afronden hebben over het algemeen een betere uitgangspositie op de arbeidsmarkt en meer mogelijkheden voor actieve participatie. De meeste jongeren doorlopen hun schoolloopbaan met succes en hebben geen problemen met de overstap tussen verschillende scholen of onderwijsvormen, de overgang van leren naar werken of van school naar thuis. Er ontstaan risico’s als er op school en daarbuiten omstandigheden zijn die de aansluiting tussen leerling, thuis en school negatief beïnvloeden2. Die kunnen zowel met de jongere zelf of met de thuissituatie te maken hebben als met de opleiding of de school en de omgeving waarin die staat3. Er zijn jongeren die eerder stoppen met hun opleiding omdat ze niet meer gemotiveerd zijn of liever willen werken. Er zijn ook jongeren die onvoldoende vermogens hebben om de school met een startkwalificatie af te ronden. Een opeenstapeling van verschillende problemen kan eveneens een reden zijn voor voortijdig schoolverlaten. Cruciaal in de aanpak van voortijdig schoolverlaten is dat leerlingen zich gewaardeerd voelen en ervaren dat ze erbij horen. De groep voortijdig schoolverlaters in onze regio valt niet eenduidig te categoriseren. We hebben te maken met uitvallers die een goed alternatief in werk hebben gevonden, maar ook met ‘overbelasten’ en met jongeren voor wie een startkwalificatie niet haalbaar is. Bovendien blijkt uit de analyse van voortijdig schoolverlaten in onze regio dat we trends kunnen zien in uitval naar schoolsoort, niveau en leeftijd. De doelgroep is dus divers van samenstelling. Lastig is ook dat we in onze aanpak te maken hebben met doelstellingen voor de korte en langere termijn, met een combinatie van proces en inhoud en met een groot aantal betrokken organisaties op lokaal, regionaal, provinciaal en rijksniveau. Dat maakt het moeilijk om overzicht te houden over alle activiteiten en betekent ook voor de aansturing van de aanpak een complicatie. “We hebben grote behoefte aan een gedeelde visie en aan focus in de aanpak.” Tot nu toe ontbrak het de regio aan een helder, gemeenschappelijk kader en een transparante begroting van waaruit we onze verantwoordelijkheid kunnen nemen en onze inspanningen kunnen richten. De stenen zijn wel beschikbaar, maar het cement om duurzaam te bouwen ontbreekt nog. Als samenwerkende gemeenten, vo‐scholen en mbo‐instellingen in Zuid‐Holland Noord hebben we behoefte aan een duidelijke richting om tot meer resultaat en een afgewogen inzet van geld in onze aanpak van voortijdig schoolverlaten te komen. Deze visie en de uitwerking daarvan in een meerjarenprogramma zijn hier het antwoord op.
2
Zie ook Vroeg is nog niet voortijdig, KBA, april 2006 De staat van het onderwijs, Onderwijsverslag 2008‐2009, Inspectie van het Onderwijs, 2010.
3
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
3
2. Positie kiezen in een ingewikkeld speelveld Er bestaat in onze regio geen discussie over het belang van goed onderwijs, een goed functionerende zorgstructuur en goed geschoold personeel om jongeren zo ver mogelijk te brengen in hun schoolloopbaan. Scholen zijn hierin als eerste aan zet. Gemeenten en andere betrokken partijen staan om de scholen heen en ondersteunen besturen bij hun inspanningen om leerlingen bij de les te houden. Als samenwerkende gemeenten, vo‐scholen en mbo‐ instellingen in Zuid‐Holland Noord hebben we een gemeenschappelijke doelstelling: zorgen dat zoveel mogelijk jongeren een gekwalificeerde start op de arbeidsmarkt maken. Door de gemeenschappelijkheid te benoemen, markeren we ook nadrukkelijk dat we voortijdig schoolverlaten niet zien als een probleem van het onderwijs alleen, maar als een maatschappelijk vraagstuk dat sectoroverstijgend en in afstemming met aanpalende beleidsterreinen moet worden opgepakt. We hebben de afgelopen tijd op veel niveaus en met verschillende maatregelen geïnvesteerd in het terugdringen van verzuim, het versterken van de zorgstructuur, het begeleiden van (dreigende) uitvallers en het terug‐ of toeleiden van jongeren naar school of werk. Toch vallen nog teveel jongeren uit. Met name in (de overgang naar) het middelbaar beroepsonderwijs zien we dat. We staan als regio nu voor de keus: proberen greep te krijgen en te houden op het hele speelveld òf duidelijk positie kiezen. We hebben de conclusie getrokken dat we in het meerjarenprogramma afspraken moeten maken over een ‘basisaanpak’ voortijdig schoolverlaten, waarin we vastleggen hoe we vanuit de (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden van vo‐scholen, mbo‐instellingen en gemeenten samenwerken aan het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. Hieronder vallen de invulling van de RMC‐functie en het Regionaal Bureau Leerplicht, het melden en registreren van verzuim en (dreigende) uitval door scholen, de inrichting en het functioneren van de interne zorgstructuur in het onderwijs en afspraken over instroom, doorstroom en uitstroom van leerlingen. Om de grote aantallen uitvallers terug te dringen moeten we onze aanpak de komende periode ook meer focus geven. Uit de analyse van de vsv‐cijfers (‘Iedere vsv‐er in beeld’) blijkt dat er voldoende aanknooppunten zijn om specifieke doelgroepen te onderscheiden. We willen daarom in het meerjarenprogramma ook afspraken maken over een doelgroepgerichte aanpak. Om dit proces goed aan te kunnen sturen, moet de regiegroep functioneren als stuurgroep waarin alle partijen zo effectief mogelijk samenwerken. Als samenwerkende bestuurders in de regio willen we professionals op de werkvloer de ruimte geven om zorg en ondersteuning dichtbij leerlingen en jongeren te bieden. Wanneer de uitvoering daarvan op de een of andere manier onder druk komt te staan, moeten we met oplossingen komen. Met deze insteek kiezen we voor een vorm van sturing op afstand: we zorgen voor heldere kaders, een verantwoorde inzet van geld en betrouwbare cijfers op basis waarvan we de koers zo nodig kunnen bijstellen. We kiezen ook voor een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling: professionals in en om de school zorgen voor de leerlingen, bestuurders van vo‐scholen, mbo‐instellingen en gemeenten zorgen ervoor dat deze professionals hun werk kunnen doen. Vanuit dit perspectief hebben we deze visie en beleidsagenda voor 2010‐2014 opgesteld. We beginnen met de ambitie om vanuit onze visie op sturing en verantwoordelijkheden de cultuur van samenwerken verder te professionaliseren (hoofdstuk 3) en aan de condities te voldoen om iedere voortijdig schoolverlater in beeld te hebben (hoofdstuk 4). Daarna komen we tot de kern van onze inhoudelijke ambitie: differentiëren naar doelgroep en onze maatregelen daarnaar richten (hoofdstuk 5). Deze ambities worden verder uitgewerkt in het meerjarenprogramma 2010‐20144. 4
Het meerjarenprogramma wordt na 13 september opgesteld. De visie en beleidsagenda geven hiervoor de contouren.
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
4
3. Resultaatgerichte aanpak: een nieuwe cultuur van samenwerken Ambitie De aanpak van voortijdig schoolverlaten in Zuid‐Holland Noord wordt in 2014 gekenmerkt door kwaliteit, professionaliteit en resultaatgerichtheid. Iedere partner laat zien wat hij aan inzet heeft gepleegd en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Op bestuurlijk en uitvoerend niveau bestaat een cultuur van openheid, van leren van elkaar en van vertrouwen in elkaars kunnen en elkaar kunnen aanspreken op rollen en verantwoordelijkheden. Taken en verantwoordelijkheden zijn duidelijk beschreven en belegd. Hoe willen we dat bereiken? 1. In 2010 stelt de regiegroep op basis van zorgvuldig voorwerk door de werkgroep vsv vast wat tot de ‘basisaanpak vsv’ behoort en wat tot de ‘doelgroepgerichte’ aanpak. In de ‘basisaanpak’ vsv worden afspraken gemaakt over alle (wettelijke) taken en verantwoordelijkheden van vo‐scholen, mbo‐instellingen en gemeenten ten aanzien van vsv en de resultaten daarvan. In de ‘doelgroepgerichte aanpak’ krijgt gericht beleid voor specifieke groepen uitvallers een plaats. Dit onderscheid wordt door de werkgroep vsv verder uitgewerkt in het meerjarenprogramma, in nauwe samenwerking met professionals in het onderwijsveld. 2. In 2010 stelt de regiegroep het meerjarenprogramma en de bijbehorende begroting op jaarbasis als concretisering van deze agenda vast5. In dit programma worden bij alle maatregelen resultaatafspraken geformuleerd en wordt beschreven wie de actoren zijn, wat de meerjarenplanning is en welk bedrag wordt ingezet. Over de voortgang en resultaten van het meerjarenprogramma wordt jaarlijks (door de verantwoordelijke actoren) gerapporteerd aan de regiegroep. Partners kunnen elkaar bevragen en aanspreken op achterblijvende resultaten, hulp vragen en bieden en gezamenlijk vaststellen op welke punten bijsturing of aanscherping van de aanpak nodig is. 3. In 2010 worden de bestaande afspraken over taken en verantwoordelijkheden binnen RMC‐ regio 26 van contactgemeente, contactschool6en samenwerkingsverband, en tussen RMC‐ gemeente Leiden en Holland Rijnland besproken, zonodig herijkt en formeel vastgelegd in het meerjarenprogramma vsv. De bestaande overlegstructuur en de samenstelling van de werkgroepen worden in het licht van de herpositionering van de regiegroep aangepast om zoveel mogelijk effectiviteit, efficiëntie en slagkracht te realiseren. 4. In 2010 worden de uitgangspunten voor een regionaal communicatieplan opgesteld en opgenomen in het meerjarenprogramma. Doel van het plan is de bekendheid met de aanpak te vergroten en gemeenten, scholen, docenten, ouders en jongeren te informeren over de werkwijze van leerplicht en RMC en de mogelijkheden die de regio biedt voor onderwijs, werk of combinaties daarvan. 5. Medio 2011 worden aan de hand van de keuzes in deze visie en het meerjarenprogramma de interne werkprocessen van de samenwerkende vo‐scholen, mbo‐instellingen en gemeenten doorgelicht. Doel is te beoordelen of elke partij is voorbereid op wat het uitvoeren van het meerjarenprogramma aan inspanningen en investeringen vraagt en of de werkorganisatie daarop voldoende is ingericht. Op basis van de uitkomsten stelt de regiegroep vast op welke punten in de aansluiting tussen interne en gezamenlijke werkprocessen aanscherping nodig is om tot een eenduidiger manier van werken en meer resultaat te komen. Deze ‘doorlichting’ kan na twee uitvoeringsjaren worden herhaald. 5
Hierbij wordt de kanttekening geplaatst dat na vaststelling door de regiegroep instemming door de ‘achterban’ van de in de regiegroep vertegenwoordigde partijen meer tijd kan vragen als gevolg van interne besluitvormingsprocessen. 6 Dit betreft enkel de looptijd van de subsidie onderwijsprogramma’s en plusvoorziening (tm 2011) tenzij er na 2011 ook rijksmiddelen m.b.v. een contactschoolconstructie worden ingezet in de regio.
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
5
Achtergrond De samenwerking in de regio op het gebied van voortijdig schoolverlaten kenmerkt zich op dit moment nog onvoldoende door gezamenlijkheid. Het ontbreekt ons aan resultaatgerichte afspraken en het is geen gewoonte om elkaar aan te spreken op verantwoordelijkheden. In combinatie met het ontbreken van een richtinggevend kader en een inzichtelijke begroting leidt dat tot te weinig rendement in onze aanpak. “Verschillen in financiering, cultuur of taakopvatting mogen geen belemmering zijn voor onze aanpak.” Een resultaatgerichte aanpak betekent dat duidelijk is wat we als samenwerkingspartners willen bereiken, welke acties nodig zijn om dat te realiseren, wie daarvoor in eerste instantie verantwoordelijk zijn en welke middelen we daarvoor inzetten. Dat is ook de kern van het meerjarenprogramma.
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
6
4. Iedere vsv‐er in beeld: kern en sturingsinstrument voor onze aanpak Ambitie De regiogemeenten, schoolbesturen vo en besturen mbo zorgen er gezamenlijk voor dat vanaf 2011 iedere voortijdig schoolverlater in beeld is. Dit vormt de ruggengraat van de basisaanpak vsv in onze regio. De registratie van verzuim en uitval van vo‐scholen, mbo‐instellingen, Regionaal Bureau Leerplicht en RMC is sluitend en de RMC‐functie is optimaal ingericht. Jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang en ieders bijdrage aan het realiseren van deze ambitie. Hoe willen we dat bereiken? 1. In 2010 wordt na consultatie van de regiegroep een RMC‐beleidsplan vastgesteld, waarin een duidelijke visie op de invulling van de RMC‐functie wordt verwoord en de samenhang met aanpalende beleidsontwikkelingen helder wordt beschreven. Dit plan vormt het kader voor een samenhangend beleid voor (dreigende) uitvallers van 18 tot en met 23 jaar. 2. In 2010‐2014 werken gemeenten, vo‐scholen en mbo‐instellingen vanuit het vastgestelde RMC‐beleidskader samen aan de verdere verbetering van de registratie van verzuim en uitval om alle leerplichtige, kwalificatieplichtige en niet‐leerplichtige jongeren die (mogelijk) uitvallen in beeld te krijgen. In de regiegroep wordt afgestemd dat gemeenten, vo‐scholen en mbo‐instellingen gelijke werkdefinities, planningen en doorlooptijden hanteren in de registratie en aanpak van verzuim en uitval en dat voor de hele regio een sluitende verzuimregistratie is ingericht. Alle vo‐scholen en mbo‐instellingen beschikken over een verzuimprotocol en leven dit na. Uitvalcijfers van vo‐scholen en mbo‐instellingen worden per kwartaal in de regiegroep besproken en zijn sturend voor eventuele aanscherping of bijsturing van beleid. 3. In 2010‐2014 werken gemeenten, vo‐scholen en mbo‐instellingen aan een optimale invulling van preventie via de leerplicht/RMC‐functie. vo‐scholen en mbo‐instellingen zorgen voor een goed functionerende interne zorgstructuur en een soepele aansluiting op de externe zorgstructuur. Leerplichtambtenaren van het Regionaal Bureau Leerplicht bezoeken minimaal driemaal per jaar alle vo‐scholen, zijn zichtbaar aanwezig op alle mbo‐instellingen en geven advies over verzuimbeleid, registratie en een goede invulling van de zorgstructuur. 4. In 2011 wordt een systeem van overdracht tussen vo en mbo ingevoerd, waarmee de overgang van leerlingen wordt geregistreerd en gevolgd. Het RMC wordt in 2011‐2012 aangesloten op dit systeem. 5. In 2010 wordt de positie van het Jongerenloket in het licht van actuele ontwikkelingen heroverwogen. Een nieuwe opdracht voor het Jongerenloket voor 2011‐2014 wordt in afstemming met alle direct betrokken partijen vastgesteld. Achtergrond De RMC ‐functie is in 1994 ingesteld door OCW met als doel het voortijdig schoolverlaten van jongeren op te sporen en tegen te gaan. In 2002 werd de regeling verder uitgewerkt in de RMC ‐ wetgeving. De school is de eerst aangewezen instantie om voortijdig schoolverlaters te begeleiden. Als dat niet lukt dan wordt een jongere begeleid door het RMC. In de RMC‐ wetgeving is vastgelegd hoe een school of instelling voortijdig schoolverlaters in de regio moet melden. De invoering van het digitaal loket vereenvoudigt het meldgedrag door scholen. Op dit moment wordt de regionale meld‐ en coördinatiefunctie in Zuid‐Holland Noord ‘plat’ ingevuld: alle vsv‐ers van 18 jaar en ouder worden door de leerlingenadministratie van het Regionaal Bureau Leerplicht geregistreerd. Via een brief met antwoordformulier wordt gecontroleerd of de jongere daadwerkelijk vsv‐er is. Individuele meldingen van jongeren door scholen worden door de leerlingenadministratie doorgegeven aan het Jongerenloket. De trajectbegeleiding in Zuid‐Holland Noord wordt door het Jongerenloket uitgevoerd en is vooral gericht op individueel gemelde vsv‐ers. Sinds de oprichting van het regionale jongerenloket in
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
7
2008 heeft de trajectbegeleiding veel aandacht gekregen. In 2010 is een start gemaakt met verzuimmeldingen van 18‐plussers en een sluitende aanpak voor alle vsv‐ers. Om dat te optimaliseren is verdere verbetering van de administratieve organisatie nodig. “We willen een gedeeld beeld van de situatie: gelijke definities en eenduidige cijfers.” Gezien onze behoefte aan een gemeenschappelijk kader voor de aanpak van vsv en gegeven belangrijke landelijke ontwikkelingen als de invoering van de Wet Investeren Jongeren, willen we ook een heldere visie op de invulling van de RMC‐functie. De RMC‐functie is immers ons belangrijkste instrument voor het in beeld krijgen en houden van alle (dreigende) uitvallers van 18 tot en met 23 jaar. Een sluitende registratie en gestroomlijnde werkprocessen zijn ook van wezenlijk belang met het oog op de afloop van de convenantperiode in 2011. We willen alles op alles te zetten om de met het rijk overeengekomen doelstellingen blijvend te realiseren.
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
8
5. Differentiatie in doelgroep: focus op (instroom in) het mbo Ambitie De regiogemeenten, schoolbesturen vo en besturen mbo zorgen er gezamenlijk voor dat in 2014 het zwaartepunt van de aanpak van voortijdig schoolverlaten is verschoven naar de (instroom in) het mbo en dat voor de belangrijkste onderscheiden doelgroepen een gerichte benadering is (door)ontwikkeld. Jaarlijks wordt gerapporteerd over de voortgang en ieders bijdrage aan het realiseren van deze ambitie. Hoe willen we dat bereiken? 1. In 2010 stelt de regiegroep op basis van de analyse en voorwerk van de werkgroep vsv vast voor welke doelgroepen binnen de totale groep voortijdig schoolverlaters de aanpak van het voortijdig schoolverlaten moet worden geïntensiveerd. De analyse van het voortijdig schoolverlaten (‘Iedere vsv‐er in beeld’) van Zuid‐Holland Noord geeft hiervoor de richting: 18/19‐jarigen, deelnemers op niveau 2 en ongediplomeerde instroom. De ‘doelgroepgerichte’ aanpak is overigens onlosmakelijk verbonden met een zo optimaal mogelijk ingevulde basisaanpak7. 2. In 2010 worden – na vaststelling van de doelgroepen – de huidige instrumenten en maatregelen met behulp van de analyse en de daaruit voortvloeiende richting voor beleid beoordeeld op nut en noodzaak tot voortzetting. Op basis van voorwerk door de werkgroep vsv neemt de regiegroep een besluit over continuering, overigens met inachtneming van eventuele lopende (bindende) afspraken en volgens de beginselen van behoorlijk bestuur8. Gezamenlijk wordt besloten hoe bestaande en goed werkende maatregelen worden geborgd en welke aanvullende maatregelen nog nodig of gewenst zijn9. Het geheel aan maatregelen (het meerjarenprogramma) wordt voorzien van een helder overzicht van actoren en looptijd en een transparante begroting, waaruit duidelijk blijkt welke middelen door welke partners worden ingezet. 3. In 2011‐2014 wordt het meerjarenprogramma uitgevoerd. Vo‐scholen en mbo‐instellingen volgen intensief of de vastgestelde maatregelen op school‐ en instellingsniveau ook daadwerkelijk leiden tot de beoogde reductie van uitval binnen de onderscheiden doelgroepen. In de werkgroep vsv worden door intercollegiaal contact tussen professionals uit vo en mbo praktijkervaringen uitgewisseld om van elkaar te leren, elkaar waar nodig te helpen en om versterking van de aanpak op de werkvloer te realiseren. Achtergrond De groep voortijdig schoolverlaters in onze regio is divers van samenstelling en viel tot nu toe niet gemakkelijk te typeren. We hebben te maken met uitvallers die moeite hebben met leren, uitvallers met een complexe problematiek en jongeren die door een gebrek aan motivatie uitvallen. Bovendien zien we verschillen in uitval per schoolsoort, niveau en leeftijd. “Door de analyse van gegevens krijgen we een beter beeld van de samenstelling van onze doelgroep.” Uit de analyse van voortijdige schooluitval in onze regio blijkt dat de uitval zowel in het vo als het mbo aan het dalen is. De uitval in het vo ligt onder het landelijk gemiddelde, de daling in het mbo is echter nog te gering van omvang om de landelijk dalende trend te kunnen volgen.
7
Uit de analyse blijkt ook dat de uitval op niveau 4 hoog is. De aanname is dat deze groep met een optimaal ingevulde basisaanpak kan worden bereikt en ondersteund. 8 Ter illustratie: in de regiegroep is besloten om voor 2010‐2011 met de convenantmiddelen het schoolmaatschappelijk werk binnen het vo te betalen. Voor de jaren daarna moet in het licht van de analyse een besluit genomen worden over a. continuering en b. financiering. 9 Het is denkbaar dat de regio na afloop van het convenant aanvullende (incidentele) rijksmiddelen krijgt. Wanneer die geoormerkt zijn, worden ze voor dat betreffende doel ingezet.
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
9
Dit algemene beeld geeft in ieder geval aan dat we ons in de komende periode meer moeten richten op het terugdringen van uitval in (de overgang naar) het mbo. De analyse geeft voorts voldoende grond om de komende jaren binnen de regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten specifiek ‘doelgroepenbeleid’ te gaan voeren en met gerichte maatregelen te investeren in een aanpak voor 18/19‐jarigen, voor deelnemers op niveau 2 en voor ongediplomeerde instroom. Doelgroepenbeleid betekent dat we onszelf dwingen keuzes te maken in het nu vrij uitgebreide palet aan maatregelen: we houden de maatregelen in stand die aansluiten bij de onderscheiden doelgroepen en waarvan we hebben geconstateerd dat ze werken. Nieuwe maatregelen worden alleen ingezet als we gezamenlijk vinden dat ze nodig zijn om tot meer rendement te komen. Een kritische analyse van het bestaande instrumentarium is ook nodig met het oog op de afloop van het convenant in 2011. Het is op voorhand niet duidelijk of na dit laatste jaar extra middelen beschikbaar zijn om onze aanpak van voortijdig schoolverlaten te ondersteunen. Dat bevestigt ons in de noodzaak om het komende jaar in het meerjarenprogramma afspraken te maken over de basisaanpak en een duidelijke richting voor ogen te hebben voor de doelgroepgerichte aanpak en de financiering daarvan.
Visie en beleidsagenda vsv 2010‐2014 Zuid Holland Noord – 13 september 2010
10