Rewind & Fast Forward Intergenerationeel werken in de cultureelerfgoedsector
Hildegarde Van Genechten en Gregory Vercauteren FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw November 2011
Colofon Auteur
Hildegarde Van Genechten en Gregory Vercauteren
Tekstredactie Birgit Geudens
Vormgeving Annemie Vanthienen
Verantwoordelijke uitgever
Marc Jacobs, FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw, Priemstraat 51, 1000 Brussel
Wettelijk Depot D/2011/11.524/9
Brussel, november 2011
De Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Geen Afgeleide werken 2.0 België Licentie is van toepassing op dit werk. Ga naar http://creativecommons.org/licenses/by-nc-nd/2.0/be/ om deze licentie te bekijken.
1 inhoud Voorgeschiedenis en dankwoord
4
Inleiding 5 de theorie
6
Het generatiebegrip?
6
Waarom staat intergenerationeel werken vandaag in de belangstelling?
6
Waarom zouden erfgoedwerkers op intergenerationeel werken kunnen inzetten?
9
Intergenerationeel leren
10
Inspiratie vanuit de praktijk
11
Elkaar ontmoeten
11
Elkaar leren kennen
14
Elkaar beïnvloeden
17
Tot slot … enkele aandachtspunten voor een intergenerationele werking
21
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
3
Voorgeschiedenis en dankwoord Op 23 oktober 2009 organiseerde FARO de studiedag ‘Rewind & Fast Forward: intergenerationeel werken in de erfgoedsector’. Een van de conclusies toen was dat er een referentiekader ontbrak voor wat intergenerationeel werken kan betekenen voor erfgoedwerkers. Die vaststelling vormde de aanleiding tot een denk- en doetraject dat FARO in 2010 met enkele erfgoedorganisaties heeft opgestart. De bedoeling was om, op basis van praktijkervaringen, te verkennen wat intergenerationeel werken zou kunnen betekenen voor erfgoedwerkers en om een aantal aandachtspunten en richtlijnen te formuleren voor wie het samenbrengen van mensen met verschillende achtergronden in het cultureel erfgoed belangrijk vindt. Op basis van de resultaten van het denk- en doetraject hebben we voorliggend rapport geschreven. Een basisversie van deze tekst hebben we op 29 juni 2011 voorgelegd aan een focusgroep van vertegenwoordigers uit de erfgoedsector, CANON Cultuurcel en de Gezinsbond. Uiteraard zijn alleen de auteurs verantwoordelijk voor de inhoud van dit rapport. Graag danken we iedereen die heeft bijgedragen aan dit traject en/of de focusgroep: Chantal Brems (Erfgoedcel Brussel), Melissa De Clippeleer (Vormingplus Gent-Eeklo), Veerle De la Ruelle (Lokaal Dienstencentrum De Harmonie), Geertje Cools (Chiro), Daphné Maes (Heemkunde Vlaanderen), Hilde Marichal en Ronny De Schuyter (Gezinsbond), Anne Milkers (PCCE), Monica Moreno Diniz en Boudewijn Sittrop (Stichting Lize), Jorijn Neyrinck (tapis plein), Kees Penninx (Landelijk Expertisecentrum Sociale Interventie), Katrien Schaerlaekens (Erfgoedcel Mijn-Erfgoed), Ruth Soenen, Mieke Timmerman (Plattelandscentrum Meetjesland), Ethel Thuyn (WOCK), Jan Vaes (Davidsfonds), Jan Van Gils (Kind en Samenleving), Katrien Van Iseghem (CANON Cultuurcel), Anne Van Meerbeeck (KBS), Lieve Van Schoors (MIAT), Griet Verschelden (Hogeschool Gent), Patries Wichers en Tammy Wille (MAS).
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
4
Inleiding Het generatiebegrip oefent een opvallende aantrekkingskracht uit. In de pers wordt met de regelmaat van de klok een nieuwe generatie boven de doopvont gehouden, doorgaans in een poging om jongeren te karakteriseren.1 De term ‘millenniumgeneratie’ is er een in een parade van termen die gebruikt worden om de ‘jeugd van tegenwoordig’ te typeren. Andere populaire categoriseringen zijn vandaag: generatie y, generatie c (content), generatie m (media), maar ook de einsteingeneratie, internetgeneratie, de en-en-generatie, dotcom-generatie, de sms-generatie of de Homo Zappiens. Die populariteit van het generatiebegrip is helemaal geen nieuw fenomeen. Een kleine tien jaar geleden had iedereen de mond vol van de NoLogo-generatie, de trendy lefties of generatie bobo (bourgeois bohémien). De jaren 1990 waren dan weer de jaren van generatie x. En wie vlak na de Tweede Wereldoorlog is geboren, wordt nog steeds beschouwd als een lid van de babyboom- of de protestgeneratie. Dergelijke categoriseringen zijn heel erg duidelijk en inspireren vandaag vooral trendwatchers tot allerhande leuk gevonden stijlbloempjes. Ook vanuit de doelgroepenwerking biedt deze categorisering aanknopingspunten om jongeren of senioren te bereiken en aan te spreken op hun interesses en waarden. Maar tegelijk kunnen heel wat kanttekeningen worden gemaakt bij een doorgetrokken categorisering in leeftijden. Per slot van rekening is leeftijd maar één aspect van iemands identiteit. De breuklijn tussen laagen hooggeschoold bijvoorbeeld is veel ingrijpender dan de verschillen tussen jongeren en volwassenen. Het uitspelen van leeftijdsverschillen in een doelgroepenwerking - zonder oog voor de effecten van bijvoorbeeld onderwijs, werk en gezinssituatie – kan daarom tot vergissingen leiden. De verscheidenheid aan typeringen van de jongeren van nu geeft trouwens aan dat het kennelijk onmogelijk is jongeren met één aansprekend etiket te karakteriseren.2 Intergenerationeel werken zien wij als een andere manier om met generaties om te gaan, om leeftijdsstereotyperingen te doorbreken, en tegelijk om meer interactie tussen diverse generaties mogelijk te maken. Intergenerationeel werken is niet nieuw en helemaal geen ‘uitvinding’ van ons. Vandaag zetten almaar meer beleidsmakers en organisaties intergenerationeel werken bovenaan hun agenda. Zeker binnen het buurtwerk, maar ook binnen het jeugdwerk, de sociaal-artistieke praktijk, de zorgsector en het sociaal-cultureel werk krijgt intergenerationeel werken enorm veel aandacht. Ook op het internationale niveau staat intergenerationeel werken volop in de belangstelling. Er is zelfs een internationale dag van de Integenerationele Solidariteit, 29 april. En 2012 wordt het Europese jaar van de Intergenerationele Solidariteit. Daarnaast voelen we ons vanuit de erfgoedpraktijk – als zorgers voor cultureel erfgoed dat van generatie op generatie telkens weer wordt overgedragen – intuïtief erg aangesproken door het thema intergenerationaliteit. De link lijkt evident. Echter, tot nog toe ontbrak een verdere uitdieping van het thema in functie van de erfgoedpraktijk. Hoog tijd dus om te verkennen wat intergenerationeel werken kan betekenen in de erfgoedsector én te bekijken of erfgoed een meerwaarde kan betekenen in de discussie over intergenerationele solidariteit. Dit rapport heeft een dubbel doel. In de eerste plaats willen we een referentiekader aanreiken voor intergenerationeel werken in de erfgoedsector. Hiervoor staan we in het eerste, meer theoretische hoofdstuk stil bij een aantal concepten en actuele maatschappelijke discussies. Eerst bekijken we wat de term ‘generatie’ precies betekent. Daarna belichten we hoe intergenerationeel werken vandaag in andere sectoren wordt ingevuld om dan vervolgens te verkennen wat intergenerationeel werken kan betekenen voor erfgoedwerkers. We willen nu al aangeven dat wij intergenerationeel werken zien als een krachtig leerproces voor de betrokkenen. Het eerste hoofdstuk ronden we dan ook af met een paragraaf over levenslang en levensbreed leren. Naast de theorie willen we in dit rapport ook concrete perspectieven aanreiken voor erfgoedwerkers die een intergenerationele werking willen uitbouwen. In het tweede hoofdstuk belichten we daarom een aantal manieren om de intergenerationele ontmoeting en dialoog te faciliteren. En omdat intergenerationeel werken toch vooral een kwestie van doen is, geven we in dit deel ook een heel aantal praktijkvoorbeelden mee.
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
5
de theorie Het generatiebegrip? Het begrip generatie is, zoals erfgoed, zo’n begrip waarvan iedereen wel een idee heeft wat ermee wordt bedoeld, maar waarvan een definitie niet zo gemakkelijk is. Generaties hebben met leeftijd te maken, dat is zeker. Maar in het taalgebruik kan de term ‘generatie’ meerdere betekenissen dragen. Zo kan generatie een genealogische betekenis hebben. Generaties verwijzen dan naar de opeenvolgende leeftijdsgroepen: kinderen, ouders en grootouders. In sociologische zin betekent een generatie een cohort: een groep mensen die in eenzelfde periode geboren zijn, die dezelfde historische gebeurtenissen en veranderingen op dezelfde leeftijd ondergaan en daarom ook eenzelfde waardepatroon zouden koesteren. Deze sociologische benadering van het begrip generatie is wellicht de meest gekende. Maar tegelijk roept ze, vooral bij pedagogen, heel wat bedenkingen op. Er zit immers een bepaalde paradox in het gelijktijdig beweren dat generaties getypeerd kunnen worden door een gebeurtenis die heel groot en belangrijk is én beweren dat de grootste impact daarvan het exclusieve domein van de jeugd is.3 Bovendien, en vooral, is onze samenleving meer dan een opeenstapeling van generaties die elkaar opvolgen. Ze is precies gevormd door de groei, kruising en implantatie van al die generaties samen. Intergenerationeel werken komt erop neer dat we afstappen van de eenduidige, maar daarom ook wat beperkende, benadering van een generatie als een cohort. Bij intergenerationeel werken draait het om de interactie, dialoog en de constante wisselwerking tussen opeenvolgende leeftijdsgroepen.
Waarom staat intergenerationeel werken vandaag in de belangstelling? De verhoudingen tussen de leeftijdsgroepen zijn op dit moment sterk aan het veranderen. Vanuit pedagogisch oogpunt was het vroeger vanzelfsprekend dat volwassenen hun kennis en ervaring doorgaven aan de jongeren, in het kader van culturalisatie- en/of socialisatieprocessen. Vandaag hebben vele jongeren zoveel toegang tot informatie, mogelijkheden en techniek, dat het minder vanzelfsprekend is om (groot)ouders op te volgen in waarden en normen, beroep, opleiding enz. Kinderen en ouderen delen niet meer hetzelfde toekomstperspectief. Bovendien heeft het informatie- en communicatietijdperk de verhoudingen tussen jongeren en ouderen op een aantal domeinen omgekeerd: vele jongeren kunnen ouderen nog wat bijleren. Volwassenen van hun kant worden gestimuleerd om levenslang (bij) te leren. Ook op familiaal vlak zijn er verschillende zaken aan het verschuiven. Door de toenemende levensverwachting krijgen we een sterke uitbreiding van het aantal generaties dat naast elkaar leeft. Van een driegeneratiemodel zijn we vandaag geëvolueerd naar een viergeneratiemodel. Ook verliezen stereotype opvattingen over ouderen vandaag hun zeggingskracht: het beeld van de senior die achter de geraniums rustig zijn oude dag uitzit, strookt al lang niet meer met de realiteit. Almaar meer ouderen, vooral de jongsenioren, genieten volop van het leven en willen actief participeren aan de samenleving. De zich wijzigende verhoudingen tussen leeftijdsgroepen verklaren waarom intergenerationeel werken vandaag onder de aandacht is gekomen. Binnen het intergenerationeel werken zijn er drie verschillende benaderingen, die elk hun eigen klemtonen leggen en vaak ook in verschillende sectoren worden gebruikt.
Intergenerationeel (buurt)werk Het was de Nederlandse gerontoloog Kees Penninx die het begrip ‘intergenerationeel werken’ lanceerde in Vlaanderen en Nederland. Het intergenerationeel werken paste hij vooral toe op het buurtwerk. Hij definieerde intergenerationele (buurt)ontwikkeling als een proces waarbij op doelgerichte en samenhangende wijze ontwikkelingskansen van kinderen, jongeren en ouderen worden vergroot en de sociale infrastructuur in een gebied wordt versterkt.4 In concreto betekent dit dat in een wijk of buurt initiatieven worden opge-
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
6
zet waarbij mensen van verschillende leeftijden elkaar ontmoeten, kennis en ervaringen uitwisselen, elkaar diensten bewijzen of samen opkomen voor een gemeenschappelijk belang. Het doel van die initiatieven is dat de betrokkenen elkaar beter leren kennen, respect krijgen voor elkaar en dat zo de leefbaarheid van de buurt wordt versterkt. Vooral in Nederland zijn er de voorbije jaren diverse intergenerationele buurtprojecten ontwikkeld. Om een voorbeeld te geven: in 2007 zette Stichting Lize ‘Zoet&Zout’ op touw, een sociaal-artistiek project met bewoners uit de Amsterdamse wijk Nieuw West. Aanleiding voor dit project was de vaststelling dat in deze wijk jongeren en ouderen, autochtonen en allochtonen elkaar nauwelijks kennen, wat kan leiden tot vooroordelen, wantrouwen en zelfs discriminatie en sociale spanningen. In dit project wisselden jongeren en ouderen uit verschillende culturen hun ervaringen uit over eten, eetcultuur en feesten. Er werden workshops georganiseerd en aan het einde van elke workshop kwamen jongeren en ouderen samen om het materiaal te laten zien. Zo moesten de deelnemers een beter inzicht krijgen in elkaars leefwereld, gewoonten, rituelen en erfgoed.5 Dit voorbeeld toont trouwens aan dat intergenerationeel buurtwerk in de praktijk vaak ook als bijkomend doel heeft om mensen van verschillende culturen met elkaar in contact te brengen. Dit is niet toevallig. Interculturele conflicten of spanningen over het gebruik van de openbare ruimte blijken vaak ook een intergenerationele dimensie te hebben. Iedereen kent wel de discussie over het onveiligheidsgevoel van autochtone en vaak oudere buurtbewoners tegenover allochtone ‘hangjongeren’.
Intergenerationele solidariteit In België wordt intergenerationeel werken vooral in verband gebracht met intergenerationele solidariteit. Intergenerationele solidariteit kan heel verschillend worden ingevuld, maar grofweg komt het erop neer dat men meer begrip en respect tussen verschillende generaties wil stimuleren. Dit zou nodig zijn om volgende redenen: ▹▹ de vergrijzing legt een zware last op ons huidige pensioenstelsel. Voor de toekomst van de sociale zekerheid is het belangrijk dat jongeren van vandaag nog steeds bereid zijn om een deel van hun inkomen af te staan voor de pensioenen van de ouderen;6 ▹▹ de vergrijzing wordt vandaag zodanig geproblematiseerd dat ouderen ten onrechte als een last voor de samenleving worden beschouwd. In het discours over intergenerationele solidariteit wordt daarom vaak ook uitgebreid stilgestaan bij de vele mogelijkheden die ouderen nog kunnen bieden voor de samenleving en voor jongeren in het bijzonder; ▹▹ de snelheid waarmee de maatschappij verandert, kan ouderen voor problemen stellen. Denk bijvoorbeeld aan de razendsnelle ontwikkeling van nieuwe communicatiemiddelen. Voor sommige ouderen kan het moeilijk zijn om die ontwikkelingen te volgen, wat gevoelens van onzekerheid kan teweegbrengen. In het pleidooi voor intergenerationele solidariteit wordt daarom ook meer aandacht en respect gevraagd voor de oudere bevolking en wordt gesteld dat ook jongeren ouderen nog wat kunnen bijleren. De voorbije jaren heeft de Koning Boudewijnstichting een belangrijke rol gespeeld in het debat over de intergenerationele solidariteit.7 Tussen 2006 en 2008 heeft zij via diverse oproepen een enorme stimulans gegeven aan allerhande intergenerationele projecten die verdeeldheid in de samenleving wilden oplossen of meer contacten of samenwerking wilden teweegbrengen tussen verschillende generaties. Deze oproepen resulteerden vooral in Franstalig België tot een duurzame belangstelling voor intergenerationeel werken. In 2011 nog organiseerde de Franstalige Gemeenschap de Carrefours des Générations. Het doel van dit evenement was om de toenemende vergrijzing uit de probleemsfeer te halen en om intergenerationele ontmoeting als een troef te gaan beschouwen. Tientallen organisaties van allerlei slag, waaronder ook erfgoedorganisaties, schreven zich op dit evenement in door een specifieke activiteit te organiseren voor mensen van verschillende generaties.8
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
7
Vergrijzing, verzilvering en ontgroening De term vergrijzing wordt gebruikt om aan te geven dat de gemiddelde leeftijd in een samenleving stijgt door een groeiend aandeel ouderen.9 Vandaag staan we nog maar aan het begin van de vergrijzingsgolf: in 1981 was 23 % van de Vlaamse bevolking ouder dan 55 jaar, nu is dit al 28 %. De prognoses voorspellen dat dit aandeel nog flink zal stijgen, tot 34 % in 2020 en tot liefst 39 % in 2040.10 De vergrijzing van de bevolking wordt veroorzaakt door drie factoren: ▹▹ a) de babyboomers, de generatie die vlak na de Tweede Wereldoorlog werd geboren, wordt een dagje ouder; ▹▹ b) de stijging van de levensverwachting: heeft vooral gevolgen voor de interne samenstelling van de oudere bevolkingsgroep. In 2000 was 12 % van de 55-plussers ouder dan 80 jaar, tegen 2030 stijgt dit aandeel naar 19 %. Die evolutie wordt dubbele vergrijzing of verzilvering genoemd; ▹▹ c) de ontgroening: tegenover het groeiend aantal ouderen stelt zich een dalend aantal jongeren. Jongeren onder de 20 jaar zullen vanaf 2020 geen 20 % van de Vlaamse bevolking meer uitmaken, terwijl nog vóór 2030 het aandeel van 55-plussers de kaap van 37 % bereikt. Het ziet er wel naar uit dat de ontgroening zich vandaag minder snel voortzet dan demografen eerst hadden gevreesd. Door de migratie en de gemiddeld hogere nataliteit bij immigranten daalt het aandeel jongeren en volwassenen minder snel dan aanvankelijk gevreesd.
Projecten die willen bijdragen tot de intergenerationele solidariteit blijken heel divers te zijn. Bijvoorbeeld: jongeren leren ouderen werken met de computer, ouderen geven in een klas een uiteenzetting over hun eigen jeugdjaren, hangjongeren koken voor rusthuisbewoners, ouderen organiseren een onthaalwandeling voor nieuwkomers in een gemeente of verschillende leeftijdsgroepen worden geconsulteerd bij de heraanleg van een plein. Deze projecten blijken nauw aan te sluiten bij het intergenerationele buurtwerk van Kees Penninx. De twee benaderingen hebben met elkaar gemeen dat ze intergenerationeel werken conceptualiseren als een manier om samenhang, solidariteit en duurzaamheid in de samenleving te bevorderen. Het verschil zit vooral in de reikwijdte van de projecten. De initiatieven vanuit de Koning Boudewijnstichting en de Carrefour des Générations beperkten zich niet altijd tot één wijk of buurt, wat bij intergenerationeel buurtwerk natuurlijk wel het geval is.
Sociaal-culturele benadering In 2008 schreven de Vlaamse agoge Griet Verschelden en de Nederlandse sociaal wetenschapper Hans van Ewijk een prikkelend essay over intergenerationeel werken in Vlaanderen en Nederland. Mede als reactie op het discours over intergenerationele solidariteit en het intergenerationeel buurtwerk schuiven zij een andere, sociaal-culturele benadering naar voren.11 In deze sociaal-culturele benadering betekent intergenerationeel werken dat je (tijdelijke) ontmoetingen creëert tussen mensen en zo dialoog, samenwerking en samenspel bevordert. Door die ontmoetingen komen de betrokkenen in aanraking met waardepatronen en normen van anderen en vergroot men ook de eigen handelingsbekwaamheid. Ontmoeting, dialoog en de uitwisseling van waardepatronen … met deze ingrediënten lijkt de sociaal-culturele benadering heel erg op de twee bovenstaande benaderingen van intergenerationeel werken. Toch zijn er enkele belangrijke verschilpunten. De ontmoeting tussen verschillende leeftijdsgroepen kan uiteraard verrijkend zijn, zo stellen Verschelden en van Ewijk, maar het is niet aangewezen om jongeren en ouderen samen te brengen enkel en alleen omdat ze jong of oud zijn. Een sterk leeftijdsgerichte benadering heeft als risico dat het leeftijdscriterium net heel erg wordt versterkt en zo bepaalde clichés over jongeren en ouderen misschien nog worden uitvergroot. Een ander verschilpunt is dat intergenerationele ontmoetingen volgens Verschelden en van Ewijk niet noodzakelijk moeten leiden tot een gemeenschappelijk belang of een betere samenleving, wat bij het buurtwerk en het discours over intergenerationele solidariteit vaak het geval is.
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
8
In de sociaal-culturele benadering betekent intergenerationeel werken net dat je de verschillen aanvaardt. Intergenerationele praktijken zijn hier gericht op het bevorderen van de dialoog en discussie en het leren omgaan met zingeving- en waardepatronen van anderen. Het is duidelijk dat deze sociaal-culturele benadering veel diffuser en complexer is dan de twee andere benaderingen. Tegelijk geloven we dat ze heel wat mogelijkheden biedt voor erfgoedwerkers. We komen hier in een volgende paragraaf nog op terug. Een voorbeeld van een sociaal-culturele benadering is het project SHOWROOM ZB dat plaatsvond in de stationswijk van Zeebrugge in 2007. Dit is een buurt waar vele mensen dagelijks passeren, maar waar weinig contact optreedt tussen bewoners en voorbijgangers. Het project had tot doel daar verandering in te brengen. De kunstenaar Jacques Charlier daagde de buurt uit om huisgevels om te vormen tot etalages. tapis plein vzw nam de rol van coach op zich en zocht naar de passies van de bewoners. 130 buurtbewoners, zowel jong als oud, dachten en werkten mee. Via tal van straatacties, honderden individuele gesprekken en tientallen buurthappenings zette tapis plein een dialoog op met de buurt. Net voor de zomer werd het resultaat zichtbaar in de wijk: 130 monumentale lichtkasten werden aan evenveel huisgevels opgehangen. Voorbijgangers kregen zo een beeld van wat er achter de gevels schuilgaat en hierdoor keek de voorbijganger door het venster naar de bewoner in plaats van omgekeerd.12 Showroom ZB genereerde contacten tussen allerhande leeftijdsgroepen en droeg zo bij tot meer onderlinge betrokkenheid. Toch noemde het zichzelf geen intergenerationeel project. Dit project toont aan dat intergenerationele ontmoeting ook via een omweg kan worden bereikt; zonder dat het als expliciet uitgangspunt gesteld wordt of je het in grote bewoordingen naar het publiek communiceert.13 Intergenerationele contacten blijken heel vaak het krachtigst als ze niet te veel van bovenaf worden gedirigeerd.
Waarom zouden erfgoedwerkers op intergenerationeel werken kunnen inzetten? Er zijn diverse redenen waarom erfgoedwerkers aandacht kunnen besteden aan intergenerationeel werken. De eerste blijkt uit voorgaande paragrafen: intergenerationeel werken is vandaag een belangrijk maatschappelijk thema. Erfgoedwerkers staan niet geïsoleerd in de samenleving. Erfgoed kan fungeren als hulpmiddel voor diverse sociale ontwikkelingen en bijgevolg ook een hefboom zijn om intergenerationele ontmoetingen te versterken. Zeker de sociaal-culturele benadering van Verschelden en van Ewijk biedt volgens ons heel wat handvatten voor erfgoedwerkers die – vanuit een bemiddelings- of makelaarsfunctie – oog hebben voor diversiteit en die traditionele doelgroepbenaderingen met een andere bril willen en durven bekijken. Maar er is meer. Erfgoedwerkers staan er misschien niet specifiek bij stil, maar het erfgoedbegrip en het generatiebegrip zijn sterk met elkaar verbonden. In vrijwel alle definities van erfgoed is er wel een verwijzing naar opeenvolgende (lees: genealogische) generaties. De UNESCO-conventie uit 2003 over immaterieel erfgoed definieert erfgoed als iets dat van generatie op generatie wordt overgedragen, waarbij groepen en gemeenschappen dit erfgoed overdragen als antwoord op hun omgeving.14 Het is dus niet dat we bepaalde cultuuruitingen krijgen als een cadeautje dat we zelf mogen opendoen en er vervolgens mee kunnen doen wat we willen. Bij deze overdracht vindt ook een belangrijk socialisatieproces plaats. Van sommige cultuurvormen krijgen we van kindsbeen af te horen: “Dit is cultuur met een kleine c.” “Dit is kunst.” “Dit heeft geen waarde.” en “Dit is ‘kitsch’.” Het is aan de volgende generaties om uit te maken wat zij met deze waarderingen zullen doen. Sommige cultuurvormen zullen misschien zonder veel vragen worden overgenomen; andere krijgen een andere betekenis, degraderen of worden opgewaardeerd. Intergenerationeel werken kan erfgoedwerkers helpen om die overdracht dynamischer en interactiever te maken. Het kan helpen om verschillende generaties met elkaar in dialoog te laten treden over de vraag waarom zij bepaalde cultuurvormen zo belangrijk vinden dat zij die willen koesteren en, vooral, om te duiden welke betekenissen en waardepatronen zij daarbij willen overdragen. De socioculturele benadering van
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
9
Verschelden en van Ewijk kan ook in dit opzicht perspectieven bieden voor erfgoedwerkers. Bij deze auteurs draait intergenerationeel werken precies om de omgang met zingeving en betekenissen, met de waarden en normen van anderen. Daarom ook durven we stellen dat de intergenerationele dialoog (zeker in een erfgoedcontext) een krachtige leerervaring kan opleveren voor de betrokkenen. Om te duiden hoe dit precies in zijn werk gaat, nemen we een duik in de opvattingen over levenslang en levensbreed leren.
Intergenerationeel leren Tot nog toe spraken we over intergenerationeel werken, en dit vanuit het perspectief van de erfgoedorganisatie. Maar wat brengt dat intergenerationeel ‘werken’ teweeg bij de betrokkenen? Het antwoord is: een intergenerationeel leerproces. ‘Leren’ bedoelen we hier allerminst in de traditionele kennisoverdrachtelijke zin, maar daarentegen in de meest brede zin: het gaat om iedere verandering die (onbewust) wordt teweeggebracht in iemands denkkader, in het handelen, in de houding of in waarden of overtuigingen … De meerwaarde van intergenerationele leerprocessen kunnen we goed zien tegen het licht van het levenslang en levensbreed leren. Dit thema staat vandaag hoog op de beleidsagenda van allerhande nationale overheden en internationale instanties (EU, OECD, UNESCO). Levenslang en levensbreed hangen uiteraard met elkaar samen en kunnen elkaar versterken. Levenslang leren zal meer resultaten afwerpen als dit zowel gebeurt in een formele, een niet-formele als een informele context.
Met levenslang leren wordt doorgaans het leren van individuen bedoeld, van bij de geboorte tot de laatste levensfase. Met levensbreed leren bedoelen we het integreren van het formele (leerplicht onderwijs), het niet-formele (leren buiten de formele context van het onderwijs) en het informele leren (leren dat voortvloeit uit dagelijkse activiteiten in het gezin, onder vrienden, op het werk …).
Binnen dit levenslang en -breed leren is de intergenerationele component bijna altijd direct of indirect aanwezig. Het uitgangspunt van levenslang en levensbreed leren is precies dat alle leeftijdscategorieën worden gestimuleerd om te leren en te blijven leren, maar heel vaak wordt ook gesteld dat generaties van elkaar kunnen leren. We moeten, zoals zonet beklemtoond, dit leren niet voorstellen als een vorm van zuivere overdracht van kennis waarbij de oudere generaties aan de jongeren leren hoe het moet zijn. Binnen de opvoedkunde is er vandaag veel aandacht voor leren als een sociaal-constructief proces. Dit betekent enerzijds dat leren wordt beschouwd als een cumulatief proces, waarbij de lerende telkens voortbouwt op de kennis en ervaringen die er al zijn. Anderzijds is leren een collaboratief proces: door contact, discussie … met anderen komt men in aanraking met nieuwe kennis of vaardigheden. De intergenerationele dialoog kan zo’n ervaringsgericht en interactief leerproces sterk stimuleren. Mensen van verschillende leeftijden hebben vaak verschillende interesses, waarden en behoeften. Door andere leeftijdsgroepen te ontmoeten en ermee in dialoog te treden, kunnen zij heel wat kennis en vaardigheden of bepaalde attitudes van elkaar leren, en zo samen een leerproces doormaken.
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
10
Inspiratie vanuit de praktijk Het zal de lezer inmiddels duidelijk zijn dat intergenerationele activiteiten geen doel op zich zouden moeten zijn, louter en alleen gericht op het samenbrengen van oud en jong. Initiatieven die intergenerationeel werken en leren beogen, zouden we moeten herkennen aan het feit dat mensen van verschillende generaties en achtergronden niet alleen maar gewoon samen zijn, maar vooral met elkaar interageren. Dat zij dingen samen kunnen doen en beleven, dat ze elkaar hierbij kunnen ondersteunen en helpen, zodat ze vervolgens ook van elkaar kunnen leren. Hoe kunnen erfgoedwerkers die leerprocessen faciliteren? Een belangrijk uitgangspunt is dat die processen ook in een informele context kunnen verlopen. Intergenerationeel leren kan dus zowel in de context van een woonzorgcentrum als in een museum, in een familie, maar evengoed in de openbare ruimte. Het spreekt voor zich dat de betrokkenen een heel andere rol kunnen spelen in die verschillende contexten, dat een bepaalde leeftijdsgroep de ene context al intensiever gebruikt dan een andere en dat de ontmoetingen en de leerprocessen tussen die groepen ook anders kunnen verlopen. Om die diversiteit van contacten in beeld te kunnen brengen, maken we (in navolging van Kees Penninx) een onderscheid tussen drie variaties van intergenerationeel contact, die van elkaar verschillen qua intensiteit: elkaar ontmoeten, elkaar beter leren kennen en elkaar beïnvloeden. Het spreekt voor zich dat de verschillende contactvormen elkaar niet hoeven uit te sluiten, ze overlappen elkaar en vullen elkaar aan. We willen ook geen hiërarchie instellen tussen deze contacten. Een korte ontmoeting is misschien oppervlakkig, maar kan nodig zijn om meer intensieve contacten mogelijk te maken. Als een kortstondig contact herhaald wordt, kan het bovendien een diepgaand effect ressorteren op termijn. In de drie volgende paragrafen staan we telkens stil bij een contactvorm. Aan de hand van verschillende praktijkvoorbeelden geven we aan hoe erfgoedorganisaties die contactvorm kunnen faciliteren en wat daarbij de mogelijkheden en de valkuilen zijn. Zoals hierboven vermeld, geloven we dat vooral de sociaalculturele benadering interessant kan zijn voor erfgoedwerkers. Maar we hebben ook heel wat interessante en inspirerende voorbeelden gevonden die vanuit een andere benadering (cf. buurtwerk, intergenerationele solidariteit) zijn ontwikkeld. Ook zullen we verwijzen naar een aantal projecten en initiatieven die intergenerationaliteit niet als expliciet doel hadden, maar waarbij mensen van verschillende leeftijden elkaar wel (al was het maar kortstondig) vonden en meer met elkaar betrokken geraakten. Zoals hierboven aangegeven, hoeft intergenerationaliteit niet altijd als doel te worden vooropgesteld. Je kunt ook heel indirect, via een omweg, intergenerationele contacten realiseren.
Elkaar ontmoeten Als we spreken over mensen die elkaar ontmoeten, dan bedoelen we hier vooral kortstondige, eerder toevallige ontmoetingen. Misschien leveren deze in eerste instantie geen tot weinig verre- of diepgaande contacten op, toch kunnen verschillende leefwerelden elkaar op die manier even aanraken. Of zoals Kees Penninx het mooi verwoordt: “Werelden die tot dan toe gesloten waren voor elkaar, gaan open.”15 Een plaats waar dergelijke ontmoetingen zich vaak afspelen, is de openbare ruimte. Deze publieke ruimte is bovendien een van de (weinige) plaatsen waar jong en oud en mensen met de meest uiteenlopende achtergronden elkaar op een spontane manier treffen. Voldoende redenen dus om hier even bij stil te staan. Bij de publieke ruimte stellen we ons winkelstraten, parken, buurten en straten, stations, liften, wachtzalen, pleinen, de post of de bakker … voor. Maar men kan ook bepaalde media, zoals het internet of de openbare televisieomroep, als publieke ruimte beschouwen. Hierna verwijzen we echter specifiek naar de fysieke publieke ruimte.
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
11
De vraag die zich stelt, is hoe we het contact op dergelijke plaatsen kunnen stimuleren en eventueel kunnen verdiepen, en vooral welke rol cultureel erfgoed hierbij kan spelen. Hoe kunnen bruggen geslagen worden tussen mensen met verschillende achtergronden? Tussen onbekenden? Hoe kun je aan een dergelijke vluchtige relatie mogelijk een extra dimensie geven? Hoe kunnen we er m.a.w. toe bijdragen dat deze plaatsen toch van enige betekenis worden voorzien? Iedereen voelt wel aan dat de openbare publieke ruimte een enorm democratisch platform is, plekken waar optimale toegankelijkheid troef is, dus het loont de moeite ons af te vragen hoe we deze ruimtes kunnen benutten voor de (intergenerationele) erfgoedpraktijk. We kunnen misschien wel wat leren vanuit de praktijk van kunst in de publieke ruimte. Door kunst in de publieke ruimte te brengen, grijpt men rechtstreeks op een gegeven plaats in. Idealiter wil men hierdoor die fysieke ruimte niet zozeer promoveren tot ‘podium’ of ‘sokkel’ voor het betreffende kunstwerk, maar wil men deze ruimte wel ‘discursief activeren’ en hiermee het publiek aanspreken als creatief-denkende en kritische participanten.16 Een valkuil hierbij is dat het gebeuren mogelijk een vrij hermetisch of gesloten gegeven blijft: m.n. dat het kunstwerk enkel een appel doet op mensen die het kunnen of willen ‘lezen’. Het Middelheimmuseum anticipeerde op deze mogelijke valkuil in hun project ‘Nesten op het Kiel’. Door tal van kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen uit de buurt te betrekken bij de creatie van een kunstwerk, stond dialoog, verbondenheid en verantwoordelijkheid tussen bewoners in de wijk voorop.17 Het ging in dit project bijgevolg om zoveel meer dan louter het plaatsen van een kunstwerk: ontmoetingen tussen mensen met verschillende leeftijden en met verschillende achtergronden werden op deze manier mogelijk gemaakt. Gaan we even door op de publieke ruimte als plek van sociale interactie(s), dan belanden we al snel bij het onderzoek dat Ruth Soenen voerde omtrent het ‘kleine ontmoeten’ in de stad.18 In haar onderzoek is namelijk niet zozeer de fysieke publieke ruimte onderwerp van onderzoek, maar wel de ontmoetingen die zich daarin afspelen. Soenen verwijst o.a. naar Erving Goffman wanneer zij stelt dat de aard van de contacten tussen onbekenden in de publieke ruimte – een wereld van vreemden, van mensen die niet gekend zijn en met wie niets wordt gedeeld – volgens een aantal patronen verloopt. Zo is er de ‘beleefde vermijdingsregel’: “Het betreft de behandeling van de andere alsof die een niet-persoon is. Het zijn mensen met wie je niet in gesprek bent maar met wie je toch rekening houdt. (…) Ogen kruisen elkaar maar vlak daarna trekken ze de aandacht weg.”19 Maar ondanks dit beleefd vermijden, vinden er soms toch ook spontane kleine ontmoetingen plaats. Soenen verwijst bijvoorbeeld naar small talk dat zich in de publieke ruimte kan voordoen tussen mensen. Ze ziet hierin toch een zekere sociale potentie omdat het een gevoel van ‘behoren’ teweegbrengt bij de betrokkenen. Small talk omschrijft de onderzoekster als “een kortstondige uitwisseling van zogenaamde banale dingen die een aangename sfeer schept”.20 Het gaat om alledaagse kennis en ervaringen, of weetjes die worden gedeeld met onbekenden. Via small talk ‘mixen en matchen’ diverse mensen, stelt Soenen, wat volgens haar toch een lightversie van gemeenschap creëert. Bovendien, na herhaaldelijk contact kunnen bepaalde stereotypen of vooroordelen die leven op die manier misschien wel worden ontkracht. Uit haar observatieonderzoek tijdens diverse tramritten doorheen Antwerpen concludeerde Soenen eveneens dat onbekenden beginnen te praten (Soenen noemt dit ‘vlottende sociale relaties’) door bepaalde externe factoren, zoals een evenement waaraan de tram voorbijrijdt, een vechtpartij, een feesttent …21 Precies op deze externe factoren kunnen we als erfgoedactor ingrijpen waardoor we het kleine ontmoeten ondersteunen. Bv. foto’s in de openbare ruimte kunnen als een dergelijke stimulerende externe factor fungeren. Het stadsarchief Leuven hing in het kader van de openluchttentoonstelling n.a.v. de herdenking van de negentigste verjaardag van het einde van de Eerste Wereldoorlog een aantal reuzengrote foto’s van verwoeste plaatsen en gebouwen op in het stadsbeeld.22 Het ging om krachtige beelden die menig voorbijganger ongetwijfeld aan het denken en praten zette. In hoeverre deze foto’s het intergenerationeel ontmoeten daadwerkelijk stimuleerden, werd niet onderzocht. Maar zeker is wel dat een dergelijk initiatief heel wat kansen tot intergenerationeel ontmoeten in zich draagt. Wie als organisatie dergelijke ontmoetingen in de publieke ruimte wil stimuleren, geeft Soenen nog volgende richtingaanwijzers voor de praktijk mee:23
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
12
▹▹ bied sterk gedifferentieerde producten aan – voor een heterogeen publiek – waarbij diverse interpretatie- en relatiemogelijkheden zijn; ▹▹ werk via reeds aanwezige talenten, competenties, interesses, hedendaagse populaire cultuur, concrete problemen; ▹▹ hecht belang aan zogenaamde passageruimtes, zoals bijvoorbeeld onthaalruimtes; ▹▹ durf over wijken heen kijken en plaats wijkactiviteiten ook eens binnen de wereld van onbekenden. Sowieso acht Soenen het raadzaam om de alledaagse sociale realiteit verbonden aan publieke plaatsen eerst te analyseren vooraleer hierop in te grijpen:24 op welke plaatsen is er een diversiteit aan mensen? Hoe komt het dat men daar een breed en divers publiek kan aantrekken? Waar komen enkel specifieke groepen? Op welke plaatsen heerst een aangename sfeer? Hoe verloopt het contact (‘beleefd vermijdend’ of ‘vlottend sociaal’)? Ook in het ontwerp en de inrichting van publieke ruimtes kan aandacht worden besteed aan de ‘vormgeving’ van sociale relaties en aan het ontmoeten tussen generaties. De organisatie Kind & Samenleving bv. besteedde al heel wat onderzoek aan de inrichting van ruimtes waar zowel kinderen als volwassenen zich thuis kunnen voelen.25 Hun aanvangsvraag is hoe verschillende gebruiksweefsels van verschillende mensen, groepen, leeftijden en achtergronden zich tot elkaar kunnen verhouden in een gemeente of stad. En vervolgens, waar de contactzones of de plekken waar ‘verknoping’ plaatsvindt, zich bevinden. Vaak zijn die verschillende groepen er wel in een ruimte, maar neemt iedereen daarin een eigen hoekje of plaats in zodat er toch afstand blijft. Over de inrichting van intergenerationele ruimtes bestaan nog vele open vragen: het gaat dan per slot van rekening ook over de meest ‘ideale’ publieke ruimte. Uit de praktijk blijkt dat de ruimtes die het beste werken, degene zijn waar enerzijds wordt gerespecteerd dat iedereen daarin een eigen plek of deelzone inneemt, maar waar anderzijds contactzones en interactiemogelijkheden worden ingebouwd. Op die manier kunnen diverse gebruikers van die ruimte elkaar zien en in elkaars buurt vertoeven, en zo wordt het kleine ontmoeten weer een beetje meer mogelijk.26 Een voorbeeld vinden we bij de heraanleg van het Ursulinenplein te Brussel.27 Een lokaal skaterscollectief Brusk bepleitte om er een skateplein van te maken. Bij de planning van het ontwerp werden echter niet alleen skaters betrokken, maar ook de bewoners van het nabijliggende rusthuis die eveneens de potentiële gebruikers van het plein vormden. Het plein werd in 2006 ingehuldigd, en ieder jaar opnieuw wordt er een feest op het Ursulinenplein georganiseerd met diverse activiteiten waarbij skaters, bewoners van het rusthuis en andere omwonenden elkaar treffen. Het initiatief van de ‘buurtbank’, van Vormingplus Kempen, sluit op dit voorbeeld aan.28 In dit project stimuleert Vormingplus het plaatsen van zitbanken in verschillende buurten in verschillende gemeenten in de Kempen. De banken kunnen spontane ontmoeting stimuleren, maar kunnen ook uitgroeien tot plaatsen waar mensen uit de buurt met elkaar afspreken, waarrond zij activiteiten of overleg plannen, borrelen … Ontmoeting wordt reeds gestimuleerd van bij het plannen en het ontwerpen van de bank. Het initiatief, de inspraak en verantwoordelijkheid voor de (ontwikkeling van) de bank ligt zoveel mogelijk bij de potentiële gebruikers zelf. Het zijn interessante voorbeelden, temeer omdat ze aantonen dat je als organisatie dergelijke kleine ontmoetingen een plaats kunt geven in het grotere geheel van de werking. Het getuigt van een brede visie om dergelijke contacten te waarderen en te valideren: niet door als een ceremoniemeester zelf de ontmoetingen strak te dirigeren, maar vooral door het creëren van ‘gelegenheid tot’ ontmoeten. Op die manier behouden ontmoetingen een spontaan karakter. Een organisatie treedt op die manier op als ‘makelaar’ die mensen op een bepaalde plek op een bepaalde manier met elkaar kan verbinden. Die makelaarsfunctie kan iedere organisatie bovendien opnemen om iedere vorm van ontmoeten tussen eender welke personen te stimuleren. We leggen in dit kader hier wel het accent op het intergenerationele ontmoeten, maar uiteraard
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
13
biedt de publieke ruimte ook heel wat kansen tot intercultureel ontmoeten, of tot het ontmoeten tussen mensen met verschillende achtergronden, leefwerelden …
Elkaar leren kennen Intergenerationele contacten kunnen nog een stap verder gaan dan een kortstondige ontmoeting. Zij kunnen persoonlijker worden waarbij de betrokkenen elkaar leren kennen. Door deze individuele en concrete ervaringen kunnen leeftijdsgebonden classificaties als ‘oud’ en ‘jong’ hun zeggingskracht verliezen, terwijl andere identiteitskenmerken, zoals gender, karakter, levenservaring en culturele achtergrond meer op de voorgrond treden.29 Die kennismaking kan vorm krijgen door het uitwisselen van kennis en vaardigheden. Heel vaak gaat het dan om ouderen die hun herinneringen of hun kennis over het verleden doorgeven aan jongeren. Dit kan gaan om heel kleinschalige initiatieven: een school nodigt bijvoorbeeld een oudere uit om een persoonlijke getuigenis af te leggen over een stukje lokale geschiedenis. Maar evengoed kan het gaan om een langlopend ‘herinneringsproject’ in een buurt: ouderen delen hun herinneringen of hun kennis over het verleden met jongeren en vervolgens verwerken beide groepen deze verhalen in een concreet en tastbaar resultaat.30 Een uitgewerkt voorbeeld hiervan was het project ‘Molenbeek in Kleur’, dat in 2007 liep in de Brusselse gemeente met de basisschool en een groep maatschappelijk kwetsbare jongeren.31 In het kader van dit project gingen groepen van kinderen en jongeren op bezoek in respectievelijk een dag- en een dienstencentrum. Daar praatten ze met de oudere inwoners over uiteenlopende thema’s, zoals de schooltijd, de culturele feesten, het hedendaagse Brussel en het leven tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op basis van deze verhalen werden enkele thema’s verder uitgespit en vervolgens verwerkt in filmfragmenten, die onder meer tijdens Erfgoeddag werden getoond. Zo’n herinneringsproject kan ook resulteren in een theaterstuk. Er zijn de voorbije jaren talloze stukken geschreven die zijn gebaseerd op persoonlijke en doorleefde getuigenissen van ouderen. Maar vooral in de Angelsaksische wereld gaat men tegenwoordig een stap verder: de ouderen brengen zelf hun herinneringen op de bühne. In Franstalig België hebben ook enkele welzijnsorganisaties geëxperimenteerd met deze methodiek. Om een voorbeeld te geven: in 2009 hebben een rusthuis uit Vorst, het Atheneum van Oudergem en de projectvereniging Entr’Ages (www.entrages.be) de handen in elkaar geslagen voor een theaterstuk met ouderen. Hiervoor interviewden de jongeren ongeveer honderd oudere Brusselaars over hun jeugd en hun opvattingen over de jeugd van tegenwoordig. De resultaten van die interviews werden verwerkt in een theaterstuk, gebracht door enkele ouderen in kwestie en een klas van het Atheneum. Vanzelfsprekend werkt deze vorm van theater niet met vaste scripts; er wordt vooral geïmproviseerd. Tijdens enkele sessies worden eerst enkele thema’s geselecteerd, die de ouderen vervolgens onder artistieke begeleiding uitdiepen in een reeks workshops. Daarop volgt dan een publiek toonmoment, meestal (uitsluitend) bijgewoond door familieleden en vrienden. Dergelijke herinneringsprojecten zijn erg dankbaar om een intergenerationele werking uit te bouwen. Vele oudere mensen blijken namelijk graag over vroeger te vertellen omdat het ze goed doet dat er iemand naar hen luistert en belangstelling voor hun levensloop heeft. Het kan hen het gevoel geven dat ze niet alles in het graf hoeven mee te nemen, maar dat ze ervaringen kunnen doorgeven aan jongere generaties.32 Anders dan bij een traditionele reminiscentie-oefening (zie kader), blijft hun getuigenis ook niet binnen de muren van de eigen woonkamer of het tehuis, maar wordt die verwerkt in een tastbaar en deelbaar eindresultaat zoals een boek, een tentoonstelling of een theaterproductie. De getuigenis krijgt zo een maatschappelijke relevantie en de oudere in kwestie krijgt het gevoel iets te kunnen teruggeven aan de samenleving. Voor de jongeren kan zo’n contact dan weer een intensieve leerervaring opleveren. Het verleden kan voor hen zo een gezicht krijgen, het wordt tastbaar en kan hen helpen zich te realiseren dat het verleden niet altijd zo veraf is. De kennis die de jongeren zo opdoen, zal veel langer bijblijven dan wanneer men die voor een examen zou instuderen.33
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
14
Reminiscentie? Reminiscentie is een koepelbegrip voor een grote diversiteit aan werkmethoden, maar wordt meestal gebruikt voor interventies waarbij ouderen gestimuleerd worden om gebeurtenissen uit het eigen leven te herinneren en die te delen met anderen.34 Binnen een woonzorgcentrum kan reminiscentie worden toegepast als therapie, maar evengoed als een activiteit binnen de animatie. Het praten over positieve en negatieve gebeurtenissen uit het leven zou henzelf en anderen helpen te herinneren wie men was en is en zelfs een gevoel van veiligheid en zekerheid geven. Hoe waardevol deze projecten ook zijn, toch kunnen er enkele belangrijke valkuilen opduiken. Vele van deze herinneringsprojecten zijn opgestart met het expliciete doel om de relaties tussen ouderen en jongeren te verbeteren. Beide groepen worden op deze manier heel erg op hun leeftijd aangesproken met als risico dat abstractie wordt gemaakt van andere identiteitskenmerken, wat uiteraard net niet de bedoeling is.35 Zo zien we ook dat bij dergelijke projecten vaak alleen de jongsten en de oudsten worden aangesproken. De middengeneratie wordt vaak overgeslagen, terwijl ook volwassenen natuurlijk een verhaal kunnen vertellen over de buurt waar ze zijn opgegroeid of waar ze wonen. Daarbij komt nog dat erfgoedorganisaties de uitgangspunten van zo’n herinneringsproject niet altijd zomaar kunnen overnemen. Vaak gaat het om sociaalartistieke of welzijnsprojecten, waarbij het proces zeer belangrijk is. Het oprakelen, delen en bewerken van herinneringen is vaak slechts het instrument om mensen samen te brengen. Uiteraard kunnen ook erfgoedorganisaties procesgericht te werk gaan, maar het spreekt voor zich dat elk intergenerationeel initiatief een band moet hebben met de eigen missie en (erfgoed)werking. Om deze redenen kan het, zeker voor erfgoedorganisaties, aangewezen zijn om eerst te vertrekken van een concrete situatie of thematiek en op basis daarvan een dialoog te faciliteren tussen verschillende leeftijdsgroepen. Een mooi voorbeeld is het tentoonstellingsproject ‘Buurtwinkels’ van het Amsterdam Museum (2011). ‘Buurtwinkels’ wilde de geschiedenis vertellen van de kleine middenstand in Amsterdam en ook de hedendaagse rol en functie van deze ondernemers belichten. Met dit project trad het Amsterdams Museum ook buiten de muren: in enkele wijken van de stad werden kleine tentoonstellingen op touw gezet. In deze buurtlocaties was telkens een presentatie te zien over het heden en verleden van de buurt en over de buurtwinkels in die omgeving. Tevens was er een programmering met een intergenerationele component. Er waren de ‘verhalen-van-vroegerbijeenkomsten’ waar scholieren en ouderen met elkaar in gesprek gingen over de buurt van vroeger en nu. Deze intergenerationele gesprekken leverden niet alleen extra informatie op over de buurtwinkels van vroeger en vandaag, ook vormden zij een mooie verdieping van het bestaande aanbod en verstevigden zo het maatschappelijke draagvlak voor het hele project. Erfgoedorganisaties kunnen ook via mondelinge geschiedenisprojecten de intergenerationele kennisoverdracht faciliteren. Mondelinge geschiedenis is een onderzoeksmethodiek waarbij men het verleden tracht te (re)construeren door interviews met getuigen. Het verschil met reminiscentie is dat bij mondelinge geschiedenis niet zozeer het ophalen van herinneren (het proces) centraal staat, maar in de eerste plaats de reconstructie van een stukje verleden en de creatie van een mondelinge bron (een product). Toch kan ook een mondelinge geschiedenisproject enkele krachtige, bijkomende, intergenerationele (leer)effecten opleveren omwille van het simpele gegeven dat interviewer en geïnterviewde doorgaans van leeftijd verschillen en elkaar (even) vinden rond een gemeenschappelijk thema. Dit proces kan ook bewust worden versterkt. Zo zijn er de voorbije jaren tal van mondelinge geschiedenisprojecten geweest waarbij scholieren ouderen interviewden over (een stuk) geschiedenis van hun school of gemeente. Het verschil tussen deze intergenerationele projecten met ‘gewone’ mondelinge geschiedenisprojecten ligt vooral in de bepaling wie eraan participeert. In deze projecten worden jongeren, al dan niet in het kader van een lesopdracht, ingeschakeld als vrijwilliger om ouderen over een stukje verleden te interviewen. Een bekend en al behoorlijk grootschalig voorbeeld uit eigen land is het mondelinge geschiedenisproject over het bombardement op de stad Mortsel. Op 5 april 1943 vielen Amerikaanse bommen op Mortsel en richtten een ware ravage aan: 936 burgers lieten het leven waaronder 209 kinderen. Met het oog op de 65-jarige herdenking van dit drama wilde de stad in 2008 dit stukje geschiedenis naar nieuwe groepen
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
15
ontsluiten, en dan vooral naar jongeren, en deze groepen ook actief betrekken bij de geplande herdenkingsinitiatieven. Het resultaat was dat liefst tweehonderd leerlingen uit het secundair onderwijs overlevende getuigen van het bombardement opzochten en er een interview van afnamen. Deze getuigenissen werden onder meer verwerkt in het boek Tranen over Mortsel en in een erfgoedwandeling doorheen de stad.36 Dit mondelinge geschiedenisproject leverde uiteraard een beter inzicht in dit traumatisch stukje geschiedenis. Daarnaast heeft dit het draagvlak voor de lokale erfgoedwerking rond het bombardement versterkt, precies omdat het afnemen van zo’n interview een heel krachtige (leer)ervaring vormde voor de jongeren in kwestie. In al deze voorbeelden zijn het telkens ouderen die hun herinneringen overdragen en zo een actief leerproces bij jongere generaties mogelijk maken. Ouderen en jongeren kunnen ook samen een leerproces doormaken, waarbij volwassenen van kinderen leren en kinderen van volwassenen. Dit was het uitgangspunt van De Grote Teletijdshow, een spelconcept dat in 2008 werd ontwikkeld voor Nintendo We.37 Het is de bedoeling dat kleinkinderen en grootouders dit spel samen spelen en vragen beantwoorden over idolen van vandaag en vroeger, over oude en nieuwe televisieprogramma’s, over historische gebeurtenissen en hedendaagse trends. De jongeren leren met dit spel op speelse manier inzicht verwerven in de kennis van hun grootouders. Ouderen van hun kant krijgen een inzicht in de leefwereld van hun kleinkinderen. Tegelijk ontwikkelen zij een aantal digicompetenties en krijgen zo ook een positievere attitude tegenover de digitale maatschappij. De deelnemers moeten in een bepaald onderdeel ook van elkaar raden welk antwoord ze zullen geven. Door op die manier met elkaar in interactie te gaan, wordt de leerervaring nog versterkt. De ontwikkeling van zo’n computergame is natuurlijk erg hoog gegrepen. Toch kunnen de uitgangspunten van De Grote Teletijdshow ook relevant zijn voor erfgoedwerkers die een intergenerationeel erfgoedproduct willen realiseren. Zo ging aan dit spel een gebruikersgecentreerd ontwikkelingsproces vooraf. Dit wil zeggen dat kinderen en ouderen al van bij het begin betrokken werden bij de ontwikkeling ervan. Er werd begonnen door tien kinderen en ouderen een dagboek te laten bijhouden voor een week, waarin ze hun algemene interesses en interactie met technologie beschreven. Zo kon een beeld worden gevormd van het doelpubliek en hun interesses. Vervolgens werden tien sessies georganiseerd, waarbij tien duo’s van een kind en een oudere elk een spelconcept bedachten waarin hun beider interesses verwerkt zaten. Die spelideeën werden dan verder uitgewerkt tot een spelconcept. Belangrijk was dat alle leden van het ontwikkelingsteam deze sessies mee volgden en begeleidden: niet enkel de onderzoekers dus, maar ook ontwikkelaars en de vormgevers. Op die manier werden aan het team ook een aantal intergenerationele vaardigheden bijgebracht. Het is duidelijk: het delen van herinneringen en ervaringen kan een dankbare insteek vormen om de intergenerationele overdracht van kennis en informatie mogelijk te maken. Maar ook erfgoed kan fungeren als vertrekbasis voor zo’n intergenerationele werking. Zeker voor immaterieel erfgoed zijn hier heel wat mogelijkheden. Een knap voorbeeld hiervan was het project ‘Met Oud en Jong van Liedje naar Song’, een initiatief van Vorming Plus Meetjesland met diverse erfgoedactoren uit het Meetjesland (2007). Dit project stelde volksliederen uit de regio centraal en had als doel om de bevolking te sensibiliseren over het belang van dit immateriële erfgoed. Hiervoor werd een intergenerationeel muziekfeest georganiseerd met muzikale workshops voor jong en oud samen, er was een optreden van een Maldegemse rapband en er werden ook enkele traditionele Maldegemse volksliedjes opgevoerd. Daarop volgde een vormingstraject met diverse workshops waarbij jongeren konden leren om de volksliederen te rappen in het Maldegems dialect, ook waren er inhoudelijke lezingen/studiemomenten over de erfgoedwaarde van deze volkliederen. Binnen dit project werden verschillende leeftijdsgroepen geappelleerd op hun eigen interesses, behoeften, kennis en vaardigheden. Ouderen en volwassenen werden aangesproken op hun interesse over en kennis van oude volksliedjes uit de streek. Jongeren van hun kant werden op hun interesse aangesproken om op een creatieve en actuele manier om te gaan met muziek. Maar heel belangrijk was dat deze intergenerationele ontmoeting de bevolking ook sensibiliseerde over dit muzikale erfgoed en het relevant en actueel maakte voor jongere leeftijdsgroepen. Een intergenerationele werking kan op die manier ook de erfgoedwerking op een hoger niveau tillen.
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
16
Kortom, er zijn voor erfgoedwerkers heel wat mogelijkheden om verschillende generaties met elkaar in contact te brengen, zeker als het gaat om overdracht van kennis of herinneringen aan vroeger. Tot slot willen we nog enkele aandachtspunten meegeven voor wie op deze manier intergenerationeel wil werken: ▹▹ vertrek van een inhoud of een gedeelde interesse en niet van het idee om ‘iets’ intergenerationeels te doen. Alleen zo kan een intergenerationeel initiatief ook een verrijking betekenen voor de eigen erfgoedwerking. De gedeelde verhalen kunnen bijvoorbeeld een beter inzicht leveren in bestaande collecties of vormen een belangrijk hulpmiddel om nieuwe doelgroepen aan te boren of het draagvlak voor de erfgoedwerking te verstevigen; ▹▹ vermijd eenrichtingsverkeer. Je mist heel wat kansen als alleen de ouderen hun kennis overdragen aan jongeren. Het leerproces bij de jongeren zal veel krachtiger zijn als zij kunnen inhaken op wat er wordt verteld. Ook voor de ouderen is het veel dankbaarder als er op hun verhaal onmiddellijk wordt gereageerd. Precies door de dialoog leren verschillende generaties elkaar beter kennen; ▹▹ de meeste van de hier aangehaalde projecten richten zich op de oudere en de jongere leeftijdscategorieën. Dit hoeft uiteraard niet zo te zijn; ook een generatie van dertigers en veertigers kan perfect worden aangesproken; ▹▹ werk gedifferentieerd: zorg voor een mix aan soorten informatie, materialen en/of methodes die telkens andere inspanningen vragen van mensen en een beroep doen op verschillende soorten ‘intelligenties’ (visueel, verbaal, motorisch, muzikaal …). Zo verhoog je de kans dat iedereen op een manier wordt aangesproken waar hij of zij zich comfortabel bij voelt; ▹▹ betrek je doelpubliek al van bij het begin bij de ontwikkeling van het product. Alleen zo kun je je ervan verzekeren dat het voldoende inspeelt op de ervaring en kennis van de verschillende leeftijdsgroepen; ▹▹ werk je met mensen met verschillende leeftijden en achtergronden in eenzelfde groep, dan vervalt elk lid van de groep vaak al snel in de rol die van hem/haar wordt verwacht (bv. in een groep bestaande uit volwassenen en jongeren gaan de volwassenen toch al snel de leiding nemen). Je kunt daarom de leden van de groep – bv. tijdens een bepaalde activiteit – een specifieke rol of taak toebedelen (bv. leider, reporter, observator, fotograaf, onderzoeker, materiaalverantwoordelijke …). Hierdoor leren de leden van de groep elkaar vaak op een andere manier kennen, en krijg je zelf ook de kans om te leren vanuit een nieuwe rol of taak.
Elkaar beïnvloeden Wanneer intergenerationele ontmoetingen het uitwisselen van waarden en normen tot gevolg hebben, en wanneer ze empathie en wederzijds vertrouwen stimuleren, spreekt Kees Penninx van beïnvloeding. Beïnvloeding hoeft niet altijd te gebeuren via een intensief contact. Neem bijvoorbeeld een werkplek waar mensen van verschillende leeftijden zijn tewerkgesteld of verenigingen met een heel gemengd bestuur of ledenbestand. Hier gebeuren al dagelijks heel wat intergenerationele ontmoetingen. Zij zijn misschien oppervlakkiger, maar kunnen wel leiden tot een diepgaande wederzijdse beïnvloeding omdat ze langdurig herhaald worden. Het is ook niet altijd nodig om speciaal in te grijpen in dergelijke processen. Wel kan het zinvol zijn om op tijd en stond stil te staan bij deze alledaagse intergenerationele ontmoetingen, om zich zo meer open te kunnen stellen voor de impact ervan op ons denken en handelen. Bij de verenigingen moet er wel aan worden toegevoegd dat niet alle verenigingen erin slagen om een intergenerationele mix te bereiken. Belevingsgerichte erfgoedverenigingen (bv. krulbollen, carnavalsverenigingen …) lijken behoorlijk gemakkelijk verschillende leeftijdsgroepen aan te trekken, terwijl de meer klassieke verenigingen (heemkringen, familiekundige verenigingen) vandaag net heel erg op zoek zijn naar verjonging.
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
17
Intergenerationeel werken in het verenigingsleven Een heel aantal erfgoedverenigingen ondervinden moeilijkheden om jongere leden en besturen te vinden. Om een intergenerationele mix te bereiken, in casu om meer jongeren aan te trekken, is het belangrijk om leefwereldgeoriënteerd te gaan werken. Heel wat van de klassieke tips om verenigingen te verjongen komen er precies op neer dat de vereniging meer aansluiting moet zoeken bij de leefwereld van jongeren. Bijvoorbeeld: meer projectmatig werken, activiteiten diversifiëren en er niet altijd van uitgaan dat de vrijwilligers zich levenslang zullen engageren.38 Om beter in te spelen op de leefwereld van bepaalde leeftijdscategorieën, kunnen verenigingen een speciale leeftijdsgerichte werking uitbouwen. Zo zijn er diverse socioculturele verenigingen met een aparte afdeling voor jongeren (lees: twintigers en dertigers). Vanuit intergenerationeel oogpunt lijkt zo’n aparte werking een slechte zaak. Want leidt die juist niet tot méér segregatie tussen generaties? Toch kunnen deze aparte afdelingen een belangrijk instrument zijn om bepaalde leeftijdsgroepen beter te bereiken en te betrekken en om te werken rond thema’s die beter aansluiten bij de eigen leefwereld … Kortom, om beter leefwereldgeoriënteerd te werken. De leefwereld van een jonge moeder met een drukke job ziet er nu eenmaal anders uit dan die van een jonggepensioneerde oma. Beide vrouwen kunnen zich om heel andere redenen engageren in een vereniging en er ook met andere thema’s aan de slag willen gaan. Hieruit blijkt dat intergenerationeel werken niet altijd en in alle omstandigheden een must is, en dat het soms gemakkelijker, praktischer of simpelweg fijner is om onder leeftijdsgenoten te werken.
Als het gaat over langdurige en intensieve intergenerationele processen, dan komen we al snel bij families uit. Onderzoek in Vlaanderen naar de rol van de familie bij jongeren toont aan dat ouders zelfs in de adolescentieperiode nog steeds belangrijke figuren blijven: jongeren en ouders hebben een vrij goede band en zijn behoorlijk tevreden over de gesprekken die ze met elkaar voeren.39 Ook tussen kleinkinderen en grootouders zijn er doorgaans goede en geregelde contacten. Ruim 28 % van de mannelijke en liefst 41 % van de vrouwelijke 55-tot-64-jarigen zorgt voor de opvang van de kleinkinderen thuis (voor een gemiddelde van respectievelijk 1 uur 38 minuten en 2 uur 45 minuten per dag).40 Dit komt omdat meer volwassen vrouwen buitenhuis werken, de huidige generatie van grootouders kleinkinderen graag wil opvangen en vele jonge grootouders ook al vervroegd met pensioen zijn. Ook in de pedagogische wetenschap is de manier waarop opeenvolgende generaties binnen een gezin elkaar beïnvloeden een belangrijke vraag. (Ook) zij spreken in dit verband van intergenerationele overdracht. Er zijn verschillende manieren waarop intergenerationele overdracht kan plaatsvinden. Dit kan gaan om psychologische (socialisatie), contextuele (invloed van onderwijs, religie) en genetische vormen van overdracht. Voor erfgoed, en cultuur in het algemeen, is vooral de eerste vorm belangrijk: gedrag en opvattingen kunnen via socialisatieprocessen van ouders op kinderen worden overgedragen. Ouders geven het goede voorbeeld en doen voor hoe iets moet. Kinderen identificeren zich met hun ouders, imiteren hun gedrag, en verinnerlijken al dan niet de bijbehorende opvattingen. Op een meer actieve manier kunnen ouders het gedrag van hun kind bevestigen of corrigeren als dit al dan niet in overeenstemming is met hun waarden en normen, of het kind advies of uitleg geven. Eerder onderzoek laat zien dat niet alleen ouders het gedrag en de opvattingen van hun kinderen beïnvloeden, maar dat ook kinderen het gedrag en de opvattingen van hun ouders kunnen beïnvloeden, al is de invloed van ouders op kinderen vaak groter dan andersom.41 Hoe dan ook kunnen we stellen dat het klassieke opvoedingsmodel waarbij kinderen getrapt leren van volwassenen, en dat dus in slechts één richting verloopt, is doorbroken. Zoals hierboven gesteld, kan leren in allerlei richtingen gebeuren, tussen allerlei personen, een leven lang en een leven breed. Om het met de woorden van Jan Van Gils samen te vatten: “Wat is opvoeden? Opvoeden is dialoog. Dat is iets wat je niet genoeg kan zeggen tegen mensen. Men denkt nog te veel dat het kennis overgieten is van het ene kannetje in het andere.”42
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
18
Zoals eerder aan bod kwam, kunnen we naast levenslang en levensbreed leren ook levensdiep leren onderscheiden.43 Het sluit aan bij de beïnvloeding waarvan hier sprake is. De focus bij levensdiep leren ligt namelijk bij de dieperliggende persoonlijke waarden en overtuigingen die achter gedrag of kennis schuilgaan. Het gezin of de familie is de context bij uitstek waar levensdiep leren aan de orde is: hier ontwikkelt men, door interactie met anderen, sociale en emotionele competenties die cruciaal zijn bij de ontwikkeling van iemands persoonlijkheid en identiteit. De intergenerationele interactie binnen families verloopt vaak onbewust of spontaan. Maar sinds de jaren 1990 is vooral in de Angelsaksische wereld intergenerationeel leren, family learning zoals het daar wordt genoemd, een activiteit die door de overheid in hoge mate gestimuleerd en gefinancierd wordt. In de Britse Campaign for Learning, een project dat al sinds 1995 loopt en opgezet is om lifelong learning te promoten wordt veel aandacht besteed aan family learning.44 In Groot Brittannië wordt family learning vooral gezien als een bijdrage aan de maatschappelijke cohesie. Ook hier in de erfgoedsector krijgen deze ideeën almaar meer ingang. Getuige de publicaties All in. Cultureel erfgoed voor het hele gezin en ’t Zit in de familie. Cultureel erfgoed vanuit gezinsperspectief.45 Ook evenementen zoals Krokuskriebels – geïnitieerd door de Gezinsbond – of Erfgoeddag stimuleren musea en andere erfgoedorganisaties om een gezinsvriendelijk aanbod te ontwikkelen. In familiaal verband vinden hoe dan ook op een heel spontane manier tal van interacties tussen generaties plaats. “Kinderen zijn zot van hun grootouders als die grootouders ook zot zijn van hen”, zo verwoordt ook Jan Van Gils.46 “Zingen, vertellen, handwerken, spelen … het zijn dingen die ze sowieso samen vaak doen.” Als erfgoedactor schuilt hierin de uitdaging om op deze spontane activiteiten van kinderen en (groot)ouders in te spelen. Een gezin of familie heeft sowieso ook een aantal natuurlijke behoeftes waaraan intergenerationele activiteiten kunnen tegemoetkomen. Zo streven alle families bv. een zeker gevoel van verbondenheid met elkaar na.47 Ieder lid van een familie heeft namelijk nood aan een gevoel van stabiliteit en het gevoel ergens toe te behoren. Als erfgoedorganisatie kun je inspelen op deze vraag naar quality time die een gezin of familie met elkaar wenst door te brengen. Via intergenerationele activiteiten kunnen familiale gezelschappen elkaars interesses leren kennen, elkaars opinies en gezichtspunten … en kunnen ze hierover communiceren, discussiëren … Om zo van elkaar ook weer te leren. Het is hierbij niet alleen de gedeelde en gezamenlijke leerervaring – die heel plezierig kan zijn – die telt; dergelijke activiteiten dragen bovendien bij tot de individuele ontwikkeling, autonomie en zelfstandigheid van ieder gezins- of familielid op zich, zo blijkt.48 Samen leren kan dus wel degelijk de kansen in het (latere) leven van ieder familielid op zich versterken. Een andere behoefte van gezins- en familieleden is die aan continuïteit. Mensen hebben met andere woorden nood aan betekenisvolle linken met familieleden voor en na hen. Continuïteit bepaalt de eigenheid van families van generatie op generatie, en betekent tegelijkertijd zowel verandering als consistentie.49 Het belang van een gevoel van continuïteit wordt duidelijk als we kijken naar adoptiekinderen. Zij voelen namelijk vaak de nood om op zoek te gaan naar hun (voor)ouders, om op die manier uiteindelijk meer vat te krijgen op hun eigen identiteit. Cultureel erfgoed kan families stimuleren en ondersteunen in hun streven naar continuïteit: door bv. het werken met bronnen voor familiekunde, evocatieve presentaties, het uitnodigen tot vertellen, of door het creëren van gelegenheden voor het beoefenen van bepaalde rituelen … Het Huis van Alijn bijvoorbeeld visualiseert overgangsrituelen rond geboorte en dood in hun museumpresentatie, en maakt ze bespreekbaar en concreet via bijbehorende activiteiten. Het voormalig Etnografisch Museum te Antwerpen ontwikkelde een workshop voor (groot)moeders en hun dochters over de overgangsrituelen en bijbehorende verhalen die gepaard gaan met de ontwikkeling van meisje tot vrouw. (Groot)moeders en dochters werden tijdens deze workshop uitgenodigd om samen te luisteren naar verhalen en te vertellen over hun eigen ervaringen. Een ander voorbeeld vinden we bij Kif Kif, een interculturele beweging die strijdt voor gelijkheid en tegen racisme. Deze organisatie stimuleerde jongeren om te graven in hun eigen familie(en migratie)geschiedenis via de methodiek van digital storytelling.50 En het project ‘Kinderen van Guernica’ van Ambrosia’s Tafel toont ons bijvoorbeeld hoe een bepaald familieverhaal (van een Spaanse vluchteling
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
19
uit Guernica) ook andere kinderen en jongeren kan bewustmaken en inspireren.51 Deze voorbeelden en ideeën omtrent familiale beïnvloeding tonen aan hoe belangrijk (groot)ouders en andere volwassenen kunnen zijn voor de ontwikkeling van de identiteit van kinderen en jongvolwassenen. We nemen nog enkele bijzondere aandachtspunten mee: ▹▹ intergenerationeel werken kan een hefboom zijn om (ook, of meer) intercultureel te werken (zonder dat het als dusdanig wordt benoemd). Want wie aandacht besteedt aan intergenerationele processen, heeft idealiter ook oog voor de verschillende achtergronden en leefwerelden van de betrokkenen; ▹▹ wie een intergenerationele bril opzet, kan vaak beter – of alleszins kritischer - kijken naar de eigen, vaak klassieke, ‘doelgroep’-benadering. Waarom de gebruikelijke leeftijdscategorieën bij bepaalde activiteiten eens niet een keer herbekijken? Misschien kan men bij activiteiten voor kinderen ook wel volwassenen betrekken en/of andersom?
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
20
Tot slot …
enkele aandachtspunten voor een intergenerationele werking Uit de vorige bladzijden blijkt dat intergenerationeel werken vele vormen kan aannemen, afhankelijk van de context. Door wisselwerking, dialoog en uitwisseling kunnen verschillende leeftijdsgroepen elkaar ontmoeten, leren kennen of elkaar zelfs beïnvloeden. Op de vorige bladzijden hebben we al een heel aantal aandachtspunten meegegeven die eigen zijn aan een bepaalde vorm van intergenerationeel contact. Als uitsmijter geven we nog enkele algemene punten die essentieel zijn voor elk intergenerationeel initiatief.52 1. Zie intergenerationaliteit niet als een doel op zich, maar als een realiteit. Intergenerationeel werken komt er vooral op neer dat je (bestaande) intergenerationele processen faciliteert of versterkt. 2. Werk actief: breng mensen niet alleen samen, maar laat hen ook samen dingen doén. Door samen te werken aan een gemeenschappelijk doel zal er automatisch een dialoog op gang komen waardoor het leren van elkaar als vanzelf gebeurt. 3. Ga voor sociale interactie: we bedoelen hier wel degelijk sociale interactie en niet interactie tussen bv. een individu en een computerscherm. 4. Durf gebruik te maken van spel als interactieve werkvorm. Spelvormen ontwikkelen namelijk de aanpasbaarheid en de verbeelding, het creatief en probleemoplossend denken van kinderen én volwassenen.53 5. Ga in op de talenten, ervaring en kennis van alle betrokkenen, van jong en oud: wederkerigheid is hier een sleutelwoord. Probeer eenrichtingsverkeer te vermijden. 6. Projecten kunnen een belangrijke hefboom zijn om een intergenerationele werking uit te bouwen. Maar vermijd dat ze na afloop op het projectenkerkhof belanden. Intergenerationele activiteiten hebben alleen maar zin als ze kaderen in een bredere visie waarin de organisatie zich wil profileren als een platform voor verbinding, dialoog en debat tussen verschillende groepen in de samenleving.
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
21
A. van den Broek, ‘De verraderlijke charme van het begrip generatie’, in: Tijdschrift voor sociologie, 2001 (4), pp. 329-330; H. van Vliet, De Netgeneratie bestaat niet, 2009, zie: http://crossmedialab.nl/files/De_Netgeneratie_bestaat_niet.pdf. 2 A. van den Broek, ‘De verraderlijke charme van het begrip generatie’, p. 330; G. Verschelden, H. van Ewijk, Cultuur beleven tussen generaties, 2008, zie: http://igitur-archive.library.uu.nl/human/2010-0219-200137/UUindex.html. 3 H. van Vliet, De Netgeneratie bestaat niet, p. 3. 4 K. Penninx, De stad van alle leeftijden. Intergenerationele buurtontwikkeling in het kader van sociaal beleid. Utrecht, NIZW, 2003. 5 Stichting Lize, project Zoet&Zout, zie: www.lize.nl/index.php?go=home.showPages&pagenr=134&PHPSESSID=0d93b34eae3896cb36e00e90b8ce03b0. 6 T. Almeida Pinto, Gids voor het Opstellen en Implementeren van Intergenerationele Projecten. Samen: Gisteren, Vandaag en Morgen, s.l., 2009, pp. 5-7, zie: www.matesproject.eu/language_maps/Dutch.pdf. 7 J. De Mets & C. Vassart, Een samenleving voor alle seizoenen. Relaties tussen generaties: een uitdaging. Brussel, Koning Boudewijnstichting, 2008, zie: www.kbs-frb.be/uploadedFiles/KBS-FRB/05)_Pictures,_documents_and_external_sites/09)_Publications/PUB2008_1809_EenSamenlevinVoorAlleSeizoenen.pdf. 8 Carrefours des Générations, zie: www.carrefoursdesgenerations.be. 9 T. Jacobs, Op latere leeftijd. De leefsituatie van 55-plussers in Vlaanderen. Antwerpen, Garant, 2004. 10 Federaal Planbureau, Bevolkingsvooruitzichten 2007-2060. Brussel, Studiedienst van de Vlaamse regering, 2008, zie: www.statbel.fgov.be/studies/paper10_nl.pdf. 11 G. Verschelden en H. Van Ewijk, Cultuur beleven tussen generaties, 2008, zie: www.cvn.be/samen/conferentie2009/salon6.asp. 12 tapis plein vzw, project SHOWROOM ZB, zie: www.tapisplein.be/projectarchief/showroom-zb.html. 13 tapis plein vzw, Van passies en kleine ontmoetingen. Bijlage bij het verslag van sessie 10 op de Dag van de Cultuureducatie 25/01/2011 in Vooruit – Gent, zie: www.ond.vlaanderen.be/dce/verslagen2011/DCE_verslag_sessie10_bijlage1.pdf. 14 UNESCO-conventie betreffende de bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed, 2003, artikel 2. 15 K. Penninx, De stad van alle leeftijden, p. 33. 16 L. Pil, ‘Waar vindt de kunst haar publieke ruimte?’, in: J. Baetens, L. Pil (red.), Kunst in de publieke ruimte. Leuven, Universitaire Pers, 1998, pp. 5-18. 17 A. Morbee, Bij-buurten op het Kiel. Een bundeling van drie jaar onschatbare ervaring. Brussel, Middelheimmuseum & FARO Uitgeverij, 2009. 18 R. Soenen, Het kleine ontmoeten. Over het sociale karakter van de stad. Antwerpen-Apeldoorn, Garant-Uitgevers, 2006. 19 Idem, p. 48. 20 Idem, p. 59. 21 Idem, p. 72. 22 Het ging om de openluchttentoonstelling ‘Beelden van een verwoeste stad’, van het Stadsarchief Leuven in 2008. 23 R. Soenen, Het kleine ontmoeten, p. 110. 24 Idem, p. 112. 25 W. Vanderstede, ‘Actorschap in de tweede lijn: het actorschap van kinderen in ontwerp en planning van publieke ruimte’, in: Kind & Samenleving (red.), Tussen kind en samenleving. Over het sociale actorschap van kinderen. Meise, Kind & Samenleving, 2010, pp. 75-91. 26 W. Vanderstede, Actorschap in de tweede lijn: het actorschap van kinderen in ontwerp en planning van publieke ruimte, p.86. 27 Leefmilieu Brussel, Het Ursulinenplein, Wat is dat?, zie: www.leefmilieubrussel.be/Templates/Particuliers/informer.aspx?id=4758. 28 Vormingplus Kempen, Buurtbank, zie: http://vormingpluskempen.be/De-buurtbank/. 29 K. Penninx, De stad van alle leeftijden, p. 34. 30 C. Mercken, De buurt vol verhalen. Integratie van generaties en culturen door buurtreminiscentie. Utrecht, NIZW, 2002. 31 T. Vanden Eynde, Hoe oud en jong samenbrengen in één erfgoedverhaal? Jette, Arte-print, 2007. 32 SOCIUMNI, Werken met levensverhalen, s.l., s.d., pp. 5-7, zie: www.sociumi.be/downloadbare_pdf%27s/Themadossiersweb/WerkenMetLevensverhalen_web.pdf. 33 A. Zusman, Story Bridges. A Guide to conducting intergenerational oral history projects, Walnut Creek: Left Coast Press, 2010, pp. 21-22. 34 H. Buijssen & K. Poppelaars, Reminiscentie. Een handleiding voor de praktijk. Baarn, Uitgeverij Intro, 1997. 35 G. Verschelden & H. van Ewijk, Cultuur beleven tussen generaties, p. 11. 36 Zie: Makelaardij in Erfgoed. Praktijkkennis voor bruggenbouwers, Brussel, FARO/KATHO/tapis plein vzw, 2011, pp. 108-113. 37 Zie: http://wiki.groept.be/confluence/display/ET/Home. 38 Zie bv. K. Vermeulen, ‘Op zoek naar witte raven’, in: Bladwijzer, 2011 (1), pp. 1-14. 39 H. Ingeborg, H. Maelstaf & B. Dehertogh, Van 7 tot 107: de positie van jongeren in een vergrijsde en ontgroende samenleving. Zaventem, Kluwer, 2010. 40 W. Leirman, ‘Ouderen bouwen aan levenskwaliteit in de 21ste eeuw. De triatlon van Overleven. Participeren en Innoveren’, in: J. De Vriendt, F. Cockx (red.), ‘Sociaal-cultureel volwassenenwerk van, voor en met ouderen’, in: Wisselwerk. Cahier ’04. Brussel, SOCIUS vzw, 2004, pp. 13–31. 41 S. de Roos, F. Bucx, Piepen de jongen zoals de ouders zongen?, in: A. van den Broek, R. Bronneman, V. Veldheer (red.), Wisseling van de wacht. Nederland in generatieperspectief. Amsterdam, Sociaal-Cultureel planbureau, p. 79. 42 Kind & Samenleving (red.), Tussen kind en samenleving, over het sociale actorschap van kinderen. Meise, Kind & Samenleving, 2010, p.35. 43 The Life Center, the Center for Multicultural Education, Learning in and out of school in diverse environments. Seattle, University of Washington, 2007, p.13, p.17. 44 Campaign for learning, zie: www.campaign-for-learning.org.uk/cfl/index.asp; A. Vels Heijn, All together now! Intergenerationeel leren in het museum, pp. 3 - 4, zie: www.gelderserfgoed.nl/cms_media/documenten/Publieksbegeleiding/All%20together%20now-Intergenerationeel%20leren%20in%20 het%20museum.pdf. 45 Het betreft uitgaven van FARO, i.s.m. Erfgoeddag. Deze brochures zijn beschikbaar als e-documenten via de website van FARO: www.faronet.be/edocumenten. Voorbeelden uit het erfgoedveld van gezinsvriendelijke activiteiten zijn ook in dit e-dossier beschikbaar, zie: www.faronet.be/dossier/tzitin-de-familie-cultureel-erfgoed-vanuit-gezinsperspectief. 46 J. Van Gils, Toelichting i.h.k.v. een praktijkbijeenkomsten rond het thema intergenerationeel werken, georganiseerd door FARO, op 25 mei 2010. 47 L. H. Silverman, The Social Work of Museums. London & New York, Routledge, 2010, pp. 90-91. 48 Idem, p. 96. 49 Idem, pp. 101-102. 50 Digital storytelling stelt mensen in staat om aan de hand van bepaalde software hun eigen (levens)verhaal op een kort en bondige, en visuele manier te vertellen. Meer info over het initiatief van Kif Kif is beschikbaar via www.kifkif.be/page?&orl=1&ssn=&lng=1&pge=89&sare=3197. 51 Ambrosia’s Tafel, Kinderen van Guernica, zie: www.ingebeeld4.be/new/index_flash.jsp#/489. 52 Waaronder een aantal aanbevelingen vanuit: ADDing quality to LIFE through inter-generational learning via universities, Report ADD LIFE – Lessons learned 1, 2006-2008, pp.9-10, zie: http://add-life.uni-graz.at/cms/files/add-life_report1_en.pdf. 53 L.H. Silverman, The Social Work of Museums. London en New York, Routledge, 2010, p.108. 1
PRISMA Rewind & Fast Forward ■
22