In Brabant R e n a t e St a p e l b r o e k
Retour Brabant-Brazilië
De terugkeer van naoorlogse emigranten (1960-1970) Auteur
foto boven: ‘Dit is onze nieuwe aanwinst die geluk moet brengen’, schrijft Kees van Nieuwkuijk op deze foto uit Mococa, Brazilië, die vermoedelijk ergens halverwege
Renate Stapelbroek (Groenlo, 1966) is cultureel antropologe en deskundig op het terrein van oral history. Als zelfstandige is zij werkzaam geweest voor diverse opdrachtgevers in de culturele sector. Meer informatie is te vinden op www.tanterika.nl. Reacties zijn welkom via een e-mail aan
[email protected].
4 i n b r a b a n t
de jaren vijftig is gemaakt. Hij en zijn vrouw Rika staan rechts, links staan Leo en Mina Philipsen-Stapelbroek met hun kinderen. Ze zijn enkele van de circa 500 Brabantse emigranten die na de Tweede Wereldoorlog een nieuw leven willen opbouwen in Brazilië. Uiteindelijk keert het echtpaar Van Nieuwkuijk toch weer terug naar Nederland. (Collectie Nico Eeken, Obdam)
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron waaruit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte om zijn of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.
‘En we gaan nog niet naar huis…’ De stemming is opgewekt onder de emigranten in huize Philipsen. Het pas opgerichte orkestje brengt die donderdagavond in augustus 1962 diverse Hollandse liedjes ten gehore. Uiteraard sluit men af met het Wilhelmus. Mr. ir. B. Haveman – directeur van het Intergovernmental Committee for European Migration (ICEM) – prijst de hartelijke ontvangst door het bestuur van de Nederlandse Vereniging in Não-Me-Toque. Zijn delegatie kan na afloop van het diner terugkijken op een geslaagd bezoek aan deze landbouwkolonie, gelegen in het zuiden van Brazilië. En toch, ondanks belangrijke verbeteringen die Haveman en andere leden constateren in de toestand van de boerenbedrijven, valt het hem op dat meerdere emigranten terug naar Nederland willen. 1
Financiële tegenslagen, gezondheidsproblemen en heimwee zijn in elk geval in de periode 19601970 voor zeker twintig migrantengezinnen uit het Braziliaanse Não-Me-Toque redenen om voorgoed terug te keren naar Nederland. Een meerderheid van minstens zeventig personen vestigt zich opnieuw in Noord-Brabant.5 Hoe vinden deze retourmigranten na tien tot vijftien jaren van afwezigheid weer een plek in hun vroegere woonomgeving? En hoe kijkt de tweede generatie terug op die tijd? Speelt Brazilië, ooit het beloofde emigratieland, nog een rol in hun dagelijkse leven? In groepsverband naar Holambra Kwantitatief gezien stelt de naoorlogse uitstroom van Nederlanders naar Brazilië weinig voor. Tot 1964 gaat het om nog geen 5.000 emigranten. 6 Van hen vestigen zich in de periode 1948-1962 meer dan 1.200 personen in de katholieke landbouw-nederzetting Holambra (een samentrekking van Holland, Amerika en Brazilië), zo’n 130 kilometer ten noorden van de stad São Paulo.7 Over de keuze voor deze groepsemigratie bericht het weekblad De Katholieke Illustratie in 1949 het volgende: ‘De R.K. Emigratiestichting [...] kwam tot de conclusie, dat het verre te prefereren valt de mensen, die weg willen en moeten, in groepen te laten gaan: inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
Ruim 375.000 Nederlanders besluiten in de naoorlogse jaren 1946-1960 het land te verlaten om elders een nieuw bestaan op te bouwen. 2 Hun motieven lopen uiteen van gebrekkige economische omstandigheden tot angst voor overbevolking en het communisme. Van 1949 tot 1961 voert de Nederlandse regering een actief emigratiebeleid om de bevolkingsdruk te verlichten en de werkloosheid onder vooral agrariërs en laag- en ongeschoolde arbeiders te bestrijden. Canada staat als bestemming bovenaan, gevolgd door Australië, de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland en de minder traditionele immigratielanden ZuidAfrika en Brazilië. De liberalen in de politiek beschouwen emigratie echter als ‘een gevaarlijke zaak’, gezien het aanzienlijke aantal terugkerende landverhuizers. 3 Uit cijfers van het CBS blijkt dat van degenen die tussen 1951 en 1960 naar ‘specifieke emigratiegebieden’ vertrekken slechts 9% binnen tien jaar weer terugkeert naar Nederland. In het daaropvolgende decennium loopt het aantal personen dat in het bevolkingsregister ‘als immigrant blijvend terugkerend persoon’ wordt geregistreerd echter op tot bijna een kwart van het aantal vertrokkenen sinds 1959. 4 Steeds meer emigranten komen dus retour.
5
Tien jaar na zijn vertrek uit de Achterhoek besluit Toon Assinck voor de tweede keer te verhuizen met zijn gezin. Op de zesde verjaardag van zijn zoon Harrie, 24 februari 1949, emigreert de bijna 65-jarige boer met vrouw en negen kinderen vanuit het Brabantse Diessen naar Brazilië. Op deze foto, gemaakt vlak voor hun vertrek, poseren de leden van het gezin Assinck nog eenmaal voor hun Diessense boerderij. (Collectie Nico Eeken, Obdam)
door de binding van godsdienst en nationaliteit kan dan in den vreemde een zelfstandige, eigen gemeenschap gevormd worden, die zich niet zo gemakkelijk onder de voet zal laten lopen. Een fris en mooi plan, doch niet eenvoudig om te verwezenlijken, want Frankrijk noch Canada, Australië noch Zuid-Afrika staan immigratie in groepsverband toe en zo viel dan, na een uitvoerig onderzoek van alle mogelijkheden en moeilijkheden, de keuze op vijfduizend hectaren practisch woeste grond in Brazilië, waarop een coöperatie, de “Holambra” is gesticht, die als er geen ernstige tegen6 i n b r a b a n t
slagen komen op de duur twaalf- tot vijftienhonderd Nederlanders zal omvatten.’ 8 Gebrek aan grond voor hun opgroeiende zonen vormt voor de meeste vaders het hoofdmotief om het Nederlandse bedrijf te verkopen en met het gezin naar Brazilië te emigreren. Een toekomst buiten de agrarische sector wordt uitgesloten. Hoe de moeders over deze ingrijpende en kostbare onderneming denken, is destijds niet zelden van ondergeschikt belang. Een vrouw hoort haar man te volgen, is de opvatting. Maar er zijn ook echtgenotes die juist aandringen op emigratie. En (vrijgezelle) boerenzonen die zonder hun familie vertrekken.9 Eerste immigranten De eerste bewoners die zich in Holambra vestigen, komen voornamelijk uit het oosten en zuiden van het land. Van de ruim 1.200 personen die emigreren, vertrekt bijna 38% vanuit Noord-Brabant. Slechts een enkeling komt uit de stad. Van Bosschenhoofd tot Boekel en van Heeswijk-Dinther tot Vessem, bij elkaar opgeteld krijgen 42 Brabantse
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
foto rechts: Een verklaring van goed gedrag voor Kees van Nieuwkuijk, een van de noodzakelijke documenten om emigratie naar Brazilië mogelijk te maken. foto onder: Kees, Gerda en Rika van Nieuwkuijk, kort voor hun vertrek naar Brazilië.
dorpen te maken met verlies van inwoners door emigratie naar Brazilië. Voor sommigen is het niet de eerste keer dat zij huis en haard verlaten. Zo vertrekken vanuit Diessen de gezinnen Assinck en Stapelbroek. In 1939 hadden deze van oorsprong Gelderse families hun boerderijen in de Achterhoek al verruild voor een bedrijf op de Brabantse ontginningsgronden.10 Al vrij snel na aankomst in Holambra blijkt voor meerdere gezinnen de belofte van een betere toekomst een loze kreet. Voor boeren die gewend zijn zelfstandig binnen het familiebedrijf in hun levensonderhoud te voorzien, leidt het coöperatief werken onder een leidinggevende al snel tot spanningen. Bovendien is door het grote aantal jonge kinderen dat de kolonie telt het economisch draagvlak erg smal. In juni 1951 verkeert de coöperatie financieel in een dermate zorgelijke toestand, dat er nauwelijks geld is voor het dagelijkse levensonderhoud. Een andere belangrijke oorzaak van de problemen waarmee de jonge kolonie kampt, wordt toegeschreven aan de grote verschillen in het ingebrachte kapitaal, als gevolg van een verkeerde selectie van emigranten.11 Na een paar jaren, als de vooruitzichten op een eigen bedrijf verder weg dan ooit lijken, trekt een groep berooide pioniers naar Não-Me-Toque, in de zuidelijk gelegen staat Rio Grande do Sul. 12 Sommigen hebben tevoren al contact met de drie Gelderse families die zich op uitnodiging van een Nederlandse pater in 1949 rechtstreeks vanuit Nederland hier vestigen. In de daaropvolgende jaren breidt de migrantennederzetting NãoMe-Toque verder uit met bewoners die groteninbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
7
foto links: ‘Op de boot midden op de oceaan.’ (Collectie Harrie Assinck, Aerdt) foto rechts: Rika, Gerda en Kees van Nieuwkuijk tijdens de bootreis naar Brazilië, maart-april 1949.
deels van Holambra komen. Uiteindelijk verlaten in de periode 1951-1953 ongeveer 500 personen deze landbouwkolonie.13 ‘ Vluchtkolonie’ Não - Me -Toque De ‘vluchtkolonie’ Não-Me-Toque dankt haar ontstaan aan de komst van Duitse en Italiaanse landbouwkolonisten die zich hier tussen 1900 en 1915 vestigen. Letterlijk vertaald betekent NãoMe-Toque: ‘raak me niet aan’. Dit is de populaire benaming voor de in de streek veelvoorkomende, met doornen bedekte plant dasyphyllum spinescens.14 In 1953 telt het dorp ongeveer 1.200 inwoners, onder wie ruim 200 Nederlanders. De Nederlandse paters, verbonden aan het lokale Gymnasium São Francisco Solano, verwelkomen de kinderrijke katholieke gezinnen met open armen. Ze bieden hun landgenoten niet alleen in geestelijk, maar ook in materieel opzicht alle steun.15 Het klimaat, de bodemgesteldheid, de relatief lage grondprijzen en de aanwezigheid van de paters die de boeren helpen met het verkrijgen van leningen bij de Banco do Brasil, het zijn allemaal gunstige 8 i n b r a b a n t
voorwaarden die de Nederlandse kolonisten in Não-Me-Toque tot een welvarende boerenstand kunnen brengen.16 In vergelijking met hun Duits- en Italiaans-Braziliaanse buren weten de vakbekwame Nederlanders met hun opgedane ervaringen in Holambra en modernere werkwijzen het productiepeil in de streek zichtbaar te verhogen. Toch laat emigratieambtenaar Lodder niet na te schrijven ‘dat de kort geleden derwaarts getrokken Ribeirãokolonisten [van Holambra] zich voor een moeilijke opgave zien geplaatst, die alleen met succes volbracht zal worden, indien de komende oogst goede resultaten afwerpt.’ 17 Vijf jaren later, in 1958, bericht adjunct emigratieattaché mr. J. Winsser over de ‘zeer slechte tarwe oogst’ in het zuiden van het continent. In 1959 brengt hij opnieuw een bezoek aan de kolonie Não-Me-Toque. Bij zijn aankomst wordt Winsser ontvangen door pater Ildefonso, directeur van het plaatselijke gymnasium. Vrijwel onmiddellijk vertelt deze over de paniekstemming in het voorgaande jaar, die enkele boeren er bijna toe brengt een schriftelijk verzoek tot repatriëring in te dienen bij de emigratieattaché in Rio de Janeiro.18 Winsser bezoekt achttien bedrijven, ‘moeilijke gevallen zowel als beter gesitueerden’. Sinds zijn laatste dienstreis meent hij nu ‘enige verbetering’ aan te treffen door de verbouw van verschillende gewassen. Maar voor de kleine landbouwers blijft het moeilijk. Emigratieattaché ir. J. Roberts tekent
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
daarbij het volgende aan: ‘Zonder kapitaal boeren met een gezin van 10-14 personen waarvan alleen het gezinshoofd werkt, leidt overal ter wereld tot een kommervol bestaan. Hierin valt niet veel te veranderen. De graan-op-graan verbouw leidt [door uitputting van de grond] onherroepelijk tot mislukking.’ 19
Problemen voor de jongere generatie Ondanks de moeilijkheden treft Winsser in 1959 bijna niemand die naar Nederland terug wil. Als reden geeft men op daar geen bedrijf meer te kunnen kopen en bovendien het Nederlandse boerenleven te zijn ontwend. De uit Reusel afkomstige kolonist Van Herk - die enige tijd ervoor zijn vrouw heeft verloren aan de gevolgen van een slangenbeet - heeft echter op dat moment de boerderij al verkocht en zal spoedig met zijn kinderen af-
reizen. Een tweede wil weg, omdat het zijn vrouw niet bevalt. En de van oorsprong Diessense landbouwer Van Spreeuwel zou persoonlijk liever blijven, maar ziet voor zijn kinderen in Brazilië geen toekomst en wil voorkomen dat ze ontaarden tot ‘cabôclos’, de zogenoemde halfbloed-Brazilianen, die meestal enkel als arme landarbeiders aan de kost komen. 20 ICEM-directeur Haveman beschouwt de rijke kinderschare als belangrijke oorzaak van de geringe vooruitgang in de katholieke kolonie. Hoewel een bedrijf meestal meerdere tractoren en combines telt, verkeren de woonhuizen volgens hem dikwijls in
De aankomst van kisten in Holambra, door verhuisbedrijf Louis Boomaars uit Breda. (Collectie Fotostichting Diessen)
inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
9
foto boven: Jac. van Riel uit Diessen (links) voor het Braziliaanse huis van zijn zoon Janus. Janus heeft zijn dochter Beppie op de arm. Daarnaast zijn vrouw Truus met dochter Sjannie en Janus’ zus Sjannie. (Collectie Fotostichting Diessen) foto rechtsonder: Nieuwgeboren ‘Braziliaanse Nederlanders’, in de begintijd van Holambra (1949-1952). Rechts achteraan, bij het raam, staan Kees en Rika van Nieuwkuijk met hun dochter Gerda.
10 inbrabant
slechte staat. ‘Veelal meer kinderen dan hectares grond’, zo omschrijft hij een vijftal sociaaleconomisch zwakke gezinnen bij zijn bezoek in 1962. Naar zijn oordeel zijn er in Não-Me-Toque Nederlandse jongeren die noch hun moedertaal, noch het Portugees goed beheersen en die dreigen af te glijden tot het niveau van de arme Duits-Braziliaanse kolonisten ter plaatse. Dit tot grote zorg van hun ouders, zeker wanneer deze van kennissen en familie in Nederland berichten ontvangen over hoe goed het daarginds inmiddels gaat. 21 Miet van Houts-van Riel (geboren in 1929), tweede uit een gezin van twaalf kinderen, woonde bijna twintig jaren in Brazilië, waarvan de eerste twee jaren op Holambra en van 1951-1968 in Não-MeToque. ‘Ik heb helemaal geen Braziliaans [Portugees] geleerd. Ik was al twintig toen we naar Brasil gingen en ben daar niet naar school geweest, want er moest gewerkt worden’, vertelt Miet tijdens een interview in 2010. 22 Haar jongere zus Sjannie noemt het taalgebruik onder de Nederlandse migranten in Não-Me-Toque van destijds ‘een mengelmoesje van Brabants, Limburgs, Gelders en Duits’.23 Mia Koppes-van Houts (1936) leert in die jaren evenmin Portugees. Om het gezinsinkomen aan te vullen woont en werkt de jonge boerendochter gedurende acht jaren als dienstmeisje bij Nederlandse families in de stad São Paulo, waar ze verplicht haar moedertaal blijft spreken. ‘Dus geen Portugees en al helemaal geen dialect. En daar heb ik zelf eerst ook nog goed Nederlands moeten leren, want o wee als ik een woordje in het Deurnes waagde te zeggen. Dat heb ik in het begin vaak moeten horen: “Mia, we spreken hier netjes Nederlands.”’ 24 Naast zorgen over de toekomst van de jonge generaties geven begin jaren zestig de financieeleconomische en politieke ontwikkelingen in Brazilië – waar president João Goulart wordt verdacht van communistische sympathieën – eveneens reden tot pessimisme bij de emigranten. Dat ze toch niet repatriëren wijt Haveman aan schaamte voor hun vroegere omgeving in Nederland. 25
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Van Spreeuwel en zijn vrouw zijn overigens niet de enige ouders die zich uiteindelijk genoodzaakt zien om met hun opgroeiende kinderen terug te gaan. Omdat veel gezinnen zowel via de eerste als tweede generatie onderling verwant zijn, stuit een huwelijk binnen de groep Nederlandse emigranten steeds vaker op bezwaren. De jongere generaties raken daardoor aangewezen op Braziliaanse huwelijkspartners, hetgeen men vanwege verschillen in cultuur en levensstandaard, met name voor de dochters, als een ongewenste keuze beschouwt.26 Terug naar ‘het oude vaderland’ Van de negen kinderen uit het gezin Assinck zijn de broers Willie en Harrie in 1962 de eersten die voorgoed naar Nederland terugkeren. Willie heeft verkering met Corrie van Spreeuwel en omdat Corrie met haar familie teruggaat, wil hij niet achterblijven. En Harrie heeft wel belangstelling voor de boerderij van zijn oom in Gelderland, die juist een opvolger zoekt. ‘Ik was negentien en dacht “wie doet me wat”. Mijn vader verkocht een rund en de bootreis was betaald. Toen zijn we, de familie Van
foto boven: Een luchtfoto van Não Me Toque. (Collectie Harrie Assinck). foto midden: Não Me Toque, 10 juni 1954. Huwelijksfoto van Marie Assinck en Bart van Riel. Voor hen staan Sjannie van Riel (links) en Ida Assinck (rechts). (Collectie Nico Eeken) foto links: Kees van Nieuwkuijk op de tractor, Holambra, Brazilië, omstreeks 1950.
inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
11
foto boven links: ‘Dit is onze maïs met mijn compagnon met de maïskolf in de hand’, schrijft Kees op de achterkant van deze foto die begin jaren vijftig is gemaakt in Mococa. Voor het maïsveld staan J.J. van den Besselaar en Leo Philipsen (rechts). In de eerste helft van 1952 besluiten zeker zes landbouwers de Nederlandse kolonie Holambra te verlaten om 150 kilometer verderop in de plaats Mococa opnieuw te beginnen. Tot de groep behoort ook Kees van Nieuwkuijk met zijn gezin. Op een terrein ter grootte van 10 tot 12 hectare verbouwen de boeren gezamenlijk aardappelen, tomaten, maïs, rijst en ananas. Daarnaast zetten de pioniers iets op dat voor deze regio geheel nieuw is: een boerderij met 10.000 legkippen. De afzetmarkt voor de eieren is de hoofdstad van de gelijknamige staat São Paulo. (Bron: I.R. Moellmann, A Saga de um casal de imigrantes Holandeses. Leo Philipsen e Mina Stapelbroek. (Carazinho, Gráfica Patronato, 2004), 13.) foto boven rechts: Piet Wolfs, Frans van Esch, Jan Rietjens, Jan Giessen en Sjang Rietjens (vlnr). De foto is vermoedelijk gemaakt in Holambra, begin jaren vijftig. (Collectie Carlinho Wolfs, Sint-Michielsgestel)
12 inbrabant
Spreeuwel, mijn broer Willie en ik, met een Frans vrachtschip teruggekomen. In Le Havre gingen we van boord en met de trein verder naar Nederland. Op 28 oktober kwamen we aan in Tilburg en hebben de Van Gils’, dat waren vroegere buren in Diessen, ons van het station gehaald.’ 27 In de loop van het nieuwe decennium vatten meer landgenoten het plan op om Não-Me-Toque te verlaten. Na jaren van opeenvolgende misoogsten – hoewel 1962 uitzonderlijk goed uitpakt voor de tarwe – en krapte op de huwelijksmarkt spelen gezondheidsredenen en aanpassingsmoeilijkheden eveneens een rol. 28 Dat gezondheidsklachten mede ontstaan door heimwee, ervaart men in het gezin Van Houts uit Deurne aan den lijve. Moeder Van Houts voelt in de naoorlogse jaren weinig voor de emigratieplannen van haar man. Eenmaal in Brazilië tobt zij jaar in jaar uit met haar gezondheid. Over haar verlangen naar ‘het oude vaderland’ praat ze niet. Ze lijdt aan maagzweren en ondergaat diverse operaties. Totdat vader Van Houts op doktersadvies besluit om
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
met zijn vrouw terug naar Nederland te verhuizen. 29 Medio 1964 staan vijf families op de lijst voor repatriëring. In 1965 loopt dit op tot zeventien (in totaal 102 personen) op een totaal van 58 families waarvan er vijftien naar Nederland en twee naar elders in Brazilië migreren. 30 Voor één gezin wordt door ziekte onder de kinderen de financiële toestand ‘onhoudbaar’. Maar er is meer aan de hand.31 Op 1 april 1964 maakt een militaire staatsgreep een einde aan de democratische regering van Goulart.32 Omstreeks dezelfde tijd overlijden kort achter elkaar de kolonisten Cor van Schaik en Piet Wolfs als gevolg van een hartverlamming respectievelijk een ongeval met de tractor, hun jonge gezinnen achterlatend zonder bron van inkomsten. Piet Wolfs zou wegens ernstige ziekte van zijn vrouw spoedig met zijn gezin naar het Brabantse Moergestel afreizen. De dood van beide kostwinners heeft grote impact op de Nederlandse gemeenschap te Não-Me-Toque en doet bij menigeen de vraag rijzen of het wel verantwoord is te blijven in een land zonder sociale wetten. 33 De kosten van medische zorg, die in geval van langdurige ziekte hoog kunnen oplopen, en het ontbreken van voldoende sociale voorzieningen, maakt vooral de ouderen en jonge huishoudens met veel kleine kinderen kwetsbaar in hun bestaanszekerheid. Hoewel men in noodgevallen een beroep kan
doen op de Nederlandse autoriteiten, zijn de emigranten primair op zichzelf en op steun van familieleden en bekenden aangewezen. 34 Het voortbestaan van de kolonie, dat ernstig wordt bedreigd door het verlies van inwoners, houdt de gemoederen dan ook danig bezig. ‘Hier is op het ogenblik een besmettelijke ziekte uitgebroken onder de Hollanders, want ze willen allemaal terug’, meldt de vijftigjarige Kees van Nieuwkuijk in augustus 1964 per brief aan zijn broer Toon in het Brabantse Enschot. 35 Ook Sjannie van Houts-van Riel (1944) weet het nog goed van de ‘besmettelijke ziekte’ die destijds de Nederlandse gemeenschap teisterde. ‘Dan zag je ze ’s zondags na de mis op het kerkplein in groepjes bij elkaar. En wanneer die en die dan bij dat ene groepje gingen staan, dan hoorde je al wat er tegen ze gezegd zou worden: “Ga toch mee naar Holland!”’ 36 Kees van Nieuwkuijk betwijfelt of zijn vrouw Rika en hij nog kunnen wennen in Nederland na zolang in ‘het losbandige Brasil’ te hebben geleefd. Hij wil eerst weten wat daarginds de vooruitzichten zijn met betrekking tot werk en huisvesting. En of hij straks evenveel recht op een ouderdomsuitkering heeft als degenen die zijn gebleven. ‘Niet dat ik zo graag naar Holland terug kom, want ik heb zo’n gevoel dat Holland te klein voor ons is’,
Jac. van Riel (rechts) in het aardappelveld bij zijn boerderij in Não-Me-Toque, samen met de heer Reichert, ‘een bevriende Duitse Braziliaan’. (Collectie Fotostichting Diessen)
inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
13
De winkel Agricolanda Ltda. te NãoMe-Toque in de jaren vijftig. Hier heeft Kees van Nieuwkuijk in de malerij gewerkt.
aldus Kees in dezelfde brief van augustus 1964 aan zijn broer Toon. 37 Het jaar erop verstuurt hij zijn laatste post vanuit Brazilië. 38 Vermoedelijk trekken berichten over de toenemende welvaart en de invoering van enkele belangrijke sociale regelingen in Nederland twijfelaars als Kees van Nieuwkuijk toch over de streep. De Algemene Ouderdomswet, van kracht sinds 1957, wordt namelijk in 1965 voor ingezetenen die onvoldoende jaren hebben opgebouwd, opgetrokken tot het sociaal minimum. Inmiddels was in 1959 ook de Algemene Weduwen- en Wezenwet in werking getreden en in 1963 de Armenwet vervangen door de Algemene Bijstandswet. 39 Op zoek naar werk en woonruimte Behalve Kees en Rika van Nieuwkuijk-Wiegerinck reizen in augustus 1965 eveneens de families Frenken (14 personen), Rietjens (9 personen) en Van Houts (5 personen) retour naar Brabant. 40 Over die eerste dagen na aankomst vertelt Mia Koppes-van Houts (1936) in 2010 het volgende: ‘Op donderdag kwamen we met onze ouders aan, vrijdags gingen we in Deurne naar het arbeids14 i n b r a b a n t
bureau en ’s maandags stond het busje klaar om ons op te halen, konden mijn zus en ik beginnen op het naaiatelier van Leco in Liessel. Daar zaten ze om mensen te springen. Op het arbeidsbureau raadden ze ons aan het werk toch aan te nemen, want dan waren we tenminste verzekerd. Dus dat hebben we maar gedaan. En mijn broer ging meteen werken bij de DAF in Eindhoven. Mijn vader zei: “Ze denken misschien in Deurne dat we mislukkelingen zijn, maar och, dat glijdt langs me heen.” Hij raakte al snel weer betrokken bij het plaatselijke kerkkoor. Dat was mijn vader, niet echt een boer. Of wel boer, maar die andere dingen waren ook belangrijk voor hem. En mijn moeder was weer Hollands Glorie.’ 41 In 1968 vliegen Mia’s oudere broer Jan en zijn vrouw Miet met hun vijf jonge kinderen naar Nederland. Zes weken na aankomst krijgt het echtpaar een eengezinswoning toegewezen aan de Beethovenlaan in Deurne. In de woonkamer, met donker hout omlijste palmboomlandschappen uit Brazilië aan de muur, vertelt Miet vier decennia later: ‘Ik kende niks van Deurne, was er nog nooit geweest. Ik was eerst veel liever naar Diessen teruggegaan,
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Het interieur van de winkel Agricolanda Ltda.
ben kunnen doorbelasten aan het Rijk.45 Intussen biedt Anneke van Dooren in Knegsel, een vroegere buur van de Van Nieuwkuijks, het echtpaar tijdelijk onderdak aan in haar huis. Maar wat is tijdelijk? Uiteindelijk wonen Kees en Rika bijna 25 jaar in bij de ongetrouwde Anneke. 46 Toon en Mina Assinck-Stapelbroek zijn respectievelijk 81 en 63 jaar oud als zij in het voorjaar van 1965 in Nederland aankomen. Hun zonen Willie en Harrie huren voor de gelegenheid een Volkswagenbusje waarmee het laatste stuk van de terugreis wordt afgelegd. Een tante geeft Harrie geld mee om voor zijn moeder een elektrische deken te kopen. ‘Toen ze in Eindhoven aankwamen hadden ze alleen twee koffers bij zich. En mijn vader stond daar op het station met een doosje DTP-poeder om zich heen te strooien, die had last van vlooien’, weet Harrie in 2010 nog na te vertellen. 47 Het echtpaar Assink-Stapelbroek trekt in bij dochter Anneke en haar gezin aan de Novaliastraat in Someren-Eind. Volgens Harrie komen zijn ouders terug vanwege de AOW. In Brazilië zijn ze namelijk financieel afhankelijk van de kinderen. Maar het duurt niet lang of vader Toon maakt rechtsomkeert inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
maar het was zo dat je een huis kreeg in de gemeente waar je man vandaan kwam.’ 42 Miet is niet de enige echtgenote die aanvankelijk de voorkeur geeft aan haar geboorteplaats in de Brabantse Kempen. Ook Thea Rietjens-Assinck (1937) gaat in 1964 liever naar Diessen, maar komt in plaats daarvan met haar gezin terecht in het Limburgse Heythuysen, de vroegere woonplaats van echtgenoot Jan. Haar zus Anneke treft het dichterbij. In Não-Me-Toque getrouwd met de Brabander Jac Rietjens, vindt zij met man en kinderen een huis in Someren-Eind. 43 Anderen zoeken woonruimte met hulp van hun werkgever of vroegere buren. Kees van Nieuwkuijk schrijft in een brief van 30 juni 1965 aan zijn broer dat hij zich bij aankomst in Nederland eerst dient te melden in Knegsel. 44 Dit houdt hoogstwaarschijnlijk verband met de financiële bijstand die de gerepatrieerden ontvangen. In beginsel mag men zich vrij vestigen, maar gezinsbijstand wordt alleen verleend door de gemeente waar de man of vader zich op dat moment bevindt of ‘laatstelijk thuisbehoorde’. Onder bepaalde voorwaarden zullen gemeenten de kosten hiervan heb-
15
foto boven: De hoofdstraat, Avenida Alto Jacul,’ van Não-Me-Toque. (Collectie Fotostichting Diessen) foto rechts: De roomskatholieke kerk van NãoMe-Toque. (Collectie Fotostichting Diessen)
4 naar Zuid-Amerika, in de hoop dat zijn vrouw hem zal volgen. ‘“NOOIT” met hoofdletters’, vat Harrie de reactie van zijn moeder samen. Toon Assinck reist daarom van Brazilië weer terug naar SomerenEind en pakt vanuit zijn nieuwe woonplaats regelmatig de Solex voor uitstapjes in de omgeving. Soms duurt de tocht langer en gaat hij op familiebezoek in de Gelderse Achterhoek. Eén keer rijdt hij zelfs door tot aan Berlijn om met eigen ogen de muur te zien die het westen scheidt van communistisch Europa. 48 Terwijl de ouderen hun laatste levensjaren doorbrengen, probeert de jongere generatie haar draai te vinden in de Nederlandse samenleving. Zo ook de Van Houts. Mia Koppes-van Houts is 13 jaar als ze emigreert naar Brazilië en 28 jaar wanneer ze in 1965 terugkeert in Nederland. In het begin voelt ze zich een buitenlander. Vriendinnen van de lagere school of zelfs neven en nichten ziet ze niet meer. 49 ‘Het viel vreselijk tegen. Het was zo anders als we verwachtten. Misschien een iets warmer onthaal? Je wist wel hoe het vroeger in Nederland was, maar in die vijftien jaar was er zo veel veranderd. Je liep echt nog jaren achter’, vertelt ze in 2010. ‘We hadden nog nooit van The Beatles gehoord!’, vult haar jongere broer Piet aan. 50 Schoonzuster Miet van Houts-van Riel keert in
16 inbrabant
1968 met haar echtgenoot Jan en vijf jonge kinderen terug. Het gezin krijgt financiële hulp van de gemeente Deurne. ‘Toen we hier kwamen hadden we helemaal niks, want al het geld – wat we hadden dat had ons vader voorgeschoten, omdat de grond daarginds nog verkocht moest worden – moesten we aan de reis besteden, voor zeven personen. We moesten hier helemaal opnieuw beginnen. Van de gemeente hebben we 500 gulden gekregen en 3.000 gulden moesten we terugbetalen met de kinderbijslag. Daar konden we het voornaamste van kopen en we hebben ook heel veel gekregen. We hebben ons eigen er heel goed doorheen geslagen. De jongens hebben allemaal een eigen huis. Wij niet, maar dat geeft dan niks’, aldus vertelt Miet, 42 jaar later. 51
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Achteraf bekeken Terugkijkend op zijn leven, tijdens een interview in 2010, zag Jan van Houts (1930-2011) de jaren in Brazilië als ‘allemaal half werk’. Vooral de begintijd op Holambra, waar hij in de huizenbouw te werk werd gesteld, ervoer Jan als ‘zeer eentonig’. Hij leerde daarginds eigenlijk niets waar hij iets aan had en kwam niet verder. ‘Totdat ik hier in Deurne op [textielfabriek] de Brakat terechtkwam. Daar heb ik dan vast werk gekregen. Ik ben blij dat ik ben teruggegaan, heel blij, niet alleen voor mezelf, maar ook voor mijn kinderen. Mijn vader stortte ons ergens in een plaats waar geen toekomst was, maar mijn kinderen hebben nu kunnen leren en doen wat ze willen.’ 52
foto links: ‘Hier zijn wij aan het sinaasappelen plukken bij een Braziliaansche boer.’ foto rechts: Piet van Houts, Harrie Rietjens, Harrie Assinck en Willie Assinck (vlnr), tijdens hun jeugdjaren in Brazilië,1966. (Collectie Harrie Assinck, Aerdt)
inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
Zijn zus Mia vraagt zich nog wel eens af hoe hun vader het destijds aandurfde om met tien dochters naar het buitenland te vertrekken. Er was weliswaar een grote vrijgezellenbarak op Holambra, dus jonge vrouwen waren meer dan welkom, maar volgens Mia zaten daar vooral ‘de avonturiers’. Evenals haar oudste broer denkt Mia dat het achteraf gezien beter was geweest als hun gezin in Holland was gebleven: ‘We hadden ook op een andere manier de kost kunnen verdienen, we hadden niet per se allemaal boer hoeven worden.’ 53 Vooral voor ouders van grote gezinnen, zoals die van Mia, was de repatriëring bijzonder pijnlijk toen bleek dat de toekomst van hun kinderen anders uitpakte dan verwacht. ‘Mijn ouders hebben hier echt een mooie oude dag gehad. Maar dát heeft mijn vader nooit kunnen verkroppen, nooit. Hij had toen nog verschillende dochters daar en hij vond het fijn als ze het goed maakten, maar je moest hem niks meer van Brasil zeggen. Hij sprak er nóóit meer over.’ 54 Ook Mina Assinck hield zich lang stil. Van haar negen kinderen vestigden zich er tussen 1962 en 1975 vijf definitief in Nederland. Pas achteraf hoorde Harrie van anderen hoe erg zijn moeder het vond dat het gezin uit elkaar viel. Na het overlijden van haar
17
foto boven: Toon en Mina Assinck-Stapelbroek in de Braziliaanse havenstad Santos, kort voor
man Toon in 1968 reisde Mina nog een paar keer naar Brazilië om haar achtergebleven kinderen en kleinkinderen te bezoeken. 55 Uiteindelijk overleed ze in 1989 in Huize ‘Peeljuweel’ te Someren.56
teel enkel de Nederlandse nationaliteit. Carlinho – Portugees voor Kareltje – is tot nu toe vier keer terug geweest in zijn geboorteland. Niet alleen voor familiebezoek, maar ook om samen met zijn vrouw en kinderen een rondreis te maken. 57 Anderen, zoals Jan en Miet van Houts, gaan ‘misschien wel 20 keer’ op vakantie bij familie in Brazilië. De eerste keer, in 1974, ziet Jan een geweldige vooruitgang sinds zijn vertrek uit Não-Me-Toque. ‘Ja, dan gaat er wel iets door je heen.’ 58 In plaats van te schrijven belt Miet tegenwoordig liever met haar broers en zussen daarginds, want dat is nu goedkoper dan vroeger ‘en dan hoor je de stem’. Omgekeerd gaat aan de Beethovenlaan in Deurne ook regelmatig de telefoon. Zoals die keer toen Jan opnam, na afloop van de voetbalwedstrijd Nederland-Brazilië in juni 2010. ‘Dat was het schonste van alles, wij hadden zelf niet eens gekeken, maar toen belden ze vanuit Brasil om te vertellen dat Nederland had gewonnen.’ 59 Niet alleen de achtergebleven broers en zussen komen tegenwoordig voor vakantie naar Holland. Ook hun kinderen reizen met een Braziliaans paspoort deze kant op, voor studie bijvoorbeeld, maar evengoed uit nieuwsgierigheid naar het geboorteland van hun ouders en grootouders. Sommigen worden verliefd en blijven. En dan komt het voor dat de Brabantse partner eveneens een stuk familiegeschiedenis in Brazilië heeft liggen.
Braziliaanse Brabanders Van de eerste generatie retourmigranten is een enkeling nog in leven. Intussen wonen hun kinderen die (terug) naar Nederland zijn gekomen alweer bijna vijf decennia in Brabant of elders, veel langer dan de jeugdjaren die zij in Brazilië doorbrachten. Maar de band met wat ooit voor hun ouders het veelbeloofde emigratieland was, blijft, al is die voor de een sterker dan voor de ander. Zo heeft Carlinho Wolfs (in 1961 geboren te NãoMe-Toque en in 1965 met zijn moeder en broers en zussen naar Noord-Brabant gekomen) zijn Braziliaanse paspoort laten verlopen en momen-
Praten over Brazilië Someren, juli 2011. Gelukkig zit het weer mee. In de met slingers versierde tuin bereidt Theo Kemps voor de verjaardagsgasten van zijn dochter een ‘churrasco’ – een Braziliaanse barbecue – voor. De jarige Elisa huppelt rond in een lange, lichtblauwe gauchojurk uit Rio Grande do Sul. Haar Braziliaanse moeder, Ana Paula Stapelbroek, zit te praten met een vriendin die ze van de inburgeringscursus kent. Even later is er taart voor de driejarige en haar bezoek. Maar eerst klinkt het ‘lang zal ze leven’ en zingen oma Lies uit Não-Me-Toque en mama Ana Paula ‘nog vele jaren’ in het Portugees erachteraan.
hun terugkeer naar Nederland, vermoedelijk maart 1965. (Collectie Harrie Assinck) foto rechts: Kees en Rika van Nieuwkuijk halverwege de jaren zestig in het Brabantse Knegsel, enkele jaren na hun terugkomst vanuit Brazilië. Hun dochter Gerda keerde niet met hen terug; zij was na een kort ziekbed in april 1952 te Mococa overleden.
i
nbrabant
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
Elisa’s oma van vaderszijde, Hennie Frenken, is inmiddels terug van vakantie uit Brazilië. Op het vorige feestje vertelde Hennie - in 1965 gerepatrieerd - over een familielid dat samen met Kees van Nieuwkuijk op de sociale werkplaats had gewerkt: ‘Dat vonden ze fijn, want dan konden ze met elkaar praten over de tijd dat ze nog in Brasil zaten.’ 60 Hetzelfde geldt voor de tachtigjarige sojaboer Sjang Rietjens, een van de emigranten die in Brazilië is gebleven. De laatste keer dat ik hem sprak, was bij hem thuis in Não-Me-Toque, binnenkort een kwart eeuw geleden. Maar het klinkt nu, aan de telefoon, alsof hij zijn verhaal gisteren heeft moeten afbreken. Hij pakt meteen de draad weer op en legt uit waarom de ene persoon meer geschikt is voor emigratie dan de ander. Ik vraag hem naar Kees van Nieuwkuijk. In Brazilië zijn ze buren van elkaar geweest. ‘Kees van Nieuwkuijk wilde boeren op zijn Brabants, een beetje keuterboeren. Maar dat gaat in Brazilië niet’, benadrukt Sjang. Als ik hem ten slotte bedank voor het telefoongesprek, zegt hij: ‘Kom weer eens een keertje buurten.’ 61
Praten over Brazilië, gesprekken waarin Brabantse retourmigranten hun herinneringen delen. Het lijkt te gaan over een bijna gestold verleden dat zijn sporen nalaat in brieven, foto’s en opgetekende familiegeschiedenissen. Een vervolgonderzoek onder deze teruggekomen emigranten en hun nakomelingen zou echter tot boeiende percepties kunnen leiden. En misschien zelfs een nieuw licht werpen op de vraag: wat betekent het om Brabander (en Nederlander) te zijn?
Tip Een volledig geannoteerde versie van dit artikel is terug te vinden op de websites www.tijdschriftinbrabant.nl en www.
thuisinbrabant.nl.
Dank Met dank aan genoemde oud-inwoners van Não-
Foto’s
Me-Toque, die bereid waren hun herinneringen en
Alle afbeeldingen zijn
foto’s met de auteur te delen, alsmede aan Nico
afkomstig uit de col-
Eeken (Fotostichting Diessen) en aan Mari Smits
lectie van de auteur,
van Huygens Instituut voor Nederlandse Geschie-
tenzij ter plekke
denis, voor zijn hulp bij het onderzoek.
anders is vermeld.
inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
19
Noten
1
2
3
4
5
6
7
Nationaal Archief Den Haag, Directie voor de Emigratie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (1933) 1945-1994, archiefnr. 2.15.68, plaatsingsnr. 1469. Verslag Haveman aan de Regeringscommissaris voor de Emigratie, Rio de Janeiro, 27 augustus 1962. Bastiaan Wouter Haveman wordt op 1 januari 1962 benoemd tot directeur van ICEM. Voordien is hij Commissaris voor de Emigratie. Zie http://www.historici.nl/ Onderzoek/tijding /bijdragen/Zoutende_zout/ Zoutendezout.pdf. J.H. Elich & P.W. Blauw, ‘… en toch terug’. Een onderzoek naar de retourmigratie van Nederlanders uit Australië, Nieuw-Zeeland en Canada. (Erasmus Universiteit Rotterdam 1982), 14. Dit is het aantal emigranten naar genoemde bestemmingslanden inclusief een categorie ‘overig’, volgens de Directie voor de Emigratie. E. Koops, ‘De gereformeerde, katholieke, socialistische en liberale houding ten aanzien van het actieve emigratiebeleid van de Nederlandse overheid (1949-1962)’, in: Leidschrift (2007), 22, 141-165. Specifieke emigratiegebieden zijn hier Canada, Verenigde Staten, Zuid-Afrika, Australië en NieuwZeeland. Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek van de buitenlandse migratie 1959-1960 (1962), 1011; Centraal Bureau voor de Statistiek, Statistiek van de buitenlandse migratie 1969-1970 (1972), 19. Geraadpleegde bronnen zijn B. Huizinga, De Nederlandse immigranten te Não-Me-Toque, Praktijkverslag (1967), 14; NL-HaNA, SZW/Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 858, lijst met gegevens van in 1966 - begin 1967 vertrokken personen uit Brazilië; A. Reijrink, ‘Diessense emigranten in Brazilië: paradijs of nachtmerrie?’, in: Hers en geens dur Diessen (2007), 15, 52-53; diverse oral history geïnterviewden. Waarschijnlijk is het aantal gezinnen dat (naar Noord-Brabant) terugkeert groter, gezien de namen van andere retourmigranten die door verschillende geïnterviewden zijn genoemd. Dit zal in het vervolgonderzoek worden geverifieerd. J.H. Elich & P.W. Blauw, ‘… en toch terug’. Een onderzoek naar de retourmigratie van Nederlanders uit Australie, Nieuw-Zeeland en Canada (Erasmus Universiteit Rotterdam 1982), 14. M. Smits, Holambra, Geschiedenis van een Neder-
20 i n b r a b a n t
8
9
10
11 12
13 14
15
landse toekomstdroom in de Braziliaanse werkelijkheid 1948-1988 (1990), 189-195. T. Elias, ‘Een Nieuwe Toekomst Tegemoet. Twaalfhonderd Nederlanders naar Brazilië’, in: Katholieke Illustratie (1949), 83, 354-355. Kennismakingsgesprek met familie Van Houts en Van Riel, Deurne, 10 mei 2010. Vgl. A. Reijrink, ‘Diessense emigranten in Brazilië: paradijs of nachtmerrie?’ in: Hers en geens dur Diessen (2007), 15, 4-58 en M. Smits, Holambra, Geschiedenis van een Nederlandse toekomstdroom in de Braziliaanse werkelijkheid 1948-1988 (1990), 189-195. M. Smits, Holambra, Geschiedenis van een Nederlandse toekomstdroom in de Braziliaanse werkelijkheid 1948-1988 (1990), 56/178/189-195. Ibidem: 44-55. ‘Daarnaast hebben voormalige Holambra-boeren zich ook op plaatsen gevestigd waar ze na korte tijd weer wegtrokken, omdat zij daar geen bestaan konden vinden. Zo bevonden zich voor korte tijd enkele groepen in Mococa en Poços de Caldas, beide gelegen ten noorden van Holambra. Een aantal van deze mensen is na dit tijdelijke verblijf aldaar vertrokken naar Não-Me-Toque of Tronco [in de staat Paraná]. Anderen keerden terug naar Nederland, zoals vele anderen al vóór hen hadden gedaan.’ Ibidem: 83- 84. Ibidem: 53/84/178. Er zijn diverse versies die de herkomst van de naam Não-Me-Toque kunnen verklaren, waaronder eveneens de verwijzing naar een boerderij uit de negentiende eeuw of naar de vertaling van de Latijnse spreuk ‘noli me tangere’: de woorden die Christus sprak tegen Maria Magdalena, toen ze hem na zijn verrijzenis zag. Iedere versie heeft zijn eigen argumenten, de meeste zijn gebaseerd op orale traditie, van andere zijn aantoonbare bewijzen gevonden in documenten en botanisch onderzoek. In een brochure van de gemeente Não-MeToque (2009-2012) gaat men in eerste instantie uit van de botanische verklaring, daarbij verwijzend naar het onderzoek van historica S.V. Pedroso Cunha in haar boek Não-Me-Toque, no rastro de sua história (2011), 11-14. Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen, archief Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
16
17 18
19
20
21
22 23
24 25
26
(KNBTB), nr. 4858. H. Lodder, Verslag bezoek aan Nederlandse kolonie te Não-Me-Toque (28-31 juli 1953), Rio de Janeiro, 31 augustus 1953, 2-3. Medio 1953 beschikken 30 Nederlandse boeren gezamenlijk over ruim 1.000 hectare land. Daarvan is driekwart bestemd voor landbouw, voornamelijk tarwe en aardappelen, en is het overige bosgebied en weiland. Ibidem: 8. Ibidem: 7. De brief wordt uiteindelijk niet verzonden, maar wel een andere waarin de betrokkenen de gevolgen van de mislukte tarweoogst uiteenzetten. NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1469. Verslag dienstreis Winsser aan emigratieattaché Roberts, Rio de Janeiro, 11 juni 1959. NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1469. Roberts aan de Regeringscommissaris voor de Emigratie, Rio de Janeiro, 19 juni 1959. NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1469. Verslag dienstreis Winsser aan emigratieattaché Roberts, Rio de Janeiro, 11 juni 1959. Dat het boeren uit Reusel respectievelijk Diessen betreft, is terug te vinden in M. Smits (1990), 190/193. NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1469. Verslag Haveman aan de Regeringscommissaris voor de Emigratie, Rio de Janeiro, 27 augustus 1962. Interview met Jan en Miet van Houts-van Riel, 21 juni 2010. Kennismakingsgesprek met familie Van Houts en Van Riel, 10 mei 2010. Vanwege de grote omvang en omdat de immigratie vanuit Europa meestal in groepsverband plaatsvindt, blijft in deze en andere zuidelijke streken van Brazilië het Duits enkele generaties lang de voertaal. Vandaar dat de Nederlandse emigranten in Não-Me-Toque in de begintijd zich buiten de deur voornamelijk in het Duits redden. M. Smits (1990), 177. Interview met Mia Koppes-van Houts, 21 juni 2010. NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1469. Verslag Haveman aan de Regeringscommissaris voor de Emigratie, Rio de Janeiro, 27 augustus 1962; K. de Groot, De Brazilianen, Geschiedenis van 1889 tot nu (1991), 119-129. B. Huizinga, De Nederlandse immigranten te NãoMe-Toque, Praktijkverslag (1967), 13.
27 28
29 30 31
32 33
34 35
36 37
38
39
40
41 42 43 44
45
Interview met Harrie Assinck, 27 september 2010. B. Huizinga, De Nederlandse immigranten te NãoMe-Toque, Praktijkverslag (1967), 15; NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1676. Rapport Winsser betreffende bezoek J. van Campen (27-28 november 1962), 7 december 1962. Interview met Mia Koppes-van Houts, 21 juni 2010. B. Huizinga, De Nederlandse immigranten te NãoMe-Toque, Praktijkverslag (1967), 14. NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1676. Telegram mr. Bosch aan emigratieattaché Oosterberg, 25 juni 1964. K. de Groot, De Brazilianen, Geschiedenis van 1889 tot nu (1991), 126-129. NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1676. Brief voorzitter Nederlandse Vereniging e.a. aan emigratieattaché Oosterberg, Não-Me-Toque, 19 mei 1964. B. Huizinga, De Nederlandse immigranten te NãoMe-Toque, Praktijkverslag (1967), 48. Brief Van Nieuwkuijk aan broer Antoon van Nieuwkuijk, Não-Me-Toque, 2 augustus 1964. (Losse archivalia Renate Stapelbroek). Kennismakingsgesprek met de familie Van Houts en Van Riel, 10 mei 2010. Brief Van Nieuwkuijk aan broer Antoon van Nieuwkuijk, Não-Me-Toque, 2 augustus 1964. (Losse archivalia Renate Stapelbroek). Brief Van Nieuwkuijk aan broer Antoon van Nieuwkuijk, Não-Me-Toque, 30 juni 1965. (Losse archivalia Renate Stapelbroek). Website Sociale Verzekeringsbank, historie sociale regelingen: http://www.svb.nl/int/nl/over_de_ svb/wie_zijn_we/de_historie/regelingen_oud NL-HaNA, SZW / Emigratie, 2.15.68, inv.nr. 1677. Brief B. Huizinga aan ir. W. Oosterberg, Não-MeToque, 8 juni 1965. Interview met Mia Koppes-van Houts, 21 juni 2010. Interview met Jan en Miet van Houts-van Riel, 21 juni 2010. Kennismakingsgesprek met Jan en Thea RietjensAssinck, 28 januari 2011. Brief Van Nieuwkuijk aan broer Antoon van Nieuwkuijk, Não-Me-Toque, 30 juni 1965. (Losse archivalia Renate Stapelbroek). Nederlandse Staatswetten, Algemene Bijstands-
inbrabant
N U M M E R 1 F E B R U A R I 2 0 1 2
21
Noten
46
47 48 49 50 51 52 53
54
55 56 57 58 59 60 61
wet (editie Schuurman & Jordens 1971), deel I, 7081. Bidprentje Anna van Dooren (Losse archivalia Renate Stapelbroek) / E-mail Henk van Dooren aan auteur, 22 augustus 2011. Interview met Harrie Assinck, 27 september 2010. Ibidem. Interview met Mia Koppes-van Houts, 21 juni 2010. Kennismakingsgesprek met familie Van Houts en Van Riel, 10 mei 2010. Interview met Jan en Miet van Houts-van Riel, 21 juni 2010. Ibidem. Kennismakingsgesprek met familie Van Houts en Van Riel, 10 mei 2010 / Interview met Mia Koppesvan Houts, 21 juni 2010. Mia Koppes-van Houts tijdens het kennismakingsgesprek met de familie Van Houts en Van Riel, 10 mei 2010. Interview met Harrie Assinck, Aerdt, 27 september 2010. Bidprentje Mina Assinck-Stapelbroek (Losse archivalia Renate Stapelbroek). Kennismakingsgesprek met Carlinho Wolfs, 8 september 2011. Interview met Jan en Miet van Houts-van Riel, 21 juni 210. Ibidem. In gesprek met Hennie Frenken, 9 juli 2010. Telefoongesprek met Sjang (Peter) Rietjens, vanuit Nederland, 14 maart 2010.
22 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED