Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Eindrapportage
A.E. Verbeek Ch. Felix
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Verbeek, A.E. en Felix, Ch. Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving. Eindrapportage. A.E. Verbeek en Ch. Felix. Amsterdam : SCO-Kohnstamm Instituut van de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen, Universiteit van Amsterdam (SCO-rapport nr. 791 – projectnummer 40273).
ISBN 978-90-6813-848-1
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or otherwise, without the prior written permission of the publisher. Uitgave en verspreiding: SCO-Kohnstamm Instituut Nieuwe Prinsengracht 130, Postbus 94208, 1090 GE Amsterdam tel.: 020-525 1201 http://www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl Copyright © SCO-Kohnstamm Instituut, 2008
Inhoud
1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding ....................................................................................................1 Aanleiding voor het onderzoek ..................................................................1 Onderzoeksvragen......................................................................................1 Onderzoeksopzet........................................................................................2 Rapportage .................................................................................................3
2
2.7 2.8 2.9
Resultaten onderzoek onder alumni van de Academie voor Wetgeving en de referentiegroep ............................................................5 Inleiding .....................................................................................................5 Achtergrondkenmerken van de respondenten ............................................5 Oordeel over startersopleiding ..................................................................9 Huidige functie.........................................................................................11 Functioneren in de huidige functie / beroepsbekwaamheid .....................13 Ontwikkeling in functioneren / beroepsbekwaamheid; toegevoegde waarde Academie................................................................19 Verdere loopbaan .....................................................................................23 Alumni die niet meer werken als wetgevingsjurist ..................................23 Conclusies................................................................................................23
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3 3.4 3.5
Resultaten interviews leidinggevenden ................................................25 Achtergrondkenmerken respondenten .....................................................25 Het functioneren van wetgevingsjuristen.................................................27 Kwaliteitsverschillen ...............................................................................27 Tekortkomingen.......................................................................................29 Een aantal specifieke terreinen ................................................................30 Competenties wetgevingsjurist ................................................................33 De Academie voor Wetgeving.................................................................36 Conclusies................................................................................................38
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Beantwoording van de onderzoeksvragen ...........................................41 Inleiding ...................................................................................................41 Beantwoording onderzoeksvraag 1 ..........................................................42 Beantwoording onderzoeksvraag 2 ..........................................................42 Beantwoording onderzoeksvraag 3 ..........................................................44 Beantwoording onderzoeksvraag 4 ..........................................................45
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Bijlagen ................................................................................................................47 Recent uitgegeven SCO rapporten ....................................................................55
1
Inleiding
1.1
Aanleiding voor het onderzoek
In 2001 is aan de Academie voor Wetgeving (AvW) de tweejarige opleiding tot wetgevingsjurist van start gegaan, de zgn. startersopleiding. Deze opleiding staat open voor juristen die net zijn afgestudeerd aan een juridische faculteit of een korte werkervaring hebben. Om aan de opleiding te kunnen meedoen, moet de sollicitant een streng selectieproces doorlopen. Intussen zijn vier cohorten studenten afgestudeerd en heeft de Academie er behoefte aan in kaart te brengen wat de toegevoegde waarde is van het volgen van de tweejarige duale opleiding.
1.2
Onderzoeksvragen
In het onderzoek staan de volgende vragen centraal: 1 Hoe goed functioneren afgestudeerden van de startersopleiding die werkzaam zijn als wetgevingsjurist? 2 Onderscheiden wetgevingsjuristen die afgestudeerd zijn aan de startersopleiding zich in hun functioneren in positieve zin van wetgevingsjuristen die deze opleiding niet hebben doorlopen en zo ja in welk opzicht? 3 In welke mate kan dit verschil verklaard worden door het selectieproces voor de opleiding en welk deel valt toe te schrijven aan de opleiding zelf? 4 Waar zijn afgestudeerden werkzaam, hoe beoordelen ze de aansluiting van de opleiding op de functie van wetgevingsjurist, welke ontwikkeling in hun carrière heeft zich voorgedaan en welke verwachten ze?
1
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
1.3
Onderzoeksopzet
Het onderzoek bestaat uit twee delen: A Elektronische enquêtering van alumni van de startersopleiding en van wetgevingsjuristen die de startersopleiding niet gevolgd hebben. B Face-to-face bevraging van leidinggevenden van wetgevingsjuristen bij de ministeries en de Raad van State. Ad A Alle afgestudeerden van de startersopleiding tot nu toe zijn benaderd met een elektronische vragenlijst, in totaal 55 mensen. In de vragenlijst zijn de eerste, derde en vierde onderzoeksvraag geoperationaliseerd. Door de Academie is zorg gedragen voor een groep van 28 wetgevingsjuristen, die vanaf 2001 in dienst zijn getreden en die de startersopleiding niet hebben gevolgd. Deze groep duiden we voortaan aan als referentiegroep. De opzet was dat de samenstelling van deze groep vergelijkbaar is met die van de groep alumni naar aantal jaren werkervaring als wetgevingsjurist, leeftijd en werkplek (departement/raad van state). Eén departement was niet bereid namen van wetgevingsjuristen die de startersopleiding niet hadden gevolgd ter beschikking te stellen. De inhoud van de vragenlijst voor deze groep komt grotendeels overeen met de vragenlijst die ontwikkeld is voor de alumni maar dan zonder de vragen over het oordeel over de startersopleiding. Na één rappel was de respons bij beide groepen ongeveer 60%. Van de alumni hadden 32 mensen de vragenlijst ingevuld, van de referentiegroep 18 mensen. Ad B In de interviews is vooral op de tweede onderzoeksvraag ingegaan en tentatief op de derde onderzoeksvraag. Leidinggevenden zijn het best in staat verschillen in het functioneren van wetgevingsjuristen te benoemen en kunnen betrouwbare informatie geven over het onderscheid in functioneren van alumni en niet-alumni. In totaal is met 14 leidinggevenden gesproken. Van een viertal ministeries zijn geen leidinggevenden geïnterviewd. Bij drie ministeries zijn geen noemenswaardige aantallen 2
Inleiding
alumni geplaatst (0 tot 2). Eén ministerie reageerde niet op het verzoek mee te doen aan dit onderzoek.
1.4
Rapportage
In het tweede hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek onder wetgevingsjuristen gegeven en in het derde hoofdstuk die van de interviews onder de leidinggevenden. Beide hoofdstukken sluiten af met de belangrijkste conclusies van de deelonderzoeken. In het vierde hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord door de resultaten van beide deelonderzoeken te integreren en te vergelijken.
3
4
2
Resultaten onderzoek onder alumni van de Academie voor Wetgeving en de referentiegroep
2.1
Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de resultaten van het onderzoek onder alumni van de Academie voor Wetgeving (AvW) en de referentiegroep. De respons was bij beide groepen 60%. In aantallen komt dat neer op 36 alumni en 18 leden van de referentiegroep. Bij de alumni werken 14 mensen niet meer als wetgevingsjurist. De resultaten in de paragrafen 2.3 tot en met 2.7 zijn daarom gebaseerd op de antwoorden van 22 alumni. Er wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen de antwoorden van deze twee groepen. Bij alle vragen in paragraaf 2.4 tot en met 2.7 is getoetst of er een statistisch significant verschil is (significantie niveau = 5%) tussen de twee groepen. Indien een significant verschil gevonden is wordt dat aangegeven in de kolom sig in de tabel.
2.2
Achtergrondkenmerken van de respondenten
In deze paragraaf wordt een aantal achtergrondkenmerken behandeld en de twee groepen vergeleken. Bij zowel de alumni als de referentiegroep is twee derde van de respondenten vrouw en één derde man. De gemiddelde leeftijd ligt bij de referentiegroep hoger: ruim 34 jaar tegen bijna 31 jaar bij de alumni. Bij de referentiegroep varieert de leeftijd tussen 27 en 56 jaar, bij de alumni tussen 26 en 40 jaar. In tabel 2.1 staat vermeld aan welke universiteiten beide groepen zijn afgestudeerd.
5
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving Tabel 2.1 universiteit van afstuderen Erasmus Universiteit Rotterdam Radboud Universiteit Nijmegen Rijksuniversiteit Groningen Universiteit Leiden Universiteit Maastricht Universiteit Utrecht Universiteit van Amsterdam Universiteit van Tilburg Vrije Universiteit Amsterdam
alumni
referentiegroep
8% 6% 19% 28% 11% 8% 6% 6% 8%
11% 0% 17% 17% 6% 17% 11% 11% 11%
Alumni van de AvW komen vooral van de universiteiten van Leiden en Groningen terwijl de andere wetgevingsjuristen meer gespreid zijn over alle universiteiten. De alumni zijn gemiddeld 5,6 jaar vóór het onderzoek afgestudeerd aan de universiteit, bij de referentiegroep is dat 9,4 jaar. Het gemiddeld afstudeercijfer dat deze groepen haalden is bijna identiek: 7,4 voor de alumni tegen 7,5 voor de referentiegroep. Ongeveer twee op de vijf alumni hebben, voordat ze begonnen aan de startersopleiding van de AvW, gewerkt als jurist gedurende gemiddeld 0,8 jaar. De alumni van de AvW zijn als volgt verdeeld over de afstudeerjaren: Tabel 2.2 alumni jaar afstuderen aan AvW 2003 2004 2005 2006
6
25% 42% 8% 25%
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep
In de responsgroep is het afstudeerjaar 2004 oververtegenwoordigd en het jaar 2005 ondervertegenwoordigd. Bij de referentiegroep heeft 11% gesolliciteerd om toegelaten te worden tot de startersopleiding maar is daarvoor afgewezen. Van de alumni werkt 61% als wetgevingsjurist. In paragraaf 2.8 gaan we in op degenen die geen wetgevingsjurist meer zijn. De resultaten in de paragrafen 2.2 tot en met 2.7 zijn bij de alumni gebaseerd op de antwoorden van de 22 respondenten die nog als wetgevingsjurist werken. De referentiegroep bestaat geheel uit wetgevingsjuristen aangezien ze daar op geselecteerd zijn. De alumni hebben gemiddeld 2,5 jaar ervaring als wetgevingsjurist, de referentiegroep bijna een jaar meer. Tabel 2.3 vermeldt de huidige werkgever van beide groepen. Tabel 2.3 huidige werkgever Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ministerie van Defensie Ministerie van Economische Zaken Ministerie van Financiën Ministerie van Justitie Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Tweede Kamer anders
alumni
referentiegroep
5% 5% 0% 14% 23% 9% 5% 9% 18% 5% 5% 5%
11% 0% 17% 0% 11% 28% 17% 11% 6% 0% 0% 0%
7
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
De grootste groep alumni werkt bij het Ministerie van Justitie terwijl dat bij de referentiegroep het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is. De verdeling van beide groepen over de werkgevers verschilt maar dat kan het gevolg zijn van de manier van selecteren voor het onderzoek. De namen van de alumni zijn afkomstig van de Academie voor Wetgeving terwijl die van de referentiegroep van de ministeries komen. Eén ministerie heeft niet aan het onderzoek meegewerkt. Een derde van de alumni is als wetgevingsjurist veranderd van werkgever maar wel wetgevingsjurist gebleven, bij de referentiegroep geldt dat voor één op de negen. In op één na alle gevallen gaat het daarbij om een switch tussen ministeries, Raad van State of Tweede Kamer. Eén respondent had eerst bij een provincie gewerkt. Bij de start als wetgevingsjurist was de referentiegroep hoger ingeschaald dan de alumni zoals uit tabel 2.4 blijkt. Waarschijnlijk is dat een gevolg van het feit dat de referentiegroep gemiddeld ouder is en meer werkervaring had, al of niet als jurist, voor de start als wetgevingsjurist. Tabel 2.4 salarisschaal bij start als wetgevingsjurist schaal 8 schaal 10 schaal 11 schaal 12
alumni
referentiegroep
0% 82% 18% 0%
6% 47% 18% 29%
Ruim de helft van de alumni heeft na het verlaten van de Academie een opleiding of cursus gevolgd op het vakgebied. Bij de referentiegroep heeft iedereen, na de start als wetgevingsjurist, een opleiding of cursus op het vakgebied gevolgd. Een overzicht hiervan staat in bijlage A. Bijna alle leden van de referentiegroep hebben modulen bij de AvW gevolgd. Het verschil tussen de twee groepen is niet zozeer Academie versus niet Academie maar startersopleiding versus losse modulen van de Academie. 8
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep
Concluderend kunnen we stellen dat de alumni en de referentiegroep bij sommige achtergrondkenmerken niet geheel vergelijkbaar zijn. Qua leeftijd, werkervaring, universiteit van herkomst en huidige werkgever zijn er verschillen. Van met name werkervaring kan verondersteld worden dat die invloed heeft op de beroepsbekwaamheid. Mede daarom worden in paragraaf 2.4 en 2.5 aanvullende multivariate analyses uitgevoerd die de unieke invloed van achtergrondkenmerken op de indicatoren voor beroepsbekwaamheid kunnen toetsen.
2.3
Oordeel over startersopleiding
Het oordeel van de alumni over de startersopleiding is over de gehele linie goed te noemen. Twee derde vindt de aansluiting tussen de startersopleiding en de huidige functie goed, een vijfde noemt deze voldoende. Slecht twee respondenten noemen de aansluiting matig. Zij geven daar de volgende toelichting op: Het maken van wetgeving is maar een klein onderdeel van mijn huidige functie als projectleider. Aangezien de AvW zich voornamelijk richt op wetgeving, is de aansluiting met mijn huidige functie matig. Het feit dat ik een 2 jarige-opleiding aan de AvW heb gevolgd, wordt bij mijn werkgever als 2 jaar gebrek aan praktijkervaring (als wetgevingsjurist) gezien. Er werd mij na afronding van de AvW niet een uitdagend en (geheel) zelfstandig takenpakket toevertrouwd. Drie op de vijf alumni vinden de breedte van de startersopleiding precies goed, iets meer dan een derde vindt de opleiding iets te breed. Driekwart vindt de diepgang van de startersopleiding precies goed en bijna driekwart vindt de moeilijkheidsgraad precies goed. Bijna een kwart vindt de moeilijkheidgraad iets te laag. Twee derde van de alumni vindt de verhouding tussen theorie en praktijk precies goed en een derde vindt het iets te theoretisch. 9
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Er zijn twee open vragen gesteld aan de alumni over de elementen die zij gemist hebben in de startersopleiding en de elementen die vooral belangrijk zijn voor de uitoefening van de huidige functie. Een overzicht van de antwoorden staat in bijlage B en C. In tabel 2.5 staan de rapportcijfers die alumni geven voor een aantal aspecten van de startersopleiding. Het laagste cijfer is een 7,2 voor de inhoudelijke samenhang en het hoogste een 8,7 voor de inhoudsdeskundigheid van docenten. Tabel 2.5 alumni rapportcijfer voor aspecten van startersopleiding uitdagende karakter toetsen op inzicht voorbereiding op actuele beroepspraktijk inhoudelijke samenhang inhoudsdeskundigheid van docenten didactische vaardigheden van docenten
7,9 7,4 7,8 7,2 8,7 7,5
Door de Academie werd bij de voorbereiding van het onderzoek het vermoeden geuit dat de alumni een uitdagender functie zouden verwachten door het volgen van de startersopleiding. Dat wordt echter niet bevestigd door de antwoorden van de alumni die nog als wetgevingsjurist werkzaam zijn. Daar geldt het voor één op de zeven in lichte mate. Het is echter wel mogelijk dat voor de alumni die een andere functie bekleden dit een belangrijke reden is. Het is gezien voorafgaande niet verwonderlijk dat het gecombineerde en gewogen rapportcijfer voor de startersopleiding een 7,9 is en dat negen op de tien alumni zeggen, achteraf gezien, zeker of waarschijnlijk opnieuw te kiezen voor de startersopleiding (tabel 2.6).
10
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep Tabel 2.6 alumni achteraf gezien, opnieuw kiezen voor startersopleiding zeker wel waarschijnlijk wel weet niet waarschijnlijk niet
2.4
68% 23% 5% 5%
Huidige functie
In tabel 2.7 wordt een aantal formele kenmerken van de functies van de beide groepen aangegeven. Bij geen van deze kenmerken is er een significant verschil tussen de groepen. Tabel 2.7 alumni
referentiegroep
soort aanstelling vaste aanstelling tijdelijk met uitzicht op vast
86% 14%
100% 0%
aantal gewerkte uren per week volgens aanstelling gemiddeld aantal overuren gemiddeld
36,0 3,3
35,1 4,1
huidige salarisschaal schaal 11 schaal 12 schaal 13
27% 55% 18%
28% 67% 6%
€ 26,26
€ 25,36
gemiddeld bruto uurloon
sig
11
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Tabel 2.8 bevat een aantal oordelen over de functie die de respondenten gescoord hebben op een vijfpuntsschaal die loopt van 1 = helemaal niet tot 5 = in sterke mate. Tabel 2.8 mate juridische capaciteiten benut (1-5) mate niet-juridische capaciteiten benut (1-5) carrièremogelijkheden (1-5) tevredenheid (1-5) mate juridische capaciteiten tekort (1-5) mate niet-juridische capaciteiten tekort (1-5)
alumni 4,1 3,9 3,5 3,6 1,7 1,7
referentiegroep 4,7 3,9 3,2 3,8 1,5 1,8
sig ja
Over het geheel zijn de respondenten redelijk tevreden over hun functie. De capaciteiten op juridisch en niet-juridisch gebied worden voldoende benut en tekort schietende capaciteiten zijn er nauwelijks. Het oordeel over de carrièremogelijkheden blijft iets achter met een score van net iets boven het schaalmidden. Het enige significante verschil tussen alumni en referentiegroep doet zich voor bij de benutting van de juridische capaciteiten. Daarbij scoort de referentiegroep 0,6 punt hoger.
12
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep
2.5
Functioneren in de huidige functie / beroepsbekwaamheid
Tabel 2.9 (zie volgende pagina) gaat over de competenties van wetgevingsjuristen. Aan de respondenten is gevraagd aan te geven wat, op een 10-puntschaal, het vereiste niveau is van de competentie in de functie en wat het eigen niveau is op dit moment. Ter wille van de overzichtelijkheid wordt in de tabel alleen het eigen niveau op dit moment weergegeven en het verschil tussen dit eigen niveau en het vereiste niveau in de functie. Een negatief verschil duidt op een tekort in de beheersing van de competentie gezien de eisen die in de functie gesteld worden. Om een indruk te geven van de spreiding van de antwoorden van de respondenten op het eigen niveau van de competenties op dit moment is voor elke competentie de standaarddeviatie (sd) berekend. Hoe groter de standaarddeviatie, des te meer de antwoorden van de respondenten van elkaar verschillen. Als vuistregel kan gehanteerd worden dat 95% van de respondenten scoort op het interval tussen het gemiddelde min twee keer de standaarddeviatie en het gemiddelde plus twee keer de standaarddeviatie. Bij een gemiddelde van 8 en een sd van 0,6 bv. is dit 95% interval 6,8 – 9,2. De sd staat tussen haakjes achter het gemiddelde. Bij de meeste competenties is de standaarddeviatie groter bij de referentiegroep dan bij de alumni. Waarschijnlijk is daar de oorzaak van dat de alumni een identiek onderwijsprogramma hebben gevolgd, de startersopleiding, terwijl de referentiegroep wat meer verschilt in de modules en cursussen die gevolgd zijn.
13
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving Tabel 2.9 omgevingsbewustzijn intern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau omgevingsbewustzijn extern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau probleemanalytisch vermogen intern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau probleemanalytisch vermogen extern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau juridische professionaliteit intern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau juridische professionaliteit extern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau samenwerkingsgerichtheid intern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau samenwerkingsgerichtheid extern eigen niveau op dit moment(sd) verschil tussen eigen en vereist niveau resultaatgerichtheid intern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau resultaatgerichtheid extern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau oordeelsbekwaamheid intern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau
14
alumni
referentiegroep
sig
8,1 (,6) -0,2
7,4 (1,1) -0,6
ja
8,0 (,7) -0,2
7,8 (1,0) -0,4
8,3 (,9) -0,1
7,9 (,7) -0,5
8,5 (,6) -0,2
7,6 (,8) -0,5
ja
8,2 (,7) 0,2
7,7 (,8) -0,7
ja ja
8,1 (,8) 0,1
7,5 (,7) -0,5
ja
8,3 (,6) 0,4
7,7 (1,1) -0,4
8,2 (,6) 0,2
7,6 (,6) -0,4
8,3 (,6) -0,2
7,8 (,9) -0,6
8,0 (,6) -0,2
7,6 (,7) -0,7
8,4 (,6) -0,1
7,7 (,7) -0,8
ja
ja ja
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep Vervolg tabel 2.9 alumni oordeelsbekwaamheid extern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau uitdrukkingsvaardigheid intern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau uitdrukkingsvaardigheid extern eigen niveau op dit moment (sd) verschil tussen eigen en vereist niveau
referentiegroep
sig
8,1 (,8) -0,1
7,4 (,9) -1,0
ja ja
8,4 (,6) -0,2
7,7 (,8) -0,7
ja
8,2 (,7) -0,3
7,8 (,8) -0,5
Het eigen niveau van de alumni is bij alle competenties 8,0 of hoger. Het vereiste niveau is echter ook hoog zodat bij 10 competenties het eigen niveau lager is dan het vereiste niveau. Het verschil is echter nergens groter dan -0,3. Dat is het geval bij uitdrukkingsvaardigheid extern. Het eigen niveau van de referentiegroep varieert tussen de 7,4 en 7,8. Bij alle competenties is het eigen niveau lager dan het vereiste niveau en de verschillen zijn groter dan bij de alumni. Ze variëren tussen de -0,4 en -1,0. De verschillen tussen de alumni en de referentiegroep qua eigen niveau zijn bij een aantal competenties significant. Het gaat dan om omgevingsbewustzijn intern, probleemanalytisch vermogen extern, juridische professionaliteit intern en extern, samenwerkingsgerichtheid extern, oordeelsbekwaamheid intern en extern en uitdrukkingsvaardigheid intern. De mate waarin er een tekort is bij de beheersing van een competentie, gezien het vereiste niveau van de functie, laat bij drie competenties een verschil zien tussen alumni en de referentiegroep te weten bij juridische professionaliteit intern en bij oordeelsbekwaamheid intern en extern. Een statistisch significant verschil tussen alumni en de referentiegroep ten gunste van de alumni hoeft niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat dat verschil toe te schrijven 15
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
is aan de Academie. Er kunnen ook andere variabelen een rol spelen, zoals geschiktheid voor het beroep, werkervaring, leeftijd, geslacht. Beide groepen kwamen niet geheel overeen qua achtergrondkenmerken. Om een indruk te krijgen wat de unieke invloed is van de startersopleiding op het eigen niveau van de competenties zijn multivariate analyses uitgevoerd waarbij het eigen niveau de afhankelijke variabele is en als onafhankelijke variabelen zijn opgenomen: alumnus versus lid referentiegroep, geslacht, leeftijd, aantal jaren sinds afstuderen aan universiteit, afstudeercijfer (als indicator voor geschiktheid) en aantal jaren werk als wetgevingsjurist. Voordeel van een multivariate analyse boven een bivariate is dat de invloed van variabelen gecorrigeerd wordt voor de invloed van de andere in de analyse opgenomen variabelen. Gezien het beperkte aantal respondenten was het methodologisch niet verantwoord om de universiteit en de huidige werkgever mee te nemen. Het resultaat van deze analyses is dat bij vier competenties de startersopleiding een significant unieke positieve invloed heeft op het huidige niveau te weten bij probleemanalytisch vermogen extern, samenwerkingsgerichtheid extern, oordeelsbekwaamheid extern en uitdrukkingsvaardigheid intern. Bij de andere competenties met een significant verschil tussen alumni en referentiegroep kan het verschil verklaard worden door andere variabelen zoals leeftijd en het aantal jaren werkervaring bij oordeelsbekwaamheid intern. In tabel 2.10 wordt ingegaan op de aard en het belang van het netwerk van de wetgevingsjuristen.
16
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep Tabel 2.10 alumni
referentiegroep
sig
ik ken veel collega-wetgevingsjuristen van andere departementen, van de Tweede Kamer en van de Raad van State van naam en gezicht (1-5)
4,0
2,6
ja
ik heb intensief contact met een beperkt aantal collegawetgevingsjuristen van andere departementen, van de Tweede Kamer en van de Raad van State (1-5)
3,6
3,2
ik ben voor collega-wetgevingsjuristen de verbinding tussen hen en andere departementen, de Tweede Kamer en de Raad van State (1-5)
2,4
2,1
ik maak veel gebruik van mijn netwerk van collegawetgevingsjuristen (1-5)
3,5
3,5
voor de uitoefening van mijn functie is mijn netwerk van collega-wetgevingsjuristen heel belangrijk (1-5)
3,5
2,9
De meeste alumni kennen veel wetgevingsjuristen van naam en gezicht. Bij de referentiegroep is dat significant minder. Er wordt door de wetgevingsjuristen in het totaal een tamelijk intensief contact onderhouden met een beperkt aantal collegajuristen buiten de eigen werkgever. Dat wetgevingsjuristen een verbinding zijn voor collega-juristen komt veel minder vaak voor. Ondanks het grotere aantal collegawetgevingsjuristen die de alumni van naam en gezicht kennen wordt er door hen niet meer gebruik gemaakt van dit netwerk. Ook is dit netwerk voor hen niet significant meer van belang dan bij de referentiegroep. Ook bij deze variabelen zijn multivariate analyses gedaan met dezelfde onafhankelijke variabelen als bij de competenties. Alleen bij het aantal wetgevingsjuristen dat men van naam en gezicht kent is een significant positieve invloed van de Academie te zien.
17
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
In tabel 2.11 worden een aantal aspecten van beroepsbekwaamheid besproken. Tabel 2.11 alumni
referentiegroep
hoe goed in de planning/organisatie werkzaamheden? - ik ben daar heel goed in - meestal gaat me dat wel goed af - ik heb daar wel eens problemen mee gehad - ik weet dat dat een zwak punt van me is
24% 67% 10% 0%
27% 60% 7% 7%
teneur functioneringsgesprekken - over het geheel zeer tevreden over mijn werk - wat puntjes van kritiek maar te verbeteren
71% 29%
88% 13%
beroepsbekwaamheid - huidige niveau (1-10) - in vergelijking met andere wetgevingsjuristen (1-10)
8,4 8,1
8,1 7,6
sig
In de planning en organisatie van hun werkzaamheden rapporteren de respondenten geen problemen. De teneur van de functioneringsgesprekken is voor het overgrote deel positief. Het huidige niveau van de beroepsbekwaamheid is ruim boven de 8 en in vergelijking met andere wetgevingsjuristen behoren de respondenten tot beste 25%. Bij al deze aspecten zijn geen significante verschillen tussen alumni en de referentiegroep. Ook de multivariate analyses laten geen significante invloed van de Academie zien.
18
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep
2.6
Ontwikkeling in functioneren / beroepsbekwaamheid; toegevoegde waarde Academie
In deze paragraaf wordt ingegaan op de vraag hoe wetgevingsjuristen zich tussen de start als wetgevingsjurist en het moment van onderzoek hebben ontwikkeld in hun functioneren en hun beroepsbekwaamheid en welke rol de startersopleiding van de AvW daarbij gespeeld heeft. De ontwikkeling wordt gedefinieerd als het verschil tussen het huidige niveau en het aanvangsniveau zoals gerapporteerd door de respondenten en de toegevoegde waarde van de startersopleiding als het verschil tussen het niveau dat de respondenten volgens zichzelf hebben aan het eind van de opleiding en het aanvangsniveau. Bij de alumni bestaat de ontwikkeling uit een deel dat toe te schrijven is aan de academie en een deel dat uit werkervaring daarna voorkomt. Bij de referentiegroep komt de ontwikkeling voort uit werkervaring (incl. de gevolgde cursussen; zie bijlage A). In tabel 2.12 (zie volgende pagina) wordt de ontwikkeling gegeven qua beheersing van de competentie. Bij de alumni staat de toegevoegde waarde van de startersopleiding tussen haakjes achter het verschil tussen huidig en aanvangsniveau.
19
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving Tabel 2.12 omgevingsbewustzijn intern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) omgevingsbewustzijn extern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) probleemanalytische vermogen intern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) probleemanalytische vermogen extern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) juridische professionaliteit intern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) juridische professionaliteit extern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) samenwerkingsgerichtheid intern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) samenwerkingsgerichtheid extern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) resultaatgerichtheid intern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW)
20
alumni
referentiegroep
6,3 1,8 (1,1)
5,8 1,6
5,8 2,2 (1,6)
6,2 1,6
6,8 1,5 (1,0)
6,5 1,4
6,7 1,8 (1,0)
6,2 1,4
6,4 1,8 (1,3)
6,4 1,4
6,2 1,9 (1,3)
6,4 1,1
7,4 0,9 (0,5)
7,1 0,7
6,9 1,3 (0,8)
6,7 0,9
7,3 1,0 (0,4)
6,9 0,9
sig
ja
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep Vervolg tabel 2.12 resultaatgerichtheid extern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) oordeelsbekwaamheid intern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) oordeelsbekwaamheid extern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) uitdrukkingsvaardigheid intern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW) uitdrukkingsvaardigheid extern aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW)
alumni
referentiegroep
sig
7,0 1,0 (0,3)
6,7 0,9
6,8 1,6 (0,6)
6,7 0,9
ja
6,6 1,5 (0,6)
6,5 0,9
ja
6,1 2,3 (1,5)
6,7 1,1
ja
6,7 1,5 (0,8)
6,9 0,9
Het aanvangsniveau van de alumni lag het hoogst bij samenwerkingsgerichtheid intern met 7,4 en het laagst bij omgevingsbewustzijn extern met 5,8. Bij de referentiegroep scoort de samenwerkingsgerichtheid intern ook het hoogst met 7,1 en is de omgevingsbewustzijn intern het laagste met 5,8. Een vergelijking van het aanvangsniveau van alumni en de referentiegroep laat een gevarieerd beeld zien, bij sommige competenties scoren de alumni hoger, bij andere de referentiegroep. In geen geval is dat verschil significant. De grootste ontwikkeling maken de alumni door bij uitdrukkingsvaardigheid intern en omgevingsbewustzijn extern. De toegevoegde waarde van de startersopleiding is in beide gevallen groot. De kleinste ontwikkeling vindt plaats bij samenwerkingsgerichtheid intern maar daarbij was het aanvangsniveau al vrij hoog. Bij de referentiegroep zien we de grootste ontwikkeling bij omgevingsbewustzijn intern en extern. Ook bij deze groep vindt de kleinste ontwikkeling vindt plaats bij samenwerkingsgerichtheid intern. 21
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
De toegevoegde waarde van de startersopleiding is het grootst bij omgevingsbewustzijn extern en het kleinst bij resultaatgerichtheid extern. De ontwikkeling van het niveau is voor alle competenties bij de alumni groter dan bij de referentiegroep. In vier gevallen is het verschil significant, te weten bij juridische professionaliteit extern, oordeelsbekwaamheid intern en extern en bij uitdrukkingvaardigheid intern. Ook hier zijn weer multivariate analyses gebruikt. Het resultaat daarvan is dat bij juridische professionaliteit extern geen significant positieve invloed van de startersopleiding te zien is en bij de andere drie wel. In tabel 2.13 worden een aantal andere aspecten van de ontwikkeling van het functioneren en de beroepsbekwaamheid vermeld. Tabel 2.13 bevordering qua salarisschaal geen 1 schaal 2 schalen 3 schalen progressie in vermogen planning en organisatie (1-10) aantal maanden tot volledige inzetbaarheid beroepsbekwaamheid aanvangsniveau verschil huidig niveau en aanvangsniveau (waarvan AvW)
alumni
referentiegroep
0% 46% 36% 18% 6,7 10,1
35% 29% 29% 6% 5,9 8,5
5,5 2,9 (2,0)
5,8 2,3
sig
Er zijn bij de bevordering, progressie in vermogen tot planning en organisatie, inzetbaarheid en ontwikkeling in beroepsbekwaamheid geen significante verschillen tussen de twee groepen. Opvallend is dat de referentiegroep naar eigen zeggen sneller inzetbaar is dan de alumni waar de verwachting was dat dat omgekeerd zou zijn.
22
Resultaten onderzoek onder alumni van de AvW en de referentiegroep
2.7
Verdere loopbaan
Iets meer dan de helft van de alumni weet niet of zij over vijf jaar nog werkzaam zullen zijn als wetgevingsjurist en een derde denkt van wel. Bij de referentiegroep zijn deze verhoudingen omgekeerd. Drie op de tien alumni ambieert een overstap naar een andere functie voornamelijk omdat men een zwaardere functie wil. In de referentiegroep ambieert 44% een andere functie voornamelijk om redenen die niet met de inhoud van de huidige functie te maken hebben. Bijna iedereen heeft behoefte aan cursussen of een opleiding op het vakgebied. Een overzicht hiervan staat in bijlage D.
2.8
Alumni die niet meer werken als wetgevingsjurist
Van de 14 alumni in dit onderzoek die niet meer als wetgevingsjurist werken zijn er 5 afgestudeerd in 2003, eveneens 5 in 2004, 1 in 2005 en 3 in 2006. Vier op de vijf van deze alumni werken nu in een andere juridische functie vooral bij de rijksoverheid. Niet juridische functies zijn directiesecretaris, projectleider en senior adviseur/projectleider in het bedrijfsleven of non-profit. Voor de helft van deze alumni gaat het bij redenen om geen wetgevingsjurist meer te zijn voornamelijk om redenen die met het beroep van wetgevingsjurist te maken hebben. Bij een derde gaat het om persoonlijke redenen. Twee derde sluit niet uit dat zij later terugkeren als wetgevingsjurist, 30% doet dat zeker niet.
2.9
Conclusies
Het oordeel van de alumni over de startersopleiding is zeer positief. De aansluiting is in orde en met een acht als rapportcijfer wordt de tevredenheid goed uitgedrukt. 23
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
In het algemeen kan gesteld worden dat de wetgevingsjuristen (alumni én referentiegroep) goed functioneren. Het eigen niveau van competenties en totale beroepsbekwaamheid is hoog, met de planning en organisatie van de eigen werkzaamheden bestaan geen grote problemen en de leidinggevenden tonen zich in de functioneringsgesprekken merendeels tevreden. Wel is bij de alumni het eigen niveau bij tien van de veertien competenties iets lager dan het in de functie vereiste niveau. Bij de referentiegroep zijn de verschillen wat groter. De verschillen tussen alumni en de referentiegroep zijn niet groot. Het hogere niveau in het huidig niveau van functioneren valt, als rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken van deze groepen, bij vier competenties toe te schrijven aan het gevolgd hebben van de startersopleiding, te weten bij probleemanalytisch vermogen extern, samenwerkingsgerichtheid extern, oordeelsbekwaamheid extern en uitdrukkingsvaardigheid intern. Bij de aard en het belang van het netwerk van de wetgevingsjuristen is alleen het grotere aantal wetgevingsjuristen dat alumni van naam en toenaam kennen toe te schrijven aan de startersopleiding. Andere verschillen qua functioneren kunnen in dit onderzoek niet geconstateerd worden ook niet in de tijd die nodig is om volledig in de functie inzetbaar te zijn. Er is tussen alumni en referentiegroep geen systematisch verschil in aanvangsniveau van de competenties te constateren. Als rekening wordt gehouden met achtergrondkenmerken van de respondenten kan geconcludeerd worden dat alumni bij drie competenties een sterkere ontwikkeling doormaken dan de referentiegroep te weten bij oordeelsbekwaamheid intern en extern en bij uitdrukkingsvaardigheid intern.
24
3
Resultaten interviews leidinggevenden
3.1
Achtergrondkenmerken respondenten
Met veertien leidinggevenden van negen verschillende departementen en de Raad van State zijn dertien gesprekken gevoerd. De twee leidinggevenden van SZW werden in één gesprek geïnterviewd. Van de Ministeries van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Defensie en Financiën zijn geen leidinggevenden geïnterviewd. Bij de eerste drie zijn geen noemenswaardige aantallen alumni geplaatst (0, 2 en 2). Het Ministerie van Financiën reageerde niet op het verzoek mee te doen aan dit onderzoek. Zoals blijkt uit het overzicht op de volgende pagina zijn de meeste geïnterviewden afdelingshoofd. De geïnterviewden hebben over het algemeen al een lange carrière als leidinggevende achter de rug. Zes van de veertien leidinggevenden vervullen hun functie meer dan vijf jaar. Vier werken drie jaar in deze functie, de rest korter, zij het dat deze laatstgenoemde geïnterviewden daarvóór vaak ook al een leidinggevende functie hadden. Op de afdelingen van de leidinggevenden varieert het aantal wetgevingsjuristen (alumni en andere wetgevingsjuristen) van rond de tien (V&W, VWS, OCW en LNV) tot dertig of meer (Justitie (2x) en BZK). Op de afdeling van de geïnterviewde van EZ en één afdeling van Justitie werken de meeste (vijf) alumni van de Academie. De juridische afdelingen van de geïnterviewden van V&W en VROM hebben momenteel geen alumni van de Academie. Op de V&W-afdeling werkte vroeger wel een alumnus, maar die is vertrokken. De juridische afdeling van de geïnterviewde van VROM heeft in het verleden wel in totaal zo'n zeven AvW-studenten gehad, maar die zijn om verschillende redenen niet in dienst gekomen of gebleven.
25
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Geïnterviewden uitgesplitst naar departement en functie 1 ) Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) Ministerie van Economische Zaken (EZ) Ministerie van Justitie Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) Raad van State
AH
SH/ PLV DIR
SH
ADJ DIR
CR
TL
1
2
1 1 1
1 1
1 2
1 4 1 1 2
1
1 1
1 1
6
Totaal
3
2
1 1
1
1
1
1 14
Om een vergelijking te kunnen maken tussen AvW-alumni en niet-alumni vroegen we de geïnterviewden onderscheid te maken tussen deze alumni en een vergelijkbare groep, de zogenaamde referentiegroep. Het betreft hier jonge wetgevingsjuristen die niet meer dan vijf jaar ervaring hebben in dit vak, maar die de startersopleiding van de AvW niet gevolgd hebben. Bij de meeste afdelingen lukte het wel één of twee wetgevingsjuristen als leden van de referentiegroep te onderscheiden. De afdeling van EZ beschikte zelfs over vijf wetgevingsjuristen die als zodanig konden worden aan-
1
AH SH/ PLV DIR SH ADJ DIR CR TL
26
= = = = = =
Afdelingshoofd Sector-/ sectiehoofd/ plaatsvervangend directeur Sector-/ sectiehoofd Adjunct directeur Coördinator Teamleider
Resultaten interviews leidinggevenden
gemerkt. Bij de juridische afdelingen van BZK en VROM, daarentegen, werkten geen leden van de referentiegroep. Alle afdelingen van geïnterviewden hebben één à twee AvW- studenten. Slechts in een enkel geval kan een leidinggevende de gehele carrière van één of meer alumni én één of meer leden van de referentiegroep overzien.
3.2
Het functioneren van wetgevingsjuristen
Aan geïnterviewden zijn drie vragen gesteld over het functioneren van wetgevingsjuristen: Zijn er kwaliteitsverschillen in het functioneren van alumni en niet-alumni (de referentiegroep)? Zijn er tekortkomingen in het functioneren van wetgevingsjuristen? Welke verschillen bestaan er op een aantal specifieke terreinen? Bij deze vragen werd ingegaan op mogelijke oorzaken van verschillen bij alumni en leden van de referentiegroep alsmede de rol van de AvW daarbij. Over het algemeen kunnen we constateren dat geïnterviewden vrij positief zijn over het functioneren van beide groepen van de wetgevingsjuristen en de rol van de AvW.
3.2.1
Kwaliteitsverschillen
Er zijn weinig kwaliteitsverschillen te constateren tussen alumni en referentiegroepleden. Dit wordt elf keer opgemerkt. (Bij BZK en VROM kon dit verschil niet gemaakt worden, omdat daar geen referentiegroep voorkwam.) Daarnaast beginnen vijf andere geïnterviewden hun antwoord met de opmerking dat deze vraag moeilijk te beantwoorden is: Zij vinden het lastig aan te geven of kwaliteitsverschillen aan karaktereigenschappen toe te schrijven zijn of komen vanwege de invloed van de AvW. Overigens noemen de vijf, evenals de overige zeven geïnterviewden wel verschillen. AvW-alumni kenmerken zich doordat ze beschikken over zeer gedegen juridische kennis, terwijl niet-alumni vaak meer specifieke ervaring hebben (zes keer genoemd). 27
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Alumni zijn daardoor vaak wat theoretischer, inhoudelijk beter dan de referentiegroep (zeven keer genoemd). De volgende opmerkingen over verschillen tussen de alumni en de referentiegroep worden steeds één keer genoemd: Alumni zijn wat minder op de praktijk gericht, maar vanwege het duale systeem van de opleiding leren ze de praktijk wel tijdens hun opleiding. Alumni hebben wat minder beleidsgevoel. Alumni weten goed wat wetgeving inhoudt, ook kunnen ze snel zelfstandig werken. Door hun leeftijd hebben alumni minder maatschappelijke ervaring. Alumni hebben vaker wat meer ambitie, dit kan komen omdat ze jonger zijn of omdat ze daarop door de AvW geselecteerd worden. Alumni zijn wat sociaal vaardiger. Alumni zijn vaak kritisch naar zichzelf en stellen hogere eisen aan zichzelf en hun omgeving. Alumni gedragen zich soms wat elitair ten opzichte van niet-alumni. In hun werk krijgen alumni soms uitdagender opdrachten dan beginnende vertegenwoordigers van de referentiegroep. Alumni zijn dankzij hun opleiding bij de AvW naar de 'klanten' (ministeries) wat zelfbewuster. Van de leden van de referentiegroep vindt men dat ze vanwege hun ervaring meer politiek en bestuurlijk inzicht hebben: ‘beter weten hoe de hazen lopen’. Aan de andere kant beschikken referentiegroepleden in vergelijking met AvW-alumni vaak minder over technische, ambachtelijke vaardigheden. Daardoor hebben zij het soms moeilijk om hun (onderhandelings)positie met de klanten (de beleidsmakers) waar te maken. Leden van de referentiegroep zullen soms minder snel naar een klus in Brussel (Europees recht) gestuurd worden, omdat alumni van de AvW daar vanwege hun opleiding beter in ingewerkt zijn. Ook beschikken referentiegroepleden in sommige gevallen over minder analytisch vermogen. Omdat de referentiegroep vaak wat langer van de 28
Resultaten interviews leidinggevenden
universiteit is, is hun academische kennis soms minder up-to-date dan die van de jongere AvW-alumni. Tenslotte, van studenten van de AvW vindt men het wel lastig dat men ze niet voor vijf dagen per week en tijdens hun stages kan inzetten. Hierdoor kan het voorkomen dat deze studenten minder interessante klussen krijgen.
3.2.2
Tekortkomingen
Vijf geïnterviewden zien geen tekortkomingen in het functioneren van wetgevingsjuristen. De meest genoemde tekortkoming, die door zes respondenten genoemd wordt, is omgevingsbewustzijn (bestuurlijke en politieke sensibiliteit): alumni en referentiegroepleden zouden beter moeten kunnen samenwerken bijvoorbeeld met de klanten, beleidmakers. Ze zouden beter moeten kunnen onderhandelen over wat juridisch wèl en níét kan. De juristen moeten goed voor ogen hebben hoe ze samen met de beleidsmensen een goed product kunnen maken. Een enkele keer noemt men de volgende tekortkomingen: Voor alle beginnende wetgevingsjuristen (alumni en niet-alumni) is het moeilijk grenzen van eigen verantwoordelijkheid vast te stellen. Beginners krijgen gelijk veel verantwoordelijkheid en invloed. Voor een beginner is het moeilijk vast te stellen tot hoever de verantwoordelijkheid reikt, veel beginners voelen zich daardoor te verantwoordelijk. Wetgevingsjuristen moeten nog leren ‘nee’ te zeggen, aan te geven dat een bepaald voorstel niet gemaakt kan worden. Ook moeten AvW-studenten leren dat het wetgevingsproces niet altijd volgens het boekje loopt. Ze moeten leren welke veren ze wel en niet laten schieten: Wat geef je (onder politiek- en tijdsdruk) toe en wat houd je vast. Dit wordt overigens wèl op de AvW geleerd. Alumni willen soms te veel op eigen houtje werken, kunnen het niet hebben als een collega, bijvoorbeeld de coördinator een voorstel afmaakt als de alumnus ziek is. Alumni hebben soms te veel het idee: 'het is toch mijn wetsvoorstel’. Traditioneel zijn wetgevingsjuristen (de oudere juristen, dus niet AvW-alumni) communicatief minder sterk, beheersen hun vak wel goed, maar weten dit niet handig binnen te halen (weinig creatief). Alumni doen dit beter dan de traditione29
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
le wetgevingsjuristen. Alumni vertonen in dit opzicht een veel zelfbewustere houding. Alumni van de AvW moeten vaak aan de harde praktijk wennen. Studenten worden de AvW binnengehaald met het idee, 'jullie behoren tot de happy few'. Hun verwachtingsniveau is vrij hoog en dat kan een nadeel zijn voor alumni: ‘Ze hebben nog nooit met hun voeten in de modder gestaan’. De AvW leidt op zich goed op voor de praktijk van de wetgeving: ze leren goed werken onder tijdsdruk en nee te zeggen als dat moet.
3.2.3
Een aantal specifieke terreinen
Vervolgens gingen geïnterviewden meer specifiek in op verschillen tussen alumni en niet-alumni ten aanzien van de gebieden van: de inzetbaarheid vermogen voor planning en organisatie het gebruik van een netwerk van collega’s de kwaliteit van de geleverde producten. Inzetbaarheid Wat inzetbaarheid betreft zijn er weinig verschillen tussen AvW-alumni en leden van de referentiegroep: beide vereisen aan het begin van hun carrière als wetgevingsjurist intensieve begeleiding. Leden van de referentiegroep hebben dit nodig op het gebied van ambachtelijke vaardigheden en de alumni meer op het terrein van politiek en bestuurlijk inzicht. Wetgevingsjuristen zijn in het algemeen zeer gemotiveerd en daardoor goed inzetbaar. Verschillen in inzetbaarheid hangen vaak meer samen met persoonskenmerken. Wetgevingsjuristen die worden aangenomen op grond van hun grote, meer specialistische ervaring kunnen soms beter worden ingezet op hun specifiek vakgebied, terwijl deze zeer ervaren juristen verder vaak wat minder multi-inzetbaar zijn. AvW-alumni zijn breder inzetbaar. Dankzij de modules van de AvW kunnen leden uit de referentiegroep hun achterstand in kennis gemakkelijk inhalen. 30
Resultaten interviews leidinggevenden
Vermogen voor planning en organisatie Het vermogen voor planning en organisatie verschilt niet veel voor alumni en referentiegroepleden. Drie keer vindt men dit toch meer persoonlijke karaktereigenschappen. Ook wijst men er op dat wetgevingsjuristen plannen en organiseren vooral in de praktijk moeten leren. Ze moeten leren uitleggen dat het wetgevingsproces vaak niet zo snel gaat als de beleidsmakers wensen. Drie geïnterviewden vinden dat de juristen uit de referentiegroep beter plannen, omdat ze meer ervaring hebben. Drie anderen vinden juist dat alumni beter plannen en organiseren, omdat ze gewend zijn werk en opleiding te combineren. Gebruik van een netwerk van collega’s Vijf keer vindt men dat er geen verschillen zijn in het gebruik van een netwerk van collega’s. In dit verband merkt men ook op dat dit van persoonlijkheid afhangt. Alumni hebben vaak wel een netwerk, maar binnen het ministerie moeten ze nog wel geholpen worden. Een andere geïnterviewde heeft zijn twijfels of het AvW-netwerk van de alumni wel zo veel helpt. Bij de Raad van State kunnen alumni in het geheel geen gebruik maken van het AvWnetwerk, omdat het daar niet gebruikelijk is dat vóór het uitbrengen van een advies van de Raad van State dit met andere juristen wordt besproken. Anderen vinden het AvW-netwerk net zo belangrijk als het netwerk van een ervaren jurist. Acht geïnterviewden vinden echter wèl dat alumni een nuttig netwerk vanuit de AvW hebben. Men heeft het dan niet altijd alleen over werkinhoudelijke zaken maar ze vergelijken ook elkaars arbeidsvoorwaarden om die vervolgens aan hun leidinggevende voor te leggen. “Dat klept wat af” noemt één respondent dat. Deze geïnterviewden vinden de contacten met medestudenten voor later heel nuttig. Ook merkt men op dat AvW-studenten bij aanvang van de opleiding op hun netwerkvaardigheden geselecteerd worden. Eén geïnterviewde constateert bij de alumni onderling een 'community-gevoel'. Eén geïnterviewde vindt dat niet-alumni vaak een beter netwerk hebben.
31
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Kwaliteit van de geleverde producten Acht geïnterviewden kunnen niet zeggen of er verschillen zijn in de kwaliteit van de geleverde producten, of ze vinden dat die verschillen er niet zijn. Vier geïnterviewden vinden het werk van alumni vaak beter dan dat van niet-alumni: je hoeft ze minder uit te leggen en werken zich sneller in. Twee geïnterviewden merken op dat juristen uit de referentiegroep makkelijker kunnen accepteren als hun voorstel niet zo wordt gewaardeerd als vooraf gedacht: Alumni kunnen in dat aspect minder goed hun verlies nemen. Op de vraag ‘Hoe hebben alumni en niet-alumni zich ontwikkeld in hun functioneren?’ antwoordt men als volgt. Vier geïnterviewden zien dit verschil niet of vinden het moeilijk aan te geven. Eén geïnterviewde vindt dat referentiegroepleden het beroep van wetgevingsjurist meer als een grote carrièrestap zien dan alumni. Dit zou verklaren waarom alumni eerder geneigd zijn alsnog naar een andere stap in hun carrière om te zien. Dat alumni na de opleiding uit de wetgeving verdwijnen wordt door verschillenden (expliciet door vijf genoemd) wel als een verlies gezien. Men vraagt zich af hoe de AvW daar tegenover staat. Alumni hebben soms wat minder concrete carrièreperspectieven binnen hun functie. Gezien hun leeftijd kunnen weinig alumni al doorstromen naar de functie van raadsadviseur. Dat gebeurt wel bij de oudere, soms meer ervaren leden van de referentiegroep. Over alumni merkt men op dat die wat ambitieuzer en kritischer zijn. Dit heeft zowel voor- als nadelen, ook van alumni wordt verwacht dat ze het gewone juridische handwerk doen. Alumni van de Raad van State nemen een aparte plaats in als het gaat om tevredenheid met hun werk. Alle alumni vanaf 2002 zijn bij de Raad in dienst gebleven. Alumni zijn heel positief over werk binnen de Raad, dit komt onder andere omdat ze direct contact hebben met Staatsraden. Daarnaast is de Raad van State een kleinere organisatie dan de departementen. Dat zou ook positief kunnen werken op het aanblijven van de alumni.
32
Resultaten interviews leidinggevenden
3.3
Competenties wetgevingsjurist
In de studiegids van de AvW worden zeven kerncompetenties genoemd, te weten: omgevingsbewustzijn; probleemanalytisch vermogen; juridische professionaliteit; samenwerkingsgerichtheid; resultaatgerichtheid; oordeelsbekwaamheid; uitdrukkingsvaardigheid 2 . Zonder deze competenties te noemen of voor te leggen vroegen we de geïnterviewden welke competentie(s) zij belangrijk vonden. Achteraf bleek dat de opmerkingen uit de interviews konden worden ingevoegd in de competentie-indeling zoals de AvW die hanteert. De meest genoemde competenties zijn omgevingsbewustzijn en samenwerkingsgerichtheid. kerncompetentie studiegids AvW omgevingsbewustzijn samenwerkingsgerichtheid probleemanalytisch vermogen juridische professionaliteit resultaatgerichtheid uitdrukkingsvaardigheid oordeelsbekwaamheid
aantal keren genoemd 10 10 7 7 5 5 3
De competentie omgevingsbewustzijn benoemen de geïnterviewden met termen als: gevoel voor beleid en politiek, toepasbaarheid, inlevingsvermogen om na te gaan of een geleverd product aansluit bij het geconstateerde probleem, beleidsanalyse (welke beleidskeuzes worden gemaakt), gevoel voor maatschappelijke vraagstukken, luisteren en signalen oppikken (uit maatschappelijk leven of wetenschappelijke wereld), creativiteit. Bij samenwerkingsgerichtheid noemen ze: samenwerking met beleidsmakers/ nietjuristen en tussen departementen over wat haalbaar is, klantgerichtheid, onderhandelen, communiceren, samenwerken met iedereen als spin in een web. 2
Bij de interviews met leidinggevenden is voor de competenties geen onderscheid gemaakt tussen intern en extern.
33
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Als punten die met probleemanalytisch vermogen samenhangen worden genoemd: conceptueel vermogen en hoe je daar een wet van kunt maken, analyse of er wel of niet een wet moet komen, of het probleem helder geanalyseerd is en of er voor de meest passende oplossing wordt gekozen, het in grotere lijnen kunnen denken. Met juridische professionaliteit bedoelt men onder andere: nauwkeurigheid, juridisch kennis in de meest brede zin van het woord, zorgvuldigheid, beheersing van wetgevingstechniek, veel aandacht voor details en staatsrechtelijke inzicht en vakkennis Bij resultaatgerichtheid denken de geïnterviewden aan: geduld, soms moet je lang aan één product werken, incasseringsvermogen: tegen een stootje kunnen (als ondanks de goede inhoud het voorstel toch politiek wordt afgeschoten), proactief werken (initiatief nemen). Met uitdrukkingsvaardigheid heeft men het over schrijf- en uitdrukkingsvaardigheid. Oordeelsbekwaamheid houdt volgens geïnterviewden in: hoe één en ander uitgevoerd kan worden en flexibiliteit. Zeven geïnterviewden zien wat competenties betreft geen verschillen tussen alumni en niet-alumni. Zes geïnterviewden beschouwen alumni in het voordeel als het gaat om deze competenties. Alumni hebben een beter probleemanalytisch vermogen, omdat ze daarop door de AvW geselecteerd worden. Bij twee geïnterviewden bestaat de indruk dat alumni beter contacten kunnen leggen en daardoor meer gericht zijn op samenwerking. Drie andere geïnterviewden vinden dat alumni beter zijn in de juridische professionaliteit. Slechts één geïnterviewde vindt dat de referentiegroep beter was dan de alumni en wel op het gebied van omgevingsbewustzijn. Dit komt volgens geïnterviewde omdat de referentiegroep vaak meer ervaring heeft. Degene die dat kunnen beoordelen zien weinig verschillen in de vraag welke groep zich het sterkst in de beheersing van deze competenties ontwikkelt. In dit verband merkt men wel op dat alumni wat meer ‘eager’ zijn, wat hongeriger naar nieuwe uitdagingen.
34
Resultaten interviews leidinggevenden
Vervolgens legden wij geïnterviewden de in de studiegids geformuleerde kerncompetenties voor waarop men alsnog kon reageren. Alleen diegenen die verschillen constateren, worden hierna genoemd. Omgevingsbewustzijn Over deze competentie merken drie geïnterviewden op dat de AvW dit goed inprent. Alumni zijn hierin dan ook beter dan niet-alumni, terwijl niet-alumni hier meer toevallig mee in aanraking komen. Daarentegen zeggen twee geïnterviewden juist dat referentiegroepleden hier beter in zijn. Samenwerkingsgerichtheid Vier geïnterviewden vinden dat alumni dit goed doen. Men vindt deze jongere generatie vaak wat flexibeler. De leidinggevenden vinden ook dat dit voldoende in het AvW-pakket zit. Twee geïnterviewden merken op dat alumni hier toch wel wat moeite mee hebben: ‘ze moeten even slikken als hun voorstel niet zo uitpakt als ze gedacht hadden’. Leden uit de referentiegroep gaan daar vaak wat makkelijker mee om, zijn wat handiger, soms wat nonchalanter, zelfs ‘gewetenlozer’ wordt het genoemd. Probleemanalytisch vermogen Drie geïnterviewden vinden dat alumni hier beter in zijn dan de referentiegroepleden. Ook vinden zij dat de AvW hier voldoende aandacht aan besteedt. Een ander daarentegen vindt dat meer ervaren juristen (dus geen alumni) vaak dieper in de materie duiken, door hun ervaring kunnen ze hun kennis beter toepassen. Juridische professionaliteit Zo goed als alle geïnterviewden vinden dat alumni dit beter kunnen, omdat ze dit in ruime mate van de AvW meekrijgen. Resultaatgerichtheid Wat deze competentie betreft lopen de meningen nogal uiteen of vindt men het minder belangrijk. De één zegt dat jongeren vaak wat afwachtender zijn dan ouderen, terwijl een ander vindt dan jongeren meer resultaatgericht zijn. 35
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Uitdrukkingsvaardigheid Zowel alumni als niet alumni kunnen zich uitstekend uitdrukken. De verschillen zijn niet groot. Oordeelsbekwaamheid Hierin ziet men weinig verschil, zowel alumni als de referentiegroep doen dit goed.
3.4
De Academie voor Wetgeving
We vroegen aan welke competenties de AvW meer aandacht zou moeten besteden. Vijf geïnterviewden konden dergelijke competenties niet noemen. De anderen maken de volgende opmerkingen: De AvW zou meer aandacht kunnen besteden aan de praktijk binnen een departement. Bij de studenten is het nu soms zo dat de academieopdrachten meer aandacht krijgen dan het praktijkwerk op het departement. Binnen de AvW ligt het accent te veel op externe zaken (kennismakingsrondjes; ook wel de ‘roadshow’ langs de ministeries genoemd, uitstapjes naar Brussel, Straatsburg etc.) Iets meer aandacht voor het handwerk is gewenst. De AvW zou studenten meer moeten oefenen in geduld en minder de nadruk leggen op de flitsende kant van het werk. Het werken aan wetten is niet zo heel flitsend. De AvW zou dit bij selectie duidelijker kunnen maken. Nu komt het wel voor dat alumni uiteindelijk toch afhaken als ze met werken beginnen, omdat het werk niet zo ‘sexy’ is, als gesuggereerd werd. De AvW moet wat meer nadruk leggen op omgevingsgerichtheid en bestuurssensitiviteit en wat minder focussen op juridische techniek. Je moet kunnen beoordelen of iets wel of niet belangrijk is. Samenwerkingsgerichtheid vindt men meer een persoonlijke eigenschap, maar zou door AvW kunnen worden bijgeschaafd door cases voor te leggen en te bediscussiëren. Bijvoorbeeld het beleid wil verandering vóór een bepaalde datum, maar dat is niet haalbaar. Hoe lost een jurist dat op. Een mogelijkheid in zo’n ge36
Resultaten interviews leidinggevenden
val is bijvoorbeeld: handelen in strijd met de wet, tijdelijk gedogen. Vervolgens dienen de studenten zich te realiseren wat de risico's van zo’n gedoogsituatie zijn. Dit zijn juist die dingen die je in de praktijk moet leren. AvW zou hieraan aandacht kunnen besteden door mensen uit de praktijk aan het woord te laten. Naar aanleiding van oordeelsbekwaamheid merkt een geïnterviewde op: laat AvW-studenten een voorstel schrijven over een onderwerp, dat eigenlijk juridisch niet mogelijk is, 'dat niet netjes is'. Laat de student dat vervolgens ook verdedigen. Het gaat dan om voorstellen die in strijd zijn met andere wetten. Dit wordt geopperd, omdat sommige bewindlieden ideeën spuien die juridisch niet door de beugel kunnen. De AvW zou meer aandacht kunnen besteden aan uitdrukkingsvaardigheid waarbij ze rekening houden met het feit dat juristen zich beter moeten realiseren waarom en voor wie ze schrijven. Wetgevingsjuristen moeten zich niet verliezen in hun eigen kennis en hetgeen ze zelf naar buiten willen brengen. Juristen dienen zich af te vragen: ‘Heeft degene voor wie je deze notitie schrijft iets aan de informatie? De vraag is dan: Wat voor informatie geef je en wat laat je weg? ‘
De vraag of de startersopleiding verplicht zou moeten zijn voor de aanstelling van iedere wetgevingsjurist, beantwoorden de geïnterviewden allemaal negatief, al is het wel zo dat de meeste geïnterviewden als jonge, beginnende wetgevingsjuristen alleen alumni aannemen. De afdelingen hebben vaak behoefte aan de mix van alumni en de meer ervaren, vaak al wat oudere, juristen die de AvW niet hebben gedaan. ‘Het zou vreemd zijn iemand die hoogleraar is geweest eerst naar de Academie te sturen om wetgevingsjurist te laten worden.’ Het is wel heel belangrijk dat niet-alumni verschillende modules bij de AvW kunnen volgen. Over deze mogelijkheid van de AvW is men erg enthousiast, al zouden die voor sommige juristen ook van een wat hoger niveau kunnen zijn. Als de geïnterviewden alumni en vergelijkbare beginnende juristen een rapportcijfer moesten geven, scoren de alumni vaak net een half punt hoger (bijvoorbeeld een 8 in plaats van een 7½ ), al vinden veel geïnterviewden het beantwoorden van deze vraag lastig. Het komt in ieder geval niet voor dat alumni lager scoren dan de niet-alumni. 37
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
Alle geïnterviewden vinden de AvW een goede instelling. Slechts één departement vindt dat er te weinig contact is tussen departement en AvW. Als er contact is, is er meestal een probleem, contact zou er volgens geïnterviewde ook moeten zijn als het goed gaat.
3.5
Conclusies
Uit het voorgaande blijkt dat de leidinggevenden tevreden zijn over de AvW-alumni. Overigens zijn zij ook tevreden over het functioneren van de referentiegroepleden. Alumni zijn jonger dan de leden van de referentiegroep, maar presteren toch vergelijkbaar met de referentiegroep of net iets beter. Leden van de referentiegroep beschikken over wat meer ervaring, terwijl alumni iets beter zijn als het gaat om theoretisch inhoudelijke kennis. Alumni zijn daardoor wat meer multi-inzetbaar, terwijl leden van de referentiegroep soms wat meer over specifieke kennis van hun eigen vakgebied beschikken. Als het om competenties gaat scoren alumni vaak net een half puntje hoger dan de referentiegroep. Zowel de alumni als leden van de referentiegroep vertonen weinig tekortkomingen, als er al één genoemd wordt is dat op het terrein van de als belangrijkst ervaren competentie ‘omgevingsbewustzijn’: het kunnen aangeven wat juridisch wel en niet kan. Men vindt de AvW een prima instituut om jonge wetgevingsjuristen te rekruteren, vroeger waren het vooral oudere juristen die wetgevingsjurist werden. Alumni ervaren, gezien hun leeftijd, hun functie van wetgevingsjurist niet altijd als een eindstation, terwijl de oudere juristen vroeger dat vaak wel deden. Geïnterviewden vinden het lastig aan te geven of kwaliteitsverschillen toe te schrijven zijn aan de AvW. Enerzijds hangt dit samen met het feit dat ook leidinggevenden van juridische afdelingen vaak zeer hoge eisen stellen aan juristen die niet via de AvW binnenkomen. Anderzijds constateert men ook dat vaardigheden als bijvoorbeeld plannen of netwerken meer persoonskenmerken zijn dan dat dat geleerd zou kunnen worden door de AvW. De AvW kan natuurlijk wel kandidaten met deze eigenschappen selecteren. 38
Resultaten interviews leidinggevenden
De geïnterviewde leidinggevenden zijn tevreden over de AvW en noemen weinig verbeteringssuggesties. Wellicht dat de AvW nog meer aandacht zou kunnen besteden aan de belangrijkste competentie: ‘omgevingsbewustzijn’. Geïnterviewden vinden niet dat de AvW verplicht gesteld zou moeten worden voor alle nieuw aan te nemen juristen. Ze vinden het prima dat ze ook oudere meer ervaren juristen zonder AvW kunnen aannemen.
39
40
4
Beantwoording van de onderzoeksvragen
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken ten aanzien van de onderzoeksvragen op basis van de resultaten van het onderzoek onder wetgevingsjuristen en onder de leidinggevenden. Vooraf moet opgemerkt worden dat deze conclusies met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Binnen de kaders van dit onderzoek was de enige manier om de meerwaarde van de startersopleiding vast te stellen door wetgevingsjuristen dat zelf retrospectief te laten beoordelen en door de leidinggevenden er naar te vragen. Het is bekend dat een retrospectieve inschatting van het eigen niveau van functioneren niet erg betrouwbaar is. De veronderstelling dat leidinggevenden de progressie van alumni zouden kunnen vergelijken met die van de referentiegroep bleek lastiger dan verondersteld. Bijna geen enkele leidinggevende had zowel alumni als mensen uit de referentiegroep vanaf de start als wetgevingsjurist tot heden kunnen volgen. Daarmee verschoof de vraag naar of zij een inschatting konden maken wat de bijdrage van de startersopleiding was. Daarop bleven velen het antwoord schuldig. Dat heeft te maken met het feit dat juristen die niet via de AvW binnenkomen ook streng geselecteerd worden, dat vaardigheden als planning of netwerken meer als persoonskenmerk gezien worden en dat de referentiegroep in groten getale losse modulen van de AvW gevolgd heeft waardoor het onderscheid tussen deze twee groepen minder scherp komt te liggen. Met deze kanttekeningen gaan we nu in op de onderzoeksvragen. Daar waar de gegevens uit het onderzoek onder wetgevingsjuristen en onder leidinggevenden sporen kan met grotere betrouwbaarheid conclusies getrokken worden.
41
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
4.2
Beantwoording onderzoeksvraag 1
Deze vraag luidt: ‘Hoe goed functioneren afgestudeerden van de startersopleiding die werkzaam zijn als wetgevingsjurist?’ Uit het onderzoek onder de wetgevingsjuristen zelf blijkt dat afgestudeerden van de startersopleiding over het algemeen goed functioneren. Op beroepsbekwaamheid scoren zij een 8,4 en ook het eigen niveau van competenties is hoog. Met planning en organisatie van de eigen werkzaamheden rapporteren zij geen problemen. In functioneringsgesprekken blijkt dat men over het algemeen zeer tevreden is over hun werk. Wel is het eigen niveau bij tien competenties iets lager dan het in de functie vereiste niveau. Er blijft een noodzaak voor verdere ontwikkeling. Ook leidinggevenden vinden dat alumni goed functioneren. De alumni vertonen weinig tekortkomingen. De enige die meerdere keren genoemd wordt is het eigen niveau van ‘omgevingsbewustzijn’. Ook uit het onderzoek onder wetgevingsjuristen blijkt dat bij alumni het eigen niveau van omgevingsbewustzijn intern en extern iets lager is dan het vereiste niveau. De algehele conclusie kan zijn dat alumni hun functie naar behoren uitoefenen.
4.3
Beantwoording onderzoeksvraag 2
Deze vraag luidt: ‘Onderscheiden wetgevingsjuristen die afgestudeerd zijn aan de startersopleiding zich in hun functioneren in positieve zin van wetgevingsjuristen die deze opleiding niet hebben doorlopen en zo ja in welk opzicht?’ Uit het onderzoek onder de wetgevingsjuristen blijkt dat alumni in verschillende opzichten beter functioneren dan de referentiegroep. Qua eigen niveau scoren alumni bij een aantal competenties significant hoger te weten bij omgevingsbewustzijn intern, probleemanalytisch vermogen extern, juridische professionaliteit intern en extern, 42
Beantwoording van de onderzoeksvragen
samenwerkingsgerichtheid extern, oordeelsbekwaamheid intern en extern en uitdrukkingsvaardigheid intern. Naar grootte liggen deze verschillen tussen 0,5 en 1,0 punt. Bij drie competenties vertonen alumni een kleiner tekort (een negatief verschil tussen eigen niveau en vereist niveau) dan de referentiegroep, te weten bij juridische professionaliteit intern en bij oordeelsbekwaamheid intern en extern. Verder hebben alumni een significant uitgebreider netwerk van collegawetgevingsjuristen van andere departementen, van de Tweede Kamer en van de Raad van State die men van naam en gezicht kent. Dit netwerk wordt echter niet vaker gebruikt of belangrijker gevonden voor de uitoefening van het beroep dan bij de referentiegroep. Andere aspecten van het functioneren laten geen significante verschillen zien ook niet wat betreft de tijd die beide groepen nodig hebben om volledig inzetbaar te zijn in de functie. De leidinggevenden vinden over het algemeen dat de verschillen tussen alumni en de referentiegroep in het functioneren gering zijn. Daar waar er verschillen genoemd worden zijn die op één na ten gunste van de alumni. Alumni hebben iets meer de beschikking over gedegen juridische kennis, beschikken vaak meer over technische, ambachtelijke vaardigheden, zijn beter thuis in Europees recht, beschikken soms over iets meer analytisch vermogen en hebben een meer up-to-date academische kennis. Daar staat tegenover dat de referentiegroep vaak meer over specifieke ervaring beschikt waardoor ze meer politiek en bestuurlijk inzicht hebben. Gevraagd naar het eigen niveau van de competenties waarderen de leidinggevende de alumni gemiddeld een half puntje hoger dan de referentiegroep. Qua inzetbaarheid en vermogen voor planning en organisatie zien de leidinggevenden nauwelijks verschil. Wel vindt een merendeel van de respondenten vindt dat alumni een nuttig netwerk vanuit de AvW hebben. De algehele conclusie is dat de verschillen in functioneren tussen alumni en de referentiegroep niet groot zijn maar waar ze zich voordoen bijna altijd gunstig voor de alumni uitpakken. Alumni beheersen sommige competenties iets beter dan de referen43
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
tiegroep en hebben een uitgebreider netwerk. Er wordt verschillend gedacht over de vraag of dit netwerk noodzakelijk is voor het functioneren. Wat betreft de inzetbaarheid wordt geen verschil gezien tussen beide groepen.
4.4
Beantwoording onderzoeksvraag 3
Deze vraag luidt: ‘In welke mate kan dit verschil verklaard worden door het selectieproces voor de opleiding en welk deel valt toe te schrijven aan de opleiding zelf? Uit de antwoorden van de wetgevingsjuristen blijkt dat er qua aanvangsniveau van de competenties geen systematische of significante verschillen zijn tussen alumni en de referentiegroep. Met enige voorzichtigheid zouden we daaruit kunnen concluderen dat het selectieproces van de AvW niet de verklaring is van verschillen. Verder zijn om op deze vraag antwoord te geven in het onderzoek onder wetgevingsjuristen multivariate analyses gedaan waardoor voor de invloed van een aantal achtergrondkenmerken gecorrigeerd kon worden. Het was namelijk niet gelukt om de alumni en referentiegroep qua achtergrondkenmerken geheel vergelijkbaar te krijgen. Eén van deze achtergrondkenmerken is het afstudeercijfer op de universiteit wat als indicator van bekwaamheid gezien kan worden. Uit deze multivariate analyses komt naar voren dat bij vier competenties het verschil tussen alumni en de referentiegroep toe te schrijven valt aan de startersopleiding te weten bij probleemanalytisch vermogen extern, samenwerkingsgerichtheid extern, oordeelsbekwaamheid extern en uitdrukkingsvaardigheid intern. Ook het grotere netwerk van alumni is op conto van de startersopleiding te schrijven. Zoals reeds in de inleiding genoemd is de beantwoording van deze vraag door de leidinggevende niet goed mogelijk gebleken. De algehele conclusie is dus dat alumni door het volgen van de startersopleiding bij een aantal competenties een hoger eigen niveau bereiken en over een uitgebreider netwerk beschikken dan de referentiegroep.
44
Beantwoording van de onderzoeksvragen
4.5
Beantwoording van onderzoeksvraag 4
Deze vraag luidt: ‘Waar zijn afgestudeerden werkzaam, hoe beoordelen ze de aansluiting van de opleiding op de functie van wetgevingsjurist, welke ontwikkeling in hun carrière heeft zich voorgedaan en welke verwachten ze?’. De antwoorden op deze vraag komen uit de vragenlijst voor de alumni. Werkgever Van de alumni werkt 61% als wetgevingsjurist. De grootste werkgever is het Ministerie van Justitie. Van degenen, die niet meer als wetgevingsjurist werken, werken vier van de vijf in een andere juridische functie vooral bij de rijksoverheid. Niet juridische functies zijn directiesecretaris, projectleider en senior adviseur/projectleider in het bedrijfsleven of non-profit. Oordeel over aansluiting Twee derde van de alumni vindt de aansluiting tussen de startersopleiding en de huidige functie goed, een vijfde noemt deze voldoende. Slechts twee respondenten noemen de aansluiting matig. Ontwikkelingen in verleden Een derde van de alumni is als wetgevingsjurist veranderd van werkgever maar wel wetgevingsjurist gebleven. In op één na alle gevallen gaat het daarom om een switch tussen ministeries, Raad van State of Tweede Kamer. Qua salarisschaal is bijna de helft één schaal omhoog gegaan, iets meer dan een derde twee schalen en de rest drie schalen. Verwachte ontwikkelingen Iets meer dan de helft van de alumni weet niet of zij over vijf jaar nog werkzaam zullen zijn als wetgevingsjurist en een derde denkt van wel. Drie op de tien alumni ambiëren een overstap naar een andere functie voornamelijk omdat men een zwaardere functie wil.
45
46
Bijlage A: gevolgde opleidingen/cursussen
Alumni Cursus JBZ (ROI) Divers Diverse cursussen Diverse waaronder: Wetgevingsfilosofie aan de AvW; Inzicht in invloed Bureau Zuidema; coaching Internationaal onderhandelen, Engels in overleg, Frans en Europese Actualiteiten Master privaatrecht Module staats- en bestuursrecht 2 (deels) Onderzoek ten behoeve van een proefschrift Schrijven beleidsnota's, communiceren onder druk, presentatiecursus, begrotingscursus, inleiding in de sociale zekerheid Trainen van vaardigheden zoals onderhandelen, politiek-bestuurlijke gevoeligheid; cursus geluidhinder Twee cursussen bij de AvW Referentiegroep Academie voor Wetgeving: verdragen, wetgevingstechniek Bij de Academie voor Wetgeving: EG-Recht; een mythe ontsluierd, Presentatieleer, Wetgevingstechniek Cursussen pensioenen, beleidsregels, europees bestuursrecht Cursussen van de Academie voor Wetgeving, SZW-Academie, ROI, northedge Diverse, handhaving, zorgplichten, awb Een aantal modules aan de Academie voor Wetgeving Verschillende opl. georg. door AvW Wetgevingsacademie: wetgevingsprocedures, wetgevingstechniek, wetgevingsleer Wetgevingsleer, bestuursrecht, persoonlijke efficiency, presenteren, europees recht, politiek en bestuurlijke gevoeligheid Wetgevingsleer, diverse cursussen AvW Wetgevingsleer, wetgevingsprocedures, wetgevingstechniek Wetgevingsprocedures, internationaal onderhandelen 47
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
48
Wetgevingstechniek en wetgevingsprocedures Wetgevingstechniek, wetgevingsleer, time management en momenteel de leergang internationaal beleid Wetgevingstechniek, wetgevingsprocedures Wetgevingstechniek, wetgevingsprocedures, wetgevingsleer Wetgevingstechniek, - leer, EVRM
Bijlage B: gemiste elementen in de startersopleiding
Aan de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van normen zou wat meer aandacht besteed kunnen worden Algemene ambtelijke vaardigheden (nota's, spreekteksten, projectplannen en speeches schrijven). Capita selecta wetgevingstechniek waarin een ervaren wetgevingsjurist lastige wetgevingstechnische problemen behandelt die je af en toe of zelfs regelmatig kan tegenkomen, zoals overgangsrecht. Cursus notitieschrijven, meer diepgang wetgevingstechniek, leren gebruikmaken van diverse databanken. De ontwikkeling van vaardigheden waar ook een wetgever mee te maken krijgt, maar die niet primair zijn op het wetgevingsproces. Ik denk hierbij aan projectleiding, optreden als mentor, vergadertechnieken, etc. De rol van economie en economisch denken, niet alleen voor het Europese recht (want daar komt 't zekere aan bod), maar ook voor het nationale publiekrecht. - Praktische training in rechtsvergelijking. - Een bibliografie van het wetgevingskwaliteitsbeleid. Geen. Geen. In de praktijk gaan dingen vaak niet zoals de idealiter zouden moeten gaan. Er moet dan creatief worden omgegaan met 'hoe het zou moeten'. Dit is in de opleiding niet veel aan bod geweest. Internationaal onderhandelen, bezoek Kabinet der Koningin. Internationaal privaatrecht en hoe dit in te passen in Nederlandse wetgeving. Meer concrete wetgevingsopdrachten. Misschien nog wat meer gericht op de praktijk, hoe werkt het bij een ministerie? Op zich zijn alle belangrijke onderwerpen aan bod geweest. Onderbelicht was m.i. tuchtrecht en privaatrecht als instrumenten voor overheidsregulering en handhaving. Deze onderwerpen zijn op zich wel eens aan bod geweest, maar hadden wellicht meer uitgediept kunnen worden. Verdieping verdragenrecht en cursus beïnvloeden/persoonlijke effectiviteit Vergadertechnieken, o.a. bij onderhandelsituaties.
49
50
Bijlage C: Belangrijke elementen van startersopleiding voor de uitoefening huidige functie
1. De vakken: Bestuursrecht; Privaatrecht; Staatsrecht (in deze volgorde) 2. De vakken: wetgevingsprocedures; wetgevingstechniek. Awb/bestuursrecht, wetgevingstechniek, wetgevingsleer, maar ook elementen met politiek-bestuurlijke gevoeligheid. Bestuursrecht, wetgevingstechniek, Europees recht, wetgevingsprocedures. Brede juridische bagage die je met de opleiding mee krijgt. De 'basiskennis', verkregen in vakken als wetgevingstechniek en -procedures, Europees recht en staats- en bestuursrecht, pas ik steeds toe bij het ambtelijke proces tot en bij het opstellen van regelgeving De vakken wetgevingstechniek en wetgevingsprocedures op inhoudelijk terrein, en vaardigheidsvakken zoals presenteren, debatteren. De wetstechnische aspecten in het schrijven van wetgeving. Europees recht, presentatietechnieken, nota's schrijven, wetgevingstechniek. Europese recht, bestuursrecht, wetgevingstechniek. Geen specifieke onderdelen, opleiding als geheeld, juist ook de breedte van de opleiding Kennis en vaardigheden (o.a. wetgevingstechniek, -procedures, bestuursrecht, Europees recht) Netwerk (andere cursisten, docenten, sprekers), korte lijnen, Met name de praktische vakken als wetgevingstechniek en wetgevingsprocedures zijn onmisbaar. Ook de bezoeken aan bijv. de Tweede en Eerste Kamer zijn nuttig geweest. Inhoudelijke vakken als bestuursrecht, staatsrecht, europees recht spelen af en toe een rol. Nou, een heleboel! Vooral de vakken in het eerste jaar (wetgevingstechniek, wetgevingsprocedures, verdieping/herhaling bestuursrecht en EG recht etc.) vormden een goede basis voor de werkzaamheden als wetgevingsjurist. Voor de dagelijkse gang van zaken: de inhoudelijke vakken zoals wetgevingsprocedures, bestuursrecht voor wetgevers en europees recht. Voor de juiste kijk op je werkhouding en je rol binnen het departement en het hele wetgevingsspel: de theoretische vakken. Wetgevingsgerichte vakken: wetgevingstechniek, wetgevingsleer, wetgevingsprocedures etc. Wetgevingstechniek- en procedures, Europees recht. 51
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
52
Wetgevingstechniek, Europees Recht, Bestuursrecht, Wetgevingsprocedures. Maar ook alle algemene vakken als presentatie technieken, debatteren en de actualiteitensessies. Wetgevingstechniek, implementatietechniek, etc. Wetgevingstechniek, staatsrecht, bestuursrecht, praktijktrainingen. Wetgevingstechniek/wetgevingsprocedure/staatsrecht/verdragenrecht en koninkrijksrecht
Bijlage D: behoefte aan cursussen of opleidingen op vakgebied
Alumni Actualiteiten bestuursrecht, opfriscursussen Actualiteiten en persoonlijke vaardigheden Actualiteiten op het terrein van basiskennis en diverse vaardigheidstrainingen Divers Juridisch inhoudelijke cursussen mbt het onderwerp waar ik me dan mee bezig hou Kan ik nu nog niet inschatten. M.n. actualiteiten op diverse terreinen en opfriscursussen Managementcursussen Mededingingsrecht, aanbestedingsrecht, effectief beïnvloeden en onderhandelen Met name voor de onderwerpen in mijn portefeuille Op terrein van: bestuursrecht, omgevingsrecht, overheid & privaatrecht Soort 'follow up' van startersopleiding (management voor wetgevingsjuristen oid) Verdieping en actualisering op het gebied van wetgeving. Vooral op het gebied van sociale zekerheid Werkinhoudelijke cursus/opleiding, internationaal onderhandelen Referentiegroep Actualiteitencursussen Altijd goed om op de hoogte te zijn van nieuwe ontwikkelingen Coachen, leidinggeven, voorzitten Inhoudelijke cursussen als bijvoorbeeld verdiepend bestuursrecht om scherp te blijven op nieuwe ontwikkelingen, vaardigheidscursussen als bijvoorbeeld projectmatig creëren Juridisch-inhoudelijke bijscholing Juridische opleidingen specifiek gericht op het werk als wetgevingsjurist Kan geen specifieke opleidingen noemen, maar het is altijd goed om opgeleid te blijven worden. Programma wetgevingsleer & wetgevingstechniek van de academie Specifieke cursussen voor gevorderden. 53
Resultaten van de startersopleiding van de Academie voor Wetgeving
54
Specifieke vakgebieden, afhankelijk van werkzaamheden, diverse vaardigheidstrainingen Verdiepende vakinhoudelijke cursussen van de Academie voor Wetgeving (wetgeving, bestuursrecht, internationaal) Vooral op het gebied van planning en zorgvuldige en efficiënte oordeelsvorming kan ik nog het een en ander winnen.
Recent uitgegeven SCO rapporten 790 789 788
787
786 785 784
783
782
781
780
779 778
777
Veen, A. Integraal traject 0-12-jarigen. Onderzoeksverslag. Blok, H., Eck, E. van Leer- of verbeternetwerken in het basisonderwijs, een eerste verkenning. Oud, W. Ontwikkeling en implementatie van het Wanita-concept. Afsluiting van de monitor. Boogaard, M., Fukkink, R., Felix, C. Chillen, skaten, gamen. Opvattingen over kwalitatief goede buitenschoolse opvang in Nederland. Peetsma, T., Blok, H. (red) Onderwijs op maat en ouderbetrokkenheid; het integrale eindrapport. Veen, A. Pilot Huisbezoeken. (project Capabel). Roede, E. Pedagogische Dimensie nr. 54. Signalering en aanpak van geweld. Mogelijkheden voor leraren om gevaarlijk gedrag van leerlingen tijdig te kunnen signaleren. Karsten, S., Schooten, E. van, Blok, H. Achterblijven in Amsterdam? Verslag van het onderzoek naar de leerlingen met een LWOO- en PrO-verwijzing. Veen, A., Veen, I. van der, Koopman, P. Bos en Lommer. Onderzoeksrapportage over de periode 1991-2005. Evaluatieonderzoek project Capabel (vierde interimrapport). Derriks, M., Kat, E. de Pedagogische Dimensie nr. 53. De leerlingen de baas. Beginnende vrouwelijke docenten en orde in de klas. Eck, E. van, Boogaard, M. Interne en externe kwaliteitszorg in het basisonderwijs en de rol van het bovenschools management. Veen, A., Daalen, M. van, Roeleveld, J., Jonge, N. de Implementatie van Voor- en Vroegschoolse Educatie in Rotterdam. Veen, A., Vergeer, M., Oenen, S. van , Glaudé, M., Breetvelt, I. ZonMw Programmeringsstudie Jeugd, Deelstudie 1 Effecten van interventies in Pedagogische Basisvoorzieningen. Peetsma, T., Boogaard, M., Karaburun, A., Veen, I. van der Deelrapport 3. Onderwijs op maat en ouderbetrokkenheid; deelrapport 3 Hoe gaan basisscholen en ouders met elkaar om als extra zorg nodig is?
Deze rapporten zijn te bestellen via: http://www.sco-kohnstamminstituut.uva.nl/webwinkel/bestellen.htm
55