RESULTATEN ENQUÊTE
BIJ DE GENKSE MEDIOREN
2
Beste lezer Het is de eerste keer dat we 55- tot 65-jarigen uitgebreid hebben bevraagd. Het initiatief daartoe kwam vanuit de werkgroep medioren en als stadsbestuur zijn we hier dan verder op ingegaan. Weet je dat in Genk meer dan 9000 mensen uit deze leeftijdscategorie wonen? En dat bijna 1 op 9 van deze mensen hebben meegedaan aan deze enquête? Een huzarenstukje om dit klaar te krijgen en ook om te verwerken. Daarom van harte dank aan de diensten , maar ook aan de vele vrijwilligers die op pad gingen, die mensen aanspraken en overtuigden om de enquête in te vullen. Medioren zijn actieve mensen die dikwijls ook nog volop aan het werk zijn. Hoe leven ze? Wat doen ze in hun vrije tijd ? Wat vinden zij belangrijk? En zijn deze mensen na hun actieve loopbaan bereid om verder een rol op te nemen in de Genkse samenleving? Allemaal vragen waarop we via deze enquête een antwoord kregen. De resultaten geven het Genkse bestuur weer nieuwe impulsen om het beleid op af te stemmen. Deze enquête is niet wetenschappelijk, maar geeft toch een goed beeld van de Genkse medior. Misschien niet altijd even representatief, maar toch krijgen we een algemeen beeld, een helikopteroverzicht. En daar zijn we blij mee. Daar kunnen we mee verder. Dank aan alle medewerkers en respondenten.
Geert Swartenbroekx schepen van Sociale Zaken
Ria Grondelaers OCMW-voorzitter
Wim Dries burgemeester
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
3
Op 1 januari 2014 telde Genk 9252 inwoners tussen 55 en 65 jaar*. Om zicht te krijgen op hun leefwereld, noden en verwachtingen organiseerde het stadsbestuur op initiatief van en in samenwerking met de seniorenraad, i.c. de werkgroep medioren, een grootscheepse enquête.
4
Liefst 1192 enquêtes werden ingevuld. 985 enquêtes werden voor dit onderzoek weerhouden omdat ze aan alle voorwaarden voldeden, nl. de vragenlijst was volledig ingevuld, de respondent woonde in Genk en bevond zich op het moment van de bevraging in de leeftijdsgroep 55 tot en met 65 jaar. We willen er uitdrukkelijk op wijzen dat deze enquête geen wetenschappelijke studie is. Toch werden heel wat inspanningen gedaan om te voldoen aan een aantal criteria: voldoende respondenten in elke leeftijdsgroep, man/vrouwverhouding, respondenten van verschillende wijken en van diverse origines, actieve en minder actieve medioren, verschillende opleidingsniveaus, … Deze brochure bevat een samenvatting van de belangrijkste resultaten. Het volledige onderzoek kan je raadplegen op de stedelijke website www.genk.be of kan je verkrijgen op de Dienst Sociaal Welzijn. Wij hopen dat de resultaten je inspiratie bieden om aan de slag te gaan en mee vorm te geven aan een mediorvriendelijk Genk!
Meer info: Dienst Sociaal Welzijn Liliane Tielens I Josée Vanoirbeek 089 65 43 60 I 089 65 43 66
[email protected] * Bron: Stad Genk, Dienst Bevolking November 2014
Algemene kenmerken van de respondenten De resultaten van deze enquête zijn gebaseerd op de antwoorden van 985 personen, waarvan 399 mannen (40,5%) en 586 vrouwen (59,5%). 77,6% van de respondenten is van Belgische origine. 85,1% spreekt thuis (alleen) Nederlands (inclusief dialect). 5
76,8% van de respondenten is gehuwd of samenwonend. 8,9% is gescheiden, 7% alleenstaand, 5,7% weduwe/weduwnaar en 1,6% heeft een LAT-relatie. Wanneer we de burgerlijke staat vergelijken volgens leeftijdsgroep stellen we vast dat er binnen de groep 55-60 jaar iets meer gescheiden personen zijn (9,7%) dan bij de 61-65-jarigen (8%). Het aandeel weduwen/weduwnaars is groter bij de groep 61-65-jarigen (7,2% t.o.v. 4,4% bij de 55-60-jarigen). 88,7% heeft kinderen. Bij 70,7% van deze groep zijn alle kinderen het huis uit. 19,3% heeft nog 1 inwonend kind, terwijl 10% nog 2 of meer inwonende kinderen heeft. 66,2% van de respondenten met kinderen heeft kleinkinderen. Gevraagd naar het hoogst behaalde diploma heeft 6,2% een universitair diploma, 8,6% heeft een diploma hoger onderwijs van het lange type en 19,7% een diploma hoger onderwijs van het korte type. 27,5% behaalde een diploma hoger secundair onderwijs, 25,2% een diploma lager secundair onderwijs en 12,8% bezit enkel een diploma lager onderwijs. Bij de groep 61-65-jarigen is het aandeel in de scholingsgraad lager onderwijs opmerkelijk groter dan bij de 55-60-jarigen: 16,3% t.o.v. 9,7%. Het aandeel midden- en hooggeschoolden ligt hoger bij de groep 55-60-jarigen (middengeschoold = diploma secundair onderwijs, hooggeschoold = diploma na het middelbaar onderwijs).
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
Relatie leeftijd en scholingsgraad 35,0%
29,0%
30,0%
25,9%
25,5% 24,8%
25,0% 21,5%
6
20,0%
17,6%
16,3%
15,0%
10,0%
8,0%
9,7%
9,3%
6,3% 6,1% 5,0%
0,0%
Universiteit
HO Lange type
HO korte type 55-60 jaar
Hoger secundair
Lager secundair
Lager onderwijs
61-65 jaar
In de leeftijdsgroep 55-60 jaar oefent 50,8% een beroepsactiviteit uit waarvan 33,7% voltijds en 17,1% deeltijds. Binnen dezelfde groep is 21,9% (brug) gepensioneerd en 12,4% huisvrouw/huisman. Bij de 61-65-jarigen daarentegen is 59,1% (brug)gepensioneerd. Dat is bijna 3x zoveel als bij de jongere groep. Het aandeel werkenden binnen de groep 61-65-jarigen bedraagt 16,3% waarvan 9,1% voltijds en 7,2% deeltijds. Relatie leeftijd en hoofdactiviteit 70,0% 59,1%
60,0% 50,0% 40,0%
33,7%
30,0% 21,9% 17,1%
20,0% 10,0%
9,1%
7,2%
16,1% 12,4%
6,5%
3,5%
4,2%3,5%
0,0%
Leeftijdscategorie 55-60 jaar
Leeftijdscategorie 61-65 jaar
4,2%
1,5%
Vrije tijd en verenigingsleven De top 5 van de meest beoefende vrijetijdsactiviteiten ziet er als volgt uit: 1 wandelen 2 TV-kijken 3 uit eten gaan 4 naar muziek luisteren 5 reizen
Activiteiten volgens leeftijd Naar sportevenementen gaan
26,9%
40,6%
28,8% 29,5%
Groepsactiviteiten (bvb kaarten, toneel spelen, zingen,...) Andere sporten
32,2%
Een opleiding volgen
42,3%
35,0%
Op café gaan
47,2%
44,0%
Tuinieren
58,1%
55,6%
Boeken lezen
65,9% 71,8%
56,0%
Cultuurvoorstellingen bijwonen (bvb muziek, film, musea, theater,...)
57,9%
Fietsen
73,0%
65,5%
Reizen
74,7% 81,9%
67,2%
Daguitstappen maken
69,0%
Naar muziek luisteren
78,5%
70,9%
Uit eten gaan
71,0%
TV kijken
83,8% 86,3%
79,6%
93,1%
88,6% 85,7%
Wandelen 55-60 jaar
61-65 jaar
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
7
Ook daguitstappen, fietsen, cultuurvoorstellingen bijwonen, lezen en tuinieren scoren goed. Groepsactiviteiten worden beoefend door een derde van de respondenten. Naar sportevenementen gaan is opvallend populairder bij de groep 55-60-jarigen dan bij de groep 61-65-jarigen.
8
De groep 55-60-jarigen beoefent in het algemeen meer vrijetijdsactiviteiten dan de groep 61-65-jarigen. Wanneer we de vrijetijdsactiviteiten per geslacht onderzoeken, stellen we vast dat boeken lezen en een opleiding volgen populairder is bij vrouwen dan bij mannen. Wandelen, fietsen, tuinieren, op café gaan en naar sportevenementen gaan is dan weer populairder bij mannen dan bij vrouwen.
Activiteiten volgens geslacht 29,5% 33,3%
Groepsactiviteiten (bvb kaarten, toneel spelen, zingen,...)
40,1% 39,1%
Andere sporten
46,9% 39,3%
Een opleiding volgen 27,1%
Naar sportevenementen gaan
48,9%
Boeken lezen
60,2% 50,0%
Op café gaan
60,9%
Cultuurvoorstellingen bijwonen (bvb muziek, film, musea, theater,...)
70,5% 68,7% 59,2%
Tuinieren
72,9% 77,5% 80,2%
Daguitstappen maken
78,2% 81,5%
Reizen
69,8%
Fietsen
82,0%
82,1% 83,0%
Naar muziek luisteren
83,1% 85,0%
Uit eten gaan 58,9%
Wandelen
86,5%
91,5% 93,0%
TV kijken Vrouwen
73,5%
Mannen
Vanuit het oogpunt van de frequentie van de vrijetijdsbeoefening stellen we vast dat bijna 80% van de respondenten dagelijks TV kijkt. Ongeveer 55% luistert dagelijks naar muziek. Cultuurvoorstellingen bijwonen, reizen en daguitstappen maken staan enkele keren per jaar op de agenda. 53% van de respondenten gaat wel eens naar C-mine voor het beoefenen van zijn/haar vrijetijdsactiviteiten, 50,8% naar Euroscoop en 41,4% naar de bibliotheek. 34,4% vindt zijn/haar gading in het buurthuis, 27% trekt naar het sportcentrum en 18,6% komt in het stadhuis aan zijn trekken op vlak van vrije tijd. De belangrijkste redenen die de respondenten aanhalen om geen vrijetijdsactiviteiten te beoefenen zijn de beroepsactiviteit en weinig tijd voor extra activiteiten (16,4%), gezondheidsproblemen (7,4%) en de zorg voor iemand anders (6,3%). 5,3% vindt de activiteiten te duur en bijna 2% heeft vervoersproblemen. Bijna 80% vindt dat er in Genk voldoende activiteiten georganiseerd worden voor de 55-65-jarigen. 52,3% geeft aan voldoende op de hoogte gehouden te worden van het aanbod, terwijl 47,7% dat onvoldoende vindt. 54,5% van de respondenten is lid van een vereniging. Het meest populair zijn de sportverenigingen (34,1%), gevolgd door socio-culturele verenigingen (25,5%) en seniorenbonden (25,1%). De belangrijkste redenen waarom men geen lid is van een vereniging zijn 1 tijdsgebrek 2 geen interesse 3 het tijdstip van de activiteiten past niet 4 niet op de hoogte zijn van het aanbod 5 de zorg voor iemand anders 6 niemand hebben om samen naar de activiteiten te gaan.
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
9
Onder dak, nu en later
10
77,9% van de respondenten woont in een woning en 20,3% in een appartement. Slechts 1,8% woont op een andere manier (o.a. assistentiewoning, samenwonen met kinderen). Gehuwden en samenwonenden (85,6%), mensen met een LAT-relatie (81,3%) en weduwen/weduwnaars (73,2%) wonen vooral in een woning terwijl gescheidenen (51,1%) en alleenstaanden (56,5%) de voorkeur geven aan een appartement.
Relatie burgerlijke staat en type woning 90,0%
85,6%
81,3%
80,0%
73,2%
70,0% 56,5%
60,0% 51,1%
50,0%
42,0%
42,0%
40,0%
30,0% 20,0% 10,0%
0,0%
23,2%
18,8% 13,2% 5,7% 1,1%
1,1% 0,1% Gehuwd of samenwonend
LAT-relatie
Gescheiden
3,6%
Weduwe/weduwnaar
Een woning (rijwoning, half-open of gesloten bebouwing) Een appartement Een assistentiewoning (serviceflat) Een ander type woning
1,4%
Alleenstaand
83,6% is eigenaar van de woning, terwijl 7,6% privaat huurt en 7,4% huurt via een sociale huisvestingsmaatschappij. Opgesplitst naar afkomst stellen we vast dat 86,3% van de respondenten van Belgische origine eigenaar van de woning is, terwijl dat bij de respondenten van niet-Belgische origine 74,2% is. 18,1% van de respondenten van niet-Belgische origine huurt bij een sociale huisvestingsmaatschappij tegenover 4,3% bij de respondenten van Belgische origine.
Eigendomsstatuut 16,4%
83,6%
Eigenaar
Geen eigenaar
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
11
51,2% geeft aan in dezelfde woning te willen blijven als de gezondheid of de zelfredzaamheid achteruit gaat. Die wens is iets groter bij de 61-65-jarigen (54,8%) dan bij de 55-60-jarigen (48%). 27,1% wil dan verhuizen naar een aangepaste woonvorm terwijl 21,7% daar nog niet over nagedacht heeft (24,2% bij de 55-60-jarigen en 18,9% bij de 61-65-jarigen). 12
Gewenste woonsituatie ifv zelfredzaamheid 60,0%
54,8% 48,0%
50,0%
40,0% 27,8%
30,0%
24,2% 20,0%
26,3%
18,9%
10,0%
0,0%
Daar heb ik nog niet over nagedacht
Ik wil in dezelfde woning blijven 55-60 jaar
Ik wil verhuizen naar een aangepaste woonvorm
61-65 jaar
Gevraagd naar de huidige woonsituatie antwoordt 34,1% dat hij/zij de woning wil aanpassen aan de noden van het ouder worden. 29,2% is van mening dat de woning reeds voldoende aangepast is terwijl 19,4% al aanpassingen heeft doorgevoerd. 17,3% wenst zijn/haar woning niet aan te passen. Respondenten met een blijvende fysieke beperking hebben hun woning in verhouding meer aangepast aan de noden van het ouder worden dan degenen die geen fysieke beperking hebben (23,7% t.o.v. 18,4%) of hebben een duidelijke intentie om hun woning aan te passen (41,2% t.o.v. 32,4% bij de respondenten zonder fysieke beperking). De inschatting dat de woning al aangepast is aan de noden van het ouder worden is duidelijk hoger bij de respondenten zonder fysieke beperking (31,7% t.o.v. 18,6% bij respondenten met een blijvende fysieke beperking).
Wanneer men niet meer in de eigen woning kan blijven, wil 42,1% van de respondenten verhuizen naar een assistentiewoning. 39,6% wil in een appartement gaan wonen, terwijl 20,1% de voorkeur geeft aan een gewone woning, die iets kleiner is dan de huidige. Voor 11,8% kan een woonzorgcentrum een oplossing bieden en groepswonen wordt door 7,7% als mogelijke oplossing voorgesteld. Inwonen bij de (klein)kinderen (4,4%) of bij andere familie (2,3%) is minder populair. Wanneer we de gewenste woonsituatie volgens origine bekijken stellen we vast dat assistentiewoningen en appartementen populair zijn zowel bij medioren van Belgische als van andere origine. Inwonen bij de (klein)kinderen echter scoort opmerkelijk hoger bij medioren van niet-Belgische origine: 11,3% t.o.v. 2,6% bij de respondenten van Belgische origine. Dezelfde vaststelling is er bij het inwonen bij een familielid: 6,1% van de respondenten van niet-Belgische origine ziet dat als een mogelijkheid t.o.v. 1,3% van de respondenten van Belgische origine.
Relatie origine en gewenste woonsituatie 5,1% 7,8%
Andere
12,1% 10,4%
In een woonzorg-centrum In een assistentie-woning Groepswonen of co-housing
32,2% 8,8%
3,5%
12,1% 9,6%
Een vorm van kangoeroe-wonen In een appartement
31,3% 19,0%
In een gewone woning, evt wat kleiner dan nu Inwonen bij een familielid Inwonen bij de (klein)-kinderen
44,6%
1,3%
41,7%
24,3%
6,1%
2,6%
11,3%
Belgische origine
niet-Belgische origine
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
13
Een gezonde geest in een gezond lichaam Bijna 95% van de respondenten voelt zich in het algemeen goed tot redelijk goed. 18,4% heeft een blijvende fysieke beperking die hen hindert in het dagelijkse leven. 14
Wanneer gevraagd wordt naar bepaalde gezondheidsklachten geeft 58,3% aan zich prima te voelen en geen klachten te hebben. In de leeftijdsgroep 55-60 jaar is dat 57%, in de leeftijdsgroep 61-65 jaar is dat bijna 60%.
Relatie hoofdactiviteit en gezondheidsklachten
10,0%
46,0%
16,0% 41,4%
6,9%
Werkzoekend/werkloos
27,6%
10,3%
34,5% 16,0%
5,5%
Voltijds werkend
19,2%
6,4%
67,1% 20,9%
4,3%
Huisvrouw/huisman
20,1%
5,8%
57,6%
22,0%
4,9%
Deeltijds werkend
25,2%
4,9%
58,5%
26,3%
2,6%
Andere
13,2%
2,6%
63,2%
21,4%
2,1%
(Brug)gepensioneerd
6,7%
0,0% andere
54,0%
10,0%
Ziek/invalide
10,0%
Ik voel me eenzaam
20,9% 60,2% 20,0%
30,0%
Ik slaap slecht
40,0%
50,0%
Minder zelfvertrouwen
60,0%
70,0%
Ik voel me prima
80,0%
22,1% slaapt slecht. Deze klacht komt meer voor bij de 55-60-jarigen (24%) dan bij de 61-65-jarigen (20%). 6,4% heeft minder zelfvertrouwen en 4,1% geeft aan zich eenzaam te voelen (hier is geen of weinig verschil tussen de leeftijdsgroepen). Werklozen, werkzoekenden, zieken en personen met een handicap voelen zich duidelijk minder vaak goed dan de anderen en hebben ook minder zelfvertrouwen. Ze hebben in het algemeen ook meer klachten. Wanneer we de relatie tussen de gezondheidsklachten en de burgerlijke staat onderzoeken, stellen we vast dat wie een relatie heeft (gehuwd/ samenwonend of LAT-relatie) zich in het algemeen beter voelt dan wie alleenstaand of gescheiden is. In de groep weduwen/weduwnaars voelt men zich in meer dan de helft van de gevallen prima. De klacht ‘slecht slapen’ scoort het hoogst bij mensen met een LAT-relatie (37,5%) en gescheiden personen (29,5%). Mensen die gehuwd/samenwonend zijn, klagen daar het minst over (20,2%). Eenzaamheid komt vooral voor bij de respondenten die gescheiden zijn (13,6%), weduwen/weduwnaars (12,5%) en alleenstaanden (8,7%).
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
15
17,1% van de respondenten is de voorbije 12 maanden minstens 1 keer gevallen. Dat gebeurde vooral buitenshuis (61,9%). 17,3% kwam ten val tijdens een sportactiviteit. Er zijn geen opvallende verschillen tussen de leeftijdsgroepen m.b.t. leeftijd en plaats waar men gevallen is.
Plaats van vallen 16
70,0% 61,9% 60,0%
50,0%
40,0%
36,3%
Medicatiegebruik
30,0%
20,0% 13,3%
42,9% 17,3%
43,8%
10,0% Medicatiegebruik
Nooit
Weinig
Regelmatig
0,0%
Binnenshuis
Buitenshuis
Tijdens een sportactiviteit
13,3% van de respondenten gebruikt nooit medicatie. 43,8% gebruikt weinig medicatie, terwijl 42,9% regelmatig naar de pillendoos grijpt.
Medicatiegebruik 13,3%
Medicatiegebruik
43,8%
42,9%
Nooit
Weinig
Regelmatig
68,8% gaat zelden naar de huisarts, terwijl iets meer dan 30% 1 of meerdere keren per maand de huisdokter raadpleegt. Opvallend is dat wie aangeeft zelden bij de huisdokter langs te gaan, toch in meer dan een kwart van de gevallen (26,3%) regelmatig medicatie neemt.
Bezoek huisarts 0,8%
26,8%
3,6%
68,8%
Zelden
Meermaals per maand
1 keer per maand
Wekelijks
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
17
Zorg voor jong en oud
18
Bijna 87% van de respondenten met kleinkinderen staat wel eens in voor de opvang ervan. 30,6% doet dat gemiddeld max. 3 uur per week. 25,4% zorgt 3 tot 6 uur per week voor de kleinkinderen en 16,5% doet dat 6 tot 9 uur per week. Opvallend is dat 8% meer dan 20 uur per week aan de opvang van kleinkinderen besteedt. 46,1% van de respondenten die voor de kleinkinderen zorgt, bevindt zich in de leeftijdsgroep 55-60 jaar, terwijl 53,9% zich in de groep 61-65 jaar bevindt. De verschillen in aantal uren dat beide leeftijdsgroepen aan kinderopvang besteden, zijn eerder klein.
Relatie leeftijd en zorg voor kleinkinderen 35,0%
30,0%
32,3% 29,2% 26,9% 23,7%
25,0%
20,0%
17,2% 15,9%
15,0%
12,1% 10,3%
10,0%
10,3% 6,0%
8,6% 7,4%
5,0%
0,0% 0-3uur
3-6uur
6-9uur
55-60 jaar
9-14uur
61-65 jaar
14-20uur
meer dan 20uur
42 % van de groep die voor de kleinkinderen zorgt, zorgt tegelijkertijd ook nog voor andere mensen. Bij de 55-60-jarigen is dat 43,5 %, bij de 61-65-jarigen combineert 40,6 % deze zorgtaken (sandwichgeneratie).
Zorg voor kleinkinderen en anderen 100%
19
90%
80% 70%
56,50%
59,40%
43,50%
40,60%
60% 50% 40% 30% 20%
10% 0% 55-60 jaar
61-65 jaar
Ja
Neen
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
20
41,4% van de respondenten geeft extra zorg of hulp aan iemand. 57,6% geeft zorg of hulp aan de (schoon)ouders en 22,3% aan de eigen kinderen. 16,2% zorgt voor andere familieleden en 13,5% verzorgt de partner. Opvallend is de zorg die gegeven wordt aan kennissen (11,5%) en buren (10,5%). Duidelijk meer respondenten uit de groep 55-60 jaar geven zorg aan hun (schoon)ouders (64,7% t.o.v. 48% bij de groep 61-65 jaar). De zorg voor de eigen kinderen, de zorg voor andere familieleden en kennissen is groter bij de groep 61-65-jarigen dan bij de groep 55-60-jarigen. 20,0%
Relatie leeftijd en zorg voor anderen 10,0%
70,0%
64,7% 0,0% 55-60 jaar
60,0%
61-65 jaar
48,0%
50,0%
40,0%
30,0%
26,0%
23,7%
19,6%
20,0%
15,6% 11,9%
10,0%
10,6%
8,1% 8,5%
5,1%
6,8%
13,9%
15,6%
4,6%
4,6%
0,0% 55-60 jaar Partner
Eigen kinderen
Kinderen anderen
61-65 jaar (Schoon)ouders
Andere familie
Buren
Kennissen
Andere
Gevraagd naar de inhoud van de hulp doet 58,1% boodschappen. 56,4% houdt gezelschap en 50,2% zorgt voor vervoer bij verplaatsingen. 43,1% brengt de administratie in orde, 27,5% knapt klussen op en 25% doet de strijk. Ook koken (24,3%), poetsen (20,8%) en tuinonderhoud (20,3%) zijn vaak in de zorg en hulp opgenomen.
Gevraagd naar het aantal uren zorg en hulp per week geeft 29,9% van de respondenten aan daaraan max. 3 uur per week te besteden. Voor 27,7% is dat 3 tot 6 uur per week en voor 15,9% bedraagt dat 6 tot 9 uur per week. Opvallend is dat 8,3% meer dan 20 uren per week zorg of hulp biedt aan anderen. 93,9% krijgt geen financiële vergoeding voor de geboden zorg en hulp.
Aantal uren zorg voor anderen 8,3% 7,1%
29,9% 11,0%
15,9% 27,7%
0 tot 3 uur
3 tot 6 uur
6 tot 9 uur
9 tot 14 uur
14 tot 20 uur
meer dan 20 uur
7,5% van de respondenten geeft aan op zijn beurt zelf zorg of hulp nodig te hebben. Bij 45,9% van de respondenten wordt die zorg door de partner gegeven en bij 43,2% door de kinderen. 18,9% van de respondenten die zorg nodig hebben, maken gebruik van thuiszorgdiensten. Bij 17,6% bieden andere familieleden zorg en hulp en bij 10,8% doen de buren dat ook.
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
21
22
Wanneer we de personen die hulp en/of zorg nodig hebben, opsplitsen naar Belgische en niet-Belgische origine doen we enkele opvallende vaststellingen. Zo komt de hulp/zorg bij respondenten van niet-Belgische origine vooral van de kinderen (67,7%) en de partner (51,6%) en slechts bij 6,5% wordt gebruik gemaakt van thuiszorg (t.o.v. 28,6% bij de respondenten van Belgische origine). Respondenten van Belgische origine krijgen meer hulp/ zorg van familieleden (andere dan de partner en de (klein)kinderen), de buren en de kennissen dan de respondenten van niet-Belgische origine.
Relatie extra hulp krijgen en origine 80,0% 67,7%
70,0%
60,0% 51,6% 50,0% 42,9% 40,0%
30,0%
26,2%
28,6%
26,2%
20,0%
16,1%
14,3%
10,0%
6,5%
6,5%
31,0%
9,5% 6,5%
6,5%
Kennissen
Thuiszorg
0,0%
Partner
Kinderen
Andere familie Belgische origine
Buren
Andere
niet-Belgische origine
De zorg en hulp die door anderen gegeven wordt, bestaat voornamelijk uit poetsen (59,5%), boodschappen doen (40,5%), klussen opknappen en tuinonderhoud (elk 36,5%). Ook administratie in orde brengen (29,7%), strijken en vervoer bij verplaatsingen (elk 28,4%), persoonlijke verzorging (21,6%) en koken (20,3%) scoren hoog. 43,2% van de respondenten die hulp of zorg nodig hebben, krijgen max. 3 uur per week die hulp of zorg. 25,7% krijgt 3 tot 6 uur hulp of zorg en 12,2% 6 tot 9 uur. 41,9% betaalt voor die hulp of zorg.
Vrijwillig engagement 38,3% van de respondenten doet vrijwilligerswerk. Mannen hebben hier een licht overwicht: 39,1% t.o.v. 37,5% bij de vrouwen. Het gemiddelde aan respondenten dat aan vrijwilligerswerk doet, is binnen de groep 61-65 jaar groter dan bij de groep 55-60 jaar: 43,5% t.o.v. 33,5%. Bij de respondenten die 65 jaar zijn, is het aandeel vrijwilligerswerk het grootst (54,5%). Dat is het kleinst bij de personen van 60 jaar (29,1%). Respondenten van Belgische en niet-Belgische origine doen ongeveer in dezelfde mate aan vrijwilligerswerk. Het aandeel vrijwilligers is het grootst bij de respondenten die een universitair diploma bezitten en het laagst bij mensen die enkel een diploma lager onderwijs behaalden.
Relatie vrijwilligerswerk en scholingsgraad 100% 90% 80% 70%
42,6% 56,7%
56,5%
61,3% 74,6%
60%
66,5%
50% 40% 30% 20%
57,4% 43,3%
43,5%
38,7% 25,4%
10%
33,5%
0% Hoger onderwijs Hoger onderwijs van het korte type van het lange type
Hoger secundair onderwijs Ja
Lager onderwijs
Lager secundair onderwijs
Universiteit
Neen
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
23
De respondenten die (brug)gepensioneerd zijn, doen het meest aan vrijwilligerswerk (43,7%). Mensen die ziek zijn of een beperking hebben doen minder aan vrijwilligerswerk (26%).
Relatie vrijwilligerswerk en hoofdactiviteit Ziek/invalide
26,0%
74,0%
24 Werkzoekend/werkloos
Voltijds werkend
Huisvrouw/huisman
Deeltijds werkend
Andere:
(Brug)gepensioneerd
37,9%
62,1%
34,7%
65,3%
37,4%
62,6%
32,5%
67,5%
39,5%
60,5%
43,7%
56,3%
Ja
Neen
Opgedeeld per soort vrijwilligerswerk doet 60,2% vrijwilligerswerk in de sociale sector, 27,9% in de culturele sector en 17,5% in de sportsector. De personen die geen vrijwilligerswerk doen, geven daarvoor als reden aan dat ze 1 nog werken (35,2%) 2 geen tijd hebben (29,1%) 3 zorgen voor iemand anders (18,9%) 4 niet geïnteresseerd zijn (18,8%) 5 gezondheidsproblemen hebben (12,3%).
Bij de groep 55-60-jarigen is werk de grootste reden om geen vrijwilligerswerk te doen. Bij de groep 61-65-jarigen is dat geen tijd hebben, geen interesse hebben en zorgen voor iemand anders.
Waarom doe je geen vrijwilligerswerk? 15,0% 10,1%
Andere Ik ben niet geïnteresseerd
13,5% 6,2% 5,7%
Ik ben niet op de hoogte van de mogelijkheden
21,2% 17,2%
Ik vul mijn vrije tijd in met de zorg voor iemand anders
27,3% 30,5%
Ik heb geen tijd owv vervoersproblemen
25 25,8%
2,3% 2,0% 11,9% 12,6%
owv gezondheidsproblemen
16,2%
Ik werk 61-65 jaar
49,4%
55-60 jaar
34,9% van degenen die momenteel geen vrijwilligerswerk doen, geeft aan dat in de toekomst wel te willen doen. Die intentie is het grootst bij de groep 55-60-jarigen (38,2% t.o.v. 30,4% bij de 61-65-jarigen).
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
26
Opgesplitst naar leeftijdsjaren is de intentie het grootst bij de 58-jarigen (43,4%) en het kleinst bij de 64-jarigen (19,6%). Bij de hooggeschoolden is de intentie om aan vrijwilligerswerk te gaan doen groter dan bij de laaggeschoolden. Opvallend is ook dat de intentie om aan vrijwilligerswerk te gaan doen groter is bij de werkenden (51,4% bij de voltijds werkenden en 49,4% bij de deeltijds werkenden) dan bij de niet-beroepsactieven (16,1% bij de huismannen/-vrouwen). Naar burgerlijke staat toe is de intentie het kleinst bij de weduwen/weduwnaars. De intentie om in de toekomst aan vrijwilligerswerk te gaan doen, is iets groter bij de respondenten van Belgische origine (35,9%) dan bij de respondenten van niet-Belgische origine (31,4%).
Relatie scholingsgraad en intentie vrijwilligerswerk 100,0% 89,4%
90,0% 80,0%
69,1%
70,0% 60,0% 50,0% 40,0%
61,4% 52,3% 47,7%
54,2%
50,0% 50,0%
45,8%
38,6% 30,9%
30,0% 20,0% 10,6%
10,0% 0,0%
Hoger onderwijs Hoger onderwijs Hoger secundair van het korte type van het lange type onderwijs Ja
Lager onderwijs
Neen
Lager secundair onderwijs
Universiteit
Relatie hoofdactiviteit en intentie vrijwilligerswerk 100,0%
91,9%
90,0% 80,0%
70,0%
83,9% 69,3%
60,0%
30,0%
51,4% 48,6%
49,4% 50,6%
50,0%
40,0%
66,7%
65,2%
34,8%
27
33,3%
30,7% 16,1%
20,0%
8,1%
10,0% 0,0%
Ja
Neen
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
Een geïnformeerde medior is er twee waard Gevraagd waar de respondenten hun informatie halen, geeft 69,9% van de 55-59-jarigen aan dat vooral te doen via internet. 56,6% haalt informatie uit het stadsmagazine 3600 en 54% wordt geïnformeerd via de televisie. (n.v.d.r. deze groep ontvangt nog niet het seniorentijdschrift De Horizon) 28
Relatie leeftijd en bron van informatie OCMW Werk/collega's
9,9% 9,1% 34,7%
13,5%
huisarts
19,5%
stad
27,0% 53,7%
31,1% 32,0% 31,4%
Mutualiteit familie/vrienden
39,3%
46,0%
42,4% 40,7%
radio 31,8%
weekkrant
42,6% 48,4% 52,6%
pers
54,0% 53,9%
tv Horizon
13,7%
58,2%
internet
62,5% 56,6%
3600
Leeftijd 55-59 jaar
Leeftijd 60-65 jaar
69,6%
66,0%
De groep 60-65-jarigen haalt zijn informatie vooral uit het stadsmagazine 3600 (66%), internet (62,5%) en het seniorentijdschrift De Horizon (58,2%). Bij de respondenten van Belgische origine in de leeftijdsgroep 60-65 jaar is het stadsmagazine 3600 het meest populaire informatiekanaal (68,9%), gevolgd door het internet (67,3%) en De Horizon (58,3%). Bij de respondenten van niet-Belgische origine in deze leeftijdsgroep zien we dat de meest gebruikte bron van informatie De Horizon is (58,1%), gevolgd door het stadsmagazine 3600 (55,8%) en TV (51,2%).
Relatie bron van informatie en leeftijd/origine 80,0%
68,9%
70,0% 60,0% 50,0% 40,0% 30,0%
56,5%
44,4%
40,8%
39,5% 39,2%
33,3%
36,4%
32,4% 27,9%
20,0% 10,0%
67,3%
58,3% 55,8% 58,1%
9,3% 8,5%
54,6% 51,2%
44,0%
47,3%
39,5% 29,5%
14,5% 10,1%
19,5% 19,4%
5,4% 2,5%
0,0%
Belgisch 60-65 jaar
niet Belgisch 60-65 jaar
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
29
35,4% van de respondenten geeft aan nood te hebben aan extra informatie op maat van mensen tussen 55 en 65 jaar. Voor 64,8% kan dat een digitale nieuwsbrief zijn, voor 31,2% kan dat als onderdeel van een tijdschrift en 26,4% kiest ook voor infomomenten en vormingen.
Gewenst informatiekanaal 30
70,0%
64,8%
60,0%
50,0%
40,0% 31,2% 30,0%
26,4%
20,0%
10,0%
4,9%
3,2%
0,0% Een digitale nieuwsbrief
Als onderdeel van een tijdschrift
Infomomenten of vormingen
Andere
Folder
82,4% van de respondenten maakt gebruik van PC of laptop. 70,9% heeft een digitale TV en 48,4% beschikt over een GSM of smartphone. 29,1% heeft een tablet. Slechts 5,3% heeft een E-reader. De populariteit van de toestellen neemt in beide leeftijdsgroepen dezelfde rangschikking aan. 45% van de respondenten gebruikt het internet dagelijks en 23% zelfs meer dan tweemaal per dag. 14,1% maakt nooit gebruik van het internet.
De groep die het internet nooit gebruikt, is groter bij de groep 61-65-jarigen: 17,8% t.o.v. 10,9% bij de groep 55-60 jaar. Bij de groep 55-60-jarigen maakt bijna de helft van de respondenten (48%) dagelijks gebruik van het internet. Bij de groep 61-65-jarigen is dat minder (41,5%).
Relatie leeftijd en internetgebruik 60,0%
31 48,0%
50,0%
41,5% 40,0%
30,0%
23,2%22,8% 20,0%
17,8% 10,9%
10,5% 9,8%
10,0%
4,8% 4,8%
2,7% 3,3%
0,0% Nooit
Minder dan wekelijks
Wekelijks 55-60 jaar
Dagelijks
2x per dag
Meer dan 2x per dag
61-65 jaar
In de vrije tijd wordt het internet vooral gebruikt om te surfen en informatie op te zoeken (82,6%)en om te mailen (76,7%). 37,9% maakt gebruik van de sociale media en 21,6% van skype. 65,2% van de respondenten houdt via internet contact met leeftijdsgenoten en vrienden. 52% heeft zo contact met kinderen en kleinkinderen en 51,9% met andere familieleden. 25,2% houdt via internet contact met de overheid.
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
Op stap 87,6% maakt voor zijn verplaatsingen gebruik van de wagen. 81,1% verplaatst zich ook te voet en 71% gebruikt de fiets. 50,6% neemt de bus en 48,8% de trein. De taxi wordt slechts door 5,8% van de respondenten gebruikt. 32
De wagen wordt door bijna de helft van de respondenten dagelijks gebruikt. 40% van de respondenten verplaatst zich dagelijks te voet.
Aandeel gebruik per vervoersmiddel Elektrische rolstoel
98,9%
Autodelen
98,5%
Minder mobiele centrale
99,5%
Taxi
4,4%
Trein
94,2% 17,9%
Bus
8,2%
Per fiets
6,6%
17,2%
18,4%
Te voet
51,2% 49,4%
14,8%
24,0%
9,3%
39,6%
Wagen 10%
Meermaals per week
20%
15,4%
23,7%
48,0% 0%
dagelijks
28,3%
29,0% 8,9%
32,1% 30%
1x per week
40%
50%
60%
7,0%
18,9%
6,7% 70%
enkele keren per jaar/1 keer per maand
80% 1x per jaar
12,4% 90%
100%
nooit/nvt
De wagen wordt vooral gebruikt om boodschappen te doen (43,6%) en voor hobby’s en vrije tijd (26,4%). Meestal verplaatst men zich te voet voor korte afstanden (37,4%), maar ook boodschappen worden te voet gedaan (31,3%). De fiets wordt vooral gebruikt om zich te verplaatsen voor hobby’s en vrije tijd (33,8%), voor korte verplaatsingen (32%) en voor boodschappen (23,7%). De bus (42,9%) en de trein (83,3%) worden hoofdzakelijk gebruikt om zich te verplaatsen voor hobby’s en vrije tijd.
Gebruik vervoersmiddel vs doel 100%
90%
4,5%
10,6%
12,9%
26,8%
80% 70%
10,5%
15,2%
33,8%
26,4%
42,9%
60% 50%
14,8%
33
37,4%
83,3%
40%
32,0% 27,7%
30% 20%
43,6% 31,3%
23,7%
10%
18,8%
0% Wagen
Te voet Boodschappen
Per fiets Korte verplaatsingen
Bus
Trein
Hobby's en vrije tijd
Werk
De bus is opvallend populairder bij de groep 61-65-jarigen (60%) dan bij de 55-60-jarigen (iets meer dan 40%).
Relatie vervoerskeuze en leeftijd 100,0% 90,0%
88,0% 81,3%
80,0% 70,1%
70,0% 60,0%
48,0%
50,0%
42,5%
40,0% 30,0%
20,0% 7,0%
10,0% 0,0%
87,2% Wagen
80,9% Te voet
72,0% Per fiets
59,8% Bus
49,8% Trein
55-60 jaar
4,3% Taxi
0,4% 0,7% Minder mobiele centrale
1,7% 1,3%
1,3% 0,9%
Autodelen Elektrische rolstoel
3,6% 5,9% Andere
61-65 jaar
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
Opgesplitst naar geslacht is de bus populairder bij de vrouwen dan bij de mannen, terwijl de fiets populairder is bij de mannen dan bij de vrouwen.
Relatie vervoerskeuze en geslacht 100,0%
91,2%
90,0%
34
82,7%
80,0%
78,9%
70,0% 60,0% 50,0%
47,1%
45,1%
40,0%
30,0% 20,0% 6,8%
10,0% 0,0%
85,2% Wagen
80,0% Te voet
65,5% Per fiets
54,3% Bus
50,0% Trein
Mannen
5,1% Taxi
Vrouwen
0,3% 0,7% Minder mobiele centrale
0,7% 1,5%
1,5% 0,9%
Autodelen Elektrische rolstoel
4,8% 4,6% Andere
Samenvatting resultaten enquete bij de Genkse medioren
36
Verwerking gegevens: Genk in cijfers
Verantwoordelijke uitgever: Geert Swartenbroekx - Stadsplin 1 - 3600 Genk