REKENKAMERCOMMISSIES HEERENVEEN LEMSTERLAND SKARSTERLÂN
ZELFEVALUATIE DECEMBER 2008
Inhoudsopgave
blz.
1. 2. 2.1 2.2 3. 4. 4.1 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 12.1 12.2 12.3 12.4 13. 14. 15. 16. 17.
2 3 3 4 5 5 6 6 7 7 7 8 8 8 8 9 9 10 10 12 12 12 13 14
Inleiding Geproduceerde rapporten Nadere analyse doorlooptijden onderzoeken Nadere analyse kosten onderzoeken De missie van de rekenkamercommissie De taak van de rekenkamercommissie Soorten onderzoek Zelf onderzoek of uitbesteden De samenwerking tussen de drie gemeenten Ambtelijk secretaris Samenstelling van de commissie Efficiency Samenwerking met andere gemeenten Vergoeding externe leden Werkwijze Onderwerpselectie Onderzoeksopzet De rapportage Hoor en wederhoor Intern overleg en stemmingen Communicatie Bestuurlijke afhandeling onderzoeksrapporten Budget Samenvatting van leerpunten en te ondernemen acties
Bijlage 1. Bijlage 2. Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Schema insteken accountant en rekenkamercommissie Overzicht uitvoering onderzoeken Overzicht geheel afgeronde onderzoeken Overzicht kosten afgeronde onderzoeken Globaal overzicht verloop budgetten
1
1. Inleiding Een van de concrete uitwerkingen van de overgang van het monistische naar het dualistische bestuurssysteem is de instelling van gemeentelijke rekenkamercommissies geweest. De gemeenten Heerenveen, Lemsterland en Skarsterlân hebben hierbij de samenwerking gezocht. In een daartoe opgesteld convenant is gekozen voor rekenkamercommissies voor elke gemeente met daarin raadsleden en externe leden. De samenwerking kwam met name tot uitdrukking doordat de externe leden in alle drie commissies van de gemeenten werden benoemd. Het convenant is aangegaan voor een periode van drie jaar en afgesproken werd om na drie jaar de samenwerking te evalueren. Vanwege het feit dat de rekenkamercommissies een moeizame start hebben gehad doordat zowel de voorzitter als de ambtelijke secretaris nog in het eerste jaar zijn vertrokken is besloten om deze evaluatie in het vierde jaar uit te voeren. Het is uiteindelijk aan de raden van de drie gemeenten om te bepalen of het convenant een succes is geweest. Om zo’n beslissing te kunnen nemen is het verstandig om een evaluatie te houden. De rekenkamercommissies van de drie gemeenten helpen graag de gemeenteraden hierbij door het aanbieden van deze zelfevaluatie. Deze zelfevaluatie kan natuurlijk niet de plaats innemen van de evaluatie die de raden zelf moeten uitvoeren, maar kan daarbij wel behulpzaam zijn. Een zelfevaluatie kent beperkingen, bijvoorbeeld omdat wij geen zicht hebben op onze eigen blinde vlekken. En een zelfevaluatie is per definitie subjectief. Ons daarvan bewust zijnde hebben wij getracht deze beperkingen te minimaliseren door systematisch de onderwerpen in het convenant, de verordeningen op de rekenkamercommissies, het onderzoeksprotocol en het visiedocument aan de orde te stellen. Het resultaat daarvan treft u in deze zelfevaluatie aan. Wij geven daarbij bij elk onderwerp de oorspronkelijk bedoeling, vervolgens wordt kort onze ervaring in de afgelopen jaren weergeven, om af te sluiten met bevindingen of op het desbetreffende onderwerp nadere acties gevolgd moet worden. Die nadere acties zijn onder te verdelen in acties die door de rekenkamer zelf ondernomen kunnen worden en in acties die besluitvorming door de raad vereisen. Aan het eind van deze zelfevaluatie treft u de o.i. belangrijkste te ondernemen acties aan. Daarnaast geeft deze evaluatie kwantitatieve informatie over de doorloop van verrichte onderzoeken met name met betrekking tot de aspecten tijd en kosten De zelfevaluatie is na de zomer van 2008 gestart. De voorzitter, een extern lid en de ambtelijk secretaris hebben een eerste concept geschreven en dat aan de gezamenlijke commissies voorgelegd. In een tweetal plenaire vergaderingen is uitvoerig over de zelfevaluatie gediscussieerd. Omdat volledige consensus is bereikt hebben wij het niet nodig bevonden om voor elke gemeente een apart rapport op te stellen. Zoals opgemerkt is de instelling van rekenkamercommissies een resultaat van het dualistische gedachtegoed. Daarin speelt de versterking van de positie van de gemeenteraad een belangrijke rol. Bij gelegenheid van deze zelfevaluatie en in het perspectief van de te nemen besluiten over het convenant willen wij nog eens benadrukken dat rekenkamercommissies belangrijke bijdragen kunnen leveren aan de kaderstellende, vertegenwoordigende en controlerende rollen van de gemeenteraad. Vanuit dat besef doen wij ons werk en vanuit dat perspectief bieden wij u graag deze zelfevaluatie aan.
2
2. Geproduceerde rapporten Sinds de start zijn de volgende onderzoeken opgestart en afgerond, dan wel in hun afrondingsfase. Voor alle drie gemeenten 1/3 4/6 7/9 10/12
Uitspraken over de bezwaarschriftenprocedures Zo Gezegd, Zo Gedaan Verbonden of gebonden Budgetrecht raad
aangeboden/ aan te bieden aan raad juni 2008 augustus 2008 oktober 2008 februari 2009
Voor Heerenveen 13. Follow-up onderzoek op het rapport Onderzoek naar de inzet van externe adviseurs 14. Leerlingenvervoer
september 2007 februari 2009
Voor Lemsterland 15. de Gearhing 16. Inhuur derden
juli 2007 december 2008.
Voor Skarsterlân 17. Sevenwolden 18. Woningbouwplannen Skarsterlân
november 2007 voorjaar 2009.
2.1 Nadere analyse van de doorlooptijden van rekenkameronderzoeken Bijlage 2 geeft informatie over de doorlooptijden van de onderzoeken. De totale duur van de onderzoeken wordt gedefinieerd als het moment tussen het vaststellen van de onderzoeksopzet tot het moment van de laatste bestuurlijke behandeling van het onderzoeksrapport in raadscommissie of Raad. Deze totale doorlooptijd is onderverdeeld in drie fasen: - de onderzoeksfase, d.w.z. de periode vanaf het vaststellen van de onderzoeksopzet tot het moment waarop de conceptrapportage wordt aangeboden voor technisch wederhoor; - de hoorfase; d.w.z. de periode die nodig is voor het technisch en bestuurlijk horen en de verwerking van de reacties door de rekenkamercommissie; - bestuurlijke behandelingsfase, d.w.z. de periode vanaf het moment waarop een rapport formeel aan de Raad wordt aangeboden tot het moment waarop bestuurlijke besluitvorming in laatste instantie1 plaatsvindt. Bijlage 3 leert dat de gemiddelde doorlooptijd van onze onderzoeken 66 weken2 is; 54% van deze tijd is nodig voor het eigenlijke onderzoek en de resterende tijd voor wederhoor en de
1 Meestal worden onze rapporten eerst in een raadscommissie en vervolgens in de Raad zelf behandeld. Het komt echter ook voor dat rapporten alleen in een raadscommissie behandeld worden. In het eerste geval nemen wij de raadsbehandeling en in het tweede geval de commissiebehandeling als finaal bestuurlijk behandelmoment.
3
bestuurlijke besluitvorming. Vooral de gemiddelde duur (16 weken) van de fase voor technisch en bestuurlijk wederhoor baart ons zorgen. Onze voorstellen om te experimenteren met verschillende werkwijzen in juist deze fase (zie punt 12.4 van deze zelfevaluatie) moeten in dit licht worden gezien. Voorts indiceert bijlage 2 dat uitbestede onderzoeken een kortere doorlooptijd hebben dan zelfverrichte onderzoeken, zelfs als we corrigeren voor de uitzonderlijk lange duur van het onderzoek naar de kwaliteit van de rechtsbescherming.. Met name de fase van het eigenlijke onderzoek verloopt bij uitbestede onderzoeken sneller. 2.2 Nadere analyse van de kosten van de onderzoeken van de rekenkamers In bijlage 4 geven wij een overzicht van de kosten van de afgeronde onderzoeken in de afgelopen vier jaren. Deze bijlage maakt een aantal zaken duidelijk. In de eerste plaats is uit deze bijlagen te destilleren wat de kosten van het uitbesteden van onderzoeken – de zogenaamde out-of-pocketkosten – en de kosten die door de externe leden van de rekenkamercommissies zijn geweest. Over de afgelopen twee jaren lag deze verhouding op 54 – 45%. Uitgesplitst naar onderzoeken die door de (externe) leden in principe zelf uitgevoerd zouden worden en de zogenaamde uitbestede onderzoeken levert de volgende tabel op. Percentages van de kosten voor uitbeding en voor de externe leden Out-of-pocketkosten Zelfverrichte onderzoeken Uitbestede onderzoeken totaal
Kosten voor externe totaal leden 70%
27%
97%3
86%
14%
100%
54%
45%
100%
Dit overzicht maakt ook duidelijk dat bij de keuze van het zelf doen van onderzoek – hetgeen in het eerste jaar de handelwijze was – de out-of-pocketkosten evengoed meer dan een kwart (27%) van de totale kosten bedroegen. Anderzijds geldt dat als de onderzoeken uitbesteed worden – hetgeen nu het beleid is – kosten voor de externe leden niet uitgesloten kunnen worden. In de tweede plaats geeft bijlage 4 inzicht in de gemiddelde kosten van een onderzoek. Dit gemiddelde ligt op 10.499,-- euro. Uitgesplitst naar zelfverrichte en uitbestede onderzoeken komt het volgende beeld naar voren.
2
Dit gemiddelde is sterk bepaald door de lange duur van het onderzoek naar de kwaliteit van de rechtsbescherming in de drie gemeenten. Dit onderzoek kende een te lange doorlooptijd (van 87 tot 95 weken). Als we voor deze zogenaamde outlyer corrigeren, dan komt de gemiddelde doorlooptijd op 48 weken. 3 Voor de zuiverheid van de vergelijking zijn de overige kosten buiten beschouwing gelaten.
4
kosten onderzoek/wel of niet uitbesteden Gemiddelde kosten per onderzoek 11.459,-9.535,-10.499,--
Zelfverrichte onderzoeken Uitbestede onderzoeken totaal
Opvallend is dat de kosten voor uitbestede onderzoeken lager liggen dan de kosten voor zelfverrichte onderzoeken. In de derde plaats kan uit bijlage 4 informatie worden gegenereerd over de kosten van de onderzoeken die op één gemeente betrekking hebben en de kosten van een onderzoek dat in gezamenlijkheid voor de drie convenantgemeenten wordt uitgevoerd. kosten onderzoek/voor één of drie gemeenten Gemiddelde kosten per onderzoek 10.266 10.573 10.499
Onderzoek voor één gemeente Onderzoek voor drie gemeenten totaal
Op het eerste gezicht lijkt het qua kosten geen verschil te maken of een onderzoek voor één gemeente of meer meerdere gemeenten wordt uitgevoerd. Hierbij moet wel bedacht worden dat de één-gemeenteonderzoeken allemaal nog in het eerste jaar zijn uitgevoerd en dus door de (externe) leden zelf. Twee van de drie gezamenlijke onderzoeken zijn uitbesteed en kosten dus gemiddeld evenveel als de enkelvoudige en zelfverrichte onderzoeken. Indien ook deze onderzoeken waren uitbesteed, dan zouden de kosten voor de onderzoeken voor één gemeente aanzienlijk hoger zijn geweest. Wij zien in deze cijfers een onderbouwing van onze bewering dat de samenwerking van de drie gemeenten op het gebied van rekenkameronderzoek een substantieel efficiencyvoordeel oplevert. Volledigheidshalve merken wij nog op dat de keuze voor het zelfdoen of uitbesteden van een onderzoek niet primair is ingegeven vanuit kostenoverwegingen. Zie hiervoor meer uitgebreid punt 5 van deze zelfevaluatie. 3. De missie van de rekenkamercommissie De missie van onze commissie is geformuleerd in het onderzoeksprotocol en luidt: “De rekenkamercommissie wil door middel van haar onderzoeken een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van het bestuur van de betreffende gemeente, in het bijzonder doordat rekenkameronderzoek de controlerende rol van de gemeenteraad versterkt.” In deze zelfevaluatie past het ons niet om een uitspraak te doen of wij in onze missie slagen. Dat oordeel is uiteindelijk aan de raden zelf. Wel geeft deze missie duidelijk weer wat ons voor ogen staat bij ons werk en vanuit welke intentie wij het rekenkamerwerk verrichten. De formulering van de missie geeft ons dan ook geen aanleiding om daar verandering in voor te stellen. 4. De taak van de rekenkamercommissie De hoofdtaak van de rekenkamercommissie is het doen van onafhankelijk onderzoek naar de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur 5
gevoerde bestuur (zie o.m. het raadsvoorstel en het onderzoeksprotocol). Wij hebben deze taakstelling strikt opgevat. Zo hebben wij in vrijwel elk rapport een apart hoofdstuk opgenomen over onze bevindingen vanuit deze drie centrale begrippen. Voorts vormen deze begrippen de basis voor onze conclusies en aanbevelingen, en wordt daar impliciet of expliciet naar verwezen. Wel plaatsen wij hier de kanttekening dat het begrip rechtmatig ons dicht brengt bij de grens van het werkgebied van de accountant. Wij hebben dat onderkend en het initiatief genomen om in overleg met de gemeentelijke accountants afspraken te maken over de invalshoek van het accountantsonderzoek en die van ons onderzoek. Kort samengevat komt het verschil er op neer dat de rekenkamercommissie primair naar doeltreffendheid kijkt en via doelmatigheid de rechtmatigheid betrekt. De accountant bewandelt deze weg van uit tegengestelde richting door primair naar rechtmatigheid/getrouwheid en doelmatigheid te kijken, terwijl doeltreffendheid nauwelijks een aandachtspunt is. Schematisch is dit onderscheid terug te vinden in bijlage 1. In de praktijk blijkt het schema goed te werken. 4.1 Soorten onderzoek. In ons visiedocument geven wij aan dat we de volgende 4 soorten onderzoeken uit willen voeren. a. Onderzoeksbrieven b. Onderzoeken c. Navolgingonderzoek d. Evaluatieonderzoek. Tot nu toe zijn we niet toegekomen aan onderzoeksbrieven omdat wij in deze eerste jaren de handen vol hadden aan het opstarten en uitvoeren van onderzoeken. De komende tijd zullen wij ons daar verder op oriënteren. Zoals uit deze zelfevaluatie blijkt voeren we inmiddels de nodige onderzoeken uit. Na elk onderzoek voeren we een interne evaluatie uit naar de uitvoering van een onderzoek, inclusief de bestuurlijke afwikkeling. Doel hiervan is ons eigen lerend vermogen te vergroten. Navolgingonderzoek is het naderhand nagaan of de gedane en aangenomen aanbevelingen ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Inmiddels hebben wij besloten om dit soort onderzoek alleen uit te voeren als de raad ons daarom vraagt. Wij zijn namelijk van mening dat de raad vanuit haar controlerende functie na moeten gaan of hetgeen besloten is ook uitgevoerd moet worden. Wil de raad hier een rol voor de rekenkamercommissie dan kan men dit onderzoek melden. 5. Zelf onderzoek doen of uitbesteden Bij de start van de werkzaamheden heeft de rekenkamer er voor gekozen om de onderzoeken zelf uit te voeren. De redenen daarvoor waren om een goed beeld van de gemeenten te krijgen en om zicht te krijgen op aspecten van het onderzoeksproces, zodat we in gesprekken met professionele onderzoeksbureaus goed beslagen ten ijs zouden komen. Na het eerste jaar, en vooral na de komst van een nieuwe voorzitter, is de koers verlegd en worden onderzoeken uitbesteed. De redenen hiervoor zijn de professionalisering van het onderzoek, het vermijden van (financiële) belangen van de externe leden bij het zelf verrichten van onderzoek en de zakelijke verhoudingen die nu eenmaal beter in een opdrachtgever-opdrachtnemer constructie tot hun rechtkomen dan wanneer opdrachtgever en opdrachtnemer dezelfde persoon zijn. De ingezette lijn bevalt goed en zal wat ons betreft in de komende jaren worden gecontinueerd.
6
6. De samenwerking tussen de drie gemeenten De gemeenten Heerenveen, Skarsterlân en Lemsterland hebben in een zogenaamd bestuursconvenant hun samenwerking op het gebied van rekenkameronderzoek vormgegeven. Van deze samenwerking werden een aantal voordelen verwacht, zoals meer kwaliteit door een groter gebied, een professioneler ambtelijke ondersteuning, het doen van vergelijkende onderzoeken en efficiëntievoordelen. Wij zijn van oordeel dat de genoemde voordelen in de praktijk zijn opgetreden. Wij wijzen op de professionele ondersteuning die wij van de ambtelijk secretaris krijgen en op de drie zogenaamde benchmark-onderzoeken (Kwaliteit rechtsbescherming, Verbonden partijen en Politieke toezeggingen) die door ons zijn verricht. Voorts blijkt dat door het gezamenlijk vergaderen van de commissies de kwaliteit van de onderzoeken sterk wordt vergroot. Een punt van heroverweging is of wij bij benchmarkonderzoek moeten voortgaan met het publiceren van één rapport per gemeente; uit efficiencyoverwegingen is er veel voor te zeggen om één rapport waarin de drie gemeenten worden behandeld op te stellen. Bij de evaluatie van de werkwijze zullen wij hier op terug komen. Omdat onze bevindingen over het convenant zonder meer positief zijn, adviseren wij de raden om het convenant te continueren. Wij geven daarbij in overweging om het huidige convenant dat in juli 2009 afloopt, te verlengen met 4 jaren. Dit is een jaar voor de verkiezingen in 2014, waardoor de dan zittende raad een goed beeld heeft van het functioneren van het convenant. 7. Ambtelijk secretaris Door de bundeling van taken voor de drie commissies werd de ambtelijke ondersteuning ingeschat op 0,4 fte. Begin 2006 is hiervoor iemand aangesteld die 14 uur per week beschikbaar was. Betrokkene nam per 1 oktober 2006 ontslag omdat hij elders een volledige baan kon krijgen. Omdat op het zelfde moment de voorzitter vertrok werd door de griffiers besloten om tijdelijk een ambtelijk secretaris op freelance basis aan te trekken in afwachting van nadere keuzes. De situatie is tot nu toe gehandhaafd, mede om de tijdelijkheid van het convenant. Inmiddels hebben we ervaring opgedaan met deze vorm van ondersteuning. Uit de urenverantwoording blijkt dat de inzet per week varieert, maar gemiddeld binnen de 0,4 fte blijft en de kosten ook binnen de daarvoor geraamde bedragen van ambtelijke ondersteuning blijven. Wij adviseren dan ook om deze ambtelijke ondersteuning in deze vorm te handhaven. De huidige werkplek (Lemsterland) kan gehandhaafd blijven. In artikel 8 lid 1 van de verordening wordt aangegeven dat de ambtelijk secretaris door de raad benoemd wordt. Wij adviseren deze bepaling te laten vallen en te wijzigen in: “de rekenkamercommissie benoemt een secretaris, de griffie maakt een overeenkomst met de ambtelijk secretaris”. 8. Samenstelling van de commissie De gemeenteraden hebben voor gemengde commissies gekozen: elke commissie bestaat uit drie externe leden en een raadslid. Heerenveen heeft twee raadsleden benoemd. Sinds de instelling van de rekenkamercommissies is landelijk discussie gevoerd over de rol/positie van het raadslid in de rekenkamercommissie. Wij hebben die discussie intern ook gevoerd. Na een goede gedachtewisseling kwam de commissie tot de volgende conclusie; - een commissie zonder raadsleden is het meest zuiver;
7
- onze commissie functioneert goed; raadsleden voeden de commissies met achtergrondinformatie over aangedragen onderzoeksthema’s en met hun kijk op de waarde van conclusies en aanbevelingen vanuit het perspectief van de Raad, waardoor de rekenkamercommissie effectiever kan adviseren; - de raadsleden zijn zich bewust van de rolconflicten waarin zij terecht kunnen komen Wij adviseren dan ook met deze gemengde samenstelling van de commissies door te gaan. 9. Efficiency Een van de voordelen genoemd bij het aangaan van het convenant tussen de drie gemeenten was een verwacht efficiency voordeel bij het onderhandelen met onderzoeksbureaus en de kosten van de werkplek. Onze ervaring is inmiddels dat wij door de samenwerking een interessante partij zijn voor onderzoeksbureaus. We hebben tenslotte met elkaar elk jaar zes onderzoeken uit te voeren. Men wil scherp inschrijven en moet dit ook in concurrentie doen. Ook wordt duidelijk dat de kosten van een gezamenlijk onderzoek voor alle drie gemeenten lager worden dan wanneer voor elke gemeente een afzonderlijk onderzoek zou worden gehouden. (zie onder 2.2) De inzet van één secretaris voor de drie commissies wordt ook als efficiënt ervaren. Contacten, deskundigheid, inzicht, ontvangen informatie, kennis enz. behoeven maar één keer opgedaan te worden en kunnen ingezet worden voor alle drie commissies. Door het gebruik van één werkplek zijn de overhead kosten beperkt. Alhoewel wij voor het financiële voordeel geen concreet bedrag kunnen berekenen zijn wij van mening dat deze doelstelling gehaald wordt. 10. Samenwerking met andere gemeenten In het convenant wordt aangegeven dat een andere gemeente een verzoek kan indienen om deel te nemen in het bestuursconvenant. Wij hebben een dergelijk verzoek niet ontvangen. Als zo’n verzoek aan de orde komt zullen de voordelen met betrekking tot de efficiency afgewogen moeten worden tegen voorzienbare nadelen van praktische aard. 11 Vergoeding externe leden In de verordening is voor de externe leden de vergoeding voor het bijwonen van een vergadering en een uurvergoeding voor onderzoek ca. vastgelegd. Landelijk is er een discussie gaande om het ministerie van BZK te vragen de gemeentewet zodanig aan te passen dat een vaste vergoeding geregeld wordt die past bij de activiteiten van de rekenkamercommissie. Zo lang dit niet geregeld is adviseren wij het huidige systeem te handhaven. Wat betreft de hoogte van de vergoedingen, alsmede de indexering daarvan, geven wij in overweging om de griffiers te machtigen daar over overleg te plegen met de voorzitten van de rekenkamercommissies. 12 Werkwijze In de verordeningen is de aanzet tot de werkwijze van de commissies gegeven. In het Onderzoeksprotocol en het Visiedocument hebben we dat verder uitgewerkt. De raden hebben deze documenten ontvangen. De grote lijn van de beschreven werkwijze komt overeen met wat landelijk voor rekenkamercommissies gebruikelijk is. Het Onderzoeksprotocol en het
8
later door ons vastgestelde Visiedocument overlappen elkaar op bepaalde punten. Wij zullen deze 2 documenten dan ook samenvoegen. De meeste aspecten van de werkwijze verlopen zonder problemen. Enkele aspecten zullen hierna worden behandeld. 12.1 Onderwerpselectie De verordening geeft aan dat de Rekenkamercommissie zelf de onderwerpen bepaalt die men onderzoekt. Wel kan een raad een gemotiveerd verzoek indienen om een bepaald onderwerp te onderzoeken. In ons Onderzoeksprotocol en Visiedocument is dit verder uitgewerkt. Als Rekenkamercommissies willen wij bij de onderwerpselectie transparant te werk gaan en ons laten voeden door de bestuursorganen van de gemeente en van burgers en maatschappelijke organisaties. Bij de start van de Rekenkamercommissies zijn gesprekken gevoerd met afvaardigingen van de raadsleden en colleges. Dit heeft per gemeente een serie onderwerpen opgeleverd en hieruit zijn de eerste onderzoeken gekozen. In de dynamische omgeving van de gemeentelijke politiek kan de urgentie van onderzoeksonderwerpen veranderen. Daarom hebben wij in 2007 de raden, de colleges, de griffiers en de gemeentesecretarissen aangeschreven om suggesties voor nieuwe onderwerpen te noemen. Dit heeft weinig respons opgeleverd. Mede daarom hebben wij begin 2008 in Heerenveen en Lemsterland gesprekken gevoerd met raadscommissies en in Skarsterlân met het presidium. In beide eerste gemeenten leidde dat tot flink wat nieuwe onderwerpsuggesties, in Skarsterlân was dat beperkt. Uit de gemeente Lemsterland kwam een verzoek van een burger om een bepaald onderwerp aan de orde te stellen. Een leerpunt voor ons is geweest dat het minder zinvol is om te vragen naar onderzoeksthema’s, maar meer naar probleemstellingen. Dan wordt meteen duidelijk waarom een Raad een onderzoek wenst en waarop het desbetreffende onderzoek specifiek gericht zou moeten worden. Wordt dat thema gekozen, dan is het vervolgens aan de Rekenkamercommissie om deze eerste probleemstellingen nader uit te diepen en te transformeren in een onderzoekbare probleemstelling. Door op deze wijze te werken denken wij dat de onze conclusies en aanbevelingen beter aansluiten bij het ervaren probleem. In ons Onderzoeksprotocol en Visiedocument geven wij wegingsfactoren aan die gehanteerd moeten worden bij het selecteren van onderwerpen. Onze ervaring is dat dat erg kunstmatig is. Uiteraard houden wij wel rekening met de verschillende aspecten maar wij construeren geen matrix meer die als het ware de onderwerpselectie bepaalt. Wij zullen doorgaan met de gesprekken met de raden. De griffiers zullen we vragen om onderwerpen die tijdens commissie- en raadsvergaderingen genoemd worden voor een rekenkameronderzoek aan ons door te geven. We zullen ons de komende tijd ook beraden op de wijze waarop we de burgers en maatschappelijke organisaties verder bij ons werk kunnen betrekken. 12.2. Onderzoeksopzet Na de beslissing om een onderzoek uit te voeren wordt door de Rekenkamercommissie een voorlopige en globale onderzoeksopzet opgesteld. Deze wordt gebruikt bij het aanvragen van
9
offertes voor de uitvoering van het onderzoek. Nadat besloten is aan wie het onderzoek is gegund wordt in overleg met het gekozen onderzoeksbureau de definitieve onderzoeksopzet vastgesteld. Reden hiervoor is dat zij hun deskundigheid kunnen inbrengen voor de definitieve formulering van de centrale vraagstelling en deelvragen en voor de te kiezen methoden en technieken. Deze definitieve onderzoeksopzet wordt daarna naar de raden, het college en de gemeentesecretaris ter kennisname gezonden. In het Onderzoeksprotocol wordt een onderscheid gemaakt tussen de doelstelling en de centrale vraagstelling van een onderzoek. In de praktijk blijkt dat geen zinvolle onderscheiding: vrijwel in alle gevallen is de centrale vraagstelling een herhaling van de doelstelling in vragende vorm. Wij zullen de doelstelling dan ook laten vervallen en na de centrale vraagstelling/probleemstelling aangeven welke deelvragen in het onderzoek beantwoord moeten worden. 12.3 De rapportage Het onderzoek mondt uit in een schriftelijke rapportage: het onderzoeksrapport. In ons onderzoeksprotocol geven we aan dat we streven naar een korte, bondige rapportage. Met de eerste onderzoeken hebben we daar ervaring mee op moeten doen. We hebben nu een vorm gevonden die tot nu toe positieve reacties in de raden heeft opgeroepen. Wij zullen deze lijn vasthouden. Van de onderzoeken die in alle drie gemeenten werden gehouden – de zogenaamde benchmark-onderzoeken - maken we per gemeente een apart rapport. Dit blijkt in de praktijk nogal omslachtig. In het vervolg willen we bij eenzelfde onderzoek in de drie gemeenten beoordelen of een gemeenschappelijke rapportage met daarin hoofdstukken gewijd aan elk van de drie gemeenten mogelijk en wenselijk is. 12.4 Hoor en wederhoor In de verordening staat dat de commissie betrokkenen in de gelegenheid stelt hun zienswijze op het concept onderzoeksrapport aan te geven. Onder betrokkenen worden dan verstaan degenen wier taakuitvoering (mede) onderwerp van onderzoek is of is geweest. In het onderzoeksprotocol is dit verder uitgewerkt in een technische- en bestuurlijke reactie. De technische reactie betreft dan de vraag of de opgeschreven feiten kloppen. Dit wordt gevraagd aan de personen die aan het onderzoek meegewerkt hebben. Voor zover dezen in de organisatie van de gemeente werken vragen wij nu aan de gemeentesecretaris om deze reacties te coördineren, waarmee voorkomen wordt dat de reacties afzonderlijk bij ons binnenkomen. Bovendien is dan de gemeentesecretaris ook geïnformeerd, hetgeen zeker van belang is als hij/zij niet direct in het onderzoek als geïnterviewde een rol heeft. In deze fase van het valideren van de feiten worden bewust de conclusies en aanbevelingen niet meegezonden omdat: a. conclusies en aanbevelingen kunnen wijzigen als blijkt dat de feitelijke basis niet juist is b. om te voorkomen dat de aandacht te veel wordt gericht op de conclusies en aanbevelingen hetgeen ten koste kan gaan van de validatie van de feiten.
10
Onze ervaringen rond het technisch horen zijn: a. men wil graag het gehele rapport, dus inclusief conclusies en aanbevelingen b. het feitenonderzoek wordt serieus genomen. Wij beoordelen de reacties en waar reacties van feitelijke aard niet worden overgenomen wordt dat aan betrokkene toegelicht. Nadat de feiten zijn gecheckt wordt de bestuurlijke reactie van het college gevraagd. Dit betreft het gehele concept rapport, dus inclusief conclusies en aanbevelingen. Onze ervaringen rond het bestuurlijke horen kunnen als volgt worden samengevat: a. er wordt over het algemeen uitvoerig gereageerd op de aanbevelingen b. er is veel doorlooptijd mee gemoeid. Het gehele proces van hoor en wederhoor in deze twee stappen kost naar onze mening te veel tijd. Het varieert van 3 tot 5 maanden en is voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de totale duur van onderzoeken. Immers na elke stap moet er een verwerkingsslag in de rekenkamercommissie plaats vinden. In den lande wordt de discussie gevoerd of de bestuurlijke reactie wel gehandhaafd moet worden. De Rekenkamercommissie rapporteert immers aan de raad en die dient de discussie met het college aan te gaan. Deze discussie wordt met principiële en praktische argumenten gevoerd. Wij nemen een pragmatisch standpunt in en nemen ons voor om in daarvoor in aanmerking komende gevallen te experimenteren met het inwinnen van een bestuurlijke reactie van het College door de rekenkamercommissie. Wij nemen ons voor de volgende varianten te gebruiken: A. Gescheiden technisch en bestuurlijk horen. Dit is de huidige gang van zaken. B. Afzien van bestuurlijk horen 1. bij het technisch horen zenden wij de concept conclusies mee. 2. de raad bepaalt zelf of een reactie van het College gewenst is en, indien dat is besloten, stelt hij de rekenkamercommissie voorafgaande aan de inhoudelijke raadsbehandeling in de gelegenheid om te reageren op de reactie van het College. C. Gelijktijdig technisch en bestuurlijk horen 1. concept rapport met conclusies en aanbevelingen worden gelijktijdig voor technisch hoor en bestuurlijk hoor toegezonden. 2. na ontvangen reacties wordt eerst beoordeeld of de technische reacties aanleiding geven tot aanpassing van de bevindingen in het rapport en de conclusies en aanbeveling. 3. rekening houdend met de reactie onder 2 wordt de bestuurlijke reactie beoordeeld en voorzien van een weerwoord. In bijzondere situaties is het mogelijk om na de effecten onder 2 het college aangepaste aanbevelingen voor te leggen. Wij willen met al deze varianten ervaring op te doen en dus per onderzoek maatwerk bieden wat betreft de te kiezen procedure. Na twee jaar willen wij de opgedane ervaringen op dit punt evalueren.
11
13. Intern overleg en stemmingen In artikel 8 van ons Reglement van Orde wordt aangegeven dat er gestreefd moet worden naar consensus. Lukt dat niet dan wordt er gestemd en de meerderheid besluit dan. In het 5e lid van artikel 8 is bepaald dat leden van de Rekenkamercommissie een minderheidsstandpunt kunnen laten aantekenen. Het streven naar consensus heeft in de commissie geleid tot goede inhoudelijke debatten en de resultaten daarvan droegen bij aan afgewogen conclusies en aanbevelingen. Bij één onderzoek en rapport is bij één aanbeveling een minderheidsstandpunt door een raadslid ingenomen. Dit minderheidsstandpunt is in de vorm van een voetnoot in het rapport aangegeven. Ook de hieraan voorafgaande discussie is in goede harmonie verlopen. 14. Communicatie Communicatie over het werk van de rekenkamercommissie vindt op allerlei wijzen en momenten plaats. Externe communicatie. Bij onderzoeksopzetten, onderzoeksrapporten en jaarverslagen worden raad, college, gemeentesecretaris en andere direct betrokkenen steeds conform het Onderzoeksprotocol geïnformeerd. Na elke onderzoeksopzet en bij de oplevering van een onderzoeksrapport wordt een persbericht opgesteld. Met de griffiers zijn precieze afspraken gemaakt over de totstandkoming en tijdstip van verspreiding van deze persberichten. Met name bij de zogenaamde bench-markonderzoeken, zo leert de ervaring, is het van belang dat goed op de onderlinge afstemming wordt gelet. Richting de burgers hebben we ons tot nu toe nog niet actief opgesteld. Wij vinden dat wel wenselijk en zullen ons daartoe het komende jaar op beraden. Interne communicatie Wij doelen hier op de communicatie voor en tijdens de onderzoeken met de gemeentelijke organisatie en derden. De Rekenkamercommissie heeft voor de onderzoeken de medewerking van het bestuur, de organisatie en derden nodig. Alhoewel bestuur en organisatie wettelijk verplicht zijn gegevens te leveren cq mee te werken zijn wij van mening dat het in ieders belang is dat dit op een harmonieuze wijze gebeurt. Met de gemeentesecretarissen zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de rekenkamercommissie communiceert met de organisatie. In Heerenveen en Skarsterlân zijn hiervoor contactpersonen aangewezen en in Lemsterland is er de directe link naar de gemeentesecretaris. Wij hebben de indruk dat de communicatie en samenwerking (op enkele incidenten na, waar we weer van geleerd hebben) met bestuur en organisatie goed loopt. 15. Bestuurlijke afhandeling van onderzoeksrapporten Wij bieden onze onderzoeksrapporten formeel aan de raad aan. Ons eerste rapport is feitelijk tijdens een commissievergadering aangeboden. Op zich een fraai moment, maar inhoudelijk kon er door de raadsleden op dat moment uiteraard niet op geregeerd worden. Inmiddels is de lijn dat we de rapporten schriftelijk aan de raad aanbieden en in de brief aangeven dat we graag bereid zijn het rapport in een commissie of raadsvergadering toe te lichten. Hiervan wordt meestal gebruik gemaakt en dat stellen wij zeer op prijs.
12
Omdat we aan de raad rapporteren is het de bedoeling dat de raad een standpunt hierover inneemt. Na overleg met de griffiers is nu gekozen voor de lijn dat het presidium of de agendacommissie het behandelproces vaststelt met het uiteindelijke resultaat dat de raad een besluit neemt over de gedane aanbevelingen van de Rekenkamercommissie. Om de besluitvorming in de raad te vergemakkelijken formuleren wij de aanbevelingen zodanig dat ze als beslispunt door de Raad overgenomen kunnen worden. Als Rekenkamercommissie rekenen wij het niet tot onze taak om een follow-up onderzoek uit te voeren naar de uitvoering van de beslissingen van de raad over onze aanbevelingen. Als een raad een dergelijk verzoek aan de Rekenkamercommissie doet, wordt dat meegenomen bij de onderwerpselectie. 16. Budget Het budget van de rekenkamercommissie is het bedrag, dat de raden per jaar gezamenlijk ter beschikking stellen voor, het verrichten van onderzoeken die voortvloeien uit de toepassing van de verordening, inclusief het functioneren van de commissie. Indien een raad dit wenst kan extra budget ter beschikking worden gesteld voor een specifiek eenmalig onderzoek. Zo’n specifiek verzoek heeft de Rekenkamercommissie nog niet ontvangen. Voor de besteding van het budget is de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de raad. In het convenant wordt nader ingegaan op de besteding van het ter beschikking gestelde budget. Opgenomen is dat het jaarlijks ter beschikking gestelde budget zodanig wordt toegepast, dat voor elke gemeente afzonderlijk inzichtelijk is welk bedrag besteed wordt aan onderzoeken per gemeente. In de praktijk blijkt, dat over de afgelopen 3 jaar, het budget van de gemeente Heerenveen toereikend is, maar dat het budget voor de gemeenten Lemsterland en Skarsterlân krap is.(zie bijlage 5) Dit hebben wij grotendeels opgevangen door in deze gemeenten minder gemeentespecifieke en meer gezamenlijke onderzoeken uit te voeren. Wij stellen voor de bedragen voor de gemeenten Lemsterland en Skarsterlân te heroverwegen en te verhogen met 20%. Voorts stellen wij voor de budgetten van alle gemeenten te indexeren. Het budget wordt verdeeld in vaste en variabele kosten. De vaste kosten bestaan uit de vergaderkosten van externe leden, de kosten van de secretaris en overige kosten ( huisvesting, etc). De vaste kosten worden, conform het convenant, verrekend naar rato van het door de gemeente in dat jaar beschikbaar gestelde budget. De variabele kosten bestaan uit kosten die rechtstreeks voortvloeien uit onderzoeken. De gemeenten Lemsterland en Skarsterlận hebben het niet benutte budget van 2006 aanvullend beschikbaar gesteld voor 2007. Voor de gemeente Heerenveen bleek dit niet noodzakelijk. Zo konden geplande onderzoeken in 2007 uitgevoerd worden. In 2007 bleef een bescheiden deel van het budget over. De raden van de gemeenten Lemsterland en Skarsterlận zijn gevraagd het gehele niet benutte deel over 2007 geheel over te hevelen naar het boekjaar 2008. Aan Heerenveen is gevraagd om 50% van het niet benutte budget over te hevelen naar 2008. De raden hebben hierop positief gereageerd. In de praktijk blijken de kosten van rekenkameronderzoeken per boekjaar verschillend. Dit betekent dat in het ene jaar geld voor onderzoek overgehouden wordt en in het andere jaar te weinig geld is om geplande onderzoeken uit te voeren. Budget wat in enig boekjaar niet gebruikt wordt vloeit terug naar de algemene middelen van de gemeente. Zijn er meer middelen nodig, dan moet dat geld in een volgend boekjaar apart bij de raad aangevraagd worden of moet afgezien worden van een bepaald onderzoek. Om deze financiële
13
schommelingen op te kunnen vangen adviseren wij u voor het rekenkamerwerk een (egalisatie)reserve te treffen waarin overschotten gestort kunnen worden uit enig boekjaar en aanvullende middelen gehaald kunnen worden indien er sprake is van een tekort. Wij achten het wel verstandig om deze (egalisatie)reserve te begrenzen. Wij adviseren u om het maximum van deze (egalisatie)reserve voor de gemeenten Lemsterland en Skarsterlân te bepalen op maximaal 50% van het jaarlijkse budget en voor de gemeente Heerenveen op maximaal 25%. 17. Samenvatting van leerpunten en te ondernemen acties. Deze zelfevaluatie levert diverse leerpunten op. Sommige kunnen door de rekenkamercommissie zelf ter hand worden genomen. Andere vereisen besluitvorming door de gemeenteraad. . A. te ondernemen acties door de rekenkamercommissies 1. onderzoeksprotocol en Visiedocument samenvoegen tot één document 2.de griffiers vragen om onderwerpen die tijdens commissie- en raadsvergaderingen genoemd worden voor een rekenkameronderzoek aan ons door te geven. 3. voorstellen ontwikkelen gericht op de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij het werk van de rekenkamercommissie betrokken kunnen worden. 4. doelstelling van onderzoek vervangen door centrale vraagstelling/probleemstelling 5. bij een zelfde onderzoek in de drie gemeenten per onderzoek beoordelen of één gemeenschappelijke rapportage mogelijk en wenselijk is. 6 bij het technisch horen ook de conclusies meezenden 7. afhankelijk van de aard van het onderzoek te bepalen met welke variant een bestuurlijke reactie wordt gevraagd, om zo te komen tot maatwerk en dit na twee jaar te evalueren B. geadviseerde acties door de gemeenteraden 1. Het convenant continueren en dit te verlengen met 4 jaar. 2. in de verordening de mogelijkheid van het aantrekken van de ambtelijk secretaris op free lance basis op te nemen 3 de Verordening tevens te wijzigen op het punt van de benoeming van de ambtelijke secretaris (art. 8 lid1) en wel zodanig dat de rekenkamercommissie de secretaris benoemt en de griffiers zorgdragen voor een passende overeenkomst die de rechtspositionele aspecten van de secretaris regelt 4. de gemengde (externe leden en raadsleden) samenstelling van de commissie te continueren. 5. het systeem van vergoedingen voor de externe leden in afwachting van rijksregelgeving voorshands te handhaven en de griffiers te machtigen om met de voorzitter nieuwe afspraken te maken over de hoogte van de vergoeding van de externe leden 6. als er in het onderzoeksrapport geen bestuurlijke reactie(met weerwoord van de rekenkamercommissie) is opgenomen, stelt de raad de Rekenkamercommissie in de gelegenheid om te reageren op de collegereactie voordat de raad cq raadscommissie het rapport inhoudelijk behandelt. 7 Het budget voor de rekenkamercommissies van Lemsterland en Skarsterlân met 20% te verhogen en voor alle drie gemeenten de bedragen jaarlijks te indexeren.
14
8 Om de financiële schommelingen in de budgetten op te kunnen ontvangen adviseren wij een voorziening te treffen waarin overschotten gestort kunnen worden uit enig jaar en aanvullende middelen gehaald kunnen worden indien nodig. Om te voorkomen dat deze voorziening te groot wordt adviseren wij u om het maximum van deze voorziening te bepalen op 50% van het jaarlijks budget van de gemeenten Skarsterlân en Lemsterland en op 25% van het jaarlijkse budget van Heerenveen.
Bijlage 1. Schema insteken accountant en rekenkamercommissie
15
16
Bijlage 2: Overzicht uitvoering onderzoeken Onderzoek Uitvoer- OnderOnderzoekstijd ing door zoeksopzet Start Afronding onderzoek onderzoek Externe intern Dec.2006 Januari April Adviseurs 2007 2007 H’veen De Gearhing Intern/ Nov. 2006 Jan. 2007 1-5 Lemsterland Extern Sevenwolden Intern/ Nov. 2006 Jan. 2007 Mei 2007 Skarsterlân extern Kwal. v Rechtsbesch H’veen Kwal. v Rechtsbesch. Skarsterlân Kwal. v Rechtsbesch. Lemsterland Zo gezegd, zo gedaan H’veen Zo gezegd, zo gedaan Skarsterlân Zo gezegd, zo gedaan Lemsterland Gebonden of Verbonden
Hoortijd Conc.rapp. Techn.hoor 10 mei; Ontv. 17-6
Bestuurl. reactie 18-6 Ontv. 12-7
Bestuurlijke behandelingstijd Aanb. Beh.raads- Beh.raad raad comm 13-9 1-10 28-1-08
18-5; Ontv. begin juni 30-8; Ontv. Eind sept.
12-6 5-7 Ontv. 19-6 4-10;Ontv. 22-11 Begin nov.
4-10
29-10
14-1-08 11-2-08
27-2-08
intern
Nov. 2006
Jan. 2007
Jan.2008
7-2. Ontv. 25-3
3-4; Ontv. 14-5
12-6
22-9-08
-
intern
Nov. 2006
Jan. 2007
Jan. 2008
7-2; Ontv. 26-2
3-4; Ontv. 16-5
12-6
8-9-08
29-10
intern
Nov. 2006
Jan. 2007
Jan.2008
7-2; Ontv 22-2
3-4; Ontv. 17-4
12-6
26-6-08
25-8 en 2710-08
extern
Okt. 2007
Okt. 2007
Maart 2008
9-4; ontv. 28-4
22-5; ontv. 21-8 25-6
-
extern
Okt. 2007
Okt. 2007
Maart 2008
9-4; ontv. 16-5
22-5; ontv. 21-8 17-6
8-9
8-9-08 Via ingek.st.vka 29-10-08
extern
Okt.2007
Okt.2007
Maart 2008
9-4; ontv 14-4
22-5; ontv. 21-8 30-5
-
27-10-08
extern
Nov. 2007
Nov.2007
April 2008
9-5; ontv 6-6
10-7; ontv 30-9
30-10
H’veen Onderzoek Gebonden of Verbonden Skarsterlân Gebonden of Verbonden Lemsterland Inhuur derden Lemsterland
Uitvoering door extern
Onderzoeksopzet Nov. 2007
Start onderzoek Nov. 2007
Afronding onderzoek April 2008
Conc.rapp. Techn.hoor 9-5; ontv 2-6
Bestuurl. reactie 10-7;ontv 28-8
Aanb. raad 30-10
Beh.raadscomm
Beh.raad
extern
Nov. 2007
Nov.2007
April 2008
9-5; ontv. 27-5
10-7; ontv 29-7
30-10
4-12
18-12-08
extern
Juni 2008
Juni 2008
Okt 2008
6-11; ontv 20-11
4-12; ontv.
1
Bijlage 3: Overzicht uitvoering geheel afgeronde onderzoeken Onderzoek
Onderzoeks tijd 18 wkn (30%) 19 wkn (45%) 34 wkn (57%) 57wkn (65%) 57 wkn (60%) 57 wkn (60%)
Hoortijd
De Gearhing, Lemsterland Sevenwolden Skarsterlân Kwal. v. Rechtsbesch. Heerenveen Kwal. v Rechtsbesch. Skarsterlân Kwal. v. Rechtsbesch. Lemsterland
Totale doorlooptijd 13 mnd. (100%) 10 mnd. (100%) 14 mnd (100%) 21 mnd (100%) 22 mnd (100%) 22 mnd (100%)
21 wkn (35%) 7 wkn (17%) 12 wkn (20%) 17 wkn (20%) 17 wkn (18%) 17 wkn (18%)
Bestuurlijke behandelingstijd 21 wkn (35%) 16 wkn (38%) 14 wkn (23%) 13 wkn (15%) 21 wkn (22%) 21 wkn (22%)
Zo gezegd, zo gedaan Heerenveen Zo gezegd, zo gedaan Skarsterlan Zo gezegd, zo gedaan Lemsterland
11 mnd (100%) 13 mnd (100%) 13 mnd (100%)
26 wkn (54%) 26 wkn (47%) 26 wkn (47%)
19 wkn (40%) 19 wkn (35%) 19 wkn (35%)
3 wkn (6%) 10 wkn (18%) 10 wkn (18%)
Externen Heerenveen
Bijlage 4 Overzicht kosten afgeronde onderzoeken Onderzoek Externe adviseurs Heerenveen De Gearhing Lemsterland Sevenwolden, Skarsterlan KvRb Heerenveen KvRb Skarsterlân KvRb Lemsterland Zo gezegd, zo gedaan (geheel) Verbonden partijen (geheel)
Totale kosten 4.000,-
Extern 0
Intern 4.000,-
Overige 0
10.430
6.600,-
3.200
600,-
16.400,-
11.900,-
4.000,-
500,-
17.165,-
0
16.860,-
315,-
11.815,-
0
11.500,-
315,-
8.965,-
0
8.650,-
315,-
23.540,-
19.140,-
4.400,-
33.670,-
29.970,-
3.700,-
Bijlage 5 : Globaal Overzicht verloop budgetten. Jaar Gemeente Vast jaarbudget Overloop vorig jaar Budget Lasten Vaste kosten Onderzoekskosten Totaal kosten Resultaat
2006 H’veen Lemsterl. Skarsterl. 100.000,- 28.000,30.000,-
H’veen 101.500,-
100.000,- 28.000,-
30.000,-
20.200,3.500,23.700,76.300,-
10.100,2.900,13.000,17.000,-
10.100,2.300,12.400,15.600,-
Skarsterl. 30.000,20.000,50.000,-
H’veen 101.500,-
101.500,-
2007 Lemsterl. 27.000,12.500,39.500,-
26.000,51.000,77.000,24.500,-
7.100,27.000,34.100,5.400,-
7.900,35.500,43.400,6.600,-
28.000,50.500,78.500,23.000,-
101.500,-
2008 prognose Lemsterl. Skarsterl. 27.000,30.000,5.400,6.200,32.400,36.200,7.400,20.000,27.400,5.000,-
8.300,26.000,34.300,1.900,-
Zoals in de jaarverslagen is gemeld was 2006 het aanloop jaar van de rekenkamercommissies en is toen nog weinig uitgegeven aan onderzoek. In het jaar 2007 zijn de commissies op “stoom”gekomen. Uit dit overzicht blijkt dat het budget van Heerenveen voorshands toereikend is. Voor de gemeenten Lemsterland en Skarsterlân geldt dat het noodzakelijk was om de budgetten van 2007 en 2008 aangevuld moest worden met het batig saldo van het voorgaande jaar.
1