Westermeerwind B.V. Inhoudsopgave aanvraag bouwvergunning gemeente Lemsterland
1. Aanvraagformulier 2. Bijlage 1 Toelichting op de aanvraag 3. Bijlage 2A Overzichtstekening (tekeningnummer 19D) Bijlage 2B Situatietekening turbine (tekeningnummer 9D) 4. Bijlage 3A Voor en zijaanzicht windturbine (tekeningnummer 7D) Bijlage 3B Detailtekening gondel 5. Bijlage 4A Tekening fundatie 6. Bijlage 4B Tekening platform fundatie 7. Bijlage 5 Machtiging ondertekening vergunningen 8. Bijlage 6 Archeologisch onderzoek RAAP 9. Bijlage 7 Foto’s omgeving 10. Bijlage 8 Veiligheidscertificaat SWT 3.6 11. Bijlage 9 bewijs aanvraag milieuvergunning 11. Bijlage 10 Kaart windparken Noordoostpolder (tekeningnummer 1F)
Gemeente Lemsterland T.a.v. College van B&W Postbus 2 8530 AA LEMMER
20 oktober 2009
Ons kenmerk: 20091020/BU/BV Betreft: aanvraag om bouwvergunning voor het bouwen van 6 windturbines.
Geachte college, Al enkele jaren lopen de voorbereidingen voor het Windpark Westermeerwind voor de kust van de Noordermeerdijk in de gemeente Lemsterland, provincie Fryslân. In overleg met u als bevoegd gezag is gewerkt aan de formele aanvragen en deze zijn inmiddels gereed. Bij deze brief ontvangt u onze aanvraag om een bouwvergunning met bijbehorende bijlagen. Per 1 maart 2009 zijn artikel 9b, c en d van de Elektriciteitswet 1998 (Staatsblad 2008, 416) en het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten (Staatsblad 2009, 73) in werking getreden. Daardoor zijn artikel 3.28 en artikel 3.35, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing op de besluitvorming voor windparken in de Noordoostpolder. De Minister van Economische Zaken is de aangewezen minister, in de zin van artikel 3.35 Wro, die daarbij de coördinatie van de besluitvorming op zich neemt. Bureau Energieprojecten coördineert de besluitvorming en heeft ons gevraagd u het volgende te verzoeken: 1.
Ingevolge de coördinatieregeling dient u een kopie van onderhavige aanvraag te verzenden naar: SenterNovem Bureau Energieprojecten Postbus 93144 2509 AC Den Haag
2. 3.
In reactie op deze kopie van de aanvraag zal de Minister van Economische Zaken u per brief melden wanneer van u verwacht wordt een (ontwerp)-besluit gereed te hebben Het ontwerp-besluit en later ook het besluit stuurt u aan Minister van Economische Zaken (en niet aan de initiatiefnemer)
Indien u vragen heeft over de inhoud of procedure van de coördinatieregeling kunt u contact opnemen met Cynthia Mors van Bureau Energieprojecten. Zij is bereikbaar op 070 3796853 of
[email protected] Indien u vragen heeft over deze brief of de aanvraag kunt u contact opnemen met ondergetekende of met de projectcoördinator van de Koepel Windenergie Noordoostpolder de heer Rijntalder. De heer Rijntalder is aangewezen als contactpersoon voor de overheden in het kader van de verschillende procedures ten behoeve
{
"
('
van de ontwikkeling van de vier windparken in de Noordoostpolder. De contactgegevens zijn opgenomen in de aanvraag. Wij zien uw besluit tegemoet.
vrom 01072009/9150
Gegevens gemeente Dossiernummer
Datum ontvangst
Aanvraag ingediend
4
in
Indienen bij dienst of afdeling
voud
Bouw- en woningtoezicht
Verzendadres
Gemeente Lemsterland Postbus 2 8530 AA Lemmer
[email protected]
Aanvraag bouwvergunning 1 Vraagt u de vergunning
>
aan namens een rechtspersoon (bedrijf, instelling,
Gegevens aanvrager (vergunninghouder)
1a Naam en voorletters
P.J.M. Meulendijks
1b Rechtspersoon
Westermeerwind B.V.
•
Man
•
Duit 15 1c Correspondentieadres in Nederland, bij voorkeur geen postbusnummer
vereniging e.d.)? Vul dan bij 1b de naam van de rechtspersoon in en bij 1a de naam van degene die vertegenwoordigingsbevoegd is. Bij een particuliere aan-
8305 BB Emmeloord
1e Telefoon overdag
0527-616167
•
1f
0527-615468
•
1g E-mailadres
vraag hoeft u 1b dus niet in te vullen
•
1d Postcode en plaats
Faxnummer
1h Bent u
•
[email protected] eigenaar
•
huurder
anders, namelijk 2 Indien deze aanvraag betrekking heeft op een bouwvergunning tweede fase: vul hier de gegevens in van de gemachtigde, ook al is dit dezelfde gemachtigde als bij de aanvraag om bouwvergunning eerste fase
Zie de toelichting
>
Vrouw
•
Machtiging
2a Laat u de aanvraag voor de bouwvergunning door een gemachtigde verzorgen? Nee, ga naar 3 Ja, vul dan hier de gegevens van de gemachtigde in
>
2b Naam en voorletters
J.F.W. Rijntalder
2c Functie
Directeur
•
2d Correspondentieadres in Nederland
Postbus 579
•
2e Postcode en plaats
7550 AN Hengelo
•
2f
06-22239487
•
2g Faxnummer
nvt
•
2h E-mailadres
[email protected]
Telefoon overdag
3
Kosten
3
Aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW)
•
Man
Vrouw
•
€ zie bijlage 1
•
1
4
>
Lees in de toelichting
Uw bouwvergunning
4a Welke bouwvergunning vraagt u aan?
welke bouwvergunning
Lichte bouwvergunning
u nodig heeft.
Reguliere bouwvergunning
In bijlage 1 ziet u welke documenten u moet
Reguliere bouwvergunning fase 1
meesturen
Reguliere bouwvergunning fase 2
>
U heeft uw eerdere bouwplannen bijvoorbeeld gewijzigd
k datum afgifte bouwvergunning fase 1
•
k (registratie)nummer bouwvergunning fase 1
•
4b Heeft u voor deze bouwwerkzaamheden al eerder een bouwvergunning aangevraagd? Ja, ga naar 4c
Nee, ga naar 5
4c Op welke datum is de eerdere bouwvergunning verleend/geweigerd?
•
4d Wat is het (registratie)nummer van de eerdere aanvraag om bouwvergunning? 5
Lokale en kadastrale aanduiding van het bouwwerk/perceel en eigendomssituatie
zie bijlage 1
•
zie bijlage 1
•
Gemeente
zie bijlage 1
•
Sectie en nummer
zie bijlage 1
5a Straat en huisnummer Kijk voor deze informatie in de koopakte van het pand of het perceel of neem contact op met het kadaster Het gaat om de situatie op het moment dat u de bouwvergunning aanvraagt
Postcode en plaats
>
>
•
5b Kadastrale aanduiding
•
•
5c Eigendomssituatie perceel/kavel Eigen grond 6
Erfpacht
Huur
De bouwwerkzaamheden
6a Geef een korte omschrijving van het bouwplan Het gaat om het
geheel
k van
gedeeltelijk
k
plaatsen vernieuwen veranderen oprichten vergroten
6 windturbines
•
Ruimte voor toelichting:
zie bijlage 1
Seizoensgebonden bouwwerk als bedoeld in art. 45, 6e lid, van de Woningwet. Bijvoorbeeld een strandpaviljoen. Zie ook de toelichting
>
6b Gaat het om een seizoensgebonden bouwwerk? Nee Ja k Gedurende welke periode van het jaar is het bouwwerk aanwezig?
k Wat is de beoogde instandhoudingstermijn
van
•
t/m
•
•
jaar
•
jaar
van het seizoensgebonden bouwwerk? Tijdelijk bouwwerk zoals bedoeld in art. 45, 1e lid, van de Woningwet. Bijvoorbeeld noodlokalen voor scholen en tijdelijke woonruimte. Zie ook de toelichting
>
6c Gaat het om een tijdelijk bouwwerk? Nee Ja k Wat is de beoogde instandhoudingstermijn van het bouwwerk?
2
Gebruik wil zeggen: het daadwerkelijke gebruik van het bouwwerk. Zie de toelichting Gaat het om wonen? Dan is de bezettingsgraadklasse niet van toepassing en vult u de GO en VO in onder ‘B1’. Zie ook de toelichting bij Bezettingsgraadklasse
7
>
>
Gebruik van het bouwwerk
7a Wat is het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende terreinen?
IJsselmeer
•
7b Wat is het gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende terreinen na uitvoering van de werkzaamheden?
Windturbinepark
•
7c Geef in de onderstaande tabel per gebruiksfunctie de gebruiksoppervlakte (GO) en de vloeroppervlakte van het verblijfsgebied (VO) in m2 aan.
Bezettingsgraadklasse B1 Gebruiksfunctie
B2
GO (m2)
VO (m2)
GO (m2)
B3 VO (m2)
GO (m2)
B4 VO (m2)
GO (m2)
B5 VO (m2)
GO (m2)
VO (m2)
n.v.t.
Wonen Bijeenkomst Cel Gezondheidszorg
Industrie Kantoor Logies Onderwijs Sport Winkel Overige gebruiksfuncties
De vragen 7d en 7e
>
7d Voor hoeveel woningen/wooneenheden vraagt u de bouwvergunning aan?
alleen invullen als er sprake is van woningen of wooneenheden
Aantal huurwoningen
•
Aantal huurwooneenheden
•
Aantal koopwoningen
•
Aantal koopwooneenheden
•
7e Bent u na voltooiing van de werkzaamheden bewoner van het bouwwerk? Ja Nee 8 8a en 8b ook met ‘Ja’ beantwoorden bij oprichten van een bouwwerk (nieuwbouw)
>
Afmetingen van het bouwwerk
8a Verandert de onbebouwde oppervlakte van het terrein door de bouwwerkzaamheden? Ja k Bebouwde oppervlakte voor uitvoering van de werkzaamheden k Bebouwde oppervlakte na uitvoering van de werkzaamheden
0
m2
87
m2
Nee 8b Verandert de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden? Ja k Bruto vloeroppervlakte voor uitvoering van de werkzaamheden k Bruto vloeroppervlakte na uitvoering van de werkzaamheden
0
m2
nvt
m2
0
m3
nvt
m3
Nee 8c Verandert de bruto inhoud van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden? Ja k Bruto inhoud voor uitvoering van de werkzaamheden k Bruto inhoud na uitvoering van de werkzaamheden
Nee
3
9 Heeft het bouwwerk
>
Materiaal en kleurgebruik
9a Vul in het onderstaande schema de gegevens in over materiaal en kleurgebruik
andere bijzondere onderdelen of materialen of
Onderdeel
gaat het om een bouwwerk dat geen gebouw is? Vul dan de gegevens in
Materiaal
Kleur
Gevels · Plint gebouw
op de lege regels in het schema.
· Gevelbekleding
Meer ruimte nodig?
· Borstweringen
Stuur een bijlage mee
· Voegwerk Kozijnen · Ramen · Deuren · Luiken Balkonhekken Dakgoten en boeidelen Dakbedekking
zie bijlage 1 Informeer bij uw
>
gemeente of dit mogelijk
9b Wilt u het bouwplan mondeling toelichten voor de welstandscommissie/stadsbouwmeester? Ja
is
zie bijlage 1
Nee
10 Overige vergunningen Informeer bij de gemeente of u nog andere vergunningen nodig heeft
>
10 Heeft u voor de bouwwerkzaamheden ook de volgende vergunningen nodig? Nee
Ja, kruis aan om welke vergunningen het gaat en stuur een kopie van de vergunning of een bewijs van de aanvraag mee k Monumentenvergunning Vergunning Kernenergiewet Milieuvergunning Vergunning Wet toelating zorginstellingen Sloopvergunning
4
De gegevens die u invult bij vraag 11 tjm 13 worden niet gepubliceerd. Kruis aan wat van
>
(('>i:~:Pv:~~;~~:' toelichting
~w.~~~n 'en"zOrg' E~
.
Vraagt u een bouwvergunning aan voor woningen of wooneenheden? I&J Nee Ga verder met 12 Ja Om welk soort woningen gaat het? o Individueel wonen 0 Zelfstandige woning
o
o o ~!.~
o o o o
Geclusterde woningen i.v.m, zorg
Grondgebonden In woongebouw Grondgebonden In woongebouw
Groepswoning
Welke zorgvoorziening is aanwezig in de woningen/wooneenheden?
o o o o
Geen zorg/n,v.t. Zorg op afspraak (thuiszorg) Zorg op afroep (zorgpost in de buurt, via intercom) 24-uurs zorg (zorgverleners in huis)
2!giJI~n~t~~et1i,~g';
..
Hierbij verklaar ik dat ik het formulier en de bijlagen naar waarheid heb Ingevuld en dat het gehele bouwwerk zal voldoen aan de eisen zoals die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003.
12a Aanvrager
Zie de toelichting Als een gemachtigde is aangewezen, moeten zowel de aanvrager als de gemachtigde dit formulier ondertekenen Zie de
((
toel~chtlng y
> >
12b
y
L?g. ?~.~?.~.~~. ?..9.g~. . . . . . .:.
Datum
::~:~~:::~cge~::::rer
: ...... ,...:.........:....::.:.:....::..
/.
12c Gemachtigde Datum
/Î
..
/
//
~.....:...::..=:. : . . . . :.:. :.,.:. . :. .: .:.:' . . :. . :. .:. /'
V
/)
/
,.//
,./
2L;::::::e:~:g:::i~:'::epe"oo"'g.g~î;z:<ê·········· >
Als een gemachtigde is > aangewezen, moeten zowel de aanvrager als de gemachtigde dit formulier ondertekenen
...-........ .,
13a Geeft u toestemming om uw antwoorden op de vrag~n?t/m 3 te publiceren?
13b :n~:ekoning ~n~,::" l?~
Handtellening gemachtigde
---:.;'I~rflgsturè.nvande.a~n\lra~~ <, " .
~b~~.. ..... ' '1/ . .::·.".'.2 .·./·., . ,.·.: ,'.·,:.·., .,·. :. ,~ <. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .:.
.',hf'L .
7. .:·.·.·.·.,..é,...
~,>
Stuur de aanvraag inclusief de bijlagen naar het adres dat rechtsboven op de voorzijde van het formulier staat vermeld, Als er geen adres op het formulier staat vermeld, informeer dan bij uw gemeente naar het juiste adres. Controleer of u alle bijlagen heeft bijgevoegd,
5
Bijlage 1
Checklist
Aanvraag bouwvergunning
bijgevoegd
Kruis hieronder aan welke gegevens en bescheiden u bijvoegt bij de aanvraag en stuur deze lijst mee met de aanvraag. Uit alle gegevens en bescheiden moet blijken wie ze heeft opgesteld, bijvoorbeeld een architect of een adviseur. Voorzie de gegevens en bescheiden van het corresponderende nummer uit de linkerkolom. In de tabel is aangegeven welke gegevens en bescheiden van toepassing kunnen zijn bij een lichte bouwvergunning of bij een eerste fase of een tweede fase van een reguliere bouwGegevens en bescheiden vergunning. Vraagt u de reguliere Reguliere bouwvergunning fase 2 vergunning in één keer aan? Dan zijn de gegevens en bescheiden van zowel Reguliere bouwvergunning fase 1 fase 1 als fase 2 van toepassing. Lichte bouwvergunning Op basis van de gegevens die u meestuurt, moet de gemeente kunnen beoordelen of uw bouwwerk voldoet aan de eisen. Deze eisen zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003, het Gebruiksbesluit, de Woningwet, het ruimtelijke kader (o.a. het bestemmingsplan), de gemeentelijke welstandsnota en de gemeentelijke bouwverordening. Stuur alle gegevens en bescheiden die van toepassing zijn op uw aanvraag mee met het aanvraagformulier.
Meer informatie over de indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning vindt u via www.vrom.nl/bouwregelgeving onder ‘Wetten en regels’ (Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning).
De met een * gemarkeerde gegevens en bescheiden hoeft u niet direct met de aanvraag mee te sturen. Uw gemeente zal u informeren of en welke gegevens nodig zijn.
01
Kwaliteitsverklaringen, gelijkwaardigheidsverklaringen e.d.
ja
ja
02
Overzichtslijst / verklaring digitaal ingediende gegevens en bescheiden
ja
ja
ja
03
Plattegronden en doorsnedetekeningen
ja
ja
ja
04
Aanduiding bestemmingen
ja
ja
05
Afmetingen perceel en situering
ja
ja
06
Hoogte bouwwerk t.o.v. straatpeil en aantal bouwlagen
ja
ja
07
Inrichting parkeervoorzieningen
ja
ja
08
Indieningsvereisten Agrarische Adviescommissie
*
*
09
Overige indieningsvereisten in verband met toetsing aan planologische *
10
Indieningsvereisten exploitatieplan
* *
11
Indieningsvereisten in verband met afwijkingsmogelijkheden van de Wet ruimtelijke ordening
*
*
12
Rapport archeologisch bodemonderzoek
*
*
13
Advies van de Commissie tunnelveiligheid
*
*
14
Toestemming artikel 14 EU-richtlijn nr. 2004/54/EG (veiligheid wegtunnels)
*
15
Geveltekeningen en belendende bebouwing
* ja
ja
16
Detailtekeningen gezichtsbepalende bouwdelen
ja
ja
17
Foto's bestaande situatie en omliggende bebouwing
ja
ja
18
Belastingen en belastingcombinaties constructie
ja
ja
19
De uiterste grenstoestand van de bouwconstructie
ja
ja
20
Gegevens en bescheiden Wet Bibob
21
EPC-berekening thermische eigenschappen en luchtdoorlatendheid
* ja
22
Geluidwering uitwendige scheidingsconstructie en geluidabsorptie
ja
23
Daglichttoetreding
ja
24
Ventilatievoorzieningen, verbrandingsgassen en verbrandingslucht
ja
25
Brandveiligheid en rookproductie
ja
26
Brand- en rookcompartimentering
ja
27
Vluchtroutes en brandveiligheidsvoorzieningen
ja
28
Noodstroomvoorziening en –verlichting
ja
29
Wateropname materialen vloer, wand en plafonds in sanitaire ruimten
ja
30
Lucht- en waterdichtheid en vochtwerende voorzieningen
ja
31
Riolering en hemelwaterafvoeren
ja
32
Gas-, elektra- en waterleiding, inclusief aansluitpunten
ja
33
Drinkwater- en warmwatervoorzieningen
ja
34
Inbraakwerendheid
ja
35
Weren van ratten en muizen
ja
36
Gebruiksfunctie en afmetingen van ruimten
ja
37
Opslagplaats afvalstoffen
ja
38
Opslagplaats gevaarlijke stoffen
ja
39
Stallingsruimte voor fietsen
ja
40
Integrale toegankelijkheid en toegankelijkheid van ruimten
ja
41
Trappen, hellingbanen en vloerafscheidingen
ja
42
Opstelplaats aanrecht, kook-/stooktoestel en warmwatervoorziening
ja
43
Aanduiding bad- en toiletruimte, meterruimte, liften en liftschachten
ja
44
Hoogteligging vloeren t.o.v. het aansluitende terrein
ja
45
Draairichting draaiende delen
ja
46
Bouwveiligheidsplan en toegankelijkheid bouwplaats
ja
47
Brandveiligheidinstallaties
ja
48
Bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen van brandweervoertuigen
ja
49
Rapportage bodemgesteldheid
ja
50
Indieningsvereisten experimentele bouw
voorschriften krachtens de Wet ruimtelijke ordening
*
ja
*
6
Bijlage 1 Aanvraag bouwvergunning
Zoals toegelicht in artikel 1.5 van bijlage 1 van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning, mag u eventueel later aanleveren: - de gegevens betreffende detailberekeningen en -tekeningen van de constructie (tabelnummers 18 en 19) en de installaties (24, 28, 31, 32 en 33), voor zover ze niet de hoofdlijn betreffen; - een deel van de overige gegevens, als de burgemeester en wethouders hiertoe toestemming verlenen. U moet de eventueel later aan te leveren gegevens uiterlijk drie weken voor aanvang van de desbetreffende werkzaamheden ter goedkeuring aan de gemeente voorleggen. Bedenk dat de afhandeling van uw aanvraag door later aanleveren vertraging kan oplopen, als blijkt dat u de gegevens toch meteen had moeten meesturen. Weet u niet zeker of u bepaalde gegevens later mag aanleveren, neem dan altijd eerst contact op met de gemeente. Vul hieronder in welke gegevens en bescheiden u later aanlevert. Noem het nummer uit de tabel en licht toe welke gegevens het betreft en waarom u ze later aanlevert
1
Bijlagenummer(s)
Reden voor later aanleveren
2
Bijlagenummer(s)
18
•
19
•
41
•
46
•
49
•
•
•
zie bijlage 1
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Reden voor later aanleveren
3
Bijlagenummer(s)
Reden voor later aanleveren
4
Bijlagenummer(s)
Reden voor later aanleveren
5
Bijlagenummer(s)
Reden voor later aanleveren
6
Bijlagenummer(s)
Reden voor later aanleveren
7
Bijlage 2
Documenten elektronisch aanleveren
Aanvraag bouwvergunning
Wilt u documenten bij uw aanvraag elektronisch aanleveren? Vul dan deze bijlage in. Het elektronisch aanleveren van gegevens en bescheiden is alleen mogelijk als de gemeente hiermee akkoord gaat. Vraag dit na bij uw gemeente. Stuur de bijlage mee met het aanvraagformulier. Voor de bestanden die u aanlevert, gelden de volgende voorwaarden: - Algemene gegevens, rapportages en berekeningen levert u aan in PDF-, HTML- of een ander gelijkwaardig formaat. - Tekeningen levert u aan in DXF-, TSA-, CCD- of een ander gelijkwaardig formaat. - Als de tekeningen niet los zijn te zien van de berekeningen, levert u de gegevens aan in TSA-, CCD- of een ander gelijkwaardig formaat. U kunt alleen gecomprimeerde bestanden meesturen als het om self-extracting bestanden gaat en als u de bestanden per e-mail aanlevert. Aanlevering bestanden Geef in het onderstaande schema aan hoe u de gegevens aanlevert. Nummer Bestandsnaam
Beschrijving
Type bestand/
Datum
Grootte
inhoud
applicatie
bestand
bestand in Kb
Hoe levert u de bestanden aan? CD-rom Diskette E-mail, ter attentie van
•
8
Toelichting aanvraag bouwvergunning Heeft u een bouwvergunning nodig?
Als u bouwwerkzaamheden wilt gaan uitvoeren, heeft u in principe een bouwvergunning nodig. Dit geldt niet voor kleine, onopvallende bouwwerken (zie ook www.vrom.nl/bouwvergunningen_online). Voor welke bouwwerken u geen vergunning nodig heeft, staat precies in de Woningwet en het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken omschreven. Neem in geval van twijfel contact op met uw gemeente voordat u met bouwen begint en informeer of u een bouwvergunning nodig heeft. Op www.vrom.nl/bouwregelgeving vindt u algemene informatie over het verrichten van bouwvergunningsvrije en bouwvergunningplichtige bouwwerkzaamheden. De procedure
Uw aanvraag Als u niet alle vereiste tekeningen, berekeningen en overige gegevens heeft kunnen meesturen met uw aanvraag, krijgt u de gelegenheid om deze binnen een door de gemeente gestelde termijn na de aanvraag alsnog aan te leveren. Als u de ontbrekende gegevens niet binnen die termijn kunt aanleveren, kunnen burgemeester en wethouders beslissen uw aanvraag niet in behandeling te nemen. U als aanvrager bent ervoor verantwoordelijk dat de samenhang tussen de verschillende gegevens blijkt uit de aangeleverde gegevens en bescheiden. Wanneer u daarvoor een deskundige heeft ingeschakeld (bijvoorbeeld een hoofdconstructeur), is het aan te bevelen dat u zijn gegevens aan de gemeente doorgeeft. Op www.vrom.nl/bouwregelgeving vindt u bij 'publicaties' een extra toelichting op uw verantwoordelijkheden als aanvrager/vergunninghouder. Beslissing op uw aanvraag Als u een reguliere bouwvergunning heeft aangevraagd, ontvangt u binnen twaalf weken een beslissing op uw aanvraag. Bij een lichte bouwvergunning is dat zes weken. Bij een reguliere bouwvergunning in fasen ontvangt u een beslissing per fase. Voor iedere fase geldt een beslistermijn van zes weken. Als u binnen de termijn die voor uw bouwvergunning geldt geen beslissing ontvangt, kunt u ervan uitgaan dat aan u een bouwvergunning is verleend. Op deze regel gelden de volgende uitzonderingen: – Als u bij uw aanvraag nog niet alle vereiste stukken heeft meegezonden en u krijgt de gelegenheid deze stukken alsnog aan te leveren, wordt de beslistermijn tijdelijk onderbroken. – Als uw bouwplannen in strijd zijn met het bestemmingsplan of een ander voorschrift op grond van de Wet ruimtelijke ordening, geldt een andere beslistermijn. Uw gemeente kan u daarover meer informatie geven. Dit geldt onder meer ook als u voor de bouwwerkzaamheden een milieuvergunning of een monumentenvergunning nodig heeft of als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging. – Bij een aanvraag om reguliere bouwvergunning kan de gemeente de beslistermijn éénmalig met zes weken verlengen. U ontvangt in dat geval hierover bericht van de gemeente. Vraag altijd eerst bij de gemeente na of één van de hierboven genoemde uitzonderingen van toepassing is voordat u start met de bouw. Bezwaar tegen de beslissing Als u het niet eens bent met de beslissing op uw aanvraag, kunt u daartegen bezwaar maken bij burgemeester en wethouders. Dit kan binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd of uitgereikt. Het verlenen van een bouwvergunning wordt over het algemeen gepubliceerd in een lokale krant. Zo kunnen andere belanghebbenden ook bezwaar maken tegen de beslissing, bijvoorbeeld omwonenden die het niet eens zijn met uw bouwplannen. Als uw aanvraag alsnog wordt afgewezen, mag u de bouwwerkzaamheden niet uitvoeren. U kunt zelf het beste inschatten of u wacht met de start van de bouwwerkzaamheden tot de bezwaartermijn is verstreken. Als u direct start met de werkzaamheden, is het risico voor u. Als na voltooiing van het bouwwerk blijkt dat de vergunning ten onrechte is verleend, kunt u gedwongen worden het bouwwerk af te breken.
9
Toelichting Aanvraag bouwvergunning
Toelichting bij de vragen
Waar in het aanvraagformulier ‘u’ staat, wordt de aanvrager of de vertegenwoordigingsbevoegde bedoeld, dus niet de gemachtigde. 1
Gegevens van de aanvrager
Als u de bouwvergunning aanvraagt namens een rechtspersoon, bijvoorbeeld Vereniging van Eigenaren, bedrijf of school, vul dan bij vraag 1b de naam van de rechtspersoon in. Bij vraag 1a vult u in wie vertegenwoordigingsbevoegd is de aanvraag in te dienen namens de rechtspersoon, bijvoorbeeld een directeur of de voorzitter van de Vereniging van Eigenaren. De bouwvergunning wordt op naam van de aanvrager verleend. Als u de aanvraag door een gemachtigde laat verzorgen, vul dan bij vraag 1 uw eigen naam in en niet de naam van uw gemachtigde. Die vult u in bij vraag 2. 1h Bent u eigenaar, huurder, anders.... Vul hier in of u eigenaar of huurder van het bouwwerk bent, waarvoor u de aanvraag indient. Bij ‘anders’ vult u bijvoorbeeld in ‘projectontwikkelaar’, ‘bestuurslid VvE’ of ‘lid schoolbestuur’. 3
Kosten
Bij de bouwkosten horen alle kosten die betrekking hebben op de bouw, behalve: – grondkosten (verwervingskosten van het terrein, kosten voor infrastructurele voorzieningen en kosten voor bouwrijp maken); – inrichtingskosten (bedrijfsinstallaties en -apparatuur); – honoraria voor architecten en adviseurs; – kosten voor grondonderzoek; – verzekeringspremies; – omzetbelasting en andere heffingen. Als de bouwkosten (nog) niet bekend zijn, moet u een raming van de kosten invullen, bijvoorbeeld op basis van een offerte. 4
Uw bouwvergunning
Welke bouwvergunning u nodig heeft, bepaalt u met de informatie op www.vrom.nl/bouwregelgeving. U kunt ook contact opnemen met uw gemeente. Lichte bouwvergunning De lichte bouwvergunning geldt met name voor kleine bouwwerken die bijvoorbeeld door de afmetingen of de plaats niet bouwvergunningsvrij zijn, zoals een dakkapel aan de voorkant van de woning. De bouwplannen worden getoetst aan het ruimtelijke kader (o.a. het bestemmingsplan), de gemeentelijke bouwverordening en de welstandseisen. De gemeente beoordeelt de bouwplannen ook op de constructieve veiligheid. Reguliere bouwvergunning Voor alle overige bouwwerken geldt de reguliere bouwvergunning. De gemeente toetst de bouwplannen aan het ruimtelijke kader (o.a. het bestemmingsplan), de gemeentelijke bouwverordening en de welstandseisen. Daarnaast toetst de gemeente de bouwplannen aan alle technische eisen van het Bouwbesluit 2003 en op eventuele bodemverontreiniging. U kunt de reguliere bouwvergunning desgewenst in twee fasen aanvragen. In de eerste fase wordt beoordeeld of de bouwplannen voldoen aan de ruimtelijke randvoorwaarden, zoals het bestemmingsplan of de Monumentenwet. In de tweede fase worden de bouwplannen getoetst aan de technische eisen van het Bouwbesluit 2003 en het Gebruiksbesluit.
10
Toelichting Aanvraag bouwvergunning
6
De bouwwerkzaamheden
6a Beschrijf kort uw bouwplannen. Vul eerst in om wat voor soort bouwwerk het gaat en licht dan uw bouwplannen kort toe onder ‘Ruimte voor toelichting’. Als het gaat om meerdere bouwwerken (bijvoorbeeld twee dakkapellen of een aanbouw en een carport), geeft u dit aan in de toelichting. Vermeld in de toelichting ook de locatie van de bouwwerken (bijvoorbeeld ‘aanbouw aan de achterzijde van de woning’ of ‘dakkapel op het achterdak van de huisnummers 2 en 4’). 6b Voorbeelden van seizoensgebonden bouwwerken zijn strandpaviljoens, kassen, etc. Voor dit type bouwwerken kan worden volstaan met een éénmalige bouwvergunning waarin is aangegeven in welke periode het bouwwerk mag worden opgericht en tot wanneer de vergunning geldig is. Geef voor een seizoensgebonden bouwwerk aan in welke periode van het jaar het bouwwerk op de betreffende plaats aanwezig zal zijn (bijvoorbeeld: van april tot en met september). Vul bij de tweede vraag het aantal jaren in dat u het bouwwerk wilt laten staan. 6c Voorbeelden van een tijdelijk bouwwerk zijn een woonkeet, een bouwwerk dat in een tijdelijke behoefte voorziet (geen woning) en gebouwen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de voorschriften in het ruimtelijk kader. De instandhoudingstermijn wil zeggen: de termijn in jaren dat het bouwwerk op die plek zal blijven staan. 7
Gebruik van het bouwwerk
7a en b Huidig en toekomstig gebruik Uw bouwplan wordt onder meer getoetst aan het ruimtelijk kader (o.a. het bestemmingsplan). Geef daarom bij de vragen 7a en 7b aan wat het huidige en het toekomstige gebruik is. Maak hierbij gebruik van de bestemmingen zoals die zijn vastgelegd in het ruimtelijke kader. U kunt dit navragen bij de gemeente. Bij nieuwbouw gaat het bij vraag 7a alleen om het gebruik van de grond (de terreinen). Bij het beantwoorden van vraag 7a en 7b kunt u gebruikmaken van de termen zoals die staan vermeld in de tabel bij vraag 7c. 7c Gebruiksfunctie De bestemming van bouwwerk of ruimte bepaalt de gebruiksfunctie. Een gebruiksfunctie bestaat uit een aantal ruimtes met dezelfde bestemming. Soms deelt een gebruiksfunctie ruimtes of voorzieningen met andere gebruiksfuncties. Zo is het gezamenlijke trappenhuis van een woning boven een winkel een gemeenschappelijke ruimte bij twee verschillende gebruiksfuncties, namelijk ‘wonen’ en ‘winkel’. De definities van de gebruiksfuncties zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2003 (zie www.vrom.nl/bouwbesluit_online). Om de gebruiksoppervlakte te berekenen, neemt u de oppervlakte van de gebruiksfunctie. Hierbij telt u op het deel van de oppervlakte van de gemeenschappelijke ruimte dat naar verhouding hoort bij de gebruiksfunctie. De manier waarop u de gebruiksoppervlakte kunt berekenen, is vastgelegd in normblad NEN 2580. In te tabel is de functie “bouwwerken geen gebouw zijnde” niet meegenomen omdat hierbij geen sprake is van gebruiksoppervlakte of verblijfsoppervlakte. Bezettingsgraadklasse Aan de hand van de bezettingsgraadklasse kan worden bepaald of het bouwwerk voldoet aan onder andere de brandveiligheidsvoorschriften. Bij de bezettingsgraadklasse gaat het om het aantal personen per m2 vloeroppervlakte. De juiste bezettingsgraadklasse vindt u in de tabel op de volgende pagina. Vul de bezettingsgraadklasse in op het formulier. Bij een bezettingsgraad lager dan de ondergrens van klasse B1 (dus minder dan 0,8 respectievelijk 0,5 m2 per persoon) moet gelijkwaardigheid worden aangetoond. Zie het Bouwbesluit 2003 voor een nadere toelichting.
11
Toelichting Aanvraag bouwvergunning
Bezettingsgraadklasse
B1 B2 B3 B4 B5
Bezettingsgraad Gebruiksoppervlakte per persoon
Vloeroppervlakte aan verblijfsgebied per persoon
Meer dan 0,8 m2 maar niet meer dan 2 m2 Meer dan 2 m2 maar niet meer dan 5 m2 Meer dan 5 m2 maar niet meer dan 12 m2 Meer dan 12 m2 maar niet meer dan 30 m2 Meer dan 30 m2
Meer dan 0,5m2 maar niet meer dan 1,3 m2 Meer dan 1,3 m2 maar niet meer dan 3,3 m2 Meer dan 3,3 m2 maar niet meer dan 8 m2 Meer dan 8 m2 maar niet meer dan 20 m2 Meer dan 20 m2
7d en e Woningen, wooneenheden U hoeft 7d en 7e alleen te beantwoorden als uw aanvraag betrekking heeft op woningen (of woongebouwen) en wooneenheden. De gegevens worden (door het CBS) gebruikt voor het bijhouden van statistieken over veranderingen in de woningvoorraad en het particulier opdrachtgeverschap. Wooneenheden zijn woningen die geen eigen keuken en/of sanitaire voorzieningen hebben, maar dit delen met andere woningen of wooneenheden. De volledige definitie van woningen en wooneenheden vindt u via www.cbs.nl. 8
Afmetingen van het bouwwerk
Bij het bepalen van de bruto afmetingen van het bouwwerk moet u meten aan de buitenkant. Ook de delen van een bouwwerk die de grond niet raken, tellen mee voor de berekening van de bebouwde oppervlakte, bijvoorbeeld luifels en dakoverstekken. Bij toetsing van het bouwplan aan het ruimtelijk kader geldt de manier van meten zoals die daarin is voorgeschreven. 10 Overige vergunningen
Informeer bij uw gemeente of u, naast de vergunningen zoals die staan vermeld bij vraag 10, aanvullende vergunningen nodig heeft voor de bouwwerkzaamheden die u wilt uitvoeren. Bijvoorbeeld een kapvergunning of een inritvergunning. 11 Wonen en zorg
11a Woningen/wooneenheden U hoeft vraag 11 alleen in te vullen als u een vergunning aanvraagt voor één of meerdere woningen of wooneenheden. Voor woningen waar bewoners zorg krijgen, gelden speciale brandveiligheidseisen. Het kan gaan om grondgebonden woningen (zoals eengezinswoningen) of woningen in een woongebouw (zoals portiekflats). De woningen hebben een eigen voordeur waarachter de bewoners individueel wonen (één- of meerpersoons huishouden), in een groep met een gezamenlijke huishouding wonen of meer mensen op kamers wonen (geen gezamenlijke huishouding). Individueel zelfstandig wonen
Hierbij gaat het om wonen in eengezinswoningen, flatwoningen en appartementen. Er gelden geen extra brandveiligheidseisen, ook al heeft een aantal mensen zorg nodig. Individueel geclusterd wonen
Hierbij gaat het om zelfstandige woningen (eigen voordeur), waarvan de bewoners zorg nodig hebben. De woningen staan vrij dicht bij elkaar en krijgen gezamenlijke zorg van een of meer zorgaanbieders. Er is sprake van een georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg. Voor de brandveiligheid wordt er een onderscheid gemaakt tussen: – een cluster grondgebonden woningen (zoals een groepje eengezinswoningen) waar de brandweer vanuit de straat of tuin direct bij of in de woning kan;
12
Toelichting Aanvraag bouwvergunning
–
een cluster woningen in een woongebouw (zoals een appartementencomplex) waar de vluchtroute én de route van de brandweer vaak langer en complexer zijn. Voor deze woningen gelden strengere brandveiligheidseisen. Er is sprake van grondgebonden clusterwoningen als vijf of meer aan elkaar grenzende woningen gebruikmaken van hetzelfde zorgsteunpunt. Er is sprake van clusterwoningen in een woongebouw als vijf of meer woningen in het gebouw zijn aangewezen op dezelfde verkeersruimte, bijvoorbeeld hetzelfde portiek of dezelfde galerij. Let op: er is geen sprake van clusterwoningen als de bewoners na verloop van tijd vanwege hun leeftijd zorg nodig hebben. Er is dan geen georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg. Groepswoning
Het gaat hierbij om een woning waarin vijf of meer personen met een vergelijkbare zorgindicatie en zorgvoorziening wonen die samen één huishouding voeren. Meestal hebben ze een eigen slaapkamer en delen ze de andere ruimtes (huiskamer, keuken, badkamer). Het verschil met kamerverhuur is dat de bewoners een gezamenlijke huishouding voeren en dat ze er wonen vanwege de zorg die ze er kunnen krijgen. Er is dus sprake van een georganiseerde koppeling tussen wonen en zorg. 11b Zorg in de woning Het gaat hierbij om professionele zorg (meestal vanuit de AWBZ of WMO). Het gaat niet om andere vormen van zorg, zoals mantelzorg. Geen zorg
De bewoners hebben geen zorg nodig of alleen maar incidenteel (bijvoorbeeld vanwege een gebroken been). De bewoners moeten zelf veiligheidsmaatregelen treffen, als ze dat willen. Zorg op afspraak
Een zorgverlener komt thuis op afspraak (thuiszorg). Er is in de woning geen specifieke voorziening ter ondersteuning van die zorg, zoals een spreek/luisterverbinding met een zorgcentrale of een zusterpost. Zorg op afroep
De bewoner roept de zorgverlener op wanneer hij zorg nodig heeft (hulp voor dagelijkse zaken zoals hulp bij toiletbezoek of aankleden). De woning heeft specifieke voorzieningen ter ondersteuning van die zorg. Meestal is dat een professioneel intercomsysteem. De zorgcentrale hoeft niet in de buurt van de woning te zijn. Meestal komt de zorg wel vanuit een nabijgelegen steunpunt, dat ook in contact staat met de zorgcentrale. 24-uurs zorg
De 24-uurs zorg komt het meest in de buurt van de zorg die er in een gezondheidszorggebouw wordt geboden. Het gaat om wonen in een zelfstandige woning, waar naast verschillende zorgvoorzieningen ook 24 uur per dag personeel aanwezig is. Dit personeel heeft ook de taak cliënten te helpen bij een calamiteit, zoals een brand. 12 Handtekening
Het Burgerservicenummer is gelijk aan uw sofinummer. Meer informatie vindt u op www.programmabsn.nl 13 Toestemming publiceren persoonsgegevens
Doel De gemeente maakt uw aanvraag bouwvergunning en de bijbehorende gegevens op twee manieren openbaar: 1. De gemeente publiceert uw aanvraag bouwvergunning op internet. 2. Belanghebbenden kunnen uw vergunning en de daarbij behorende stukken bij de gemeente inzien.
13
Toelichting Aanvraag bouwvergunning
De eerste wijze van openbaar maken wordt in dit formulier aangeduid met ‘publicatie’ en de tweede met ‘inzage’. Met publicatie en inzage voldoet de gemeente aan haar wettelijke verplichtingen, uit onder andere de Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid van bestuur en de Woningwet. Derden/belanghebbenden kunnen zo alle relevante informatie krijgen als ze eventueel een bezwaarschrift willen indienen. Maar publicatie en inzage kunnen er ook voor zorgen dat derden/belanghebbenden juist geen bezwaar gaan maken, omdat precies bekend is welk bouwplan er gerealiseerd gaat worden. Persoonsgegevens De vragen 1 t/m 3 gaan over persoonsgegevens. De gemeente heeft deze informatie nodig om uw aanvraag correct en efficiënt te kunnen afhandelen. Dit betekent echter wel dat de door u (of de door uw gemachtigde) ingevulde persoonsgegevens bij deze vragen zowel op papier als via internet in te zien zijn. Bij vraag 13 kunt u aangeven of u wel of geen toestemming geeft voor publicatie van de ingevulde persoonsgegevens bij de vragen 1 t/m 3. Als u geen toestemming geeft, publiceert de gemeente deze persoonsgegevens niet. Krijgt een belanghebbende inzage in uw aanvraag, dan krijgt hij vraag 1 t/m 3 wel te zien. Burgerservicenummer, handtekening en gegevens van derden De gemeente publiceert de bij de vragen 11 t/m 13 ingevulde persoonsgegevens niet. De toestemming bij vraag 13 geldt dus alleen voor publicatie van de persoonsgegevens bij de vragen 1 t/m 3. Toestemming intrekken Als u bij vraag 13 toestemming heeft gegeven voor publicatie van de persoonsgegevens bij de vragen 1 t/m 3, dan kunt u deze toestemming achteraf alsnog intrekken. U kunt hiervoor terecht bij uw gemeente. Bezwaar tegen publicatie van de overige gegevens of inzage in uw aanvraag Indien u bezwaar heeft tegen publicatie van de overige gegevens in of bij dit aanvraagformulier of tegen inzage in uw aanvraag, geef dit dan schriftelijk door aan uw gemeente. Geef aan wat de redenen van uw bezwaar zijn. De gemeente zal vervolgens het belang van openbaarheid afwegen tegen uw redenen van bezwaar en u van de uitkomst van deze afweging schriftelijk op de hoogte stellen.
14
Toelichting Aanvraag bouwvergunning
Bijlage 1: Checklist
Geef op de checklist aan welke gegevens en bescheiden u met de aanvraag meestuurt. De checklist is onderdeel van de aanvraag bouwvergunning. U moet die dan ook met het aanvraagformulier meesturen. Aanvraag reguliere bouwvergunning
Als u een (niet gefaseerde) reguliere bouwvergunning aanvraagt, moet u de gegevens en bescheiden voor zowel fase 1 als fase 2 meesturen. Kwaliteitsverklaringen en gelijkwaardigheidsverklaringen Met een kwaliteitsverklaring die is erkend door de minister, kunt u aantonen dat bepaald materiaal dat u gaat gebruiken of een onderdeel van uw bouwwerk voldoet aan de voorschriften uit het Bouwbesluit 2003. Voor woonwagens bestaat er een kwaliteitsverklaring die betrekking heeft op de gehele woonwagen. Als u een kwaliteitsverklaring kunt laten zien, is het niet meer nodig om de gebruikte materialen en onderdelen te laten toetsen aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2003. U bent dus niet verplicht om erkende kwaliteitsverklaringen aan te leveren. Maar het vereenvoudigt en versnelt wel de toetsing van uw bouwplannen. Indieningsvereisten afwijkingsmogelijkheden van de Wet ruimtelijke ordening Als uw bouwplannen in strijd zijn met het bestemmingsplan of andere voorschriften op basis van de Wet ruimtelijke ordening, is uw aanvraag om een bouwvergunning tegelijkertijd een verzoek om ontheffing van die voorschriften. De gemeente kan u meer informatie geven over de gegevens die u in dat geval moet aanleveren. Bijlage 2: Documenten elektronisch aanleveren
– DXF-bestanden (Drawing eXchange Format) zijn bestanden die zijn geschreven volgens AutoCad specificaties. – TSA (Tech Soft America) is een open platform voor het uitwisselen van data, met name gevisualiseerde ontwerpgegevens. – CCD-bestanden zijn database bestanden met een TXT extensie in MS-DOS. Het betreft door komma begrensde database bestanden, ASCII, met CR/LF (MS-DOS). Het is toegestaan om de gegevens en bescheiden in andere formats aan te leveren. Wij raden u dan wel aan eerst met de gemeente te overleggen.
15
Pondera Consult
708013 20 oktober 2009
Windpark Noordoostpolder Westermeerwind B.V. Bouwvergunning toelichting bij aanvraagformulier
Opdrachtgever
Koepel Windenergie Noordoostpolder
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) 20 oktober 2009
Pondera Consult
Duurzame oplossingen in energie, klimaat en milieu Postbus 579 7550 AN Hengelo Telefoon (074) 248 99 40
Documenttitel
Projectnaam
Aanvraag om een bouwvergunning op grond van de Woningwet voor de bouw van een lijnopstelling met windturbines in het IJsselmeer voor de kust van de Noordermeerdijk Windpark Noordoostpolder
Projectnummer
708013
Opdrachtgever
Koepel Windenergie Noordoostpolder
Gemachtigde
Namens:
Pondera Consult
Westermeerwind B.V.
Datum:
|…………… …………………………. ………………
Plaats:
|…………… …………………………. ………………
Naam:
|…………… …………………………. ………………
Handtekening: |…………… …………………………. ………………
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) | 20 oktober 2009
Pondera Consult
Inhoud 1
Toelichting op aanvraag
1
1.1 1.2
Algemeen Aanvraag
1 1
2
Gegevens bouwwerk
2
2.1 2.2 2.3 2.4
Locatie (vraag 5b) Nadere omschrijving bouwplan, aard bouwwerk (vraag 6a) Afmetingen van het bouwwerk Materiaal en kleurgebruik, vraag 9a
2 2 5 4
3
Overige vergunningen, vraag 10
4
4
Archeologisch onderzoek
5
5
Bescheiden en gegevens
6
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) | 20 oktober 2009
Pondera Consult
1
1
TOELICHTING OP AANVRAAG
1.1
Algemeen Westermeerwind B.V wil in het IJsselmeer, voor de kust van de Noordermeerdijk een windturbinepark realiseren bestaande uit 6 windturbines. Met dit windturbinepark wil de initiatiefnemer elektriciteit opwekken. Voor het realiseren van het windturbinepark met bijbehorende voorzieningen is een bouwvergunning vereist. Dit document is bijlage 1 bij het aanvraagformulier voor de aanvraag om een bouwvergunning.
1.2
Aanvraag Westermeerwind B.V. vraagt hierbij om een bouwvergunning op grond van de Woningwet voor het bouwen van een windturbinepark met bijbehorende voorzieningen. Voor de aanvraag is gebruik gemaakt van het aanvraagformulier bouwvergunning. Op een aantal plaatsen in het formulier wordt verwezen naar bijlage 1. Bijlage 1 betreft dit document. In deze bijlage zijn verwijzingen gemaakt naar de vragen uit het aanvraagformulier.
1.3
Aanneemsom (vraag 3) De aanneemsom van het gehele bouwwerk is op dit moment alleen in te schatten aangezien nog geen overeenkomst bestaat tussen de aanvrager en de fabrikant van de windturbines. Voor het bepalen van de aanneemsom is de Taxatiewijzer en kengetallen, deel 12 Windturbines van de VNG (1 januari 2008) gehanteerd. Uit dit document blijkt dat er een werktuigenvrijstelling van 46% wordt gehanteerd voor het bepalen van de waarde van een windturbine. Het ligt in de rede om bij de aanneemsom voor het bouwwerk ‘windturbine’ dezelfde vrijstelling te hanteren. Voor de windturbines is uitgegaan van een investering van € 2 miljoen/MW. Voor alle turbines, rekening houdend met de werktuigenvrijstelling, betekent dit dat de aanneemsom € 6,48 miljoen bedraagt.
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) 20 oktober 2009
Pondera Consult
2
2
GEGEVENS BOUWWERK
2.1
Locatie (vraag 5b) Het windturbinepark bestaat zoals aangegeven uit een drietal lijnopstellingen met in totaal 49 windturbines in het IJsselmeer en een transformatorstation op land. De lijnopstellingen bevinden zich, uitgaande van het hart van de turbine tot aan de dijk (kustwaterlijn) van het Waterschap Zuiderzeeland, op de volgende afstanden: Tabel 1 Ligging opstelling Opstelling Noordermeerdijk
Afstand tot de dijk (m) 907
De lijnopstellingen liggen tussen kilometerpalen 6,0 en 12,3 aan de Noordermeerdijk (inclusief de 7 turbines in de gemeente Noordoostpolder). Bijlage 2A, tekeningnummer 19D, is een plattegrond van het gehele bouwwerk. Op een kadastrale ondergrond is de locatie van de windturbines aangegeven. In bijlage 2B, tekeningnummer 9D, is een situatietekening van een windturbine opgenomen welke voor alle turbines gelijk is. De coördinaten van de windturbines zijn in bijlage 2A weergegeven. In de tekeningen is de ligging van de kabels indicatief weergegeven. De exacte locatie en dimensionering van deze voorziening wordt op een later tijdstip bepaald. De turbines in de lijn parallel aan de Noordermeerdijk in de gemeente Noordoostpolder zijn ter informatie ook in bijlage 2A opgenomen. In de volgende tabellen zijn de kadastrale secties en nummers weergegeven waar het bouwwerk wordt gerealiseerd. Alle perceelnummers en secties betreffen kadastrale gemeente Lemmer. Voor de bouw is een grondovereenkomst (zakelijk recht) gesloten met de grondeigenaar, over het algemeen de RVOB (Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf) . Turbines Noordermeerdijk Turbinenummer Wt 01-01 t/m Wt 01-06 *Turbines van Noord naar Zuid
2.2
Perceelnummer 10413
Sectie A
Gemeente Lemmer
Nadere omschrijving bouwplan, aard bouwwerk (vraag 6a) Het onderhavige bouwplan betreft de realisatie van een windturbinepark. Het windturbinepark bestaat: 6 windturbines van Siemens, van het type SWT-3.6, in lijnopstelling De totale lengte van de lijnopstelling bedraagt circa 6.300 meter (inclusief de 7 turbines in de gemeente Noordoostpolder). Exclusief de turbines in de gemeente Noordoostpolder bedraagt de totale lengte 3.114 meter. De tussenafstand tussen de windturbines is circa 519 meter. De tussenafstand tussen de verschillende windturbines is gelijk.
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) | 20 oktober 2009
Pondera Consult
3
In de volgende tabel zijn de kenmerken van het bouwplan beschreven. Kenmerken Windturbines Aantal turbines Turbinetype ashoogte Diameter mastvoet Diameter bovenzijde mast Rotordiameter Verhouding ashoogte - rotordiameter Tiphoogte (ashoogte + fundamenthoogte + halve rotordiameter) Aantal rotorbladen Afmetingen fundament (monopaal) Fundament Hoogte fundament
Bouwplan 6 Siemens SWT-3.6 95 meter 4,3 meter 4,3 meter 107 meter 1,12 153,5 meter Drie Diameter 4,3 meter Monopaal Geheid tot +/- 30 m in de IJsselmeerbodem
Windturbine De windturbine bestaat uit een windturbine op een stalen paalfundament. De windturbine bestaat uit een ronde mast met aan de bovenkant een gondel waar de rotorbladen aan zijn bevestigd. De windturbine heeft drie rotorbladen. Alle 6 windturbines hebben dezelfde afmetingen en kleurstelling. De rotorbladen en de gondel kunnen draaien. De rotorbladen draaien met de klok mee (standpunt voor de turbine) en de gondel kan zowel links- als rechtsom draaien). De windturbine voldoet aan de internationale ontwerpnorm voor windturbines: IEC 614001 ed.2. (design requirements). De certificatie heeft plaatsgevonden door een daartoe geaccrediteerd certificeringsbureau. In het geval van de SWT 3.6 door DNV. Deze ontwerpnorm specificeert alle ontwerp criteria voor windturbines. De norm heeft betrekking op de windturbine en alle bijbehorende subsystemen. Met deze norm wordt gewaarborgd dat de windturbine bestand is tegen alle voor de locatie (windklasse) geldende omgevingscondities (in het bijzonder: wind, bliksem, e.d.) en de constructie gedurende de gehele technische levensduur op een veilige wijze windenergie om kan zetten naar elektrische energie. Het certificaat is als bijlage 8 bijgevoegd. In bijlage 3A zijn op schaal tekeningen van de windturbine opgenomen (voor- en zijaanzicht). De hoofdafmetingen van de windturbine zijn in de tekeningen opgenomen. Bijlage 3B (tekeningnummer 1005393) betreft een detailtekening van verschillende aanzichten van een beeldbepalend element van het bouwwerk, de gondel met rotorbladen. Ook in deze tekening zijn de hoofdafmetingen aangegeven. Het fundament bestaat uit een stalen, zogenaamde monopaal fundering. Dit fundament bestaat uit een stalen paal met een diameter van 4,3 meter, die tot een diepte van 30 meter in de IJsselmeerbodem zal worden geheid. Het fundament valt buiten het certificaat aangezien dit locatiespecifiek is. Na het verkrijgen van de bouwvergunning worden sonderingen uitgevoerd voor de locaties waarop de bouwwerken moeten worden gerealiseerd en zullen de fundamenten worden ontworpen. Gedetailleerde gegevens, definitieve tekeningen, constructieberekeningen en sonderingen zullen uiterlijk 3 weken voor aanvang van de bouw van de windturbines aan de gemeente worden toegezonden. Bovenop de monopaal wordt een transitiestuk geplaatst, waaraan onder andere een trap
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) | 20 oktober 2009
Pondera Consult
4
en aanlegplaats wordt bevestigd. Bovenop dit transitiestuk wordt de eigenlijke windturbine (mast en gondel) geplaatst. Een voorontwerp van het fundament is ter illustratie als bijlage 4A en 4B bij deze aanvraag gevoegd. Voor de windturbines geldt dat het bouwwerken zijn die geen gebouw zijn. Ze zijn niet bestemd voor het verblijf van mensen, al zijn de bouwwerken wel toegankelijk voor inspectie, onderhoud en reparatie.
2.3
Afmetingen van het bouwwerk, vraag 7/8 Betreft Gebruiksoppervlakte gebruiksfunctie windturbine Bebouwde oppervlakte voor uitvoering werkzaamheden Bebouwde oppervlakte na uitvoering werkzaamheden* Bruto vloeroppervlakte voor uitvoering werkzaamheden Bruto vloeroppervlakte na uitvoering werkzaamheden Bruto inhoud voor uitvoering werkzaamheden Bruto Inhoud na uitvoering werkzaamheden * oppervlakte fundament x 6 turbines
Afmeting m2 0 m2 87 m2 0 m2 n.v.t. 0 m3 n.v.t.
Aangezien de windturbines niet bestemd zijn voor het verblijf van mensen is de bruto vloeroppervlakte en de bruto inhoud van het bouwwerk als ‘niet van toepassing’ aangemerkt. Bij gebruikoppervlak is de oppervlakte in de mastvoet aangegeven (waarbij geen rekening is gehouden met de aanwezigheid van alle systemen aangezien deze nog niet bekend zijn.
2.4
Materiaal en kleurgebruik, vraag 9a De windturbines en de transformatoren bestaan uit diverse onderdelen. In het volgende overzicht is per deel aangeven welk materiaal wordt toegepast en welke kleur dit heeft. Tabel materiaal en kleurgebruik Onderdeel Materiaal Mast Staal Gondel Glasvezel versterkt polyester Rotorbladen Glasvezel versterkt met epoxy and carbonvezels Transitiestuk Metaal
Kleur RAL 7035 (licht grijs) RAL 7035 (licht grijs) RAL 7035 (licht grijs) Geel
Bij veel windturbines van Siemens die buitendijks geplaatst worden is de het transitiestuk van de mast om veiligheidsredenen geel uitgevoerd. Vooralsnog wordt hier ook in dit project van uitgegaan. Bij de nadere detaillering, uiterlijk 3 weken voor aanvang van de bouwwerkzaamheden, zal de definitieve kleurstelling worden voorgelegd aan de gemeente.
3
OVERIGE VERGUNNINGEN, VRAAG 10 Voor het windpark is ook een milieuvergunning benodigd. Deze aanvraag is tegelijk met onderhavige aanvraag verzonden naar de provincie Flevoland, bevoegd gezag voor het Windpark Westermeerwind. Als bewijs van deze aanvraag is deze als bijlage 9 bij deze aanvraag gevoegd. Het betreft de aanvraag voor de milieuvergunning exclusief bijlagen.
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) | 20 oktober 2009
Pondera Consult
5
4
ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK Ten behoeve van deze aanvraag is een archeologisch onderzoek uitgevoerd door RAAP. De concept rapportage is ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeente Noordoostpolder. De definitieve rapportage is als bijlage 6 bij deze aanvraag gevoegd. Het onderzoek dat is bijgevoegd heeft betrekking op zowel het windturbinepark voor de kust van de Westermeerdijk als de Noordermeerdijk. Daarbij zijn niet alleen de locaties van de in deze aanvraag opgenomen windturbines opgenomen maar ook de locaties van een andere variant (3MW variant). Met de gemeente Noordoostpolder is afgesproken een sonaronderzoek uit te voeren op alle buitendijkse locaties waar een windturbine zal worden geplaatst en tevens het kabeltracé tussen de turbines. Uit het bureau- en het veldonderzoek komt naar voren dat bij de Noordermeerdijk op een tweetal locaties antropogene sporen zijn aangetroffen die een aanwijzing kunnen vormen voor eventuele aanwezige archeologische waarden (zie figuur 9, pagina 26 van het rapport). Er wordt door RAAP geadviseerd om aanvullend onderzoek met behulp van duikinspecties uit te voeren om op basis hiervan de waarde te kunnen bepalen. Dit advies wordt overgenomen en het onderzoek zal op korte termijn door RAAP worden uitgevoerd. De resultaten hiervan zullen ter goedkeuring aan de gemeente worden voorgelegd.
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) | 20 oktober 2009
Pondera Consult
6
5
BESCHEIDEN EN GEGEVENS In het aanvraagformulier is aangegeven welke bescheiden en gegevens later worden aangeleverd. Tevens is een inhoudsopgave toegevoegd bij de aanvraag waarop alle bijlagen zijn aangegeven. Op verzoek van de gemeente Lemsterland is als bijlage 10 (tekeningnummer 1F) bij deze aanvraag een overzicht van de locaties van alle windturbines van de vier windparken die nu in ontwikkeling zijn in de gemeente Noordoostpolder, waarbij de turbines van onderhavige aanvraag tevens zijn aangegeven. In de volgende tabel is aangegeven welke bescheiden en gegevens later, doch uiterlijk 3 weken voor aanvang van de bouw, zullen worden ingediend bij de gemeente. Dit conform paragraaf 1.5 van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning). Zoals eerder toegelicht zal detaillering van het fundament plaats vinden na vergunningverlening. Tabel: bescheiden en gegevens welke later worden ingeleverd Gegevens/bescheiden Certificaat IEC 61400-1 ed. 3 Enercon E126, 7,5 MW Sonderingen Definitieve ontwerp fundatie (belastingen en belastingcombinaties, constructieberekeningen e.d.) windturbine en tevens voor het transformatorstation Definitieve kleurstelling mastvoet Overige gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften van het Bouwbesluit 1.2.3, conform paragraaf 1.2.4 Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning, hoofdzakelijk heeft dit betrekking op detaillering hekwerk en trappen Overige gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan overige voorschriften bouwverordening, conform paragraaf 1.2.4 Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning, hoofdzakelijk heeft dit betrekking op een bouwveiligheidsplan en een onderzoeksrapport betreffende de bodemgesteldheid (sonderingen)
| Bouwvergunning aanvraag Westermeerwind (SWT 3.6) | 20 oktober 2009
Machtiging Ondertekening aanvraag en bijbehorende bijlagen Ten behoeve van de aanvragen v90r vergurytingen,en o}ttheffingen voor het / windturbineproject .. ...~~d~,J""~. k. ....~~.L..4;~~~~ .K. .... bestaande uit een .S:Si":""-tal windturbines met bijbehorende werken machtigt ondergetekende J.F.W . Rijntalder van Pondera Consult B.V., gevestigd aan de Welbergweg 49 te 7556 PE Hengelo (Dv.) voor het ondertekenen van alle aanvragen voor vergunn ingen en ontheffingen en bijlagen namens:
Aanvrager:
Vertegenwoordigd door:
- 'l:f::1f:_~~L.._~k______ ---------
Adres:
-p~_/<,-:,,-:_----------------------------------------
Datum:
Handtekening:
Ik, J.F.W . Rijntald en bekend met deze machtiging. Met deze machtiging treed ik niet in de plaats van b getekende(n) als aanvrager, maar teken de aanvragen en bijlagen tekende(n). namens bove
Pondera Consult B.V. Welbergweg 49 7556 PE Hengelo (Ov.)
Ondertekend te ................................................ op ........... oktober 2009
J.FW. Rijntalder Directeur
RAAP-RAPPORT 1990
Windmolenpark Noordoostpolder Gemeente Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
drs. R.A.C. Kroes & drs. I.A. Schute
RAAP Archeologisch Adviesbureau BV, 2009
.... RAAP ....
ArcheoLogisch
Adviesbureau
Colofon Opdrachtgever: Koepel Windenergie Noordoostpolder Titel: Windpark Noordoostpolder, gemeente Noordoostpolder; archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Status: eindversie Datum: 9 oktober 2009 Auteurs: drs. R.A.C. Kroes & drs. I.A. Schute Projectcode: NOWP Bestandsnaam: RA1990_NOWP Projectleider: drs. R.A.C. Kroes Projectmedewerkers: niet van toepassing ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: 36237 en 36238 Bewaarplaats documentatie: niet van toepassing Autorisatie: ir. G.H. de Boer
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. Leeuwenveldseweg 5b 1382 LV Weesp Postbus 5069 1380 GB Weesp
telefoon: 0294-491 500 telefax: 0294-491 519 E-mail:
[email protected]
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2009 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Samenvatting In opdracht van de Koepel Windenergie Noordoostpolder heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli 2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen aanleg van windmolens in het IJsselmeer langs de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk in de gemeente Noordoostpolder. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering en kwaliteit (gaafheid en conservering) van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (§ 1.3) kan worden geconcludeerd dat bij de aanleg van de funderingen voor één turbine en de tussen de windmolens geplande leidingen en leidingsleuven op twee locaties mogelijk archeologische waarden op of aan het oppervlak van de waterbodem zullen worden verstoord. Dit is mede afhankelijk van het tracé en de breedte van de bodemingrepen voor de leidingsleuven. Aangezien dit vooronderzoek alleen geschikt is om archeologische resten op of aan de oppervlakte op te sporen, blijft de mogelijkheid bestaan dat zich in het plangebied afgedekte archeologische resten bevinden. Deze zijn praktisch niet met de gebruikelijke middelen op te sporen. Wij adviseren verkennend inventariserend veldonderzoek (IVO) onder water te laten uitvoeren op de twee locaties. Dit onderzoek bestaat uit korte duikinspecties, waarbij met behulp van visuele waarneming, en bij voorkeur in combinatie met akoestisch onderzoek (akoestische camera, sector scanner), een antwoord gegeven wordt op de vraag of de locatie inderdaad archeologische resten bevat. Dergelijk onderzoek dient uitgevoerd te worden op basis van een Programma van Eisen (PvE) dat vooraf is goedgekeurd door de bevoegde overheid.
4
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Inhoud
Samenvatting 1 Inleiding
........................................................................................................................................ 4
............................................................................................................................................ 6
1.1 Kader en doelstelling ........................................................................................................................ 6 1.2 Administratieve gegevens ................................................................................................................. 6 1.3 Toekomstige situatie ......................................................................................................................... 6 1.4 Onderzoeksopzet en richtlijnen ......................................................................................................... 7
2 Bureauonderzoek
.......................................................................................................................... 9
2.1 Methoden ......................................................................................................................................... 9 2.2 Resultaten ........................................................................................................................................ 9
3 Veldonderzoek
.............................................................................................................................. 20
3.1 Methoden ....................................................................................................................................... 20 3.2 Resultaten ...................................................................................................................................... 21
4 Conclusies en aanbevelingen
................................................................................................ 22
4.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen ....................................................................................... 22 4.2 Conclusies ..................................................................................................................................... 27 4.3 Aanbevelingen ................................................................................................................................ 27
Literatuur .............................................................................................................................................. Gebruikte afkortingen
29
..................................................................................................................... 30
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen
5
............................................................................ 31
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling In opdracht van de Koepel Windenergie Noordoostpolder heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in juli 2009 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de voorgenomen aanleg van windmolens in het IJsselmeer langs de Westermeerdijk en de Noordermeerdijk in de gemeente Noordoostpolder. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en verwachte archeologische waarden teneinde een gespecificeerde verwachting op te stellen. Doel van het veldonderzoek was het toetsen van die gespecificeerde archeologische verwachting en, indien mogelijk, een eerste indruk geven van de aard, omvang, datering en kwaliteit (gaafheid en conservering) van eventueel aangetroffen archeologische resten. Op basis van de onderzoeksresultaten en de aard en omvang van de voorgenomen bodemingrepen is vervolgens in hoofdstuk 4 een advies geformuleerd met betrekking tot eventueel archeologisch vervolgonderzoek.
1.2 Administratieve gegevens Het plangebied ligt in het IJsselmeer, vlak buiten de dijken van de Noordoostpolder (figuur 1). Twee deelgebieden liggen direct ten westen van de Westermeerdijk. Het betreft twee rijen windmolens op een onderlinge afstand van circa 700 m over een lengte van 8,3 km. De eerste rij windmolens ligt op circa 500 m voor de Westermeerdijk, de tweede rij op 1200 m. Een derde deelgebied ligt ten noordwesten van de Noordermeerdijk. Het betreft een 6,3 km lange rij windmolens op ongeveer 900 m voor de Noordermeerdijk. De locatie van het windmolenpark staat afgebeeld op kaartblad 15G en 20E van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:25.000). De beide deelgebieden voor de Westermeerdijk liggen ongeveer tussen de coördinaten 167.780 - 168.530 en 521.800 - 530.115. Het deelgebied voor de Noordermeerdijk strekt zich ongeveer uit tussen de coördinaten 168.645/531.930 en 171.950/537.250.
1.3 Toekomstige situatie Ten behoeve van de plaatsing van de windmolens zullen funderingen worden aangelegd van ten minste 200 m² en maximaal 700 m² per turbine. De verwachte verstoringsdiepte voor deze funderingen bedraagt 3,2 tot 3,95 m onder de huidige waterbodem. Onder de funderingen zullen heipalen worden geheid. Een andere mogelijkheid is een zogenaamde ‘monopile-fundering’ tot maximaal circa 40 m diepte. Bij deze techniek is de verstoring in het horizontale vlak veel kleiner. Tussen de windmolens zullen leidingsleuven worden aangelegd. De exacte plaatsing van de windmolens binnen de geplande lijnen is nog niet bekend, dit is mede
6
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
160
170
180
15113 15113 15113 15113 15113 15113
8210 8210 8210 8210 8210 8210
540
540
8211 8211 8211 15112 15112 15112 15112 15112
15018 15018 15018 15018 15018 8212 8212 8212
12151 12151 12151
47858 47858 47858 47858 47858 47858 46534 46534 46534 46534 46534 46534
12087 12087 12087 12087 12087
46550 46550 46550
12088 12088 12088 12088 12088
530
530
12529 12529 12529
12098 12098 12098 12153 12153 12153 12153 12153
12531 12531 12531
12535 12535 12535 12537 12537 12537 12537 12537 12537
11954 11954 11954 11954 11954 11954 46527 46527 46527
11966 11966 11966
12082 12082 12082 28795 28795 28795 28795 28795 28795
11987 11987 11987 11987 11987
1693 1693 1693 1693 1693
11948 11948 11948 11948 11948 160
15797 15797 15797 15796 15796 15796 15796 15796
170
11958 11958 11958 11958 11958 11953 11953 11953 11957 11957 11957 11957 11957 1674 1674 11964 11964 1674 11964 1674 1674 11964 11964 1675 1675 1675 1675 1675 7042 7042 7042 1680 1680 1680 7042 7042 1680 1680 1680 1682 1682 1682 1682 1682 1683 1683 1683 1683 1683 1420 1420 1420 1420 1420 1684 1684 1684 1421 1421 11959 11959 11959 1421 1421 1421 11959 11959 11959 1708 1708 1708 1708 1421 1708 11960 11960 11960 11960 11960 12051 12051 12051 12051 12051 11961 11961 11961 11961 11961
520
520 © Dienst voor het kadaster en de openbare registers, Apeldoorn, 2009
48415 48415 48415
180
Figuur 1. De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMK-terreinen (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
afhankelijk van welk type windmolen uiteindelijk geplaatst zal worden. Op dit moment zijn nog twee typen windmolens in overweging: een windmolen van 3 MegaWatt en een windmolen van 6 MegaWatt. De windmolens van 3 MegaWatt zijn op een onderlinge afstand van 400 m gepland en die van 6 MegaWatt op een onderlinge afstand van 500 m.
1.4 Onderzoeksopzet en richtlijnen Het onderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek bestond uit een side scan sonar-onderzoek, uitgevoerd vanaf een vaartuig (karterend veldonderzoek, opwaterfase). Het onderzoek is uitgevoerd volgens de normen van de archeologische beroepsgroep (zie artikel 24 van het Besluit archeologische monumentenzorg). De Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA Waterbodems, versie 3.1), beheerd door de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; www.sikb.nl), geldt in de praktijk als richtsnoer. RAAP beschikt over een vergunning voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek onder water, verleend door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
7
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Achter in dit rapport is een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen. Chronostratigrafie Tijdvak
Biostratigrafie
Archeologische perioden Datering (gekalibreerd)
Pollenzone
Nieuwste tijd
C
Nieuwe tijd
Laat Vol
Middeleeuwen Vroeg Subatlanticum
Holoceen
Romeinse tijd
Neolithicum (Nieuwe Steentijd)
Mesolithicum (Midden Steentijd)
Vroeg Laat Midden Vroeg Laat Midden Vroeg
1650 1500 1250 1050 900 725 525 450 270 70 na Chr. 12 voor Chr. 250 500 800 1100 1800 2000 2850 4200 4900/5300 6450 8640 9700
Laat
Denekamp Hengelo Moershoofd Odderade
Prehisorie
Pleniglaciaal Vroeg Glaciaal
Weichselien
Pleistoceen
Laat Glaciaal
Boreaal Preboreaal Late Dryas Allerød Vroege Dryas Bølling
Laat Midden
Laat Midden
Bronstijd
Atlanticum
A B A D C B A
Vroeg Laat Midden Vroeg
IJzertijd
Subboreaal
1850
B
35.000
Paleolithicum (Oude Steentijd)
Brørup
Midden Amersfoort
Eemien Saalien Holsteinien Elsterien Cromerien
Standaardtabel GeoBioArcheologisch, RAAP 2009
Tabel 1. Geologische en archeologische tijdschaal.
8
300.000
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
2 Bureauonderzoek
2.1 Methoden Het bureauonderzoek is uitgevoerd om een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen. Daartoe zijn reeds bekende archeologische en aardkundige gegevens verzameld en is het grondgebruik in het plangebied in het heden en verleden geïnventariseerd. Geraadpleegd zijn de volgende bronnen: - het ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS); - de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); - de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); - literatuur en historisch en aardkundig kaartmateriaal (zie literatuurlijst); - de recente topografische kaart 1:25.000; - de Zeekaart voor de Kust en Binnenwateren van de Dienst der Hydrografie van de Koninklijke Marine (versie 2008); - de Geologische en Bodemkundige Atlas van het Markermeer; - oude zeekaarten (zie literatuurlijst).
2.2 Resultaten 2.2.1 Huidige situatie Op recente topografische kaarten 1:25.000 is het plangebied afgebeeld als water (IJsselmeer). Volgens de geraadpleegde topografische kaart en de Zeekaart voor de Kust en Binnenwateren bedraagt het zomerpeil in het IJsselmeer 0,2 m -NAP en het winterpeil 0,4 m -NAP. Volgens diezelfde kaarten bedraagt de huidige waterdiepte in het plangebied ongeveer 4 tot 5 meter, gerekend vanaf het winterpeil van het IJsselmeer. Parallel aan de Noordermeerdijk lopen enkele onderbroken geulen die tot 7 m diepte reiken; deze zijn onderdeel van de vaargeul Amsterdam-Lemmer. Parallel aan de Westermeerdijk zijn twee iets diepere geulen met een diepte tot 5,7 m te zien. Volgens de Geologische en Bodemkundige Atlas van het IJsselmeer betreft het keileem- of zandwinputten. Volgens opgave van de opdrachtgever betreft het resten van een oudere vaargeul die niet meer door de beroepsvaart wordt gebruikt, maar nog wel door de recreatievaart.
2.2.2 Aardkundige situatie Geologie en landschap in de ijstijd In de periode van 180.000 tot 130.000 jaar geleden (tijdens de Saale-ijstijd) lag op het Scandinavisch schiereiland een ijskap zoals die nu ook op Groenland te vinden is. Tijdens deze ijstijd breidde de ijskap zich uit over het noorden van Nederland. Het landijs kroop langzaam in lobben
9
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
over het oppervlak en sleet, net als gletsjers, diepe dalen uit: zogenaamde ‘glaciale bekkens’. Tussen de ijslobben in en voor de ijslobben uit werd grond opgedrukt. Zo ontstonden stuwwallen, zoals de Utrechtse Heuvelrug. Door het landijs werd het zogenaamde ‘keileem’ afgezet: een mengsel van klei, zand, grind en zwerfkeien dat door het ijs was meegevoerd en na het smelten ervan bleef liggen. Na het smelten van het ijs werden de glaciale bekkens opgevuld met sedimenten die door rivieren en de zee werden aangevoerd. In de laatste ijstijd (Weichselien: 120.000 tot 10.000 jaar geleden) bereikte het Scandinavische ijs Nederland niet. Door de kou en het gebrek aan begroeiing kon de wind echter wel grote hoeveel-
heden zand verplaatsen, waardoor het keileem- en rivierlandschap grotendeels werd afgedekt met
'H9RRUVW 'H9RRUVW
8UN 8UN
7ROOHEHHN 7ROOHEHHN
6FKRNODQG 6FKRNODQG
0
5
10
km
1:250.000
+$6EHOBJHRBILJ
:LQGPROHQSDUN1RRUGRRVWSROGHU *HPHHQWH1RRUGRRVWSROGHU OHJHQGD NHLOHHPRSGXLNLQJ
ULYLHUGXLQ
GHN]DQG
YRRUPDOLJHULYLHUORRS9HFKW,-VVHO .XLQGHU7MRQJHU
2HUVWURRPGDO9HFKW,-VVHO
SODQJHELHG
Figuur 2. Geologische situatie rond het einde van de laatste ijstijd.
10
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
zogenaamde ‘dekzanden’. Het reliëfrijke landschap dat door het landijs was gevormd, werd door de afzetting van dekzand een stuk vlakker. Op enkele plekken staken nog keileembulten boven het dekzand uit. Urk, Tollebeek en Schokland zijn daar voorbeelden van. Het dekzand zelf vormde hier en daar ook lage ruggen (Wiggers, 1955). In dit dekzandlandschap stroomden vlechtende rivieren, zoals de oer-Vecht, die in hun dalen zand afzetten. Uit deze rivierdalen kon de wind zand opnemen dat vaak vlak naast het rivierdal weer werd afgezet in de vorm van rivierduinen. De periode waarin al deze afzettingen zijn gevormd, heet Pleistoceen: de periode van de ijstijden. Voor de Noordoostpolder is een nauwkeurige reconstructie beschikbaar van het landschap zoals dat er uitzag aan het einde van de laatste ijstijd (figuur 2). Geologie en landschap na de ijstijd Na afloop van de laatste ijstijd spreekt men van het Holoceen. In het Holoceen steeg de temperatuur en de zeespiegel. Vanaf dat moment is het landschap onder water gelopen. Aanvankelijk raakte het pleistocene oppervlak begroeid en vormde zich onder invloed van de stijgende grondwaterspiegel veen: het zogenaamde Basisveen. Door de almaar stijgende zeespiegel ontstond in de lager gelegen delen van dit landschap -rivierdalen bijvoorbeeld- een moerasachtig getijdengebied waarin zich een uitgebreid geulensysteem met oeverwallen en komgebieden ontwikkelden. Dit systeem van getijdengeulen zette klei af op het veen in de vorm van oeverwallen direct naast de kreek en komklei verder weg. Zowel oevers als kommen zijn in een zeer rustige omgeving afgezet: ze bestaan uit klei (Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer; vroeger ‘afzettingen van Calais’ en ‘Oude Getijdenafzettingen’). De oeverwallen bestaan uit iets lichter materiaal dan de kom, waardoor ze iets minder inklinken. De oevers kwamen daardoor iets hoger te liggen. Die hogere ligging en het iets lichtere materiaal zorgden ervoor dat de oeverwalklei rijpte (ontwaterde) en ontkalkte (als gevolg van uitspoeling door regenwater), waardoor de oeverwallen van de geulen aantrekkelijk werden voor bewoning. In het moerassige oeverwallenlandschap vormden keileembulten, rivierduinen en dekzandruggen hoge en droge plekken die ook geschikt waren om een kamp op te slaan of te bewonen. Rond 1800 voor Chr. veranderde er iets aan de kust: zeegaten slibden dicht en de invloed van de getijden vanuit zee verdween. Het geulensysteem verloor zijn functie en de veengroei kreeg de overhand (Hollandveen). Uiteindelijk ontstonden grote veengebieden die slecht bewoonbaar waren (Gotjé, 1993). Vanaf ongeveer 1200 voor Chr. vernatte het gebied zozeer dat er meertjes ontstonden in het veengebied. Bij harde wind kalfden die het veen af, waardoor uiteindelijk één groot meer ontstond: het Flevomeer. Het Flevomeer waterde af via een voorloper van het huidige IJ (het oerIJ). Uit het Flevomeer ontstond rond 800 na Chr. het Almere, de voorloper van de Zuiderzee. In de loop van de Middeleeuwen zijn delen van het veengebied die nog niet waren weggeslagen of overstroomd, ontgonnen. Sporen hiervan zijn onder andere ten noorden van Urk teruggevonden (Wiggers, 1955). Voor de Noordoostpolder is ongeveer bekend hoe het land langzaam veranderde in binnenzee. Zie figuur 3 voor een reconstructie van 1500 voor Chr. tot 800 na Chr. Vanaf ongeveer 1200 na Chr. breidde het Almere zich uit. Stormen sloegen grote delen van het veen weg en het water zette klei af. Vanaf dit moment veranderde het gebied in een binnenzee. Toen die binnenzee een open verbinding kreeg met de Noordzee (aan het einde van de Middeleeuwen) was de Zuider-
11
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
YRRU&KU YRRU&KU
YRRU&KU YRRU&KU
'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 8UN 8UN 8UN 8UN 8UN
'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 8UN 8UN 8UN 8UN 8UN
QD&KU QD&KU QD&KU
QD&KU QD&KU QD&KU
'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 8UN 8UN 8UN 8UN 8UN 8UN
'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 'H9RRUVW 8UN 8UN 8UN 8UN 8UN 8UN
+$6EHOBIOHYRPHHUBILJ
:LQGPROHQSDUN1RRUGRRVWSROGHU *HPHHQWH1RRUGRRVWSROGHU OHJHQGD KRJHUJHOHJHQJURQGHQ]DQGNHLOHHP ODJHUJHOHJHQJURQGHQYHHQ RSHQZDWHU SODQJHELHG
Figuur 3. Globale ontwikkeling van het Flevomeer en het Almere.
zee een feit. Vanaf dat moment werd het gebied door de mens alleen nog maar voor de scheepvaart gebruikt, uitgezonderd enkele eilanden zoals Urk en Schokland. Geologie van het plangebied Volgens de Geologische en Bodemkundige Atlas van het IJsselmeer (Koopstra e.a., 1993) bestaat het grootste deel van het plangebied uit ‘Zuiderzee-afzettingen op Almere-afzettingen op Hollandveen op Pleistoceen’ (figuur 4). In de zuidelijke helft van de twee deelgebieden voor de Westermeerdijk zijn ‘Zuiderzee-afzettingen op Almere-afzettingen op Oude Getijdenafzettingen’ aangegeven met een inschakeling van Hollandveen in de Oude Getijdenafzettingen.
12
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Deze aanduidingen geven een beeld dat goed aansluit bij de hierboven geschetste geologische geschiedenis. Het pleistocene oppervlak, gevormd aan het einde van de laatste ijstijd, liep vanaf het noorden langzaam omlaag, om ter hoogte van Urk weer snel te stijgen. Daar lag de Urker keileembult. Dit reliëfverloop blijkt ook uit de bij de Geologische en Bodemkundige Atlas van het IJsselmeer horende dieptekaart van het pleistocene oppervlak. In het noorden ligt dit oppervlak op circa 5 m -NAP, in het zuiden op 9 m -NAP. Ten noorden van Urk, tussen Urk en het huidige Espel liep het oerstroomdal van de Vecht. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt in dit voormalige getijdengebied. De top van de Oude Getijdenafzettingen is aangegeven op ongeveer 6 tot 7 m -NAP (nu: Laagpakket van Wormer). Het Hollandveen en het Laagpakket van Wormer worden in het gehele plangebied afgedekt door Almere- en Zuiderzee afzettingen. Binnen het plangebied zijn de Almere- en Zuiderzee-afzettingen gezamenlijk maximaal 2 m dik. De Zuiderzee-afzettingen zijn ongeveer 0,5 m dik. De bodem van het plangebied De bodem in het plangebied bestaat volgens de Geologische en Bodemkundige Atlas van het IJsselmeer uit kleihoudend zeer fijn zand en lichte zavel. Diepere bodemlagen bestaan eveneens uit fijn en licht materiaal. In het noorden, waar het pleistocene oppervlak hoger ligt, is binnen 80 cm pleistoceen zand in de ondergrond aanwezig. De bovenste 5 cm bestaat uit middelfijn zand (75150 µm) met een lutumgehalte dat varieert tussen 0 en 5%. IKAW Op de IKAW vallen de twee deelgebieden voor de Westermeerdijk geheel in een zone met een hoge trefkans op archeologische resten. Het deelgebied voor de Noordermeerdijk valt aan de noord- en zuidzijde in een zone met een hoge trefkans op archeologische resten terwijl in de zone daartussen juist een lage kans geldt (figuur 1). Deze waardering is gebaseerd op de bodemgesteldheid in het plangebied (Deeben, 2008). Vergelijking met de Geologische en Bodemkundige Atlas van het IJsselmeer leert dat de verwachting gebaseerd is op de lithologie van de waterbodem in combinatie met de dikte van holocene klei- en veenlagen: waar de bovenste 80 cm van de waterbodem merendeels uit grover zand bestaat en waar de holocene veen- en kleilagen dunner zijn, is sprake van een lagere verwachting. Historische situatie en mogelijke verstoringen Vanaf de Vroege Middeleeuwen bestaat het gebied waarin het plangebied ligt uit open water. Het gebied wordt dan alleen nog voor de scheepvaart gebruikt. Een kaart van de Zuiderzee uit 1852 (Hulst van Keulen, 1852) laat een situatie zien die overeenkomt met de huidige situatie. Het gehele plangebied is in 1852 open water. De dieptegegevens op de kaart laten een relatief vlakke bodem zien van 12 tot 14 Amsterdamsche voeten. In het noorden, richting Lemmer loopt de diepte af tot 11 voet. In het zuiden, nabij het eiland Urk tot 9 voet. Een Amsterdamse voet meet circa 0,28 m, dus de gemiddelde diepte in 1852 varieerde tussen 3,40 en 3,96 m, gerekend vanaf het laagwater uit die periode. Afgezien van vaargeulen en zandwinputten komt dat goed overeen met de dieptes die uit recentere (zee)kaarten blijkt. Op de Paskaarte van de Zuyder Zee met alle des Zelfs inkomende Gaaten: Sooals die op ‘t Zeekerts konnen Bezeyld worden: naa Haare Correkte Course, Opdoeningen, Droogten en Diepten uit
13
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Figuur 4. Plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van het IJsselmeer. De kaart geeft de afzettingen aan die onder de meerafzettingen (IJsselmeer-, Zuiderzee- en Almere-afzettingen) aanwezig zijn. In bruine tinten: meerafzettingen op Hol-landveen op de pleistocene zandondergrond; in donkergroene tinten: meerafzettingen op Oude Getijdenafzettingen op de pleistocene ondergrond; in lichtgroene en gele tinten: meerafzettingen op de pleistocene zandondergrond. De gele arcering geeft aan dat de pleistocene ondergrond zich binnen 2 m diepte onder de waterbodem bevindt. 14
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
1771 van Johannes van Keulen is in het gebied waarin het plangebied ligt, alleen de Zuiderzee aangegeven. Rond het eiland Urk en voor de kust van Lemmer zijn enkele ondieptes weergegeven (http://dpc.uba.uva.nl/kaartencollectie). Ook de Pascaarte van de Zuyder-Zee, Texel ende Vlie-stroom, als mede ‘t Amelander-gat uit 1666 van Pieter Goos, geeft weinig detail aan in het gebied. Voor het eiland Urk staan enkele diepten aangegeven, maar op de kaart staat niet in welke eenheid dat is gedaan. Het lijken grotere diepten te zijn in gedeelten van het IJsselmeer die goed bevaarbaar waren. Ze vallen niet in het plangebied (http://www.geheugenvannederland.nl/?/en/items/NESA01:01170050). In 1568, het begin van de Tachtigjarige Oorlog, vervaardigde Christiaan ‘s Grooten een kaart van Noord-Holland en Friesland. Op deze kaart zijn schematisch enkele scheepvaartroutes aangegeven vanuit Urk: naar Amsterdam, Enkhuizen, Wieringen en Stavoren. Deze routes kruisen het plangebied in het uiterste zuiden. Iets ten noorden van Urk is een ondiepte aangegeven met de naam De Hofste en tussen die ondiepte en Lemmer ligt nog een -onbenoemde- ondiepte (figuur 5). De kaart Hollandiae Batavorum veteris insulae locorum adiacentium exacta descriptio van Jacob van Deventer, Paulo Furlano en Johannes Franciscus Camocius stamt uit 1563. Het gebied waarin het plangebied ligt, is daarop geheel ingenomen door de Zuiderzee. De kaart biedt verder weinig informatie (http://dpc.uba.uva.nl/kaartencollectie/).
Figuur 5. De kaart van Christiaan ‘s Grooten uit 1568.
15
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Bekende archeologische waarden Bewoningsgeschiedenis Tijdens de laatste ijstijd leefden er al mensen in Nederland: rendierjagers die met de kudden meetrokken. In het Mesolithicum, toen het klimaat warmer werd en de toendra veranderde in bos en later moeras, paste de mens zijn leefwijze aan en werd jager-verzamelaar (rond 8800-4900 voor Chr.). De mens trok in kleine groepen rond tussen de plekken waarvan men wist dat het er goed eten was. Tijdelijke kampementen bevonden zich op gunstige plaatsen in het landschap: op donken en dekzandruggen, vaak in de buurt van water. Zo kon op het land worden verzameld en gejaagd en in het water worden gevist. Die nomadische leefwijze veranderde toen de mens ging landbouwen en veehouden. Archeologen spreken dan van het Neolithicum. Men ging op een vaste plek wonen en begon aardewerk te gebruiken. Tegen de tijd dat het zuidelijke deel van het plangebied was veranderd in een moerasachtig getijdengebied (rond 4300-3300 voor Chr.) woonden er mensen op de oeverwallen van de getijdengeulen, op hoge keileembulten, rivierduinen en dekzandruggen. Uit opgravingen in Flevoland is gebleken dat deze eerste landbouwers zich ook hier gevestigd hebben. Op Schokland (kavel P14), Urk (kavel E4) en bij Swifterbant zijn nederzettingen uit het Neolithicum opgegraven (Gehasse, 1995). Het veenlandschap dat zich onder invloed van vernatting van het gebied ontwikkelde op het pleistocene oppervlak en het getijdengeulenlandschap, is in de Vroege Middeleeuwen ontgonnen en gebruikt als weidegebied. In delen van het veenlandschap zijn ontwateringsloten aangetroffen, bijvoorbeeld ten oosten en noorden van Urk. Om de toenemende invloed van de zee te weerstaan, zijn in dit landschap in de Late Middeleeuwen ook dijken aangelegd. Hiervan zijn rond Urk en Schokland sporen in het veen aangetroffen. Ook veenwinningsputten (voor brandstof) zijn aangetroffen. Deze dateren waarschijnlijk uit de periode dat het veen al zozeer was vernat dat het niet meer als weide kon worden gebruikt (Wiggers, 1955). Het plangebied voor het windmolenpark stond waarschijnlijk rond 1500 voor Chr. al grotendeel onder het water van het Almere. Alleen het noordelijkste deel is pas in de Vroege Middeleeuwen ondergelopen. Vanaf dat moment is het gebied uitsluitend voor de scheepvaart gebruikt. ARCHIS en AMK Uit de directe nabijheid van het plangebied zijn 2 waarnemingen bekend van scheepswrakken of delen van scheepswrakken uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd (ARCHIS-waarnemingsnummers 47858 en 46550). Verder naar het westen zijn nog twee van dergelijke waarnemingen bekend (ARCHIS-waarnemingsnummers 46534 en 46527). Ten zuiden van het plangebied zijn bij baggerwerkzaamheden in 1957 een geweibijl en een priem van bot gevonden (ARCHIS-waarnemingsnummer 28795). Deze hebben te maken met bewoning van het toen nog droog liggende landschap in het Mesolithicum of Neolithicum. Direct ten westen van het deelgebied voor de Westermeerdijk zijn bij peilwerkzaamheden op twee plekken boomstammen aangetroffen van een bos dat daar ooit in het Paleolithicum of Mesolithi-
16
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
cum heeft gestaan. Deze waarneming is strikt genomen niet archeologisch, maar wijst wel op het type vegetatie in die periode. Het hout is niet gedateerd (ARCHIS-waarnemingsnummer 48415). Op het water rond het plangebied zijn geen terreinen in ARCHIS geregistreerd met bekende archeologische waarden (figuur 1). Aan de andere zijde van de dijk, op het land van de Noordoostpolder, wordt dit vondstbeeld min of meer voortgezet in de vorm van terreinen met bekende archeologische waarden. Hier staan 7 archeologische terreinen geregistreerd binnen circa 3,5 km van het plangebied. Alle 7 zijn terreinen van hoge archeologische waarde. In het zuiden liggen twee terreinen op en ten oosten van Urk (CMA-code 20F-A47 en 20F-011; respectievelijk monumentnummers 11987 en 12082). Op het terrein in Urk zelf zijn bewoningssporen uit de periode Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd aangetroffen. Het terrein ten oosten van Urk bevat bewoningssporen uit de periode Paleolithicum tot en met de IJzertijd, middeleeuwse ontginningssporen en 3 scheepswrakken. Verder naar het noorden zijn nog 5 terreinen met scheepswrakken uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd aanwezig (CMA-codes 15H-001, 15H-002, 15H-A03, 15H-004 en 15H-005; respectievelijk monumentnummers 12087, 12088, 12529, 12098 en 12153). Daarnaast zijn op het land van de Noordoostpolder talloze archeologische waarnemingen bekend die betrekking hebben op scheepswrakken en resten van bewoning uit de Middeleeuwen en de Steentijd. De veel grotere dichtheid van deze waarnemingen is het gevolg van de veel gunstiger mogelijkheden om ontdekt te worden op land.
Gespecificeerde archeologische verwachting Gezien de geologische geschiedenis is (van onder naar boven) sprake van 4 ‘landschappen’ met elk een eigen archeologische verwachting. Het diepst gelegen landschap bestaat uit de top van de pleistocene afzettingen. Lager gelegen delen van dit landschap, in het zuiden van het plangebied, zijn later afgedekt door het getijdenlandschap uit het Holoceen. Dit landschap is op zijn beurt weer afgedekt geraakt door een veenlandschap, net als de rest van het pleistocene landschap. Het veenlandschap is ten slotte deels weggeslagen door het water en afgedekt door onderwaterafzettingen van Flevomeer, Almere, Zuiderzee en IJsselmeer. De hoogteligging van de verschillende landschappen (indien nog aanwezig in de ondergrond) varieert sterk (Wiggers, 1955; Ente e.a., 1986; Gotjé, 1993). Hoger gelegen pleistocene keileembulten, rivierduinen en dekzandruggen staken -en steken soms nu nog- boven het getijden- en het veenlandschap uit. Voor elk van deze landschappen en perioden geldt een andere specifieke archeologische verwachting. Het pleistocene landschap Tijdens en na de laatste ijstijd hebben mensen in het pleistocene landschap rondgetrokken als nomaden en jagers-verzamelaars. Archeologische resten uit deze periode kunnen bestaan uit jachtkampjes en seizoenskampementen uit de Vroege en Midden Steentijd. Voor resten uit deze periode geldt een middelhoge archeologische verwachting omdat er doorgaans weinig van dergelijke kampementen over het landschap verspreid liggen. De indicatoren die wijzen op derge-
17
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
lijke vindplaatsen -fragmenten vuursteen, houtskool en al of niet verbrand bot- worden door de bij inventariserend veldonderzoek onder water gebruikelijke onderzoeksmethoden niet herkend. In het plangebied geldt bovendien dat het pleistocene landschap afgedekt is geraakt door latere afzettingen. Bodempenetrerende methoden van onderzoek onder water geven hier geen uitsluitsel. In de tijd dat het gebied langzaam natter werd, vormden de hooggelegen delen van het pleistocene landschap nog steeds aantrekkelijke plekken om te wonen. Archeologische resten uit deze periode kunnen bestaan uit kampementen van jagers-verzamelaars uit het Mesolithicum. Uit het Neolithicum kunnen nederzettingen van landbouwers aanwezig zijn. Voor dergelijke resten geldt een hoge verwachting. Ook hiervoor geldt dat de indicatoren die wijzen op dergelijke vindplaatsen door de bij inventariserend veldonderzoek onder water gebruikelijke onderzoeksmethoden niet worden herkend. Evengoed geldt hier dat de hogere delen van het pleistocene landschap afgedekt kunnen zijn geraakt door latere afzettingen en dat bodempenetrerende methoden van onderzoek onder water hier geen uitsluitsel geven. Het landschap van de getijdengeulen In de lagere delen van het pleistocene landschap, in het zuiden van het plangebied, is in het Holoceen onder invloed van de zee een getijdenlandschap gevormd met geulen, kreken, oeverwallen en kommen. Hier hebben mensen ook gewoond op de oeverwallen van het geulensysteem. Hier kunnen resten voorkomen van nederzettingen van landbouwers uit het Neolithicum en mogelijk ook de Bronstijd. De archeologische verwachting voor dit type overblijfselen is hoog. Voor eventuele prehistorische vindplaatsen op de oeverwallen geldt hetzelfde als voor archeologische resten in het pleistocene landschap: de gebruikelijke methoden van inventariserend veldonderzoek onder water zullen hier geen bruikbare resultaten opleveren, mede gezien de latere afdekking van het landschap van getijdengeulen door veen. Het veenlandschap Het veen dat zich in latere tijden heeft gevormd op het oeverwallenschap was door de natte omstandigheden slecht bewoonbaar. Bewoning op het veen heeft waarschijnlijk in een lage dichtheid plaatsgevonden. In de Vroege Middeleeuwen is het veenlandschap ontgonnen en gebruikt als weidegebied. Later, toen het te nat werd, is er veen gewonnen voor brandstof. Bij de uitbreiding van het Almere en de Zuiderzee is een groot deel van het veen weggeslagen. Daar waar zich nog intact veen in de ondergrond bevindt, geldt een lage archeologische verwachting voor resten van bewoning, Daarnaast kunnen (resten van) dijken, terpjes en ontginningssloten voorkomen. Dit zijn overblijfselen van menselijke activiteiten die in tijd en/of ruimte zeer beperkt zijn gebleven en daardoor slecht opspoorbaar zijn. Bodem van het Flevomeer, Almere, Zuiderzee en IJsselmeer Vanaf de Late Middeleeuwen staat het gebied onder water. Archeologische resten uit deze periode zullen bestaan uit (delen van) scheepswrakken, -ballast, -lading en -inventaris. Voor deze overblijfselen geldt dat ze onder water goed opspoorbaar zijn voor zover ze zich aan of op de waterbodem bevinden. Door latere sedimenten afgedekte wrakken of wrakdelen worden doorgaans uitsluitend
18
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
bij toeval aangetroffen tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. De archeologische verwachting voor dit type resten is gezien het aantal scheepswrakken in de omgeving middelhoog. Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd het IJsselmeer gebruikt als vliegroute voor jagers en bommenwerpers. Als gevolg daarvan zijn in het IJsselmeer grote aantallen vliegtuigen neergekomen. Een deel daarvan is geruimd, met name op land, maar onder water kan nog sprake zijn van vliegtuigwrakken. Op bestaande kaarten zijn in of vlak bij het plangebied mogelijk vliegtuigwrakken aangegeven: ten noordwesten van Urk, ongeveer halverwege de Westermeerdijk, en ter hoogte van de knik tussen Wester- en Noordermeerdijk (http://airwarweb.net/reczuiderzee.php). De mogelijkheid bestaat dat in vliegtuigwrakken nog NGE’s (niet gesprongen explosieven) liggen. Dit is trouwens ook mogelijk los van vliegtuigwrakken.
19
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
3 Veldonderzoek
3.1 Methoden De onderzoeksmethode voor het veldwerk is bepaald op basis van de resultaten van het bureauonderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) en het protocol inventariserend veldonderzoek uit de KNA Waterbodems versie 3.1. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en de KNA is een Programma van Eisen opgesteld door RAAP (Kroes & Schute, 2009). Het onderzoek is conform dit PvE uitgevoerd. In dit PvE zijn ook de te beantwoorden onderzoeksvragen geformuleerd (zie hierna onder ‘Conclusies’). Gekozen is voor de uitvoering van side scan sonarmetingen. Deze methode is geschikt voor het opsporen van mogelijk archeologische resten aan of op het oppervlak van de waterbodem. Gezien de landschappelijke geschiedenis en de specifieke archeologische verwachting (zie § 2.2) kunnen hiermee (delen van) scheeps- en vliegtuigwrakken, -ballast, -lading en -inventaris worden opgespoord die niet geheel door latere sedimentatie zijn afgedekt. Geheel afgedekte archeologische resten en resten van bewoning van de prehistorische landschappen van getijdengeulen en het pleistocene oppervlak worden met deze methode niet opgespoord. Wel geschikte methoden voor het opsporen van geheel afgedekte en prehistorische archeologische resten zijn niet beschikbaar. Tijdens het veldonderzoek zijn side scan sonar-metingen uitgevoerd met een surveyvaartuig in drie raaien per deelgebied (negen in totaal) met een onderlinge afstand van 40 m. Daarnaast zijn de tracés van de verbindingskabel bevaren (figuur 4). Ter weerszijden van het schip is tot ongeveer 50 m afstand gemeten. Per raai is dus een breedte van circa 100 m gemeten wat resulteert in een totale overlap van 120%. Voor een correcte positionering is een RTK dGPS apparaat met een nauwkeurigheid van minimaal 5 cm in x, y en z-richting gebruikt, in combinatie met een hoeksensor. De positie van het vaartuig is opgenomen in X- en Y-coördinaten volgens het RD- (Rijks Driehoek) stelsel in meters. De sonarapparatuur heeft met een frequentie van 500 kHz gemeten. Om voldoende resolutie in de metingen te bereiken is met een maximale snelheid van 4,5 knopen (8,1 km/u) gevaren. Metingen zijn alleen gedaan tijdens het varen van rechte stukken, niet in bochten. Positionering en side scan sonar-metingen zijn digitaal opgenomen en tijdens de uitwerking aan elkaar gekoppeld. Alle meetapparatuur is voorafgaand aan de mobilisatie gecontroleerd en gekalibreerd en tijdens de mobilisatie gecontroleerd en getest.
20
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Per raai zijn de volgende metagegevens digitaal gedocumenteerd: datum, locatie, start- en eindtijd van opname, bestandsnaam, peilsnelheid en operator. De meetgegevens zijn uitgewerkt en in RD-coördinaten op kaart weergegeven (digitaal en analoog) en geïnterpreteerd door een geofysicus en een archeoloog.
3.2 Resultaten Geologie en bodem De bodem blijkt zeer wisselend van samenstelling. Het grootste gedeelte van het plangebied wordt ingenomen door een zeer gladde, vlakke bodem. Hier ligt waarschijnlijk slib aan de oppervlakte waardoor het side scan sonarbeeld zeer gelijkmatig is. In andere delen ligt ‘harde’ ondergrond aan de oppervlakte van de waterbodem. Deze is onregelmatiger van opbouw en vertoont meer afwisseling in het voorkomen van reflectoren en ‘schaduwen’.
Archeologie Op twee locaties (contact 11 en contact 17) zijn anomalieën in het side scan sonarbeeld waargenomen die zodanig afwijken van het algemene sonarbeeld van de waterbodem dat ze mogelijk wijzen op antropogene sporen. Beide locaties liggen in het noordelijke deelgebied, voor de Noordermeerdijk. Het zuidelijke contact 11 (RD-coördinaat 169.790/533.766) betreft twee uit de bodem stekende reflectoren (met een schaduw erachter). Gezien de niet erg harde reflectie van het uitstekende deel, kan het gaan om resten van stroom- of golfribbels, maar dat is niet erg waarschijnlijk in dit milieu waar niet zo’n sterke stroming of golfslag wordt verwacht dat er ribbels kunnen ontstaan. Er bestaat een kans dat het om uit de bodem stekende scheepsdelen gaat. Beide uitsteeksels beslaan een gebied van 9 m bij 6 m en steken naar schatting 0,4 m boven de bodem uit. Het noordelijke contact 17 (RD-coördinaat 171.183/536.099) betreft een scherp begrensde, smalle verdieping van de bodem. Mogelijk gaat het hier om een modern sleepspoor van bijvoorbeeld een anker of om een slijpgeul, ontstaan door een in de bodem begraven object. In dat laatste geval kan het om archeologische resten gaan. De geul is ongeveer 14 m lang en 3 m breed. Hij is scherper begrensd dan de duidelijk als sleepsporen te herkennen fenomenen in de directe omgeving en is dus mogelijk door een ander antropogeen proces ontstaan.
21
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
4 Conclusies en aanbevelingen
4.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen In het PvE (Kroes & Schute, 2009) zijn een aantal onderzoeksvragen geformuleerd die hieronder worden beantwoord. Zijn er in, op of aan de waterbodem fenomenen waarneembaar? Ja. Van belang -want mogelijk antropogeen- zijn contact 11 in het zuiden van het deelgebied voor de Noordermeerdijk en contact 17 in het noorden van datzelfde deelgebied. Zijn deze fenomenen natuurlijk of antropogeen van aard? Beide. De waterbodem is over het algemeen vlak en gemiddeld reflectief en bestaat vermoedelijk uit zand of slib. Op een aantal plaatsen is de bodem onregelmatig en hoogreflectief. Hier bestaat de bodem vermoedelijk uit klei, zand, veen of stenen. Dit zijn natuurlijke fenomenen (figuur 6). Daarnaast zijn er twee fenomenen waargenomen die niet in bovenstaande categorieën vallen (contacten 17 en 11, figuren 7 en 8). Ze zijn hoogreflectief en ze wijken af van het side scan sonarbeeld van de omringende bodem, wat het vermoeden rechtvaardigt dat het hier mogelijk om antropogene fenomenen gaat.
Gladde Gladde Gladde bodem bodem bodem(zand (zand (zand en en en slib) slib) slib) bodem (zand en slib) Gladde Gladde Gladde bodem (zand en slib)
Stroken Stroken Stroken harder harder harder sediment sediment sediment harder sediment Stroken Stroken Stroken harder sediment
bodem (klei, veen, steen) Ruwe bodem bodem(klei, (klei, veen, veen, steen) steen) Ruwe Ruwe
Gebaggerde bodem Gebaggerde bodem bodem Gebaggerde
Figuur 6. Sonarbeelden van de bodem.
22
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Indien deze fenomenen van natuurlijke aard zijn, om welke fenomenen gaat het hier dan? Ruggen of stroken van harder sediment of plekken met grover bodemmateriaal, dat reflectiever is (figuur 6). Het zuidelijke fenomeen (contact 11, figuur 8) kan mogelijk een restant van stroom- of golfribbels zijn, maar de hiervoor benodigde sterke stroming of golfslag is in dit milieu niet erg waarschijnlijk. Het vertoont een onnatuurlijke vorm en een harde reflectie die lijkt op die van metalen objecten. Daarbij steekt het circa 40 cm uit de bodem.
Figuur 7. Contact 17.
23
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Figuur 8. Contact 11.
Een natuurlijke verklaring voor het noordelijke sonarcontact (contact 17, een sleepspoor of slijpgeul, figuur 7) lijkt lastig te vinden. Er is een ‘schaduw’ voor het object aanwezig, wat inhoudt dat er een verdieping aanwezig is voor het contact. Mogelijk is het in de bodem gedrukt of niet helemaal verticaal gezakt. Links van het contact bevinden zich twee lineaire schaduwen, mogelijk veroorzaakt door iets dat over de bodem heeft gesleept. De mogelijkheid bestaat dat dit gesleepte voorwerp het contact in de bodem heeft gedrukt, maar bewijsbaar is dat op grond van de nu beschikbare gegevens natuurlijk niet.
24
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Als de fenomenen als antropogeen worden geïdentificeerd, wat is dan hun classificatie? Hierbij rekening houdend met de hoofdindeling: archeologische objecten, niet-geëxplodeerde explosieven (NGE) en baggerobstakels. In beide gevallen zou het om mogelijk archeologische objecten gaan. Indien een antropogene site gevonden wordt, wat is de vermoedelijke aard en dimensie van de site? Het zuidelijke contact 11 kan wijzen op uit de bodem stekende wrakdelen van 9 x 6 m. Ze steken circa 40 cm uit de bodem. Het noordelijke contact 17 is mogelijk een sleepspoor of slijpgeul van 14 m lang en 3 m breed. De mogelijkheid bestaat dat de fenomenen wijzen op een groter archeologisch complex dat is afgedekt en waarvan slechts kleine delen aan of boven het bodemoppervlak zichtbaar zijn. In dat geval zijn de dimensies van de eventuele site niet te geven zonder nader onderzoek. Worden deze bedreigd door de geplande ingrepen? Uitgaande van een zone met een straal van 100 m rond de geplande windmolens (31.416 m²) waarbinnen mogelijk sprake is van bodemverstoring en bedreiging van archeologische resten, kan het volgende worden gezegd over het risico op verstoring door de geplande ingrepen (zie figuur 9): - Het zuidelijke contact 11 ligt op 61 m ten noorden van een locatie voor een 3 MegaWatt-turbine, op 356 m ten zuiden van een locatie voor een 6 MegaWatt-turbine en op 12 m ten zuidoosten van de rechte lijn daartussen. Het kan dus door de aanleg van funderingen worden verstoord. Het risico op verstoring als gevolg van de aanleg van de tussenliggende leiding is echter reëel. - Het noordelijke contact 17 ligt op 140 m ten zuiden van een locatie voor een 6 MegaWatt-turbine, op 180 m ten noorden van een locatie voor een 3 MegaWatt-turbine en op 25 m ten noordwesten van de rechte lijn daartussen. Het zal dus door de aanleg van funderingen niet worden verstoord. Het risico op verstoring als gevolg van de aanleg van de tussenliggende leiding is echter reëel. Kan er een eerste inschatting gemaakt worden over de cultuurhistorische/archeologische waarde van de site? Nee. Is het mogelijk om aan de hand van het akoestische beeld zones met een hoge, middelmatige of lage activiteit van de waterbodem aan te wijzen? Nee, de verschillen in de waargenomen bodemtypen lijken eerder gerelateerd te zijn aan de diepte en de plaatselijke bodemsamenstelling. Er zijn wel enkele locaties met antropogene verstoring, waarschijnlijk door baggerwerkzaamheden (figuur 6). Wat is de relatie tussen de aangetroffen objecten en het reliëf van de waterbodem? Kunnen aan de hand van deze relatie risicovolle locaties selectief gemarkeerd worden? Het reliëf van de waargenomen fenomenen wijkt af van het (gebrek aan) reliëf in de omliggende bodem. In dit geval is juist het ontbreken van enige relatie tussen de aangetroffen objecten en het reliëf van de waterbodem reden tot aanwijzing als mogelijk interessante archeologische locatie.
25
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
OHJHQGD ORFDWLHWXUELQH0:HQ0:
ORFDWLHWXUELQH0: ORFDWLHWXUELQH0:
'LHQVWYRRUKHWNDGDVWHUHQGHRSHQEDUHUHJLVWHUV$SHOGRRUQ
VRQDUFRQWDFW
Figuur 9. Locatie geplande windmolens en de sonarcontacten.
26
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
In welke mate is het onderzoeksgebied verstoord? Er zijn enkele locaties aangetroffen die door baggerwerkzaamheden verstoord zijn (figuur 6). Verder lijkt de bodem niet tot weinig verstoord te zijn. Indien er geen akoestische fenomenen worden waargenomen, zijn er dan aanwijzingen dat dit het gevolg is van de eroderende werking, van sedimentatie of van menselijk handelen? Niet van toepassing. Kan er aan de hand van dit onderzoek al iets geconcludeerd worden over de inrichting van de toekomstige archeologische begeleiding en zo ja, welke? Zie hieronder onder ‘Aanbevelingen’.
4.2 Conclusies Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (§ 1.3) kan worden geconcludeerd dat bij de aanleg van de funderingen voor één turbine en de tussen de windmolens geplande leidingen en leidingsleuven op twee locaties mogelijk archeologische waarden op of aan het oppervlak van de waterbodem zullen worden verstoord. Dit is mede afhankelijk van het tracé en de breedte van de bodemingrepen voor de leidingsleuven. Aangezien dit vooronderzoek alleen geschikt is om archeologische resten op of aan de oppervlakte op te sporen, blijft de mogelijkheid bestaan dat zich in het plangebied afgedekte archeologische resten bevinden. Deze zijn praktisch niet met de gebruikelijke middelen op te sporen.
4.3 Aanbevelingen Wij adviseren verkennend inventariserend veldonderzoek (IVO) onder water te laten uitvoeren op de twee locaties. Dit onderzoek bestaat uit korte duikinspecties, waarbij met behulp van visuele waarneming, en bij voorkeur in combinatie met akoestisch onderzoek (akoestische camera, sector scanner), een antwoord gegeven wordt op de vraag of de locatie inderdaad archeologische resten bevat. Dergelijk onderzoek dient uitgevoerd te worden op basis van een Programma van Eisen (PvE) dat vooraf is goedgekeurd door de bevoegde overheid.
Verder vervolgonderzoek en maatregelen Wanneer blijkt dat na het verkennend inventariserend veldonderzoek onder water het inderdaad gaat om archeologische resten, dan kan waarderend inventariserend veldonderzoek onder water uitsluitsel geven over de aard, ouderdom, conservering en gaafheid van de vindplaats. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door duikers die aan de hand van een grafische opname van de vindplaats, verzameld vondstmateriaal en eventueel onder water gegraven proefsleuven informatie verzamelen aan de hand waarvan de overheid een besluit kan nemen over de behoudenswaardigheid van de vindplaats. Ook dit onderzoek dient uitgevoerd te worden op basis van een PvE dat vooraf is goedgekeurd door de bevoegde overheid. Het selectiebesluit dat de overheid neemt over de behoudenswaardigheid van de vindplaats sluit de fase van vooronderzoek af.
27
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Blijkt de vindplaats behoudenswaardig, dan zijn maatregelen geboden. Deze kunnen bestaan uit inpassing en bescherming van de vindplaats of uit een opgraving. Bij inpassing en bescherming worden de geplande bodemingrepen zodanig uitgevoerd dat de vindplaats ongestoord in de bodem kan blijven liggen. Bij een (onderwater) opgraving wordt de vindplaats veiliggesteld door hem te documenteren en te bergen. Zowel inpassing en bescherming als opgraving wordt uitgevoerd op basis van een PvE dat vooraf is goedgekeurd door de bevoegde overheid. Wanneer aan het einde van één van de fasen van het vooronderzoek blijkt dat er geen archeologische resten in het geding zijn, of dat de archeologische resten niet behoudenswaardig worden bevonden, dan betekent dit het einde van het archeologische proces. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Een groot deel van het plangebied heeft volgens de IKAW een hoge archeologische verwachting. Geadviseerd wordt daarom om hiervoor tijdens de uitvoering van de graafwerkzaamheden ‘passieve begeleiding’ uit te voeren en deze passieve begeleiding uit te laten voeren op basis van een door de overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE). Bij passieve begeleiding wordt het gravende personeel geïnstrueerd over de mogelijkheid van het aantreffen van archeologische resten en hoe deze te herkennen zijn. Bij het aantreffen van archeologische resten kan dan een archeoloog worden ingeschakeld die bepaalt of het hier ook echt om archeologische resten gaat. Wanneer vooraf met de overheid goede afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop een vondstmelding wordt afgehandeld, bijvoorbeeld over hoe de aangetroffen vondst onderzocht gaat worden en binnen welke termijn een waardestelling is opgesteld, kan een waardevolle vondst toch beoordeeld en waar nodig onderzocht worden. Deze procedure zal vooral van nut zijn waar het scheepswrakken of delen daarvan betreft. In het op te stellen PvE worden de afspraken rondom instructie van het uitvoeren personeel en het vondstmeldingsprotocol vastgelegd. De ingrepen voor de funderingen en wellicht ook de leidingsleuven zullen mogelijk die aardlagen roeren waarin zich resten van fauna uit het Pleistoceen, de periode van de ijstijden, bevinden. Dergelijke resten worden bij graafwerkzaamheden onder water regelmatig aangetroffen. Met name botten van megafauna als de mammoet en de wolharige neushoorn willen nog wel eens tot de verbeelding spreken. Uit onderzoek bij vergelijkbaar diepe ingrepen zoals de geboorde tunnels in de Betuweroute en de HSL-Zuid, is gebleken dat dergelijk botmateriaal in grote hoeveelheden kan voorkomen. Zowel uit de hoek van amateurs als uit de hoek van professionals zal hiervoor dan ook belangstelling komen. Wettelijk is onderzoek naar pleistoceen botmateriaal niet afdwingbaar. Enige aandacht aan en gelegenheid voor dit onderzoeksthema zal echter zeer worden gewaardeerd en is mogelijk ook publicitair te benutten.
28
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Literatuur Deeben, J.H.C. (red.), 2008. De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), derde generatie (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 155). Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort (info: www.cultureelerfgoed.nl). Ente, P.J., J. Koning & R. Koopstra, 1986. De bodem van oostelijk Flevoland. Flevobericht 258. Ministerie van V&W/Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Gehasse, E.F., 1995. Ecologisch-archeologisch onderzoek van het Neolithicum en de vroege Bronstijd in de Noordoostpolder met de nadruk op vindplaats P-14. Academisch proefschrift, Amsterdam. Gotjé, W., 1993. De Holocene laagveenontwikkeling in de randzone van de Nederlandse kustvlakte (Noordoostpolder). Academisch proefschrift, Vrije Universiteit, Amsterdam. Hulst van Keulen, G. 1852. Kaart van de Zuiderzee volgens de laatste waarnemingen te zamengesteld. Amsterdam (facsimile uitgave Hydrografische Dienst Koninklijke Marine). Koopstra, R., G. Lenselink & U. Menke, 1993. Geologische en Bodemkundige Atlas van het IJsselmeer. Lelystad. Kroes, R.A.C. & I.A. Schute, 2009. Programma van Eisen Inventariserend veldonderzoek waterbodem, opwaterfase Windmolenpark Noordoostpolder Gemeente Noordoostpolder. RAAP PvE 691. Weesp. Wiggers, A.J., 1955. De wording van het Noordoostpoldergebied. Academisch proefschrift, Universiteit van Amsterdam.
29
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Gebruikte afkortingen AMK
Archeologische MonumentenKaart
ARCHIS
ARCHeologisch Informatie Systeem
CMA
Centraal Monumenten Archief
dGPS
differential Global Positioning System
IKAW
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
IVO(-P)
Inventariserend VeldOnderzoek (Proefsleuven)
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
-Mv
beneden maaiveld
NAP
Normaal Amsterdams Peil
PvE
Programma van Eisen
RCE
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
RD
Rijksdriehoeksnet
RTK
Real Time Kinematic
SIKB
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer
30
RAAP-RAPPORT 1990 Windmolenpark Noordoostpolder Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek
Overzicht van figuren, tabellen en bijlagen Figuur 1.
De ligging van het plangebied (zwart), omliggende ARCHIS-waarnemingen (rood) en AMKterreinen (blauw) op de IKAW; inzet: ligging in Nederland (ster).
Figuur 2.
Geologische situatie rond het einde van de laatste ijstijd.
Figuur 3.
Globale ontwikkeling van het Flevomeer en het Almere.
Figuur 4.
Plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van het IJsselmeer. De kaart geeft de afzettingen aan die onder de meerafzettingen (IJsselmeer-, Zuiderzee- en Almere-afzettingen) aanwezig zijn. In bruine tinten: meerafzettingen op Hollandveen op de pleistocene zandondergrond; in donkergroene tinten: meerafzettingen op Oude Getijdenafzettingen op de pleistocene ondergrond; in lichtgroene en gele tinten: meerafzettingen op de pleistocene zandondergrond. De gele arcering geeft aan dat de pleistocene ondergrond zich binnen 2 m diepte onder de waterbodem bevindt.
Figuur 5.
De kaart van Christiaan ‘s Grooten uit 1568.
Figuur 6.
Sonarbeelden van de bodem.
Figuur 7.
Contact 17.
Figuur 8.
Contact 11.
Figuur 9.
Locatie geplande windmolens en de sonarcontacten.
Tabel 1.
Geologische en archeologische tijdschaal.
31
Bijlage 7 Foto’s bestaande situatie en omliggende bebouwing Toelichting op de opgenomen foto’s In deze bijlage is een foto opgenomen die een indicatie geeft van het plangebied en de omgeving. Aangezien de turbines in het IJsselmeer zullen worden geplaatst zijn geen relevante gebouwen in de omgeving aanwezig. Het IJsselmeer nabij Friese Hoek
Het IJsselmeer nabij de Noordermeerdijk*
* Het bos rechtsonder in de foto is de Rotterdamse Hoek
Het IJsselmeer nabij de Westermeerdijk**
Het IJsselmeer nabij de Westermeerdijk**
** In beide foto’s is de bestaande lijnopstelling langs de Westermeerdijk te zien
11 lil DETNORSKE VERITAS COMPONENT CERTIFICATE SWT-3.6-107 Rotor-Nacelle Assembly IEC CC-210304-0
2009-03-13
Component Certificate number
Date of issue Manufacturer:
Siemens Wind Power AIS Borupvej 16 7330 Brande Denmark Valid until: 2014-03-13 This certificate attests compliance with lEe 61400-1 ed. 2: 1999 concerning the design and manufacture. The conformity evaluation was carried out according to lEe WT Ol: 2001 "lEe system for conformity testing and certification of wind turbines - Rules and procedures." Reference documents: Design Evaluation Conformity Statement: Type Test Conformity Statement: Manufacturing Conformity Statement: Final Evaluation Report:
lEC DE-21 0304-0 lEC TT-210304-0 lEC MC-21 0304-0 PD-642103-122ZYXF-5
Wind Turbine Component specification: lEC WT class: S. For further information see Appendix 1 ofthis Certificate.
Q
Date:2009-03-13
C\:
PRCOUClS Manage presentative Det Norske Veritas, Danmark AIS
RvAC257
Date: 2009-03-13
~~( Bente Vestergaard Project Manager Det Norske Veritas, Danmark AIS
DET N ORSKE VERITAS, DANMARK AlS
DETNORSKE VERITAS
DANMARKAIS IEC CC-21 0304-0 COMPONENT CERTIFICATE
APPENDIX 1 - WIND TURBINE COMPONENT SPECIFICATION General: IEC WT class acc. to IEC 61400-1 ed. 2: 1999: Rotor diameter: Rated power: Rated wind speed V r: Hub height(s): Operating wind speed range V in - Vout : Design life time: Design loads:
S (lIA except for temperature ranges) 107.2 m 3600 kW 12-14m/s 80m 3 - 25 mis 20 years According to design load documents listed in PD-642103-122ZYXF-5
Wind conditions: V ref (hub height): Vave (hub height): 115 (V hub =15 mis) acc. to IEC 61400-1 ed. 2: 1999: Mean flow inclination:
42.5 mis 8.5 mis 18 % 8°
Electrical network conditions: Normal supply voltage and range: Normal supply frequency and range: Voltage imbalance: Maximum duration of electrical power network outages: Number of annual electrical network outages:
690 V ±10% 50 Hz ±1% 1% No limits when requirements in manuals are followed Maximum 1000 per year
Other environmental conditions (where taken into account): Air density: 1.225 kg/m 3 Normal and extreme temperature ranges: Normal: -10°C to +35°C Extreme: -20°C to +45°C Relative humidity: 100% Solar radiation: 1000 W/m 2 Present Salinity: Description of lightning protection system: Designed according to IEC 61024-1 and IEC 61312-1 Main components: Blade type: Gear box type: Generator type: Crane:
Siemens Wind Power, B52-01 Winergy, PZAB 3541 ABB, AMB 560L4A BAYH Palfinger, PC 3300 compact
DET NORSKE VERITAS, DANMARKAIS CERTIFICATION CARRIED OUT IN TECHNICAL COOPERATION WITH RIS0 NATIONAL LABORATORY
Page 2 of2