Reglement CWZ Alcohol, Drugs en Medicijnen en Werk INLEIDING en KADER (voor de leesbaarheid is de mannelijke vorm aangehouden) Aangezien iedere werkgever verplicht is een reglement te hebben voor een actief beleid op het gebied van alcohol, drugs en medicijnen heeft de raad van bestuur van het CWZ dit reglement na goedkeuring door de OR, VMS vastgesteld en aansluitend aan de VS en de CR ter informatie gebracht. Tevens bestaat die verplichting in het kader van het kwaliteitsbeleid. In het bijzonder dient dit reglement ertoe direct of indirect een bijdrage te leveren aan de patiëntveiligheid en kan in voorkomende gevallen ter bevordering van de patiëntveiligheid worden afgeweken van dit reglement. Achteraf zal aan de OR en de VMS melding gemaakt worden van die afwijking en de daaraan ten grondslag liggende argumenten. Dit reglement maakt ook deel uit van het Arbo-beleid, ter uitvoering van art. 7:660 BW voor de werknemers in loondienst en de overige in het ziekenhuis werkzame personen, niet zijnde medisch specialist. Voor de medisch specialisten is dit reglement een onderdeel van het kwaliteitsbeleid, meer in het bijzonder van het kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist. Het gebruik van de middelen tijdens of voorafgaand aan de werktijd kan het functioneren op vele manieren beïnvloeden of andere (imago)schade aanrichten of gevaarzettend werken. Dit reglement is erop gericht het gebruik van middelen die (kunnen) interfereren met het werk terug te dringen. Niet de mate van gebruik is uitgangspunt, maar het potentieel disfunctioneren of de gevaarzetting, kwaliteitsvermindering of imagoschade zijn daarbij voorwerp van beleid. Het in dit reglement vervatte beleid geldt voor de gehele organisatie. De werkomgeving van een ziekenhuis stelt hoge veiligheidseisen, zodat ook extra waarborgen vereist zijn rond het gebruik van de bedoelde middelen. Het beleid bestaat uit preventie, begeleiding, correctie, sancties en evaluatie van het bredere beleid. Dit beleid hangt samen met het algemene kwaliteitsbeleid, de CAO Ziekenhuizen, de individuele arbeidsovereenkomsten en het kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist. Het beleid dient ertoe via de passende kanalen het gebruik bespreekbaar te maken, te voorkomen dat sociaal gebruik overgaat in probleemgebruik, gebruik voorafgaand aan of tijdens het werk te voorkomen en beoogt zo vroeg mogelijk probleemsituaties rond het gebruik te herkennen en de geëigende stappen te zetten.
Reglement alcohol, drugs, medicijnen en werk
1
Begrippen Middelen:
Alcohol (alcoholhoudende dranken), drugs, zowel soft als hard drugs, en medicijnen die het bewustzijn beïnvloeden als gevolg van verdovende, energiegevende of waarneming veranderende werking;
Gebruik:
Iedere vorm van inname van middelen tijdens of voor het werk die uitwerking kan hebben op de kwaliteit van het werk, de werkomgeving en de veiligheid of het imago van het CWZ;
CWZ:
De stichting Nijmeegs Interconfessioneel Ziekenhuis Canisius-Wilhelmina en alle rechtspersonen die onderdeel uitmaken van het grotere organisatorische verband;
Medewerkers:
Diegenen die werkzaam zijn voor het CWZ al dan niet op basis van een (tijdelijke) arbeidsovereenkomst of toelatingovereenkomst;
Overigen:
Al diegenen die (incidenteel) werkzaamheden verrichten of opleiding genieten, daaronder mede begrepen dienstverleners en werknemers van derden die (incidenteel) binnen de muren of op het terrein van het CWZ werkzaam zijn;
Reglement:
Reglement Alcohol, drugs en medicijnen op het werk zoals door de raad van bestuur vastgesteld;
CAO:
De CAO Ziekenhuizen zoals die van toepassing is met alle aanverwante regelingen zoals die thans luidt of in de toekomst zal luiden;
AMS:
Arbeidsvoorwaarden Medisch Specialisten met bijbehorende regelingen zoals die van toepassing zijn;
OR:
De Ondernemingsraad van het CWZ;
VMS:
Vereniging Medische Staf van het CWZ;
VS:
Verpleegkundige Staf;
CR:
Cliëntenraad van het CWZ;
Test:
Een test op basis van uitgeademde lucht i.v.m. vermoeden van alcoholgebruik of urinetest i.v.m. vermoeden van drugsgebruik;
Betrokkene:
Degene van wie vermoed wordt of vaststaat dat er sprake is van gebruik;
Leidinggevende:
Degene die direct leiding geeft aan een betrokkene, niet zijnde medisch specialist; bij een medisch specialist is dat de raad van bestuur.
DMS:
Document Medische Staf (algemeen en bijzonder deel);
MTO:
Model toelatingsovereenkomst zoals die standaard wordt gehanteerd in het CWZ.
Reglement alcohol, drugs, medicijnen en werk
2
Artikel 1 ACHTERGROND EN DOEL 1.1.
Het CWZ heeft een verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor een veilig werkklimaat en het leveren van goede, kwalitatief hoogstaande zorg aan patiënten. Het gebruik van alcohol, drugs en (bepaalde) medicijnen kan dat tegenwerken of in gevaar brengen. Ook kan dit tot imagoschade leiden en andere schade veroorzaken. Het CWZ wil als werkgever ook gezondheidsschade bij werknemers als gevolg van het gebruik van die middelen voorkomen.
1.2.
Op grond van artikel 7:660 BW geldt voor werknemers het instructierecht van werkgever. Het CWZ is bevoegd voorschriften op te stellen omtrent het gebruik van middelen. Voor de vaststelling van dit reglement behoeft het CWZ de instemming van de OR omdat het hier voorschriften betreft als bedoeld in artikel 27 lid 1 sub d WOR (regeling betreffende veiligheid, gezondheid of welzijn).
1.3.
Voor de medisch specialisten geldt de KNMG richtlijn “Het Functioneren van de Individuele Arts” en het mede daarop gebaseerde kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist van het CWZ, dat weer onderdeel is van het kwaliteitsbeleid Vereniging Medische Staf.
1.4.
Het (vroegtijdig) signaleren van het gebruik van middelen wordt door alle verantwoordelijken van groot belang geacht.
1.5.
Het reglement verschaft helderheid in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Vereniging Medische Staf, de raad van bestuur en de unit P&O.
Artikel 2. ALGEMEEN DEEL (preventie, begeleiding, correctie, sanctie en evaluatie) 2.1.
Een ieder die werkzaam is in of voor het CWZ is aanspreekbaar op (vermoeden van) gebruik en is verplicht eigen gebruik aan zijn direct leidinggevende te melden. 2.1.1 Ieder is tevens gehouden bij (vermoeden van) gebruik door een derde dit te melden bij de leidinggevende van die derde, al dan niet door tussenkomst van de eigen leidinggevende
2.2.
Het is niet toegestaan tijdens het werk middelen te nuttigen of in bezit te hebben, anders dan medicijnen die op doktersadvies zijn voorgeschreven. 2.2.1.Voor de voorgeschreven medicijnen geldt dat eenieder zich ervan moet vergewissen of er (bij)werkingen van de medicijnen zijn die een risico vormen. In dat geval zal aan de leidinggevende moeten worden aangeven dat er sprake is van gebruik met die risico’s. Aanpassing, al dan niet tijdelijk, van werk kan noodzakelijk zijn en de medewerker zal daar zijn volle medewerking aan geven.
2.3.
Als uitzondering is het gebruik van licht alcoholische dranken zoals bier en wijn in beperkte mate bij recepties, personeelsbijeenkomsten of na afloop van vergaderingen toegestaan, een en ander in overeenstemming met de toepasselijke huisregels, inhoudende gebruik na 16.30 uur en in de niet-openbare ruimten. 2.3.1.In afwijking van het bepaalde sub 2.3. is het niet toegestaan die dranken te gebruiken indien na de bijeenkomst weer werkzaamheden moeten worden verricht.
2.4.
Het is eenieder verboden om werkzaamheden te verrichten na inname van een of meer van de middelen, uitgezonderd medicijngebruik zoals bepaald in artikel 2.2 2.4.1 Bij externe gelegenheden waarbij een medewerker het CWZ vertegenwoordigt is artikel 2 lid 3 van toepassing.
2.5.
Het CWZ zal, waar nuttig en nodig, doen aan individuele en/of collectieve voorlichting over het gebruik van middelen. 2.5.1.Het CWZ zal bijstand verlenen op verzoek om probleemgebruik te voorkomen of terug te dringen en kenbaar maken hoe op gebruik van middelen wordt gereageerd vanuit de organisatie.
Reglement alcohol, drugs, medicijnen en werk
3
2.5.2.Het CWZ zal ook kenbaar maken hoe zij op gebruik van middelen met de regels omgaat en welke sancties worden toegepast. 2.5.3.Het CWZ wil de leidinggevende trainen op het gebied van het herkennen van gebruik en het bespreken van dat gebruik met de betrokkene. Daarbij is de primaire insteek dat constructief wordt meegedacht en oplossingsgericht wordt gewerkt met respect voor de medewerker. Die training zal zo nodig worden opgenomen in een algemeen scholingsprogramma dan wel in een individueel trainingstraject. Artikel 3 SIGNALEREN GEBRUIK 3.1.
Signalering geschiedt aan de hand van een aantal (niet limitatieve) ijkpunten: - Verzuim: frequentie en maandagochtendverzuim; - Afwezigheid tijdens werk: afwezig van werkplek, extra lange pauzes, vaak te laat komen, vroeg vertrek van het werk, zonder toestemming afwezig of onvindbaar zijn, veelvuldig toiletbezoek en/of aanwezig zijn maar minder presteren. - Verlies aan concentratievermogen: het werk kost meer tijd en moeite, problemen bij het onthouden van instructies en details, problemen bij het uitvoeren van complexe handelingen. - Ongevallen: vaker betrokken zijn bij (bedrijfs)ongevallen of incidenten. - Afwijkend patroon: afwisselende hoge en lage productiviteit, afnemend doorzettingsvermogen. - Uiterlijke kenmerken: alcoholgeur, trillende handen, opgezet gelaat, zweten, bloeddoorlopen ogen, vergrote pupillen en toenemend onverzorgd uiterlijk. - Verandering in gedrag: heftig reageren op (vermeende) kritiek, gehumeurdheid en/of achterdochtigheid, klachten van collega’s, ontlopen leidinggevende of toezicht en/of bevoorschotting vragen. - Aanwezigheid gebruik gerelateerde voorwerpen: lege drankblikjes, flessen, spuiten etc.
3.2.
Bij vermoeden van gebruik of na het signaleren van gebruik op basis van de ijkpunten bedoeld in artikel 3 lid 1 worden verschillende trajecten onderscheiden. Voor de medewerker, niet zijnde medisch specialist, enerzijds en de medisch specialist anderzijds, in beide gevallen op grond van een gegrond vermoeden van gebruik of geconstateerd gebruik.
Artikel 4 DE PROCEDURE 4.1.
De procedure zal in volledige vertrouwelijkheid worden behandeld. Dat betekent dat alleen direct betrokkenen en door dit reglement aangewezen functionarissen bij de behandeling betrokken zijn of inzage hebben in de stukken. Allen zijn tot geheimhouding verplicht tenzij er een wettelijke plicht is tot spreken.
4.2.
In geval van (vermoeden van) gebruik dienen de werkzaamheden door betrokkene op eerste verzoek van de leidinggevende direct te worden gestaakt en er vindt een kort gesprek plaats tussen betrokkene en de leidinggevende. Op verzoek van leidinggevende is tevens een P&O functionaris aanwezig, in geval van een medisch specialist de unitmanager P&O. De betrokkene kan zich ter ondersteuning laten bijstaan. Van hetgeen besproken is wordt kort verslag gemaakt. Dit verslag wordt in gesloten enveloppe aan het (personeels)dossier toegevoegd.
4.3.
Bestaat er verschil van inzicht omtrent het gebruik dan kan bij vermoeden van gebruik een test worden uitgevoerd via de afdeling Arbo en Gezondheid. Aan die test dient medewerking te worden verleend door betrokkene, bij gebreke waarvan wordt aangenomen dat er sprake is van feitelijk gebruik en niet slechts vermoeden behoudens tegenbewijs. Zie ook hierna artikel 4.6. Voor ander onderzoek dan een test kan slechts met volledig vrijwillige medewerking van betrokkene onderzoek plaatsvinden omdat hier sprake is van een inbreuk op het door artikel 11 van de Grondwet beschermde recht op lichamelijke integriteit. De leidinggevende of diens waarnemer wordt over de uitslag van de test via de afdeling Arbo en Gezondheid geïnformeerd. De medewerking aan en het afnemen zelf van een test zijn gebaseerd op de Arbo-wet.
Reglement alcohol, drugs, medicijnen en werk
4
4.4.
Betrokkene wordt na het gesprek, indien het vermoeden wordt bevestigd, naar huis gestuurd met verplichte opname van onbetaalde verlofuren. Er wordt op kosten van betrokkene voorzien in vervoer.
4.5.
Als betrokkene, niet zijnde een (toegelaten) medisch specialist, niet wenst mee te werken aan de test kan een onmiddellijke maatregel volgen met inachtneming van het arbeidsrecht, de CAO Ziekenhuizen, in het bijzonder de regelingen schorsing en non-actiefstelling, of ontslag op staande voet overeenkomstig de wettelijke eisen. In geval van een medisch specialist waarop de AMS van toepassing is, zal deze aanvullende werking hebben, evenals het DMS. Voor een toegelaten medisch specialist geldt de MTO en DMS, in het bijzonder de regeling nonactiefstelling, disciplinaire maatregelen en opzegging.
4.6.
Hervatting van de werkzaamheden vindt niet eerder plaats dan nadat er een gesprek heeft plaats gevonden tussen de leidinggevende van betrokkene en de eerder betrokken functionaris van P&O. Van dit gesprek wordt verslag gemaakt dat eveneens aan het (personeels)dossier wordt toegevoegd in gesloten enveloppe.
4.7
De opeenvolgende stappen en maatregelen zullen steeds proportioneel zijn en CWZ zal als een goed werkgever optreden. Het beleid zal in eerste instantie gericht zijn op het overwinnen van het gebruik en verdergaande maatregelen zoals ontslag (op staande voet) zullen niet eerder plaats vinden dan nadat er een laatste waarschuwing is uitgegaan, zoals bepaald in de procedure bij frequent gebruik opgenomen in dit reglement.
4.8. Indien het vermoeden niet wordt bevestigd, wordt daarvan een aantekening gemaakt in het personeelsdossier of het dossier toegelaten medisch specialist. De aantekening wordt na twaalf maanden vernietigd, tenzij zich inmiddels vergelijkbare incidenten hebben voorgedaan. Bij de werkhervatting zal de direct leidinggevende daarbij begeleiding geven en een brief aan betrokkene doen uitgaan om te komen tot herstel van de relatie. 4.9.
Indien deze regeling in enig opzicht niet voorziet, beslist de raad van bestuur. In geval van een medewerker zal dat besluit aan de OR bekend worden gemaakt zonder opgave van de persoon van de betrokkene en in geval van een medisch specialist, besluit de raad van bestuur na raadpleging van de voorzitter van het bestuur van de VMS of diens waarnemer.
Artikel 5 SANCTIES 5.1.
Aan betrokkene kan de sanctie worden opgelegd tot verplichte deelname aan een preventieprogramma, begeleiding en training. De preventie, begeleiding en training zijn niet vrijblijvend. Er dient gedragsverandering te volgen. Geheelonthouding is nodig om terugval te voorkomen, maar minimaal dient er sterk verminderd te worden.
5.2.
Het trainen bestaat uit het voeren van gesprekken op constructieve manier, naast het verschaffen van duidelijkheid door confrontatie. Gemaakte afspraken dienen vastgelegd te worden. Er kan in interne begeleiding worden voorzien en (externe) hulpverlening in gang worden gezet.
5.3.
Als de afspraken of regels niet in acht worden genomen, worden vooraf de te nemen maatregelen afgesproken gericht op gedragsverandering.
5.4.
De begeleiding en training wordt gestart met een driepartijen contract tussen betrokkene, leidinggevende en de (externe) hulpverlener. In dat contract wordt het traject uitgezet, daaronder doelstellingen, doorlooptijd, terugkoppeling en vastlegging. Dit contract dient te worden ondertekend en wordt in tweevoud opgemaakt. Betrokkene krijgt (bij voorkeur) een exemplaar ter hand gesteld of vertrouwelijk toegezonden.
5.5.
Ondanks alle voorgaande afspraken of stappen die erop gericht zijn het gebruik te veranderen of hulp te zoeken kan het moment aanbreken dat er geen uitzicht is op een normalisatie en disciplinaire maatregelen of verdergaande maatregelen onvermijdelijk zijn.
Reglement alcohol, drugs, medicijnen en werk
5
5.6.
Na een eerste terugval of schending van een of meer gemaakte afspraken zal er een schriftelijke waarschuwing uitgaan. Na de tweede terugval of schending van een of meer gemaakte afspraken volgen één of meer maatregelen zoals opgenomen in de toepasselijke CAO of toelatingsovereenkomst. Na de derde terugval of schending van een of meer gemaakte afspraken volgt ontslag, al dan niet op staande voet bij werknemers of beëindiging van de toelatingsovereenkomst.
5.7.
Na iedere terugval of andere schending van een of meer gemaakte afspraken wordt betrokkene gewaarschuwd en de vervolgstap aangekondigd volgens het stramien van artikel 5 lid 7. Een en ander laat onverlet dat andere stappen worden gezet, procedures in gang worden gezet of directe sancties volgen, zoals de onderliggende overeenkomst, ,MTO of arbeidsovereenkomst bepalen.
Artikel 6 PROCEDURE MEDISCH SPECIALISTEN 6.1.
De navolgende bepalingen zijn uitsluitend van toepassing op medisch specialisten en werken aanvullend op voorgaande bepalingen. Bij strijdigheid gaan de bepalingen van artikel 6 van dit reglement voor.
6.2.
Bij het in werking stellen van dit reglement ten aanzien van een medisch specialist dienen de volgende stappen genomen te worden: a. vaststellen van gegrond vermoeden van minder functioneren door gebruik voorafgaand aan of op het werk op de wijze zoals hiervoor beschreven; b. eenieder die kennis heeft van feitelijk gebruik tijdens het werk is gehouden dit persoonlijk te melden aan de voorzitter VMS en de raad van bestuur. Voor werknemers, niet zijnde medisch specialisten, bestaat de mogelijkheid die melding te doen via de leidinggevende, (buitengewoon) leden van de VMS doen de melding steeds zelf; c. Betreft het een vermoeden van gebruik dan kan melding plaatsvinden nadat er overleg is geweest tussen degene en/of diens leidinggevende die van oordeel is dat er sprake is van gebruik en de betreffende medisch specialist. Desgevraagd neemt de voorzitter van de VMS deel aan dat overleg; indien het de voorzitter zelf betreft zal een ander lid van het bestuur van de VMS worden gevraagd. Ook kan rechtstreekse melding aan de raad van bestuur plaatsvinden door degene en/of diens leidinggevende die van oordeel is dat er sprake is van gebruik; d. De medisch specialist wordt door (een lid van) de raad van bestuur uitgenodigd om de gerezen situatie te bespreken in aanwezigheid van de medisch manager van de vakgroep en/of voorzitter van de vakgroep, waarbij ook aanwezig de unitmanager P&O. Indien het één van hen betreft wijst de vakgroep een vervanger aan; e. Indien er direct gevaar bestaat voor (de kwaliteit van) de patiëntenzorg of de veiligheid in het algemeen binnen het ziekenhuis of directe imagoschade dreigt kan de raad van bestuur een disciplinaire maatregel nemen als bedoeld in de MTO; f. Er wordt verslag gemaakt van hetgeen besproken is en welke stappen zijn genomen. Dit verslag wordt aan de betrokken specialist vertrouwelijk ter hand gesteld en een kopie wordt bewaard in het dossier met de toelatingsovereenkomst; g. De raad van bestuur bericht de medisch specialist per aangetekende brief ter vastlegging van de bevindingen en indien met toepassing van de MTO een disciplinaire maatregel volgt zal de regeling ter zake van de MTO worden gevolgd. Een kopie van die brief wordt vertrouwelijk verzonden aan voorzitter VMS of diens waarnemer en de manager P&O, mede ter archivering; h. De voorzitter van de VMS of diens waarnemer bespreekt met de raad van bestuur het gebruik en het (dreigend) disfunctioneren, waarvan de bevindingen worden vastgelegd in een vertrouwelijk verslag dat wordt gevoegd bij de dossierstukken; i. Het stafbestuur of een delegatie daaruit hoort degene(n) die melding heeft gedaan en de medisch specialist die de melding aangaat, desgewenst afzonderlijk en kan op basis van de bevindingen nader onderzoek (laten) instellen; j. Dit nadere onderzoek behelst (niet uitputtend) inzage in en kopie van de gewenste visitatierapporten, complicatieregistratie, klachten van patiënten, inventarisatie van aansprakelijkstellingen en tuchtklachten, calamiteitenmeldingen en op basis van vrijwilligheid de MIP-meldingen;
Reglement alcohol, drugs, medicijnen en werk
6
k. l. m.
Het stafbestuur brengt advies uit aan de raad van bestuur over de te nemen stappen en motiveert zijn standpunt; De raad van bestuur beslist over de te nemen stappen of op te leggen maatregelen, de sancties, na overleg met de vakgroep en het stafbestuur. De volgende feiten en omstandigheden worden als verzwarende omstandigheden meegewogen door de raad van bestuur bij het maken van zijn afwegingen: 1. De mate waarin er sprake is van negatieve beïnvloeding van de directe patiëntenzorg, bij directe effecten is sprake van ernstig disfunctioneren; 2. De mate van intoxicatie; 3. De aard van de werkzaamheden en de daaraan gekoppelde verantwoordelijkheden; 4. De positie in de organisatie en de mate waarin er sprake is van voorbeeldgedrag; 5. Het recidiveaspect, waarbij recidive tijdens het begeleidingstraject tot wijziging van afspraken kunnen leiden of verzwaring van maatregelen. Recidive binnen 12 maanden wordt steeds als verzwarende omstandigheid aangemerkt; 6. De bereidheid van de betrokkene om medewerking te verlenen om het gebruik aan te pakken en herhaling te voorkomen; 7. De mate waarin betrokkene zich toetsbaar opstelt en medewerking verleent aan begeleiding; 8. De ernst van de (dreigende) imagoschade voor de vakgroep of het CWZ in het algemeen.
6.3.
Indien er geen overeenstemming kan worden bereikt over de te maken afspraken zoals bedoeld in artikel 5.3 met inachtneming van artikel 6.2. van dit reglement en/of andere direct genomen maatregelen naar aanleiding van het (vermoeden van) gebruik stelt het bestuur van de VMS op verzoek van de raad van bestuur en/of op verzoek van betrokkene een commissie van advies in.
6.4.
De commissie van advies bestaat uit drie gewone stafleden, niet zijnde bestuursleden van de VMS. De commissieleden mogen geen familierelatie hebben met betrokkene en staan ervoor in dat zij in vrijheid kunnen adviseren.
6.5.
De commissie adviseert in de vorm van een zwaarwegend advies aan de raad van bestuur en het bestuur van de VMS over de redelijkheid van de inzet als bedoeld in artikel 6.2 sub a. Ook zal de commissie op dezelfde wijze adviseren in die gevallen waarin omtrent het gebruik en/of daardoor opgeroepen mogelijk disfunctioneren en/of de aanpak daarvan geen overeenstemming kan worden bereikt.
6.6.
Daarnaast brengt de commissie zwaarwegend advies uit naar aanleiding van concrete vragen van het stafbestuur of de raad van bestuur.
Artikel 8 EVALUATIE 8.1.
Dit reglement en de effectiviteit zullen steeds tweejaarlijks worden geëvalueerd en waar nodig aangepast op initiatief van de raad van bestuur.
Reglement alcohol, drugs, medicijnen en werk
7