M 201216
Regionale exportverschillen
drs. M.J. Overweel drs. P.Th. van der Zeijden
Zoetermeer, 22 oktober 2012
Regionale exportverschillen, verklaard door structuurverschillen In deze rapportage zijn de exportontwikkelingen van drie provincies met een achterblijvende exportgroei (Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant) en een provincie met een sterke exportgroei (Zeeland) onderling en met geheel Nederland vergeleken. Dit is gebaseerd op regionale cijfers over de afzet aan het buitenland (dit is weliswaar niet geheel gelijk aan de export, maar is daarvan wel een goede benadering). Daarbij is gekeken of verschillen tussen provincies verklaard kunnen worden uit de verschillen in de economische structuur van de provincies (qua schaalgrootte en qua sectoren). Uit de beschouwing blijkt dat de structuur medebepalend is voor de exportontwikkeling. Provincies met relatief veel grootbedrijf (met veelal sterkere exportgroei) hebben in het algemeen hogere groeicijfers. Daarnaast zien we dat in het algemeen een hoger aandeel van sectoren met een hoge groei (zoals nutsbedrijven en chemische industrie) en lagere aandelen in sectoren met een lage groei leiden tot hogere exportgroei voor de provincie als geheel.
1
Inleiding
E xp o rto nt w ik k e l i ng : e en v e rg e l i jk ing In deze rapportage wordt ingegaan op verschillen in de exportontwikkeling van verschillende provincies en geheel Nederland. Naast de exportontwikkeling wordt aandacht besteed aan de achtergrond van de verschillen in exportontwikkeling, met name de economische structuur.
G e ba s e er d o p a f z et c ij f er s De rapportage is gebaseerd op regionale data (afzetcijfers) op de Kennissite MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl). Het gebruik van de afzetcijfers is een goede benadering van de exportontwikkeling van een regio. 1 Het gaat hierbij om afzetcijfers op het niveau van COROP-gebieden/provincies. Het is hierbij van belang op te merken dat het bij afzetcijfers niet de gefactureerde omzetten en exporten van de bedrijven betreft. Het gaat niet om de export van bedrijven in de verschillende sectoren, maar om hetgeen in de verschillende sectoren wordt geproduceerd voor het buitenland. In het geval van afzet wordt de omzet c.q. de export toegerekend aan de onderneming (c.q. sector) waar de toegevoegde waarde wordt gecreëerd. Met andere woorden: goederen en diensten die door Nederlandse sectoren zijn geproduceerd voor de buitenlandse markt, ongeacht wie ze exporteert,
1
2
Voor de definities van de begrippen totale afzet en buitenlandse afzet wordt verwezen naar de Kennissite MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl).
worden geregistreerd bij de producent. De productie van de groothandel is de handelsmarge (verkoop minus inkoop). Daarmee is de export van de groothandel de handelsmarge die is behaald op export. Voorbeelden: −
Bij directe verkoop door de industrie aan het buitenland, wordt deze volledig aan de 'afzet buitenland' van de industrie toegerekend (directe export).
− Bij verkoop van industriële producten aan het buitenland via de groothandel wordt het productiedeel van de industrie toegerekend aan de 'afzet buitenland' van de industrie en de handelsmarge van de groothandel (verkoop buitenland minus inkoop) aan de 'afzet buitenland' van de groothandel (indirecte export).
In deze korte rapportage zal worden gesproken over exportontwikkeling. Daarmee wordt de ontwikkeling van de afzet buitenland bedoeld. Verder gaat het in deze rapportage over mutaties in lopende prijzen, die zowel een volumecomponent als een prijscomponent bevatten.
2
Exportontwikkeling
E xp o rto nt w ik k e l i ng v ers ch i lt p e r p ro vi nc i e In Tabel 1 wordt de ontwikkeling van de afzet buitenland in de periode 2008-2011 van de verschillende provincies met elkaar en met geheel Nederland vergeleken. Daaruit valt af te lezen dat de exportontwikkeling van Zeeland in de periode 2008-2011 sterk voorliep ten opzichte van andere provincies. De provincies Overijssel, Gelderland, Limburg en Noord-Brabant bleven in de periode 2008-2011 duidelijk achter bij die van geheel Nederland (3,3%).
3
Tabel 1
Ontwikkeling afzet buitenland (lopende prijzen)
Provincie
2009
2010
2011
-17,5%
22,6%
4,5%
5,5%
-8,3%
10,7%
3,7%
5,3%
Drenthe
-12,8%
14,4%
2,7%
2,5%
Overijssel
-16,3%
13,8%
5,3%
0,3%
Gelderland
-12,0%
10,7%
4,3%
1,6%
-7,1%
9,4%
4,7%
6,4%
-11,5%
11,9%
5,6%
4,5%
-8,6%
11,4%
5,2%
7,1%
Zuid-Holland
-17,9%
20,4%
5,3%
4,1%
Zeeland
-15,0%
27,7%
4,7%
11,0%
Noord-Brabant
-15,3%
15,1%
5,1%
2,5%
Limburg
-18,4%
18,9%
5,2%
2,1%
Nederland
-14,8%
15,6%
4,9%
3,3%
Groningen Friesland
Utrecht Flevoland Noord-Holland
2008-2011
Bron: Kennissite MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl).
In het vervolg van deze rapportage wordt ingezoomd op drie provincies die duidelijk achterblijven (Overijssel, Gelderland en Noord-Brabant) en een provincie met een sterke groei van de buitenlandse afzet (Zeeland). Daarbij wordt nagegaan in hoeverre structuurverschillen in de provincies (mede) de verschillen in exportontwikkeling bepalen.
3
Exportontwikkeling naar grootteklasse
O ok b inn en de v er sc hi l le n de g r oot t ek la ss en is s p ra k e va n v e r s ch i l l en i n ont w ik k el i ng na a r pr ov in c ie Tabel 2 laat de ontwikkeling van de afzet buitenland naar grootteklassen zien. Daarbij zien we sterke verschillen, zowel naar grootteklasse als naar provincie. Bij de achterblijvende provincies qua exportontwikkeling (Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant) blijkt dat de ontwikkeling in bijna alle grootteklassen achterblijft bij die van geheel Nederland. Bij de 'achterblijvende' provincies doet Gelderland het in alle grootteklassen beter dan Overijssel en in het kleinbedrijf beter dan Noord-Brabant. Bij Zeeland zien we in alle grootteklassen een sterkere groei dan bij geheel Nederland, met name in het grootbedrijf.
4
Tabel 2
Ontwikkeling afzet buitenland (lopende prijzen) in de periode 2008-2011, naar grootteklasse Provincie Gelder-
Over-
Noord-
Neder-
Zeeland
land
ijssel
Brabant
land
0-9 werkzame personen
3,9%
1,2%
0,6%
0,8%
1,5%
10-99 werkzame personen
4,2%
1,0%
-0,2%
1,6%
1,6%
100 of meer werkzame personen
12,8%
2,0%
0,4%
2,9%
4,0%
totaal
11,0%
1,6%
0,3%
2,5%
3,3%
Grootteklasse
Bron: Kennissite MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl).
R e la t ie f we i n ig g ro ot b ed r i j f l e id t t ot la g e re e xp o rt on tw ik k e l in g Uit Tabel 2 blijkt ook dat voor geheel Nederland en voor een deel van de provincies de ontwikkeling van de export bij het kleinbedrijf (0-9 werkzame personen) en bij het middenbedrijf (10-99 werkzame personen) achterblijft bij die van het grootbedrijf (100 of meer werkzame personen). Dat geldt voor de provincies Zeeland, Gelderland en Noord-Brabant en voor Nederland als geheel. Overijssel laat een enigszins ander beeld zien. Het feit dat de ontwikkeling van de export samenhangt met bedrijfsgrootte, impliceert dat de structuur van een gebied (in termen van grootteklassen) invloed heeft op de ontwikkeling van de export in dat gebied. Relatief veel grootbedrijf leidt tot een hogere exportontwikkeling. Relatief veel middenen kleinbedrijf leidt tot een lagere exportontwikkeling. Dit laatste zien we in de provincie Gelderland (zie Tabel 3). Ten opzichte van geheel Nederland is het midden- en kleinbedrijf in Gelderland sterker vertegenwoordigd en het grootbedrijf minder sterk. In Zeeland zien we juist een relatief groter aandeel van het grootbedrijf hetgeen tot een sterkere exportontwikkeling voor de provincie leidt. Tabel 3
Structuur grootteklasse (verdeling van afzet in lopende prijzen), naar provincie en Nederland (2011) Provincie Gelder-
Over-
Noord-
Neder-
Zeeland
land
ijssel
Brabant
land
0-9 werkzame personen
17,0%
19,5%
17,3%
17,2%
16,5%
10-99 werkzame personen
21,0%
27,0%
26,0%
23,2%
22,8%
100 of meer werkzame personen
62,0%
53,5%
56,7%
59,6%
60,7%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Grootteklasse
totaal
Bron: Kennissite MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl).
5
4
Exportontwikkeling naar sector
S t e rk e v e rs ch i l le n in e xp o rt on tw ik k e l in g t uss en s ect o re n De exportontwikkeling verschilt niet alleen naar bedrijfsgrootte, maar ook naar sector. In Tabel 4 is de ontwikkeling weergegeven per sector voor geheel Nederland in de periode 2008-2011. Daaruit blijken sterke verschillen in de exportontwikkeling tussen de verschillende sectoren te bestaan. De financiële dienstverlening laat de sterkste groei zien. Aan de andere kant laten de overige industrie, de bouw en de delfstofwinning in Nederland een sterk negatieve ontwikkeling van de export zien. Tabel 4
Ontwikkeling afzet buitenland (lopende prijzen) in Nederland in de periode 2008-2011
Ontwikkeling afSector landbouw delfstofwinning voedings- en genotmiddelenindustrie
zet buitenland 3,8% -12,4% -0,6%
metaalindustrie
3,4%
chemische, rubber-, kunststofindustrie
7,6%
overige industrie nutsbedrijven bouw autosector
-13,4% 14,3% -10,8% -2,2%
groothandel
6,9%
detailhandel
-1,8%
horeca
-5,9%
transportsector
-6,2%
communicatie
-2,6%
financiële dienstverlening
34,9%
verhuur en exploitatie van onroerend goed zakelijke dienstverlening overige dienstverlening
6,3% -0,3% 5,4%
zorg
-
overheid
1,4%
totaal
3,3%
Bron: Kennissite MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl).
S ect o rst r uct uu r h e ef t in v lo ed o p e xp or to ntw i k k e l in g De verschillen in exportontwikkeling per sector leiden ertoe dat de sectorstructuur van een regio (mede) bepalend is voor de exportontwikkeling van de gehele regio. Heeft een regio relatief veel afzet in een sector met veel
6
exportgroei, dan zal de exportgroei van die regio ook hoger zijn en vice versa. Ook in de hier beschouwde provincies zien we deze effecten (zie Tabel 5 in combinatie met Tabel 4). Voorbeelden hiervan: − Gelderland en Noord-Brabant hebben relatief veel voedings- en genotmiddelenindustrie, die een negatieve exportontwikkeling laat zien. − Gelderland heeft relatief weinig chemische, rubber- en kunststofindustrie, die een meer dan gemiddelde exportontwikkeling laat zien. − Evenals Overijssel en Noord-Brabant heeft Gelderland relatief veel overige industrie, die een sterk negatieve exportontwikkeling laat zien. − Gelderland heeft relatief weinig nutsbedrijven en Noord-Brabant heeft relatief veel nutsbedrijven, terwijl nutsbedrijven een sterke exportontwikkeling laten zien. − Gelderland en Overijssel hebben relatief veel bouw, die een sterke negatieve exportontwikkeling laat zien. − Zeeland heeft vooral relatief zeer veel chemische industrie en relatief veel nutsbedrijven, die beide een sterke positieve exportontwikkeling laten zien. − De financiële dienstverlening laat een zeer sterke exportgroei zien, terwijl deze sector in de provincies Gelderland, Overijssel en Noord-Brabant, maar ook in Zeeland, duidelijk ondervertegenwoordigd is.
7
Tabel 5
Sectorstructuur (verdeling van afzet in lopende prijzen), naar provincie en Nederland (2011)
Gelder-
Over-
Noord-
Neder-
Zeeland
land
ijssel
Brabant
land
landbouw
2,7%
3,6%
3,3%
2,7%
2,4%
delfstofwinning
0,2%
0,1%
0,7%
0,1%
1,9%
voedings- en genotmiddelen-
4,6%
8,0%
4,9%
8,1%
5,0%
metaalindustrie
11,6%
9,0%
12,2%
14,5%
7,5%
chemische, rubber-, kunststof-
28,9%
2,5%
5,6%
7,3%
9,6%
overige industrie
5,0%
5,4%
5,5%
4,0%
3,4%
nutsbedrijven
8,1%
2,5%
3,9%
5,0%
3,9%
bouw
4,3%
7,7%
9,7%
6,8%
6,4%
autosector
1,1%
2,2%
2,1%
1,8%
1,5%
groothandel
3,0%
6,5%
5,5%
6,5%
6,9%
detailhandel
2,1%
2,9%
2,9%
2,4%
2,4%
horeca
1,8%
1,7%
1,6%
1,4%
1,5%
transportsector
3,3%
3,1%
3,4%
2,9%
4,3%
communicatie
0,4%
1,0%
1,2%
1,0%
2,0%
financiële dienstverlening
2,1%
5,5%
3,6%
4,8%
7,0%
verhuur en exploitatie van
3,9%
5,9%
5,6%
5,4%
5,4%
zakelijke dienstverlening
3,8%
10,0%
8,3%
9,3%
10,5%
overige dienstverlening
1,9%
3,7%
3,1%
2,8%
3,3%
zorg
5,0%
8,0%
7,7%
5,7%
6,3%
overheid
6,2%
10,7%
9,2%
7,5%
8,8%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Sector
industrie
industrie
onroerend goed
totaal
Bron: Kennissite MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl).
8