Regiomonitor 2016 Economie en Bereikbaarheid juni 2016
Regiomonitor 2016 Economie en Bereikbaarheid
Metropoolregio Rotterdam Den Haag
Provincie Zuid-Holland
Economische Programmaraad Zuidvleugel
Opgesteld door: Netherlands Economic Observatory Rotterdam Juni 2016 Walter J.J. Manshanden O. Koops
1
Voorwoord De Metropoolregio Rotterdam Den Haag behoort tot de Europese topregio’s maar werd onevenredig hard getroffen door de economische crisis. Verschillende analyses, waaronder de Territorial Review van de OESO over de metropoolregio, laten bovendien zien dat de regio weliswaar over veel potentie beschikt, maar er nog onvoldoende in slaagt deze te verzilveren. Daarom werken overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen in de regio aan het verbeteren van het economisch vestigingsklimaat en het verbeteren van de internationale, nationale en regionale bereikbaarheid. Lukt dat ook? Op deze vraag geeft de monitor een eerste antwoord. Het fundament ligt er, maar er is werk aan de winkel. Langs vier lijnen werken de gemeenten uit de metropoolregio en de provincie Zuid-Holland samen aan een investeringsprogramma: (internationale) connectiviteit, vernieuwing van de economie, toonaangevende duurzaamheid en een attractieve regio. Deze monitor levert de gegevens die nodig zijn om de voortgang op deze vier thema’s te kunnen bijhouden. De monitor zal jaarlijks worden herhaald. De monitor is opgesteld door NEO Observatory in opdracht van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Provincie Zuid-Holland (PZH), in samenwerking met InnovationQuarter (IQ), de Economische Programmaraad (EPZ) en de gemeenten Rotterdam en Den Haag. In een tweetal workshops is de monitor besproken met vertegenwoordigers van de gemeenten die deel uitmaken van de metropoolregio en van de PZH, de EPZ en IQ. In het essay “Investeren voor groei in de MRDH; balans tussen industrie en diensten” slaat Walter Manshanden een brug tussen de monitor en het investeringsprogramma. Een beknopte publieksversie van deze monitor is onder dezelfde titel verschenen. Bij deze monitor hoort de webpagina: www.mrdh.nl/regiomonitor. Op deze pagina zijn de monitor, een gelijknamige publieksversie, het essay en alle in de monitor gebruikte data te vinden. De opstellers zijn de opdrachtgevers, de begeleidingscommissie en de leden van de werkgroep zeer erkentelijk voor hun bijdrage aan deze monitor. 2
Inhoud
Samenvatting ........................................................................................................................... 5 1 Doelstelling en uitwerking Regiomonitor Economie en Bereikbaarheid .............................. 10 1.1 Inleiding ........................................................................................................................ 10 1.2 Concurrentiekracht en vestigingsmilieu: Metropolitane kwaliteit voor de Next Economy ............................................................................................................................................ 13 1.3 Keuze van de referentiesteden van de MRDH ............................................................. 16 2 Metropolitane concurrentiekracht ........................................................................................ 22 2.1 Bruto regionaal product, werkgelegenheid en bevolking .............................................. 22 2.2 Vermogen, inkomen en armoede ................................................................................. 26 2.3 Participatie en werkloosheid in internationaal perspectief ............................................ 28 2.4 Participatie en werkloosheid naar leeftijd en opleiding in regionaal perspectief ........... 30 3 Bereikbaarheid .................................................................................................................... 34 3.1 Bereikbaarheid toplocaties MRDH ................................................................................ 34 3.2 Internationaal: congestie ............................................................................................... 43 3.3 Reizigerskilometers ...................................................................................................... 44 3.4 Woon-werkverkeer ........................................................................................................ 45 4 Vernieuwing economie ........................................................................................................ 46 4.1 Research & Development en patentaanvragen ............................................................ 46 4.2 Hightech-industrie en kennisintensieve diensten .......................................................... 49 4.3 Innovatie in Zuid-Holland .............................................................................................. 50 4.4 Sectoren en Clusters .................................................................................................... 53 4.5 Bedrijfsdynamiek .......................................................................................................... 60 5 Duurzaamheid ..................................................................................................................... 63 5.1 Smart Infrastructure en energie .................................................................................... 63 5.1.1 Energieverbruik huishoudens................................................................................. 64 5.1.2 Energieverbruik bedrijven en instellingen .............................................................. 66 5.2 Luchtkwaliteit ................................................................................................................ 69
3
6 Attractiviteit .......................................................................................................................... 71 6.1 Congressen en toerisme ............................................................................................... 71 6.2 Branding: arbeidsplaatsen buitenlandse investeringen ................................................ 74 6.3 Talent: technisch onderwijs en spanning arbeidsmarkt ................................................ 75 Technisch onderwijs ........................................................................................................ 75 Spanning op de arbeidsmarkt ......................................................................................... 77 6.3 Werklocaties ................................................................................................................. 78 6.3.1 Kantoren................................................................................................................. 78 6.3.2 Winkelleegstand ..................................................................................................... 81 6.3.2 Bedrijventerrein ...................................................................................................... 82 6.4 Landelijke Gebieden ..................................................................................................... 83 Literatuur en Bronnen............................................................................................................. 88 Bijlage I Overzicht variabelen en beschikbaarheid naar schaalniveau .................................. 90 Bijlage II Toelichting Afbakening Clusters .............................................................................. 92
4
Samenvatting Metropolitane concurrentiekracht en de Next Economy In deze Regiomonitor Economie en Bereikbaarheid wordt de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) en Zuid-Holland vergeleken met een aantal grootstedelijke regio´s in Europa. De regio wil de potentie van haar metropolitane concurrentiekracht verzilveren, verder ontwikkelen en aansluiten bij de Next Economy (Rifkin 2014). Dit zijn ontwikkelingen zoals informatisering, robotisering en The Internet of Things (Rifkin, 2011) die gevolgen hebben voor de economie, de arbeidsmarkt en welvaart in het algemeen. De voortgang op deze ambities meten we met indicatoren zoals hoogte en groei van het bruto regionaal product, ontwikkeling van de werkgelegenheid, arbeidsproductiviteit, regionale economie, innovatie en arbeidsmarkt – dit zijn de doelvariabelen. Om die ambities te verwezenlijken zijn er indicatoren voor de vier investeringsopgaven opgesteld, te weten bereikbaarheid, vernieuwing van de economie, toonaangevende duurzaamheid en attractiviteit – de instrumentvariabelen. Het BRP in de MRDH kromp met -0,4% per jaar over de jaren 2009-2015. Dat is de laagste score in vergelijking met twintig andere grootstedelijke regio’s in Europa, die gemiddeld met 0,9% groeiden. Recente, voorlopige cijfers van het CBS over de ontwikkeling van het BRP laten echter zien dat de Nederlandse economie in 2015 uit het dal kruipt met een groei van 2%. Ook de MRDH (+2,4%) en Zuid-Holland (+2,5%) laten een positieve ontwikkeling zien. De uitdaging is nu om dit herstel vast te houden. De bevolking in de MRDH groeide in de periode 2009-2015daarentegen met gemiddeld 0,7% per jaar Dat is een bovengemiddelde groei ten opzichte van die 20 grootstedelijke regio’s (0,5%). Daardoor kromp het BRP per hoofd in de MRDH over de jaren 2009-2015 en is de MRDH hekkensluiter van de twintig grootstedelijke regio’s. Kortom, de bevolking groeide in de MRDH, terwijl het BRP afnam. Een fenomeen dat we in weinig andere regio’s zien. Voor de werkgelegenheid is het beeld anders. Opvallend is dat de werkgelegenheid in de gehele MRDH sneller afnam (-0,5% per jaar over 2009-2015) dan het BRP (-0,4%). Daardoor kon de arbeidsproductiviteit in euro’s per gewerkt uur licht toenemen (+0,2% per jaar). Een vergelijking met andere stedelijke regio’s laat zien dat de afname van de werkgelegenheid ten opzichte van het bruto regionaal product in de MRDH betrekkelijk sterk is. Investeren in de economische structuur is met het oog op extra werkgelegenheid daarom urgent. De Regional Competitiveness Index van de Europese Commissie (DG Regio 2013) laat echter zien dat Zuid-Holland niettemin een hoge potentie heeft. Volgens deze studie is ZuidHolland (en daarmee de MRDH) qua concurrentiekracht de tiende regio in Europa. Niettemin ligt de gerealiseerde groei van Zuid-Holland onder in de bandbreedte van de waargenomen groei van de beschouwde grootstedelijke regio’s. Met de gegeven potentie is er ruimte voor jaarlijks 0,5 – 1% extra groei van het BRP in Zuid-Holland. De participatiegraad in de MDRH ligt met 69% in 2014 op een gemiddeld niveau in Europees perspectief, dat in dat jaar op 68% lag. De werkloosheid lag in de MRDH met 6,5% hoger dan gemiddeld in de beschouwde Europese grootstedelijke regio’s (5% van de beroepsbevolking) in 2014. De krimp van de werkgelegenheid vertaalt zich in een ruime arbeidsmarkt. Het gemiddelde vermogen en het huishoudinkomen is in de MRDH lager dan in Nederland en vergelijkbare provincies, terwijl het percentage inkomens onder de lage inkomensgrens er juist hoger is. De conclusies voor de MRDH gelden ook voor Zuid-Holland als geheel. 5
Het algehele beeld is dat de kapitaalintensieve industrie in de MRDH en Zuid-Holland relatief veel arbeid heeft afgestoten, evenals de transport- en logistieke sector, en dat er onvoldoende alternatieve werkgelegenheid is in de industrie en de dienstensector. Groothandel, transport en zorg zijn de enige bedrijfstakken in de MRDH en Zuid-Holland met een bovengemiddelde groei, maar dat is in totaal te weinig voor de arbeidsmarkt. Deze sectoren maken bovendien internationaal gezien niet het verschil voor de gehele regio. Andere bedrijvigheid in de dienstensector, zowel de zakelijke diensten, de consumentendienstverlening, als de non-profit diensten als overheid, zorg en onderwijs droegen niet bij aan de groei. Bovendien treedt tussen bedrijfstakken treedt onvoldoende synergie op. De oorzaak hiervan wordt gezocht in onvoldoende benutting van het concurrentievermogen (zie Tordoir 2015). Juist in een grootstedelijke regio als de MRDH zou zulke synergie dat op moeten treden. Daarnaast dienen zowel de exporterende industrie als de diensten voor inwoners, bedrijven en bezoekers van de MRDH concurrerender te worden. Dan ontstaat er ruimte voor een snellere toename van het BRP en de inkomens in de regio. De uitgaven aan allerlei diensten in de regio door bedrijven, inwoners en bezoekers nemen dan toe, met meer werkgelegenheid en extra interne economische dynamiek als gevolg. De algehele groei van het BRP en de werkgelegenheid komt dan op een hoger niveau. Dat is het doel van de economische structuurversterking. In het huidige beleid van de MRDH komen dan twee beleidslijnen samen. Enerzijds is er het streven naar metropolitane kwaliteit en anderzijds het streven naar een concurrerende, duurzame economie in de vorm van de Next Economy. De regionale uitgangspositie van de MRDH kan samengevat worden tot onvoldoende agglomeratievoordeel, maar dat is echter wel nodig om concurrerend te zijn in de Next Economy. De kernopgaven van de regionale investeringsstrategie zijn daarop gericht: concurrentievoordeel in de Next Economy door middel van metropolitane kwaliteit. Op de lange termijn lag de groei van het BRP in de MRDH en Zuid-Holland gemiddeld onder de 2%. Pas boven die grens trekt over het algemeen de werkgelegenheid aan. Onder die grens van 2% worden fluctuaties in de vraag naar goederen en diensten (de conjunctuur) opgevangen in de arbeidsproductiviteit. Pas als dat niet meer kan, en dat is het geval bij een aanhoudend hoge vraag naar goederen en diensten, nemen ondernemers extra mensen aan. Dat is in de dienstensector sneller het geval dan in de industrie. Omdat mechanisering en robotisering oprukken in industrie en diensten, met verlies van arbeidsplaatsen als gevolg, is extra groei en concurrentievermogen van industrie én diensten juist in de MRDH en Zuid-Holland van groot belang. Recente cijfers over het toerisme laten zien dat daar ook kansen liggen. Rotterdam, Den Haag en Zuid-Holland laten een relatief hoge groei van het aantal hotelovernachtingen van binnenlandse en buitenlandse gasten zien over de jaren 2012-2015. Dit gaat gepaard met een groei van het aantal banen in het cluster Recreatie en Toerisme. Bereikbaarheid In de Strategische Bereikbaarheidsagenda van de Vervoersautoriteit MRDH zijn vijf doelstellingen gekozen voor de periode tot 2025. Drie ervan zijn gekwantificeerd. Deze gaan over een concurrerende economie (bereikbaarheid per modaliteit), kansen voor mensen (bereikbaarheid banen) en klanttevredenheid (Bron: First-elements/Vervoersautoriteit, MRDH). Uit deze studie blijkt dat in Rotterdam Centrum de meeste mensen binnen 45 minuten in de spits een toplocatie kunnen bereiken met het openbaar vervoer, namelijk meer dan 900 duizend mensen. Met de auto zijn dat Zoetermeer en Rijswijk Plaspoelpolder (meer dan 4,5 miljoen). Met de fiets is het aantal mensen dat een toplocatie kan bereiken het hoogst bij Rijswijk Plaspoelpolder (meer dan 750 duizend).
6
Het aantal arbeidsplaatsen dat vanuit een woonwijk binnen 45 minuten in de spits bereikt kan worden met het openbaar vervoer is het hoogst in Den Haag Centrum, Rotterdam Centrum, Delft Centrum en delen van Rijswijk en Leidschendam. In deze gebieden kunnen meer dan 280.000 arbeidsplaatsen worden bereikt. In Voorne-Putten, Westland, MiddenDelfland, Maassluis, delen van Pijnacker-Nootdorp en Lansingerland kunnen minder dan 60.000 arbeidsplaatsen worden bereikt. Voor de auto zijn Rotterdam, Den Haag Centrum, Zoetermeer en Wassenaar de meest gunstige locaties. Ook woonwijken van Den Haag en Delft langs de snelweg kunnen veel arbeidsplaatsen bereiken. In deze wijken kunnen meer dan 1,4 miljoen arbeidsplaatsen bereikt worden. In Voorne-Putten, Krimpen aan den IJssel, delen van Westland en Den Haag Zuidwest/Scheveningen kunnen minder dan 900.000 arbeidsplaatsen bereikt worden. Dat geldt ook voor Rotterdam-Zuid. Met de fiets kunnen vanuit Rotterdam Centrum, Rijswijk en Den Haag Centrum de meeste arbeidsplaatsen worden bereikt in 45 minuten in de spits. In deze wijken zijn dat meer dan 320.000 arbeidsplaatsen. Voor het zuidwestelijk gedeelte van de MRDH en in Zoetermeer geldt dat minder dan 100.000 arbeidsplaatsen bereikt kunnen worden met de fiets. De klanttevredenheid is de derde doelstelling van de Vervoersautoriteit die is gekwantificeerd. De klantwaardering van de openbaarvervoerknooppunten ligt momenteel op 6,4%. De doelstelling is om in 2025 een gemiddelde klanttevredenheid van 7,5% te halen. Rotterdam Centraal is met een 8 het enige OV-knooppunt dat momenteel aan de doelstelling voldoet. Vernieuwing Economie De totale uitgaven aan Research & Development door de publieke en private sector zijn in Zuid-Holland met 2,8 miljard Euro even hoog als die in Noord-Brabant. Als percentage van de toegevoegde waarde, de R&D-intensiteit, is het niveau van de R&D uitgaven met 2% van de toegevoegde waarde in Zuid-Holland onder het gemiddelde van de beschouwde Europese grootstedelijke regio’s (2,6%). Noord-Brabant heeft een kleinere economie dan Zuid-Holland, maar heeft met 7,1% wel de hoogste R&D-intensiteit van de beschouwde grootstedelijke regio’s in Europa. De R&D-intensiteit van Zuid-Holland neemt in de loop van de tijd evenwel toe met 0,4% tussen 2006 en 2014. Die toename is betrekkelijk hoog in vergelijking met andere Europese grootstedelijke regio’s (+0,2%) over dezelfde tijdsperiode. Het aandeel van hoogtechnologische industriële bedrijfstakken en kennisintensieve diensten in de totale werkgelegenheid van Zuid-Holland is niettemin onder het gemiddelde van de Europese grootstedelijke regio’s. Zulke bedrijvigheid is weliswaar aanwezig in Zuid-Holland, bijvoorbeeld in de chemie en maritieme industrie, maar deze domineert de regionale economie onvoldoende in termen van werkgelegenheid. De economische groei van de MRDH bleef na 2009 achter. Groothandel, zorg en transport zijn de enige sectoren in de MRDH die een toename van het brp realiseerden na 2009. Per saldo is de groei in de MRDH onder het niveau dat nodig is voor groei van werkgelegenheid in de commerciële dienstensector, zowel in de zakelijke als op consumenten gerichte diensten. Juist in de dienstensector zou de werkgelegenheid moeten toenemen die nodig is voor de MRDH. Industriële bedrijfstakken groeien eerder in toegevoegde waarde door een toenemende arbeidsproductiviteit en niet door extra arbeidsplaatsen. Indien naar de voor het beleid relevante clusters wordt gekeken, dan hebben de volgende clusters over de afgelopen jaren een positieve bijdrage aan de werkgelegenheid geleverd: Health & Life Sciences en Recreatie en Toerisme. De overige clusters hebben een afname van de werkgelegenheid laten zien, hetgeen past in de algehele ontwikkeling van ZuidHolland en Nederland. Safety & Security en Transport & Logistics laten de snelste afname van de werkgelegenheid zien als gevolg van mechanisering, automatisering en digitalisering. 7
Bij Safety & Security werkt de vervanging van beveiligingspersoneel door bewakingscamera’s door. Transport & Logistics ontwikkelt positief qua toegevoegde waarde, maar door mechanisering en robotisering (toenemende arbeidsproductiviteit) biedt deze activiteit minder mensen werk. In de incubatiecentra van Zuid-Holland, de zogenaamde Hotspots zoals Bio Science Park Leiden of Technopolis in Delft, neemt de werkgelegenheid juist toe. Een deel van deze groei zou zonder zulke incubatiecentra ook plaatsgevonden hebben, maar het is aannemelijk dat een deel extra is als gevolg van deze centra. Hoe groot dat deel is, is niet bekend. De Hotspots boden in 2014 werk aan circa 12,5 duizend mensen in de private sector. Tussen 2010 en 2014 nam dit aantal toe met ongeveer 2500 banen. Dat is een opvallend gegeven na een grote recessie met een algemene krimp van de werkgelegenheid. Als we kijken naar de ontwikkeling van werkgelegenheid naar bedrijfsgrootte, dan zien we dat de groep kleine bedrijven van een tot tien werkzame personen in de MRDH achterblijft in vergelijking met Nederland. De oorzaak lijkt een achterblijvende diensteneconomie te zijn, terwijl juist de extra werkgelegenheidsgroei in de dienstensector plaats zou moeten vinden. Want juist in de dienstensector vinden we in andere regio’s een hoge aanwas van kleine bedrijven, onder andere vanwege de lage kapitaalkosten. Duurzaamheid Het energieverbruik van huishoudens in de MRDH ligt gemiddeld wat lager dan dat van Nederland, de drie andere Randstadprovincies en Noord-Brabant. Hier zijn niet direct oorzaken voor aan te wijzen. Het kan een gevolg zijn van een samenstellingseffect. De MRDH is een zeer verstedelijkte regio, waar woningen kleiner zijn en compact zijn gebouwd. Er zijn minder vrijstaande woningen. Ongeveer 2% van de woningen in de MRDH heeft stadsverwarming. In Utrecht is dat hoger en in Flevoland aanzienlijk hoger. De prominent aanwezige landbouw en industrie in de MRDH zijn zeer energie-intensief en verbruiken vooral veel gas. Met het ontwikkelen van windenergie is het doel om landelijk 6000MW aan opgesteld vermogen te realiseren. Deze doelstelling is verdeeld over taakstellingen per provincie. Met het realiseren daarvan ligt de provincie Zuid-Holland redelijk op koers met circa 40%. Met fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) ligt de MRDH onder de Europese norm. Dit zijn echter gemiddelden. Tussen meetstations zijn er verschillen; in de MRDH zijn er meetstations die overschrijdingen van de norm voor NO2 registreren. Attractiviteit De MRDH trekt veel internationale congressen aan. Weliswaar is de MRDH geen leidende locatie in Europa, maar de regio laat op dit vlak een aantal vergelijkbare steden achter zich en draagt zo bij aan de sterke positie van de gehele Randstad in Europa. Het toerisme neemt toe, maar in een langzamer tempo dan gemiddeld in Europese steden. Recente cijfers van het CBS laten zien dat binnen Nederland het aantal hotelovernachtingen van binnenlandse en buitenlandse gasten juist in Rotterdam, Den Haag en Zuid-Holland relatief snel groeit. Dit bewijst het attractieve potentieel van de MRDH. Zo plaatste Lonely Planet Rotterdam in de top-10 van attractieve steden. De snelle treinverbinding kan daaraan hebben bijgedragen, alsmede de nieuwe attracties zoals de Markthal. In de MDRH ontbreekt echter een goed poppodium voor muziekfestivals. Juist op dit onderdeel wordt het grote verschil gemaakt met Amsterdam. Veel Rotterdammers en Hagenezen gaan voor muziekfestivals naar ’s lands hoofdstad. Er is echter wel een markt voor in Rotterdam en Den Haag. Qua branding is er meer mogelijk. Noord-Holland en Noord-Brabant halen meer werkgelegenheid uit buitenlandse investeringen. Er is geen tekort aan ruimte in de MRDH. De vastgoedmarkt, de grondmarkt
8
en detailhandel zijn ruim genoeg. De arbeidsmarkt in de MRDH is per saldo ruim. Alleen de deelmarkt voor ICT-specialisten is krap, evenals die van machinemonteurs. De instroom van studenten in het technisch onderwijs in het MBO is in Zuid-Holland wat hoger dan landelijk en neemt ook sneller toe dan landelijk het geval is. In de agglomeratie Den Haag is de instroom lager, maar de toename na 2010 is er relatief groot. In Groot Rijnmond is de instroom absoluut groot en neemt ook sneller toe dan landelijk het geval is. In Zuid-Holland is het aandeel technisch onderwijs in de gehele instroom van het HBO vergelijkbaar met Nederland, maar verloopt de instroom sneller. Dat is vooral in Groot Rijnmond het geval. Het aantal inschrijvingen aan de TU Delft, de grootste technische universiteit van Nederland, is flink toegenomen na 2010. De toename aan de TU Eindhoven is echter groter. In de MRDH groeide het cluster Recreatie & Toerisme met 1,3%, maar in een lager tempo dan landelijk (2,6%). Binnen de MRDH is de agglomeratie Den Haag succesvol met een groei van 2,4%, vergelijkbaar met de landelijke groei. Maar ook Hof van Delfland en het Duin, Horst en Weidegebied zijn succesvol op het gebied van recreatie en toerisme.
Beknopte toelichting Monitor Economie MRDH en Zuid-Holland We brengen de ontwikkelingen in beeld met meerjarige gemiddeldes met het oog op de robuustheid van de cijfers en de conclusies. Daarmee brengen ze structurele verschillen tussen grootstedelijke regio´s aan het licht. Beleidsmakers kunnen niet de conjunctuur beïnvloeden, maar wel de structurele voorwaarden voor sociaal-economische ontwikkeling en welvaart in den brede. Daarom zijn structurele verschillen onderwerp van beleid voor de regionale beleidsmakers en politici. Afhankelijk van de beschikbaarheid van data proberen we zoveel mogelijk de periode 2000 2015 in beeld te brengen. Het beginjaar varieert als gevolg van revisies in de onderliggende data van Eurostat. De MRDH is de samenvoeging van de voormalige stadregio´s Rotterdam en Haaglanden. In de presentatie en toelichting staat de MRDH centraal, maar zo mogelijk worden ook cijfers voor Zuid-Holland gegeven. Soms zijn er geen cijfers voor de MRDH; dan is de focus op Zuid-Holland gericht. 9
1 Doelstelling en uitwerking Regiomonitor Economie en Bereikbaarheid
1.1 Inleiding Deze Regiomonitor Economie en Bereikbaarheid voorziet politici, bestuurders en beleidsmakers in de MRDH en Zuid-Holland van consistente cijfers en eenduidige beelden over de ontwikkeling van welvaart en welzijn in de regio. Het doel is om de belangrijkste ontwikkelingen te signaleren en daaruit voortvloeiende onderwerpen te agenderen. De bestuurders kunnen daarmee keuzes maken en beleid vormen. In de presentatie en toelichting van dit rapport staat de MRDH centraal, maar zo mogelijk worden ook cijfers voor Zuid-Holland gegeven. Soms zijn er geen cijfers voor de MRDH; dan is de focus op ZuidHolland gericht. Deze inleiding geeft een samenvatting daarvan en geeft de aanleiding, invulling en structuur van de monitor. Aanleiding De MRDH en de provincie Zuid-Holland hebben het initiatief genomen om een regionale investeringsstrategie te ontwikkelen. Het uitgangspunt van deze regionale investeringsstrategie is de ontwikkelingsambitie van de MRDH, zoals die is neergelegd in de regionale Agenda Economisch Vestigingsklimaat en de Strategische Bereikbaarheidsagenda. Deze ontwikkelingsambitie wordt mede uitgevoerd door InnovationQuarter en de Economische Programmaraad. Tordoir (Prioriteiten voor investeringsstrategie MRDH, 2015) komt tot vier kernopgaven voor de regionale investeringsstrategie:
(internationale) connectiviteit; Vernieuwing van de economie; Toonaangevende duurzaamheid; Attractieve regio.
Om het effect van de investeringsstrategie te volgen is het nodig zicht te hebben op de actuele positie van de regio en de ontwikkeling van de relevante indicatoren voor het gekozen beleid (doelvariabelen). Deze monitor voorziet in die behoefte. De beoogde investeringen zijn gericht op economische vitaliteit, bereikbaarheid, duurzaamheid en aantrekkelijkheid van Zuid-Holland, zowel voor het grootstedelijke deel zoals de MRDH, de stadsregio’s Leiden en Drechtsteden als het landelijke gebied. De MRDH heeft een economische en een ruimtelijke ambitie geformuleerd. De economische ambitie is om waarde te creëren met exporteerbare oplossingen voor economische en maatschappelijke vraagstukken die min of meer grote transities verlangen. De ruimtelijke ambitie vloeit voort uit het concept van de metropoolregio: het aaneensmeden van het Rotterdamse en Haagse stadsgewest tot een functionerend, veelzijdig en aantrekkelijk daily urban system (een stedelijk woon-werkgebied). Denk aan een beter werkende arbeids- en woningmarkt (met meer keuzevrijheid), draagvlak voor topvoorzieningen, economische synergie en een internationaal aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfsklimaat. Bereikbaarheid, intern en extern, is daarvoor een voorwaarde. Deze ambities hangen met elkaar samen, stelt Tordoir 2015: ‘een internationaal concurrerende economie vergt metropolitane kwaliteit en aantrekkingskracht van het vestigingsklimaat’. De ambities van de MRDH zijn een antwoord op wereldwijde ontwikkelingen, die zich laten samenvatten als de ontwikkeling van de Next Economy en Metropolitane kwaliteit. De term Next Economy, geïntroduceerd door econoom Jeremy Rifkin (2014), betreft de informatisering, robotisering en het Internet of Things (IoT). Dit leidt enerzijds tot vervanging van arbeid, en anderzijds tot welvaartsgroei. Een groeiende welvaart leidt ook tot een 10
groeiende vraag naar diensten als kennis, zorg, onderwijs, cultuur en toerisme. In de Next Economy is er ook sprake van een energietransitie van fossiele naar duurzame productie, waarbij het IoT de sleutel is tussen vraag en aanbod van energie. Metropolitane kwaliteit is tevens een belangrijke ambitie om na te streven, omdat de verschuiving van werkgelegenheid naar kennis- en persoonsgerichte diensten metropolitane regio’s in de kaart speelt. Dat komt omdat juist deze activiteiten gevoelig zijn voor nabijheid van arbeids- en afzetmarkten. Goed opgeleide werknemers en ondernemers verlangen een hoogwaardige omgeving en voorzieningen waarvoor metropolitane regio’s het draagvlak bieden. Daarom zien we internationaal en nationaal een hogere economische groei van dergelijke metropolitane regio’s. Agglomeratievoordelen nemen in belang toe (Van Oort e.a. 2014).
Doelstelling, functie en uitgangspunten De opdracht is om de ontwikkeling van het vestigingsmilieu ten behoeve van economie, innovatie, bereikbaarheid en duurzame energie in de MRDH te monitoren met het oog op strategische beslisinformatie. Daarmee wordt de realisatie van de ambities en doelstellingen van de MRDH, EPZ, IQ, Strategische Vervoersautoriteit en de Provincie Zuid-Holland in beeld gebracht. Door het grote aantal overheden, partijen en organisaties in één en dezelfde grootstedelijke regio ontstaan namelijk gemakkelijk verschillende beelden van de feiten of het te voeren beleid. Om nu eenduidig en samenhangend beleid te kunnen voeren, is overeenstemming over de feiten en de ontwikkelingen noodzakelijk. Gedeelde informatie op basis van dezelfde definities in een gezamenlijke monitor draagt daar sterk aan bij. Transparantie en eenduidigheid van cijfers hebben daarbij de hoogste prioriteit; dat vormt de basis voor gezamenlijk samenhangend beleid. De doelstelling en functie van de Regiomonitor Economie en Bereikbaarheid is als volgt: Het bieden van eenduidige, strategische beslisinformatie op regionaal economisch gebied zodat in de complexe bestuurlijke omgeving van Zuid-Holland een gedeeld en eenduidig beeld van de regio ontstaat met een gezamenlijk uitgangspunt voor het voeren beleid. De functie van de monitor is:
Het delen van informatie en conclusies over Zuid-Holland en deelregio´s met betrekking tot een beperkt aantal strategische nota´s; Consistentie qua definitie, over de tijd en in ruimtelijke schaalniveaus; Gericht op beslissers, beleidsmakers en onderzoekers in Zuid-Holland; Signalerend en agenderend; Een basis voor de begroting van de MRDH.
De verschillende organisaties in de MRDH en de Provincie Zuid-Holland kunnen niet allemaal met één gemeenschappelijke monitor worden bediend in hun gehele informatiebehoefte. Ten behoeve van deze monitor is ervoor gekozen om de Agenda Economisch Vestigingsklimaat van de MRDH en de Strategische Bereikbaarheidsagenda van de Vervoersautoriteit MRDH als uitgangspunt te kiezen. Deze is op basis van de interviews met sleutelpersonen aangevuld met de nota´s van de strategische partners van de MRDH. De monitor biedt daarmee consistente en samenhangende informatie voor de volgende vijf strategische nota’s (zie figuur 1.1):
11
Agenda Economisch Vestigingsklimaat (2014), Rotterdam/Den Haag: MRDH, omvat investeringsagenda en bereikbaarheid (Strategische Bereikbaarheidsagenda); InnovationQuarter Jaarplan 2015. Koers 2020: Van schone slaapster tot lichtend voorbeeld (2014), Den Haag: Economische Programmaraad Zuidvleugel; Zuid-Holland: slimmer, schoner en sterker. Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 GS ZuidHolland; Adaptieve Agenda Zuidelijke Randstad 2040. Een uitnodigend perspectief van Rijk en regio voor markt en samenleving (2013). Den Haag: Bestuurlijk overleg MIRT/Zuidvleugelpartners;
M RD H IQ Ag en da EP Z Ho of d Ad lijn a p en tie Ak ve ko ag or en d G da S Zu 201 5 id vl ‐20 eu 1 ge 9 l
Tabel 1.1 Onderwerpen naar nota per organisatie
1 Werklocaties 2 Energie (transitie) 3 Branding 4 Clusters 5 Financiering 6 Onderwijs & Arbm 7 Dragers landelijk gebied 8 Gebieden 9 Bereikbaarheid 10 Innovatie 11 Regelgeving 12 Uitvoering 13 Kennis zakelijke dvl. 14 Stedelijk wonen 15 Delta program Rijn
x x x x x x x x x
x x
x x
x
x x
x
x x
x x 9
1
5
3
12
2 4 2 1 1 2 1 1 3 3
x
1 1 4
Met het oog op eenduidigheid en consistentie ten behoeve van het beleid worden variabelen alleen uitgewerkt als de data voldoen aan de volgende criteria:
Betrouwbaarheid (herhaalbaar) en geldigheid (relevantie; meet wat deze moet meten); Maakt zoveel mogelijk gebruik van bestaand werk en cijfermateriaal volgens algemene definities; geen primaire dataverzameling; Publiek toegankelijke data verkrijgbaar tegen lage kosten; Zo eenduidig mogelijke indicatoren en geen samengestelde indices; Jaarlijks herhaalbaar en kwantitatief; Data beschikbaar voor meer jaren; Gebaseerd op de begrippen concurrentiekracht en vestigingsmilieu.
Deze criteria zijn ook in de Randstad Monitor gehanteerd bij de keuze van variabelen.
1.2 Concurrentiekracht en vestigingsmilieu: Metropolitane kwaliteit voor de Next Economy De variabelen waarmee de MRDH wordt gemonitord zijn te onderscheiden in doelvariabelen en instrumentvariabelen. Doelvariabelen volgen de ontwikkeling van de MRDH ten opzichte van vergelijkbare stedelijke regio´s in binnen- en buitenland, instrumentvariabelen volgen de onderwerpen van de beleidsindicatoren. Deze laatste zijn gerelateerd aan doelstellingen en werkvelden. De indicatoren zijn inhoudelijk verankerd in de regionaal economische begrippen ´concurrentiekracht´ en ´vestigingsmilieu´. Dit is ingegeven door de Agenda Economisch Vestigingsklimaat MRDH en een beknopte analyse over de regionale economie van de MRDH (Tordoir 2015). Deze laatste analyse gaat in op de gemiddelde groei van de MRDH en op het ontbreken van agglomeratievoordelen. Tordoir 2015 beschrijft de regionale uitgangspositie van de MRDH kernachtig in vier punten: 1 de economische structuur zet een rem op de groei van inkomen en werk; 2 de concurrentiekracht steunt sterk op cluster-specifieke netwerken; 3 de regionale economie kent sterke stenen maar minder sterk cement; 4 directe clusterbelangen hinderen regio brede investeringen en kwaliteit van het verblijfsklimaat. Tordoir (2015) verbindt hier vier kernopgaven aan: 1 Connectiviteit: betere interne en externe metropolitane verbindingen; 2 Vernieuwing van de economie; 3 Toonaangevende duurzaamheid; 4 Attractiviteit: het verbeteren van de aantrekkingskracht op talent door investeringen in bijvoorbeeld stedelijke en landschappelijke kwaliteit.
13
Deze kernopgaven zijn weerspiegeld in de begrotingsindicatoren van de Agenda Vestigingsmilieu MRDH. Het draait hierbij om concurrentiekracht en vestigingsmilieu. Met het vestigingsmilieu wordt doorgaans de economische omgeving voor investeringen bedoeld, bestaande uit bijvoorbeeld de attitude van de overheid en financiële instellingen, relaties tussen werkgevers en werknemers, belastingklimaat, politieke stabiliteit, inflatie, geografische ligging en bereikbaarheid. De Economist Intelligence Unit (Hotspots 2013) definieert de concurrentiekracht van steden als het vermogen om kapitaal, bedrijvigheid, talent en bezoekers aan te trekken. Concurrentiekracht is breder dan het vestigingsmilieu en betreft het uiteindelijke resultaat. Het accent ligt in het vestigingsmilieu meer op de voorwaarden waar beleidsmakers invloed op hebben, en in het begrip concurrentiekracht ligt het accent op de daadwerkelijke aantrekkingskracht. Om de concurrentiekracht te verhogen dient het vestigingsmilieu verbeterd te worden. De uiteindelijk gerealiseerde groei is weer een stap verder; dat is ook van interne factoren afhankelijk. In het huidige beleid van de MRDH komen twee beleidslijnen samen. Enerzijds is er het streven naar metropolitane kwaliteit (Tordoir) en anderzijds het streven naar een concurrerende, duurzame economie in de vorm van de Next Economy (Rifkin). De regionale uitgangspositie van de MRDH kan samengevat worden tot onvoldoende agglomeratievoordeel (Tordoir), maar dat is echter wel nodig om concurrerend te zijn in de Next Economy (Rifkin). De vier kernopgaven van de regionale investeringsstrategie zijn daarop gericht: concurrentievoordeel in de Next Economy door middel van metropolitane kwaliteit.
Het meten van concurrentiekracht Met behulp van de Regional Competitiveness Index van de Europese Commissie/DG Regio 2013 is een positiebepaling van Zuid-Holland uitgevoerd. DG Regio heeft een groot aantal variabelen samengevoegd tot een overall indicator die regionale concurrentiekracht kwantitatief uitdrukt. Utrecht heeft de hoogste score van de Europese regio’s. Zuid-Holland staat op de tiende plaats, Noord-Holland/Flevoland staat zesde (zie kaartbeeld in figuur 2.2). Deze posities zien we echter niet geheel terug in het BRP per inwoner en andere indicatoren. De gemeten concurrentiekracht wil nog niet zeggen dat een regio ook harder groeit. Het is een benadering van potentie. De feitelijke economische groei is de mate van realisatie daarvan. De concurrentiekracht van de provincie Zuid-Holland bevindt zich derhalve in de top van Europa. Echter, met het bruto regionaal product (BRP) per hoofd van de bevolking, arbeidsproductiviteit en groei van het BRP op de lange termijn bevindt ZuidHolland zich aan de onderzijde van de bandbreedte van de waargenomen groei van de grootstedelijke regio’s. De positie van Zuid-Holland is niet uitzonderlijk, maar er is een extra potentie van 10.000-20.000 euro per inwoner of arbeidsjaar, en een half tot heel punt extra groei van het BRP over een lange periode. Dat is de huidige analyse van de positie van Zuid-Holland: een wereldspeler met een grote potentie en groeikansen. De analyse van regionale concurrentiekracht volgens DG Regio geeft twee mogelijkheden aan: ten eerste kan het verschil tussen potentie en benutting bepaald worden – hetgeen gezien kan worden als een kwantitatieve doelstelling van extra economische groei. Ten tweede kan aan de hand van DG Regio 2013 een selectie van referentiesteden worden gemaakt.
14
Verschil potentie en realisatie Drie variabelen uit de Randstad Monitor, het BRP per hoofd van de bevolking, het BRP per arbeidsjaar (arbeidsproductiviteit) en de groei van het BRP tussen 1995 en 2012 zijn afgezet tegen de regionale concurrentiekracht volgens DG Regio. Met nadruk wordt vermeld dat dit een samenhang betreft, en geen oorzaak-gevolg. De samenhang zoals die uit de figuren blijkt is een benchmark of ranking in twee dimensies (ranking qua potentie en ranking qua realisatie): andere grootstedelijke regio’s hebben gegeven hun concurrentiepositie een hoger of lager BRP per capita, arbeidsproductiviteit of economische groei. Zuid-Holland, tiende op de ranglijst van DG Regio 2013, zit op alle drie de variabelen aan de onderkant van de bandbreedte van de beschouwde grootstedelijke regio’s. Zuid-Holland heeft in deze benchmark weliswaar geen uitzonderlijke positie – er zijn andere stedelijke regio’s met een vergelijkbare score, maar het is duidelijk dat er meer mogelijk is. De afstand tussen de waargenomen groei (de stip) tot de lijn (die de gemiddeld verwachte groei van het brp op basis van de concurrentiekracht uitdrukt), geeft aan wat gegeven de concurrentiekracht verwacht mag worden. Dit betekent dan een structurele jaarlijkse groei van 2-3%, die in een hoogconjunctuur nog verder op kan lopen. Figuur 1.1 Grootstedelijke regio´s uit de Randstad Monitor naar GDP per hoofd van de bevolking (2012) (verticale as, 1000 euro per inwoner) en concurrentiekracht (horizontale as, als z-score) 70 60 50 40 30 20 10
‐0,400
‐0,200
0 0,000
0,200
0,400
0,600
0,800
Bron: DG Regio/Eurostat/Randstad Monitor 2012
15
1,000
1,200
1,400
Figuur 1.2 Grootstedelijke regio´s uit de Randstad Monitor naar arbeidsproductiviteit in 2012 (verticale as. 1000 euro per inwoner) en concurrentiekracht (horizontale as, als z-score) 140 120 100 80 60 40 20
‐0,400
‐0,200
0 0,000
0,200
0,400
0,600
0,800
1,000
1,200
1,400
Bron: DG Regio/Eurostat/Randstad Monitor 2012
1.3 Keuze van de referentiesteden van de MRDH We vergelijken de MRDH met grootstedelijke regio’s in Midden- en Noordwest-Europa die een vergelijkbare concurrentiekracht of potentie hebben. De keuze van steden in deze monitor is in eerste instantie gebaseerd op de regionale concurrentiekracht volgens DG Regio en vervolgens getoetst aan de hand van interviews. Zuid-Holland staat tiende op de lijst van DG Regio; de stedelijke regio´s waarmee we Zuid-Holland vergelijken staan dus in de bovenste regionen van de ranglijst van in totaal 262 Europese regio´s. De regio’s met een hoge score hebben immers een vergelijkbare potentie. Er is gekozen voor grootstedelijke regio´s met een concurrentiekracht vanaf een bepaalde grenswaarde.
16
Figuur 1.3 Grootstedelijke regio´s uit de Randstad Monitor naar groei van het BRP (verticale as in gemiddelde groei per jaar 1995-2012) en concurrentiekracht (horizontale as, als z-score), alle regio´s in de Randstad Monitor (Zuid-Holland is de rode punt)
6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0
‐0,400
‐0,200
0,0 0,000
0,200
0,400
0,600
0,800
1,000
1,200
1,400
Bron: DG Regio/Eurostat/Randstad Monitor 2012
Die grens is als volgt bepaald. De regionale concurrentiekracht van DG Regio is gekruist met de groei van het BRP van grootstedelijke regio´s over de periode 1995-2012 (bron: Randstad Monitor). Figuur 2.5 geeft het resultaat; hoewel het slechts twintig waarnemingen betreft, is zichtbaar dat er geen relatie is als alle twintig waarnemingen worden beschouwd. Vanaf een score op de concurrentiekracht van 0,5 en hoger ontstaat er samenhang. Dan loopt met een toenemende concurrentiekracht de gerealiseerde groei van het BRP op lange termijn op. Deze grootstedelijke regio´s (>0,5) blijken in Midden-, Noord-, en West-Europa te liggen. Voor deze groep geldt dat een toenemende concurrentiekracht tot meer groei leidt. De volgende criteria zijn toegepast op de bestaande ranglijsten:
Grootstedelijke regio´s met een concurrentiekracht van 0,5 of meer; Specifieke steden zoals genoemd in de interviews passend bij clusters in ZuidHolland en de MRDH (zoals internationale functies).
Andere Nederlandse grootstedelijke regio´s (Amsterdam, Eindhoven/Zuidoost-Brabant, Utrecht) vallen door deze criteria in de verzameling referentiesteden. Bij elkaar leidt dit tot een selectie van steden waarin activiteiten zoals als technologie, (ex)regeringszetels, internationale functies, traditionele en moderne industrie, concentraties van hoofdkantoren en zeehavens plaatsvinden. Het is een diverse verzameling steden in Midden-en NoordwestEuropa op basis van relevante kenmerken voor de MRDH.
17
x
2 Stockholm
x
x
3 Parijs
x
x
4 Kopenhagen/Malmö
x
x
5 MRDH/Zuid-Holland
x
x
6 Hamburg
x
x
7 München
x
8 Antwerpen
x
9 Roergebied
x
x
x
Industrie
Hoofdsteden
1 Londen
Financieel
Innovatie
Supranat. functies
Haven
Midden-NW EU
Tabel 1.2 Keuze van grootstedelijke regio´s in Noordwest-Europa voor de Regiomonitor
x x
x x
x
x
x
x x
x x
10 Frankfurt/Main
x
11 Berlijn
x
12 Le Havre/Nord Pas de Calais
x
13 Genève
x
x
14 Brussel
x
x
15 Eindhoven
x
16 Amsterdam MA
x
17 Utrecht
x
18 Bonn
x
19 Wenen
x
20 Stuttgart
x
x x x
x
x x
x
x x
x X
x x
x
X
Uitwerking Vanuit de maatschappelijke ambitie om aan te sluiten bij de Next Economy (Tordoir) en Metropolitane kwaliteit (Rifkin), staat de concurrentiekracht van de metropool centraal. Daarbij is een aantal indicatoren gekozen die dat schematisch in beeld brengen (zie volgende bladzijde). Vervolgens zijn de investeringsopgaven genoemd, welke eveneens van een set indicatoren zijn voorzien. Deze laten zien in hoeverre de maatschappelijke ambities worden gerealiseerd. In deze set indicatoren brengt de monitor de begrotingsindicatoren van de Agenda Economisch Vestigingsklimaat, de doelstellingen van de Strategische Bereikbaarheidsagenda van de Vervoersautoriteit én de Monitor Economie Zuid-Holland van EPZ/IQ samen. De drie groepen indicatoren die passen bij hun kerntaken en werkvelden zijn over de vier investeringsopgaven verdeeld. Het leidt tot de volgende vijf groepen indicatoren: 1. Grootstedelijke concurrentiekracht (economie, arbeidsmarkt, bevolking (Hoofdstuk 2); 2. Connectiviteit (woon-werkverkeer, congestie, zeehavens, interne 3. bereikbaarheid van de regio) (hoofdstuk 3); 4. Vernieuwing economie (R&D, innovatie, patenten, werkgelegenheid in hightech industrie 5. en kennisintensieve diensten, sectoren, economische clusters) (hoofdstuk 4); 6. Toonaangevende Duurzaamheid (fijnstof emissie, smart infrastructuur/energie, 18
verbruik huishoudens en bedrijven, aandeel duurzaam), (hoofdstuk 5); 5 Attractiviteit (congressen, toerisme, werklocaties, branding, landelijk gebied, onderwijs) (hoofdstuk 6). Figuur 1.4 De vier investeringsopgaven vloeien voort uit de maatschappelijke ambities Next Economy en Metropolitane kwaliteit in de MRDH.
Maatschappelijke ambities Next Economy Metropolitane kwaliteit Metropolitane concurrentiekracht Indicatoren: Hoofdstuk 2
INVESTERINGSOPGAVEN:
Interne en internationale verbindingen
Economische vernieuwing
Toonaangevende duurzaamheid
Aantrekkingskracht talent en investeringen
Indicatoren/ werkvelden
Indicatoren/ werkvelden
Indicatoren/ werkvelden
Indicatoren/ werkvelden
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
19
Tabel 1.3 Overzicht indicatoren naar toepassing deelnemende organisatie Onderwerp/indicator Concurrentiekracht metropolen (hoofdstuk 2) Bruto Regionaal Product Arbeidsvolume Werkzame personen Arbeidsproductiviteit BRP per hoofd Bevolking Bruto Participatie Werkloosheid Participatie en werkloosheid opleiding en leeftijd Vermogen, inkomen en armoede
Oganisatie
MRDH MRDH MRDH
Bereikbaarheid (hoofdstuk 3) Bereikbaarheid Toplocaties Betrouwbaarheid reistijd Waardering gebruikers op Stedenbaanknopen Uitstootreductie vervoerssysteem Reductie beheer en exploitatiekosten Voertuigverlies uren Overslag zeehavens Reizigerskilometers Woonwerk verkeer
Vervoersautoriteit MRDH (VA) VA VA VA VA
Vernieuwing Economie (hoofdstuk 4) Research & Development Innovatie/patentaanvragen Hoogwaardige diensten en industrie Clusters, sectoren Bedrijven naar grootteklasse
IQ/EPZ IQ/EPZ IQ/EPZ IQ/EPZ, MRDH IQ/EPZ
Toonaangevende duurzaamheid (hoofdstuk 5) Smart Infrastructure Energieverbuik huishoudens en bedrijven Realisatie windenergie Fijnstof (PM10) en luchtkwaliteit (SO2)
MRDH MRDH
Attractiviteit (hoofdstuk 6) Congressen Toerisme en cultuur Branding Technisch onderwijs Spanning arbeidsmarkt Kantoren Winkelleegstand Bedrijfsterreinen Landelijk gebied
MRDH IQ/EPZ, MRDH MRDH MRDH MRDH MRDH MRDH
20
Vervolgens worden de indicatoren zo mogelijk voor Nederland, de Randstadprovincies alsmede Noord-Brabant, de COROP-regio’s en gemeenten in Zuid-Holland gegeven. Bijlage 1 geeft een overzicht van het beschikbare schaalniveau per variabele. Deze Regiomonitor richt zich per indicator grafisch op de hoofdlijn en belangrijkste conclusie. Alle extra data zijn beschikbaar in Excel format via de website www.mrdh.nl/regiomonitor. Figuur 1.5 In de geografische weergave van gegevens is de volgende indeling aangehouden:
Daarbij is Zuid-Holland is opgedeeld in:
Metropoolregio Rotterdam Den Haag Stadsregio Leiden Stadsregio Drechtsteden Landelijk gebied (Overig Groot Rijnmond, Oost Zuid-Holland, Overig Zuidoost ZuidHolland)
De gepresenteerde cijfers in deze monitor zijn daarbij qua tijd en geografische schaal onderling vergelijkbaar en passen bij bekende bronnen, zoals de cijfers die het CBS (en dus het CPB) voor Nederland afgeeft. De meest gebruikte bron is het CBS/EUROSTAT, aangevuld met LISA en indien nodig aangevuld met externe bronnen. Doorgaans is 2015 het laatste jaar. Cijfers over het BRP zijn consequent voor 2015 gegeven, internationaal en nationaal. Dat jaar geldt als benchmark. Voor de internationaal vergelijkbare gegevens betreft de reeks doorgaans een periode van tien tot twintig jaar; 1995 is het vroegst mogelijke beginjaar. In de presentatie en toelichting staat de MRDH centraal, maar zo mogelijk worden ook cijfers voor Zuid-Holland gegeven. Soms zijn er geen cijfers voor de MRDH; dan is de focus op Zuid-Holland gericht. 21
2 Metropolitane concurrentiekracht
2.1 Bruto regionaal product, werkgelegenheid en bevolking De economie van de MRDH is in de periode van 2009 tot 2015 gekrompen en laat daarmee de laagste groei zien van de Europese grootstedelijke regio’s. Voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid geldt hetzelfde. De bevolkingsgroei van de MRDH is daarentegen positief gebleven over deze periode en is licht hoger dan het gemiddelde van de onderzochte Europese grootstedelijke regio’s. Het BRP per hoofd van de bevolking lag in 2015 in de MRDH op 44 duizend euro per persoon. Daarmee ligt de MRDH onder het gemiddelde van de referentieregio´s in Europa (47 duizend euro). Het ligt boven dat van Nederland (40 duizend euro per persoon in 2015). De MRDH heeft een relatief hoge groei van de bevolking, terwijl het BRP en de werkgelegenheid juist krompen in de jaren 2009-2015. Dit leidde tot een daling van het BRP per hoofd van de bevolking in de MRDH. De krimp van het BRP ging gepaard met een snellere afname van de werkgelegenheid, waardoor de groei van de arbeidsproductiviteit, gemeten als euro’s per gewerkt uur, licht positief is in de MRDH. Dit wijst per saldo op een hoge kapitaalintensiteit en onvoldoende vraag in dienstverlenende sectoren. 22
Figuur 2.1 Krimp van het BRP in de MRDH over de jaren 2009-2015….. Gemiddelde jaarlijkse procentuele groei van het bruto regionaal product naar regio, 20092015 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 ‐0,5 ‐1,0
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory Figuur 2.2 … en krimp van de werkgelegenheid in de MRDH over de jaren 2009-2015… Gemiddelde jaarlijkse procentuele groei van de werkgelegenheid naar regio, 2009-2015
2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 ‐0,5 ‐1,0
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory
23
Figuur 2.3 …. en groei van de bevolking in de MRDH over de jaren 2009-2015. Gemiddelde jaarlijkse procentuele groei van de bevolking naar regio, 2009-2015 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 ‐0,5
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory
Figuur 2.4 Het BRP per hoofd van de bevolking van de MRDH staat met 44.000 euro in de middenmoot (stand 2015) van de grootstedelijke Europese regio´s…. Bruto regionaal product per inwoner naar regio, duizend euro, 2015 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory
24
Figuur 2.5 … maar de groei van het bruto regionaal product per hoofd van de bevolking van de MRDH over de periode 2009-2015 staat onderaan. Gemiddelde jaarlijkse procentuele groei van het BRP per inwoner naar regio, 2009-2015 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 ‐0,5 ‐1,0 ‐1,5
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory Toelichting: het bruto regionaal product (BRP) is het verschil tussen de omzet en inkoop van grondstoffen, halffabrikaten en diensten ten behoeve van het productieproces door bedrijven en instellingen. Dit verschil heet bruto toegevoegde waarde. Indien dit wordt gecorrigeerd voor het saldo van belastingen, accijnzen en subsidies en de BTW (belasting toegevoegde waarde) is dit het bruto regionaal product tegen marktprijzen. De jaarlijkse ontwikkeling ervan staat bekend als economische groei. De cijfers voor het BRP zijn vergelijkbaar met wat het CPB geeft voor Nederland. Werkgelegenheid betreft werkzame personen ongeacht het aantal uur dat zij per week werken. Sommige werkzame personen hebben meer banen. Deze definitie is conform die van het CBS. De bevolking betreft het jaargemiddelde.
Figuur 2.6 De arbeidsproductiviteit (toegevoegde waarde per gewerkt uur) van de MRDH bedraagt in 2015 58 euro per gewerkt uur en daarmee staat de MRDH in de middenmoot van de stedelijke regio’s… Arbeidsproductiviteit per gewerkt uur, euro, 2015 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory
25
Figuur 2.7 … maar de groei van de arbeidsproductiviteit (euro gewerkt uur) van de MRDH over de periode 2009-2015 staat onder in de middenmoot (stand 2015). Gemiddelde jaarlijkse procentuele groei van de arbeidsproductiviteit, 2009-2015 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 ‐0,5 ‐1,0 ‐1,5
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory Toelichting: arbeidsproductiviteit is bepaald door het BRP te delen door het aantal uur dat is gewerkt in een geheel jaar. Het CBS en het CPB werkten voorheen met arbeidsjaren ofwel voltijdseenheden. In die eenheid is het totale aantal gewerkte uren gedeeld door het aantal uur dat een voltijdscontract inhield en rekening hield met allerlei verlofdagen en feestdagen. Dit verschilt echter per jaar en tussen landen. Eurostat en de OECD rekenden al langer uren in plaats van jaren. Met ingang van 2016 werkt het CPB ook met uren. Het CBS geeft zowel uren als arbeidsjaren. Derhalve kon voor de gekozen regio’s een reeks worden opgesteld.
2.2 Vermogen, inkomen en armoede Figuur 2.8 Het vermogen van huishoudens is in de MRDH gemiddeld enigszins lager dan in vergelijkbare regio’s in Nederland…. Gemiddeld vermogen per huishouden naar regio, 2014, 1000 euro
Gemiddeld vermogen per huishouden, 1000 Euro, 2014 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
Bron: CBS/Bewerking NEO Observatory
Toelichting: vermogen is het saldo van bezittingen en schulden. In de definitie van het CBS wordt verondersteld dat elk huishouden wel iets van bezittingen en vermogen heeft in de vorm van een betaalrekening of contant geld. Bezittingen zijn bank-, en spaartegoeden, obligaties, aandelen, opties e.d., de eigen woning,
26
ondernemingsvermogen en overige bezittingen. Schulden zijn de som van hypotheekschuld in verband met de eigen woning en overige schulden zoals schulden voor consumptiedoeleinden, financiering van aandelen, obligaties of rechten op periodieke uitkeringen, schulden i.v.m. tweede woning of andere onroerende zaken, schulden volgens Wet studiefinanciering. (bron: CBS)
Figuur 2.9 … en ook het gemiddelde gestandaardiseerde jaarinkomen per huishouden is in de MRDH enigszins lager dan in Nederlandse referentieregio’s. Gemiddeld gestandaardiseerd jaarinkomen per huishouden naar regio, 2014, 1000 euro
Gemiddeld gestandaardiseerd jaarinkomen per huishouden, 1000 Euro, 2014 26 25 24 23 22 21 20
Bron: CBS/Bewerking NEO Observatory
Toelichting: het gestandaardiseerde inkomen van een huishoudens is het netto inkomen (na herverdeling door betaalde belastingen en ontvangen subsidies) gecorrigeerd voor het aantal leden naar leeftijd van het huishouden. Zo wordt rekening gehouden met omvang en samenstelling van een huishouden. Deze correctie is niet recht evenredig, maar vindt plaats door een zogenaamde equivalentiefactor, die voor elk extra lid van een huishouden afneemt. Zo wordt rekening gehouden met het aantal personen in het huishouden dat van het huishoudinkomen afhankelijk is.
27
Figuur 2.10 Het percentage huishoudens onder de lage inkomensgrens is de MRDH hoger dan in Nederlandse referentieregio’s. Dat van Zuid-Holland is vergelijkbaar met Noord-Holland. Huishoudens met een inkomen onder de lage inkomensgrens naar regio als percentage van het totaal aantal huishoudens, 2014
Percentage huishoudens onder lage inkomensgrens, 2014 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
Bron: CBS/Bewerking NEO Observatory
Toelichting: de lage inkomensgrens is bepaald als de bijstandsuitkering van een alleenstaande in 1979, toen deze qua koopkracht op zijn hoogst was. Deze grens ligt voor een bijstandsuitkering voor een alleenstaande op 9250 euro per jaar in prijzen van 2000. Dat is exclusief huursubsidie. Het huidige inkomen wordt door deflatie herleid tot dat bedrag (bron: CBS).
2.3 Participatie en werkloosheid in internationaal perspectief De bruto arbeidsparticipatie van de MRDH ligt op een betrekkelijk hoog niveau, namelijk 70% van de bevolking tussen 15 en 74 jaar. Benadrukt wordt dat de bruto participatie zowel de werkzamen als de werklozen omvat. Het is enigszins hoger dan het gemiddelde van de Europese grootstedelijke regio´s. Stockholm heeft de hoogste arbeidsparticipatie (76%). De werkloosheid is in de MRDH echter hoger dan het gemiddelde voor de Europese grootstedelijke regio´s; de MRDH heeft op twee regio’s na de hoogste werkloosheid. De stagnerende conjunctuur over een reeks van jaren na 2009 heeft in Nederland geleid tot een hoger dan gemiddelde werkloosheid, dus ook in de MRDH.
28
Figuur 2.11 De MRDH heeft een relatief hoge participatiegraad… Beroepsbevolking (werkzaam en werkloos) als percentage van de bevolking 15-74 jaar, 2014, naar grootstedelijke regio 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
%
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory Figuur 2.12 …en heeft tevens een hoger dan gemiddelde werkloosheid Werkloosheid als percentage van de beroepsbevolking 15-74 jaar, 2014, naar grootstedelijke regio
%
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory Toelichting: de beroepsbevolking meet het arbeidsaanbod en is gemeten vanuit de bevolking. De bevolking tussen 15-74 jaar is de potentiële beroepsbevolking. Dat zijn alle mensen die in principe zouden kunnen werken, mits zij daartoe in staat en bereid zijn. Degenen uit de potentiële beroepsbevolking die werken ongeacht het aantal uur per week dat zij werken, behoren tot de werkzame beroepsbevolking. Degenen die wel willen, maar geen werk hebben gevonden, behoren tot de werkloze beroepsbevolking. Werkenden en werklozen maken gezamenlijk deel uit van de beroepsbevolking. De gehele beroepsbevolking als percentage van de potentiële beroepsbevolking is de participatiegraad. De werklozen als percentage van de beroepsbevolking is het werkloosheidspercentage. De definities en cijfers zijn conform het CBS en Eurostat. Deze cijfers zijn voor Nederlandse regio’s beschikbaar naar opleiding en leeftijd. Omdat het CBS vorig jaar is overgestapt van de leeftijd 15-64 naar 15-74 jaar is de reeks slechts beschikbaar vanaf 2003.
29
2.4 Participatie en werkloosheid naar leeftijd en opleiding in regionaal perspectief Figuur 2.13 De bruto participatie in de MRDH (68,6% in 2015) ligt onder het landelijk gemiddelde (70,2% in 2015). Delft en Westland heeft een relatief hoge participatie, maar deze liep terug na 2008. Rijnmond heeft een lage participatie, maar deze nam relatief snel toe tot de grote recessie in 2009 Bruto participatie is de beroepsbevolking (werkenden en werklozen) als percentage (verticale as) van de gehele bevolking 15-74, MRDH, Zuid-Holland, Nederland en deelregio’s MRDH, 2003-2015 74 72 70
%
68 66 64 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Nederland
MRDH
Rijnmond
Agglo Den Haag
Delft en Westland
Zuid‐Holland
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Figuur 2.14 De werkloosheid in de MRDH (9% in 2015) is relatief hoog ten opzichte van Nederland (6,9% in 2015), vooral in Rijnmond en Agglomeratie Den Haag. Het verschil met Nederland nam het afgelopen decennium toe. In Delft en Westland is de werkloosheid lager dan in Nederland als geheel. Werkloosheid is het aantal werklozen als percentage (verticale as) van de beroepsbevolking 15-74 jaar, MRDH, Zuid-Holland, Nederland en deelregio’s MRDH, 2003-2015 12 10 8
%
6 4 2 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Nederland
MRDH
Rijnmond
Agglo Den Haag
Delft en Westland
Zuid‐Holland
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory 30
Figuur 2.15 Ook is de participatiegraad onder de jeugd (15-24 jarigen) in de MRDH lager dan landelijk het geval is, vooral in Rijnmond en Agglomeratie Den Haag, terwijl dat van Delft en Westland op het landelijk gemiddelde ligt… Bruto participatie 15-24 jaar is de beroepsbevolking 15-24 jaar (werkenden en werklozen) als percentage (verticale as) van de gehele bevolking 15-24, MRDH, Zuid-Holland, Nederland en deelregio’s MRDH, 2003-2015 75
70
65
% 60
55 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Nederland
MRDH
Rijnmond
Agglo Den Haag
Delft en Westland
Zuid‐Holland
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Figuur 2.16 … en ligt de jeugdwerkloosheid in de MRDH boven het landelijk cijfer en nam er het afgelopen decennium sneller toe. Dat vond plaats in Rijnmond en Agglomeratie Den Haag, terwijl Delft en Westland juist een gunstige ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid liet zien. Werkloosheid 15 -24 jaar is het aantal werklozen in de leeftijd 15-24 jaar als percentage (verticale as) van de beroepsbevolking 15-24 jaar 19 17 15 13
%
11 9 7 5 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Nederland
MRDH
Rijnmond
Agglo Den Haag
Delft en Westland
Zuid‐Holland
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory
31
Figuur 2.17 In de MRDH is de bruto participatie onder lager en middelbaar opgeleiden wat lager dan landelijk het geval is. In Delft en Westland is de participatie vooral onder lager opgeleiden juist hoger dan landelijk. De participatiegraad onder hoger opgeleiden in de MRDH is vergelijkbaar met het landelijke cijfer (2015). Bruto participatie is de beroepsbevolking (werkenden en werklozen) als percentage (verticale as) van de gehele bevolking 15-74 naar opleiding, totaal en per opleiding
Participatie naar opleiding 90 85 80 75 70 65 60 55 50 45 40 Nederland
MRDH
Rijnmond Totaal
laag
Agglo Den Haag midden
Delft en Westland
Zuid‐Holland
hoog
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Figuur 2.18 In de MRDH is de werkloosheid onder lager en middelbaar opgeleiden hoger, met name in Rijnmond en Agglomeratie Den Haag. In Delft en Westland is de werkloosheid onder deze groepen vergelijkbaar met het landelijke cijfer en is de werkloosheid onder hoger opgeleiden lager (2015). Werkloosheid naar opleiding is het aantal werklozen als percentage (verticale as) van de beroepsbevolking naar opleiding, MRDH, Zuid-Holland, Nederland en deelregio’s MRDH, 2003-2015
Werkloosheid naar opleiding 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 Nederland
MRDH
Rijnmond Totaal
laag
Agglo Den Haag midden
Zuid‐Holland
hoog
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory
32
Delft en Westland
Figuur 2.19 De samenstelling van de potentiële beroepsbevolking van de MRDH is vergelijkbaar met die van geheel Nederland – dit illustreert het gebrek aan agglomeratievoordeel. In Rijnmond is het aandeel hoger opgeleiden in de gehele potentiële beroepsbevolking lager dan landelijk, in Agglomeratie Den Haag is het hoger. In Delft en Westland wijkt dat aandeel niet af, ondanks de aanwezigheid van de TU Delft (2015). Laag, midden en hoger opgeleiden 15-74 jaar als percentage (verticale as) van de totale van de bevolking 15-74 jaar, MRDH, Zuid-Holland, Nederland en deelregio’s MRDH, 2003-2015
Potentiële beroepsbevolking naar opleiding 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Nederland
MRDH
Rijnmond laag
Agglo Den Haag
midden
Delft en Westland
Zuid‐Holland
hoog
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Figuur 2.20 Inactiviteit en werkloosheid zijn in de MRDH hoog onder lager én onder middelbaar opgeleiden. Aantal werkzame, werkloze en inactieve personen 15-74 jaar naar opleiding, x 1000, 2015. Tabel 2.1 geeft de absolute cijfers. 800 700 600 500 x 1000
400 300 200 100 0 Laag Werkzame beroepsbevolking
Midden Werklozen
Niet‐actieve bevolking
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory
33
Hoog
Tabel 2.1 Inactiviteit en werkloosheid in de MRDH zijn in het bijzonder hoog onder lager en middelbaar opgeleiden (2015). Aantal werkzame, werkloze en inactieve personen 15-74 jaar naar opleiding, x 1000, 2015. Totaal
laag
Potentiële beroepsbevolking Beroepsbevolking Werkenden Werklozen Niet‐actieven
hoog
547 276 235 42 273
midden 669 479 432 46 191
X 1000 personen 1.746 1.198 1.092 108 549
Potentiële beroepsbevolking Beroepsbevolking Werkenden Werklozen Niet‐actieven
% 100 69 63 9 31
100 51 43 15 50
100 72 65 10 29
100 84 80 4 16
530 443 425 18 86
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory
3 Bereikbaarheid
3.1 Bereikbaarheid toplocaties MRDH Om de agglomeratiekracht en de concurrentiepositie van de metropoolregio te versterken en de leefbaarheid te vergroten, zijn in de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA) van de Vervoersautoriteit MRDH vijf hoofddoelen benoemd. Om meer grip te krijgen op de relatie tussen de geformuleerde doelen en de effecten van ingrepen in het mobiliteitssysteem zijn de SBA-doelen in de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid vertaald in eisen. Dit maakt het mogelijk om onderbouwde keuzes te maken, prioriteiten te stellen en meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van investeringen. Dit vraagt, naast een methodische doorvertaling van doelen naar eisen, om een bijpassende monitoringssystematiek. Voor deze regiomonitor maken we gebruik van de eisen die in de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid zijn opgenomen, de zogenaamde topeisen. Per top-eis is een ambitie voor 2025 geformuleerd. Met haar beleid draagt de MRDH bij aan het bereiken van de gestelde ambities. Tegelijkertijd vinden er ook andere ingrepen in het mobiliteitssysteem plaats, buiten de invloedssfeer van de MRDH, die van invloed zijn op het behalen van de ambities. De komende jaren is het zaak om de geformuleerde ambities en eisen te verifiëren en waar nodig bij te stellen en/of meer smart te maken. Om deze methodiek tot een succes te maken zijn een goede nulmeting en periodieke monitoring van belang. Naast een nulmeting kijken we daarom ook naar de trendontwikkeling van de verschillende eisen en ambities in de loop van de tijd. In de navolgende tabel hebben we de vertaling van de hoofddoelstellingen in de SBA naar de topeisen zichtbaar gemaakt. Op dit moment is de nulmeting van enkele topeisen beschikbaar. Voor de overige topeisen wordt de nulmeting nog bepaald in de loop van 2016. Hierna wordt per doel de nulmeting gegeven, oftewel de stand van zaken anno 2015. 34
Bereikbaarheidsdoel SBA Concurrerende economie
Kansen voor mensen
Kwaliteit van plekken
De duurzame regio
Efficiënt en rendabel
Top-eis
Aantal mensen dat economische toplocaties in 45 minuten kan bereiken Betrouwbaarheid van reistijd op de belangrijkste verbindingen, in het bijzonder voor het goederenvervoer Aantal arbeidsplaatsen/ voorzieningen dat mensen vanuit woongebieden in 45 minuten kunnen bereiken Gebruikerswaardering van de stedenbaanknopen Uitstootreductie vervoersysteem (CO2) Reductie beheer- & exploitatielasten OV
Ambitie in 2025 t.o.v. huidige situatie Toename van 10% voor de 10 belangrijkste locaties
95% op hoofdwegennet en 90% op onderliggend wegennet
Nulmeting Beschikbaar
Nog niet beschikbaar; wordt nog bepaald
Toename van 10% voor 90% van de woongebieden
Beschikbaar
Minimaal 7,5 op 90% van de knopen
Beschikbaar
Afname van 30% voor het gehele vervoersysteem Afname van 10% voor het gehele OV-systeem
Zie duurzaamheid
Nog niet beschikbaar; wordt nog bepaald.
Bron: Strategische Bereikbaarheidsagenda 2016‐2025, Vervoersautoriteit MRDH, Den Haag Doelstelling 1: Concurrerende economie: aantal mensen dat economische toplocaties in 45 minuten kan bereiken. Per modaliteit (auto, OV (inclusief lopen) en fiets (15 km/uur)) is voor elf economische gebieden (zie de Strategische Bereikbaarheidsagenda) bepaald hoeveel mensen in de spits binnen 45 minuten een economische toplocatie (zwaartepunt) kunnen bereiken. De hoeveelheid mensen is naast de infrastructuur en congestie ook afhankelijk van de ligging. Per economische toplocatie is een representatief punt gekozen. Bij openbaar vervoer is gekozen voor het voor- of natransport per voet. Wanneer de fiets (of auto) wordt gekozen voor het voor- of natransport zal de hoeveelheid mensen uiteraard toenemen. Bij fiets is gekozen voor een snelheid van 15 km/uur. De bepaalde hoeveelheid mensen is in eerste instantie bedoeld als nulmeting, niet als vergelijking tussen gebieden. De nu bepaalde getallen vormen de basis voor het bepalen van de ambitie (+10% in 2025).
35
Figuur 3.1 Per openbaar vervoer heeft Rotterdam Centrum de grootste bereikbaarheid van de toplocaties in de MRDH: meer dan 900 duizend mensen kan RotterdamCentrum binnen 45 minuten bereiken met het OV Aantal mensen dat de 11 toplocaties in de MRDH per OV binnen 45 min kan bereiken Bron: First‐elements/Vervoersautoriteit MRDH Het aantal mensen dat met het openbaar vervoer binnen 45 minuten een toplocatie kan bereiken in de spits is het hoogst bij Rotterdam-Centrum en Den Haag Centrum. Voor beide geldt dat tussen de 700.000 en 1 miljoen mensen deze locaties binnen 45 minuten kunnen bereiken. Voor Scheveningen, de internationale zone in Den Haag en Zoetermeer geldt dat er minder dan 400.000 mensen binnen 45 minuten in de spits de locatie kunnen bereiken.
36
Figuur 3.2 Met de auto hebben Zoetermeer en Rijswijk Plaspoelpolder de beste bereikbaarheid van de toplocaties binnen de MRDH: meer dan 4,5 miljoen mensen kan deze locaties binnen 45 minuten bereiken met de auto Aantal mensen dat de 11 toplocaties in de MRDH met de auto binnen 45 min kan bereiken
Bron: First Elements/Vervoersautoriteit MRDH Het aantal mensen dat met een auto een toplocatie kan bereiken binnen 45 minuten in de spits is het hoogst bij Zoetermeer en Rijswijk Plaspoelpolder. Voor beide locaties geldt dat meer dan 4,5 miljoen mensen deze locaties binnen 45 min kunnen bereiken. Voor de internationale zone Den Haag en Scheveningen geldt dat er minder dan 3 miljoen mensen binnen 45 minuten de locatie kunnen bereiken.
37
Figuur 3.3 Met de fiets heeft Rijswijk Plaspoelpolder de beste bereikbaarheid binnen de MRDH: meer dan 900 duizend mensen kan Rotterdam-Centrum binnen 45 minuten bereiken met het OV Aantal mensen dat de 11 toplocaties in de MRDH met de fiets binnen 45 min kan bereiken
Bron: First Elements/Vervoersautoriteit MRDH Het aantal mensen dat met de fiets een toplocatie kan bereiken is het hoogst bij Rijswijk Plaspoelpolder. Ruim 760.000 mensen kan deze locatie binnen 45 minuten in de spits bereiken. Voor Zoetermeer is het aantal mensen dat binnen 45 minuten in de spits de locatie kan bereiken het laagst (ongeveer 230.000).
Doelstelling 2: Kansen voor mensen: Aantal arbeidsplaatsen/voorzieningen dat mensen vanuit woongebieden in 45 minuten kunnen bereiken Voor deze doelstelling als een soortgelijke analyse uitgevoerd als voor de bereikbaarheid economische toplocaties, maar dan vanuit woongebieden. Per modaliteit (auto, OV (+lopen) en fiets (15 km/uur)) is voor de ongeveer 140 woongebieden bepaald hoeveel arbeidsplaatsen de inwoners van deze wijk in de spits binnen 45 minuten kunnen bereiken. Per woongebied is een representatief punt gekozen. De hoeveelheid te bereiken arbeidsplaatsen is naast de infrastructuur en congestie ook afhankelijk van de ligging. Bij openbaar vervoer is gekozen voor het voor- of natransport per voet. Wanneer de fiets (of auto) wordt gekozen voor het voortransport zal de hoeveelheid mensen uiteraard toenemen. Bij fiets is gekozen voor een snelheid van 15 km/uur. De bepaalde hoeveelheid arbeidsplaatsen is in eerste instantie bedoeld als nulmeting, niet als vergelijking tussen woongebieden. De nu bepaalde getallen vormen de basis voor het bepalen van de ambitie (+10% in 2025). 38
Figuur 3.4 Met het openbaar vervoer kunnen inwoners van Den Haag centrum, Rotterdam Centrum, Delft centrum het grootste aantal arbeidsplaatsen binnen 45 minuten bereiken Aantal arbeidsplaatsen dat binnen 45 minuten bereikt kan worden vanuit de woonplaats met het openbaar vervoer
Bron: First‐elements/Vervoersautoriteit MRDH In Den Haag Centrum, Rotterdam Centrum, Delft Centrum en delen van Rijswijk en Leidschendam is het aantal arbeidsplaatsen dat vanuit een woonwijk bereikt kan worden met het openbaar vervoer binnen 45 min in de spits het hoogst. In deze gebieden kan meer dan 280.000 arbeidsplaatsen bereikt worden. Voor Voorne-Putten, Westland, Midden-Delfland, Maassluis, delen van Pijnacker-Nootdorp en Lansingerland kunnen minder dan 60.000 arbeidsplaatsen bereikt worden.
39
Figuur 3.5 Met de auto kunnen vooral inwoners van Rotterdam het grootste aantal arbeidsplaatsen binnen 45 minuten bereiken. Rotterdam heeft een goede auto bereikbaarheid voor inwoners Aantal arbeidsplaatsen dat binnen 45 minuten bereikt kan worden vanuit de woonplaats met de auto
Bron: First Elements/Vervoersautoriteit MRDH Met de auto is het aantal arbeidsplaatsen dat vanuit een woonwijk bereikt kan worden binnen 45 minuten in de spits het hoogst in Rotterdam, Den Haag Centrum, Zoetermeer en Wassenaar. Ook woonwijken van Den Haag en Delft langs de snelweg kunnen veel arbeidsplaatsen bereiken. In deze wijken kunnen meer dan 1,4 miljoen arbeidsplaatsen bereikt worden. Voor Voorne-Putten, Krimpen a/d IJssel, delen van Westland en Den Haag Zuidwest/Scheveningen kunnen minder dan 900.000 arbeidsplaatsen bereikt worden.
40
Figuur 3.6 Met de fiets kunnen vooral inwoners van Rotterdam Centrum en Den Haag Centrum het grootste aantal arbeidsplaatsen binnen 45 minuten bereiken Aantal arbeidsplaatsen dat binnen 45 minuten bereikt kan worden vanuit de woonplaats met de fiets
Bron: First Elements/Vervoersautoriteit MRDH Met de fiets is het aantal arbeidsplaatsen dat vanuit een woonwijk bereikt kan worden binnen 45 minuten in de spits het hoogst in Rotterdam Centrum, Rijswijk en Den Haag Centrum. In deze wijken kunnen meer dan 320.000 arbeidsplaatsen bereikt worden. Vanuit het zuidwestelijk gedeelte van de MRDH en in Zoetermeer kunnen minder dan 100.000 arbeidsplaatsen bereikt worden. 41
Doelstelling 3: Kwaliteit van plekken: Gebruikerswaardering van de Stedenbaanknopen In 2015 is door NS Stations de klantenwaardering van de zogenaamde Stedenbaanknopen (openbaarvervoerknooppunten in de zogenaamde zuidelijke Randstad). Gemiddeld is de klantenwaardering voor deze OV-knooppunten een 6,4. Het doel is om in 2025 het cijfer 7,5 te halen. Tabel 3.1 Met een klantwaardering van een 8 behaalt Rotterdam Centraal reeds in 2015 de doelstelling voor 2025. Klantwaardering per OV knooppunt Stedenbaan 2015 en doelstelling 2015 doel 2025 cijfer 2015 Internationaal Den Haag Centraal 8,0 7,1 Rotterdam Centraal 8,0 8,0 8,0 7,5 Metropolitane knooppunten Delft Den Haag HS Den Haag Laan van NOI Rotterdam Alexander Rotterdam Blaak Schiedam Centrum Zoetermeer
7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5
7,3 6,7 6,3 6,3 6,4 6,0 6,2 6,5
7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0
7,0 6,3 6,1 6,5 6,4 6,3 5,9 5,9 6,2 5,9 6,4 6,5 6,4 6,3
7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0 7,0
6,2 6,2 6,0 6,0 5,9 6,2 6,1
Gemiddeld 90% 7,5 ) voor Hoek van Holland Strand is het aantal respondenten te klein
6,4
Lokale knooppunten Barendrecht Capelle Schollevaar Delft Zuid Den Haag Mariahoeve Den Haag Moerwijk Den Haag Ypenburg Rijswijk Rotterdam Lombardijen Rotterdam Noord Rotterdam Zuid Voorburg Voorschoten Zoetermeer Oost Hoekselijn Hoek van Holland Haven 1) Maassluis Maassluis West Schiedam Nieuwland Vlaardingen Centrum Vlaardingen Oost
Bron: NS Stations
42
Voor de indicatoren ‘betrouwbaarheid van reistijd op de belangrijkste verbindingen’ en ‘reductie beheer- & exploitatielasten OV’ is op dit moment nog geen nulmeting beschikbaar. Voor deze indicatoren is op dit moment nog niet duidelijk op welke wijze deze indicator wordt bepaald of berekend. In de loop van 2016 worden deze indicatoren nader uitgewerkt.
3.2 Internationaal: congestie De autobereikbaarheid in de MRDH is over het algemeen relatief goed ten opzichte van andere grootstedelijke regio’s in Europa. Indien het reistijdverlies wordt uitgesplitst naar ochtend- en avondspits en naar snelwegen en overige wegen, valt op dat met name Den Haag minder bereikbaar is. Snelwegen geven in de MRDH meer hinder dan in de regio’s Amsterdam en Eindhoven. De openstelling van de A4 verbetert juist in de MRDH de doorstroming op de snelwegen. Figuur 3.7 Fileproblematiek in Nederlandse stedelijke regio’s is internationaal relatief beperkt Tijdverlies per trip als percentage van de reistijd zonder file, 2015 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Bron: TomTom Traffic Index 2015 Figuur 3.8 Autobereikbaarheid Den Haag knelpunt, vooral in de avondspits Tijdverlies per trip als percentage van de reistijd zonder file, 2015 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% Ochtendspits Den Haag
Avondspits Rotterdam
Snelwegen Amsterdam
Eindhoven
Bron: TomTom Traffic Index 2015 43
Overige wegen
3.3 Reizigerskilometers Figuur 3.9 Het totale aantal reizigerskilometers per persoon is in Zuid-Holland lager dan landelijk, en lager dan de andere provincies in de Randstad en Noord-Brabant. Totaal aantal reizigerskilometers per persoon, 2014, Zuid-Holland en referentieregio’s
Aantal reizigerskilometers per persoon, 2014 16000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0
Auto (bestuurder) Auto (passagier) Trein Bus/tram/metro Brom-/snorfiets Fiets Lopen Overige vervoerwijze
11.927
12.198
5.892 2.712 961 320 71 967 338 665
Flevoland 6.736 3.493 1.247 499 0 748 249 499
6.595 2.542 1.351 318 79 1.112 318 636
Noord-Holland
Noord-Brabant
Totaal
Utrecht
Aantal kilometer per persoon, 2014 10.840 13.472 13.030 11.266
Nederland
Zuid-Holland
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Tabel 3.2 In Zuid-Holland is het aantal reizigerskilometers lager dan landelijk. Er worden minder kilometers met de auto, trein en fiets en overige vervoerswijzen gemaakt. Het aantal kilometers met bus/tram/metro is wat hoger dan landelijk en in andere provincies. Totaal aantal reizigerskilometers per modaliteit gedeeld door het aantal inwoners, 2014, Zuid-Holland en referentieregio’s
5.015 2.617 981 436 73 1.054 363 690
5.239 2.564 836 446 111 864 362 446
6.361 2.899 805 161 81 966 322 604
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Toelichting: In het Onderzoek Verplaatsingen in Nederland meet het CBS het absoluut aantal reizigerskilometers naar vervoerswijze (modaliteit) door personen op Nederlands grondgebied. Vooren natransport voor bijvoorbeeld een treinreis worden apart geregistreerd en tellen apart mee.
44
3.4 Woon-werkverkeer
Groot Rijnmond
Zuidoost Zuid-Holland
7 74 5 1 13 2 37 140
25 8 271 25 31 2 56 418
2 1 25 66 21 1 14 130
5 12 30 12 533 34 94 719
0 1 2 1 21 124 47 195
40 29 37 8 59 31
Totaal werkzame beroepsbevolking
Delft en Westland
131 9 14 1 3 0 40 198
Overig Nederland
Agglomeratie Den Haag
Leiden en Bollenstreek Oost Zuid Holland Agglomeratie Den Haag Delft en Westland Groot Rijnmond Zuidoost Zuid-Holland Overig Nederland Totaal werkzame personen
Oost Zuid Holland
2014
Leiden en Bollenstreek
Tabel 3.3 De MRDH heeft een vrij sterke samenhang qua woon-werkverkeer. Het zwaartepunt ligt tussen de COROP-gebieden Groot Rijnmond, Delft en Westland en de Agglomeratie Den Haag. Daarbuiten zijn er sterke relaties tussen de Agglomeratie Den Haag met Leiden en de Bollenstreek, en tussen Groot Rijnmond en Zuidoost ZuidHolland. Groot Rijnmond hangt sterk samen met regio’s buiten Zuid-Holland (Zeeland, Noord-Brabant). Werkzame personen naar woonlocatie (rechterkolom) en naar werklocatie (onderste regel), 2014
211 134 384 114 681 193
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Toelichting: van iedere regio is bekend hoeveel mensen er werken bij bedrijven en instellingen (werkgelegenheid is samenhang met de bruto toegevoegde waarde), en hoeveel werkenden er wonen (werkzame beroepsbevolking, in samenhang met de potentiële beroepsbevolking 15-74 jaar). Tevens meet het CBS de pendel tussen gemeenten van mensen met een baan. Zodoende kan er een schatting worden gemaakt in waar de inkomende pendel vandaan komt, en waar de uitgaande pendel heen gaat. In bovenstaande tabel zijn uitkomsten gegeven voor de regio’s in Zuid-Holland (COROPgebieden). Deze woon-werkmatrix is voor een reeks van jaren bekend zodat de ontwikkeling van de pendel kan worden beschouwd. Zo kan bezien worden of het beleid om meer stedelijke kwaliteit te bieden werkenden ertoe verleidt in dezelfde stad als waar zij werken te blijven wonen.
45
4 Vernieuwing economie
4.1 Research & Development en patentaanvragen De uitgaven aan Research & Development in Zuid-Holland bedroegen in 2014 naar schatting 2,8 miljard euro. Dat is circa 2% van het bruto regionaal product van Zuid-Holland. De regio scoort daarmee onder het gemiddelde van de grootstedelijke regio´s (2,6%) en Europa (2,2%). In andere Europese grootstedelijke gebieden ligt dat niveau de helft tot twee keer zo hoog. Noord-Brabant heeft de hoogste R&D-intensiteit van de beschouwde Europese grootstedelijke regio’s, hoewel het absolute bedrag enigszins lager is dan dat van ZuidHolland. De economie van Noord-Brabant is in zijn geheel echter kleiner dan die van ZuidHolland, zodat de intensiteit hoger uitvalt in Noord-Brabant. Afgezien van Noord-Brabant wijkt de R&D-intensiteit in Zuid-Holland niet veel af van NoordHolland en Utrecht. Ook ligt deze op een vergelijkbaar niveau als Hamburg. Antwerpen heeft met 2,8% echter een significant hogere R&D-intensiteit dan Zuid-Holland. De toename van de R&D-intensiteit vloeit voor een deel voort uit de krimp van het BRP na 2009 (door het teller/noemer effect). Het aantal patentaanvragen is in Zuid-Holland relatief laag; dat geldt overigens voor geheel Nederland. In de andere Europese grootstedelijke regio´s ligt het aantal patentaanvragen per duizend werkzame personen op een significant hoger niveau. Figuur 4.1 Zuid-Holland heeft een relatief lage R&D-intensiteit… Totale uitgaven aan research & development door de private en publieke sector als percentage van het bruto regionaal product, 2014, naar grootstedelijke regio* 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
*Deze cijfers zijn alleen beschikbaar op NUTS2/provincie niveau
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory 46
Figuur 4.2 … maar de toename van de R&D-intensiteit in Zuid-Holland is relatief hoog over de periode 2006-2014. Verschil in de R&D-intensiteit tussen 2006 en 2014 naar grootstedelijke regio’s in Europa, 2014* 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 ‐0,2 ‐0,4
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory Figuur 4.3 Relatief weinig patentaanvragen in Zuid-Holland* Aantal patentaanvragen per 1000 werkzame personen, 2011
1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0
* Deze cijfers zijn alleen beschikbaar op NUTS2/provincie niveau. Na 2011 zijn geen data beschikbaar. Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory 47
Figuur 4.4 … maar het aantal patentaanvragen per 1000 werkzame personen in ZuidHolland neemt licht toe over de periode 2000-2011. Verandering in het aantal patentaanvragen per 1000 werkzame personen,2000-2011 0,2 0,1 0,1 0,0 ‐0,1 ‐0,1 ‐0,2 ‐0,2 ‐0,3 ‐0,3
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory Toelichting: uitgaven aan Research & Development door bedrijven en publieke instellingen worden door Eurostat en CBS naar provincies en landsdelen gegeven. Het gaat om bruto binnenlandse bestedingen aan Research & Development (GERD, Gross Domestic Expenditure on Research & Development). Deze bedragen worden niet voor inflatie gecorrigeerd, omdat er voor deze dienst geen formeel inflatiecijfer bekend is. Daarom wordt het bedrag gedeeld door het bruto regionaal product in lopende prijzen. Het resulterende cijfer, de R&D-intensiteit, is daarom de meest gebruikte maatstaf om R&D te beschouwen. Niettemin is het nuttig om de onderliggende data de absolute bedragen te beschouwen; dan worden de regio’s zichtbaar waar grote bedragen in R&D omgaan. R&Dintensiteiten veranderen nauwelijks in de loop van de tijd, omdat ze sterk samenhangen met de industriële structuur van een regio en de ‘sunk-cost’ ervan hoog is. Een investering in een kostbaar lab hangt samen met de bedrijfsstrategie op de lange termijn en wordt niet lichtvaardig teruggetrokken. Kleine veranderingen in de intensiteit zijn daarom toch van belang.
48
4.2 Hightech-industrie en kennisintensieve diensten Zuid-Holland heeft een bescheiden aandeel van de werkgelegenheid in de hightech-industrie en de kennisintensieve diensten. Die beperkte werkgelegenheid is overigens kenmerken voor heel Nederland. Het is het gevolg van de specialisatie van Nederland en vooral ook Zuid-Holland in financiële diensten, groothandel en logistiek & transport. Voor zover hightech bedrijvigheid aanwezig is in Zuid-Holland, is deze kapitaalintensief, zoals de chemie. Als aandeel in de werkgelegenheid valt dat niet op. De concentratie hightech-industrie in NoordBrabant is bijna gelijk aan het gemiddelde van de Europese grootstedelijke regio’s. Voor de kennisintensieve diensten geldt een soortgelijk beeld, maar het verschil tussen Zuid-Holland en het Europese gemiddelde is daar geringer. In Zuid-Holland is dat aandeel enigszins hoger dan in Nederland. Eurostat geeft voor regio’s in Europa het aantal banen in high-tech industrie en kennisintensieve diensten. Eurostat heeft de hightech industrie gedefinieerd als de volgende verzameling bedrijfstakken: Biotechnologie en farmacie Luchtvaart en ruimtevaart Medische en optische industrie Kantoormachines en computerindustrie Radio, televisie en communicatieindustrie Electrische apparatenindustrie Auto-industrie Scheepsbouw, treinen en overige transportmiddelenindustrie Chemische en chemische productenindustrie
Figuur 4.5 Zuid-Holland kent een relatief bescheiden aanwezigheid van hightechindustrie... Werkgelegenheid in de hightech-industrie als percentage van de totale werkgelegenheid (basis Eurostat), 2014, naar grootstedelijke regio (alleen beschikbaar op NUTS2/provincie niveau)
HighTech Industrie 2014 (in % van totale werkgelegenheid) 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory 49
Figuur 4.6 ….en een relatief bescheiden aanwezigheid van kennisintensieve diensten Werkgelegenheid in de kennisintensieve diensten als percentage van de totale werkgelegenheid (basis Eurostat), 2014, naar grootstedelijke regio (alleen beschikbaar op NUTS2/provincie niveau)
Kennisintensieve diensten 2014 (in % van totale werkgelegenheid) 8,0 7,0 6,0 5,0 4,0 3,0 2,0 1,0 0,0
Bron: Eurostat/CBS, bewerking NEO Observatory
4.3 Innovatie in Zuid-Holland In absolute zin is Zuid-Holland een innovatieve regio. Bedrijven uit Zuid-Holland maken na Noord-Brabant het meest gebruik van fiscale regelingen voor het stimuleren van investeringen in speur- en ontwikkelingswerk (S&O). In totaal is in 2014 6,6 miljard euro toegekend aan speur- en ontwikkelingswerk in Nederland, waarvan 1,2 miljard euro voor bedrijven in Zuid-Holland. De toegekende S&O-uitgaven van bedrijven zijn opgebouwd uit een looncomponent (via de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk, WBSO) en een niet-looncomponent (de Research & Development Aftrek, RDA). De RDA biedt de mogelijkheid voor aftrek van overige kosten en uitgaven aan bijvoorbeeld prototypes en onderzoeksapparatuur. In totaal gaat het in Zuid-Holland om ruim 3500 bedrijven die gebruik maken van WBSO en/of de RDA (Bron: RVO (2014) – Hotspots 2014, S&O in kaart). Daarnaast is Zuid-Holland een regio met relatief veel publieke kennisinstellingen die ook aan R&D en innovatie doen zoals de universiteiten en kennisinstellingen als TNO, Deltares, ESA en de Planbureaus. 50
Figuur 4.7 Bedrijven in Zuid-Holland investeren ruim 1,2 miljard euro aan speur- en ontwikkelingswerk in 2014
Bron: RVO (2015) – Focus op speur‐ en ontwikkelingswerk 2014 Figuur 4.8: R&D uitgaven naar provincie 2012
Bron: CBS De Europese Commissie brengt tweejaarlijks de Regional Innovation Scoreboard uit. Dit is een monitor over de innovatie-prestaties van alle regio’s in Europa aan de hand van een uitgebreide set aan indicatoren. Veel van de indicatoren zijn gebaseerd op de Community Innovation Survey (CIS) innovatie-enquête onder bedrijven, die het CBS in Nederland uitvoert. Als we Zuid-Holland op de elf innovatie-indicatoren afzetten tegen Noord-Holland en Noord-Brabant, dan zien we dat Zuid-Holland sterk lijkt op Noord-Holland. Noord-Holland scoort beter vanwege het grotere arbeidsaanbod van hoogopgeleiden en de aanwezigheid van kennisintensieve sectoren, maar Zuid-Holland scoort beter op patentaanvragen. NoordBrabant laat echter een heel ander profiel zien. Zij blinkt uit in in-huis R&D-activiteiten, private R&D-uitgaven en patentaanvragen. De publieke R&D-uitgaven blijven in Brabant wel 51
sterk achter. Ook opvallend is dat ondanks de verschillende profielen de mate van samenwerking tussen innovatieve bedrijven en het aandeel van innovatieve producten in de omzet in alle drie de regio’s nagenoeg gelijk is. Figuur 4.9 Innovatieprestaties van Zuid-Holland, Noord-Brabant en Noord-Holland
Bron: EC (2014) – Regional Innovation Scoreboard 2014, op basis van CIS 2004‐2010
52
4.4 Sectoren en Clusters Recente cijfers van het CBS geven aan dat economie van de MRDH weer aantrekt na een een periode van stagnatie. Echter, per saldo (over meerdere jaren bezien) heeft de MRDH een groeiachterstand opgelopen. Over een reeks van jaren lag de groei van Nederland op een hoger peil.Er zijn vier sectoren die positief bijdroegen aan de economische ontwikkeling van de MRDH over de jaren 2008 tot 2013: groothandel, zorg, onroerend goed en vervoer & opslag. Dit is opvallend omdat de grote recessie juist deze sectoren trof. De overige sectoren vertoonden juist een sterkere krimp dan Nederland. De achterstand in groei treedt in de meeste sectoren op. Als we naar de clusters kijken, dan valt op dat juist de clusters met een dienstverlenend karakter een positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid laten zien: health & life sciences en recreatie en toerisme. Dat laatste sluit aan bij het aantrekkende toerisme in Rotterdam en Den Haag. Juist in de dienstensector is groei van de werkgelegenheid voor lager en midelbaar geschoolden te verwachten, niet zozeer voor de kapitaalintensieve industrie. Toelichting: in deze paragraaf wordt de ontwikkeling van de economie van de MRDH belicht aan de hand van de sectoren en clusters. Sectoren beslaan gezamenlijk de gehele economie, clusters zijn specifieke economische activiteiten waar het regionaal-economische beleid zich op richt. In deze paragraaf wordt eerst de algemene economische ontwikkeling van de MRDH in beeld gebracht, dan de sectoren, gevolg door de clusters. De algemene en sectorale ontwikkeling bespreken we aan de hand van de toegevoegde waarde (bron: Regionaal Economische Jaarcijfers, CBS), omdat die consistent is met de nationaal bekende cijfers.
SECTOREN Figuur 4.10 Groei in toegevoegde waarde blijft na 2008 achter in MRDH ten opzichte van Nederland, … Ontwikkeling toegevoegde waarde in constante prijzen naar regio, 2005-2015, 2005 = 100 114 112 110 108 106 104 102 100 98 96 94 2005
2006
2007
2008
MRDH
2009
2010
2011
Zuid‐Holland
2013
2014
2015
Nederland
Bron: CBS, bewerking NEO Observatory
53
2012
Figuur 4.11 …. terwijl Regio Eindhoven en Metropoolregio Amsterdam bovengemiddeld groeien. Ontwikkeling toegevoegde waarde in constante prijzen naar regio, 2005-2015, 2005 = 100 130 125 120 115 110 105 100 2005
2006
2007
MRDH
2008
2009
2010
MR Amsterdam
2011
2012
2013
Regio Eindhoven
2014
2015
Nederland
Bron: CBS, bewerking NEO Observatory Figuur 4.12 De periode 2008-2013 laat sterke krimp in de bouw zien en in slechts drie sectoren substantiële groei zien: groothandel, zorg en onroerend goed. De groei van de meeste sectoren in de MRDH blijft achter bij die van Nederland. Gemiddelde jaarlijkse groei toegevoegde waarde in procenten naar sector en regio, 20082013 4 3 2 1 0 ‐1 ‐2 ‐3 ‐4 ‐5 ‐6 ‐7 ‐8 ‐9 ‐10
Bron: CBS, bewerking NEO Observatory
54
Bouwnijverheid
Industrie
Landbouw
Horeca
Financiële dienstverlening
Overige zakelijke diensten
Informatie en communicatie
Detailhandel
Delfstoffenwinning
Specialistische zakelijke diensten
Overige dienstverlening
Energievoorziening
Onderwijs
Openbaar bestuur
Cultuur, sport en recreatie
Waterbedrijven en afvalbeheer
Vervoer en opslag
Handel van onroerend goed
Zorg
Groothandel
MRDH Zuid‐Holland Nederland
Figuur 4.13 Groei en specialisatie over lange periode (2002-2013) laten zien dat groothandel, transport, ICT en zorg de belangrijkste groeisectoren zijn geweest voor de MRDH, waarbij in transport ook een sterke specialisatie optreedt Gemiddelde jaarlijkse groei toegevoegde waarde in procenten sectoren in de MRDH 20022013 (verticale as), omvang sector (2013), en comparatief voordeel* MRDH ten opzichte van Overig Nederland, 2013.
*Comparatief voordeel is de relatieve concentratie van een sector in een regio ten opzichte van een referentieregio. Als in de MRDH een sector 15% van de economie uitmaakt en in overig Nederland 10%, dan bedraagt de specialisatiegraad 150.
Bron: NEO Observatory, op basis van CBS 55
Figuur 4.14 Na recessie van 2008 alleen substantiële groei in zorg, groothandel en onroerend goed. Transport, een sector met een sterke specialisatie in de MRDH, stagneert Gemiddelde jaarlijkse groei toegevoegde waarde in procenten sectoren in de MRDH 20082013 (verticale as), omvang sector (2013), en specialisatie voordeel* MRDH ten opzichte van Overig Nederland. 2013.
*Comparatief voordeel is de relatieve concentratie van een sector in een regio ten opzichte van een referentieregio. Als in de MRDH een sector 15% van de economie uitmaakt en in overig Nederland 10%, dan bedraagt de specialisatiegraad 150.
Bron: NEO Observatory, op basis van CBS 56
CLUSTERS De volgende negen clusters zijn voor de MRDH in beeld gebracht: Clean Tech, Health & Life Sciences, Agro & Food, Safety & Security, Maritime, Transport and Logistics, Smart Industry, Energy en Tourism & Leisure. Health & Life sciences en Recreatie & Toerisme zijn de enige clusters die na 2008 een (bescheiden) ontwikkeling van de werkgelegenheid hebben laten zien. Maritime is weliswaar gekrompen qua werkgelegenheid, maar minder dan het gemiddelde van de gehele MRDH. De overige clusters hebben structureel minder werkgelegenheid geboden. Dit is toe te schrijven aan de achterblijvende groei en/of toegenomen arbeidsproductiviteit. Toename van de productiviteit speelt in de clusters Transport & Logistics en Safety & Security waarschijnlijk een hoofdrol. In het geval van Safety & Security wees nader onderzoek uit dat de daling van de werkgelegenheid die LISA voor dit cluster geeft, praktisch geheel is toe te schrijven aan de particuliere beveiligingsbedrijven, waarvan de werkgelegenheid sterk is afgenomen. Digitalisering en electronische camera’s nemen de beveiliging door mensen over. De daling die dit cluster laat zien is geheel en al op LISA gebaseerd. Toelichting: Voor de afbakening van de clusters is gewerkt met definities op bedrijfstakniveau ten behoeve van de transparantie, herhaalbaarheid en vergelijkbaarheid. Hierbij is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande clusterdefinities (bronnen: CBS, NML, LISA/IPO, Policy Research Corporation, Panteia). In een aantal bestaande clustermonitors wordt echter aanvullend gebruik gemaakt van fijnmaziger informatie op bedrijfsniveau. Dit geeft enerzijds een nauwkeuriger beeld van ontwikkelingen in een cluster maar is anderzijds voor brede monitor-doeleinden minder geschikt omdat de aanvullende methode niet of verminderd vergelijkbaar, herhaalbaar en transparant is. Dit speelt in het bijzonder bij de clusters Clean Tech, Safety & Security (niet-traditionele veiligheidscluster) en Maritime (maritieme toeleveranciers en maritieme dienstverleners). Met behulp van wegingsfactoren is met name bij Maritime per bedrijfstak een robuuste raming gemaakt van de werkgelegenheid en het aantal vestigingen. De clusters houden geen rekening met dubbeltellingen; sommige bedrijfstakken komen in meer dan 1 cluster voor. In de optelling van clusters is hiervoor gecorrigeerd. Bijlage II geeft een toelichting per cluster. De lijst van bedrijfstakken is te vinden op de website van de MRDH (www.mrdh.nl/regionmonitor) 57
Tabel 4.1 Health & Life Sciences, Smart Industry en Recreatie en Toerisme zijn de drie grootste clusters in de MRDH. Health & Life Sciences en Recreatie en Toerisme laten een positieve ontwikkeling van de werkgelegenheid zien, in Transport & Logistics en Safety & Security neemt de werkgelegenheid af. Aantal banen, gemiddelde jaarlijkse groei en aandeel in Nederland van de negen clusters in de MRDH
Clean Tech Health & Life Sciences Agro & Food Safety & Security Maritime Transport and Logistics Smart Industry Energy Recreatie & Toerisme MRDH Clusters totaal (netto) Aandeel in gehele economie MRDH in %
2015
2009-15
Aandeel NL
banen 16.653 126.699 53.869 20.551 28.056 47.939 58.770 25.710 54.151
Gem. % -0,9 0,8 -0,8 -1,9 -0,5 -1,9 -0,9 -1,0 0,1
% 12 12 11 21 21 16 11 17 11
1.012.144
-0,9
13
389.126 38
-0,4
12
Bron: LISA Figuur 4.15 De clusters Health & Life Sciences, Smart Industry en Tourism & Leisure zijn qua werkgelegenheid de belangrijkste clusters in de MRDH. Clusters in de MRDH naar omvang op basis van aantal banen, 2015
Omvang clusters, aantal banen x 1000, 2015 140 120 100 80 60 40 20 0
Bron: LISA 58
Figuur 4.16 De MRDH is ten opzichte van Nederland gespecialiseerd in de clusters Safety & Security, Maritime en Transport & Logistics. Specialisatie op basis van werkgelegenheid van clusters in de MRDH en Zuid-Holland, Nederland = 100, 2015 250 200 150 100 50 0
Bron: LISA/Bewerking NEO Observatory Figuur 4.17 Verschillende clusters hebben over de gehele periode vanaf 2005 een netto groei van de werkgelegenheid laten zien, vooral diensten als Health & Life Sciences, en Tourism & Leisure. Het jaar 2008 is een breekpunt. Ontwikkeling werkgelegenheid naar cluster, MRDH, 2005-2015, 2005 = 100 125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 2005
2006
2007
2008
2009
2010
2012
2013
2014
Clean Tech
Health & Life Sciences
Agro & Food
Safety & Security
Maritime
Transport and Logistics
Smart Industry
Energy
Recreatie en Toerisme
Totale Economie
Clusters totaal
Bron: LISA/Bewerking NEO Observatory 59
2011
2015
4.5 Bedrijfsdynamiek De verdienstelijking van de economie, versterkt door de opkomst van de zzp-er, heeft ervoor gezorgd dat de gemiddelde bedrijfsomvang steeds kleiner wordt in Nederland. In figuur 4.11 is het gemiddeld aantal banen per vestiging weergegeven over de periode 2005 tot 2015 voor Nederland, Zuid-Holland en de MRDH. Zuid-Holland en de MRDH lopen echter achter bij de nationale trend van schaalverkleining doordat de diensteneconomie hier relatief kleiner is. Ook de trend van schaalverkleining blijft iets achter bij de nationale groei. Kleine bedrijven en zelfstandig ondernemers zijn oververtegenwoordigd in de landbouw en de commerciële dienstensector. Ook in de nijverheid is meer dan 10% van de werkgelegenheid bij zzp-ers te vinden, met name in de bouwsector. Grote bedrijven en instellingen zijn juist oververtegenwoordigd bij de non-profit diensten en in de industrie. Figuur 4.18: Schaalverkleining van de economie is een algemene trend Gemiddeld aantal banen per vestiging, 2005-2015 11 10 9 8 7 6 5 4 2005
2006
2007
2008
2009
Nederland
2010
Zuid‐Holland
2012
2013
2014
2015
MRDH
Bron: LISA, bewerking NEO Observatory 60
2011
Figuur 4.19: Verdeling werkgelegenheid naar grootteklasse in de MRDH in 2015 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Landbouw
Nijverheid
Commerciële diensten
Non‐profit diensten
Totale economie
0‐1 wp
2 t/m 9 wp
10 t/m 49 wp
50 t/m 199 wp
200 en meer wp
Bron: LISA, bewerking NEO Observatory In de periode 2010 tot 2015 is de werkgelegenheid in de MRDH afgenomen. De krimp speelt met name in de commerciële dienstensector (zakelijke diensten en consumentendiensten), waar vooral de krimp bij bedrijven met twee t/m negen personen eruit springt. Voor een deel zijn deze geslonken tot de kleinste categorie, maar de groei bij het aantal mini-bedrijven en zzp-ers weegt niet op tegen het banenverlies elders. Sowieso valt het beperkt aantal starters op in de MRDH. In de nijverheid trad het grootste banenverlies bij het MKB op, bij de nonprofit diensten zien we met name een sterke daling bij de grote instellingen, waarschijnlijk als gevolg van bezuinigingen door het Rijk. Figuur 4.20: Te weinig werkgelegenheidsgroei aan de onderkant 10000 5000 0 ‐5000 ‐10000 ‐15000 ‐20000 Landbouw 0‐1 wp
2 t/m 9 wp
Nijverheid 10 t/m 49 wp
Commerciële diensten 50 t/m 199 wp
200 en meer wp
Bron: LISA, bewerking NEO Observatory 61
Non‐profit diensten
Tabel 4.2 Hotspots dragen positief bij aan de werkgelegenheidsgroei in Zuid-Holland. Over de jaren 2010-2014, na de crisis, werden er ruim 2,5 duizend banen gecreëerd, terwijl in de gehele economie van Zuid-Holland daarentegen banen in de marktsector verdwenen. Het beeld is per hotspot sterk wisselend, zowel qua omvang als groei. Groei van banen en vestigingen in de marktsector op hotspots in Zuid-Holland, 2010-2014 Private banen 2010
Private vestigingen
2014
2010
abs. HSD Campus*
-
148
% gem.pj -
2014 abs.
2,2
% gem.pj 34
-
Bio Science Park Leiden
3.422
4.624
1.202
7,8
82
79
-3
-0,9
Delftechpark
1.998
2.010
12
0,1
93
92
-1
-0,3
Technopolis Innovation Park
1.166
1.948
782
13,7
92
118
26
6,4
Biotech campus Delft
985
1.064
79
1,9
5
3
-2
-12,0
Van Nelle Fabriek
907
689
-218
-6,6
82
73
-9
-2,9
Space Business Park
106
578
472
52,8
1
19
18
108,8
ZOHO
372
449
77
4,8
26
25
-1
-1,0
De Caballero Fabriek Den Haag
337
341
4
0,3
84
76
-8
-2,5
Composite Valley- Ypenburg
230
265
35
3,6
12
12
0
0,0
221
221
43
43
83
23
9
6
YES!Delft Rotterdam Science Tower Erasmus MC Incubator RDM-Campus Leerpark Dordrecht Totaal (incl. YES!Delft)**
Zuid-Holland (x 1000)
60
8,5
3
97
69
-28
-8,2
10
9
-1
-2,6
108
30
-78
-27,4
7
6
-1
-3,8
25
22
-3
-3,1
13
14
1
1,9
9.813 12.393
2.580
6,0
510
578
68
3,2
-59,0.
-1,5
140,4
139,8
-0,5
-0,1
1.033,.5
974.5
*Toevoeging NEO Observatory. De overige hotspots zijn afkomstig van Buunk 2015. Bron: HSD, 2016. Facts and Figures The Hague Security Delta. **Exclusief HSD vanwege verschillende periode. Bron: Buunk (2015) obv LISA
62
31,6
5 Duurzaamheid
5.1 Smart Infrastructure en energie Huishoudens in de MRDH gebruiken minder energie dan gemiddeld in Nederland. Dat ligt niet aan stadsverwarming – dat is tenslotte ook verbruik van energie. Mogelijk komt dit door de samenstelling van de woningtypen, zoals relatief meer kleine woningen, de meer compacte bebouwing en/of het gemiddeld lagere inkomen in de MRDH, waardoor men minder uitgeeft aan energie. Productiebedrijven in de MRDH blijken echter grootverbruikers te zijn. De agrarische sector en de industrie verbruiken voor elke euro toegevoegde waarde veel energie, met name gas. De MRDH heeft dan ook een energie-intensieve economie. Duurzaamheidsdoelstellingen zijn daardoor een extra grote inspanning voor de bedrijven in de MRDH. Toelichting: Voor de komende decennia wordt een omslag verwacht in de energievoorziening. Duurzaamheid staat centraal. Voor deze monitor is de consumptie van energie, met name van huishoudens, bedrijven en instellingen naar sector als nulmeting bepaald. Dit is ook wel bekend als het energieverbruik van de gebouwde omgeving. Energieverbruik voor transport van personen en goederen is apart beschouwd. Het toedelingscriterium van het energieverbruik is de finale consument. Voor het energieverbruik van de gebouwde omgeving ligt dit voor de hand, voor verkeer en vervoer minder. Alleen het energieverbruik voor transport door ingezetenen in de MRDH telt dan mee. Energieverbuik door anderen die door Zuid-Holland rijden of varen telt dan niet mee. Zo telt het energieverbruik voor de productie van tomaten bij de agrarische sector, maar het transport van tomaten door een transportbedrijf bij de sector verkeer en vervoer, als die transporteur in de MRDH gevestigd is.Tevens zijn de volgende grote categorieën energieverbruik buiten beschouwing gelaten: internationale bunkers Rotterdamse haven en Schiphol, verbruik gas in electriciteitscentrales en steenkool/cokes in basismetaal Velsen. Het CBS geeft uitvoerig materiaal tot op gemeenteniveau van verbruik (consumptie) van gas, elektriciteit en stadsverwarming van huishoudens en sectoren (bedrijfstakken) in natuurlijke eenheden (m3 gas en kilowatt per uur elektriciteit). De omgerekening naar joule geeft (bij benadering) de cijfers die het CBS en de Internationale Energy Agency geven voor het energieverbuik van Nederland. Consumptie en productie van duurzame energie kan niet eenvoudig met elkaar in verband worden gebracht. Duurzame energie betreft de productiekant, is in volume een fractie van de consumptie en verdwijnt in de ‘put’ die het electriciteitsnet is, behalve als het direct door de producent wordt geconsumeerd. Directe productie en consumptie wordt niet dan wel onvolledig geregistreerd. Daarom beperkt deze monitor zich tot de doelstelling en realisatie van de productie van windenergie door de provincie Zuid-Holland, die op nationaal niveau zijn gemaakt en passen in de nationale doelstelling.
63
5.1.1 Energieverbruik huishoudens Figuur 5.1 In totaal verbruiken huishoudens in de MRDH minder energie dan het landelijke gemiddelde. Verbruik van gas, elektriciteit en stadsverwarming per huishouden/woning, 2014, naar regio, in gigajoule per huishouden/woning
Energieverbruik per huishouden/woning, GJ 60,0 55,0 50,0 45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Figuur 5.2 Huishoudens in MRDH verbruiken gemiddeld wat minder elektriciteit dan landelijk…. Verbruik van elektriciteit per huishouden/woning, 2014, naar regio, in gigajoule per huishouden/woning
Elektriciteitsverbruik per huishouden/woning, GJ 14 12 10 8 6 4 2 0
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory
64
Figuur 5.3 … en minder aardgas dan landelijk…. Verbruik van gas per huishouden/woning, 2014, naar regio, in gigajoule per huishouden/woning
Gasverbruik per huishouden/woning, GJ 45,0 40,0 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Figuur 5.4 … en huishoudens in de MRDH verbruiken meer stadsverwarming. Verbruik van stadsverwarming per huishouden/woning, 2014, naar regio, in gigajoule per huishouden/woning*
Gemiddeld verbruik stadsverwarming per huishouden/woning, GJ 12 10 8 6 4 2 0
*Dit is niet letterlijk ‘per woning’. Dit betreft het aandeel van stadsverwarming in de verwarming van alle woningen, teruggerekend naar aandeel per woning. Hierbij is de verondersteld dat stadsverwarming eenzelfde nut verschaft als verwarming op basis van aardgas.
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory 65
5.1.2 Energieverbruik bedrijven en instellingen Bedrijven en instellingen in de MRDH verbruiken relatief veel gas en stroom, met name gas in de landbouw en de industrie. Figuur 5.5 De economie van de MRDH is energie-intensief: het energieverbruik per euro toegevoegde waarde in de MRDH is relatief hoog ten opzichte van andere regio’s Verbruik gas en elektriciteit door bedrijven en instellingen naar regio, megajoule per euro toegevoegde waarde, 2014. 1,8 1,6 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0
Gas
Elektriciteit
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory Figuur 5.6 De economie van de MRDH verbruikt relatief veel gas, met name landbouw en industrie Megajoule per euro toegevoegde waarde, 2014, naar sector 35,0 30,0 25,0 20,0 15,0 10,0 5,0 0,0
MRDH
Nederland
Bron: CBS/ bewerking NEO Observatory
66
Figuur 5.7 In de MRDH is de CO2 uitstoot met name hoog bij bedrijven die onder het Emissions Trade Systems vallen Uitstoot CO2 naar sector, als percentage van totale uitstoot, miljoen ton, 2014
Aandeel bijdrage sectoren aan CO2 uitstoot, als % van totale uitstoot 60 50 40 30 20 10 0 Gebouwde omgeving
Industrie, openbaar nut
Verkeer en vervoer Nederland
Landbouw
ETS bedrijven
MRDH
Bron: Klimaatmonitor/ bewerking NEO Observatory Figuur 5.8 Absolute uitstoot CO2 naar sector, miljoen ton, 2014
CO2 uitstoot, miljoen ton, naar sectoren 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Gebouwde omgeving
Industrie, openbaar nut
Verkeer en vervoer Nederland
Landbouw
MRDH
Bron: Klimaatmonitor/ bewerking NEO Observatory 67
ETS bedrijven
Tabel 5.1 Energieconsumptie naar sector, op basis van binnenlands verbruik (exclusief internationale luchtvaart en scheepvaart en gasverbruik door energiecentrales), in natuurlijke eenheden en petajoule, Nederland en MRDH, 2014. Stroomverbruik openbaar vervoer MRDH is electriciteitsverbruik railverkeer (NS en regionale railnetten), op basis van reizigerskilomers naar modaliteit. Nederland Huishoudens
X miljoen 9.074 23.063
gas elektriciteit warmte
m3 kwu
gas elektriciteit warmte Wegtransport Brandstof
m3 kwu
Elektriciteit
kwu
Gasolie
liter
32 331 55 31
Elektriciteit
kwu
1.715
Bedrijven
Scheepvaart Luchtvaart Railverkeer
MRDH Petajoule 287 83 15
X miljoen 1.724 4.679
Petajoule 54 17 3
20.034 72.564
633 261 169
5.912 15.540
187 56 49
418
0
0 12 2 1 6
6 122 12 7 365
Bron: CBS Toelichting: regionalisering van nationale CBS opgave energieconsumptoe, op basis van door CBS gegeven gas en elektriciteitsverbruik op gemeentelijk niveau door huishoudens (woningen) en bedrijven, dan wel toedeling op basis van reizigerskilometers per modaliteit en transportbedrijven.
Figuur 5.9 Zuid-Holland ligt met behalen realisatie windenergie praktisch op het Nederlands gemiddelde van ruim 40% van de doelstelling voor 2020 (nationaal 6000 MW opgesteld vermogen) Opgesteld vermogen windenergie als percentage van de afspraken per provincie met het Rijk, ultimo 2014
Opgesteld vermogen windenergie als % doelstelling 2020 Zeeland Flevoland Noord‐Holland Groningen Nederland Zuid‐Holland Friesland Noord‐Brabant Overige provincies 0
10
20
30
40
Bron: CBS, IPO 68
50
60
70
0 5 0 0 1
5.2 Luchtkwaliteit Een belangrijke indicator voor de woonaantrekkelijkheid van een regio is de luchtkwaliteit. Het European Environment Agency publiceert jaarlijks cijfers over luchtkwaliteit. Hierbij wordt gekeken naar de concentratie stikstofoxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de lucht. Verkeer en industriële activiteit zijn de belangrijke veroorzakers van stikstofdioxide en fijnstof. De Europese norm voor fijnstof ligt hierbij op 50 microgram per kubieke meter en voor stikstofdioxide op 40 microgram per kubieke meter. De Nederlandse regio’s voldoen in 2013 gemiddeld ruim aan de Europese norm. De concentraties nemen de laatste jaren dan ook af. Er is een duidelijke verbetering zichtbaar in de luchtkwaliteit in Zuid-Holland en andere Nederlandse stedelijke regio’s. Europese stedelijke regio’s hebben vooral moeite om te voldoen aan de normen voor stikstofdioxide. Figuur 5.10 Luchtkwaliteit MRDH voldoet aan Europese normen Gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid PM10 (figuur links) en NO2 per kubieke meter lucht, microgram (figuur rechts), 2013 NO2
PM 10 70
60 50 40 30 20 10 0
60 50 40 30 20 10 0
Bron: European Environmental Agency (2013) Figuur 5.11 Hoewel MRDH goed scoort, zijn er ook in de MRDH nog meetstations die boven de Europese norm voor NO2 scoren. Meetstations NO2 boven de norm, als percentage van alle meetstations per stad, 2013
NO2 Meetstations boven norm (%)
Meetstations onder norm (%)
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Bron: European Environmental Agency (2013)
69
De cijfers op regionaal niveau betreffen gemiddelden van alle meetstations in de regio. Niet alle meetstations voldoen echter aan de norm bij de uitstoot van stikstofdioxide. De resultaten per meetstation kunnen sterk verschillen en zijn afhankelijk van de locatie van het meetstations. Verkeer en vervoer, zowel vanaf de weg als vanaf het water, is een belangrijke bron van stikstofoxiden. In (drukke) straten en in de nabijheid van snelwegen zijn concentraties van stikstofoxiden (waaronder van stikstofdioxide) hoog. Industrie, raffinaderijen, en de energiesector leveren ook een bijdrage aan de verhoogde concentratieniveaus. Veel meetstations in stedelijke regio’s overschrijden de Europese norm. Voor fijnstof voldoen alle meetstations in de MRDH aan de Europese norm, voor stikstofdioxide niet.
70
6 Attractiviteit Attractiviteit van de MDRH is gemeten aan de hand van internationale congressen en toerisme. Toeristen kiezen hun bestemming op basis van de consumptieve waarde van een stad ten opzichte van andere steden. Hoe hoger het aantal toeristen, hoe hoger de consumptieve waarde van een stad ten opzichte van andere steden. Voor congressen speelt de consumptieve waarde ook een rol, maar gaat het ook om de aantrekkelijkheid van meer zakelijke aspecten als de kwaliteit van de hotels en de bereikbaarheid ten opzichte van andere congreslocaties in Europa.
6.1 Congressen en toerisme Congressen Een graadmeter voor internationale aantrekkelijkheid is het aantal internationale congressen dat in een regio wordt georganiseerd. ICCA (International Congress and Convention Association) verzamelt statistieken over het aantal bijeenkomsten van internationale organisaties dat in jaarlijks wisselende steden plaatsvindt. In 2014 heeft de MRDH 61 internationale congressen georganiseerd, verspreid over Rotterdam (31), Den Haag (22) en Delft (8). De congresfunctie van de MRDH valt wel onder de Europese middenmoot. Ook vinden de congressen verspreid plaats over verschillende steden. Den Haag kent een grillig verloop in aantal congressen. In 2013 organiseerde het 34 internationale congressen, en in 2012 maar 18. Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag hebben opgeteld een stevige positie op de Europese markt voor internationale congressen. Figuur 6.1 Internationale congresfunctie van MRDH behoort Europees tot onderkant middenmoot en congressen zijn verspreid over drie steden Aantal internationale congressen naar stad, 2014
250 200 150 100 50 0
Bron: ICCA, bewerking NEO Observatory 71
Toerisme en cultuur De aantrekkelijkheid van de regio Zuid-Holland voor toeristen blijft de afgelopen vijf jaar achter bij andere stedelijke regio’s in Europa. Het aantal overnachtingen in Zuid-Holland groeide in de periode van 2009 tot 2014 met 2% per jaar. Daarmee blijft Zuid-Holland achter bij de groei in andere stedelijke regio’s in Europa. Het aantal hotelovernachtingen door binnenlandse en buitenlandse gasten in Rotterdam en Den Haag en in de provincie ZuidHolland neemt sterk toe, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Figuur 6.2 Groei toerisme in Zuid-Holland blijft op lange termijn achter bij Europese stedelijke regio’s Groei van aantal overnachtingen in 2009-2014 (% per jaar) 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 ‐2,0
Bron: Eurostat Figuur 6.3 Voor toeristen is Amsterdam de aantrekkelijkste stad van Nederland Aantal overnachtingen van binnenlandse en buitenlandse toeristen in 2014, x 1000 14000 12000 10000 8000 6000 4000 2000 0 Amsterdam
Rotterdam
s‐Gravenhage
Buitenlandse overnachtingen
Utrecht
Maastricht
Binnenlandse overnachtingen
Bron: CBS 72
Figuur 6.4 Rotterdam en Den Haag in trek bij binnenlandse en buitenlandse toeristen Groei van aantal hotelovernachtingen van binnenlandse en buitenlandse toeristen over de jaren 2012-2015 en 2015 (% per jaar) 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
2012‐15
2015
Bron: CBS Figuur 6.5 In Zuid-Holland ontbreekt een groot poppodium Aantal bezoekers podiumkunsten per inwoner in 2014 2,50
2,00
1,50
1,00
0,50
0,00 Nederland
Zuid‐Holland
Noord‐Holland
Utrecht
Noord‐Brabant
Theatervoorstellingen
Muziekvoorstellingen
Dans‐ en bewegingsvoorstellingen
Muziektheatervoorstellingen
Cabaret‐ en kleinkunstvoorstellingen
Bezoeken aan overige voorstellingen
Bron: CBS, bewerking NEO Observatory Zuid-Holland scoort op alle categorieën licht onder het nationaal gemiddelde, behalve bij muziektheater (opera, musicals, muziektheater). Muziekvoorstellingen (pop, jazz, blues, optredens dj’s) zijn de grote publiekstrekker in Noord-Holland. 73
6.2 Branding: arbeidsplaatsen buitenlandse investeringen De MRDH streeft naar een eenduidige ‘branding’ voor de hele regio: een gezamenlijke vlag waaronder alle aanwezige merken hun eigen identiteit kunnen blijven uitdragen. Deze ambitie richt zich op bedrijven die zich in de regio willen vestigen, en op gezamenlijke productontwikkeling (attracties, evenementen, voorzieningen) voor bezoekers en internationale congressen. Figuur 6.6 Aantal arbeidsplaatsen als gevolg van buitenlandse investeringen blijft achter in Zuid-Holland 2014 2500
2000
1500
1000
500
0 Flevoland
Utrecht
Noord‐Holland
Bron: NFIA/EZ
74
Zuid‐Holland
Noord‐Brabant
6.3 Talent: technisch onderwijs en spanning arbeidsmarkt Technisch onderwijs Tabel 6.1 Het aantal inschrijvingen aan de TU Delft, de grootste technische universiteit van Nederland is flink toegenomen na 2010. De toename aan de TU Eindhoven is echter groter. Aantal inschrijvingen aan de Technische Universiteiten in Nederland, 2010-2014
Nederland
2010 Aantal inschrijvingen 6.132
2011
2012
2013
6.336
6.431
7.116
2014 2010-14 Verschil 7.708 1576
3.503 1.684 945
3.476 1.769 1.091
3.488 1.886 1.057
3.749 2.099 1.268
4.004 2.361 1.343
TU Delft TU Eindhoven TU Twente
501 677 398
Bron: Platform Bèta Techniek Figuur 6.7 De instroom van studenten in het technisch onderwijs in het MBO is in Zuid-Holland wat hoger dan landelijk en neemt ook sneller toe dan landelijk het geval is. In Agglomeratie Den Haag is de instroom lager, maar de toename na 2010 is er relatief groot. In Groot Rijnmond is de instroom absoluut groot en neemt er ook sneller toe dan landelijk het geval is. Instroom studenten MBO Techniek in 2014 en instroom aantal studenten MBO Techniek, 2010-2014 naar regio
Instroom MBO Techniek 40 30 20 10 0 ‐10 ‐20
Aandeel techniek 2014
2010‐14
Bron: Platform Bèta Techniek 75
Figuur 6.8 In Zuid-Holland is het aandeel technisch onderwijs in de gehele instroom van het HBO vergelijkbaar met Nederland, maar verloopt de instroom sneller. Dat is vooral in Groot Rijnmond het geval. Bij HBO techniek domineert Delft. Aandeel studenten HBO Techniek in 2015 en instroom aantal studenten HBO Techniek, 2010-2015 naar regio
Instroom HBO Techniek 100 80 60 40 20 0 ‐20
2015
2010‐15
Bron: Platform Bèta Techniek Tabel 6.2 Het aantal gediplomeerden in technisch onderwijs in het MBO neemt landelijk tussen 2010 en 2014-15 af. In Zuid-Holland is deze afname beperkt. Aantal gediplomeerden in het Technisch Onderwijs in het MBO naar provincie, 2010/’112014/’15 2010/'11
Noord-Brabant Nederland Noord-Holland Utrecht Zuid-Holland Flevoland
2011/'12
2012/'13
2013/'14
Aantal gediplomeerden 46.449 48.200 1.262 1.343 2.830 3.440 6.252 6.590 8.560 9.107 7.876 8.021
45.216 1.117 2.725 6.110 8.287 7.633
43.549 1.032 2.586 5.902 8.390 7.162
Bron: CBS
76
2014/'15 2010/11-'14/'15
43.684 1.089 2.531 6.017 8.470 7.100
Verschil -2.765 -173 -299 -235 -90 -776
Spanning op de arbeidsmarkt
Groot Amsterdam
Utrecht en Flevoland
Rijnmond Zuidoost NoordBrabant
Agrarische beroepen Bedrijfseconomisch en administratief Commerciële beroepen Creatieve en taalkundige beroepen Dienstverlenende beroepen Software- en applicatieontwikkelaars Databank- en netwerkspecialisten Gebruikersondersteuning ict Radio- en televisietechnici Managers Openbaar bestuur, veiligheid, juridisch Pedagogische beroepen Ingenieurs en onderzoekers Technici bouwkunde en natuur Productieleiders industrie en bouw Procesoperators Bouwarbeiders Metaal- en constructiewerkers Lassers en plaatwerkers Automonteurs Machinemonteurs Voedselverwerkend, overige ambachten Elektriciens en elektronicamonteurs Productie en assemblagemedewerkers Hulpkrachten bouw en industrie Transport en logistiek beroepen Zorg en welzijn beroepen
zeer ruim ruim gemiddeld krap zeer krap niet beschikbaar
Bron: UWV/bewerking NEO Observatory 77
Haaglanden Zuid Holland Centraal
MRDH
Zuid-Holland
Nederland
Figuur 6.9 De arbeidsmarkt in de MRDH is in vergelijking met andere regio’s over het algemeen ruim. De arbeidsmarkt voor software-, netwerkspecialisten en de ICT is krap in de MRDH, met name in arbeidsmarktregio Haaglanden. In een aantal beroepen is de arbeidsmarkt in de MRDH zeer ruim, met name in Rijnmond. Spanning op de arbeidsmarkt naar arbeidsmarktregio en beroepsgroep. Verticaal geeft de regionale krapte/ruimte weer, horizontaal geeft de krapte/ruimte per beroepsgroep weer (2015, vierde kwartaal)
6.3 Werklocaties De MRDH streeft naar een gezonde detailhandels-, bedrijventerreinen- en kantorenmarkt, die alle segmenten bedient en waarbij vraag en aanbod op de lange termijn in evenwicht zijn. De huidige markt kenmerkt zich door overaanbod van werklocaties met hoge winkelleegstand en kantoorleegstand en lage uitgifte van bedrijventerreinen.
6.3.1 Kantoren Figuur 6.10 Kantoorprijzen MRDH relatief laag t.o.v. grootstedelijke regio’s Prijs (in euro) per vierkante meter kantoorvloeroppervlak naar grootstedelijke regio*, 2013 1400 1200 1000 800 600 400 200 0
* Deze cijfers betreffen het topsegment, dat wil zeggen de belangrijkste kantoorlocaties in Europese steden volgens JonesLangLasalle, van de vastgoedmarkt. In de vergelijking ontbreken zeven ‘kleinere’ grootstedelijke Europese regio’s; er zijn geen cijfers beschikbaar voor Genève, Helsinki, Utrecht, Eindhoven, Wenen, Le Havre.
Bron: JonesLangLaSalle 78
Figuur 6.11 Nederlandse vastgoedmarkt kent hoge leegstand…. Leegstand als percentage van totaal kantoorvloeroppervlak naar grootstedelijke regio*, 2013 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Bron: JonesLangLaSalle Figuur 6.12 …. en weinig aanpassingen in de vraagprijs voor kantoorruimte in de MRDH. Prijsindex per vierkante meter kantoorvloeroppervlak Europese grootstedelijke regio’s, 20052013, 2005 = 100 125 120 115 110 105 100 95 90 2005
2006
2007
2008 MRDH
2009
2010
2012
2013
Top20‐regio's
Bron: NEO Observatory, op basis van JonesLangLasalle 79
2011
Figuur 6.13 Herstel vraag kantoren in Den Haag, vraaguitval in Rotterdam na 2011 In gebruik genomen m2 nieuwe kantoorruimte (inclusief eigenbouw), 2010-2014, voor de vijf belangrijkste Nederlandse steden 250000
200000
150000
100000
50000
0 2010 Amsterdam
2011
2012
2013
2014
Den Haag
Rotterdam
Utrecht
Eindhoven
Bron: Bak (2014) Figuur 6.14 Aanbodoverschot in middelgrote steden in Zuid-Holland en Rotterdam Leegstand kantoren als percentage van voorraad, december 2015 35 30 25 20 15 10 5 0
Bron: DTZ Zadelhoff
80
6.3.2 Winkelleegstand Figuur 6.15 Winkelleegstand MRDH zorgelijk in grote en middelgrote steden Leegstand winkelvloeroppervlak MRDH naar gemeente per 1 januari 2016 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0%
Brielle
Albrandswaard
Lansingerland
Barendrecht
Midden‐Delfland
Westland
Zoetermeer
Wassenaar
Pijnacker‐Nootdorp
Delft
Nederland
Hellevoetsluis
Capelle aan den IJssel
Ridderkerk
Vlaardingen
Westvoorne
Krimpen aan den IJssel
MRDH
Leidschendam‐Voorburg
Maassluis
Nissewaard
Rotterdam
s‐Gravenhage
Rijswijk
Schiedam
0,0%
Bron: Locatus Schiedam en Rijswijk hebben een hoge leegstand. Dat past in het landelijke beeld waarin de positie van middelgrote steden onder druk staat. Rotterdam en Den Haag hebben ook te kampen met winkelleegstand. Delft en Zoetermeer hebben daarentegen een winkelleegstand die onder het nationaal gemiddelde ligt. Uit onderliggende data blijkt dat over het jaar 2015 de winkelleegstand in de MRDH, Rotterdam en Den Haag licht is afgenomen door onttrekkingen van het winkelaanbod.
81
6.3.2 Bedrijventerreinen Figuur 6.16 Veel aanbod van bedrijventerreinen in Stadsregio Rotterdam.* Nota bene: In Monitor Provincie Zuid-Holland ontbreken gegevens over zeehaventerreinen Beschikbaar aanbod als percentage van de voorraad (netto) in 2014 18% 16% 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0%
*IBIS-enquête, dit is een landelijk registratiesysteem voor bedrijventerreinen en kantoren en wordt gevuld door de informatie die gemeenten en provincies jaarlijks verzamelen.
Bron: Provincie Zuid‐Holland, bewerking NEO Observatory Figuur 6.17 In Zuid-Holland is de uitgifte van bedrijventerreinen hoger ten opzichte van Noord-Holland. Gemiddelde jaarlijkse uitgifte bedrijventerreinen als percentage van beschikbaar aanbod (2010-2014) 9,0% 8,0% 7,0% 6,0% 5,0% 4,0% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0%
Bron: Provincie Zuid‐Holland/Provincie Noord‐Holland, bewerking NEO Observatory 82
6.4 Landelijke Gebieden Een aantrekkelijk landelijk gebied is een belangrijk onderdeel voor het vestigingsklimaat van Zuid-Holland en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. De nabijheid van een hoogwaardige aanbod van natuur en recreatieve voorzieningen in de omgeving van de stad is belangrijk voor bewoners, werknemers, recreanten en toeristen. Toerisme en recreatie worden, naast de agrarische sector, een nieuwe economische drager voor het landelijk gebied. Architectenbureau West8 heeft voor de MRDH een perspectief op het landschap ontwikkeld (West8, 2015). Het bureau onderscheidt vier hoogwaardige landschappen binnen de regio om de verbinding tussen stad en ommeland te genereren. Dit zijn Duin, Horst en Weide, Hof van Delfland, IJsselmonde en Voorne-Putten. Daarnaast zijn er in de aangrenzende regio kansen voor de ontwikkeling van het landelijk gebied zoals het bevaarbaar maken van de Rottemeren, de kustontwikkeling tussen Den Haag en Hoek van Holland (Delflandse duinen) en de aanwaspolders rond de Maas. Nabijheid van hoogwaardige natuur en recreatie leidt tot een aantrekkelijker woonklimaat. Dit zien we terug in de gemiddelde huizenprijzen in en nabij landelijke gebieden. Wel hebben de landelijke gebieden in de afgelopen jaren meer last gehad van de crisis op de woningmarkt. De gemiddelde woningwaarde is er sterker gekrompen en de bevolkingsgroei was beperkt. Ook is de werkgelegenheidsfunctie van het landelijk gebied beperkt. Daarvoor is een goede bereikbaarheid nodig naar het werk in de stedelijke agglomeraties. Het cluster recreatie en toerisme is voor het landelijk gebied vooralsnog geen trekker voor nieuwe werkgelegenheid in Zuid-Holland, met uitzonderingen van het Duin, Horst- en Weidegebied en de kuststreek bij Voorne-Putten. Hier heeft de recreatie- en toerismesector een groot aandeel in de totale werkgelegenheid. In de periode van 2010 tot 2015 was de ontwikkeling van de werkgelegenheid positief in Hof van Delfland, Voorne-Putten, Agglomeratie Leiden en Drechtsteden. 83
Figuur 6.19 Hogere woningwaarde in gemeenten nabij aantrekkelijk landelijk gebied Gemiddelde WOZ-waarde per gemeente in 2015, in duizenden euro’s
Bron: CBS/LISA/bewerking NEO Observatory 84
Figuur 6.20 Werkgelegenheidsfunctie landelijk gebied beperkt Werkgelegenheidsfunctie per gemeente in 2015, uitgedrukt als aantal banen per 1000 inwoners
Bron: CBS/LISA/bewerking NEO Observatory
85
Figuur 6.21 Recreatie en toerisme nog geen trekker economie in landelijk gebied Aandeel recreatie en toerisme sector in totale werkgelegenheid per gemeente in 2015, in procenten
Bron: LISA/bewerking NEO Observatory
86
Tabel 6.2 Bevolking, WOZ-waarde, banen totaal en in Recreatie & Toerisme naar regio en landelijk gebied in de MRDH en Overig Zuid-Holland Niveau 2015 en gemiddelde jaarlijkse procentuele groei 2012-2015 Bevolking
MRDH Zuid-Holland Nederland
abs. 2.298 3.606 16.927
WOZ-waarde
Banen
R&T
% 0,6 0,5 0,3
abs. 193 194 206
% -3,2 -3,2 -3,3
abs. 979 1.501 7.985
% -1,2 -1,2 -0,7
abs. 56,3 82,2 517,8
% -0,1 0,4 0,5
840 226 1.232 415 238 655
0,8 1,0 0,4 0,4 0,2 0,2
213 216 173 251 167 220
-3,4 -3,5 -3,0 -3,3 -4,0 -3,8
405 116 458 111 103 308
-1,2 -1,0 -1,3 -1,6 -2,0 -0,8
24,4 5,0 26,9 11,4 4,0 10,5
-0,7 0,0 0,5 2,4 2,7 0,4
100 154 118 19 105
0,5 0,0 0,3 0,5 1,1
322 194 220 276 237
-3,8 -4,0 -3,3 -3,4 -4,1
17 28 63 10 55
-2,3 -1,5 -1,6 -1,1 -1,3
3,7 2,4 1,9 0,3 1,8
-2,3 2,7 -1,7 1,7 -1,5
211 222 221 231 222
-4,6 -3,6 -3,4 -3,9 -4,4
16 35 16 21 12
-1,2 -1,0 -0,4 2,4 -0,7
1,2 1,1 0,8 0,6 0,6
-2,5 -1,3 3,2 1,3 0,9
219
-3,7
201
-1,0
6,0
0,9
Deelregio's MRDH en Zuid-Holland Agglomeratie Den Haag Delft en Westland Rijnmond Stadsregio Leiden Stadsregio Drechtsteden Landelijk gebied
Groengebieden MRDH Duin, Horst en Weidegebied Voorne-Putten IJsselmonde Hof van Delfland Delflands Duin
Hoogwaardig landelijk gebied rondom MRDH Goeree-Overflakkee Hoeksche Waard Alblasserwaard Krimpenerwaard Rottemeren Ov. landelijk gebied ZuidHolland
48 -0,3 84 -0,2 49 0,3 54 0,1 42 0,7 349
0,2
Bron: LISA/WEST8/Bewerking NEO Observatory
87
Literatuur en Bronnen Beleidsdocumenten: -
-
Adaptieve Agenda Zuidelijke Randstad 2040. Een uitnodigend perspectief van Rijk en regio voor markt en samenleving (2013). Den Haag: Bestuurlijk overleg MIRT/Zuidvleugelpartners Agenda Economisch Vestigingsklimaat (2014), Rotterdam/DenHaag: MRDH Innovation Quarter, Jaarplan 2015 Kansen zien, kansen grijpen. Beleidsvisie en uitvoeringsstrategie regionale economie en energie 2012-2015, Den Haag: Provincie Zuid-Holland Koers 2020: Van schone slaapster tot lichtend voorbeeld (2014), Den Haag: Economische Programmaraad Zuidvleugel Strategische Bereikbaarheidsagenda Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag (2013) Zuid-Holland: slimmer, schoner en sterker. Hoofdlijnenakkoord 2015-2019 GS ZuidHolland
Monitoring en onderzoek: -
Den Haag ´Ínternationale stad van Vrede en Recht´ (2015), Amsterdam: Decisio Randstad Monitor (2014), Delft: TNO Ronald Berger 2012: Zuidvleugel, economische topregio van Nederland. Naar een nieuwe economische agenda Zuidvleugel 2010-2020 Wereldspeler met groeikansen: Economische monitor Zuid-Holland 2015. Provincie Zuid-Holland/IQ/EPZ/MRDH
Onderzoek: -
Annoni, P. and L. Dijkstra (2013), EU Regional Competitiveness Index 2013. Brussels: Joint Research Centre Scientific and Policy Reports Buunk, J. (2015), Hotspots in Zuid-Holland. Hotspots 2025. Benchmarking the future competitiveness of cities (2013). London: The Economist Intelligence Unit Jonkhoff, W. O. Koops en W. Manshanden (2013), De provinciale chemie van ZuidHolland. In ESB, 98 pp 340-343 Manshanden, W.J.J. (2016), Investeringen voor groei in de MRDH; balans tussen industrie en diensten. Rotterdam. NEO Observatory Metropoolvorming: kansen en opgaven. Reflecties uit de wetenschap (2014), Rotterdam/Den Haag: MRDH OECD 2016, The Metropolitan Area Rotterdam The Hague, The Netherlands. Paris: OECD Oort, F. van (2014), Arbeidsmarkt cross-overs in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag: kansen voor economie en beleid. In: P. Tordoir (2014), Metropoolvorming: kansen en opgaven. Reflecties uit de wetenschap. Pp 69-88. Den Haag: MRDH Rifkin, J. (2014), The Third Industrial Revolution. Palgrave: Macmillan Rifkin, J. (2014), The zero marginal cost society. The internet of things, the collaborative commons and the eclipse of capitalism. Palgrave: Macmillan Tordoir, P.P. (2015), Prioriteiten voor investeringsstrategie Metropoolregio Rotterdam Den Haag Provincie Zuid-Holland. Amsterdam 88
Databronnen: -
-
Bak, R.L. (2015), Kantoren in cijfers 2014 - Statistiek van de Nederlandse kantorenmarkt, Zeist. Buunk, J. (2015), Hotspots in Zuid-Holland, Den Haag. CBS (2015), Monitor Topsectoren 2015 – Methodebeschijving en tabellenset, Den Haag. DTZ Zadelhoff (2015), Factsheets Nederland – Kantoren- en bedrijfsruimtemarkt. European Environmental Agency (2015), Air Quality in Europe 2015, Kopenhagen/Brussel. First Elements/Vervoersautoriteit MRDH (2016), Bereikbaarheidsindicatoren ZuidHolland, Den Haag. Draft Gemeente Den Haag (2016), Werkgelegenheidsmonitor 2015, Den Haag. HSD, 2016. Facts and Figures The Hague Security Delta ICCA (2015), The International Association Meetings Market 2014, Amsterdam. NML (2015), De Nederlandse Maritieme Cluster – Monitor 2015, Den Haag Panteia (2015), Monitor economische clusters in de regio Rotterdam - nulmeting, Zoetermeer Platform Bètatechniek (2015), Techniekpact Monitor – Facts & Figures BètaTechniek 2015, Den Haag. Policy Research Corporation (2016), Ontwikkeling veiligheidscluster HSD, Rotterdam Port of Rotterdam (2015), Top 20 Container Havens van Europa, Rotterdam. Port of Rotterdam (2015), Aan- en afvoer van goederen Hamburg – Le Havre range 2e kwartaal 2014-2015, Rotterdam. Provincie Zuid-Holland (2015), Samenvatting Enquête (Beschikbare) Bedrijventerreinen Zuid-Holland Januari 2015, Den Haag. RVO (2015), Focus op speur- en ontwikkelingswerk – gebruik van WBSO en RDA in 2014, Den Haag. Tom Tom (2016), Tom Tom Traffic Index 2015, Amsterdam.
-
Online: www.CBS.nl www.eurostat.eu www.jll.eu www.klimaatmonitor.databank.nl www.LISA.nl www.locatus.nl www.oecd.org www.werk.nl
Interviews: -
R. Zonneveld (IQ) T. Franken (EPZ) W. Benschop (Vervoersautoriteit MRDH) L. Vokurka (MRDH) M. de Vries (DSO Den Haag) C. Rothuizen (DSO Den Haag) A. Dorsman (DSO Rotterdam) W. Brandsma (Provincie)
89
Internationale en regionale verbindingen Bereikbaarheid Toplocaties Betrouwbaarheid reistijd Waardering gebruikers op Stedenbaanknopen Uitstootreductie vervoerssysteem Reductie beheer en exploitatiekosten
Snelle groeiers en start-ups Clusters, sectoren en export Toonaangevende duurzaamheid Smart Infrastructure Energieverbuik huishoudens en bedrijven
MRDH
Deelregio
x x x x x x x x
x x x x x x x x
x x x x x x x x
x x x
x
x
x
x
x CBS
x
x
x
x
x CBS
x x
SVA
x
SVA
x x x x
IQ/EPZ IQ/EPZ IQ/EPZ IQ/EPZ IQ/EPZ IQ/EPZ, MRDH IQ/EPZ, MRDH
x x x
x x x x x
x
MRDH
x x
x x
x
x
x x
x
x
x
x
x
x
x
Bron
Eurostat/CBS Eurostat/CBS Eurostat/CBS/LISA Eurostat/CBS Eurostat/CBS Eurostat/CBS Eurostat/CBS Eurostat/CBS
x
x
x x x x x
Gemeente
Zuid-Holland
x x x x x x x x
SVA SVA
90
x x x x x x x x MRDH
Voertuigverlies uren Overslag zeehavens Reizigerskilometers Woonwerk verkeer Economische Vernieuwing Research & Development Innovatie/patentaanvragen Hoogwaardige diensten en industrie Export aandeel in de afzet Samenwerking en Omzet uit innovatie
Nederland
Concurrentiekracht metropolen Bruto Regionaal Product Arbeidsvolume Werkzame personen Arbeidsproductiviteit BRP per hoofd Bevolking Bruto Participatie Werkloosheid Participatie en werkloosheid opleiding en leeftijd Vermogen, inkomen en armoede
20 grootstedelijke Regio’s
Bijlage I Overzicht variabelen en beschikbaarheid naar schaalniveau
x TomTom CBS x CBS
Eurostat/CBS Eurostat/CBS Eurostat/CBS CBS CBS x
x LISA CBS, LISA
x
x
x
CBS
Realisatie windenergie
x
MRDH
Aantrekkelijkheid talent en investeringen Congressen Toerisme en cultuur Branding MRDH
x x
Fijnstof
x
Technisch onderwijs Spanning arbeidsmarkt Werklocaties Kantoren Winkelleegstand Bedrijfsterreinen Landelijk gebied
CBS
x x x
MRDH MRDH
x x
x x x
x
MRDH MRDH MRDH MRDH
x
91
x
x x x
x x x x x
x x x x x x
ICCA European Cities Toerism NFIA European Environment Agency CBS UWV JJL x Locatus Provincie Zuid‐Holland x CBS, LISA, SVA
Bijlage II Toelichting Afbakening Clusters Voor de afbakening van de clusters is hier gewerkt met een definitie op bedrijfstakniveau ten behoeve van de transparantie, herhaalbaarheid en vergelijkbaarheid. Hierbij is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande clusterdefinities (bronnen: CBS, NML, LISA/IPO, Policy Research Corporation, Panteia). In een aantal bestaande clustermonitors wordt gebruik gemaakt van economische indicatoren gebaseerd op fijnmazige bedrijvenlijsten waarmee de regionale specialisatie en ambities van het cluster nadrukkelijker zichtbaar wordt gemaakt. Deze geven daarmee een nauwkeuriger beeld van ontwikkelingen in het cluster maar zijn voor brede monitor-doeleinden minder geschikt omdat de methode niet/verminderd vergelijkbaar, herhaalbaar en transparant is. Dit speelt in het bijzonder bij de clusters Clean Tech, Safety & Security (niet-traditionele veiligheidscluster) en Maritime (maritieme toeleveranciers en maritieme dienstverleners). Met behulp van wegingsfactoren per bedrijfstak is hiervoor een robuuste raming gemaakt van de werkgelegenheid en het aantal vestigingen. Een beperking in deze methodiek is dat de wegingsfactoren per bedrijfstak en regio vastliggen. Dynamiek binnen bedrijfstakken kan op deze manier niet waargenomen worden, anders dan het resultaat op bedrijfstakniveau. In werkelijkheid zijn wegingsfactoren dynamisch over de tijd en regio-specifiek. Cleantech is gebaseerd op de sectorale afbakening voor Cluster Cleantech uit Panteia (2015), waarin cleantech is gedefinieerd als “producten, processen en diensten die operationele prestaties verbeteren door vergroting van de productiviteit en efficiëntie terwijl materialen, energieverbruik, vervuiling of afval worden gerecycleerd, waarbij het gebruik van grondstoffen en duurzame energie op een duurzame wijze worden toegepast met het oog op een minimale impact op het milieu”. Hierbij onderscheiden ze Biobased economy en duurzame energie (BBE&DE), Water-, deltatechnologie en maritiem (WDM), Duurzaam bouwen en gebiedsontwikkeling (DB&GO) en Infrastructuur en mobiliteit (I&M). Voor de afbakening op bedrijfstakniveau zijn wegingsfactoren per gedetailleerde bedrijfstak en deelsector opgesteld op basis van bedrijven in de Regio Rotterdam. Health & Life Sciences is gebaseerd op de sectorale afbakening voor Cluster Medical uit Panteia (2015), bestaande uit productie en distributie van medische producten, care en cure. Bij de productie van medische producten gaat het om de farmaceutische industrie, medische instrumentenindustrie en biotechnologisch en medisch onderzoek. Dit zijn ook de activiteiten waarop de topsector Life sciences & health zich concentreert en deze laat de publieke gezondheidszorg buiten beschouwing (CBS, 2015). In de studie van Panteia (2015) wordt voor het cluster Medical daarnaast de volledige publieke gezondheidszorg (Cure), delen van Verzorging en welzijnszorg (Care) en handel in medicijnen en gezondheidsproducten (groothandel, apotheken e.d.) meegenomen. Agro & Food is gebaseerd op de sectorale afbakening voor de Topsector Agri&Food en de Topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen (zie CBS (2015)). De Topsector Agri&food gaat hierbij uit van de totale waardeketen van de productie van voedsel en bestaat uit de primaire productie van (grondstoffen voor) levensmiddelen en de verwerking hiervan in de voedingsmiddelenindustrie. Ook worden specialistische toeleveranciers uit de industrie (landbouwmachines, kassenbouw e.d.) en dienstverlening (landbouw gerelateerd speur- en ontwikkelwerk, landbouwveilingen e.d.), en de groothandel tot het cluster gerekend. Anders dan in de CBS-afbakening nemen wij de schakels uit de detailhandel en horeca niet mee.
92
Safety & Security is gebaseerd op de afbakening van Policy Research Corporation (2016) en bestaat uit de traditionele en niet-traditionele veiligheidscluster, waarbij zes domeinen onderscheiden worden: national security, cyber security, forensics, urban security, onderwijs en critical infrastructure. De traditionele veiligheidscluster bevindt zich onder het domein urban security. In het niet-traditionele veiligheidscluster gaat het om gespecialiseerde veiligheidsdiensten van de overheid (onderdelen of overheidsdiensten die vallen onder het Ministerie van BZK, Defensie, of Veiligheid & Justitie), en gespecialiseerde bedrijvigheid op gebied van safety and security (in het bijzonder cyber security). Daarnaast vallen een aantal internationale organisaties die in Den Haag gevestigd zijn en zich bezig houden met internationale Veiligheid en Recht onder het cluster. Op basis van inzage in de achterliggende bedrijvenlijsten zijn door NEO Observatory wegingsfactoren opgesteld voor delen van ICT, Telecom, Zakelijk dienstverlening en Openbaar Bestuur die behoren tot Safety & Security. Maritime is gebaseerd op de sectorale afbakening uit de jaarlijkse studie van Netherlands Maritime Technology naar het maritieme cluster (NML, 2015). Hierbij worden de deelsectoren Zeevaart, Scheepsbouw, Offshore, Binnenvaart, Waterbouw, Havens, Marine, Visserij, Maritieme dienstverlening, Watersport en Maritieme toeleveranciers onderscheiden. De deelsectoren zeevaart, binnenvaart en havens overlappen met het cluster Transport and Logistics voor zover het goederenvervoer betreft. Er zijn wegingsfactoren beschikbaar per bedrijfstak voor de meeste deelsectoren behalve de maritieme toeleveranciers en dienstverleners. Hiervoor zijn, in aanvulling, de wegingsfactoren van het Cluster Maritiem genomen afkomstig van de studie van Panteia in de regio Rotterdam (Panteia, 2015). Transport and Logistics is gebaseerd op de sectorale afbakening van de Topsector Logistiek (CBS, 2015). Hier gaat het om alle gespecialiseerde bedrijvigheid die zich bezighoudt met logistiek. Logistieke activiteiten door bedrijven in de industrie, handel, retail (bijvoorbeeld distributiecentra in de groothandel), en bouw vallen hier niet onder. Bij logistiek gaat het om transport en opslag van goederen. Bij transport en overslag gaat het om transport van goederen in alle mogelijke modaliteiten, zoals over de weg en het water. Daarnaast gaat het ook om opslag, dienstverlening en supportactiviteiten ten behoeve van het logistieke proces. Hieronder vallen ook cargadoors, expediteurs en bedrijven die zich richten op ICT, advies en onderzoek op het gebied van logistiek. Smart Industry is gebaseerd op de sectorale afbakening van de Topsector High Tech Systemen en and Materialen (CBS, 2015). De Topsector HTSM is gedefinieerd als alle technologische activiteiten op het gebied van de metaalindustrie, de vervaardiging van machines en apparaten, en de vervaardiging van transportmiddelen. Daarnaast worden ook gespecialiseerde technologische dienstverleners tot de topsector gerekend. Het gaat dan om het ontwikkelen, produceren en uitgeven van software, de keuring en controle van machines en apparaten en onderzoek en ontwikkeling op het gebied van High tech systemen en materialen. Energy is gebaseerd op de sectorale afbakening van de Topsectoren Energie en Chemie (CBS, 2015) en bestaat uit de traditionele energie-intensieve industrie en duurzame energie. Het gaat om de verwerking van aardolie, winning van aardgas, chemische industrie, rubberen kunststofindustrie en de productie, handel en distributie van (duurzame) energie en elektriciteit. Er is overlap tussen cluster Energy en het Clean Tech cluster. Tourism and Leisure is gebaseerd op de sectorale afbakening van de Recreatie en Toerisme sector waarvoor IPO een standaard heeft ontwikkeld die gebaseerd is op de bestedingen van toeristen en recreanten (zie LISA-website voor uitgebreide toelichting). De insteek van het definiëren van dit cluster wijkt af van de overige clusters. Het gaat hier niet om een definitie vanuit de productie van goederen en diensten, maar juist om de consumptie van goederen en diensten. Op basis van bestedingen van toeristen en recreanten aan 93
logiesverstrekking, horeca, detail- en groothandel, vervoer, cultuur, recreatie en amusement, sport en overig, zijn wegingsfactoren opgesteld. Zie de website www.mrdh.nl/regiomonitor voor de gedetailleerde afbakening in de Standaard Bedrijfsindeling.
94