Regels
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 393
26 april 2012
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Nieuwlande 2009 van de gemeente Hoogeveen; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.3 aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6 aaneengebouwde woningen: woningen gekoppeld door middel van gebouwen; 1.7 aan-huis-verbondenbedrijfsactiviteit: het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend; 1.8 aan-huis-verbondenberoep: het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast; 1.9 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tot een capaciteit van 100 ton per dag tevens wordt begrepen co-vergisting ten behoeve van energieopwekking; 1.10 ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde; 1.11 appartementengebouw: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; 1.12 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 394
26 april 2012
1.13 bebouwingspercentage: een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden; 1.14 bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen; 1.15 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.16 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.17 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer; 1.18 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden; 1.19 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.20 bestaand: de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend; 1.21 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.22 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.23 Bevi-inrichtingen: inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 1.24 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.25 bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 395
26 april 2012
1.26 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.27 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.28 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.29 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.30 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.31 bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.32 bijzettent: een tent van maximaal 6 m2 ; 1.33 consumentenvuurwerk: vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik; 1.34 dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van volkstuinen, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden; 1.35 dagrecreatieve voorzieningen: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie; 1.36 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.37 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.38 dienstverlenend bedrijf: bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie; 1.39 dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie; 1.40 dwarskap: een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 396
26 april 2012
1.41 e-commerce: vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald; 1.42 eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 1.43 erf: de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak; 1.44 evenement: een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.; 1.45 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan; 1.46 geluidsbelastingvan vliegveld Hoogeveen: de geluidsbelasting op een bepaalde plaats veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende vaste vleugel luchtvaartuigen met schroefaandrijving en een toegelaten totaalmassa die hoger is dan 390 kg doch niet hoger dan 6000 kg, uitgedrukt in bkl; 1.47 geluidbelasting vanwege een industrie-/bedrijventerrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen op een industrieterrein (benoemen welk terrein….), daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg; 1.48 geluidbelasting vanwege een spoorweg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten; 1.49 geluidbelasting vanwege een weg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten; 1.50 geluidzoneringsplichtigeinrichting: een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. 1.51 grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond; 1.52 halfvrijstaandewoningen: blok van twee aaneengebouwde woningen;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 397
26 april 2012
1.53 hogere (geluidsgrens)waarde: een waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder; 1.54 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken; 1.55 horecabedrijf: een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 1.56 horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf; 1.57 horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf; 1.58 horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar, een bar-/dancing, een dansschool, een discotheek, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Onder horecabedrijf categorie 3 valt tevens een drive-in-restaurant en een zalencentrum; 1.59 horizontale diepte van een gebouw: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; 1.60 kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst; 1.61 kampeerplaats: een stuk grond van maximaal 100 m2 voor het plaatsen van één kampeermiddel met bijzettentjes. 1.62 kantoor: een gebouw waarvan ten minste 80 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair; 1.63 kap: een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 398
26 april 2012
1.64 kas: een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten; 1.65 kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden; 1.66 langskap: een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen; 1.67 leisureactiviteiten: activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen; 1.68 lessenaarsdak: een dak bestaande uit één hellend dakvlak; 1.69 maatschappelijkevoorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.70 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij in hoofdzaak geen gebruik wordt gemaakt van open grond; 1.71 1.
2. 3.
peil: voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving; voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.72 perceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.73 platdak: horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak; 1.74 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.75 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.76 reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd; 1.77 recreatief medegebruik: een recreatief gebruik van gronden en opstallen dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan; 1.78 recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie; Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 399
26 april 2012
1.79 recreatiewoning: een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning; 1.80 risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 1.81 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.82 stacaravan: een caravan, die als een gebouw valt aan te merken; 1.83 stolpkap: een kap met een piramidevormige afdekking eindigend in één punt of met een korte nokbalk haaks op de weg; 1.84 uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.85 verblijfsrecreatie : activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan; 1.86 verblijfsrecreatieve voorzieningen: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van verblijfsrecreatie; 1.87 verkoopvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte); 1.88 volumineuze detailhandel: detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuinartikelen, (grove) bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels. Deze winkels hebben vanwege omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig voor de uitstalling; 1.89 voorkeursgrenswaarde: de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen; 1.90 voorgevel: het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw; 1.91 vuurwerkbedrijven: inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 400
26 april 2012
1.92 Wgh-inrichtingen: inrichtingen in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder jo artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; 1.93 winkel: een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel; 1.94 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s); 1.95 wooncentrum: een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 401
26 april 2012
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6 de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine. 2.7 de afstand tot de perceelgrens de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 402
26 april 2012
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Agrarisch
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
agrarisch bedrijf; agrarische cultuurgrond; houtwal/-singel;
met de daarbij behorende d. e. f.
bedrijfsgebouwen; bedrijfswoning; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met daaraan ondergeschikt: g. h. i. j. k.
bedrijfswoning; aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning; groenvoorzieningen; wegen en paden; water.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 12 meter bedragen; de dakhelling mag niet minder dan 15o bedragen en niet meer bedragen dan 60o.
3.2.2
Bedrijfswoning
Voor het bouwen van één bedrijfswoning binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; per bouwvlak i s één bedrijfswoning toegestaan; de oppervlakte mag niet meer dan 150 m2 bedragen; de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 meter; de dakhelling mag niet minder bedragen dan 30°.
3.2.3
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder aan- en uitbouwen bij een bedrijfswoning, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80 % van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 600.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 403
26 april 2012
3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer d a n 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf-/terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 meter mag bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een goede woonsituatie; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
3.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming, word zoals bedoeld in lid 4.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(-en); het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a.
b. c.
d.
e.
Het i s verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren: 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen; 3. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen; of 4. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden. Een vergunning a l s bedoeld in lid 3.5 sub a kan, tenzij uit archeologisch onderzoek anders i s gebleken of het perceel een lage archeologische verwachtingswaarde heeft op basis van de IKAW kaart, alleen worden verleend nadat door de aanvrager een rapport i s overgelegd waarin: 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; e n 2. in voldoende mate i s aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. Aan de in lid 3.5 sub a genoemde omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties. Het in lid 3.5 sub a vervatte verbod i s niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud en gebruik betreffen; 2. het aanbrengen van drainage; 3. het zaaien en oogsten;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 404
26 april 2012
4. 5. 6. 7. 8.
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpplan; in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie; niet dieper gaan d a n 30 cm beneden maaiveld; niet bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur tot maximaal 10 cm onder de ploegdiepte van maximaal 30 cm; een kleiner oppervlak dan 500 m2 beslaan.
3.6
Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1
Wijzigingsgebied1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Wro–zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming Tuin, en Wonen met de specifieke bouwaanduiding sba-3, met inachtneming van de volgende regels: a. b. c. d. e. f.
geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van de bedrijfsvoering van de nabijgelegen (agrarische) bedrijven; de bestaande hoofdvorm gehandhaafd blijft; wordt gestreefd de landschappelijk vestorende bebouwing af te breken; zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing; voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen; dat na wijziging het bepaalde in artikel 15, en artikel 18 van toepassing i s op de voor Tuin, en de voor Wonen aangewezen gronden.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 405
26 april 2012
Artikel 4 4.1
Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
bouwnijverheid; garagebedrijf;
met daarbij behorende: c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
gebouwen; bijgebouwen; bedrijfswoningen; bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; verhardingen; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; tuinen, erven en terreinen; water.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Bedrijfsgebouwenen bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen de volgende bepalingen gelden: a. b. c.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen; de dakhelling van een bedrijfsgebouw dient minimaal 30o te bedragen .
4.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden: a. b. c. d. e.
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen; de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen; de goothoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer dan 4,5 meter bedragen: de bouwhoogte van niet-inpandige bedrijfswoningen mag niet meer dan 9 meter bedragen; de dakhelling van niet-inpandige bedrijfswoningen dient minimaal 30o bedragen.
4.2.3
Bijgebouwen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden: a. b. c. d. e. f.
bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen; de gezamenlijk oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 60 m² bedragen; de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer d a n 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80 % van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan bedraagt de dakhelling minimaal 30° en maximaal 600.
4.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: a.
de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf-/terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 406
26 april 2012
b.
ten hoogste 1 meter mag bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 1. lid 4.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m2 buiten het bouwvlak wordt gesitueerd; de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt; de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 meter bedraagt. 2. lid 4.2.3 sub b en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de bedrijfswoning aansluitende erf mag worden bebouwd. De in lid 4.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 a.
Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004; 2. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); 3. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 407
26 april 2012
Artikel 5 5.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f.
(ontsluitings-)wegen; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water;
met de daarbij behorende: g.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. b. c.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen; de oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
5.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
de de de de de
5.4
sociale veiligheid; milieusituatie; brandveiligheid; verkeersveiligheid; e n gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 5.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik of laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 408
26 april 2012
Artikel 6 6.1
Bos
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
bos; houtwallen;
met daaraan ondergeschikt: c. d. e.
paden en wegen; water; parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende; f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden van de gronden; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4
de
landschappelijke
en/of
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a.
het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a.
b.
c. d.
Het i s verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren: 1. het afgraven, het diepploegen, het egaliseren en het mengwoelen van gronden; 2. het kappen van bos; 3. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen; 4. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen; 5. het dempen van wijken en sloten; Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in een inrichtingsplan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken; De in lid 6.5 sub a genoemde vergunning mag geen onevenredige afbreuk doen aan het behoud en herstel van de landschappelijke en van de natuurlijke waarden; Indien de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 409
26 april 2012
e.
aanvraag voor de aanlegvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies; De in lid 6.5 sub a genoemde vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies i s ingewonnen bij de Productgroep Landelijk Gebied van de provincie Drenthe
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 410
26 april 2012
f.
Het in lid 6.5 sub a vervatte verbod i s niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan; 3. bij het aanbrengen van lijnvormige beplantingen er sprake i s van erfbeplanting.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 411
26 april 2012
Artikel 7 7.1
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
detailhandel; supermarkt; dienstwoning ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel dienstwoning'; aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een dienstwoning;
met daarbij behorende: e. f. g. h. i. j.
gebouwen; verhardingen; wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; geluidwerend voorzieningen;
met de daarbij behorende: k. l.
tuinen en erven; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de de de de
7.2.2
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen; bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; dakhelling bedraagt minimaal 300 en maximaal 600.
Dienstwoningen
Voor het bouwen van één dienstwoning binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de de de de
7.2.3
oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen; goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; dakhelling bedraagt minimaal 300 en maximaal 600.
Dienstbovenwoning
Voor het bouwen van één dienstbovenwoning gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling bedraagt minimaal 300 en maximaal 600.
7.2.4
Bijgebouwen bij een dienstwoning
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; bijgebouwen moeten 3 meter achter het verlengde van de voorste gevel worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen; de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 7,5 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80 % van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien een bijgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling minimaal 300 en maximaal 600.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 412
26 april 2012
7.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
7.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
het straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; e n de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 1. lid 7.2.1, sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m2 buiten het bouwvlak wordt gesitueerd; de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt. 2. lid 7.2.4 sub c en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de bedrijfswoning aansluitende erf mag worden bebouwd. De in lid 7.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(-en).
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 413
26 april 2012
Artikel 8 8.1
Dienstverlening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
dienstverlenende bedrijven; bedrijfswoning;
met de daarbij behorende: c. d.
gebouwen; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; water; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende; j. k.
tuinen en erven; bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling bedraagt minimaal 300 en maximaal 600.
8.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van één bedrijfswoning binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
de de de de
8.2.3
oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen; goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 600.
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 60 m² bedragen; de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80 % van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien een bijgebouw voorzien wordt van een kap, bedraagt de dakhelling minimaal 30 0 en maximaal 60o.
8.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer d a n 1 meter mag bedragen;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 414
26 april 2012
b.
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
het straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 1. lid 8.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m2 buiten het bouwvlak wordt gesitueerd; de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt. 2. lid 8.2.3 sub b en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de bedrijfswoning aansluitende erf mag worden bebouwd. De in lid 8.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 8.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 415
26 april 2012
Artikel 9 9.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
groenvoorzieningen; voet- en fietspaden; water; speelvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i.
gebouwen (onderhoudsgebouwen); nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; evenementen; parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende: j. k.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen; andere werken.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van; a.
de in lid 9.1 sub e en f genoemde gebouwen, mits: 1. de bruto oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2; 2. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
9.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hier niet onder begrepen, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
de hoogte van de in lid 9.1 sub g (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedragen; de bruto-oppervlakte van de in lid 9.1 sub g (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 9.1 sub g (afvalopslag), mag niet meer dan 5 meter bedragen; de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 meter bedragen; de hoogte van zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde mag niet meer dan 20 meter bedragen.
9.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
9.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming zoals bedoeld in lid 9.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 416
26 april 2012
a l s seksinrichting(en).
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 417
26 april 2012
Artikel 10 10.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
horecabedrijven categorie 1 en 2;
met de daarbij behorende: b. c.
gebouwen; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: d. e. f. g. h. i. j. k.
bedrijfs(boven)woning; aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning; wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; water; tuinen en erven; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling mag niet minder d a n 30° bedragen.
10.2.2
Bedrijfsbovenwoning
Voor het bouwen van één bedrijfsbovenwoning binnen elk bouwvlak gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling mag niet minder dan 30 ° bedragen.
10.2.3
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 60 m² bedragen; de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80 % van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien een bijgebouw voorzien wordt van een kap, bedraagt de dakhelling minimaal 30 0 en maximaal 60o.
10.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer d a n 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 418
26 april 2012
10.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. het bepaalde in lid 10.2.1 sub a en 10.2.3 sub a, en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en de buiten het bouwvlak op te richten oppervlakte van het gebouw niet meer dan 10 m² bedraagt; 2. lid 10.2.3 sub b en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de bedrijfswoning aansluitende erf mag worden bebouwd. De in lid 10.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 10.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruik van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 419
26 april 2012
Artikel 11 11.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
maatschappelijke voorzieningen; dienstwoning ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk dienstwoning'; horecabedrijven categorie 1 en 2 ter plaatse van de functieaanduiding "horeca";
met de daarbij behorende: d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n.
gebouwen; bijgebouwen; wegen en voet- en fietspaden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen; water; parkeervoorzieningen; tuinen, erven en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2
Bouwregels
11.2.1
Bebouwing
Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat: 11.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden: a. b.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de gebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende aantal bouwlagen en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;
Bouwaandui Aantal ding bouwlagen
sba-1 sba-2 sba-3
c. d.
2 3
Goothoogte (m)
Bouwhoogte (m)
min
min
max 3 6 7,5
max 6 10 10
Dakhelling
min 30 30 0
o
bebouwing spercentage %
max
60
40%
de afstand van gebouwen ten opzichte van onderlinge perceelgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen; de inhoud van gebouwen ten behoeve van nutsdoeleinden mag niet meer dan 10 m3 bedragen.
11.2.3
Dienstwoningen
Voor het bouwen van dienstwoningen de volgende bepalingen gelden: a.
een dienstwoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning';
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 420
26 april 2012
b. c. d. e. f. g.
het aantal dienstwoningen mag niet meer dan één per functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning' bedragen; de oppervlakte van een dienstwoning mag niet meer dan 150 m² bedragen; de afstand ten opzichte van de onderlinge perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 meter bedragen; de goothoogte van niet-inpandige dienstwoningen mag niet meer dan 6 meter bedragen; de bouwhoogte van niet-inpandige dienstwoningen mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling van niet-inpandige dienstwoningen mag niet minder d a n 30o bedragen.
11.2.4
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, de volgende bepalingen gelden: a. b. c. d. e. f.
bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer dan 60 m2 bedragen; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan mag de dakhelling niet minder dan 300 bedragen.
11.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer d a n 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
11.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden van de gronden; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 a.
b.
de
landschappelijke
en/of
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 1. lid 11.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen niet meer bedraagt dan de toegestane oppervlakte aan gebouwen en/of niet meer dan 10 m2 buiten het bouwvlak wordt gesitueerd; de hoogte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt. 2. lid 11.2.4 sub d en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de bedrijfswoning aansluitende erf mag worden bebouwd. De in lid 11.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 421
26 april 2012
11.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 11.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 422
26 april 2012
Artikel 12 12.1
Maatschappelijk - Begraafplaats
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
begraafplaats;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f. g. h.
gebouwen; urnenmuur; wegen en paden; parkeervoorzieningen; water; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende: i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2
Bouwregels
12.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden: a. b. c. d.
het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag niet meer dan 2 % bedragen; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 8 meter bedragen; de dakhelling dient minimaal 30o en maximaal 45o te bedragen.
12.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: a. b. c.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
12.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 423
26 april 2012
Artikel 13 13.1
Recreatie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
volkstuin.
13.2
Bouwregels
13.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen : a. b. c. d. e.
per uitgegeven volkstuin i s maximaal één gebouw toegestaan; de bebouwde oppervlakte mag per uitgegeven volkstuin van 100 m2 niet meer dan 8 m2 bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 meter bedragen, dan wel de bestaande hoogte; ten behoeve van het beheer van het complex mag één gebouw worden opgericht met een maximale oppervlakte van 50 m2; de goot- en bouwhoogte van het onder artikel 13.2.1 sub d bedoelde gebouw mag maximaal 2,5 meter, respectievelijk 3,5 meter bedragen.
13.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter .
13.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden van de gronden; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4
de
landschappelijke
en/of
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van nachtelijk verblijf.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 424
26 april 2012
Artikel 14 14.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
sportveld; sportzaal; tennisbaan; gebouwen, zoals een kantine; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: f. g. h. i. j. k. l. m. n. o.
wegen en paden; parkeervoorzieningen; water; groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; nutsvoorzieningen; lichtkrant; lichtmasten; vlaggenmasten; evenementen.
met de daarbij behorende: p.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2
Bouwregels
14.2.1
Bebouwing
Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm. 14.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; gebouwen dienen in relatie tot de aanduiding van de bouwklasse op de verbeelding te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld:
BouwAantal aanduiding bouwlagen
Goothoogte (m)
Bouwhoogte (m)
min
min
max
max 4 7,5
sba-1 sba-2
14.2.3
Dakhelling (o)
min
max 45 45
Bebouwingspercentage (%) min max 5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: a. b. c.
d. e.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 15 meter bedragen; per sportvereniging i s ten hoogste één lichtkrant toegestaan, waarvan de hoogte niet meer d a n 3 meter, de breedte niet meer dan 1,5 meter en de diepte niet meer dan 0,5 meter mag bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen; de hoogte van zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde mag niet meer
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 425
26 april 2012
dan 20 meter bedragen.
14.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
14.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 14.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 426
26 april 2012
Artikel 15 15.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
tuinen; toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming; parkeren;
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende: d. e.
bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen; andere werken.
15.2
Bouwregels
15.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers; 15.2.2
Erkers bij woningen
Binnen deze bestemming zijn erkers bij woningen met een maximale diepte van 1,5 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de voor- en/of zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw toegestaan, mits de hoogte van de erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 15.2.3 a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: 1. maximaal 1 meter mag bedragen; of 2. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.
15.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. het bepaalde in lid 15.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits: de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst; De in lid 15.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 15.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 427
26 april 2012
a. b.
het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 428
26 april 2012
Artikel 16 16.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
wegverkeer; voet- en rijwielpaden; groenvoorzieningen; parkeerterrein;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i. j.
nutsvoorzieningen; geluidwerend voorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes; evenementen; geluidswerende voorzieningen;
met de daarbij behorende: k. verhardingen; l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; m. andere werken.
16.2
Bouwregels
16.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van: a.
de in lid 16.1 sub e en h genoemde gebouwen, mits: 1. de hoogte vanaf het aansluitende terrein niet meer dan 3 meter bedraagt; 2. de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m².
16.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
d.
de hoogte van de in lid 16.1 sub g genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer d a n 1,5 meter bedragen; de bruto-oppervlakte van de in lid 16.1 sub g genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 16.1 sub g en sub j en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 meter bedragen; de hoogte van zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde mag niet meer dan 20 meter bedragen.
16.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
16.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.1 j o artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a.
het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 429
26 april 2012
b.
seksinrichting(en); het aanbrengen van tekens voor commerciële doeleinden.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 430
26 april 2012
Artikel 17 17.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
waterberging; water; sluizen; oever;
met de daarbij behorende: e.
gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing;
met daaraan ondergeschikt: f. g.
taluds en groenvoorzieningen; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende: h.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers.
17.2
Bouwregels
17.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van: a.
de waterbeheersing, waarvoor de volgende bepalingen gelden: 1. de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; 2. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m2 bedragen.
17.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: a.
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
17.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
17.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s staan- of ligplaats voor onderkomens; het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 431
26 april 2012
Artikel 18 18.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
woningen a l dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbij behorende: c. d. e.
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; tuinen, terreinen en erven.
18.2
Bouwregels
18.2.1
Bebouwing
Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat: 18.2.2
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen de volgende bepalingen gelden: a. b.
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, en de daarbij behorende woningtype, aantal bouwlagen, kapvorm en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;
bouwaanduiding
woningtype*
sba-1 sba-2 sba-3 sba-4 sba-5 sba-6 sba-7 sba-8
vrij vrij tae/vrij tae/vrij aeg aeg vrij vrij
Woningtype* aeg tae vrij
aaneengebouwd twee-aan-een vrijstaand
c.
d. e. f.
Aantal bouwlagen min max
Goothoogte (m)
Bouwhoogte (m)
Dakhelling (O)
min
min
min 30 30 30 30 30 30 30 30
4,5 4,5 4,5
max 3,5 6 3,5 6 3,5 6 3,5 3,5
Kapvorm ** D LA
max 10 10 10 10 10 10 10 10
max 60 60 60 60 60 60 60 60
Kapvorm ** D/LA D/LA D/LA D/LA LA LA D D
dwarskap langskap
de afstand van het hoofdgebouw, tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 2,5 meter te bedragen, behalve voor bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-7 en sba-8 hier dient de afstand van het hoofdgebouw, tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter te bedragen. de bovenste bouwlaag van het hoofdgebouw dient in de vorm van een kap te worden gerealiseerd; binnen het bouwvlak met de bouwaanduiding sba-7 mogen maximaal 2 vrijstaande woningen worden gebouwd; binnen het bouwvlak met de bouwaanduiding sba-8 mag maximaal 1 vrijstaande woning worden gebouwd;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 432
26 april 2012
g.
de oppervlakte van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 150 m2, dan wel mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte van de woning.
18.2.3
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden: a.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal: 100 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 750 m²; 125 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 750 m2 tot en met 1.000 m²; 150 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 1.000 m2 tot en met 1.500 m²; 175 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 1.500 m2 tot en met 2.000 m²; 200 m² bij bouwpercelen met een oppervlakte vanaf 2.000 m2 en groter;
met dien verstande dat:
b. c.
d. e. f.
ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd; de afstand tussen het hoofdgebouw en bijgebouwen maximaal 30 meter mag bedragen; e n de situering van de bijgebouwen aan dient te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij ook rekening dient te worden gehouden met het uitzicht van omliggende woningen. de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; bijgebouwen mogen op de perceelsgrens worden gebouwd, behalve voor bestemmingsvlakken met de bouwaanduiding sba-7 en sba-8 hier dient de afstand van een bijgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens minimaal 5 meter te bedragen; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien een bijgebouw voorzien wordt van een kap, bedraagt de dakhelling minimaal 30 0 en maximaal 60o.
18.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b.
maximaal 1 meter mag bedragen; of maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
18.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; e n gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 1. lid 18.2.2 sub b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen en maatvoering bij een verbouwing of een uitbreiding van een woning; 2. lid 18.2.3 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen; De in lid 18.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 433
26 april 2012
3. 4. 5.
18.5 a.
b.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 18.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; 2. het gebruiken of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en); 3. het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt a l s gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten; 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving; 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn; 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop a l s ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
18.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5 sub a.1 voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen als afhankelijke woonruimte (mantelzorg) onder voorwaarde dat: a. b. c. d. e.
het gebruik noodzakelijk i s vanuit een oogpunt van mantelzorg; op het perceel a l een woning aanwezig is; de afwijking niet meer dan één keer per woning wordt verleend; er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 60 m 2.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 434
26 april 2012
Artikel 19 19.1
Garageboxen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: garageboxen.
19.2
Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen : a. b.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
19.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
het straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 19.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van nachtelijk verblijf.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 435
26 april 2012
Artikel 20 20.1
Wooncentrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van (aanleun)woningen, a l dan niet in combinatie met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals recreatieruimtes, keuken, kleinschalige detailhandelsvoorzieningen, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten;
met de daarbij behorende: b. c. d. e. f. g.
gebouwen; aan- en uitbouwen en bijgebouwen; parkeervoorzieningen; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; tuinen en erven.
20.2
Bouwregels
20.2.1
Bebouwing
Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm, met dien verstande dat; 20.2.2
Gebouwen
voor het bouwen van gebouwen de volgende bepalingen gelden: a. b. c.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; het aantal woningen bedraagt niet meer dan 12; de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.
20.2.3
Bijgebouwen
voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden: a. b.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen.
20.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: a.
b.
De hoogte van perceelsafscheidingen mag maximaal 1 meter mag bedragen; of maximaal 2 meter, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
20.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 436
26 april 2012
20.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 20.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 437
26 april 2012
Hoofdstuk 3 Artikel 21 21.1
Algemene regels Algemene aanduidingsregels
Wro - zone wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bestemmingen van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming Detailhandel, Horeca overeenkomstig categorie 1 en 2 of Maatschappelijk, met dien verstande dat: a. b. c. d.
e. f.
bij wijziging in de genoemde functies tevens wonen i s toegestaan; uitsluitend horeca van categorie 1 of horeca van categorie 2 i s toegestaan; bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; bedoeld gebruik geen onevenredige nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer tot gevolg mag hebben, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten mag leiden; voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen; de bouwmogelijkheden ongewijzigd dienen te blijven.
21.2
Wro-zone wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Maatschappelijk, Verkeer, Groen en Tuin, met dien verstande dat: a. b. c. d. e.
f. g.
bij de wijze waarop het plangebied wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met de uitgangspunten die zijn weergegeven in paragraaf 4.3 van de toelichting; de bouwmogelijkheden gewijzigd mogen worden met dien verstande dat; de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen uit daartoe uitgevoerd onderzoek blijkt dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het (woon) milieu oplevert; bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt; bedoeld gebruik geen onevenredige nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer tot gevolg mag hebben, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten mag leiden; voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen; de waterhuishouding niet gewijzigd mag worden.
21.3
Wro-zone wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied 4' te wijzigen in de bestemmingen Wonen, Verkeer, Groen en Tuin, met dien verstande dat: a. b. c. d. e.
f. g.
bij de wijze waarop het plangebied wordt gewijzigd rekening wordt gehouden met de uitgangspunten die zijn weergegeven in paragraaf 4.3 van de toelichting; de bouwmogelijkheden gewijzigd mogen worden met dien verstande dat; de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen uit daartoe uitgevoerd onderzoek blijkt dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het (woon) milieu oplevert; bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de buurt; bedoeld gebruik geen onevenredige nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer tot gevolg mag hebben, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten mag leiden; voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen; de waterhuishouding niet gewijzigd mag worden.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 438
26 april 2012
21.4
Waarde - Cultuurhistorie
21.4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de cultuurhistorische waarden. 21.4.2
Omgevingsvergunning
Ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Cultuurhistorie', is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) gebouwen (gedeeltelijk) te slopen. 21.4.3
Toegestane werkzaamheden
Het bepaalde in lid 21.4.2 is niet van toepassing op werkzaamheden, die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 21.4.4
Toetsing
De in lid 21.4.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden, die op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezig waren.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 439
26 april 2012
Artikel 22
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 440
26 april 2012
Artikel 23 a. b.
c.
d.
e.
Algemene gebruiksregels
Het i s verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming. Het i s verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling vrijstelling, ontheffing of afwijking i s verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vrijstelling, ontheffing of afwijking i s verleend. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemming Bedrijf, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft; 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce. De in lid c genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de milieusituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 441
26 april 2012
Artikel 24 a.
b.
Algemene regels voor afwijking van het bestemmingsplan
Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover dit niet elders in de regels i s opgenomen en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits: de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt; 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits: de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt; 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits: de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds word geplaatst; 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd mits: de oppervlakte niet meer dan 18 m2 bedraagt. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat: 1. de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activiteiten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding;
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 442
26 april 2012
Artikel 25 25.1
Algemene procedureregels
Wijzigingsprocedure
Op de voorbereiding van een wijziging van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 21 is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
25.2
Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen is de volgende procedure van toepassing: a.
b.
c. d.
een voorgenomen nadere e is a l s bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage; burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 443
26 april 2012
Artikel 26 26.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 444
26 april 2012
Hoofdstuk 4 Artikel 27 27.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. b.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk i s teniet gegaan.
27.2
Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 27.1 bij een omgevingsvergunning toestemming verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 27.1 met maximaal 10%.
27.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 27.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
27.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 27.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
27.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 27.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
27.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 27.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 445
26 april 2012
27.8
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 27.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 446
26 april 2012
Artikel 28
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Nieuwlande 2009. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 26 april 2012.
De voorzitter,
De griffier,
......................
................................
Nieuwlande 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098021001-VG02 447
26 april 2012