Regels
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 337
10 juni 2010
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 plan: het bestemmingsplan Bentinckspark 2009 van de gemeente Hoogeveen; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 met de bijbehorende regels; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 aaneengebouwde woningen: woningen gekoppeld door middel van gebouwen; 1.6 aan-huis-verbondenbedrijfsactiviteit: het verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend; 1.7 aan-huis-verbondenberoep: het in een woning en/of in de daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, kunstzinnig, maatschappelijk, medisch, ontwerptechnisch of zakelijk dan wel daarmee gelijk te stellen gebied zoals bed and breakfast, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; 1.8 afhankelijkewoonruimte: een aanbouw c.q. een vrijstaande bijgebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van matelzorg gehuisvest zijn en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning; 1.9 ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde; 1.10 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.11 bebouwingspercentage: een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden; 1.12 bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 338
10 juni 2010
1.13 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.14 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van een bedrijf, kantoor, winkel of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten; 1.15 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer; 1.16 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden; 1.17 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag– en administratieruimten en dergelijke; 1.18 bestaand: de op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige situatie ten aanzien van de diverse in de regels vermelde aspecten, zoals bijvoorbeeld bestaand gebouw, bestaand gebruik, bestaande oppervlakte; 1.19 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.20 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.21 Bevi-inrichtingen: inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 1.22 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.23 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.24 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en de zolder; 1.25 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.26 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.27 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 339
10 juni 2010
1.28 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, metaal, steen of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.29 bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.30 consumentenvuurwerk: vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik; 1.31 dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van educatie, spel, sport, toerisme en volkstuinen, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden; 1.32 dagrecreatieve voorzieningen: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie; 1.33 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.34 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.35 dienstverlenend bedrijf: bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie; 1.36 dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie; 1.37 dwarskap: een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen; 1.38 e-commerce: vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren, dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met een magazijn of opslag van goederen, ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven; 1.39 eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 1.40 erf: de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming 'Wonen', met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 340
10 juni 2010
1.41 evenement: een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals beurzen, bijeenkomsten, braderieën, beurzen, festivals, festiviteiten, kermissen, markten, wedstrijden, kamperen en dergelijke; 1.42 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan; 1.43 geluidsbelastingvan vliegveld Hoogeveen: de geluidsbelasting op een bepaalde plaats veroorzaakt door de gezamenlijke op een luchtvaartterrein landende en opstijgende vaste vleugel luchtvaartuigen met schroefaandrijving en een toegelaten totaalmassa die hoger is dan 390 kg doch niet hoger dan 6.000 kg, uitgedrukt in bkl; 1.44 geluidbelasting vanwege een weg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten; 1.45 geluidsgevoelige objecten: gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve medische zorg of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder; 1.46 geluidzoneringsplichtigeinrichting: een inrichting vermeld in artikel 24 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993, houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder; 1.47 hogere (geluidsgrens)waarde: een waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder; 1.48 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken; 1.49 horecabedrijf: een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 1.50 horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies aks centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een luchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 341
10 juni 2010
1.51 horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of alcoholische dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf; 1.52 horizontale diepte van een gebouw: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; 1.53 kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.54 kantoor: een gebouw waarvan ten minste 80% van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair; 1.55 kap: een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak; 1.56 kwetsbaar object: een object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi); 1.57 langskap: een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen; 1.58 lessenaarsdak: een dak bestaande uit één hellend dakvlak; 1.59 maatschappelijkevoorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.60 mantelzorg: het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak; 1.61 1. enig
peil: voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang, dan wel vanaf ander vast punt in de omgeving;
2.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg renst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
3.
indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.62 perceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.63 platdak: horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak; Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 342
10 juni 2010
1.64 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.65 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.66 reconstructie van een weg: een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg, ten gevolge waarvan de geluidsbelasting vanwege de weg met 1,5 dB of meer wordt verhoogd; 1.67 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.68 stacaravan: een caravan, die als een gebouw valt aan te merken; 1.69 standplaats voor woonwagens: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten; 1.70 twee-aan-eengebouwde woningen: blok van twee aaneengebouwde woningen; 1.71 uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.72 verkoopvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; 1.73 voorkeursgrenswaarde: de streefwaarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder of het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en het besluit grenswaarden binnen zones langs wegen; 1.74 voorgevel: het meest naar de zijde van de weg gekeerde deel van een hoofdgebouw, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen; 1.75 verblijfsrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting is toegestaan; 1.76 verblijfsrecreatieve voorzieningen: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van verblijfsrecreatie; 1.77 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s); Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 343
10 juni 2010
1.78 woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel kan worden verplaatst.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 344
10 juni 2010
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: de afstand tussen de perceelgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk; 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals antennes, schoorstenen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6 de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieke)as van de windturbine; 2.7 de afstand tot de perceelgrens: de afstand tussen de perceelgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
2.8 a.
b.
ondergeschikte bouwdelen: Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, a l s plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt; de maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met niet meer dan 1 meter worden overschreden.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 345
10 juni 2010
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
bedrijf; milieustraat; stalling; werkplaats;
met de daarbij behorende: e. f. g. h. i. j. k. l. m. n.
gebouwen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; verhardingen; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen; water; opslag van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw;
met inachtneming van het volgende: o. p. q. r. s.
inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan; kantoren zijn niet toegestaan; leisureactiviteiten zijn niet toegestaan; brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan; geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan.
3.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bebouwing gelden per bouwperceel de volgende regels: 3.2.1
Bedrijfsgebouwenen bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels: a. b. c. d. e. f. g.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen; de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen; de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen; de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 7 meter bedragen; de afstand van gebouwen tot de onderlinge perceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen; de onderlinge afstand tussen de bedrijfsgebouwen op een bouwperceel mag niet minder dan 5 meter bedragen.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a.
b.
de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf-/terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 meter mag bedragen; de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 346
10 juni 2010
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten.
3.4 a.
b.
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt. De in lid 3.4 sub a vermelde ontheffing kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding; 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 3. de milieusituatie; 4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 5. de sociale veiligheid; 6. de verkeersveiligheid.
3.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 j° artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik van gronden voor opslag van goederen op open terrein; het gebruik van de gronden en/of de bouwwerken ten behoeve van: 1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van 27 oktober 2004; 2. bewoning; 3. detailhandelsbedrijven; 4. kantoren; 5. leisureactiviteiten; 6. brandstofverkooppunten.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 347
10 juni 2010
Artikel 4 4.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: b. c. d. e. f. g. h.
(ontsluitings)wegen; verhardingen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; water; pompputten ten behoeve van de waterwinning; compensatie- of infiltratievijvers;
met de daarbij behorende: i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. b.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan meter bedragen; Bouwaanduiding
Goothoogte (in meters) min
sba-1 sba-2
c.
Dakhelling (in o)
Bouwhoogte (in meters) max 10 40
min
max 10 40
min
max 60 60
waarbij ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.
4.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a.
b.
de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf-/terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel niet meer dan 1 meter mag bedragen; de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
de de de de de
4.4 a.
brandveiligheid; gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; milieusituatie; sociale veiligheid; verkeersveiligheid.
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 348
10 juni 2010
b.
gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt; De in lid 4.4 sub a genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de milieusituatie; 3. de sociale veiligheid; 4. de verkeersveiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 6. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding.
4.5
Sloopvergunning
4.5.1
Vergunningplichtige werkzaamheden
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning) gebouwen (gedeeltelijk) te slopen. 4.5.2
Toegestane werkzaamheden
Het bepaalde in lid 4.5.1 is niet van toepassing op werkzaamheden, die: a. b.
het normale onderhoud betreffen; die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.5.3
Toetsing
De in lid 4.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien: a. b. c. d.
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing; de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig i s en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is; het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet a l s karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 349
10 juni 2010
Artikel 5 5.1
Dienstverlening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
dienstverlenende bedrijven;
met de daarbij behorende: b. c.
gebouwen; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: d. e. f. g. h. i.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; water; nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen;
met de daarbij behorende: j. k.
tuinen en erven; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen en bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. b. c. d.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de goothoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de afstand van gebouwen tot de onderlinge perceelgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid.
5.4 a.
b.
Ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 5.2.1 sub a en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt. De in lid 5.4 sub a genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 350
10 juni 2010
3. 4. 5. 6.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 351
10 juni 2010
Artikel 6 6.1
Gemengd-1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
dienstverlening; hotel; congrescentrum;
met de daarbij behorende: d. e.
gebouwen; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: f. g. h. i. j. k.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; water; nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen;
met de daarbij behorende: l. tuinen en erven; m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. b. c. d.
een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 0° bedragen.
6.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 352
10 juni 2010
Artikel 7 7.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g.
groenvoorzieningen; park; voet- en fietspaden; water; speelvoorzieningen; evenementen; horecabedrijf categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
met daaraan ondergeschikt: h. i. j. k. l.
gebouwen (onderhoudsgebouwen, opslag speelvoorzieningen); geluidswerende voorzieningen; taluds; nutsvoorzieningen en gebouwen ten behoeve daarvan; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; m. dagrecreatie; n. compensatie- of infiltratievijvers; o. pompputten ten behoeve van de waterwinning; p. zend/ontvanginstallaties ten behoeve van de openbare orde;
met de daarbij behorende: q. r.
bouwwerken geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen; andere werken.
7.2
Bouwregels
7.2.1
Bebouwing algemeen
Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen een straal van 70 meter aan weerszijden van de hartlijn van de gastransportleiding. 7.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen de volgende regels gelden: a.
b.
c.
de in lid 7.1 sub g vermelde gebouw ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1', mits: 1. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; 2. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt; 3. de bruto-oppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt; de in lid 7.1 sub h vermelde gebouwen, mits: 1. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; 2. de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt. de in lid 7.1 sub k vermelde gebouwen, mits: 1. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; 2. de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt.
7.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hier niet onder begrepen, gelden de volgende regels: a. b. c.
de bouwhoogte van de in lid 7.1 sub l vermelde bouwwerken mag, niet meer dan 1,5 meter bedragen; de bruto oppervlakte van de in lid 7.1 sub l vermelde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals vermeld onder lid 7.1 sub l, mag niet meer dan 20 meter bedragen;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 353
10 juni 2010
d.
de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 meter bedragen;
7.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 354
10 juni 2010
Artikel 8 8.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
kantoren;
met de daarbij behorende: b. c.
gebouwen; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: d. e. f. g. h. i. j.
wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; water; nutsvoorzieningen; tuinen en erven; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. b. c. d.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 40° bedragen.
8.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 355
10 juni 2010
Artikel 9 9.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
onderwijs;
met de daarbij behorende: b. c. d. e. f. g. h. i. j. k.
gebouwen; bijgebouwen; wegen en paden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen; speelvoorzieningen; tuinen, erven en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Bebouwing algemeen
Voor het bouwen van bebouwing geldt een bebouwingspercentage van niet meer dan 35%, met dien verstande dat: 9.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen de volgende regels gelden: a. b. c. d. e. f.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 12 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 15 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen; de afstand van gebouwen tot onderlinge perceelgrenzen mag niet minder dan 4 meter bedragen. de maximale bouwhoogte mag worden overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen, liftkokers, luchtkokers en schoorstenen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 200 m² bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende hoofdgebouw bedraagt.
9.2.3
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen de volgende regels gelden: a. b.
een bijgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels gelden: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 356
10 juni 2010
a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 357
10 juni 2010
Artikel 10 10.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
sport; sportcentrum ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum'; zwembad ter plaatse van de aanduiding 'zwembad'; evenementen; overige gebouwen; bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt: g. h. i. j. k. l. m. n. o. p.
wegen en paden; parkeervoorzieningen; water; groenvoorzieningen; speelvoorzieningen; nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen; lichtkrant; pompputten ten behoeve van de waterwinning; zend/ontvanginstallaties ten behoeve van de openbare veiligheid;
met de daarbij behorende: q.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a.
b. c. d.
het maximaal bebouwingspercentage mag per bestemmingsvlak niet meer dan 10% be-dragen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum' en ter plaatse van de aanduiding 'zwembad', waar een maximaal bebouwings-percentage van 100% geldt; de goothoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 40° bedragen.
10.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. b. c.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van ballenvangers, een lichtkrant en lichtmasten; per sportvereniging i s niet meer dan één lichtkrant toegestaan waarvan de hoogte niet meer dan 3 meter, de breedte niet meer dan 1,5 meter en de diepte niet meer dan 0,5 meter mag bedragen.
10.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de milieusituatie; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 358
10 juni 2010
10.4
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 10.1 en toestaan dat dienstverlening wordt toegestaan mits de dienstverlenende activiteiten sportgerelateerd zijn.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 359
10 juni 2010
Artikel 11 11.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
tuinen; toegangspaden, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming; groene erfafscheiding ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - haag';
met de daarbij behorende: d. e.
bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelafscheidingen; andere werken.
11.2
Bouwregels
11.2.1
Bebouwing algemeen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers. 11.2.2
Erkers
Voor het bouwen van erkers geldt dat binnen deze bestemming erkers met een maximale diepte van 1,5 meter en een maximale breedte van tweederde van de breedte van de voor- en/of zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw zijn toegestaan, mits de bouwhoogte van de erker niet meer dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw mag bedragen; 11.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b. c.
maximaal 1 meter mag bedragen; maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd; maximaal 2,5 meter bedragen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - haag'.
11.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een goede woonsituatie; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid.
11.4 a.
b.
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde: 1. lid 11.2.1 en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits: de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst; 2. lid 11.2.1 voor aan- of uitbouwen aan de woning met de specifieke bouwaanduiding 'sba-7' mits de stedenbouwkundige kwaliteit hierdoor niet wordt aangetast. De in lid 11.4 sub a vermelde ontheffing kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. het straat- en bebouwingsbeeld; 3. de verkeersveiligheid; 4. de woonsituatie.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 360
10 juni 2010
11.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 11.1 sub 1 j° artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 361
10 juni 2010
Artikel 12 12.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
wegverkeer; voet- en rijwielpaden; groenvoorzieningen; parkeerterrein;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i.
nutsvoorzieningen; geluidswerende voorzieningen; bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes; zend/ontvanginstallaties ten behoeve van de openbare orde;
met de daarbij behorende: j. k. l.
verhardingen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. andere werken.
12.2
Bouwregels
12.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de in lid 12.1 sub h vermelde gebouwen, waarvoor de volgende regels gelden: a. b.
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen.
12.2.2 a. b. c.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de hoogte van de in lid 12.1 sub g vermelde bouwwerken mag niet meer dan 1,5 meter bedragen; de bruto-oppervlakte van de in lid 12.1 sub g vermelde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals vermeld onder lid 12.1 sub g en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de beveiliging, geleiding en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
12.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 362
10 juni 2010
Artikel 13 13.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
waterberging; water; sluizen; oever;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g.
groenvoorzieningen en taluds; voet- en fietspaden; speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende: h.
bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en zinkers.
13.2
Bouwregels
13.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing, waarvoor de volgende regels gelden: a. b.
de bouwhoogte mag nier meer dan 3 meter bedragen; de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen.
13.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter mag bedragen.
13.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 13.1 j° artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik of het laten gebruiken van de gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 363
10 juni 2010
Artikel 14 14.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
woningen a l dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit; aan- en uitbouwen en bijgebouwen; dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
met de daarbij behorende: d. e. f.
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; tuinen en erven; andere werken.
14.2
Bouwregels
14.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. b.
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals vermeld in onderstaande matrix en de daarbij behorende woningtypes, kapvorm en maatvoering te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld: bouwaanduiding
woningtype*
sba-1 sba-2 sba-3 sba-4 sba-5 sba-6 sba-7
vrij vrij vrij/tae vrij/tae aeg aeg vrij/tae
Woningtype* gs tae
gestapeld twee-aan-ee n aaneengebo uwd vrijstaand
aeg vrij
c. d.
Goothoogte (in m) min max 3,5 4,5 6 3,5 4,5 6 3,5 3,5 4,5 6
Kapvorm ** D LA
Bouwhoogte (in m) min max 10 10 10 10 10 8 10
Dakhelling (in o) min max 30 60 30 60 30 60 30 60 30 60 30 30 60
Kapvorm ** D/LA D/LA D/LA D/LA LA LE D/LA
dwarskap langskap
LE
lessenaarskap
P S
platdak stolpkap
de afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelgrens dient minimaal 2,5 meter te bedragen; de bovenste bouwlaag van het hoofdgebouw dient in de vorm van een kap te worden gerealiseerd.
14.2.2
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, gelden de volgende regels: a.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 60 m²
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 364
10 juni 2010
b. c. d. e.
bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd; de bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan mag de dakhelling niet meer dan 60o bedragen.
14.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelafscheidingen geldt dat de bouwhoogte: a. b. c.
maximaal 1 meter mag bedragen; maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd; maximaal 2,5 meter bedragen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - haag'.
14.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een goede woonsituatie; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
14.4 a.
b.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: 1. lid 14.2.1 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een bij vaststelling van dit bestemmingsplan verkregen hogere waarde; 2. lid 14.2.1 sub a en toestaan dat de gezamenlijke toegestane oppervlakte van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat niet meer dan 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd; 3. lid 14.2.1 sub b voor het handhaven en/of doorzetten van afwijkende kapvormen en maatvoering bij een verbouwing of een uitbreiding van de woning; 4. lid 14.2.1 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen; 5. lid 14.2.2 sub a en ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' een verhoging van de gestelde maximum oppervlakte voor de bouw van gebouwen ten behoeve van dienstverlening toestaan, met dien verstande dat de voor woning en dienstverlening en bijgebouwen benodigde begane grond oppervlakte niet meer dan 300 m2 zal bedragen; 6. lid 14.2.2 sub b voor het overschrijden van de bebouwingsgrens mits de stedenbouwkundige kwaliteit hierdoor niet wordt aangetast. De in lid 14.4 sub a vermelde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. een goede woonsituatie; 3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 4. de sociale veiligheid; 5. de verkeersveiligheid.
14.5 a.
Ontheffing van de bouwregels
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 14.1 jº artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 365
10 juni 2010
2.
b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; 3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor dienstverlening, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "dienstverlening"; 4. het gebruik van hoofdgebouwen uitsluitend ten behoeve van dienstverlening. Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, wordt a l s gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 35% van de vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten; 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving; 3. de activiteit mag niet vergunningsplichtig dan wel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn; 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop a l s ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
14.6
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 14.5 sub a en toestaan dat een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits: a. b. c.
een dergelijke bewoning noodzakelijk i s vanuit een oogpunt van mantelzorg; de zorgbehoefte i s aangetoond; er a l s gevolg van de te verlenen ontheffing geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 366
10 juni 2010
Artikel 15 15.1
Wonen - Woonwagens
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
standplaatsen voor woonwagens;
met de daarbij behorende: b. c. d. e. f.
woonwagens; aan- en uitbouwen en bijgebouwen; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; tuinen en erven.
15.2
Bouwregels
De oppervlakte van de woonwagen, inclusief de bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, mag niet meer dan 150 m² bedragen, met dien verstande dat: 15.2.1
Woonwagens
Voor woonwagens de volgende regels gelden: a. b. c. d.
een woonwagen mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst; de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen; indien de woonwagen wordt voorzien van een kap, mag de kapvorm uitsluitend bestaan uit een dwarskap.
15.2.2
Vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen
Voor vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen de volgende regels gelden: a. b. c. d. e.
vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte en de dakhelling van aan- en uitbouwen mag niet meer dan die van de woonwagen bedragen; de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen; de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 45° bedragen; vrijstaande bijgebouwen dienen minimaal 6 meter achter de voorgevel van de woonwagen te worden gebouwd.
15.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b.
maximaal 1 meter mag bedragen; maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de woonwagen wordt gebouwd.
15.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en aan de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een goede woonsituatie; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de sociale veiligheid; de verkeersveiligheid.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 367
10 juni 2010
15.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met deze bestemming zoals bedoeld in lid 15.1 jº artikel 7.10 van de wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of het laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 368
10 juni 2010
Artikel 16 16.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a.
een hoofdgastransportleiding;
met de daarbij behorende: b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
16.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2 en toestaan dat de bij de andere daar voorkomende bestemming(en) vermelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits: a. b.
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
16.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.1 jº artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.
16.5
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits: a. b.
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
16.6 a.
b.
Aanlegvergunning
Ter plaatse van de in lid 16.1 bedoelde gronden i s het verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting; 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk; 4. diepploegen; 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen; 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; 7. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem. Het in artikel 16.6 sub a vermelde verbod i s niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 369
10 juni 2010
2. 3.
c.
voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder; mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse netwerken; 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met de daarvoor verleende vergunning; 5. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en). De in artikel 16.6 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies i s ontvangen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leidingen.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 370
10 juni 2010
Artikel 17 17.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.
17.2
Bouwregels
17.2.1
Bouwwerken
In afwijking van het bepaalde bij de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming, tenzij de bodemingreep niet dieper is dan 50 cm.
17.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond worden behouden.
17.4
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 17.2.1 en toestaan dat de bij de andere daar voorkomende bestemming(en) vermelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits: a. b.
vooraf advies wordt ingewonnen bij de provinciaal archeoloog; op basis van archeologisch onderzoek i s aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
17.5 a.
b. c.
d. e.
Aanlegvergunning
Het i s verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regel van de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemming (basisbestemming): 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins wijzigen van de bodemstructuur; 2. het graven en dempen van waterpartijen en watergangen; 3. het aanbrengen van drainage; 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem; 5. het opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen; 6. overige activiteiten die de bodemopbouw ter plaatse verstoren. Een vergunning a l s bedoeld in lid 17.5 sub a kan alleen worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische waarden. Aan de in lid 17.5 sub a genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties. Voorafgaand aan de verlening van de in lid 17.5 sub a genoemde vergunning dienen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in te winnen bij de provinciaal archeoloog; Het in lid 17.5 sub a vervatte verbod i s niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen;
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 371
10 juni 2010
2. 3.
het uitvoeren van grondbewerkingen tot een diepte van 50 cm; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzagelegging van het ontwerpplan.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 372
10 juni 2010
Hoofdstuk 3 Artikel 18
Algemene regels Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 373
10 juni 2010
Artikel 19 a.
b.
c.
d.
Algemene gebruiksregels
Het i s verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsregel ontheffing i s verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die ontheffing i s verleend. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Bedrijf – Nutsvoorziening' met inachtneming van de milieusituatie, ontheffing verlenen van: 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven; 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce. De in lid b vermelde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. De gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden; 2. De milieusituatie; 3. Het straat - en bebouwingsbeeld; 4. De verkeersveiligheid. Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 374
10 juni 2010
Artikel 20 20.1
Algemene aanduidingsregels
Geluidszone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industie' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein van geluidsgevoelige objecten. 20.1.1
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidsgevoelig object, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. 20.1.2
Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industie', zoals bedoeld artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige object.
20.2
Luchtvaartverkeerzone
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het vliegtuiglawaai op geluidsgevoelige objecten. 20.2.1
Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' geldt voor het bouwen van gebouwen dat het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen niet is toegestaan. 20.2.2
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.2.1 en toestaan dat nieuwe geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming mits: a. b. c.
een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing wordt opgevuld; deze ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid; deze dienen ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing.
20.2.3
Specifiekegebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone', zoals bedoeld artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelige object.
20.3
Veiligheidszone - leiding
Op de grond ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen nieuwe, niet zijnde bestaande, (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 375
10 juni 2010
20.3.1
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' dat het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten niet is toegestaan. 20.3.2
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.3.1 en toestaan dat nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming mits: a. b.
door middel van onderzoek i s aangetoond dat de 10-6 contour niet wordt overschreden en het groepsrisico verantwoord wordt geacht; vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
20.4
Waterwingebied
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterwinning en bescherming van het grondwater. 20.4.1
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' dat het oprichten van bebouwing niet is toegestaan, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de waterwinning met een bouwhoogte van niet meer dan 1 meter. 20.4.2
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 20.4.1 voor het oprichten van bebouwing overeenkomstig de bestemming mits: a. b.
de bebouwing niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van de waterwinning; de betreffende beheerder van de waterwinningswerken instemt met de bebouwing.
20.4.3 a.
b.
c.
Aanlegvergunning
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – waterwingebied' i s het verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; 2. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; 3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm; 4. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm; 5. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm. Het in artikel 20.4.3 sub a vermelde verbod i s niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud betreffen; 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met de daarvoor verleende vergunning. De in artikel 20.4.3 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies i s ontvangen van de betreffende beheerder van de waterwinningswerken en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leidingen.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 376
10 juni 2010
Artikel 21 a.
b.
Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, aan de milieusituatie, aan de sociale veiligheid, aan het straat- en bebouwingsbeeld, aan de verkeersveiligheid en aan de woonsituatie, ontheffing verlenen van: 1. de bij recht in de regels gegeven afmetingen, maten en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages; 2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de verkeersintensiteit daartoe aanleiding geven; 3. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; 4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van ontvang- en/of sirene- en/of zendmasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen, liftkokers, luchtkokers en schoorstenen wordt vergroot, mits: de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 5 m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt; 6. de bestemmingsregels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut zoals gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, transformatorgebouwen en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits: de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; de bruto oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt; 7. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits: de bouwhoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt; de bruto oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m² voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst; 8. de bestemmingsregels en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter en met een oppervlakte van niet meer dan 18 m². Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ontheffing te verlenen van de bestemmingsplanregels en toestaan dat de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) wordt gerealiseerd, mits deze activiteiten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 377
10 juni 2010
Artikel 22 22.1
Algemene wijzigingsregels
Wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Sport' ter plaatse van de aanduiding 'Wro–zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' en 'Gemengd', met inachtneming van de volgende regels: a.
b. c. d.
na wijziging zijn de gronden bestemd voor gymzaal, sporthal, congresruimte, theater-, filmen/of muziekzaal, horecacategorie 1 en/of 2, winkels en galerieën, kookworkshop, praktijkgericht onderwijs, kinderopvang en buitenschoolse opvang, health, fitness en wellness en een gezondheidscentrum en daarmee gelijk te stellen activiteiten; de goothoogte en de bouwhoogte van de bebouwing mag niet meer dan 14 meter bedragen; na wijziging i s de voor 'Groen' aangewezen gronden het bepaalde in artikel 7 van overeenkomstige toepassing; de waterhuishouding van het gebied mag niet worden verstoord.
22.2
Wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Groen' en 'Sport' ter plaatse van de aanduiding 'Wro–zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Groen', 'Tuin' en 'Verkeer' met inachtneming van de volgende regels: a.
b.
c. d.
na wijziging zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden bestemd voor woningen met de bouwaanduiding sba-1, sba-2, sba-3 danwel sba-4, waarbij voor het overige het bepaalde in artikel 14 van overeenkomstige toepassing is; na wijziging i s de voor 'Groen', de voor 'Tuin' en de voor 'Verkeer' aangewezen gronden het bepaalde in artikel 7, respectievelijk artikel 11, respectievelijk artikel 12 van overeenkomstige toepassing; ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industie' mogen geen geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd; de waterhuishouding van het gebied mag niet worden verstoord.
22.3
Wijzigingsgebied 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Groen', 'Sport', 'Tuin', 'Water' en 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'Wro–zone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemming 'Gemengd', met inachtneming van de volgende regels: a.
b. c. d. e.
f.
na wijziging zijn de gronden bestemd voor een congrescentrum, een dienstverlenend bedrijf, een hotel, recreatie, verblijfsrecreatievevoorziening, sport, een sportcentrum, water en een zwembad; de goothoogte en de bouwhoogte van de bebouwing mag niet meer dan 14 meter bedragen; de afstand van de bebouwing tot een perceelsgrens dient minimaal 8 meter te bedragen; er moet worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm; bij de wijze waarop het plangebied wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de stedenbouwkundige uitgangspunten die zijn weergegeven in paragraaf 4.1.6 en 4.2.5 van de toelichting; de waterhuishouding van het gebied mag niet worden verstoord.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 378
10 juni 2010
Artikel 23 23.1
Algemene procedureregels
Ontheffingsprocedure
Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing van het bestemmingsplan als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 10, 11, 14, 16, 17, 19, 20, 21 en 25, is de volgende procedure van toepassing: a.
b. c. d.
een voorgenomen ontheffing a l s bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage; burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren bekend in één of meer dagen/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen ontheffing.
23.2
Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 12, 14, 15, 17 is de volgende procedure van toepassing: a.
b. c. d.
een voorgenomen nadere e is a l s bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage; burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren bekend in één of meer dagen/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen ontheffing.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 379
10 juni 2010
Artikel 24 24.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 380
10 juni 2010
Hoofdstuk 4 Artikel 25 25.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. b.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk i s teniet gegaan.
25.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van lid 25.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 25.1 met maximaal 10%.
25.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 25.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
25.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
25.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
25.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 23.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 381
10 juni 2010
25.8
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 25.4 leidt tot onbillijkheid van overwegende aard voor één of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 382
10 juni 2010
Artikel 26
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Bentinckspark 2009 van de gemeente Hoogeveen.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...........................................................
De voorzitter,
De griffier,
..............................……
..............................……..
Bentinckspark 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098016001-VG01 383
10 juni 2010