Regels
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 123
30 september 2011
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen
1.1 aan-huis-verbondenbedrijfsactiviteit: het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend; 1.2 aan-huis-verbondenberoep: het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied zoals bed and breakfast, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie , hieronder mede begrepen Bed & Breakfast; 1.3 aanbouw een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6 aaneengebouwde woningen: woningen gekoppeld door middel van gebouwen; 1.7 afhankelijkewoonruimte: een aanbouw c.q. een vrijstaand bijgebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest zijn en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning; 1.8 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tot een capaciteit van 100 ton per dag tevens wordt begrepen co-vergisting ten behoeve van energieopwekking; 1.9 ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde; 1.10 appartementengebouw: een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; 1.11 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.12 bebouwingspercentage: een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 124
30 september 2011
1.13 bedrijf: een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen; 1.14 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf; 1.15 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of daarmee vergelijkbare voorzieningen, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten. 1.16 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer; 1.17 beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening wordt gehouden; 1.18 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.19 bestaand: de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige situatie ten aanzien van de diverse in de regels benoemde aspecten, zoals bijvoorbeeld bestaand gebouw, bestaand gebruik, bestaande oppervlakte; 1.20 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.21 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.22 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.23 Bevi-inrichtingen: inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen; 1.24 bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; 1.25 bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.26 bijzettent: een tent van maximaal 6 m2 ;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 125
30 september 2011
1.27 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.28 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.29 bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of horizontale balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.30 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.31 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.32 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.33 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.34 consumentenvuurwerk: vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik; 1.35 dagrecreatie: activiteiten ter ontspanning in de vorm van volkstuinen, sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden; 1.36 dagrecreatieve voorzieningen: speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie; 1.37 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.38 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.39 dienstverlenend bedrijf: bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie; 1.40 dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van prostitutie; 1.41 dwarskap: een kap met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 126
30 september 2011
1.42 e-commerce: vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald; 1.43 eerste bouwlaag: de bouwlaag op de begane grond; 1.44 erf: de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak; 1.45 evenement: een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals beurzen, bijeenkomsten, braderieën, beurzen, festivals, festiviteiten, kermissen, markten, wedstrijden, kamperen en dergelijke; 1.46 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan; 1.47 geluidbelasting vanwege een industrie-/bedrijventerrein: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen op het bedrijventerrein van Elim, daaronder niet begrepen het geluid van motorvoertuigen op de openbare weg; 1.48 geluidbelasting vanwege een weg: de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten; 1.49 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken; 1.50 horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een broodjeszaak, een crêperie, een croissanterie, een eetcafé, een konditorei, een lunchroom, een pannenkoekenhuis, een patisserie, een petitrestaurant, een poffertjeszaak, een theehuis, een traiteur, een ijsssalon, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf; 1.51 horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een afhaalcentrum, een automatiek, een café, een café-restaurant, een cafetaria, een grillroom, een hotel-café, een hotel-café-restaurant, een restaurant, een shoarmazaak, een snackbar, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 127
30 september 2011
1.52 horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar, een bar-/dancing, een dansschool, een discotheek, en/of een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf. Onder horecabedrijf categorie 3 valt tevens een drive-in-restaurant en een zalencentrum; 1.53 horecabedrijf: een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 1.54 horizontale diepte van een gebouw: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel; 1.55 kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst; 1.56 kantoor: een gebouw waarvan ten minste 50 % van de vloeroppervlakte wordt gebruikt voor administratieve activiteiten, inclusief daaraan gerelateerde activiteiten, zoals kantine en sanitair; 1.57 kap: een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak; 1.58 langskap: een kap met de nokrichting evenwijdig aan de weg waaraan de woning is gelegen; 1.59 lessenaarsdak: een dak bestaande uit één hellend dakvlak; 1.60 maatschappelijkevoorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.61 mantelzorg: het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak; 1.62 1.
2. 3.
peil: voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving; voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.63 perceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.64 plan: het bestemmingsplan Elim 2009 van de gemeente Hoogeveen; Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 128
30 september 2011
1.65 platdak: horizontaal of nagenoeg horizontaal gelegen dak; 1.66 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.67 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.68 rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers; 1.69 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.70 Staat van Bedrijfsactiviteiten: de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt; 1.71 standplaats voor woonwagens: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten; 1.72 uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.73 verkoopvloeroppervlakte: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de netto-vloeroppervlakte); 1.74 voorgevel: het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw; 1.75 winkel: een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel; 1.76 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere huishoudens; 1.77 wooncentrum: een centrum ten behoeve van wonen met daaraan ondergeschikt gemeenschappelijke voorzieningen zoals recreatieruimtes, keuken, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 129
30 september 2011
1.78 woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel kan worden verplaatst;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 130
30 september 2011
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.3 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6 de afstand tot de perceelgrens de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk; 2.7 meten op de verbeelding op de verbeelding dient hart-op-hart van de grenzen te worden gemeten. 2.8 a.
b.
Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, a l s plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 131
30 september 2011
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b.
handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven, voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-handel in auto's en motorfietsen, reparatie en servicebedrijven"; bouwbedrijf-houtbewerking voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf-bouwbedrijf-houtbewerking";
met daarbij behorende: c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m. n.
bedrijfswoningen; bijgebouwen aan- uit en bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning; bouwwerken geen gebouwen zijnde; parkeervoorzieningen; wegen, straten, paden opslag van goederen; groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; tuinen, erven en terreinen; geluidwerende voorzieningen; water;
3.2
Bouwregels
3.2.1
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld :
Bouwaanduiding
sba-1 sba-2
c.
Goothoogte in (m) min max 4 4 6
Bouwhoogte in (m) min max 9 9
Dakhelling in (o) min max 60 30 60
Bebouwingspercentage in (%) max 35 55
binnen elk bouwvlak i s één bedrijfswoning toegestaan.
3.2.2
Bijbehorendebouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a.
b.
c. d.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag voor sba-1 maximaal 150 m² bedragen en voor sba-2 0 m2, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd; indien dit niet anders op de verbeelding staat aangegeven, dienen bijbehorende bouwwerken minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de dakhelling mag niet meer dan 45 o bedragen.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 132
30 september 2011
3.2.3
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen binnen elk bouwvlak van de bouwklassen sba-1 en sba-2 gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
de goothoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45 ° bedragen;
3.2.4
Bijbehorendebouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande/niet-inpandige bedrijfswoningen; de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 60 m² bedragen; de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de dakhelling mag niet meer dan 45 o bedragen.
3.2.5
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer d a n 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf-/terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 meter mag bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de milieusituatie.
3.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 lid 1 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt en de bouwhoogte buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter bedraagt en de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 4 meter zal bedragen; De in lid 3.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 6. de milieusituatie.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 133
30 september 2011
3.5
Specifieke gebruiksregel
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 3.1 jº artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
3.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en toestaan dat: a. b.
bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichting betreft; de gronden en de gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 134
30 september 2011
Artikel 4 4.1
Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
brandstofverkooppunt, zonder LPG-vulpunt.
met de daarbij behorende: b. c. d. e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een luifel en een prijzenzuil; andere werken; toegangswegen; verhardingen.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf-/ terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 meter mag bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5,5 meter bedragen.
4.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de milieusituatie.
4.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 4.1 jº artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 135
30 september 2011
Artikel 5 5.1
Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
bedrijven, behorende tot categorie 1 t/m 3.1 zoals genoemd in categorie 1 t/m 3.1. van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
met de daarbij behorende: b. c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
bedrijfsgebouwen; bedrijfswoningen; bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van bedrijfswoningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; wegen en paden; verhardingen; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; water; opslag van goederen.
5.2
Bouwregels
voor het bouwen van bebouwing geldt per bouwperceel een maximaal bebouwingspercentage van 70 %, met dien verstande dat: 5.2.1
Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven, (bedrijfsgebouwen) gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen; de afstand tot de onderlinge perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen; het begane grondoppervlak van het bedrijfsgebouw tenminste 150 m2 zal bedragen.
5.2.2
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. b. c. d. e. f. g. h.
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bouwperceel bedragen; een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de bruto vloeroppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m² bedragen; een bedrijfswoning dient te worden gekoppeld aan of onderdeel uitmaken van het bedrijfsgebouw; De afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens zal minimaal 2,5 meter bedragen; de goothoogte mag niet meer d a n 6 meter bedragen: de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; de dakhelling moet tussen de 30° e n 60° liggen.
5.2.3
Bijbehorendebouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen: a.
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 136
30 september 2011
b. c. d. e. f.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 60 m² bedragen; de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de dakhelling mag niet meer dan 45 o bedragen.
5.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel, c.q. het verlengde daarvan niet meer d a n 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de milieusituatie.
5.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub e en de realisatie van bedrijfsverzamelgebouwen toestaan, waarbij de gebouwen aaneen gebouwd moeten worden; De in lid 5.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 6. de milieusituatie.
5.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming als bedoeld in lid 5.1 jº artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken ten behoeve van detailhandel; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 137
30 september 2011
Artikel 6 6.1
Gemengd
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
detailhandel, voor zover het de eerste bouwlaag betreft ; dienstverlening, voor zover het de eerste bouwlaag betreft; maatschappelijk, voor zover de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding "maatschappelijk"; (boven)woningen;
d.
met daarbij behorende: e. f. g. h.
gebouwen; bijgebouwen, alsmede aan- en uitbouwen; parkeervoorzieningen overeenkomstig de parkeernormen; geluidwerende voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt: i. j. k. l.
verhardingen; wegen en paden; tuinen, erven en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2
Bouwregels
6.2.1
hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. b.
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld: Bouwaanduiding
sba-1 sba-2 sba-3 sba-4
c.
Goothoogte in (m) max 4 4 7 6
Bouwhoogte in (m) max 4 8 11 8
Dakhelling in (°) min max 0 45 25 75 60
een hoofdgebouw moet worden voorzien van een kap, met dien verstande dat de bestaande situatie mag worden voortgezet.
6.2.2
bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a.
b. c. d.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100% bedragen, van het bij de hoofdgebouw aansluitende erf met dien verstande dat gebouwen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de dakhelling mag niet meer dan 45 o bedragen.
6.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 138
30 september 2011
a.
b.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer d a n 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat: 1. balkons ten behoeve van het hoofdgebouw zijn toegestaan; en 2. vloerafscheidingen op bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan met een totale bouwhoogte van niet meer dan 5 meter.
6.3 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub b en toestaan dat bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, mits 1. de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal bedragen; 2. de afstand tot aan de perceelsgrens niet minder dan 3 meter zal bedragen. De in lid 6.3 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 6. de milieusituatie.
6.4
Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een goede woonsituatie; de sociale veiligheid; de milieusituatie; de brandveiligheid; de verkeersveiligheid; e n de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 6.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
6.6
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub g indien door bijzondere omstandigheden de parkeernorm op overwegende bezwaren stuit.
6.7
bouwverbod
Er mogen geen (boven)woningen worden ver- en/of gebouwd indien geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan.
Elim 2009 vastgesteld
niet aan
de
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 139
30 september 2011
Artikel 7 7.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
groenvoorzieningen; voet- en fietspaden; water; speelvoorzieningen; hondenuitlaatstrook (hus);
met daaraan ondergeschikt: f. g. h. i. j. k. l.
nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; parkeervoorzieningen; zend-/ en ontvanginstallatie ten behoeve van de openbare orde; verhardingen; evenementen; geluidwerende voorzieningen
met de daarbij behorende: m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen;
7.2
Bouwregels
7.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van; a.
de in lid 7.1 sub f genoemde gebouwen, mits: 1. de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; 2. de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m².
7.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
d. e.
de hoogte van de in lid 7.1 sub g (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedragen; de bruto-oppervlakte van de in lid 7.1 sub g (afvalopslag) genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 7.1 sub g (afvalopslag) en i en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de beveiliging, geleiding en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 5 meter bedragen; de hoogte van zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde mag niet meer dan 20 meter bedragen; de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer d a n 6 meter bedragen.
7.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nader eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
7.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 7.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 140
30 september 2011
a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 141
30 september 2011
Artikel 8 8.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
gebouwen ten behoeve van horecabedrijven overeenkomstig categorie 1 en 2. bedrijfs(boven)woningen;
met daaraan ondergeschikt: c. d. e. f. g. h. i. j.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van een bedrijfswoning; wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen overeenkomstig de parkeernormen; nutsvoorzieningen; geluidwerende voorzieningen; tuinen, erven en terreinen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Hoofdgebouwen
a. b.
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; : de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld: Bouwaanduiding
sba-1 sba-2
8.2.2 a.
b.
Goothoogte in (m) max 6 6
Bouwhoogte in (m) max 9 9
Dakhelling in (0 ) min max 30 60 30 45
Bedrijfs(boven)woning
Voor het bouwen van één bedrijfsbovenwoning binnen het bouwvlak van sba-1 gelden de volgende bepalingen: 1. de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; 3. de dakhelling moet tussen de 30° e n 60° liggen. Voor het bouwen van één bedrijfsbovenwoning binnen het bouwvlak van sba-2 gelden de volgende bepalingen: 1. de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; 2. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 meter bedragen; 3. de dakhelling moet tussen de 30° e n 45° liggen.
8.2.3
Bijbehorend bouwwerk
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a.
b. c. d.
indien niet anders op de verbeelding i s aangegeven, dienen de bijbehorende bouwwerken minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45 o bedragen.
8.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 142
30 september 2011
b.
verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
8.3 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3 en toestaan dat gebouwen worden gebouwd, mits 1. de bouwhoogte niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal bedragen; 2. de afstand tot aan de perceelsgrens niet minder dan 3 meter zal bedragen. De in lid 8.3 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 6. de milieusituatie.
8.4
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de milieusituatie.
8.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 8.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 143
30 september 2011
Artikel 9 9.1
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen; bijgebouwen;
met de daarbij behorende: c. d. e. f. g. h. i. j. k. l. m.
dienstwoning; bouwwerken geen gebouw zijnde; aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de dienstwoning; wegen en paden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; nutsdoeleinden; geluidwerende voorzieningen; speelvoorzieningen; water; tuinen, erven en terreinen.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de gebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld dan wel bestaand;
Bouw-aanduiding
Goothoogte (m) min
sba-1 sba-2 sba-3 sba-4 sba-5
9.2.2
max 4 6 6 7 6
Dakhelling (o)
Bouwhoogte (m) min
max 5 10 10 9 10
min
0
max 20 45 70 20 70
Bebouwingspercentage (%) min max 40 40 50 50 50
Dienstwoning
Voor het bouwen van een dienstwoning gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e.
een dienstwoning i s toegestaan binnen het bouwvlak met de aanduidingen sba-2 en sba-3; twee dienstwoningen zijn toegestaan binnen het bouwvlak met de aanduiding sba-5; de goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 11 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 60o bedragen.
9.2.3
Bijbehorend bouwwerk
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning binnen de aanduiding sba-2, sba-3 en sba-5, gelden de volgende bepalingen; a. b. c.
bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 60 m² bedragen; de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 144
30 september 2011
d. e. f.
de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de dakhelling mag niet meer dan 45 o bedragen.
9.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b. c.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan, niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer d a n 8 meter bedragen; de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
9.3 a.
b.
Afwijken van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 sub a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits: 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen; 2. de maximale oppervlakte in totaal niet meer dan 25 m2 zal bedragen; 3. de afstand tot aan de perceelsgrens niet minder dan 3 meter zal bedragen. De in lid 9.3 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; 2. de brandveiligheid; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 6. de milieusituatie.
9.4
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e. f.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; de brandveiligheid; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; de milieusituatie.
9.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 9.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 145
30 september 2011
Artikel 10 10.1
Sport
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
speelterrein;
met de daarbij behorende: b. c. d.
gebouwen andere werken bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i.
groenvoorzieningen; nutsvoorzieningen; wegen en paden geluidwerende voorzieningen; evenementen.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bruto oppervlakte mag niet meer dan 40 m2 bedragen.
10.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. b.
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
10.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld de sociale veiligheid de verkeersveiligheid.
10.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 10.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 146
30 september 2011
Artikel 11 11.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
tuinen; toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming; erkers.
met de daarbij ten dienste van de bestemming behorende: d. e.
bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals pergola's en erf- of perceelsafscheidingen; andere werken.
11.2
Bouwregels
11.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van erkers; 11.2.2
Erkers bij woningen
binnen deze bestemming zijn erkers bij woningen met een maximale diepte van 1,5 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de voor- en/of zijgevel van het bijbehorende hoofdgebouw toegestaan, mits de hoogte van de erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; 11.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b.
maximaal 1 meter mag bedragen; of maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.
11.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden e n de sociale veiligheid.
11.4 a.
b.
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 sub a, en toestaan dat een carport wordt opgericht, mits: 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; 2. niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst. De in lid 11.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van : 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 5. de sociale veiligheid.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 147
30 september 2011
11.5
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 11.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 148
30 september 2011
Artikel 12 12.1
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
wegverkeer; voet- en rijwielpaden; groenvoorzieningen; parkeerterrein;
met daaraan ondergeschikt: e. f. g. h. i. j.
nutsvoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag; zend-/ en ontvanginstallaties ten behoeve van de openbare orde; gebouwen ten behoeve van het wegverkeer, zoals bushokjes; evenementen; geluidwerende voorzieningen;
met de daarbij behorende: k. verhardingen; l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; m. andere werken.
12.2
Bouwregels
12.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van: a.
b.
de 1. 2. de 1. 2.
12.2.2
in lid 12.1 sub e genoemde gebouwen, mits: de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m²; gebouwen zoals genoemd onder lid 12.1 sub g, mits; de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt; de oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
d.
de hoogte van de in lid 12.1 sub f genoemde bouwwerken mag, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer d a n 1,5 meter bedragen; de bruto-oppervlakte van de in lid 12.1 sub j genoemde bouwwerken mag, voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst, niet meer dan 2 m² bedragen; de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan die zoals genoemd onder lid 12.1 sub g en sub j en anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 3 meter bedragen; de hoogte van zend-/ontvangstinstallaties ten behoeve van de openbare orde mag niet meer dan 20 meter bedragen.
12.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c.
de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; e n een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 149
30 september 2011
12.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 12.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichtingen.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 150
30 september 2011
Artikel 13 13.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c.
waterberging; waterhuishouding; waterlopen;
met de daarbij behorende: d. e. f.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers; bouwwerken ten behoeve van de waterbeheersing; sluizen.
met daaraan ondergeschikt: g. h.
groenvoorzieningen, oeverbeplanting en taluds; speelvoorzieningen;
13.2
Bouwregels
13.2.1
Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van de waterbeheersing tot een hoogte van 3 meter . 13.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
13.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 13.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b.
het gebruik of het laten gebruiken van de gronden a l s standplaats van kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting(en).
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 151
30 september 2011
Artikel 14 14.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b.
woningen a l dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daar bijbehorende: c. d. e.
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; tuinen en erven.
14.2
Bouwregels
14.2.1
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b.
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de hoofdgebouwen dienen qua bouwaanduiding zoals weergegeven op de verbeelding en welke overeenkomt met de bouwaanduiding zoals genoemd in onderstaande matrix, te voldoen aan de eisen die in de volgende matrix zijn gesteld;
bouwaanduiding
woningtype*
Goothoogte (m) min
sba-1 sba-2 sba-3 sba-4 sba-5 sba-6 sba-7 sba-8
vrij vrij tae tae aeg aeg aeg/gs vrij
Woningtype* gs tae aeg vrij
c. d. e. f. g.
4,5 4,5 4,5 3
max 3,5 6 3,5 6 3,5 6 6 3,5
gestapeld twee-aan-een aaneengebouwd vrijstaand
Dakhelling (O)
Bouwhoogte (m) min
max 10 10 10 10 10 10 8 10
min 30 30 30 30 30 30 0 0
Kapvorm ** D LA P S
Kapvorm **
max 60 60 60 60 60 60 60 60
D/LA/S D/LA D/LA D/LA LA LA D/LA/P/S D/LA/P
dwarskap langskap platdak stolpkap
de oppervlakte van een vrijstaande woning mag niet meer bedragen dan 150 m2, dan wel mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte van de woning; de bovenste laag van het hoofdgebouw dient in de vorm van een kap te worden gerealiseerd; indien dit niet anders op de verbeelding i s aangegeven, zal de afstand van het hoofdgebouw tot een niet aangebouwde zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,5 meter bedragen; in de bouwvlakken die op de verbeelding met bouwaanduiding "sba-7" en 'sba-8" zijn aangeduid geldt bij een langskap of dwarskap een dakhelling tussen de 30 en 60 graden; waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.
14.2.2
Bijbehorendebouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een woning gelden de volgende bepalingen: a. b.
de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag maximaal 60 m² bedragen; de bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter het verlengde van de voorgevel
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 152
30 september 2011
c. d. e.
van het hoofdgebouw te worden gebouwd; de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw; de dakhelling mag niet meer dan 60o bedragen.
14.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter mag bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b.
maximaal 1 meter mag bedragen; of maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
14.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; e n de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.4 a.
b.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: 1. lid 14.2.1 sub a en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op die hoofdgebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde en de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt d a n 2 meter; 2. lid 14.2.2 sub a en toestaan dat het gezamenlijke toegestane oppervlak van de bijgebouwen wordt vergroot tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw aansluitende erf mag worden bebouwd; 3. lid 14.2.3 sub b en toestaan dat een carport wordt opgericht mits de carport niet meer dan 1 meter voor de voorgevel wordt geplaatst en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen. De in lid 14.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: 1. het straat- en bebouwingsbeeld; 2. de woonsituatie; 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 a.
b.
Afwijken van de bouwregels
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 14.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; 3. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting; 4. het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel; Gebruik van ruimten binnen de woning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt a l s gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 153
30 september 2011
2. 3. 4.
14.6
beroeps- of bedrijfsactiviteiten; de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving; de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn; er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop a l s ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit.
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.5 sub a onder 1 en toestaan dat een al dan niet bestaand vrijstaand bijgebouw bij woningen met de bouwtype twee-aaneen of vrijstaand gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits: a. b. c.
een dergelijke bewoning noodzakelijk i s vanuit een oogpunt van mantelzorg; de zorgbehoefte i s aangetoond; er a l s gevolg van de te verlenen vergunning geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.7
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
14.7.1
Vergunningsplichtige werkzaamheden
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning) gebouwen (gedeeltelijk) te slopen. 14.7.2
Toegestane werkzaamheden
Het bepaalde in lid 14.7.1 is niet van toepassing op werkzaamheden, die: a. b.
het normale onderhoud betreffen; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
14.7.3
Toetsing
De in lid 14.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien: a. b. c. d.
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing; de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig i s en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld; de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is; het delen van een pand of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet a l s karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop waarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 154
30 september 2011
Artikel 15 15.1
Wonen - Woonwagens
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
standplaatsen voor woonwagens;
met de daarbij behorende: b. c. d. e. f.
woonwagens; aan- en uitbouwen en bijgebouwen; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; tuinen en erven.
15.2
Bouwregels
15.2.1
Woonwagens
Voor woonwagens gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d.
een woonwagen mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden geplaatst; de goothoogte mag niet meer dan 3,5 meter bedragen; de dakhelling mag niet meer dan 45° bedragen ; indien de woonwagen wordt voorzien van een kap, mag de kapvorm uitsluitend bestaan uit een dwarskap.
15.2.2
Vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen
Voor vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen, gelden de volgende bepalingen: a. b. c. d. e. f.
vrijstaande bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; de goothoogte van aan- en uitbouwen i s ten hoogste gelijk aan die van de woonwagen; de dakhelling van aan- en uitbouwen i s ten hoogste gelijk aan die van de woonwagen; de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen; de dakhelling van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 45° bedragen; vrijstaande bijgebouwen dienen minimaal 6 meter achter de voorgevel van de woonwagen te worden gebouwd.
15.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte: a. b.
maximaal 1 meter mag bedragen: of maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van de woonwagen wordt gebouwd.
15.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming als bedoeld in lid 15.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c. d.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel;
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 155
30 september 2011
15.4
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; e n de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 156
30 september 2011
Artikel 16 16.1
Wooncentrum
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a.
b.
gebouwen ten behoeve van (aanleun)woningen, a l dan niet in combinatie met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals recreatieruimtes, keuken, kleinschalige detailhandelsvoorzieningen, gezondheidszorg, sociale dienstverlening en daarmee samenhangende administratieve diensten ; aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbij behorende: c. d. e. f. g.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen; parkeervoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; andere werken; wegen en paden.
16.2
Bouwregels
16.2.1
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. b. c.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; de bouwhoogte mag maximaal 7 meter bedragen; ten hoogste 35 % van het bouwperceel mag worden bebouwd.
16.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a.
b.
de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel en het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
16.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. b. c. d. e.
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; brandveiligheid; een goede woonsituatie; de verkeersveiligheid; e n de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in lid 16.1 j o artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. b. c. d.
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; het gebruik of laten gebruiken van gronden a l s standplaats voor kampeermiddelen; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken a l s seksinrichting; het gebruik of het laten gebruiken van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken voor detailhandel.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 157
30 september 2011
Artikel 17 17.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: a.
een hoofdgastransportleiding;
met de daarbij behorende: b.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2
Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming.
17.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en toestaan dat de in de basisbestemming vermelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits: a. b.
vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder; geen onevenredige inbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
17.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming als bedoeld in lid 17.1 jº artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.
17.5
Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van: het bepaalde in lid 17.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits: a. b.
vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder; geen onevenredige afbreuk word gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a.
b.
Ter plaatse van de in lid 17.1 bedoelde gronden i s het verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren: 1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting en bomen; 2. het verrichten van grondroerbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; 3. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 4. het permanent opslaan van goederen; 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; 6. het indrijven van voorwerpen in de bodemzoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair. Het in lid 17.6 sub a vermelde verbod i s niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke: 1. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 158
30 september 2011
aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemmingen betreffen; voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder; vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse netwerken; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan; 5. die mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende vergunning. De in lid 17.6 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies i s ontvangen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leidingen. 2. 3. 4.
c.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 159
30 september 2011
Hoofdstuk 3 Artikel 18
Algemene regels Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 160
30 september 2011
Artikel 19 a.
b.
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van: 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; 4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; 5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits: de oppervlakte van de vergroting niet meer d an 5 m² bedraagt; de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt; 6. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits: de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer d a n 3 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt; 7. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag, worden geplaatst mits: de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 1,5 meter bedraagt; de bruto-oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2 voor zover het bouwwerk bovengronds wordt geplaatst; 8. de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat een Jongeren Ontmoetingsplaats (JOP) wordt gebouwd met een maximale oppervlakte van 18 m2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsplanbepalingen en de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) toestaan dat deze binnen de bebouwde kom worden gerealiseerd, mits deze activiteiten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stadsuitbreiding.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 161
30 september 2011
Artikel 20 20.1
Algemene procedureregels
Procedure nadere eisen
Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15 en 16 is de volgende procedure van toepassing: a.
b.
c. d.
een voorgenomen nadere e is a l s bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage; burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend; de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen; gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 162
30 september 2011
Artikel 21 21.1
Overige regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 163
30 september 2011
Hoofdstuk 4 Artikel 22 22.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. b.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk i s teniet gegaan.
22.2
Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 22.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 22.1 met maximaal 10%.
22.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 22.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
22.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
22.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 22.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
22.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 22.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 164
30 september 2011
22.8
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van lid 22.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
22.9
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 17 en 22 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 165
30 september 2011
Artikel 23
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Elim 2009. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter,
De griffier,
......................
................................
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 166
30 september 2011
Bijlagen bij de regels
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 167
30 september 2011
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 168
30 september 2011
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 169
30 september 2011
Elim 2009 vastgesteld
NL.IMRO.0118.BP20098018001-VG02 170
30 september 2011