Referentieplan Markiezaat
Middelburg,j.uli 1981 Nota DDMI-81.10
I'
- 3 INHOUDSOPGAVE
Blz.
I
1. INLEIDING
5
I
2. UITGANGSPUNTEN 3. BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE EN HUIDIG GEBRUIK 3.1, Algemeen
8
I I I I I I
11 11
3.2. Waterhuishouding en waterkwaliteit
12
3.3. Geomorfologie en bodem
12
3.3.1. Geomorfologie
12
3.3.2.
14
Bodem
3.4. Vegetatie en fauna 3.4.1, Vegetatie 3.4.2.
Fauna
14
14 15
3.5. Landschapsbeeld
16
3.6. Recreatie
17
3.7. Toegankelijkheid
18
4. PLANOLOGISCHE VISIES 4.1. Rijk 4.2. Provincies 4.3. Gemeenten
19 19 20
21
5. BESCHRIJVING INGREEP, GEVOLGEN EN TE TREFFEN MAATREGELEN 23 -5.1. Algemeen 23 5.2, Beheersplan 5.3. Waterhuishouding en waterkwaliteit
23 24
5.3.1. Te verrichten onderzoek
24
5.3.2. Geforceerde ontzilting en defosfatering
26 27 28 28
5.3.3. Afleiden lozingen 5.4. Geomorfologie en bodem 5.4.1. Geomorfologie 5.4.2. Bodem 5.5. Vegetatie en fauna
32 33
5.5.1. Vegetatie
33
5.5.2. Fauna
35
5.5.3. Voorzieningen ten behoeve van het natuurbeheer36 5.6. Landschapsbeeld
37
5.7. Recreatie
37
II
- 4 Blz. 5.8,
Toegankelijkheid
40
5.9. Civieltechnisch onderhoud
41
5.lO.Beheer
42
5.11.Aankoop gronden
42
6. KOSTEN
44
7 . LITERATUURLIJST
41
Overzichtskaart Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op
2.
I I I
I
BIJLAGEN
1.
I
Zoom.
Huidige situatie.
Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op Zoom. Hoogtelijnen-Landschapstypen.
3.
Eigendommen.
4.
Tabel 1: Markiezaat, toestroming van water en meegevoerde nutriënten Tabel 2 : Oppervlakte (in ha) per hoogtezone in’het Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op Zoom.
5.
Bodemtypenkaart voor inklinking.
6.
Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op zoom. Toekomstige situatie.
I .
Beheersmaatregelen.
8.
Overzichtskaart Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op Zoom bij uitvoering Referentieplan.
I
I 1 I I I
I I I I I 1 1 I I
- 5 -
1. INLEIDING
Het Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op Zoom, verder te noemen het Markiezaat, is in de huidige situatie een onderdeel van de Oosterschelde en heeft een belangrijke natuurfunctie met daarnaast enige visserij en recreatie. Tengevolge van de aanleg van de westelijke Markiezaatskade ontstaat in het Markiezaat een nieuwe situatie, die mogelijkheden biedt voor diverse ontwikkelingen. In verband met de plannen van de gemeente Bergen op Zoom voor woningbouw in het gebied zijn met name in het kader van de werkzaamheden van de werkgroep "Verdronken Land" studies verricht naar de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Daarbij is gebleken dat het gebied belangrijke potenties herbergt voor toekomstige natuurlijke ontwikkelingen en dat tot op zekere hoogte eveneens mogelijkheden aanwezig zijn voor de recreatie. De studies hebben geleid tot de ontwikkeling van een aantal inrichtingsmodellen. Het inrichtingsmodel met verstedelijking in het noordelijk deel en een natuurgebied met mogelijk extensieve recreatie in het zuidelijk deel, is daarbij als plan gekozen. Dit plan is in overeenstemming met het ontwerp Streekplan West-Brabant. Teneinde tot een gerichte aanpak van de verdere problematiek te komen en ook het draagvlak te verbreden is begin 1980 de bestaande overlegstructuur opgeheven en een nieuwe ingesteld: "de Bestuurlijke Commissie Markiezaat". Onder deze Bestuurlijke Commissie zijn een Coördinatie Commissie en 3 projectgroepen, te weten MARKIN (inrichting), JUREMA (juridische regeling) en WAMAR (waterhuishouding)
werkzaam. In het kader van het overleg over het gebied dient een inzicht te worden verkregen in de kosten die door het Rijk aan de inrichting van het Markiezaat kunnen worden besteed. Deze zullen kunnen worden bepaald aan de hand van een zogenaamd referentieplan. "Populair gezegd geeft een referentieplan datgene aan wat het Rijk zou doen als niemand anders iets zou willen. Een nauwkeuriger omschrijving daarvan is: een beheers- en inrichtingsplan waarin op-
1
- 6 -
genomen maatregelen die nodig zijn om het gebied in een staat gelijkwaardig aan de huidige achter te laten. Dit dient op een zodanige wijze te geschieden dat een hernieuwde ontwikkeling tot een hoogwaardig natuurgebied kan plaatsvinden, dat gebruiksfuncties hierop worden afgestemd en dat overlast aan de omgeving wordt voorkomen. Het plan is gebaseerd op de huidige inzichten met betrekking tot de diverse daarbij betrokken aspecten zoals verwachtingen t.a.v. de waterkwaliteit. Eventuele nieuwe inzichten, tegenvallers b.v., die tot grote afwijkingen leiden kunnen, nopen tot nader overleg, Het plan geeft ook een inzicht in een mogelijke taakverdeling tussen de betrokken rijksoverheidsinstanties en kan voor die instanties dienen als maatstaf hij de bepaling van bedragen die door hen worden geïnvesteerd in de inrichting van het Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op Zoom". Ingevolge art. 7 van de Deltawet kunnen tengevolge van de waardevermeerdering van de droogvallende gronden voor het Rijk eveneens baten voortvloeien uit de nieuwe situatie in het Markiezaat. Dit referentieplan kan tevens dienen als basis voor het nader uitwerken van ideeën voor inrichting en beheer, als stedekouwkundige ontwikkeling, zoals momenteel wordt voorgestaan, eventueel niet mocht plaats vinden. Tevens geeft de keuze van het referentieplan om vooralsnog de inrichting en het beheer te richten op een hoogwaardige natuurlijke ontwikkeling, de beste mogelijkheid in te spelen op de ecologische potenties in het gebied, waarin zich als gevolg van de deltawerken onvermijdelijk veranderingen zullen voordoen. Bovendien laat de invulling van deze hoofdbestemming nog de meeste ruimte open voor de invulling van eventuele andere bestemmingen. Het is n.1. wel mogelijk om van het natuurgebied b.v. een recreatiegebied te maken; andersom is dat veel moeilijker. De voorliggende nota is voorbereid in een Deltadienst-werkgroep, waaraan werd deelgenomen door ir. P . N . G . C .
Schakel (voorzitter),
ir. B.A. Bannink, ing. R.A. Buysrogge, ir. F.J.Y. van Slooten en ing. C.A. Visser (secretaris).
1 I I
I I 1 1 1 1 I
I I I I I I I I I I
- 7 -
Vervolgens werd deze nota gebruikt als basis voor overleg met enkele rijkspartners, teneinde over de planvorming die voor dit referentieplan de basis vormt, overeenstemming te krijgen. Dit gebeurde in een overleg-projectgroep MARKREF, die als volgt is samengesteld: drs. F. Baerselman
CRM, dir. natuur- en landschapsbescherming
ir. H.P. de Bokx
Deltadienst, afd. Waterbouwkundige Werken Oost
ing. T.J. de Kogel (secretaris) Deltadienst, hoofdafd. Milieu en Inrichting mr. J.H.F. Schwartz
Inspectie der Domeinen te Goes
ir. E. Stapelveld
S.B.B. Natuurbescherming, Brabant
drs. K. Timmer
Consulent Openluchtrecreatie, Brabant
drs. J. Visser (voorzitter)
Deltadienst, hoofdafd. Milieu en Inrichting.
In de overleg-projectgroep is uiteindelijk de tekst van de onderhavige nota opgemaakt, deze is vervolgens besproken in de Commissie Compartimentering Oosterschelde (18/6/81) en de Coördinatie Commissie Markiezaat (23/6/81). Ter verduidelijking zijn daarna nog enige kleine wijzigingen aangebracht. Daarbij zij opgemerkt dat het plan en de daaruit voortvloeiende financiële consequenties slechts een globaal indicatief karakter hebben en moet worden beschouwd als een voorstel van deze groep waarover nog nader beraad moet volgen.
,
1 - 8 -
2.
UITGANGSPUNTEN Met betrekking tot de voorliggende studie zijn de navolgende uitgangspunten geformuleerd. a.
De Markiezaatskade wordt aangelegd in 1981.
b.
De Markiezaatskade wordt aangelegd in de vorm van twee hoge dichte damvakken met daartussen een lage, aanvankelijk doorlatende, maar in de loop der jaren dichte kade met een kruinhoogte van ca. N.A.P.
+
3,50
m.
Gemiddeld zal in de periode tot 1985 één maal per twee jaar deze kade overspoeld worden-. Aangezien deze overspoeling meestal slechts van korte duur zal zijn betekent dit niet dat het waterpeil in het Markiezaat ook dit niveau bereikt. C.
De kade wordt voorzien van een kunstwerk om een goede beheersing van de waterhuishouding mogelijk te maken.
d.
De polderlozingen en de afwatering van het oude land worden gedurende de beheersperiode 1981-1985 niet van het Markiezaat afgeleid.
e.
Het beheer en onderhoud van de Markiezaatskade en het te omkaden gebied berust, gedurende de uitvoering van de compartimenteringswerken bij de Rijkswaterstaat. Daarna wordt het beheer overgedragen aan de toekomstige beheerder.
f.
De inrichting en het te voeren beheer dienen te zijn gericht op een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van het gebied met behulp van een minimum aan maatregelen. Van daadwerkelijke natuurbouw wordt niet uitgegaan, dit eventueel met uitzondering van situaties waarbij werk met werk gemaakt kan worden en die in overeenstemming zijn met het referentieplan.
9.
Het water van het Markiezaatsmeer blijft tot 1985 zout. Na 1985 vindt verzoeting plaats.
h.
Voor deze nota is vooralsnog uitgegaan van een toekomstig peil van omstreeks N.A.P. In een later stadium dient een definitief besluit over het te voeren peilbeheer genomen te worden. In de periode waarin de kade doorlatend is varieert de waterstand van ca. N.A.P.
+
0,iO m tot N.A.P.
+ 0,90 m. Er wordt vanuit gegaan dat altijd water in- of uitgelaten kan worden onder natuurlijk verval. De toepassing van een gemaal wordt dus niet in het referentieplan betrokken.
I I
I 1 1 I
I I
I I 1
I i 1 I I
I I I I
- 9 -
i.
De huidige topografie van het gebied vormt in principe de basis voor de op te zetten plannen. Dit betekent dat in principe geen werken zijn voorzien die veranderingen in de topografie teweeg brengen. Hierbij wordt evenwel de mogelijkheid van specieberging uit het Spuikanaal Bath opengehouden.
j.
Mogelijk te verwachten toekomstige ontwikkelingen in het gebied mogen door eventueel in het kader van het referentieplan te treffen maatregelen niet bij voorbaat worden geblokkeerd of gestimuleerd.
k.
De beheers- en onderhoudskosten worden gekapitaliseerd op basis van het uitgangspunt dat het Rijk ook na het gereedkomen van de Oosterscheldewerken het beheer over het Markiezaatsgebied zou blijven voeren.
................................
Toelichting op de uitgangspunten ad.a. Het feit dat de Markiezaatskade in 1981 wordt uitgevoerd houdt in dat in het Markiezaat geen werken in het kader van de partiële dijkverhoging nodig zijn. ad.c.Het gestelde met betrekking tot het te maken kunstwerk is gebaseerd op het concept verslag van de d.d. 24-1-'80 gehouden bespreking tussen vertegenwoordigers van de Rijkswaterstaat en van de provincie Noord-Brabant. ad.e.In het onder ad. c. vermelde verslag wordt eveneens gesteld dat de Rijkswaterstaat het niet tot zijn taak rekent het beheer van de kade en het in te dijken gebied te blijven voeren. ad.g.Hoewe1 in de definitieve versie van de nota "Een afgesloten Markiezaat van Bergen op Zoom" (lit. 1) ook een zout meer aan de orde komt, wordt deze mogelijkheid op grond van de hoge kosten niet reëel geacht. ad.i.In het referentieplan wordt de mogelijkheid opengehouden om de speciebergingsproblematiek, voortkomende uit de aanleg van het Spuikanaal Bath, binnen het Markiezaat op te lossen. De reeds vastgestelde specieberging tot een niveau van N . A . P . - 2,OO m in de put oostelijk van de Kreekraksluizen vormt daarbij een randvoorwaarde (zie bijláge 5 ) .
-
10
-
ad.j.Dit uitgangspunt houdt in dat de eventueel aan te brengen voorzieningen en te treffen maatregelen zo min mogelijk blijvende invloed dienen te hebben op c.q. te passen in de toekomstige inrichting van het gebied.
1
I
I I 1 I I I I
I I 1 I I I I 1
I 1 I I
3.
11
-
BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE EN HUIDIG GEBRUIK
3.1. Algemeen Het Markiezaat v o r k het meest oostelijke gedeelte van de Oosterschelde. Het gebied is gelegen in de provincies NoordBrabant en Zeeland en is gemeentelijk ingedeeld bij de gemeenten Bergen op Zoom, Woensdrecht, Reimerswaal en Tholen. De begrenzing van het Markiezaat wordt in het noorden gevormd daor het speciedepot op de Molenplaat en de noordelijke Markiezaatskade. De oostelijke begrenzing wordt gevormd door de stad Bergen op Zoom, de Augustapolder, de hoger gelegen zandgronden en de spoordijk. De zuidgrens van het Markiezaat wordt gevormd door de Prins Karelpolder, de Caterspolder en de Hogerwaardpolder. De westgrens tenslotte wordt gevormd door het complex van de Kreekraksluizen, het in uitvoering zijnde damvak van de westelijke Markiezaatskade en de Oosterschelde (zie bijlage 1). Het gebied omvat thans drie landschapstypen (zie bijlage 2 ) , te weten:
- het open -
(zoute) water;
het intergetijdegebied, de periodiek met zout water overstroomde slikken en zandplaten;
- de schorren, de hooggelegen begroeide randgebieden van de getijzone, die slechts af en toe geheel of gedeeltelijk overspoeld worden. Het niveau van gemiddeld hoog- en laagwater in het Markiezaat is respectievelijk N.A.P. + 1,90 m en N.A.P.
-
1,90 m. Het
gemiddeld tijverschil bedraagt derhalve 3,80 m. Bij doodtij is dit verschil 2,20 m en bij springtij 4,40 m. Het Markiezaat heeft een totale oppervlakte van ca. 2.140 ha, waarvan ca. 390 ha door schorren wordt ingenomen. Het intergetijdegebied beslaat een oppervlakte van ca. 1.450 ha, terwijl het gebied beneden laagwater ca. 300 ha bedraagt. De visserijfunctie van het gebied is van geringe betekenis. Op enkele plaatsen (3 percelen) wordt de weervisserij uitgeoefend en langs de Cteenvliet en de Molenplaat worden fuiken uitgezet. In het gebied liggen geen mossel- of oesterpercelen. De eigendómssituatie in het Markiezaat is weergegeven op
bijlage 3 .
3.2.
12
-
Waterhuishouding en waterkwaliteit Daar het beschouwde gebied momenteel deel uitmaakt van het getijdegebied van de Oosterschelde kan de waterhuishouding van het gebied niet ais een zelfstandig systeem worden beschouwd. Daarom wordt volstaan met een beschrijving van de toestroming van water naar het gebied, waarbij het tracé van de toekomstige Markiezaatskade als denkbeeldige westelijke begrenzing is aangehouden. Momenteel wordt het overtollige water van de polders "Hogerwaard", "De Blaffert" en "Augusta" uitgeslagen op het beschouwde gebied. Aangezien de lozing van de Hogerwaardpolder naar verwachting van het gebied zal worden afgeleid, blijft de toevoer uit deze polder in het navolgende buiten beschouwing. Op bijlage 4, tabel 1 zijn de gemiddelde lozingen van de
polders vermeld. Tevens zijn vermeld de jaarlijks toegevoerde waterhoeveelheden tengevolge van de neerslag op het gebied, onderverdeeld in neerslag op het water en afstroming vanaf de omringende buitendijkse gronden (berekend bij een gemiddeld peil van omstreeks N.A.P.)
en ten gevolge van kwel uit de hoge
gronden van Brabant.
Door de overheersende menging in het gebied, tengevolge van de open verbinding met het getijsysteem van de Oosterschelde, worden de waterhuishoudkundige gegevens als peil en verblijftijd door deze toestroming niet beïnvloed. De huidige waterkwaliteit in het beschouwde gebied wordt, tengevolge van de grote horizontale mengkracht van het getij, volledig bepaald door de kwaliteit van het water van de
1c
11
I I
I I I I I 1 t I 1 1
Oosterschelde. De op bijlage 4 vermelde lozingen hebben dan
l
ook geen invloed op de waterkwaliteit van het gebied.
3.3.
Geomorfologie en bodem
3.3.1.
Geomorfologie De belangrijkste geomorfologische eenheden zijn de schorren en de slikken. De schorren zijn de rond gemiddeld hoogwater en daarboven gelegen begroeide randgebieden van de getijzone. Op de schorren
I I
I I
I
1 I
-
13
-
kunnen als belangrijkste geomorfologische elementen de kreken met een maximum diepte van 2 à 3 m worden onderscheiden. Langs de kreken kunnen ruggen of oeverwallen worden aangetroffen en ertussen de zogenaamde kommen. Plaatselijk wordt het schor aan de buitenzijde begrensd door een schorklif. of steilrand. In het Markiezaat komen zowel aan de oost- als aan de zuidkant schorren voor. Het schor langs de oostrand begint op een niveau van ca. N.A.P.
+
1,90 m of iets daaronder. Op het schor wordt een
fossiel schorklif aangetroffen, wat duidt op verschillende stadia van schorontwikkeling. Plaatselijk reikt het schor tot een hoogte van N . A . P .
+
3
a 3,50 m. Het krekenstelsel is
weinig vertakt. Oeverwallen ontbreken grotendeels. De bodem van het gehele schor is vrij zandig en op grote delen van het schor vindt beweiding plaats. De hoogte van de schorrand van het zuidelijk schorrencomplex ligt tussen N . A . P .
+ 1 en N.A.P.
+
î , 2 5 m. Slechts plaatselijk
wordt de schorrand hier gevormd door een actief schorklif. Overigens gaat het schor geleidelijk over in de ervoor gelegen slikken. Er is hier een intensief vertakt diep krekenstelsel met steile oevers en duidelijke oeverwallen. Het hoogste deel van het schor reikt tot ca. N . A . P .
f
2,50
m. De sterk vertakte
kreken zijn op dit hogere deel ondieper, de oeverwallen minder zandig en smaller of zelfs geheel afwezig. De slikken, ook wel intergetijdegebieden genoemd, zijn gelegen tussen gemiddeld hoog- en gemiddeld laagwater. Het zijn doorgaans uitgestrekte, meest kale of langs de hogere randen schaars begroeide, zandige of slibrijke gebieden, die door ondiepe waterlopen, de zogenaamde prielen worden doorsneden. De stroomsnelheden van het getijdewater zijn op de slikken zeer gering, waardoor in deze gebieden practisch geen microreliëf aanwezig is. Ondiepe waterlopen of prielen worden aangetroffen op de flanken van de slikken waar het hoogteverschil van het vlakke slik ten opzichte van de aangrenzende geul groot is en tengevolge van erosie door het bij eb afstromende water insnijdingen ontstaan.
-
14 -
De doodlopende prielen, die nog juist uit de schorren treden, krijgen bij eb al spoedig geen aanvoer van water meer uit het achterland, dat een relatief kleine oppervlakte heeft. Grotere prielen en kreken blijken overigens vaak in verbinding te staan met punten waar polder- en rioolwater wordt uitgeslagen. 3.3.2.
Bodem De bovenste 25 cm van de bodem in het gebied bestaat overwegend uit zandig materiaal (bijlage 5 ) . Alleen het begroeide deel langs de Hogerwaardpolder heeft een zware bovenlaag tengevolge van een hoger lutumgehalte (deeltjes< 2 p 1, die echter gaande in de richting van de laagwaterlijn snel overgaat in kleihoudend zand. Ook aan de oostelijke oever komt een klein gebied voor met een zwaardere bovenlaag. De ondergrond in het westelijke deel van het gebied is in het algemeen van gelijke zwaarte als de bovenlaag. Alleen bij de klei- en zavelgronden neemt de zwaarte in de meeste gevallen naar beneden toe af. In het oostelijke deel van het gebied is de ondergrond in veel gevallen wat zwaarder dan de bovengrond; onder het kleihoudend zand wordt hier vaak lichte zavel aangetroffen. Voorts komen in het oostelijke deel van het gebied binnen 1,50 m beneden het maaiveld plaatselijk oudere klei- en veenlagen voori plaatselijk zelfs op een diepte van minder dan EO cm beneden het maaiveld. Voornamelijk is dit het geval in een zone die zich vanaf de zuidoostelijke hoek van het gebied in noordwestelijke richting uitstrekt. Voorts wordt in deze omgeving het pleistocene zand eveneens plaatselijk op geringe diepte aangetroffen.
3.4.
Vegetatie en fauna
3.4.1.
Vegetatie De schorren zijn begroeid met zoutvegetaties. Op de lagere delen domineren Engels slijkgras en Zeekraal. Op de hogere delen o.a. Gewoon kweldergras, Lamsoor en Roodzwenkgras. Op de hoogste delen gaan de schorvegetaties over in vegetaties, die kenmerkend zijn voor de overgang zout-zoet met zeldzame soorten als bijvoorbeeld--I?raaiduizendguldenkruid.
1
I I 1 1
I I
I I I
I I
I
I 1
: I
I 8 1 I
-
I
. . ~.
15
-
Bij de Kraaijenberg en in de buurt van de Woensdrechtse duin-
I
tjes komen plaatsen voor waar zoet kwelwater vanuit de Brabantse zandgronden aan de oppervlakte komt. Deze kwelplaatsen hebben een kenmerkende vegetatie met soorten uit meer brakke milieus.
op de in het schor gelegen duintjes gaan deze vegetaties over in soortenrijke droge graslandvegetaties. In een vochtig laaggelegen deel van de duintjes komt de zeer zeldzame Stippelzegge voor, met name op de overgang naar de heide. Deze Stippelzegge komt verder in Nederland alleen nog voor op Schiermonnikoog.
In totaal zijn op het schor en in de duintjes 207 soorten waargenomen, wat opmerkelijk veel is voor een dergelijk klein gebied. Hiermee behoort het gebied tot de rijkste gebieden in Nederland. Een bijzonderheid van de schorren aan de zuidzijde van het Markiezaat is het voorkomen van Snavelruppia, die verder niet wordt aangetroffen op de schorren in het Deltagebied. 3.4.2.
Fauna Het Markiezaat wordt zowel tijdens de trek als in de winter bezocht door grote aantallen watervogels. Het gebied vormt dan een fourageergebied voor naar schatting 25% van de totale steltloper-bevolking van de Oosterschelde (jaargemiddelde ca. 18.000
-
20.000 vogels) en voor ca. 20% van de totale eenden-
bevolking van de Oosterschelde (jaargemiddelde ca. 5.000 vogels). Daarnaast fourageren er tot maximaal 2.000 Rotganzen. Uit deze cijfers blijkt de grote betekenis van het Markiezaat voor de watervogels in de Oosterschelde. De watervogels fourageren vooral op de platen en slikken, waarin grote aantallen dieren voorkomen zoals wormen, schelpdieren en ook allerlei kreeftachtigen. Als broedgebied is het Markiezaatsgebied van minder belang. Er wordt gebroed op de schorren bij Bergen op Zoom en langs de Hogerwaardpolder, voornamelijk door Scholeksters en Tureluurs (in 1978 respectievelijk in totaal ca. 15 en ca. 80 broedparen). Daarnaast vormt ook het gebied van het toekomstige bufferbekken van de Kreekraksluizen momenteel een belangrijk broedgebied (iit. 1).
-
16
-
Niet alleen in de betrekkelijk zachte bodems van de slikken en platen komen vele diersoorten voor, maar ook op de harde ondergrond langs o.a. dijkglooiingen en havens zijn veel dieren te vinden, zoals kreeftachtigen, garnalen, zeeanemonen en sponzen. Evenals in de rest van de Oosterschelde komen ook in het Markiezaatsgebied vele vissoorten voor zoals o.a. Schol, Schar en andere platvissen, voor welke de Oosterschelde een belang-
I 1 1 1
het Markiezaat een belangrijk paaigebied.
I
Landschapsbeeld
I
rijke kinderkamerfunctie vervult, Voor Geep en Ansjovis vormt
3.5.
i
Het huidige getijdelandschap kan worden gekarakteriseerd als een zeer open landschap met een grote mate van natuurlijkheid.
I
De differentiërende kenmerken worden ontleend aan de aan het getij gebonden elementen als schorren met hun reliëfvormen en vegetatie, slikken met hun reliëfvormen en faunaelementen en het open water. Als gevolg van het getij wisselt het beeld dat deze elementen opleveren voortdurend. Bij hoogwater bestaat het gebied vrijwel uitsluitend uit water, waarin de hoogste schordelen, de duintjes en de aangrenzende dijken en kliffen oprijzen. Bij afgaand water komt geleidelijk steeds meer van de lager gelegen elementen boven water; eerst de lagere schorren en vervolgens de slikken. Al na korte tijd worden de slikken bevolkt door grote groepen vogels, die er komen fourageren. In dit landschap overheersen de gedempte kleuren, te weten het
1;
I
8 I
I I
grijsgroen van het water, het grijsbruin van het slik en het donkergroen van de schorvegetaties, met daarin, langs de kreken, het grijsgroen van de zoutmelde en Zeealsem. Periodiek komen er echter ook andere kleuren voor, zoals met name het paars van de bloeiende Lamsoor en het geel van de Zeeasters en het Slijkgras. Langs de noordoostrand wordt de begrenzing vooral bepaald door de dijk langs de Augustapolder met de daarachter oprijzende bebouwing van de stad Bergen op Zoom. Naar het oosten rijst de steilrand van de Kraaijenberg en de Lindonk hóog op, begroeid met kreupelhout en hoog opgaand bos.
1 I
I
I 1 1 I
-
1 1
17
-
In het zuidoosten en zuiden domineren weer dijken met in het zuidoosten de daarachter oprijzende pleistocene ruggen met de bebouwing van Woensdrecht en Hoogerheide.
I
Naar het westen toe gezien is het gebied oorspronkelijk van
1
deze richting nu enigszins beïnvloed door de aanwezigheid van
een bijna grenzeloze uitgestrektheid al wordt het uitzicht in een hoogspanningsleiding die hier dwars door het getijdelandschap is aangelegd. Verder wordt naar het zuidwesten het
I 1
uitzicht gedomineerd door de heftorens van de hier gelegen Kreekraksluizen en de bruggen over het Schelde-Rijn kanaal. 3.6.-
Recreatie
I
Ter plaatse van de, langs de oostelijke oever van het Markie-
t
van een vrij intensieve vorm van oeverrecreatie. De activi-
,I I
boven gemiddeld hoog water. De combinatie van de aanwezige
1
I I 1 I 1
,I I ‘I ~I
zaat in de gemeente Woensdrecht gelegen, Duintjes is sprake teiten hier zijn voornamelijk gericht op de oeverzone gelegen duintjes (zand) en het water heeft, vooral voor kinderen, grote aantrekkingskracht. Bovendien vormt het open water met het omvangrijke schorrengebied een belangrijk element voor visuele waarneming en beleving. De bezigheden bestaan uit specifieke strandactiviteiten, aangevuld met spelen in het geaccidenteerde achterliggende terrein en in beperkte mate het paardrijden. Incidenteel wordt gebruik gemaakt van de aanwezige crossbaan. Het schorrengebied wordt bezocht voor het verzamelen van Zeekraal en Lamsoor en heeft incidenteel een functie voor natuuronderzoek. Langs de oostzijde van het Kreekraksluizencomplex wordt gevist en vinden diverse vormen van oeverrecreatie plaats, zij het in vrij extensieve mate. Ter plaatse van het bufferbekken dat te zijner tijd, na verdere..inrichting,een onderdeel zal vormen van het thans nog niet functionerende zout-zoet scheidingssysteem van de Kreekraksluizen vindt oeverrecreatie plaats en wordt het plankzeilen beoefend. Hier wordt ook instructie in deze sport gegeven. Langs de oever van Bergen op zoom, op de grens van het huidige getijdegebied en de bebouwing vindt eveneens oeverrecreatie plaats. Door de hoge ligging van het platengebied kan echter I
-
18
-
maar een beperkt gebruik worden gemaakt van het water. Bij hoge waterstanden ontstaat evenwel een aantrekkelijke zandige oeverstrook en is het water op korte afstand aanwezig. Vanaf het strand wordt dan veelvuldig met zeilplanken te water gegaan. Vanaf de Molenplaat wordt in toenemende mate gevist, met name aan de westzijde langs het Schelde-Rijnkanaal. De dijk langs de Molenplaat wordt incidenteel als wandelroute gebruikt. In het gehele gebied vindt op ruime schaal het steken van pieren ten behoeve van de sportvisserij plaats. Deze activiteit wordt ondernomen wanneer bij eb grote delen van het gebied droog vallen. De vanuit de omgeving het gebied binnenkomende watersport is van geringe betekenis. 3.7.
Toegankelijkheid Het watergebied van het Markiezaat is via het open water van de Oosterschelde toegankelijk. Vanaf het water wordt de toegankelijkheid van de slikken en schorren over het algemeen sterk bemoeilijkt door de aanwezigheid van uitgestrekte ondiepten. Vanaf de landzijde is een klein gedeelte van het gebied met motorvoertuigen bereikbaar via twee onverharde wegen gelegen aan de oostzijde van het Markiezaat. Via deze wegen zijn de "Duintjes" en een klein gedeelte van de schorren, gelegen ter hoogte van de Kraaijenberg, bereikbaar. Voor voetgangers is het Markiezaatsgebied in principe overal vanaf het oude land toegankelijk. Over de dijk langs de Augustapolder zijn enkele overgangen voor voetgangers aanwezig. Ook vanaf het Kreekraksluizencomplex en vanaf het strandje bij Bergen op Zoom is het gebied op eenvoudige wijze te voet toegankelijk.
4.
19
-
PLANOLOGISCHE VISIES
4.1. In de rijksnota's (structuurschema's, -schetsen en -visies) wordt het Markiezaat alleen in de recente structuurschema's Natuur en Landschapsbescherming en Openluchtrecreatie met name genoemd. In het eerste structuurschema wordt het Markiezaat genoemd als een gebied dat zich tot een zeer waardevol zoetwatermoerasgebied kan ontwikkelen. Volgens het schema is het gewenst de functionele oppervlakte van het gebied zo integraal mogelijk in stand te houden en zal de regering bij de besluitvorming over bestemming en inrichting van het Markiezaatsmeer een zwaar gewicht toekennen aan de potenties als natuurgebied van internationale betekenis. In het structuurschema Openluchtrecreatue wordt gezegd dat de ontwikkeling van de recreatie in en om het toekomstige Markiezaatsmeer afhankelijk is van beslissingen, die nog moeten worden genomen en waarover thans overleg op provinciaal niveau plaats vindt. Dat in de overige rijksnota's het Markiezaat niet wordt genoemd kan worden verklaard uit het feit dat het Markiezaat eerst na 1981 als ruimtelijke eenheid aanwezig zal zijn. Thans vormt het Markiezaat een onderdeel van het Oosterscheldegebied. Met betrekking tot de Oosterschelde is het beleid gericht op het zoveel mogelijk instandhouden van de huidige natuurwetenschappelijke waarden, ook na het instellen van een gedempt getij (Nota Landelijke Gebieden). In hoeverre deze doelstelling ook voor het Markiezaat na 1985 van toepassing is, wordt in de nota niet toegelicht. Wel is het zo dat tengevolge van de ingreep de huidige natuurwaarden in het Markiezaat niet in stand kunnen worden gehouden. In het algemeen geldt echter de in de Oriënteringsnota vermelde doelstelling dat natuurgebieden, cultuurlandschappen en -monumenten veilig dienen te worden gesteld en dat het ontstaan van nieuwe vormen zal worden bevorderd. In de Verstedelijkingsnota wordt gesteld dat het inrichtingsbeleid is gericht op het openhouden van het midden Deltagebied en het tot ontwikkeling brengen van een hoefijzervormige stedelijk; structuur rond dit open gebied.
-
20
-
Mede a l s gevolg van de u i t s t r a l i n g van de randstad g a a t WestBrabant een verdere v e r s t e d e l i j k i n g tegemoet waarbij Breda, Bergen op zoom en Roosendaal een b e l a n g r i j k e rol kunnen
spelen. 4.2.
provincies p r o v i n c i e Noord-Brabant
_r_------___------__---
In h e t r e c e n t verschenen ontwerp s t r e e k p l a n West-Brabant (1981) i s h e t Noordbrahantse g e d e e l t e van h e t Markiezaat grotendeels aangegeven a l s natuurgebied. Aansluitend aan Bergen op Zoom i s een l o c a t i e gepland voor s t a d s u i t b r e i d i n g .
De Molenplaat h e e f t op de p l a n k a a r t de aanduiding 'overige f u n c t i e s ' . Over r e c r e a t i e f gebruik van h e t Markiezaat vermeldt h e t s t r e e k p l a n h e t volgende:
" B i j de i n r i c h t i n g van h e t Markiezaatsmeer n a a s t de bouwplaats Zoommeer s t a a t een s t a b i e l ecosysteem voorop. In verband met d e g r o t e kwetsbaarheid van d i t gebied t e n aanzien van z i j n n a t u u r l i j k e mogelijkheden moet h i e r vooralsnog gedacht worden aan een r e g i o n a l e betekenis van de o e v e r r e c r e a t i e en de k l e i n e watersport, u i t s l u i t e n d op h e t geplande randmeer aansluitend aan de s t a d Bergen op Zoom. Een f u n c t i e voor de r e c r e a t i e voor h e t overige d e e l van h e t Markiezaatsmeer kan pas overwogen worden a l s h e t ecosysteem een nieuw evenwicht h e e f t b e r e i k t . Thans wordt ervan uitgegaan, d a t een r u s t t i j d van minimaal 10 j a a r i n a c h t genomen moet worden".
__---------_-----
Provincie Zeeland
Het grondgebied van h e t Markiezaat l i g t grotendeels in de provincie Noord-Brabant. H e t Zeeuwse g e d e e l t e i s op de plank a a r t van h e t voorontwerp Streekplan Midden-Zeeland aangeduid a l s gebied m e t waterstaatsdoeleinden en natuurbehoud, met in h e t zuidwesten een concentratiepunt voor d a g r e c r e a t i e . In h e t ontwerp s t r e e k p l a n wordt g e s t e l d d a t door de aanleg van de v a s t e oeververbinding Westerschelde en de weg over de Oosterscheldekering een toenemende instroom van recreanten t e verwachten i s , a l s gevolg waarvan de druk op de kuststrook en op kwetsbare delen van de Oosterschelde z a l toenemen. Om d i t tegen t e baan dienen op daarvoor geschikte p l a a t s e n langs de
- 21
II
toegangsroutes naar Midden-Zeeland opvangpunten voor de dagrecreatie te worden ingericht. Het zuidwestelijk deel van het
1
I I 1
-
Markiezaat wordt in dit verband als gunstige locatie aangeduid. 4.3.
Gemeenten
_-_--_-------
Bergen oe Zoom In het bestemmingsplan buitengebied worden voor het Markiezaat de volgende bestemmingen vermeld (goedgekeurd door GS): Molenplaat: waterstaatsdoeleinden Rest van het Gebied: water/leidingenstraat Een ontwerp bestemmingsplan land/water verkeert in de vooroverlegfase. Dit ontwerp kan worden beschouwd als een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan buitengebied voor het gebied aansluitend aan de Augustapolder. Aanleiding
voor de hier te vormen landtong is woningbouw (keuzemodel ca. 4,000 woningen)
.
____-------
Woensdrecht
Planologische bestemming volgens vigerend bestemmingsplan buitengebied: schor:
natuurgebied
de "Duintjes":
recreatie.
Reimerswaai _______---In het ontwerp bestemmingsplan buitengebied hebben de buitendijkse gronden de volgende bestemming:
I I
I 8 1 8 I
-
schor en integetijdegebied: natuurgebied gebied beneden de laagwaterlijn: water.
Door GS is gedeeltelijk goedkeuring onthouden; de buitendijkse bestemmingen zijn wel goedgekeurd. Zowel tegen het verlenen als onthouden van toestemming door
GS
zijn bezwaren bij de
Kroon ingediend, zodat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk, c . q . vigerend is. Tot dit bestemmingsplan goedgekeurd wordt, geldt het oude plan in hoofdzaken waarin de buitendijkse gronden niet zijn bestemd.
- 22
-
Tholen -----Het uiterste noord-westelijke puntje van het Markiezaat
valt onder de gemeente Tholen. Dit deel heeft in een wijziging van het bestemmingsplan buitengebied de bestemming waterstaatswerken. Hieraan is echter nog geen goedkeuring gegeven. Wel is hierover een positief advies van de P.P.C.
5.
23
-
BESCHRIJVING INGFEEP, GEVOLGEN EN TE TREFFEN MAATREGELEN
,
5.1. Algemeen Het Markiezaat wordt gescheiden van het, achter de Oesterdam gelegen, Zoomeer door het te omkaden. Deze omkading geschiedt door het bestaande speciedepot op de Molenplaat te verbinden met het Noordland (Bergen op Zoom) en met het Kreekraksluizencomplex. Ter beheersing van het waterpeil en de waterkwaliteit in het Markiezaat wordt in de kade een doorlaatmiddel gebouwd. DoOT de aanleg van de Markiezaatskade wordt het gebied aan de invloed van de getijwerking onttrokken, waardoor een eind komt aan de periodieke overspoeling van de intergetijdegebieden en de schorren. Bij invoering van een stagnant peil zullen grote delen van het huidige intergetijdegebied permanent onder water verdwijnen en andere delen permanent boven water komen (zie bijlage 6). De oppervlakte van het gebied boven water, inclusief de schorren zal bij een peil op N.A.P. ongeveer 1.190 ha bedragen. Het gebied onder water zal ca. 950 ha beslaan. In het Markiezaat worden grote oppervlakten zwak hellende gebieden aangetroffen met hellingen van 1,5
- 3 o/oo
(zie
bijlage 4, tabel 2 ) . Dit betekent dat reeds bij kleine peilschommelingen grote oppervlakten droogvallen of overspoeld kunnen worden. De huidige visserijfunctie komt door het wegvallen van het getij te vervallen. Bij de i n de volgende paragrafen aangegeven kosten is uitgegaan van alle maatregelen die eventueel mogelijk zullen zijn. Wanneer blijkt dat bepaalde maatregelen niet nodig zijn, b.v. maatregelen tegen verstuiving of oeververdedigingen, zullen deze kosten komen te vervallen. Bijlage 8 geeft in kaartvorm globaal inzicht in hoe het Markiezaat er uit zou gaan zien als die maatregelen zouden worden uitgevoerd.
5.2. Beheersplan Ten gevofge van het wegvallen van het getij en de overgang van een zout naar een zoet watermilieu, zal in het gebied een nieuwe levensgemeenschap tot ontwikkeling komen, aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. Het te voeren beheer speelt daarbij een belangrijke rol.
- 24
I
-
In de praktijk van het natuurbeheer is gebleken dat het voor een gewenste ontwikkeling van de levensgemeenschappen van groot belang moetworden geacht dat een eenmaal gekozen beheer consequent wordt voortgezet. In verband daarmee is het nodig om voor het gebied een beleidsvisie met betrekking tot het te voeren beheer, een zogenaamd beheersplan te ontwikkelen. Beheershandelingen en uit te voeren kleine werken moeten passen in de te ontwikkelen beleidcvisie. Indien de opmaak van dit beheersplan op basis van uitbesteding plaats vindt worden de kosten hiervan, bestaande uit inschakeling van deskundigen, personeelskosten, bureau en administratieve kosten geraamd op f 250.000,5.3.
Waterhuishouding en waterkwaliteit
5.3.1.
Te verrichten onderzoek Na het gereedkomen van de omkading zal de waterhuishouding van
het gebied in kwantitatieve zin worden bepaald door de toestroming van zoet water en de uitwisseling via het doorlaatmiddel (zie bijlage 4, tabel 1). Aan zoet water ondergaat het ' 3
2
gebied een hydraulische belasting van circa 1,6 m /m jr, hetgeen zal resulteren in een verblijftijd van ca. 1 jaar. Het lijkt raadzaam voor het Markiezaatsmeer te rekenen op een ontziltingsduur van enkele tientallen jaren bij gemiddelde neerslag. Inspelend op het gestelde in uitgangspunt g (hoofdstuk 2 )
-
in de toekomst wordt het Markiezaatsmeer zoet -wordt
aanbevolen het zoutgehalte vooreerst geleidelijk te laten dalen tot ca. 13 g/l C1- in 1985 (lit. 4). Dit kan worden bereikt door gebruik te maken van het geplande doorlaatmiddel. 3
Dit middel zal na 1985 een capaciteit hebben van 2,4 m / s , hetgeen onder getijcondities voor 1985 overeenkomt met een 3 getijgemiddelde in- en uitlaatcapaciteit van 4 m / s . Een dergelijke capaciteit is voor het eerder genoemde waterhuishoudkundig beheer in de periode 1981-1985 ruim voldoende, aangezien het met dit middel zelfs mogelijk zal zijn om in het Markiezaatsmeer 95% van het zoutgehalte in de Kom van de Oosterschelde te handhaven (lit. 4). Na het gereedkomen van de Philipsdam en de Oesterdam in 1985 zal het dan ontstane Zoommeer worden ontzilt. Ook in het Markiezaatsmeer zal de ontzilting na 1985 aanvangen.
1 I
8
I 1i 1 I 8 I 1 I I 1
I I
I 1i
1 8 1
-
25
-
Afhankelijk van de wensen vanuit het beheer kan de ontzilting zeer geleidelijk of versneld plaatsvinden. In het eerste geval gebeurt dit middels het natuurlijke overschot aan zoet neerslagwater. In het tweede geval door versnelde doorspoeling. Om het meer langzaam te laten ontzilten bij een beheersmodel met een vast peil of een variabel peil zijn geen extra waterhuishoudkundige stuurmiddelen benodigd. Het geplande doorlaatmiddel laat een volledige beheersvrijheid open voor de situatie waarin het meer geheel is ontzilt. Naar keuze kan het beheer worden gericht op handhaving van een vast, dan wel een variabel peil (regemodel). Opgemerkt wordt dat bij de laatstgenoemde methode van peilbeheer, door de daarbij optredende grotere peilverschillen tussen het Markiezaatsmeer en het Zoommeer tijdens het inlaten of spuiten, kan worden volstaan met een doorlaatwerk van geringere capaciteit dan benodigd is voor het handhaven van een vast peil. Het zoutgehalte van het Markiezaatsmeer zal, middels een daarop gericht beheer met het geplande doorlaatmiddel, in de periode 1981-1985 geleidelijk dalen tot ca. 13 g/l Cl-. In deze periode is het meer zout tot zout-brak, zodat verwacht wordt, dat de algenontwikkeling in het meer door dezelfde processen bepaald zal worden als die in twee andere meren in het Deltagebied, te weten het Greveiingenmeer (zout) en het Veerse Meer (zout-brak). In deze meren treedt ' s zomers een tekort aan stikstof op, hetgeen ertoe leidt, dat er in deze bekkens geen sprake is van algenontwikkeling van hinderlijke omvang. Toch ontvangen beide bekkens uit de omgeving een redelijk . grote stikstofbe1asting:het Veerse Meer 13 g/m 2 jr N en het
Grevelingenmeer 4,3 g/m 2 I. r N. In vergelijking hiermee zal het Markiezaatsmeer 8,7 g/m
2
jr N ontvangen aan stikstofverbindingen.
Momenteel lijkt een eventuele afleiding van de lozing van de Augustapolder voor 1985 weinig zin te hebben gezien de ver-
I
wachting dat ook hier de denitrificatie voldoende lage stik-
8
Het fosfaatgehalte zal, evenals dat in het Grevelingenmeer het
I 1 I
stofgehalten tot gevolg zal hebben. geval is, jaarlijks gemiddeld stijgen, waarbij het niveau aan het einde van de zomer maximaal en in het voorjaar minimaal zal zijn:Deze
voedingsstof speelt door de optredende stik-
stofbeperking, geen rol van betekenis in de nutriëntenhuishouding tot 1985, zodat ook hiervoor geen extra maatregelen benodigd zijn.
-
26
-
Tengevolge van het wegvallen van het getij zal de troebelheid van het water in het ondiepe meer in de toekomst alleen door de wind worden bepaald. Verwacht mag worden dat daardoor meer fluctuaties in de troebelheid van het waterr zullen optreden, dat wil zeggen dat perioden van grote helderheid zullen worden afgewisseld door perioden van vertroebeling. Welke waterkwaliteit uiteindelijk zal resulteren valt thans moeilijk te voorspellen. Wel wordt verwacht dat de waterkwaliteit beter zal zijn dan die van het Zoommeer. Dit zal met name het geval zijn wanneer het fosfaatniveau in het meer een bepalende factor zal zijn in de nutriëntenhuishouding en wanneer geen nalevering van fosfaat vanuit de bodem optreedt. De fosfaatbelasting uit de omgeving zal naar verwachting laag zijn. Op grond van de externe fosfaatbelasting wordt een jaargemiddelde van het 3
chlorofylniveau verwacht van 25-30 mg/m , hetgeen voor Nederlandse omstandigheden laag mag worden genoemd (lit. 1). Tenslotte wordt opgemerkt dat een goed ontwikkeld zoöplanktonbestand eveneens zeer regelend kan werken op de mate van algenbloei en dat voorts een gericht visbeheer veel aan het welslagen van het onderdrukken van excessieve algenbloeiperioden kan bijdragen. Teneinde ongewenste ontwikkelingen te voorkomen is tijdens de periode van geleidelijke ontzilting en in mindere mate daarna, het volgen van de waterkwaliteit noodzakelijk. De gekapitaliseerde kosten van deze begeleiding, bestaande uit monstername, laboratoriumonderzoek en rapportage, worden op P
5.3.2.
500.000,- geraamd.
Geforceerde ontzilting en defosfatering Indien op grond van geconstateerde ongewenste ontwikkelingen in het gebied, bijvoorbeeld het massaal voorkomen van muggelarven, of vanuit andere ecologische motieven, een geforceerde ontzilting noodzakelijk wordt geacht, met water uit het Zoommeer, dient het peil van het meer tweemaal te worden verlaagd tot N.A.P. 1,50 m. Gezien het peil van het bufferbekken (N.A.P.
-
-
1,20 m)
komt het gebruik van een hevel in dit geval niet in aanmerking en zal derhalve gebruik moeten worden gemaakt van pompen.
-
1
27
-
Een dergelijke geforceerde ontzilting dient bij voorkeur geen
I 1
nadelige uitgangssituatie op te leveren voor de nutriënten-
1
het ten behoeve van een geforceerde ontzilting in te laten
I
De met defosfatering te behalen resultaten lopen in de prak-
huishouding van het toekomstige zoete meer. In de voedingsstoffenhuishouding van het toekomstige zoete meer zal het fosfaatgehalte zo niet een bepalende dan wel de enige beheersbare factor zijn. In verband daarmee wordt geadviseerd zoete water te defosfateren om (b1auw)algenbloeite voorkomen. tijk nogal uiteen, aangezien deze voor een groot deel tevens afhankelijk zijn van het aanwezige zoöplankton. De gezamenlijke
t
effecten van zoöplanktongraas en doseringen van defosfateringsmiddelen hebben in het spaarbekken "De Grote Rug" nabij Dordrecht
I
wel geleid tot onderdrukking van de overmatige algengroei. Of het zoöplankton ten tijde van een eventuele geforceerde door-
1
spoeling van het Markiezaat ten behoeve van een versnelde ontzilting, zich zal kunnen handhaven is twijfelachtig. Ten
1 I I
li I I
a I
8 I I I
behoeve van de defosfatering dienen de benodigde chemicaliën te worden aangekocht. Over het al dan niet snel ontzilten van het gebied zullen er in het kader van het uiteindelijk op te stellen beheersplan nadere beslissingen moeten worden genomen. De kosten van geforceerde ontzilting en defosfatering bedragen f 550.000,-.
5.3.3.
Afleiden lozingen Momenteel lozen enkele polders op het Markiezaat, alsmede een rioalaverstart van de gemeente Bergen op Zoom en een nooduitlaat van de afvalwaterpersleiding die loopt van Moerdijk naar Waarde. Uit onderzoek is gebleken dat noch de polderlozingen (met uitzondering van de lozing van de Hogerwaardpolder i.v.m. hoge C1- belasting), noch de riooloverstort schadelijk zullen zijn voor het aquatisch milieu in het Markiezaatsmeer na
1985. Afleiden van de lozing van de Hogerwaardpolder is gewenst. Een lozing van de afvalwaterpersleiding zou echter catastrofaal zijn. De kans van optreden is 1 à 2 maal in de
10 jaar. Bij een noodlozing, bijvoorbeeld door uitvallen van de electriciteitcvoorziening, wordt het afvalwater eerst in een poldertje opgevangen en daarna geloosd op het Markiezaatsmeer.
-
28
Door het treffen van voorzieningen is het mogelijk het afvalwater na lozing in het poldertje weer terug te brengen in de afvalwaterpersleiding. De kosten van deze extra voorzieningen en de afleiding van de Hogerwaardpolder' worden geraamd op f 500.000,-.1
5.4.
Geomorfologie en bodem
5.4.1.
Geomorfologie Na voltooiing van de Markiezaatskade zal, bij instelling van een peil rond N . A . P . ,
ca. 650 ha intergetijdeg 'iied permanent
onder water verdwijnen en ca. 800 ha droogvallen. Ook de schorren, die een oppervlakte beslaan van ca. 390 ha zullen niet meer worden overspoeld.
-_-
Schorren ----De fysische en chemische rijping van de schorgronden zal aanleiding geven tot klink van de kombodem, die plaatselijk enige decimeters zal kunnen bedragen. Hierdoor wordt het hoogteverschil tussen de k o m e n en de oeverwallen vergroot.
-
Slikken -----Onder invloed van wind (verstuiving) en golfwerking (oeverafslag) kunnen, zij het wellicht op beperkte schaal, veranderingen optreden in de huidige morfologie. Verstuiving _________-_ De samenstelling van de bodem van de slikken in het zuidelijk en oostelijk deel van het gebied is zodanig
(3-5%
lutum) dat
niet verwacht wordt dat enige verstuiving van betekenis zal optreden (lit. 1).
In het noordelijk deel van het gebied worden twee zones aangetroffen die op grond van het lage lutumgehalte (1$-3%) min of meer stuifgevoelig zullen zijn:
-
De zone zuidelijk van het speciedepot op de Molenplaat. De zone grenzend aan de bebouwde kom van Bergen op Zoom.
Ook in het zuidelijke deel van het gebied is een zone gelegen
waar mogelijk verstuiving zal optreden:
- 29
-
-
De z.g. "spuitkop", noordoostelijk van de zuigput bij de Kreekraksluizen. Hier zijn de klei- en veendeeltjes door de getijwerking uitgewassen en verspreid. Het resterende materiaal bestaat vrijwel geheel uit zand.
Aangezien in deze gebieden aanvankelijk geen begroeiing wordt aangetroffen zal door zandverstuiving een maaiveldsverlaging optreden. In eerste instantie zal deze verstuiving leiden tot een afvlakking van het terrein. Zodra zich echter in het gebied enige begroeiing heeft gevestigd, kan hierin zand worden ingevangen, waardoor reliëfvormen kunnen ontstaan in de vorm van lage stuifduintjes. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat door verstuiving de landschapsdifferentiatie toeneemt als gevolg van de toename van reliëfverschillen en verschillen in voedsel-
.
rijkdom
Daar een toename van de landschapsdifferentiatie uit natuurwetenschappelijk oogpunt waardevol geacht wordt, is het niet wenselijk om de stuifgevoelige gebieden vast te leggen door middel van inzaaien. De verstuiving kan door het optreden van natuurlijke processen worden geremd. Daarbij moet ondermeer worden gedacht aan:
-
Overspoeling tengevolge van opwaaiing. Overspoeling tengevolge van peilfluctuaties. De vorming van een harde korst aan het oppervlak. Schelpenconcentratie in de bodem die na verloop van tijd door schelpenaanreiking in het maaiveld de verstuiving tot stilstand doet komen.
-
Overspoeling gedurende de eerste twee jaren na de aanleg
van de Markiezaatskade in 1981, wanneer op het Markiezaat nog een beperkt getij zal heersen. De waterstand varieert dan van ca. N.A.P.
-
+
0,lGm tot N.A.P.
+
0,90 m.
De ontwikkeling van begroeiing op de hoogste slikdelen in de periode 1981-1985.
Indien het stuivend zand overlast veroorzaakt kan dit worden voorkomen door aan de randen van het stuifgebied of in het gebied zelf stuifschermen te plaatsen, waarin het zand inge-
,
-
30
I
-
vangen kan worden. De stuifschermen dienen zo geplaatst te worden dat niet alleen de overlast wordt tegengegaan maar dat tevens de landschapsdifferentiatie toeneemt. Niet alleen de overlast kan door middel van stuifschermen worden tegengegaan, maar ook kan desgewenst worden getracht meer reliëfvormen te krijgen door in de stuifgebieden zelf ten behoeve van de reliëfvorming, stuifschermen te plaatsen. De kosten van de daartoe benodigde studie worden geraamd op ca. f 50.000,-. Het aanbrengen van stuifschermen zal moeten plaatsvinden aan de hand van een te maken inrichtings- (en landschaps-) plan. Om
afstuiving van ontstane "stuifdijken" te voorkomen dienen
deze, in een later stadium, te woraen ingeplant met helm. Ingeval de overlast van stuivend zand niet gestopt wordt door de stuifschermen, dan kan door een tweede maatregel, het
I I
t 1 1
I I 8
inbrengen van stro, de verstuiving worden tegengegaan. Gedurende de eerste jaren na voltooiing van de Markiezaatskade bestaat bij een lage doorlatende kade de mogelijkheid dat het gebied, bij extreem hoog water op de Oosterschelde tot grote
I
hoogte wordt overspoeld. Volgens de berekeningen kan het water
1 x in de twee jaar een hoogte bereiken van N.A.P.
i 1,50
m.
Deze hoge waterstanden kunnen gevolgen hebben voor de stuifschermen, die mogelijk weggespoeld zullen worden hetgeen zal leiden tot extra kosten omdat er nieuwe stuifschermen geplaatst moeten worden. De kosten van plaatsen van stuifschermen, insteken met stro en inplanten van helm ter voorkoming van overlast alsmede het verrichten van studie in het kader van de reliëfvorming worden in totaal geraamd op f 350.000,-. Oevererosie ----------_
In de beginfase, wanneer de oeverzone nog niet is begroeid, zal door golfwerking erosie langs de oevers kunnen optreden. De mate waarin dat het geval zal zijn is echter moeilijk te kwantificeren. Factoren die bij de erosie een rol spelen zijn onder meer windrichting, windsnelheid, strijklengte, verloop vooroever en expositie.
I 1 2 1
a I B 1 1 1
In tegenstelling tot gebieden in de Grevelingen, waar in vele gevallen erosie is opgetreden in gebiedenwaar een ondiepe brede vooroever ontbrak, worden de oevers in het Markiezaat voor het grootste deel begrensd door brede ondiepe vooroevers. De golfwerking zal in deze gebieden geremd worden, waardoor de erosie mogelijk van geringe betekenis zal blijken te zijn. In de toekomst zal, als gevolg van de zich ontwikkelende oevervegetaties de invloed van de golfwerking nog verder worden geremd. Voorts zal de oevererosie in de eerste jaren waarschijnlijk vrij gering zijn tengevolge van het aanvankelijk nog aanwezige gedempt getij op het Markiezaat. De lengte van de erosiegevoelige oevers is in principe beperkt. Het materiaal dat vrijkomt bij oevererosie wordt deels naar het water getransporteerd waar het bijdraagt aan een vergroting van het areaal ondiep water en deels als gevolg van langstransport langs de oevers verplaatst. Daarbij kan het materiaal worden afgezet op plaatsen waar de oever inhammen vertoont, waarbij schoorwallen of landtongen kunnen ontstaan. In gebieden waar erosie van de oevers wordt verwacht zullen, om een inzicht te krijgen in de mate van afname, oevermetingen moeten worden uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten daarvan zal beslist moeten worden of bepaalde eroderende oevergedeelten moeten worden verdedigd. Aangezien de natuurlijke ontwikkeling van het gebied voorop staat, dient te worden bezien of de vermindering van oppervlakte land als gevolg van natuurlijke processen (oeverafslag) moet worden tegengegaan. Hierbij gaat het om een afweging tussen de waarde die aan het ongehinderd plaatsvinden van natuurlijke processen wordt toegekend en het verlies aan oppervlakte land dat als gevolg daarvan plaatsvindt (lit. 1 ) . Indien besloten wordt om bepaalde oevers te verdedigen dient ernaar te worden gestreefd om middelen toe te passen die, aangezien er nog geen duidelijke plannen bestaan met betrekking tot de toekomstige inrichting van het gebied, in de toekomst indien nodig weer kunnen worden verwijderd. Bij deze maatregelen kán onder meer worden gedacht aan drijvende oeverver-
-
32
-
dedigingen. Op plaatsen met een overheersend langstransport kan zandsuppletie worden overwogen, waarbij wordt ingespeeld
op natuurlijke processen. Voorts kan worden overwogen om de oevers summier te verdedigen door middel van grindruggen langs de oeverlijn of door middel van grinddammetjes op enige afstand uit de oeverlijn. In principe hebben deze constructies een meer permanent karakter. Gezien de summiere opzet van de constructies lijkt dit niet zo bezwaarlijk. Samenvattend kan worden gesteld dat oevermetingen moeten worden uitgevoerd ter onderbouwing van de inzake de aanleg van oeververdedigingen te nemen beslissingen. Hiervoor is een post groot f 100.000,- opgenomen. Voorts is een post groot f 1.000.000,- opgenomen waaruit eventueel aan te leggen verdedigingen volgens de diverse genoemde systemen kunnen worden gefinancierd. In totaal worden de kosten ter beteugeling van oevererosie derhalve geraamd op I 1.100.000,-.
5.4.2.
Bodem
__.
Ontzilting ---------Het schor en de hogere delen van het intergetijdegebied worden niet langer overspoeld. Dit zal voor deze gebieden leiden tot ontzilting van de bodem. Op de schorren zal dit ontziltingsproces naar verwachting snel verlopen, waarbij de laagste delen, de kreken, het langst zout zullen blijven. Na 5 à 10 jaar zal het schor echter nagenoeg geheel zijn ontzilt. Op het hogere slik zal de ontzilting langer duren, vooral op plaatsen waar ondoorlatende lagen vlak aan de oppervlakte liggen. De tijdsduur die de ontzilting hier zal vergen is moeilijker te schatten, maar kan voor sommige delen wel tientallen jaren bedragen. De lage slikken, direct gelegen boven het meerpeil, zullen bij verzoeting van het meer na verloop van tijd geheel ontzilten, al zal dit op sommige plaatsen zeer lang kunnen duren.
- 33
-
De ontzilting van de slikken kan mogelijk versneld worden door gedurende enige jaren achtereen een verlaagd meerpeil te
m of lager. Door de aanwezigheid van het resterende getij in de eerste twee jaar na de aanleg van de Markiezaatskade zal in deze periode evenwel zeker geen sprake zijn van ontzilting. handhaven, bijvoorbeeld op N.A.P.
-0,50
----_-------
Bodemvorming
Door de onttrekking van water en de toetreding van licht komt
in de bodem een proces op gang dat leidt tot een aantal fysische en chemische veranderingen (rijping). De fysische rijping van de bodem heeft vooral betrekking op de indroging van de kleigronden, die zich uit in verticale scheurvorming en zakking van het maaiveld (klink). In de slikgebieden (overwegend zandig) zal de klink waarschijnlijk nihil zijn.
Door het toetreden van lucht, ondermeer via de verticale krimpscheuren in de bodem, ontstaat een oxyderend milieu, tengevolge waarvan diverse omzettingen gaan plaatsvinden (chemische rijping). In de oeverzone langs de waterlijn vindt eveneens bodemrijping plaats, echter tot een veel geringere diepte. 5.5.
Vegetatie en fauna
5.5.1.
Vegetatie In deze paragraaf worden de ontwikkelingen van de vegetatie beschreven die zich direct na de sluiting van de Markiezaatskade zullen voordoen bij een spontane ontwikkeling.
----__----------------
LutumriJke schorgronden De bovengrond van de schorren zal zeer snel (binnen ca. 2 jaar) worden ontzilt. Op de lagere delen, die nu begroeid zijn met Engels slijkgras zal deze vegetatie in één jaar vrijwel geheel afgestorven zijn. Er zal dan eerst een begroeiing van voornamelijk Schorrekruid en Spiesmelde tot ontwikkeling komen. In het tweede groeiseizoen na de sluiting van de kade zullen de eerste zoutmijdende ruigtekruiden zich vestigen, die dan i
zeer snel een dichte, hoge, ondoordringbare begroeiing zullen vormen waarin de Akkerdistel een belangrijke soort zal zijn.
-
34
-
Dit ruigtekruidenstadium zal ca. 5 jaar kunnen duren. Daarna zullen grassen steeds meer de boventoon gaan voeren. Dit zal eerst het geval zijn op de lichtere gronden. Op de zwaardere gronden kunnen vegetaties met veel Brandnetel zich lange tijd handhaven. In de eerste jaren zullen zich ook verspreid vlieren en wilgen vestigen.
op de hoge schordelen in het oosten van het Markiezaat, die nu begroeid zijn met Kweldergras en Roodzwenkgras en voor het grootste deel beweid worden, zal deze vegetatie zich veel langer kunnen handhaven, de Kweldergrasvegetaties ca. 3 jaar, de Roodzwenkgrasvegetaties nog aanzienlijk langer. Wanneer de beweiding gehandhaafd blijft zullen ruigtekruiden-vegetaties met Akkerdistel hier niet tot ontwikkeling komen maar zal de vegetatie langzaam veranderen in één met voornamelijk zoutmijdende plantensoorten. De laagste delen van de schorren(bij de schorrand)zullen in de periode 1981-1985 nog af en toe overspoeld worden met zout
water. Hierdoor zal zich hier een zoutvegetatie kunnen handhaven die echter een ander karakter zal hebben dan de huidige. De hogere delen van de schorren zullen alleen in de winter mogelijk een keer overspoeld worden. Dit zal echter vrijwel geen invloed hebben op de hiervoor geschetste ontwikkelingen.
____--____
De slikken
periode tot 1985 De overgang van slik naar schor ligt op de meeste plaatsen op ca. N.A.P. + 1 m. In de periode 1981-1985 zal het hoogwater nog geregeld tot dit niveau komen, zodat de slikken in deze periode nog zout zullen blijven. Naar verwachting zullen zich op de hoogste delen zoutplanten vestigen, eerst voornamelijk Zeekraal en Engels slijkgras. De schorrenvegetatie zal als het ware iets naar beneden opschuiven. Op de lagere, dagelijks overspoelde delen van de slikken en mogelijk ook in het ondiepe water kunnen zich in deze periode zeegrasvegetaties ontwikkelen.
- 35
1 1
-
Periode na 1985 zodra het nieuwe peilregiem is ingesteld zullen de hoogste delen van het slik vrij snel ontzilten (binnen enkele jaren). Afhankelijk van de in de periode 1981-1985 opgetreden verrijking van de bodem door sedimentatie zal zich een meer of minder ruige vegetatie van kruiden en grassen ontwikkelen waarin zich ook veel wilgen en andere struiken kunnen vestigen. Op de lagere delen van de slikken zal de ontzilting veel
langzamer verlopen (10 jaar of langer). Hier zal zich eerst een open vegetatie van Zeekraal en Schorrekruid ontwikkelen. Pas als deze zone ontzilt is kunnen zich hier uitgebreide rietvegetaties gaan ontwikkelen. 5.5.2.
Fauna -
---
Voqels -Het Markiezaat kan ook in de toekomst een grote ornithologische betekenis behouden. De te verwachten kwaliteit van water en oevervegetatie kan naar verwachting een rijke avifauna van fuutachtigen, eenden en (in de toekomst) rietvogels, alsmede verschillende reigerachtigen, tot gevolg hebben. Verder kunnen op de hogere gronden vele soorten zangvogels worden verwacht. De soortensamenstelling van de avifauna is echter onder meer afhankelijk van het gekozen beheer. De overspoelde terreinen zullen in de eerste jaren zeer grote aantallen wintervogels kunnen herbergen. In de eerste twee jaar na de sluiting van de Markiezaatskade kunnen de resterende nieuwe intergetijdegebieden vermoedelijk nog belangrijk zijn als voedselgebied voor steltlopers.
____-
overige faunaelementen ____-____-----__<
Evenais dat voor de vogels het geval is, is ook het voorkomen van andere diergroepen afhankelijk van de te ontwikkelen milieu's in het gebied. Verwacht mag worden dat het Markiezaat voor vele soorten zoogdieren, reptielen en amfibieën, maar ook voor vele lagere diersoorten een geschikt milieu zal vormen. Wat betreft de zoogdieren kan ondermeer worden gedacht worden aan Wezel, Haas, Konijn, Ree en diverse soorten muizen. /
-
36
-
Bodemdieren ----------De organismen, die met betrekking tot hun voedselvoorziening
of zuurstofhuishouding, afhankelijk zijn van het getij, zullen na de omkading geleidelijk in aantal afnemen. De nietgetijgebonden zoutwater organismen kunnen zich handhaven mits het zoutgehalte voldoende hoog blijft
(
ca. 16 g/l Cl-). Door
middel van een daarop gericht waterhuishoudkundig beheer is een geleidelijke daling van het zoutgehalte te bereiken tot 13,s g/l C1- in 1985. Dit betekent dan een verdere reductie
van de aanwezige biomassa, zodat er op het moment, dat het Markiezaatsmeer moet worden ontzilt, langs geleidelijke weg een minimale biomassa zal zijn bereikt. 5.5.3.
Voorzieningen ten behoeve van het natuurbeheer Het wegvallen van het getij betekent voor de levensgemeenschap
op de dan droogvallende gebieden en op de hoger gelegen oevers een drastische verandering in de milieu-omstandigheden. Vooral op de nu reeds begroeide schorren zal een explosieve ontwikkeling plaatsvinden van ruigtekruiden, met name de Akkerdistel. Tengevolge van de natuurlijke ontwikkelingen zal zich in het gebied een nieuwe levensgemeenschap ontwikkelen, aangepast aan de nieuwe milieu-omstandigheden met betrekking tot bodem, reliëf en waterhuishouding, waarbij ook het gevoerde beheer een grote rol speelt.
Voor wat betreft het beheer wordt gedacht aan een combinatie van gedeeltelijke begrazing en maaien van het gebied en niets doen. Een eerste aanzet tot een beschrijving hiervan wordt gegeven in bijlage 7. De goedkoopste oplossing is het beweiden met vee van boeren uit de omgeving, zonder daarvoor kosten in rekening te brengen. Hiervoor zijn eenvoudige voorzieningen benodigd zoals afrasteringen, hekken, veedrinkplaatsen, schuilgelegenheid enz. De gekapitaliseerde kosten hiervan worden geraamd op f 300.000,-.
5.6.
37
-
Landschapsbeeld De aanleg van de Oesterdam en de Markiezaatskade betekent het inbrengen van een, qua schaal en vorm, opvallend element in het bestaande landschap en tevens een inperking van de zichtruimte in het meest oostelijke deel van de Oosterschelde. Daarnaast zal het specifieke open, dynamische buitendijkse landschap ten oosten van de dammen verdwijnen. Gedurende de eerste jaren na de afsluiting, wanneer het meer nog zout is, zal het landschap van het Markiezaat nog een erg open karakter hebben. De oeverzone zal begroeid raken met lage vegetaties en het water zal "kaal" blijven. Bij verzoeting van het meer zal de oever te zijner tijd begroeid raken met lagere bossages en riet, in het water overgaand in riet- en biezenvegetaties. De ontwikkelingen op de hogere delen zijn minder afhankelijk van de verzoeting van het meer. Hier zal bij een beheersvorm "niets doen" een hoog opgaande begroeiing tot ontwikkeling komen, waardoor het gebied een meer gesloten karakter zal krijgen. A l s gevolg daarvan zal de huidige kustlijn grotendeels aan het oog worden onttrokken. Bij een maai- en beweidingsbeheer zal een meer open landschap ontstaan.
5.7.
Recreatie In hoofdstuk 3.6. i s het huidige recreatieve gebruik van het
Markiezaatsgebied aangegeven. Dit kan als volgt kort worden samengevat: Duintjes Schorren
- vrij intensieve recreatie - verzamelen Zeekraal en Lamsoor
Bufferbekken Kreekraksluizen
-
oever Bergen op zoom Molenplaat
- sportvisserij
oostzijde Kreekraksluizen
oeverrecreatie en sportvisserij plankzeilen
- oeverrecreatie
De gevolgen van de ingreep voor de recreatie worden vooral veroorzaakt door het wegvallen van de getijbeweging, waardoor een nieuwe waterlijn ontstaat, die in een groot deel van het gebied opivrij grote afstand van de huidige hoogwaterlijn zal zijn gelegen. Voorts zal ook de te verwachten natuurlijke ontwikkeling van invloed zijn op het recreatieve gebruik van het gebied.
-
38
-
De aantrekkelijkheid van de Duintjes zal in de toekomst vooral afnemen doordat de waterlijn ca. 1,5 km westelijk van de huidige hoogwaterlijn zal komen te liggen. Wellicht kan het gebied in de toekÓmst nog een functie vervullen ten behoeve van de zeer extensieve, op beleving van de natuur gerichte dagrecreatie. Met het oog op de te verwachten natuurlijke ontwikkeling moet worden voorkomen dat met auto's vanuit de Duintjes het omringende gebied kan worden binnengereden. Hiertoe dient rond het schorrengebied een barriere voor auto's te worden gecreëerd, bijvoorbeeld door middel van lage paaltjes.
In het kader van het op te stellen beheersplan zal hader bezien dienen te worden in hoeverre het nodig is de auto's, die momenteel het duingebied vrijelijk kunnen berijden, te reguleren, waarbij gedacht kan worden aan een parkeergelegenheid vóór de spoorlijn. Tevens zal dan geregeld dienen te worden in hoeverre voetgangers het schorrengebied kunnen betreden. Het verzamelen van Lamsoor en Zeekraal zal in de toekomst niet meer voorkomen, daar deze vegetaties op den duur zullen verdwijnen De situatie voor de oeverrecreatie en de sportvisserij aan de oostzijde van de Kreekraksluizen zal door de ingreep gunstig worden beïnvloed, onder meer door het permanent droogvallen van een gedeelte van de oever. AIS gevolg van de hier aanwezige relatief steile oeverhellingen zal de oeverlijn slechts een geringe verplaatsing ondergaan. Het recreatieve gebruik van het bufferbekken bij de Kreekraksluizen wordt door het wegvallen van het getij niet beinvloed. Het huidige strandje bij Bergen op zoom, direct grenzend aan de bebouwing, vervult een specifieke functie voor de inwoners van de stad zelf. Deze functie komt door het wegvallen van het getij voor een deel te vervallen, en zal zich naar verwachting verplaatsen naar de nieuwe waterlijn. Vanuit hier kunnen recreanten verder ook over de rest van het gebied uitzwermen. Het permanent droogvallen van een vrij grote oppervlakte van het huidige intergetijdegebied op deze publiek toegankelijke plaats zou voorts diverse negatief te beoordelen ontwikkelingen tot gevolg kunnen hebben.
Ii I I' 1
1
I 1 d t 1 t I t
I 8
I 1 1
I
:
-
39 -
I n d i t verband kunnen worden genoemd h e t c l a n d e s t i e n e gebruik a l s v u i l s t o r t p l a a t s en a l s t e r r e i n om t e crossen alsmede h e t a c h t e r l a t e n van autowrakken e.d. I n b e g i n s e l zouden deze negatieve ontwikkelingen kunnen worden voorkomen door h e t p l a a t s e n van een hek. D e ervaring h e e f t e c h t e r geleerd d a t i n een d e r g e l i j k e s i t u a t i e verpaupering van de aangrenzende stadsrand o p t r e e d t , hetgeen ongewenst is. E l d e r s i n h e t deltagebied is gebleken d a t de g e s c h e t s t e ontwikkelingen z i c h n i e t voordoen wanneer een gebied n i e t aan z i c h z e l f wordt overgelaten maar i n p l a a t s daarvan i n zekere mate wordt i n g e r i c h t . Gezien h e t huidige gebruik moet met betrekking t o t deze l o c a t i e dan worden gedacht aan h e t cont i n u e r e n van d e r e c r e a t i e . Overigens i s m e t betrekking t o t h e t continueren van de rec r e a t i e eveneens gedacht aan de z u i d z i j d e van de Molenplaat.
Een d e r g e l i j k e ontwikkeling i s op grond van d e navolgende redenen e c h t e r minder aanvaardbaar:
-
E r i s nog geen b e s l i s s i n g genomen met betrekking t o t de
r e c r e a t i e v e ontwikkeling van h e t Markiezaat. Een ontwikkeling langs de Molenplaat zou hierop vooruitlopen.
-
De z u i d z i j d e van de Molenplaat behoort s l e c h t s i n één van de a l t e r n a t i e v e n voor een gefaseerde ontwikkeling van de r e c r e a t i e i n h e t Markiezaat t o t de e e r s t e f a s e van de r e c r e a t i e v e ontwikkeling. H e t h i e r t o t ontwikkeling brengen van de o e v e r r e c r e a t i e houdt i n d a t i n de toekomst d e keuzemogelijkheid met betrekking t o t de e e r s t e f a s e
van de r e c r e a t i e v e ontwikkeling van h e t Markiezaat komt t e vervallen.
-
Een s t r a n d j e langs de z u i d z i j d e van de Molenplaat qf e l d e r s i n h e t Markiezaat kan, i n verband met de l i g g i n g op v r i j g r o t e a f s t a n d van de bebouwde kom van Bergen op Zoom, n i e t de s p e c i f i e k e f u n c t i e van h e t huidige s t r a n d j e vervullen. Voorts zouden daarmee ook de i n h e t voorgaande g e s c h e t s t e t e verwachten negatieve ontwikkelingen b i j Bergen op Zoom, n i e t kunnen worden voorkomen.
-
40
-
Het geheel laten verdwijnen van de bestaande recreatiemogelijkheden zonder hiervoor in de plaats nieuwe voorzieningen te treffen is in feite niet realistisch. De recreanten zullen in dat geval zelf naar uitwijkmogelijkheden zoeken en er zal een grote mate van spreiding over het gehele Markiezaatsgebied gaan optreden. Op grond van het voorgaande zou dan ook kunnen worden overwogen om de recreatie te concentreren in het noordelijk gedeelte van het gebied, zodat nabij Bergen op zoom het huidige recreatieve gebruik min of meer gecontinueerd kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan een waterplas, gescheiden van het grote Markiezaatsmeer door een dam die loopt vanaf de Molenplaat in de richting van de Augustapolder. De te maken dam, waarvan het dwarsprofiel in breedte kan variëren, is dan tevens geschikt als bergingsplaats voor specie. Om voldoende wateroppervlak te krijgen en de waterlijn zo dicht mogelijk bij Bergen op Zoom te brengen is veel baggerwerk noodzakelijk. Ter voorkoming van hoge baggerkosten zou het waterpeil op de afgedamde waterplas opgezet kunnen worden tot ca. N.A.P.
+
1,00 m. Dit peil kan worden gehandhaafd door in de noordelijke
Markiezaatskade een windmolen te plaatsen. De Augustapolder kan in dit geval op het grote Markiezaatsmeer blijven lozen. Met het oog op de meer naar het zuiden te verwachten natuurlijke ontwikkelingen is het nodig langs de zuidzijde van de aan te leggen dam een zodanige barriere tot stand te brengen dat uitzwerming van recreanten over de potentiële natuurgebieden wordt voorkomen. Voor dit doel kan de zuidoever van de dam zodanig worden afgewerkt dat deze onaantrekkelijk is voor recreanten. Ter plaatse van de drooggevallen slikken kan een hek worden geplaatst of kan een bestaande oost-west geöriënteerde kreek worden verdiept. Uiteraard zijn er voor de opvang van de recreatie verschillende alternatieven mogelijk. I n het kader van dit plan is echter slechts voor een mogelijke oplossing de kosten berekend. Bij de uiteindelijke planvorming zullen ook andere mogelijke oplossingen in overweging moeten worden genomen. De kosten van de in het voorgaande beschreven recreatieve maatregelen (verhogen waterpeil en afwerking dam en barriere) bedragen ca. f 2.250.000,-. Hierbij is er vanuit gegaan dat de aanleg van de dam in het kader van de specieberging zal plaatsvinden, zodat de kosten hiervan niet zijn berekend.
5.8.
41
-
Toegankelijkheid Na de voltooiing van de Markiezaatskade is het meer niet meer bereikbaar vanuit de omringende wateren, aangezien in de Markiezaatskade geen schutmogelijkheid wordt aangebracht. Het landgebied, met name de slikken, zal na het droogvallen na korte tijd toegankelijk worden voor motorvoertuigen. Via de twee onverharde wegen ter hoogte van de Kraaijenberg en bij de Duintjes kan men zich per auto in het slikkengebied begeven. Aangezien voor grote delen van het Markiezaat met name het zuidelijke deel, een belangrijke ontwikkeling wordt verwacht, zal voorkomen moeten worden dat, zoals dat in de Grevelingen op de Slikken van Flakkee vlak na de afsluiting het geval was, auto's en andere motorvoertuigen de drooggevallen gebieden kunnen berijden en dat deze gebieden gebruikt worden als clandestiene vuilstort e.d. Om dit te voorkomen kunnen de volgende maatregelen genomen worden.
-
Het maken van een barrière op de grens van de Duintjes en de schorren, bijvoorbeeld door middel van een palenafrastering met draad. Deze maatregel kan ook worden toegepast langs de onverharde weg ter hoogte van de Kraaijenberg.
-
Om een eventuele druk vanuit het noorden (Bergen op zoom) tegen te gaan kunnen enkele natuurlijke barrières worden gebruikt. Hierbij wordt gedacht aan het verdiepen van enkele oost-west lopende waterlopen op de slikken.
Het gebied dient echter wel over de weg en vanaf het water te worden ontsloten voor het plegen van onderhoud, voor inspectie van de beheerswerkzaamheden, voor algemeen toezicht door beheerder en politie, voor aan- en afvoer van vee en eventueel voor de brandweer. Hiertoe zal een afsluitbare onderhoudsweg aangelegd moeten worden alsmede een aanlegsteiger voor een onderhoudsvaartuig. De uit de vermelde maatregelen voortvloeiende kosten bedragen ca. f 600.000,-. Hierin zijn niet begrepen de kosten van het verdiependvan de kreek in het noorden. Aangezien de uit deze waterloop vrijkomende grond kan worden gebruikt voor het creëren van de in paragraaf 5.7. beschreven recreatie-oever, Zijn de kosten bij dat onderdeel opgenomen.
5.9.
42
-
civieltechnisch onderhoud De in het kader van de inrichting aan te leggen civieltechnische voorzieningen vergen in de loop der jaren een post voor onderhoud. Hierbij moet worden gedacht aan onderhoud van de noordelijke en westelijke Markiezaatskade met het hierin opgenomen
I
31
I I
doorlaatmiddel, aan het onderhoud van de aan te brengen oeververdedigingen en grinddamen en voorts aan onderhoud van onder andere het afwateringsstelsel, de onderhoudswegen en de aanlegsteiger. Voor het onderhoud van deze civieltechnische werken kan jaarlijks een overeenkomst met een aannemer worden gesloten. De gekapitaliseerde kosten van deze uitbestedingen worden geraamd op
5.10.
f
1.000.000,-.
Beheer net voeren van het beheer over het Markiezaatsgebied betekent
in eerste instantie de voorbereiding en daarna de inspectie van in uitvoering te nemen of reeds gemaakte inrichtings-en beheerswerken. Voorts valt hieronder het houden van toezicht op het gebied, overleg met de omliggende gemeenten en waterschappen en met instanties of particulieren die activiteiten binnen het gebied zouden willen ontplooien. Tevens zullen voor het beheer diverse administratieve werkzaamheden verricht moeten worden. Voor het voeren van een doelmatig beheer is dan ook personeel met bijbehorende voorzieningen noodzakelijk. De gekapitaliseerde kosten voor het voeren van het beheer over het gehele Markiezaatsgebied bedragen in totaal f 2.300.000,-. Deze post is opgebouwd uit een drietal onderdelen: a.
Kosten gebouwen en vervoermiddelen. Hierbij moet gedacht worden aan een kantoor/verbli2fsruimte, een magazijn en aan een terreinauto en een klein motorvlet (totaal f 300.000,-).
b.
Kosten personeel. De personeelskosten zijn ten behoeve van een beheerder met assistent, waarbij inbegrepen de noodzakelijke bureaukosten (totaal f 1.500.000,-).
C.
Kosten uit te besteden beheerswerkzaamheden. Hieronder vallen onder meer het maaien en hooien van de daarvoor aangewezen terreinen en de distelbestrijding (totaal f 5 0 0 . 0 0 0 , - ) .
I 1 t t t
I t t
I
r 1 1
II 1 8
Q t
5.11.
43
-
Aankoop gronden Zoals reeds is aangegeven is het voor een goed beheer noodzakelijk de ontwikkeling van het gehele gebied te baseren op een beheersvisie. Om te voorkomen dat de gronden die in particulier bezit zijn, direct na de afsluiting in cultuur worden gebracht, met het daaruit voortvloeiende gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen, is het noodzakelijk dat deze gronden, met uitzondering van de gronden die eigendom zijn van de stichting "Het Brabants Landschap", door het Rijk worden aangekocht. De hieruit voortvloeiende kosten worden geraamd op ca. f 400.000,-.
Indien de aankoop niet tijdig kan worden gerealiseerd, dan zou een voorlopige regeling met de eigenaren dienen te worden getroffen, waarin b.v. de voortzetting van het huidige gebruik van het gebied tegen een eventueel nader overeengekomen oogstdervingsuitkering wordt overeengekomen.
I
6.
44
-
KOSTEN
In de navolgende staat wordt een overzicht gegeven van de te
treffen maatregelen enz. met de bijbehorende kosten (prijzen inclusief BTW; prijspeil eind 1980).
ASpüCt Algemeen
1i 2 t
Waterhuishouding an waterkwali-
- Opstellen beheersplan (incl. landschagpelilke aspecten)
per onderdeel f 250.000,-
per aspeat
-
-
f
- Kosten geforceerd ontzilten en defosfatering (bij ongewenste ontwikkelingen na 19851
-
Geomorfolo-
- Studie naar mogelijMheid Cot reliëfvorming d.m.v. plaatsen stuifschermen - Ter voorkoming van overlast en t.b.v. reliëfvorming plaatsen van stuif-
Voorzieningen aan nooduitlaat afvalwaterpersleiding en afleiden lozing Ragerwaardpolder
Schermen, insteken met stro en inplanten helm.
b*em
1 I f !I
Recreatie
Taeqanke-
- volgen ontwikkelingen oevererosie (oevermetingen) - Verdedigen van eroderende oevers
-
Civielteohniech onderhoud Beheer
met enige provisorische inrichting.
1
-
V M afrasteringen, verdiepen van kreek naar de Elaffert en aanleg onderhoudsweg en aanlegsteiger voor beheer
- Onderhoud van civieltechnische werken
-
(Markiezaatskade, doorlaatmiddel,
550.000,500.000,-
- 1.550.000,50.000,300.000,100.000,-
- 1.000.000,-
-
300.000,-'
1.450.000,-
-
300.000,-
- 2.250.000,-
600.000,-
-
Kosten gebouwen en vervoermiddelen Personeelskosten (incl. bureau4osteni Uit te besteden beheerswerkzaamheden
- 300.000,-' - 1.500.000,-= - 500.000,-* -
1.000.000,-
-
'r0taa.b
600.000,-
I
400.000,-
gronden
* gekapitaliseerd
-
- 2.250.000,-
oeververdedigingen, regen enz.)
- Kosten van aankoop particuliere schorgronden (incl. pachtontbindingl
250.000,-
500,000,-•
- Gebied afsluiten voor p a r t i w l i e r gemotoriseerd verkeer door het plaatsen
-
m 0 0 p
Aanlegkosten voorzieningen t.b.v. natuurbeheer zoals beweiden (afrasteringen, veedrinkplaatsen, schuilgelegenheid e.d.)
- Afscheiding noordelijk deel bij Bergen op Zoom en opzetten peil
lijkheid
8
Volgen waterkwaliteit bij geleidelijke ontzilting
-
vegatatia en fauna
Q
Kosten Rijk (inol. B m l
teit
gie en
I
Maatregelen
- 1.000.000,- 2.300.000,-
400.000,-
?~~~'~!%?~%
Voorgesteld wordt de in de tabel weergegeven kosten op de volgende wijze tussen de betrokken rijkspartners te verdelen: opstellen beheersplan: RWS/CRM ieder f 125.000,Rijkswaterstaat is als uitvoerder van de werken gebaat bij het in goede staat achter laten van het door deze werken beïnvloede gebied. cRM is als toekomstig beheerder verantwoordelijk voor het uiteindelijke beheer. waterhuishouding en waterkwaliteit: RWS f 1.400.000,Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor het realiseren van een zo goed mogelijke waterhuishouding en waterkwaliteit in de door de Deltawerken beïnvloede gebieden, met het oog op eventuele toekomstige functies. geomorfologie en bodem maatregelen tegen stuiven: CRM, f 350.000,-. CRM heeft als toekomstig beheerder van het natuurgebied
belang bij de tot standkoming van een abiotisch gezien zo optimaal mogelijke uitgangssituatie. Hierbij is de wijze waarop eventuele maatregelen tegen verstuiving worden genomen van groot belang (natuurbouw). Verder dcherit eventuele overlast voor de omgeving te worden voorkomen. oevererosie: RWS
f 1.100.000,-
Rijkswaterstaat heeft in het verleden deze taak steeds voor het grootste deel op zich genomen (Grevelingenmeer, Veerse Meer). vegetatie en fauna: CRM
f 300.000,-
CRM is als toekomstig beheerder duidelijk de grootste belanghebbende. recreatie en toegankelijkheid RWS/CRM ieder
f 1.425.000,-
Rijkswaterstaat is als uitvoerder van de werken gebaat bij het in goede staat achterlaten van het gebied. Hierbij hoort ook het opvangen van de "natuurlijke" recreatiedruk op het gebied en het voorkomen van wildgroei. CRM is gebaat bij een goede afscherming van de recreatiedruk vanuit Bergen op Zoom en een goede regeling van de toegankelijkheid zodat het zuidelijke natuurgebied niet wordt aangetast.
-
46
1
-
a
civieltechnisch onderhoud: RWS/CRM ieder f 500.000,-. Het onderhoud van de Markiezaatskade en het doorlaatmiddel
I
valt onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. Dat van de oeververdedigingen, onderhoudswegen in het natuurgebied en andere duidelijk tot het natuurgebied behorende civieltechnische werken vallen onder verantwoordelijkheid
a
van CRM.
-
beheer: CRM f 2.300.000,Deze kosten vallen duidelijk onder verantwoordelijkheid van de toekomstige beheerder.
-
Aankoop gronden: Domeinen f 400.000,Dit is een taak van Domeinen. Mogelijk dat deze kosten echter weer op de toekomstige beheerder zullen worden
1
verhaald. In de navolgende staat wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de totale kosten over de diverse rijkspartners.
Kosten Rijk (incl. BTW) Aspect
-
RWS
opstellen beheersplan f waterhuishouding en waterkwaliteit -
CRM 125.000,- f
Domeinen
125.000,-
1.550.000,-
- geomorfologie en bodem
-
-
maatregelen tegen verstuiven
oevererosie vegetatie en fauna
- recreatie en toegankelijkheid
-
civieltechnisch onderhoud
-
- beheer
-
-
350.000,-
-
300.000,-
1.100.000,-
1.425.000,-
500.000,-
- 1.425.000,-
-
2.300.000,-
-
aankoop gronden
Totaal
t
500.000,-
f
4.700.000,- f 5.000.000,-
400.000,-
f 400.000,-
- .47 7.
c
LITERATUURLIJST Lit. 1.
"Een afgesloten Markiezaat van Bergen op Zoom. Beschrijving van enkele mogelijke natuurontwikkelingcmodellen en de invloed die verstedelijking hierop zal hebben". Deltadienst
- R.I.N.,
nota nr. 80.04,
d.d. april 1980. Lit. 2.
"Onderzoek naar de inrichtingsmogelijkheden van het Verdronken Land van het Markinaabrvan Bergen op Zoom". Werkgroep Verdronken Land van het Markizaat. Oktober 1978.
Lit. 3 .
"Onderzoek naar de inrichtingsmogelijkheden van het Verdronken Land van het Markizaat van Bergen op Zoom. Mogelijkheden voor de recreatie". Werkgroep Verdronken Land van het Markizaat. Maart-april 1980.
Lit. 4.
"Analyse van inlaat- en/of lozingsmiddelen t.b.v. het waterhuishoudkundig beheer van het omkaad Markiezaat van Bergen op Zoom". Projectgroep WAMAR. Concept nota d.d. 1-4-1980.
Lit. 5.
"Beleidsanalyses m.b.t. vorm westelijke Markiezaatskade". Concept-nota nr. DDRF-80.007. Projectgroep MARKA. Maart 1980.
Overzichtskaart Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op Zoom. Huidige s i t u a t i e i 1.4 .1981
i
Bijlage i
.................. .__.. -..-
-_........
..-..-..-..-
Augustapolder
-F.
,/
Hoogtelijnen- Landcchapstypen.
.
.....
Bijlage 2 . . . . . .
Bijlage 4. Tabel 1.
- toestroming van water en meegevoerde nutriënten.
Markiezaat
6 3
Water(10 m /jr)
Totaal N(t/jr)
Augustapolder
2,15
De Blaffert
0,66
Neerslag op het water
8t3
Afstroming oeverlanden
3r0
*)
6
*)
Kwel (vanuit Brabant)
2t8
*)
8
f)
1,6
*)
*+)
48
7,4
*)
20,5
De nooduitlaat van de pijplijn Moerdijk-Waarde blijft hier buiten beschouwing. Deze uitlaat heeft enige buffermogelijkheden binnendijks. Tabel 2. Oppervlakte (in ha) per hoogtezone in het Verdronken Land van het Markiezaat van Bergen op Zoom.
Hoogtezone in cm
Oppervlakte
Oppervlakte
t.o.v. N.A.P.
in ha
cumulatief in ha
Zone hoger dan Zone tussen
+
+
100 :
50/+
100
480
480
240
720
Zone tussen N.A.P./+
50
370
1090
Zone tussen N.A.P./-
50
340
1430
Zone tussen -SO/-iOo
230
1660
Zone tussen -1OO/-250
280
1940
200
2140
Zone dieper dan
-
,
250
Bodemtypenkaart voor inklinking.
Bijlage 5
i
Verdronken Land van het Markiezaat van Eergen op Zoom Toekomstioe " situatie
Bi jiage ~
b
....
.
-
- 1 -
Bijlage,,7
Beheersmaatregelen I
Algemeen Naar verwachting zullen aanzienlijke oppervlakten van het Markiezaat de bestemming natuurgebied verkrijgen. De natuurlijke ontwikkelingen die zich in het gebied zullen gaan voordoen zullen zodanig begeleid moeten worden dat zich een rijk gedifferentieerd ecosysteem kan ontwikkelen. Bij het beheer zou men op den duur zoveel mogelijk moeten streven naar de totstandkoming van een zichzelf regulerend ecosysteem. In de beginfase zal echter een relatief intensiever beheer nodig zijn teneinde bepaalde negatieve ontwikkelingen zoals o.a. sterke verruiging af te remmen. Hierbij kan gedacht worden aan een combinatie van begrazen en maaien en niets doen. Het is van groot belang dat zeker de hoofdlijnen van het beheer, direct na de voltooiing van de Markiezaatskade worden gestart en dat het huidige beheer op de schorren in het oosten van het gebied wordt voortgezet. Het direct starten van bepaalde beheersmaatregelen is eveneens belangrijk, omdat uit de praktijk van het natuurbeheer steeds weer is gebleken dat het voor een optimale ontwikkeling van bepaalde levensgemeenschappen van groot belang is dat een eenmaal gekozen beheer consequent wordt voortgezet. Het is ongewenst dat het gebied eerst een aantal jaren aan zijn lot wordt overgelaten en dat dan pas een beheer wordt ingesteld. De Grevelingen is wat dit betreft een slecht voorbeeld geweest. Hier is pas nu, dat is ca. 8 jaar na de afsluiting, een beheersplan in voorbereiding. Het is gewenst dat voor het Markiezaat op korte termijn een overleg wordt gestart zoals thans met betrekking tot de Grevelingen plaats vindt. Dit betekent dat een werkgroep van nader te bepalen samenstelling zo spoedig mogelijk een beheersplan voor de landgebieden in het Markiezaat opstelt, waarna dit beheersplan door de beherende instantie direct na de afsluiting in uitvoering kan worden genomen. Hierbij is het van groot belang dat alle landgebieden in het Markiezaat in dit beheersplan worden betrokken. Gebieden die nu in hanaen zijn van particulieren zouden dan ook zo spoedig
mogelijk moeten worden aangekocht om enerzijds het beheer van het totale gebied te kunnen uitvoeren en anderzijds om te voorkomen dat particuliere eigenaren de gebieden, vooruitlopend op het tot.stand komen van bestemmingsregelingen zullen egaliseren en verder in cultuur brengen. I1
Beheersvormen
a. Begrazen Door begrazing kan een parkachtig landschap ontstaan met relatie€ intensief begraasde delen zonder struwelen en relatief extensief begraasde delen met struwelen en bosjes. De verscheidenheid in het landschap en de daarbij behorende levensgemeenschappen is groter dan bij niets doen. Begrazen is bovendien een relatief goedkope beheersmaatregel die over grote oppervlakten vrij eenvoudig is te realiseren. De verscheidenheid in het landschap wordt nog vergroot door met verschillende veetypen en begrazingsintensiteiten te werken. Dit kan onder normale omstandigheden variëren van extensief (max. 1 paard of koe per 3 ha of 1 schaap per ha) tot zeer extensief (vanaf 1 paard of koe per 10 ha en minder of vanaf 1 schaap per 3 ha of minder). Op de schorren van het Markiezaat zal de productie van de vegetatie de eerste jaren na afsluiting echter zo hoog zijn dat hier aanvankelijk een hogere veedichtheid nodig zal zijn, bijvoorbeeld 1 koe of paard per ha of 3 schapen per ha. Later (na 5-10 jaar) kan deze begrazing geleidelijk aan geëxtensiveerd worden. Een graasbeheer kan in het Markiezaat direct na de afsluiting worden gestart op delen van de begroeide schorren. Op die delen die nu begraasd worden, dient deze begrazing te worden voortgezet. Op de nu nog onbegroeide slikken zal het enige jaren duren voordat hier een graasbeheer dient te worden ingesteld. b. Maaien Maaien en afvoeren van het hooi is een relatief kostbare beheersmaatregel die op vrij beperkte schaal kan worden toegepast. Door maaien en afvoeren worden voedingsstoffen aan de bodem onttrokken waardoor relatief zeldzame vegetaties, be-
- 3 -
horende bij schrale bodems, zich kunnen vestigen en handhaven. Deze maatregel is vooral geschikt voor relatief voedselarme vochtige delen van de slikken en zal op deze plaatsen pas na ca. 5-10 jaar behoeven te worden ingesteld wanneer de produktie van de vegetatie een zeker niveau heeft bereikt. Op de schorren kan deze maatregel ook worden toegepast. Hier kunnen dan bloemrijke hooilanden tot ontwikkeling komen. Vooral delen van de schorren aan de oostzijde zijn hiervoor geschikt omdat deze delen vrij vlak zijn en er weinig ontwikkelde kreken worden aangetroffen. Het hooi dat hierbij vrijkomt kan eventueel worden gebruikt als wintervoedering voor het vee. Ter indicatie zou kunnen worden gesteld dat op de schorren direct na de afsluiting ca. 25 ha in hooibeheer zou kunnen worden genomen. c. Niets doen Bij een beheer dat wordt gekenmerkt door niets doen, zal zich een ontwikkeling voordoen waarbij op den duur een vrij geslot.en bos- en struweellandschap zal ontstaan. Aangezien spontane bosvorming een zeldzaam fenomeen is in Nederland verdient het zeker aanbeveling daarvoor in dit gebied ruimte te laten. Dit beheer kan in principe overal worden toegepast, het meest geschikt Lijkt echter het zuidwestelijk deel van het gebied. Er kan dan een gradiënt ontstaan van relatief intensief beheerde delen op het schorrengebied in het oosten tot extensief beheerde gebieden in het westen. Uitvoering van het beheer Met betrekking tot de uitvoering van vooral het graasbeheer bestaan twee mogelijkheden: i.
De gewenste begrazing van de verschillende gebieden wordt verkregen door het inscharen van vee door boeren uit de omgeving. Een nadeel van deze methode is vaak dat de continuïteit van het beheer niet altijd gewaarborgd is, omdat op dergelijke overeenkomsten de pachtwet van toepassing is, zodat aan de boeren niet alle gewenste beperkingen kunnen worden opgelegd. Het maaien zal,in dit
,
geval in eigen beheer of door loonwerkers moeten worden uitgevoerd.
- 4 -
2.
De begrazing wordt geregeld binnen een beheersbedrijf (beheersboerderij) die door de beheersinstantie zelf wordt geëxploiteerd. De continuiteit in het beheer is dan optimaal gewaarborgd.
I 111
4
TOELICHTING
Overzichtskaart M a r k i e z ~ a a tvan Bergen op Z o o m bij uitvoering referentieplan. Bijlage 8