Recht op een gezonde start! Contouren van het Aanvalsplan Perinatale Sterfte in Rotterdam
Introductie
Risicofactoren
Perinatale sterfte komt in Rotterdam meer voor dan in de rest van Nederland. Uit onderzoek is gebleken dat in onze stad meer baby’s vanaf de 22ste week van de zwangerschap tot in de eerste week na de geboorte overlijden. Deze vorm van babysterfte, de zogenaamde perinatale sterfte, ligt in Rotterdam zelfs iets hoger dan in de andere grote steden. Daarom krijgt dit onderwerp in Rotterdam sinds 2007 de nadrukkelijke aandacht in de wetenschap, de politiek en de praktijk van de zorg. Behalve de perinatale sterftecijfers, zijn ook de andere geboorte-uitkomsten minder gunstig. Dat betekent dat er in Rotterdam meer kinderen zijn die een slechte start maken. Een slechte start bij de geboorte betekent een groter risico op ontwikkelingsen gedragsproblemen voor het kind. En dat heeft een negatieve invloed op zijn of haar hele leven. Tijdens een eerste bijeenkomst met experts begin 2008 zijn de negatieve uitkomsten van het onderzoek besproken en toegelicht. Vervolgens hebben kleine groepen deskundigen knelpunten, risicofactoren en mogelijke oplossingen aangedragen. De wethouder voor Jeugd, Gezin & Onderwijs heeft deze expertmeeting bijgewoond en richting het veld het belang benadrukt van de ontwikkeling en implementatie van een aanvalsplan perinatale sterfte. Hij heeft daarbij aangegeven dat de gemeente vanuit haar regisserende rol daaraan een (financiële) bijdrage c.q. impuls zal leveren, maar dat ervan wordt uitgegaan dat partijen zoveel mogelijk zorg dragen voor de voor het plan benodigde inzet en bijbehorende financiële middelen. Op basis van de input van de experts zijn de eerste contouren van het aanvalsplan zichtbaar geworden. Ook is er een platform
van betrokkenen opgericht. Aan het platform nemen de experts deel die zowel meeschrijven aan het aanvalsplan, als uitvoering geven aan de beschreven maatregelen. Het plan is ambitieus. Het staat voor een integrale aanpak met meerdere interventies om de Rotterdamse geboorte-uitkomsten
te verbeteren. In Rotterdam wordt ten behoeve van de ontwikkeling en uitvoering van het plan samengewerkt door de volgende partijen: Erasmus MC, GGD Rotterdam-Rijnmond, de Verloskunde Academie Rotterdam (De Hogeschool Rotterdam verzorgt samen met Erasmus MC in de VAR de opleiding voor verloskundigen), Achmea, Zorgimpuls, de verloskundigen, de Kraamzorg Rotterdam, het Consultatiebureau Ouder & Kind, het Sociaal Platform Rotterdam, Stichting Adviesbureau STOEL en het Medisch Centrum Rijnmond Zuid. Het aanvalsplan is opgenomen als actiepunt 19 van het Rotterdamse gezondheidsprogramma Gezond In De Stad (GIDS). De regie op het aanvalsplan ligt bij de GGD. Bestuurlijk gezien valt het aanvalsplan onder de twee betrokken wethouders: de wethouder voor Jeugd, Gezin & Onderwijs en de wethouder Volksgezondheid, Welzijn en Maatschappelijke Opvang.
Probleemschets: Geboorte-uitkomsten De geboorte-uitkomsten in Rotterdam zijn slechter dan in andere grote steden, en ook slechter ten opzichte van de rest van Nederland. De perinatale sterfte ligt in Nederland op 10.1‰, in Rotterdam op 11.6 per duizend, in de achterstandswijken onder autochtonen op 12 ‰ en onder allochtonen zelfs op 13.5‰. De perinatale sterfte is een topje van een veel grotere ijsberg van ongunstige geboorte-uitkomsten, zoals een te laag geboortegewicht en vroeggeboorte. Dit heeft ertoe geleid dat de gemeente Rotterdam het plan heeft opgevat de geboorte-uitkomsten te verbeteren, en in tien jaar tijd de perinatale sterfte terug te brengen tot het landelijk gemiddelde van 10‰. Voor zo’n ambitieus plan is het noodzakelijk dat beleidsmakers, praktijkwerkers en wetenschapsbeoefenaars goed samenwerken. Daarom is deze aanpak ook in goed overleg tussen de genoemde betrokkenen geschreven.
Belangrijke individuele risicofactoren zijn: 1. Leefstijl: roken, alcoholgebruik, insufficiënte voeding, overgewicht, stress (werk en gezin), infectieziekten en een aantal andere ziekten bij de ouders. Deze factoren hangen vaak samen met etniciteit en sociaal-economische positie. Verder worden nog genoemd: leeftijd, de taalbeheersing en de geschiedenis van voorgaande zwangerschappen. 2. Buurtmilieu: de fysieke en sociale omgeving (lawaai, slechte behuizing, slechte hygiënische omstandigheden en veiligheid). Cumulatie van risico’s: 3. In achterstandswijken ziet men een cumulatie van sociale en individuele problematiek, bijvoorbeeld het onvoldoende beheersen van de
Nederlands taal, huisvestingsproblemen en psychiatrische klachten. Een groot aantal van de vrouwen heeft geen of minimale kraamzorg (< 5 uur). Deze cumulatie van sociale en individuele problematiek veroorzaakt niet alleen slechtere perinatale uitkomsten, maar waarschijnlijk ook een kleiner aantal thuisbevallingen. De thuissituatie is voor zowel moeder als kind geen veilige omgeving voor een bevalling en de kraamperiode. Zorgfactoren: 4. Te laat in de zorg: in de grote steden komen zwangere vrouwen te laat in de zorg, in het bijzonder de allochtone zwangeren in Rotterdam. De helft komt pas na de 16e week van de zwangerschap bij de gynaecoloog of verloskundige voor de eerste controle.
5. Onvolledige zorg: zwangeren maken onvoldoende gebruik van de geboden zorg, zoals kraamzorg of nazorg door een kinderarts. Zij vallen uit de zorgketen. 6. Inadequate zorg: de zorgvraag van de cliënt wordt niet altijd herkend door hulpverlener en zorgaanbod wordt niet altijd begrepen door de zwangere; dit wordt vooral veroorzaakt door taalproblemen. 7. De kwaliteit van het zorgproces: hiaten in het zorgproces zijn van invloed op de geboorte-uitkomsten.
Het aanvalsplan
Het plan omvat een beschrijving van de fasen van kinderwens tot en met jeugdgezondheidszorg. In al deze fasen (schakels) worden maatregelen beschreven die bijdragen aan het verbeteren van de geboorte-uitkomsten.
1 Preconceptiezorg Algemene individuele preconceptiezorg heeft als doel het (fysiologische) verloop en een goede uitkomst van de zwangerschap te bevorderen door een vrouw zo gezond mogelijk aan een zwangerschap te laten beginnen. Deze
vorm van preconceptiezorg wordt vooral door de eerste lijn verleend, namelijk door de verloskundige en de huisarts. Specialistische preconceptiezorg wordt aangeboden aan paren met een verhoogde kans op perinatale morbiditeit en/ of sterfte. Deze vorm wordt met name door specialisten in de tweede of derde lijn aangeboden. Er wordt vanuit gegaan dat veel gezondheidswinst te behalen valt in het uitvoeren van preconceptiezorg. Hiervoor staan in het plan verschillende maatregelen beschreven, onder andere een pilot in de wijk het Oude Noorden, een achterstandswijk. Deze pilot heeft een sterk innovatief karakter. De opbrengst is, naast gezondheidswinst voor de baby’s, een modelprotocol preconceptiezorg dat in de rest van de stad gebruikt kan worden. Het model levert geprotocolleerde informatie en adviezen over risicofactoren en preventieve maatregelen. >> Lees verder
Perinatale sterfte is sterfte van het kind voor de geboorte (vanaf 22 weken zwangerschap) tot en met 1 week na de geboorte. In de verloskunde zijn vier ziektebeelden te onderscheiden die voor een groot deel van invloed zijn op de perinatale sterfte. Dit zijn ernstige vroeggeboorte, aangeboren afwijkingen, ernstig relatief laag ge-
boortegewicht en een lage Apgarscore. (De Apgarscore is een puntenwaardering die door de verloskundige direct na de geboorte wordt gegeven, gebaseerd op de beoordeling van de pols, de ademhaling, de spierkracht, het reactievermogen en de huidkleur. Minder dan 7 is laag). Daarnaast is er nog een groot aantal kleinere
oorzaken van perinatale sterfte. Behalve sterfte kan aangenomen worden dat deze ziektebeelden op zichzelf een oorzaak zijn van een minder goede start voor baby’s. Een slechte start bij de geboorte betekent een grotere kans op ontwikkelingsachterstand en gedragsproblemen bij het kind.
Vervolg Het aanvalsplan >>
2 Zwangerschap Veel zwangeren komen te laat in zorg, terwijl juist in het eerste trimester van de zwangerschap nog veel gezondheidswinst te behalen valt. Tijdens het eerste verloskundig consult, dat idealiter plaatsvindt in de achtste week van de zwangerschap, vindt een anamnese plaats. Dan wordt duidelijk of gezondheid, leefstijl, leeftijd of erfelijk gerelateerde factoren reden geeft voor doorverwijzing naar een specialist in de eerste, tweede of derde lijn of een andere vorm van ondersteuning. De maatregelen zijn er op gericht de zwangere eerder op controle bij de verloskundige te laten komen en tijdens dit consult een goede risicometing uit te voeren. Deze risicometing kan tijdens de zwangerschap op andere meetmomenten worden herhaald. Aan de hand van de risicoselectie wordt een interventieplan gekoppeld. Verder worden de zorg en begeleiding van zwangeren met risico’s en problemen uitgebreid en verbeterd door het aanbieden van prenatale zorgprogramma’s. Voor verloskundigen die in een praktijk werken in een achterstandswijk wordt bij de rijksoverheid een compensatie gevraagd.
3 De bevalling De vrouw maakt samen met de verloskundige de keuze voor een thuisbevalling of poliklinische bevalling (zonder medische indicatie). In Rotterdam komt een thuisbevalling steeds minder voor, waarschijnlijk door de omstandigheden waarin zwangeren in achterstandswijken zich bevinden. Voor de ziekenhuisbevalling geldt wel een eigen bijdrage, maar voor de minima van Rotterdam wordt
4 Geboortecentra Eén van de maatregelen is het oprichten van geboortecentra die een alternatief zijn voor een (onveilige) thuisbevalling en de poliklinische bevalling. Hier kan de bevalling plaatsvinden in een huiselijke sfeer, met mogelijkheden voor kraamzorg, aanpalend aan het ziekenhuis waardoor de medisch noodzakelijke zorg dichtbij is. Zolang de geboortecentra er niet zijn moet de voorlichting erop gericht zijn de zwangeren meer bekend te maken met de mogelijkheden die er zijn wat betreft de bevalling.
5 Kraamzorg De kraamzorg is de zorg voor moeder en kind tijdens de bevalling en de eerste dagen daarna. Voor kraamzorg geldt een wettelijke eigen bijdrage. In Rotterdam zit deze
Deze maatregelen betreffen alle schakels, zoals voorlichting over het Nederlandse zorgsysteem, de inpassing van preconceptie voorlichting in de bestaande programma’s, het betrekken van diverse doelgroepen bij de vormgeving en uitvoering van voorlichting, het stimuleren van instroom van bepaalde doelgroepen in de opleidingen en beroepen van kraamzorg, verloskunde en jeugdgezondheidszorg, en de interculturalisatie binnen de bestaande opleidingen.
8 Registratie en evaluatie vergoeding voor mensen met een uitkering en andere minima in het collectieve ‘Rotterdam-pakket’. De kraamzorg is tegenwoordig erg versnipperd, er zijn veel aanbieders op de markt waardoor de kwaliteit moeilijk te beoordelen is. Verder wordt er vaak niet de geïndiceerde kraamzorg (minimaal 49 uur) door de zwangere/kraamvrouw afgenomen, terwijl een goede start juist zo belangrijk is. Soms wordt helemaal geen kraamzorg afgenomen. Maatregelen zijn er op gericht meer bekendheid te geven aan het Nederlandse fenomeen van kraamzorg en dat meer vrouwen de geïndiceerde zorg afnemen. Verder wordt nagegaan of de versnippering van de kraamzorgaanbieders kan worden verminderd, dan wel de negatieve effecten daarvan kunnen worden verkleind.
- Zorgimpuls draagt bij door de ondersteuning van de huisartsen en de verloskundigen in de eerste lijn; - Het Sociaal Platform Rotterdam heeft een rol in de agendasetting, de realisering van geboortecentra en de ontwikkeling van het Pilotproject Pre-conceptiezorg in het Oude Noorden; - De deelgemeente Noord gaat in 2008 van start met het Pilotproject Pre-conceptiezorg in het Oude Noorden; - De zorgverzekeraar, Zilveren Kruis Achmea, draagt bij aan de realisering van de geboortecentra en het collectieve ziektekostenpakket voor de minima van Rotterdam; - Het Consultatiebureau Ouder & Kind gaat de prenatale zorgprograma’s uitbreiden. De GGD Rotterdam-Rijnmond is als regisseur verantwoordelijk voor de samenhang van beleid, onderzoek en praktijk in het plan.
Registratie en evaluatie is noodzakelijk om te meten of de doelstellingen van het plan, het verbeteren van de geboorte-uitkomsten en de zorgprocessen, ook daadwerkelijk worden behaald. Hiervoor is een eerste onderzoeksopzet gemaakt. Eind dit jaar voert het Erasmus MC een eerste nulmeting uit gebruik makend van registratiedata. Verder verzamelt het Erasmus MC aanvullende informatie via steekproeven bij zwangeren en zorgverleners.
6 Consultatiebureaus De consultatiebureaus zijn de laatste schakel in de keten, maar missen vaak de informatie uit voorgaande schakels, terwijl deze zo belangrijk is voor de begeleiding van de ouders en hun kind. Maatregelen moeten de aansluiting verbeteren en de zorg voor kinderen met een slechte start optimaliseren. Naast de schakelzorg zijn maatregelen geformuleerd die de ketenzorg moeten verbeteren, zoals het ontwikkelen van protocollen voor screening op risico’s, overdrachtsprotocollen en een sociale kaart voor professionals.
Wetenschap, beleid en praktijk Het succes van dit aanvalsplan hangt af van de samenhang tussen bijdragen vanuit de wetenschap, de praktijk en de ondersteuning vanuit beleid. Dit vertaalt zich in de inzet van vele partijen: - De gemeente Rotterdam voert de regie over het plan. De gemeente heeft zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van het probleem getoond door middelen beschikbaar te stellen, waardoor een eerste aanzet tot de uitvoering van het plan is gegeven; - Erasmus MC is betrokken bij de ontwikkeling van het plan, de uitvoering en met name bij de registratie en evaluatie; - Kraamzorg Rotterdam ontwikkelt i.s.m. Erasmus MC en het Medisch Centrum Rijnmond Zuid (MCRZ) de geboortecentra; - De Verloskunde Academie Rotterdam ontwikkelt een voorstel voor de Perinatale Registratie in Rotterdam, en levert een actieve bijdrage aan het aanvalsplan, en de innovatie van de opleidingen; - De Verloskundigenkring: alle verloskundigen in Rotterdam zijn onmisbaar in de keten van zorg van conceptie tot en met de geboorte en kraamzorg; - De huisartsen zijn van belang voor het bereik en de voorlichting in de eerste lijn;
7 Ketenoverstijgende maatregelen
die eigen bijdrage in het kader van het collectieve contract vergoed door de zorgverzekeraar Achmea. Voor de overige Rotterdammers is niet bekend of de eigen bijdrage van invloed is op de keuze voor de plaats van de bevalling. De verloskundige zorg voor zwangere illegalen is een probleem, zij krijgen alleen de medisch noodzakelijke eerstelijns zorg vergoed. Zodra er een medische indicatie is kunnen zij in het ziekenhuis bevallen, maar deze kosten moeten de ziekenhuizen uit eigen middelen betalen, als zij de kosten niet (meer goed) kunnen verhalen op betrokkene. Vanaf volgend jaar komt er een zorgplicht voor zwangere illegalen, waarbij dan ook geïndiceerde ziekenhuiszorg vergoed gaat worden.
Programmastructuur Opdrachtgever voor het aanvalsplan is de gemeente Rotterdam, met name de twee betrokken wethouders, t.w. de wethouder voor Jeugd, Gezin & Onderwijs en de wethouder Volksgezondheid, Welzijn en Maatschappelijke Opvang. De gemeente heeft de GGD Rotterdam-Rijnmond als eerst verantwoordelijke gemeentelijke dienst aangewezen. De leiding van het aanvalsplan ligt in handen van het Directoraat, bestaande uit Directeur GGD en Hoofd van de afdeling Verlos-
Deze meting zal jaarlijks herhaald worden. Per schakel en voor de hoofdstukken ketenzorg en keten-overstijgende maatregelen wordt een verantwoordelijke aangewezen, een projectstructuur opgezet en een uitvoeringsplan geschreven met daarin de wijze waarop geëvalueerd en gerapporteerd zal worden. Ten behoeve van Gezond in de Stad wordt per kwartaal gerapporteerd over de voortgang van de punten die onder dit programma vallen.
kunde van Erasmus MC. Het Directoraat beslist over de activiteiten in het kader van het aanvalsplan, en is verantwoordelijk voor monitoring en verslaglegging van de voortgang. Het Directoraat stelt een programmabureau in, waarin functionarissen uit zowel de GGD als de VAR/Erasmus MC/verloskundigen zitting hebben. Het programmabureau heeft de volgende taken: de regievoering op de ontwikkeling, dat wil zeggen op de implementatie en evaluatie van het aanvalsplan en monitoring van het innovatieproces, het regisseren van de
besluitvorming over het aanvalsplan en het initiëren van en verstrekken van opdrachten voor de diverse (deel) projecten en het bewaken van de uitvoeringsprogramma’s op onderdelen. Het programmabureau maakt dankbaar gebruik van het Platform. Aan het Platform nemen personen deel die betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van het aanvalsplan. Zij zijn deskundigen of sleutelfiguren uit de verschillende schakels van de keten, dan wel de benoemde thema’s.
Activiteiten De stand van zaken met betrekking tot de activiteiten voor de realisering van het aanvalsplan is op dit moment als volgt: 1 Pilot preconceptiezorg in Noord (Oude Noorden) start in 2008 en loopt 2 jaar In het college is besloten de pilot in Noord te financieren met 200.000 euro voor de duur van de pilot (2 jaar). Deze pilot richt zich met name op achterstandsgroepen in het Oude Noorden, er is extra aandacht voor leefstijlbeïnvloeding en er wordt samengewerkt met zelforganisaties om het bereik van bepaalde achterstandsgroepen te verbeteren. De opbrengsten van de pilot, de zogeheten ´good practices´ worden gebruikt voor de introductie van de preconceptiezorg over de stad. 2 Preconceptieadvisering eerstelijn, huisartsen en verloskundigen: tarief voor verloskundigen en huisartsen Enkele verloskundigen zijn getraind in het uitvoeren van preconceptieadvisering en bieden al preconceptieadvisering aan. Op het ministerie voor VWS wordt onderzocht of er een tarief kan worden bepaald voor dit preconceptieadvies. Verloskundigen hebben een aanvraag gedaan voor het Innovatiefonds van Achmea. Er is een aantal verloskundigen dat deze preconceptieadvisering nu zonder vergoeding uitvoert. Zij worden in deze pilot ondersteund door Zorgimpuls. 3 Ontwikkeling webapplicatie Zwangerwijzer Het Erasmus MC heeft samen met het Erfocentrum een internetsite ontwikkeld genaamd ‘Zwangerwijzer.nl’ voor de hulpvragers (echtparen met zwangerschapswens) waarmee risicofactoren eenvoudig kunnen worden achterhaald en uitgebreide informatie wordt gegeven. Door het Erasmus MC gevalideerde vragenlijsten vormden de basis voor de ontwikkeling van deze publieke website. Deze site is zeer succesvol met 400 tot 500 serieuze bezoekers per dag. Veel hulpverleners, verloskundigen en gynaecologen, maken gebruik van deze site - aanbevolen door de Stichting en Werkgroep Preconceptiezorg Nederland - in het geven van preconceptiezorg. 4 Ontwikkeling webapplicatie Preconceptiewijzer Het Erasmus MC heeft samen met het Star-Medisch Diagnostische Centrum in Rotterdam, een webapplicatie ontwikkeld voor de hulpverlener, genaamd ‘Preconceptiewijzer’ waarin de individuele risicofactoren van een echtpaar uit Zwangerwijzer.nl worden gekoppeld aan geprotocolleerde adviezen en suggesties voor verwijspatronen in geval van hoge risico’s. Hiermee kan preconceptiezorg op een geprotocolleerde manier als ketenzorg worden aangeboden. Dit instrument zal samen met het Erfocentrum worden vormgegeven en binnenkort worden opgeleverd.
5 Ontwikkeling publieksvoorlichtingsmateriaal preconceptiezorg Het Erasmus MC heeft samen met het Star-Medisch Diagnostische Centrum en de GGD een kleinschalige voorlichtingscampagne in Noord-Rotterdam uitgevoerd. Hiervoor zijn posters en een huis-aan-huis verspreide informatiefolder ontwikkeld waarin mensen werden geattendeerd op de website Zwangerwijzer.nl.
6 Uitbreiding Prezorg en Voorzorg Pre- en Voorzorg zijn lopende programma´s waarbij zwangeren met multiproblematiek kortdurend of langdurig begeleid worden. Er is een toenemende vraag naar begeleiding. Uitbreiding naar alle risico-zwangeren betekent 400 gezinnen per jaar voor Prezorg en 120 gezinnen voor Voorzorg in 2011. Kosten zijn oplopend van 200.000 euro in 2008 tot 880.000 in 2011 (nog geen financiering).
10 Eigen bijdrage Poliklinische bevalling Deze eigen bijdrage wordt door de aanvullende verzekering betaald, en is nu opgenomen in het collectieve contract voor de Rotterdamse minima. 11 Perinatale Registratie Rotterdam Om de maatregelen in de verloskundige keten te kunnen evalueren en vervolgens daarop acties te ondernemen is de juiste informatie benodigd. De Verloskunde Academie Rotterdam en het Erasmus MC willen dit met behulp van de Perinatale Registratie realiseren. De Perinatale Registratie verzamelt en integreert gegevens, uit diverse bronnen, die betrekking hebben op de gehele verloskundige zorgketen. De haalbaarheidsstudie bestaat uit een vooronderzoek en beantwoordt de vraag of de registratie technisch haalbaar is. De haalbaarheidsstudie is eveneens een goede voorbereiding op de realisatie, het levert namelijk inzicht in de informatiebehoefte, bronanalyse, risico’s en aandachtspunten. Een goede perinatale registratie is noodzakelijk voor de evaluatie van de effecten van de maatregelen op de geboorte-uitkomsten. Voor de nulmeting, vanwege de noodzaak hiermee snel te kunnen starten, draagt de gemeente Rotterdam bij. Verder bestaat de mogelijkheid het systeem te koppelen aan het Elektronisch Kinddossier (EKD). 12 Leefstijl begeleiding en programma´s voor zwangeren en vrouwen met een zwangerschapswens Aansluiting maken met de ontwikkelingen rond de
9 Eigen bijdrage Kraamzorg De wettelijke eigen bijdrage aan de Kraamzorg is 3.80 euro per uur. Gemiddelde zorg volgens het landelijk protocol is 49 uur. De eigen bijdrage wordt veelal door de aanvullende verzekering betaald maar veel Rotterdammers hebben die niet. Deze eigen bijdrage is opgenomen in het collectieve contract met Achmea Zorg voor de Rotterdamse minima.
13 Voorlichting over preconceptie maatregelen via het onderwijs (VO, ROC, inburgering) In het programma Wensen en Grenzen ruimte maken om aandacht aan preconceptie te besteden. Idem voor de ontwikkeling van voorlichting op de ROC’s en in de inburgering. 14 Programmabureau en directoraat GGD De regievoering op de ontwikkeling, op de implementatie en evaluatie van het aanvalsplan en monitoring van het innovatieproces, het regisseren van de besluitvorming over het aanvalsplan en het initiëren van en verstrekken van opdrachten voor de diverse (deel)projecten en het bewaken van de uitvoeringsprogramma’s op onderdelen. Colofon Tekst Fotografie Vormgeving
Caroline van der Schaaf Consultatiebureau Ouder & Kind, GGD Rotterdam-Rijnmond Front-taal, Rotterdam
Juni 2008 Oplage 150 exemplaren
Dankwoord
7 Achterstandsfonds Verloskundigen Op het Ministerie voor VWS wordt onderzocht of naar analogie van het achterstandsfonds voor huisartsen, een achterstandsfonds voor verloskundigen kan worden ingesteld. Dat zou met name voor de achterstandswijken een bijdrage aan de kwaliteit en veiligheid van de verloskundige zorg betekenen. 8 Geboortecentrum Rotterdam Noord/Erasmus MC Geboortecentrum Rotterdam Zuid/MCZR Er zijn twee geboortecentra in voorbereiding. Er is nog een tekort op de stichtingskosten door de ontwikkelingen van de bouwkosten. SPR heeft initiatief genomen tot fondsenwerving met de op te richten stichting van de voetballer Giovanni van Bronckhorst
rokenprogramma’s in de stad en het programma Van Klacht naar Kracht in de eerste lijn. Invoering van de Minimale Interventie Strategie voor roken voor de huisarts en de verloskundigen. Aanpassing van materiaal en trainingen.
Onze dank gaat uit naar alle betrokkenen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit plan, met name alle personen die hebben geparticipeerd in het Platform. De medewerking van alle partijen is nodig om van het aanvalsplan een succes te maken. We hopen op een goede samenwerking, met als inzet de best mogelijke start voor alle Rotterdamse baby’s.
Aan het Platform nemen personen deel die betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van het aanvalsplan. Zij zijn de deskundigen of sleutelfiguren van de verschillende schakels van de keten. Betrokkenen bij het aanvalsplan zijn: - Erasmus MC: Prof. dr. E.A.P. Steegers (Gynaecoloog Erasmus MC, hoogleraar verloskunde en initiatiefnemend deskundige), Mw. drs. S. Denktas (iBMG,/verloskunde, initiatiefnemend deskundige, onderzoeker), Prof. dr. G. Bonsel (arts-epidemioloog Erasmus MC, iBMG, initiatiefnemend deskundige), Mw. drs. J.P. de Graaf (Zorgmanager, iniatiefnemend deskundige, Verloskunde en Vrouwenziekten). - Verloskunde Academie Rotterdam, Mw. drs. J. Spittje (directeur, adviseur ), Mw. drs. I.A. Peters (regiegroep, schrijver). - Kraamzorg Rotterdam: Mw. drs. M. Huizer (directeur, inhoudsdeskundige). - Consultatiebureau Ouder & Kind: Mw. Mr. E. Hostmann (directeur), Mw. drs. I. Ouweneel (projectmanager en inhoudsdeskundige). - Sociaal Platform Rotterdam: Mw. drs. M. Lunardo (initiatiefnemend deskundige) & Mw. drs. S. Denktas (initiatiefnemend deskundige). - Zorgimpuls: Mw. M. van Schie (Projectmanager Zorgimpuls en inhoudsdeskundige). - STOEL: drs. C.M.J. van Velzen (regiegroep, deskundige) & Mw. drs. B. de Ruiter (deskundige, meelezer). - Verloskundigenkring: Mw. PC. de Beer (inhoudsdeskundige). - Medisch Centrum Rijnmond Zuid: Mw. drs. E.R. Klompmaker (Gynaecoloog MCRZ) en dr. A.M. van Heusden (Gynaecoloog MCRZ). - Achmea zorgverzekeraar: Mw. drs. M. Willems voor inhoudelijk commentaar. - GGD Rotterdam-Rijnmond: dr. A.J.J. Voorham (voorzitter) & Mw. drs. H.J. van der Weg (regiegroep, schrijver).