Effectevaluatie van Lekker Fit! in Rotterdam Een project voor basisscholieren ter bevordering van een gezonde leefstijl
Effectevaluatie van Lekker Fit! in Rotterdam Een project voor basisscholieren ter bevordering van een gezonde leefstijl
GGD Rotterdam-Rijnmond, 7 augustus 2008 A. (Bram) Meima E. (Evelien) Joosten - van Zwanenburg W. (Wilma) Jansen Cluster Jeugd, sectie Monitoring & Registratie
2
Samenvatting Volgens de meest recente gegevens is nu ongeveer 1 op de 10 Rotterdamse peuters, 1 op de 6 kleuters en 1 op de 4 à 5 kinderen uit de brugklas en derde klas te dik. Rotterdam steekt hiermee ongunstig af tegenover het Nederlandse gemiddelde. Kinderen met overgewicht lopen een grotere kans om ook als volwassene te zwaar te zijn. Overgewicht gaat bovendien gepaard met veel gezondheidsproblemen. De oorzaak van de toename van overgewicht ligt in overconsumptie van voeding in verhouding tot de mate waarin we bewegen. De kans dat gezonde voedings- en bewegingsgewoonten nog kunnen worden aangeleerd is het grootst bij kinderen. Preventie van overgewicht in een vroeg stadium is daarom van groot belang. Vanwege de ernst van de problematiek van overgewicht bij de Rotterdamse jeugd heeft de gemeente Rotterdam het Actieprogramma Voeding en Beweging geïnitieerd. Als één van de cruciale onderdelen van het Actieprogramma is het project Lekker Fit! voor basisscholen opgezet. De focus is met name op scholen in Rotterdamse wijken waar veel overgewicht voorkomt. Via Lekker Fit! willen de gemeente en de schoolbesturen ervoor zorgen dat gezond gedrag weer vanzelfsprekend wordt. Met Lekker Fit! wordt zowel ingezet op verandering van omgevingskenmerken als op gedragsbeïnvloeding. Het project voorziet in de introductie van de gymleraar ‘nieuwe stijl’, het aanbod van drie gymlessen per week, buitenschools spel- en sportaanbod, een nieuw ontwikkeld lespakket, oudervoorlichting en advies door een jeugdverpleegkundige als overgewicht wordt geconstateerd. Een aantal intensiveringen van Lekker Fit! is inmiddels al doorgevoerd. In het schooljaar 2006-2007 is een onderzoek uitgevoerd om vast te kunnen stellen of Lekker Fit! effect ressorteert. In het onderzoek is het effect van Lekker Fit! gemeten met behulp van een gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeksopzet met een voormeting aan het begin en een nameting aan het eind van het schooljaar. Dit betekent dat de aan het onderzoek deelnemende basisscholen via loting in twee groepen zijn verdeeld: interventiescholen waar Lekker Fit! is ingevoerd (‘Lekker Fit! scholen’) en controlescholen. Via deze onderzoeksopzet is als eerste onderzocht wat het effect is van de interventie Lekker Fit! op verschillende fysieke uitkomstmaten: overgewicht, Body Mass Index (BMI), middelomtrek en fitheid van de deelnemende kinderen. Voor het meten van de fitheid is gebruik gemaakt van de uit verschillende onderdelen bestaande Eurofittest. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd in de middenbouw (groepen 3, 4 en 5) en bovenbouw (groepen 6, 7 en 8) van de basisscholen. Als tweede is middels leerlingvragenlijsten onderzocht wat het effect van Lekker Fit! is op beweeggedrag, voedingspatronen en hun determinanten (attitudes en gedragsintenties). Dit deel van het onderzoek is alleen uitgevoerd in de bovenbouw. De onderzoeksresultaten tonen aan dat Lekker Fit! in de middenbouw gunstige effecten heeft op een aantal fysieke uitkomstmaten, te weten het percentage kinderen met overgewicht, de middelomtrek en het uithoudingsvermogen. Deze effecten zijn belangrijk omdat overgewicht, middelomtrek en uithoudingsvermogen zelfs al op kinderleeftijd gerelateerd zijn aan risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Ondanks dat Lekker Fit! effect heeft op overgewicht in de middenbouw, is ook op Lekker Fit! scholen het percentage kinderen met overgewicht in de middenbouw in één schooljaar tijd nog gestegen, zij het veel minder sterk dan op de controlescholen (1,1% versus 4,6%). Hoewel er geen statistisch significante verschillen waren was de trend op de andere Eurofit-testonderdelen ook gunstig voor Lekker Fit!. In de bovenbouw heeft Lekker Fit! behalve voor één onderdeel uit de Eurofittest, verspringen uit stand, geen effect op fysieke uitkomstmaten. De reden hiervoor is alleen vast te stellen via nader onderzoek. Wel zijn er enkele effecten in de bovenbouw ten aanzien van gedrag en gedragsdeterminanten. Op de controlescholen liep de ontbijtfrequentie van meisjes iets terug terwijl dit niet gebeurde op de Lekker Fit! scholen. Voorts was het aantal meisjes dat had ontbeten op de dag van de nameting hoger dan bij de voormeting op de Lekker Fit! scholen, en lager op de controlescholen. Voor gezoete drank was de trend ten aanzien van consumptie, attitudes en intenties gunstig voor Lekker Fit!, met een statistisch significant effect voor de intentie om minder gezoete drank te gaan drinken. Een ander effect is dat er een afname is geconstateerd in het aantal kinderen op de Lekker Fit! scholen dat hun gezondheid als goed waardeert, tegen een toename op de controlescholen. Tevens nam het aantal meisjes dat zich zorgen maakt over hun gewicht wel af op de
3
controlescholen, maar niet op de Lekker Fit! scholen. De betekenis die aan deze laatste twee bevindingen moet worden toegekend is niet duidelijk. De hoofdconclusie luidt dat de interventie Lekker Fit! effectief is in de middenbouw van het basisonderwijs. Dit rechtvaardigt bredere implementatie van Lekker Fit!, zowel binnen als buiten Rotterdam. Het percentage kinderen met overgewicht in de middenbouw in oudere stadswijken is in ons onderzoek dermate hoog gebleken, dat eerder preventief ingrijpen wenselijk is. Een verdere uitbreiding van Lekker Fit! naar groep 1 en 2 is een voor de hand liggende eerste stap. Ook op de Lekker Fit! scholen neemt overgewicht nog toe in de middenbouw, zij het beduidend minder dan de schokkende toename op de controlescholen. Om de groei in overwicht te stoppen is verdere intensivering van Lekker Fit! nodig. Dit geldt zeker ook voor de bovenbouw, waar Lekker Fit! om onduidelijke redenen (nog) geen effect laat zien voor fysieke uitkomstmaten.
4
Inhoudsopgave
1. 2. 3.
4.
5.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Samenvatting Inleiding 1.1. Leeswijzer Lekker Fit! in het schooljaar 2006-2007 2.1. De tien pijlers van Lekker Fit! Opzet van het onderzoek 3.1. Doel en vraagstelling 3.2. Onderzoekspopulatie en onderzoeksdesign 3.3. Meetinstrumenten Onderzoeksresultaten: het effect van Lekker Fit! 4.1. De onderzoekspopulatie en meetresultaten bij de voormeting 4.2. Het effect van Lekker Fit! op BMI, overgewicht, middelomtrek en fitheid 4.3. Het effect van Lekker Fit! op bewegen, voedingspatronen en welbevinden Bespreking en conclusies Dankwoord Gebruikte literatuur Bijlagen Design, steekproef, procedure, deelnemende scholen en kinderen Resultaten van het effectonderzoek: fysieke uitkomstmaten Resultaten van het effectonderzoek: gedrag en gedragsdeterminanten Statistische methoden Eurofittest Vragenlijst bij de voormeting Factsheet ‘Rotterdamse basisscholieren worden gezonder door het project Lekker Fit!’
5
3 7 8 9 9 13 13 13 14 17 17 19 21 23 27 29
6
1. Inleiding Het aantal kinderen met overgewicht is de afgelopen jaren enorm gegroeid, zowel wereldwijd als in Nederland. In 1980 was 5% van de Nederlandse kinderen te dik [1] en in 2003 16% [2]. Volgens de meest recente gegevens is nu ongeveer 1 op de 10 Rotterdamse peuters, 1 op de 6 kleuters en 1 op de 4 à 5 kinderen uit de brugklas en derde klas te dik [3]. Rotterdam steekt ongunstig af tegenover het landelijk gemiddelde: de Rotterdamse percentages overgewicht bij kinderen zijn ruwweg een derde hoger dan gemiddeld. Kinderen met overgewicht lopen een grotere kans om ook als volwassene te zwaar te zijn. Overgewicht brengt serieuze gezondheidsrisico’s met zich mee. Zo hebben te zware mensen een verhoogde kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten, type 2 diabetes mellitus en kanker. Behandeling van overgewicht verloopt vaak teleurstellend. Preventie in een vroeg stadium is daarom belangrijk. Er is ook een economisch belang. Omdat overgewicht gepaard gaat met veel gezondheidsproblemen brengt het hoge kosten met zich mee, zowel directe kosten voor behandeling als indirecte kosten als gevolg van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid [4]. Met de preventie van overgewicht kunnen dus grote kostenbesparingen bereikt worden. De oorzaak van de toename van overgewicht ligt in overconsumptie van voeding in verhouding tot de mate waarin we bewegen: de inname is niet afgestemd op het verbruik. Een recente studie heeft laten zien dat slechts 3-5% van de basisschoolkinderen in Nederlandse prioriteitswijken in binnensteden de aanbevolen norm van een uur per dag bewegen haalt [5]. Lichamelijke inactiviteit blijkt ook één van de belangrijkste risicofactoren voor de gezondheid in het algemeen te vormen [6]. Qua voeding geldt dat er te veel of verkeerd gegeten wordt. Voeding bevat vaak te veel calorieën, de verkeerde vetten en is er te weinig variatie in het eten: we eten te weinig vis, groente en fruit. De voedselconsumptie van jongeren ontwikkelt zich ongunstiger dan die van de gehele bevolking. Ongeveer 10% van het totale aantal sterfgevallen in Nederland kan worden toegeschreven aan een ongunstige voedingssamenstelling [7]. De kans dat gezonde voedings- en bewegingsgewoonten nog kunnen worden aangeleerd is het grootst bij kinderen. In Rotterdam is daarom in 2003 het op de jeugd gerichte project Voeding en Beweging opgezet, bestaande uit integrale interventies in de jeugdgezondheidszorg, het onderwijs en de buurt. De preventie van overgewicht krijgt ook landelijk in het grote stedenbeleid veel prioriteit. In dit kader heeft de gemeente Rotterdam in het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP) 2004 de target opgenomen dat overgewicht onder de 0-19 jarigen wordt aangepakt. Vanwege de ernst van de problematiek van overgewicht bij de Rotterdamse jeugd is het project Voeding en Beweging in 2005 omgevormd tot Actieprogramma met een strategisch meerjarenperspectief. In het Actieprogramma werken de volgende drie stedelijke diensten samen: Sport en Recreatie (S&R), Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) en de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD Rotterdam-Rijnmond). Sport en Recreatie heeft de rol van programmamanager. Als één van de cruciale onderdelen van het Actieprogramma is door Sport en Recreatie in samenwerking met de twee andere diensten het project Lekker Fit! voor basisscholen opgezet. Met het project investeren Rotterdam en de schoolbesturen samen in de gezondheid van de Rotterdamse jeugd. Lekker Fit! moet ervoor zorgen dat gezond gedrag weer vanzelfsprekend wordt. Er wordt zowel ingezet op verandering van omgevingskenmerken als op gedragsbeïnvloeding. Het project voorziet in de introductie van de gymleraar ‘nieuwe stijl’, het aanbod van drie gymlessen in de week en buitenschools spel- en sportaanbod. De kinderen leren over de energiebalans en gezonde leefstijlen via een nieuw ontwikkeld lespakket. Ouders ontvangen voorlichting en kunnen als overgewicht wordt geconstateerd voor advies terecht bij de jeugdverpleegkundige. Een aantal intensiveringen van Lekker Fit! is inmiddels al doorgevoerd. Een uitgebreide beschrijving van Lekker Fit! is opgenomen in dit rapport. Lekker Fit! richt zich met name op scholen in Rotterdamse wijken waar veel overgewicht voorkomt. Na een pilot op twee basisscholen zijn in het schooljaar 2005-2006 dertig basisscholen begonnen met Lekker Fit! (toen nog ‘Elke dag bewegen’ geheten). Ieder jaar komen er vijftien basisscholen bij, zodat in 2009-2010 negentig scholen meedoen aan Lekker Fit!
7
In het schooljaar 2006-2007 is een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van Lekker Fit!. Als eerste is onderzocht wat het effect is van Lekker Fit! op verschillende fysieke uitkomstmaten: overgewicht, Body Mass Index (BMI), middelomtrek en fitheid. Dit deel van het onderzoek is uitgevoerd in de middenbouw (groepen 3, 4 en 5) en bovenbouw (groepen 6, 7 en 8) van basisscholen. Als tweede is middels leerlingvragenlijsten onderzocht wat het effect is van Lekker Fit! op beweeggedrag, voedingspatronen en hun determinanten (attitudes en gedragsintenties). Met het oog op de leeftijd van kinderen heeft dit deel van het onderzoek zich beperkt tot de bovenbouw. In dit rapport doen wij verslag van het onderzoek. 1.1. Leeswijzer Allereerst wordt het project Lekker Fit! beschreven (hoofdstuk 2). Hierbij passeren de tien pijlers waaruit Lekker Fit! bestaat kort de revue. Het project wordt beschreven zoals het werd uitgevoerd in het jaar van het onderzoek, schooljaar 2006-2007. Reeds doorgevoerde intensiveringen van Lekker Fit! worden ook aangegeven. Het onderzoek is uitgevoerd via een gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeksopzet met interventiescholen (‘Lekker Fit! scholen’), controlescholen en twee metingen: een voormeting en een nameting. Hoofdstuk 3 behandelt de onderzoeksvragen, de opzet van het onderzoek, de uitkomstmaten en de meetinstrumenten (in het bijzonder de vragenlijst). Hoofdstuk 4 geeft de resultaten van het onderzoek. Allereerst worden deelnemende scholen en kinderen benoemd, worden basiskenmerken van deze kinderen gegeven en worden de resultaten van de voormeting samengevat. Op basis van vergelijking van de voor- en nameting worden vervolgens de effecten van Lekker Fit! op de fysieke uitkomstmaten (overgewicht, BMI, middelomtrek en fitheid) geanalyseerd. Tot slot worden de resultaten van het vragenlijstonderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 5 wordt een nadere bespreking van de onderzoeksresultaten gegeven en worden de conclusies van het onderzoek gegeven. Meer gedetailleerde informatie over het onderzoek inclusief gedetailleerde tabellen met alle meetresultaten wordt gegeven in de eerste vier bijlagen. Bijlage 5 beschrijft de verschillende onderdelen van de Eurofittest waarmee de fitheid van kinderen wordt gemeten. De gebruikte vragenlijst is opgenomen als bijlage 6. Bijlage 7 is de factsheet ‘Rotterdamse basisscholieren worden gezonder door het project Lekker Fit!’, die eerder over dit onderzoek is geschreven.
8
2. Lekker Fit! in het schooljaar 2006-2007 Het project Lekker Fit! moet ervoor zorgen dat gezond gedrag weer vanzelfsprekend wordt. De aanpak is er op gericht om via leefstijlverandering overgewicht en bewegingsarmoede op termijn terug te dringen. Er wordt zowel ingezet op verandering van omgevingskenmerken als op gedragsbeïnvloeding. In het kort behelst Lekker Fit! de introductie van de gymleraar ‘nieuwe stijl’, het aanbod van drie gymlessen in de week en buitenschools spel- en sportaanbod. Via een lespakket leren kinderen over de energiebalans en gezonde leefstijlen. Ouders ontvangen voorlichting en kunnen als overgewicht wordt geconstateerd voor advies terecht bij de jeugdverpleegkundige. Bovenstaande is slechts een summiere samenvatting van Lekker Fit! Tabel 2.1 laat zien dat Lekker Fit! in totaal tien pijlers kent. Deze pijlers vullen elkaar aan, maar dienen ook elk een eigen doel. De tien pijlers worden hieronder toegelicht. Met de keuze voor én ingrijpen op omgevingskenmerken én gedragsbeïnvloeding volgt Lekker Fit! aanbevelingen van diverse experts op het gebied van de preventie van overgewicht bij kinderen [8-10]. Wetenschappelijke sociaal-ecologische modellen en gedragsveranderingsmodellen liggen ten grondslag aan Lekker Fit! [11]. Het effectonderzoek heeft plaatsgevonden in het schooljaar 2006-2007. De beschrijving in dit hoofdstuk geldt het project Lekker Fit! zoals dat in dit schooljaar werd uitgevoerd. De dienst Sport en Recreatie heeft inmiddels al gewerkt aan verdere intensivering van de pijlers van Lekker Fit!. Doorgevoerde intensiveringen worden hieronder via voetnoten aangegeven. Website Voor Lekker Fit! is een website ontwikkeld: www.rotterdamlekkerfit.nl. Hierop is informatie te vinden over het project voor drie doelgroepen: scholieren voortgezet onderwijs, ouders/verzorgers en scholen/professionals. Voor kinderen is er een aparte website: http://kids.rotterdamlekkerfit.nl. 2.1. De tien pijlers van Lekker Fit! Onderstaande tabel geeft de tien pijlers van Lekker Fit! Deze pijlers worden hieronder toegelicht.
Tabel 2.1. De tien pijlers van Lekker Fit! 1 2
extra bewegingsonderwijs tijdens en na schooltijd de komst van de gymleraar ‘nieuwe stijl’
3
lespakket ‘Lekker Fit!’
4
sportlessen als opstap naar de sportvereniging
5
sportverenigingen terug in de wijken
6
de Eurofittest
7
de Fitmeter
8
hulp en advies door de jeugdverpleegkundige
9
de Jeugdmonitor Rotterdam
10
oudervoorlichting
Pijlers 1 en 2: extra bewegingsonderwijs tijdens en na schooltijd, en de komst van de gymleraar ‘nieuwe stijl’ Eén van de belangrijkste pijlers is het aanbod van extra bewegingsonderwijs en de komst van de gymleraar ‘nieuwe stijl’, een professionele vakleerkracht met minimaal een ALO diploma die werkt volgens het basisdocument Bewegingsonderwijs [12]. De vakleerkracht verzorgt zowel het spel- en sportaanbod tijdens schooltijd als na schooltijd. Kinderen van groep 3 tot en met groep 8 krijgen drie keer per week onder schooltijd gymles. Aanvullend vinden na schooltijd spel- en sportactiviteiten plaats. Onderliggende doelstelling is dat kinderen ‘ieder dag bewegen’. Met drie gymlessen onder schooltijd en twee beweegactiviteiten na schooltijd wordt aan deze doelstelling voldaan. De gemeente Rotterdam stelt voor Lekker Fit! twee jaar lang de professionele vakleerkracht op de basisschool aan.
9
Tabel 2.2. Testonderdelen van de Eurofittest Kenmerk
Testonderdeel 2 Body Mass Index (BMI, kg/m ) b Flamingo evenwichtstest
a b
a
Gewichtsstatus Lichaamsevenwicht
Sneltikken met één hand (sec)
Armsnelheid
Zittend reiken (cm)
Lenigheid
Verspringen uit stand (cm)
Explosieve kracht
Handknijpkracht (kg)
Statische kracht
Sit-ups
Duurkracht romp
Hangen met gebogen armen (sec)
Duurkracht armen
Snelheidsloop (korte shuttle run, sec)
Loopsnelheid
Shuttle run
Cardio-respiratoire conditie
Gewicht en lengte worden gemeten. BMI wordt berekend als gewicht (kg) gedeeld door het kwadraat van de lengte (m). Vanwege onbetrouwbaarheid is de Flamingo evenwichtstest niet meegenomen in de effectanalyse van het onderzoek.
Scholen spreken de intentie uit de vakleerkracht na deze periode te behouden 1 . Pijler 3: het Lekker Fit! lespakket Groepsleerkrachten ontvangen van de gemeente een lespakket Voeding en Beweging, genaamd ‘Lekker Fit!’, waarmee zij zelf drie theorielessen kunnen verzorgen in de groepen één tot en met acht 2 . Het lespakket speelt in op het eet- en beweeggedrag van kinderen in de basisschoolleeftijd. In de theorielessen worden drie thema’s behandeld: bewegen, voeding en gezonde keuzes. Via deze thema’s krijgen kinderen kennis aangereikt over de energiebalans (evenwicht tussen voeding en bewegen) en over het verkrijgen van een gezonde leefstijl. Daarnaast krijgen zij ondersteuning bij het maken van gezonde keuzes. Concrete veranderingen die worden nagestreefd zijn: - minder gebruik gezoete drank - meer buiten spelen en bewegen - minder voor TV of computer zitten - regelmatig en goed ontbijten. Het lespakket komt ieder jaar terug. Vijf leerlijnen staan centraal binnen de thema’s: 1. het belang van bewegen en kennis van het lichaam 2. het begrijpen, ervaren en uitvoeren van bewegingsvormen 3. het herkennen van gezonde voeding (basisinformatie over voeding; de schijf van 5) 4. het begrijpen van de energiebalans 5. bewust zijn van en invloed hebben op de eigen leefstijl. Ieder van de drie lessen start met een huiswerkopdracht, waarin de eigen leefgewoonten in kaart worden gebracht en die thuis met ouders besproken kan worden. De lessen worden afgesloten met het maken van een gezamenlijke groepsafspraak, die tenminste tot de volgende theorieles moet worden nagekomen. De thema’s komen terug in de gymlessen en kinderen krijgen opdrachten mee naar huis. In de Basishandleiding Lekker Fit! wordt het lespakket nader toegelicht [13]. Meer informatie over het lespakket, dat inmiddels ook landelijk beschikbaar is, is terug te vinden op de site www.lekkerfitopschool.nl. Pijlers 4 en 5: Sportlessen als opstap naar de sportvereniging en sportverenigingen terug in de wijken De deelnemende scholen kunnen hun kinderen kennis laten maken met verschillende takken van sport. Zo worden kinderen gestimuleerd om lid te worden van een sportvereniging. In samenwerking met Stichting Rotterdam Sportsupport zullen sportverenigingen worden uitgenodigd om zich te vestigen in wijken waarin zij niet vertegenwoordigd zijn (‘sportverenigingen terug in de wijken’) 3 . 1
Op de scholen waar het project 2 jaar heeft gelopen, wordt de verdere financiering van de vakleerkracht nu door drie partijen gedragen: de gemeente Rotterdam, de schoolbesturen en de scholen zelf. Op deze wijze is de continuïteit van Lekker Fit! voorlopig veilig gesteld. 2 Hoewel het lespakket ook voor groep 1 en 2 beschikbaar is, richt Lekker Fit! zich met name op de groepen 3 tot en met 8. Groep 1 en 2 zijn niet meegenomen in het effectonderzoek. 3 Inmiddels zijn ook schoolsportverenigingen opgezet.
10
Pijler 6: de Eurofittest De Eurofittest is een internationaal erkend instrument om de algemene conditie van kinderen te meten [14]. De testonderdelen van de Eurofittest zijn samengevat in Tabel 2.2 en worden nader beschreven in bijlage 5. Op de onderzoeksscholen is in het schooljaar 2006-2007 het meten van de middelomtrek toegevoegd aan de Eurofittest 4 . De Body Mass Index (BMI) wordt vastgesteld via meting van lengte en gewicht, zie Tabel 2.2. BMI en middelomtrek nemen toe met de leeftijd. Voor bijna alle andere testonderdelen geldt dat kinderen beter scoren naarmate zij ouder worden. Bij de meeste testonderdelen betekent dit een hogere score, bij sommige testonderdelen betekent dit een lagere score (sneltikken en snelheidsloop). Op basis van de BMI wordt vastgesteld of kinderen ondergewicht, een normaal gewicht, overgewicht of obesitas (ernstig overgewicht) hebben. Voor het bepalen van ondergewicht worden geslachts- en leeftijdsspecifieke BMI afkappunten van TNO gebruikt [15]. Voor overgewicht en obesitas worden geslachts- en leeftijdsspecifieke BMI afkappunten van de International Obesity Task Force [16] gebruikt 5 . De Eurofittest wordt twee keer per jaar tijdens twee opeenvolgende gymlessen afgenomen. In de eerste gymles worden alle onderdelen behalve de shuttle run test afgenomen door testteams van vaste medewerkers van de dienst Sport en Recreatie. In de tweede gymles wordt de shuttle run test afgenomen door de vakleerkracht gymnastiek. Pijler 7: de Fitmeter De Fitmeter is een leerlingvolgsysteem waarmee de vakdocent de verrichtingen van de kinderen kan volgen. In de Fitmeter kunnen de resultaten van de kinderen op de Eurofittest worden bijgehouden, alsmede deelname aan binnen- en buitenschoolse bewegingsactiviteiten. Ook kunnen eventuele aanvullende gegevens worden opgenomen, zoals bezit zwemdiploma en lidmaatschap sportvereniging. De fitmeter zal nog worden uitgebreid met modules voor het meten van de motorische ontwikkeling. In de Fitmeter wordt ook een module opgenomen waarmee de vakdocent binnen- en buitenschoolse activiteiten kan plannen. Vanuit de Fitmeter kunnen scorekaarten worden gegenereerd met uitslagen van de Eurofittest in verhouding tot referentie-gegevens voor leeftijd en geslacht. De scorekaarten worden aan kinderen meegegeven naar huis. Pijler 8: hulp en advies door de jeugdverpleegkundige Ouders krijgen extra hulp en advies van de Jeugdgezondheidszorg van de GGD om overgewicht bij hun kinderen te voorkomen en aan te pakken. Dit gebeurt na het preventief gezondheidsonderzoek (PGO) van de jeugdarts of jeugdverpleegkundige in groep 2 en groep 7. Als uit het PGO blijkt dat kinderen kampen met overgewicht, kunnen de ouders en het kind voor advies terecht bij de jeugdverpleegkundige. Heeft een kind ernstig overgewicht (obesitas) of motorische achterstanden, 6 dan vindt er een verwijzing naar de huisarts plaats . Scholen en ouders kunnen ook zelf contact opnemen met de Jeugdgezondheidszorg, wanneer zij vragen hebben naar aanleiding van de uitslagen van de Eurofittest. Pijler 9: de Jeugdmonitor Rotterdam De GGD Rotterdam-Rijnmond onderzoekt de lichamelijke en psychische gezondheid van kinderen en jongeren van 0 tot en met 18 jaar met de Jeugdmonitor Rotterdam (JMR). De JMR is een methode waarbij met vragenlijsten regelmatig wordt gemeten hoe het met de jeugd in Rotterdam gaat. Alle gegevens worden vertrouwelijk behandeld. De informatie uit de JMR geeft een goed beeld van de gezondheid van individuele kinderen en jongeren, maar ook van bijvoorbeeld alle kinderen van een bepaalde school of alle jeugd van dezelfde leeftijd uit één wijk. In de JMR worden ook vragen gesteld over voeding en beweging en worden gegevens verzameld over overgewicht. Scholen vinden deze informatie terug in hun schoolrapporten, ouders en jeugdigen in op hen toegesneden leerlingkrantjes. Pijler 10: oudervoorlichting Ouders hebben veel invloed op het eetgedrag en de hoeveelheid beweging van hun kinderen. Omdat ouders het goede voorbeeld kunnen geven, is het belangrijk ouders bij het project te betrekken. De GGD Rotterdam-Rijnmond organiseert in samenwerking met de school ouderbijeenkomsten, waar ouders basisinformatie krijgen over gezonde voeding en beweging. Vier aandachtspunten staan hierin centraal: elke dag ontbijten, minder gezoete drank, minder televisie kijken en meer bewegen. 4
Vanaf het schooljaar 2007-2008 is de middelomtrek ook vast als extra meting aan de Eurofittest toegevoegd en is de minder betrouwbaar gebleken Flamingo evenwichtstest geschrapt. 5 Het ‘Signaleringsprotocol overgewicht’ dat door de jeugdgezondheidszorg wordt gebruikt is ook gebaseerd op deze afkappunten [17]. 6 Inmiddels is het individuele aanbod voor leerlingen met overgewicht en hun ouders uitgebreid door de introductie van schooldiëtisten.
11
12
3. Opzet van het onderzoek In dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek beschreven die is gebruikt om de effectiviteit van Lekker Fit! te kunnen bepalen. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het doel van het onderzoek en de onderzoeksvragen, de onderzoekspopulatie en het onderzoeksdesign, en tot slot de meetinstrumenten. Meer gedetailleerde informatie wordt gegeven in bijlage 1. De gebruikte statistische methoden worden beschreven in bijlage 4. 3.1. Doel en vraagstelling De interventie Lekker Fit! heeft als doel om via leefstijlverandering en verandering van omgevingskenmerken overgewicht en bewegingsarmoede onder basisschoolleerlingen terug te dringen. Doel Het doel van het onderzoek is om vast te stellen of Lekker Fit! het gewenste effect heeft. Dit vereist meting van het effect van het project Lekker Fit!. Vraagstelling Het doel van het onderzoek heeft zich vertaald in de volgende onderzoeksvraagstelling: ‘Wat is het effect van de interventie ‘Lekker Fit’ op de Body Mass Index (BMI) van de basisschoolleerlingen, op hun middelomtrek, fitheid, lichamelijke activiteit en relevante voedingspatronen?’. Concrete onderzoeksvragen De vraagstelling kan als volgt worden vertaald in meer concrete onderzoeksvragen: 1. Wat is het effect van interventie ‘Lekker Fit’ op de BMI en de middelomtrek van deelnemende leerlingen? 2. Wat is het effect van ‘Lekker Fit’ op hun fitheid, gemeten met de Eurofittest? 3. Wat is het effect van ‘Lekker Fit’ op beweeggedrag en voedingspatronen en op de determinanten daarvan (attitudes en gedragsintenties)? 3.2. Onderzoekspopulatie en onderzoeksdesign Het effectiviteitsonderzoek heeft plaatsgevonden in het schooljaar 2006-2007. Lekker Fit! richt zich met name op de groepen 3 tot en met 8. Het onderzoek naar de eerste twee onderzoeksvragen heeft daarom ook plaatsgevonden in deze groepen. De effecten van Lekker Fit! zijn afzonderlijk bepaald voor de middenbouw (groepen 3, 4 en 5) en bovenbouw (groepen 6, 7 en 8). De derde onderzoeksvraag is aangepakt via een vragenlijstonderzoek (zie sectie 3.3) onder leerlingen. Gegeven hun leeftijd heeft het vragenlijstonderzoek zich beperkt tot de bovenbouw. Onderzoeksdesign Het onderzoek is uitgevoerd met een gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeksopzet (cluster 7 Randomised Controlled Trial ofwel RCT) . Dit betekent dat de aan het onderzoek deelnemende basisscholen via loting in twee groepen zijn verdeeld: interventiescholen (‘Lekker Fit! scholen’) en controlescholen. Vooraf aan het schooljaar 2006-2007 hadden noch de Lekker Fit! scholen, noch de controlescholen ervaring met Lekker Fit!. Het gebruikelijke schoolcurriculum bevat twee gymlessen per week, verzorgd door de groepsleerkracht of een gymleraar. Het Lekker Fit! lespakket maakt ook geen deel uit van het gebruikelijke schoolcurriculum. De Lekker Fit! scholen hebben Lekker Fit! volledig ingevoerd met ingang van het schooljaar 2006-2007. De controlescholen hebben in 20062007 de staande praktijk ongewijzigd voortgezet, en hebben Lekker Fit! ingevoerd in het schooljaar 2007-2008.
7
In de databank effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut wordt een dergelijke onderzoeksopzet omschreven als vijfsterren onderzoek. Alleen een tweede follow-up meting na afloop van de interventie ontbreekt in de gebruikte onderzoeksopzet en zou wel in een vijfsterren onderzoek horen. Lekker Fit! is overigens nog op geen enkele school beëindigd.
13
Bepalen van het effect van Lekker Fit!: vergelijking van twee meetmomenten Om vast te kunnen stellen wat het effect is van Lekker Fit! zijn twee meetmomenten nodig: een voormeting aan het begin en een nameting aan het eind van het schooljaar 2006-2007. Op beide meetmomenten worden BMI, middelomtrek en fitheid gemeten. Parallel aan de voor- en nameting is ook de vragenlijst twee keer ingevuld 8 . We stellen dat Lekker Fit! een gewenst effect heeft voor een uitkomstmaat als de verandering tussen voor- en nameting in die uitkomstmaat gunstiger is voor de Lekker Fit! scholen dan voor de controlescholen. De verschillen in de gemiddelde veranderingen kunnen op toeval berusten. Om dit uit te sluiten zijn een aantal statistische data analyse technieken toegepast. Deze worden beschreven in bijlage 4. Procedure: informed consent en medisch-ethische toetsing Via de scholen zijn de ouders geïnformeerd over het onderzoek en is hen om toestemming gevraagd voor overdracht van Lekker Fit! gegevens aan de GGD (‘informed consent’). Het onderzoek is op zorgvuldigheid getoetst door de medisch ethische toetsingscommissie (METC) van het Erasmus MC. Meer details Bijlage 1 geeft details over de recrutering van scholen voor het onderzoek, de loting (randomisering) en uitval van scholen vóór de start van het onderzoek en van leerlingen tijdens het onderzoek. Ook geeft bijlage 1 details over aantallen aan het onderzoek deelnemende scholen en leerlingen. Tenslotte geeft bijlage 1 basiskenmerken van deze leerlingen (leeftijd, geslacht, etniciteit, gewichtsstatus bij aanvang van het onderzoek). 3.3. Meetinstrumenten In het onderzoek zijn twee meetinstrumenten gebruikt: 1. de Eurofittest, met als toevoeging meting van de middelomtrek van de leerlingen 2. een vragenlijst. De Eurofittest Tijdens de Eurofittest worden lengte en gewicht van leerlingen bepaald, en worden diverse aspecten van hun fitheid gemeten. De BMI wordt afgeleid uit metingen van lengte en gewicht, en de BMI wordt weer gebruikt voor het bepalen van de gewichtsstatus (ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht of obesitas). Ten behoeve van het effectonderzoek is bij het uitvoeren van de Eurofittest ook de middelomtrek van de leerlingen gemeten. Meetresultaten op de Flamingo evenwichttest bleken onvoldoende betrouwbaar en zijn niet meegenomen in het effectonderzoek. Uit het onderzoek is voortgevloeid dat vanaf het schooljaar 2007-2008 de middelomtrek vast als extra meting aan de Eurofittest is toegevoegd en dat de Flamingo evenwichtstest is geschrapt. Meer informatie over de Eurofittest, BMI en gewichtsstatus wordt gegeven in hoofdstuk 2 en in bijlage 5. De vragenlijst Met de vragenlijst is nagegaan wat het effect is van Lekker Fit! op het beweeggedrag en het voedingspatroon van leerlingen, en of Lekker Fit! invloed heeft op hoe leerlingen hun eigen gezondheid en gewicht ervaren. Om deze vragen te kunnen beantwoorden is parallel aan de voor- en nameting van de Eurofittest twee keer een vragenlijst afgenomen bij de leerlingen van de Lekker Fit! scholen en controlescholen. Hierboven is al aangegeven dat de vragenlijst alleen is afgenomen in de groepen 6, 7 en 8 vanwege de leeftijd van de leerlingen. De vragenlijst is in dit rapport opgenomen als bijlage 6 en wordt hieronder toegelicht. De vragenlijst bestaat voor een groot deel uit het meten van het gedrag ten aanzien van drie thema’s: 1. fysieke activiteit (komen leerlingen lopend of fietsend naar school, hoe lang spelen ze buiten) 2. inactief gedrag (hoe lang zitten leerlingen achter de tv en computer) 3. voeding (ontbijten, fruit eten, gezoete dranken drinken). Bij de vragen naar het gedrag van leerlingen is veelal gevraagd naar vandaag of gisteren omdat langer terugdenken (‘hoe lang speelde je vorige week buiten’) te veel onnauwkeurigheden zou opleveren.
8
De voormetingen en de eerste afname van de vragenlijst hebben op de Lekker Fit! scholen en de controlescholen plaatsgevonden in september en oktober 2006, de nametingen en de tweede afname in mei, juni en juli 2007.
14
Gedragsverandering zelf is vaak moeilijk te meten, of pas na lange tijd. Daarom worden vaak ook determinanten van gedragsverandering onderzocht. Belangrijk is allereerst de intentie die leerlingen hebben tot gedragsverandering. Via de vragenlijst wordt de intentie tot gedragsverandering voor ieder van de drie bovengenoemde thema’s gemeten via vragen als: ‘Ben je van plan om het komende schooljaar vaker buiten te spelen?’ ‘Ben je van plan om het komende half jaar minder televisie te gaan kijken?’ ‘Ben je van plan om het komende half jaar te blijven / gaan ontbijten?’ Bij het beantwoorden van deze vragen kunnen de leerlingen kiezen uit vijf antwoorden op een schaal van één (zeker wel) tot vijf (zeker niet). Volgens modellen van gedragsverandering worden intenties tot gedragsverandering op hun beurt onder andere weer beïnvloed door de attitudes die mensen hebben. Voor ieder van de drie thema’s worden de leerlingen in de vragenlijst ook bevraagd op hun attitudes. Voorbeelden zijn de vragen: ‘Buiten spelen vind ik ....’ ‘Televisie kijken vind ik ....’ ‘Ontbijten vind ik ....’ met mogelijke antwoorden op een schaal van één (heel goed) tot vijf (heel slecht), en dezelfde vragen, maar dan met de antwoorden één (heel leuk) tot vier (helemaal niet leuk). Een vierde thema in de vragenlijst is de perceptie van leerlingen van hun eigen gezondheid en gewicht. In de vragenlijst worden hierover de volgende drie vragen gesteld: ‘Hoe vind je je gezondheid?’, met antwoordenschaal één (‘heel goed’) tot vijf (‘slecht’) ‘Wat vind je van je gewicht?’, met antwoordenschaal één (‘veel te dun’) tot vijf (‘veel te dik’) ‘Maak je je zorgen over je gewicht?’, met mogelijke antwoorden ‘nee’, ‘ja, een beetje’ en ‘ja veel zorgen’. Hoe de leerlingen deze vragen beantwoorden is op zichzelf belangrijk. De eigen perceptie van gezondheid en gewicht kan voorts ook een determinant zijn van gedragsverandering. Tot slot is kennis over de drie thema’s fysieke activiteit, inactief gedrag en voeding ook belangrijk om gedragsveranderingen te kunnen bewerkstelligen. In de vragenlijst zijn daarom ook kennisvragen opgenomen. De betekenis die aan de vragen en gegeven antwoorden moet worden toegekend is echter onduidelijk gebleken. Kennis is daarom niet als determinant van gedragsverandering meegenomen in het effectonderzoek. Scoren van de antwoorden op de vragen uit de vragenlijst Uit het bovenstaande komt naar voren dat er op de vragen in de vragenlijst meestal vier à vijf antwoorden gegeven kunnen worden op een op- of aflopende schaal (bijvoorbeeld van ‘zeker wel’ tot ‘zeker niet’, of van ‘heel goed’ tot ‘heel slecht’). Aan bijna ieder antwoord kan dus een score van één tot vier, of van één tot vijf, worden toegekend. Vervolgens kan voor de Lekker Fit! scholen en voor de controlescholen voor ieder van de vragen de gemiddelde score van de leerlingen uitgerekend worden. Dit kan gedaan worden voor zowel de voormeting als de nameting. Wij bepalen het effect van Lekker Fit! door de verschillen in deze gemiddelde scores tussen voor- en nameting te vergelijken. Wanneer sprake is van twee antwoordcategorieën wordt het percentage kinderen met een gunstig antwoord op voormeting en nameting met elkaar vergeleken.
15
16
4. Onderzoeksresultaten: het effect van Lekker Fit! In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens beschreven: − de onderzoekspopulatie en meetresultaten bij de voormeting (sectie 4.1) − de resultaten van de effectevaluatie van Lekker Fit! voor overgewicht, BMI, middelomtrek en fitheid (Eurofittest, sectie 4.2) − de resultaten van de effectevaluatie van Lekker Fit! ten aanzien van bewegen, voedingspatronen en welbevinden (vragenlijstonderzoek, sectie 4.3). Gedetailleerde informatie wordt gegeven in de bijlagen 1, 2 en 3. De in dit hoofdstuk gepresenteerde gegevens en resultaten over de onderzoekspopulatie in het algemeen, BMI, middelomtrek en fitheid (Eurofittest) betreffen steeds die kinderen waarvoor én leeftijd en geslacht bekend zijn, én waarvoor Eurofittest meetresultaten van zowel de voor- als de nameting beschikbaar zijn. Gepresenteerde gegevens en resultaten uit het vragenlijstonderzoek betreffen steeds die kinderen waarvoor wederom én leeftijd en geslacht bekend zijn, én die de vragenlijst bij voor- en nameting hebben ingevuld. De gegevens en resultaten in dit hoofdstuk worden steeds uitgesplitst naar middenbouw (groepen 3, 4 en 5) en bovenbouw (groepen 6, 7 en 8). De reden hiervoor is dat gebleken is dat de effectiviteit van Lekker Fit! voor middenbouw en bovenbouw verschilt. 4.1. De onderzoekspopulatie en meetresultaten bij de voormeting Aan het onderzoek hebben 16 scholen meegedaan: 9 Lekker Fit! scholen verdeeld over 10 locaties, 9 en 8 controlescholen verdeeld over 11 locaties . In totaal zijn er 2416 kinderen met voor- én nameting: 1273 in de middenbouw en 1143 in de bovenbouw. Deze kinderen zijn ongeveer gelijk verdeeld over de Lekker Fit! scholen en controlescholen. Tabel 4.1 geeft een aantal basiskenmerken van de kinderen en hun gewichtsstatus bij de voormeting. Het percentage kinderen van Nederlandse komaf is laag ten opzichte van cijfers op deelgemeenteniveau (bron COS, peildatum 1-1-2005). Bij de voormeting had in totaal 25% van de kinderen in de middenbouw en 31% in de bovenbouw overgewicht of obesitas (ernstig overgewicht). Deze cijfers zijn hoog gegeven dat 18% van alle Rotterdamse groep 2 leerlingen en 23% van alle Rotterdamse brugklaskinderen overgewicht heeft [3]. De hoge cijfers illustreren het feit dat Lekker Fit! zich met name richt op scholen in Rotterdamse wijken waar veel overgewicht voorkomt.
Tabel 4.1: Kenmerken van de kinderen Geslacht Jongen Meisje Etniciteit Nederlands Surinaams Antilliaans Marokkaans Turks Kaapverdiaans Overig/onbekend Gewicht (voormeting) Ondergewicht Normaal gewicht Overgewicht Obees Leeftijd (gemiddeld in jaren)
Middenbouw
Bovenbouw
49% 51%
49% 51%
10% 10% 5% 33% 21% 4% 16%
11% 12% 3% 30% 24% 5% 15%
7% 68% 18% 7%
6% 63% 23% 8%
7,7
10,8
9
Van één school doen twee locaties mee in de interventiegroep en twee andere locaties in de controlegroep. Dit geeft dubbeltelling: een deel van deze school is ‘interventieschool’ en een ander deel ‘controleschool’.
17
Resultaten bij de voormeting van het vragenlijstonderzoek onder de kinderen van de bovenbouw worden hieronder kort samengevat. Dit gebeurt voor de vier thema’s fysieke activiteit, inactief gedrag, voedingspatronen en perceptie van eigen gezondheid en gewicht. Tabel 4.2 vergelijkt voor een aantal vragenlijstitems de onderzoekskinderen met Rotterdamse kinderen in het algemeen. De resultaten voor de Rotterdamse kinderen berusten ook op vragenlijstonderzoek, en wel voor de Jeugd Monitor onder kinderen in groep 7 (4 items) en brugklassers (1 item) [3]. Fysieke activiteit Van de kinderen heeft 58% de dag voor afname van de vragenlijst minimaal een uur buiten gespeeld. Zesentachtig procent is lopend of fietsend naar school gekomen. De bewegingsnorm is drie opeenvolgende dagen een uur per dag bewegen. Door één derde van de kinderen wordt deze norm niet gehaald (jongens 33%, meisjes 35%). De sportnorm is minimaal twee keer sporten per week. Deze norm wordt buiten schooltijd ook door ongeveer één derde van de kinderen niet gehaald (jongens 22%, meisjes 45%). Van de kinderen die de sportnorm niet hebben gehaald is 27% niet van plan om te gaan sporten of te blijven sporten en bewegen, tegen 11% van de andere kinderen. Meisjes scoren zowel qua sporten als qua lidmaatschap van een sportclub slechter dan jongens. De kinderen sporten ongeveer even vaak als alle Rotterdamse kinderen samen, maar zijn minder vaak lid van een sportclub (Tabel 4.2). Rotterdam blijft weer achter bij de landelijke cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP): landelijk is 77% van de 8-12 jarigen lid van een sportvereniging. De 10 gegevens over clublidmaatschap zijn echter niet helemaal vergelijkbaar . Inactief gedrag Van de onderzoekskinderen heeft 23% de dag tevoren méér dan twee uur televisie, video of DVD gekeken (jongens 26%, meisjes 21%). Dit is beduidend gunstiger dan het aantal uren dat Rotterdamse kinderen aangeven gemiddeld per dag te kijken (Tabel 4.2). Het SCP rapporteert dat landelijk 19% van de 3-12 jarigen meer dan twee uur per dag kijkt. In het onderzoek valt het aantal beeldschermuren vooral voor jongens veel ongunstiger uit als computeren, spelcomputer en Gameboy ook worden meegenomen (méér dan twee uur: jongens 47%, meisjes 31%). In het onderzoek scoren zowel de jongens als de meisjes gemiddeld iets beter dan neutraal op de vraag of zij televisie kijken goed of slecht vinden (gemiddelde scores 2,5 en 2,7 op een schaal van 1 tot 5, met 5 = ‘heel slecht’). Van de kinderen die méér dan twee uur televisie hebben gekeken is 35% niet van plan minder te gaan kijken, tegen 63% van de andere kinderen (gemiddeld 56%). Voedingspatronen Van de onderzoekskinderen heeft 3% noch ontbeten, noch iets te eten mee naar school gekregen. In totaal heeft 79% van zowel de jongens als de meisjes ontbeten. Dit is lager dan de landelijke cijfers die aangeven dat 90% van de 11-jarigen elke schooldag ontbijt [18]. Zowel de jongens als de meisjes vinden ontbijten een goede zaak (beide scoren gemiddeld 1,4 op een schaal van 1 tot 5, met 5 = ‘heel Tabel 4.2. Belangrijke voedingsgewoonten, lichamelijke activiteit en ervaren gezondheid voor de kinderen uit het onderzoek en Rotterdamse kinderen in het algemeen. Geslacht Sport minstens 2 keer per week buiten schooltijd Is lid van sportclub Kijkt meer dan 2 uur televisie per dag Drinkt meer dan 2 glazen frisdrank per dag Goede ervaren gezondheid a
a
jongens meisjes jongens meisjes jongens meisjes jongens meisjes jongens meisjes
Effectonderzoek 78% 55% 50% 29% 26% 21% 26% 18% 83% 73%
groep 7 Rotterdam 76% 59% 61% 48% 43% 40%
brugklas Rotterdam
37% 31% 79% 74%
Frisdrank of andere gezoete dranken
10
In het onderzoek luidt de vraag: ‘Ben je lid van een (of meerdere) sportclubs of bijvoorbeeld van een dansschool?’ Bij de Jeugd Monitor luidt de vraag: ‘Ben je lid van een (of meerdere) sportvereniging(en)? (We bedoelen óók een club of vereniging van de verlengde schooldag (VSD) of van de Brede school).’ De gegevens van het Sociaal Planbureau zijn weer op een andere manier verkregen.
18
slecht’). Van de kinderen die niet hebben ontbeten is 25% ook niet van plan om te gaan ontbijten, terwijl 11% van de kinderen die wel hebben ontbeten dat niet wil blijven doen. Vergelijking met Rotterdamse kinderen in het algemeen is vanwege verschillen in vraagstelling niet mogelijk. De fruitnorm is minimaal twee stuks fruit of glazen sinaasappelsap of grapefruitsap per dag, waarbij maximaal één stuk fruit mag worden vervangen door een glas sap. Door één derde van de kinderen is deze norm op de dag voorafgaande aan het vragenlijstonderzoek niet gehaald (jongens 31%, meisjes 34%). Zowel de jongens als meisjes vinden fruit eten goed (gemiddelde scores 1,3 en 1,2 op de schaal van 1 tot 5). Van de kinderen die de fruitnorm niet hebben gehaald geeft 10% aan niet van plan te zijn méér fruit te gaan eten, tegen 3% van de kinderen die de norm wel hebben gehaald. Gegevens voor de stad Rotterdam en landelijke gegevens ontbreken. Van de kinderen heeft 22% de dag tevoren meer dan twee glazen gezoete drank gedronken (jongens 26%, meisjes 18%). Dit is beduidend minder dan de Rotterdamse brugklassers aangeven (Tabel 4.2). Landelijke gegevens zijn niet gevonden. Zowel de jongens als de meisjes scoren gemiddeld ongeveer neutraal op de vraag of zij frisdrank goed of slecht vinden (gemiddelde scores 2,8 en 3,1 op een schaal van 1 tot 5, met 5 = ‘heel slecht’). Van de kinderen die méér dan twee glazen gezoete drank hebben gedronken is 61% niet van plan minder gezoete drank te gaan drinken, tegen 47% van de andere kinderen. Perceptie van eigen gezondheid en gewicht Van de onderzoekskinderen ervaart 78% zijn gezondheid als (heel) goed (jongens 83%, meisjes 73%). De onderzoekskinderen zijn hiermee vergelijkbaar met alle Rotterdamse kinderen uit groep 7 samen. Het landelijk gemiddelde voor 0-11 jarigen is met 94% hoger (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek). Van de kinderen voelt 28% zich (veel) te dik (jongens 25%, meisjes 31%), en maakt 55% zich zorgen om zijn gewicht (jongens 50%, meisjes 60%). Van de meisjes met zorgen heeft 45% een normaal gewicht, 8% ondergewicht, 36% overgewicht en 10% obesitas (jongens: 50%, 4%, 31% en 14%). Omgekeerd zijn de percentages meisjes met normaal gewicht, ondergewicht, overgewicht en obesitas die zich zorgen maken over hun gewicht respectievelijk 45%, 63%, 84% en 82% (jongens: 37%, 47%, 79% en 78%). 4.2. Het effect van Lekker Fit! op BMI, overgewicht, middelomtrek en fitheid Figuur 4.1 laat het effect zien van Lekker Fit! op Body Mass Index (BMI), overgewicht, middelomtrek en de overige resultaten van de Eurofittest. De figuur geeft voor alle testonderdelen de verandering tussen voormeting en nameting, voor zowel de Lekker Fit! scholen als de controlescholen. De figuur is uitgesplitst naar middenbouw en bovenbouw. Middenbouw Het percentage kinderen met overgewicht is in één schooljaar tijd op zowel de Lekker Fit! scholen als de controlescholen gestegen. De figuur illustreert dat de toename minder sterk is voor de Lekker Fit! kinderen (1,1% tegen 4,6%). De BMI en middelomtrek zijn op de Lekker Fit! scholen ook minder toegenomen dan op de controlescholen. Op alle overige Eurofit testonderdelen behalve zittend reiken en handknijpkracht zijn de Lekker Fit! kinderen even veel of meer vooruit gegaan dan de andere kinderen. De algemene trend op de Eurofit testonderdelen is dus gunstig voor de Lekker Fit! kinderen. Er is een statistisch significant gunstig effect van Lekker Fit! voor drie uitkomstmaten: het percentage overgewicht, de middelomtrek en de shuttle run. Tegelijkertijd leidt Lekker Fit! niet tot meer kinderen met ondergewicht. Bovenbouw Uit de figuren blijkt dat in de bovenbouw de verschillen tussen de Lekker Fit! scholen en de controlescholen kleiner zijn. Het percentage overgewicht neemt op beide groepen scholen met ongeveer 2% toe. De toenames in BMI en middelomtrek verschillen bijna niet tussen de beide groepen scholen. Het enige statistisch significante verschil is dat de Lekker Fit! kinderen op verspringen meer vooruit gaan dan de kinderen op de controlescholen. Korte bespreking Lekker Fit! heeft de toename in overgewicht in de middenbouw nog niet kunnen stoppen. Het is echter gunstig dat deze toename beduidend lager is dan op de controlescholen. Het effect op de
19
Figuur 4.1. Verschil tussen voormeting en nameting a op de Eurofit testonderdelen en middelomtrek in de middenbouw en bovenbouw van de scholen in de controlegroep en de interventiegroep. a
meetwaarde bij nameting min meetwaarde bij voormeting
Middenbouw B M I (kg / m2)
O v e rge wic ht ( %)
M idde lo m t re k ( c m )
S ne lt ik k e n één ha nd ( s e c)
5
1.0
5
4
0 .8
4
-1
3
0 .6
3
-2
2
0 .4
2
-3
1
0 .2
1
-4
0
0 .0
0
C o nt ro le
Le kk e r F it !
C o nt ro le
Z it t e nd re ik e n ( cm )
0
-5
Le k k e r F it !
C o nt ro le
Ve rs pringe n uit s t a nd ( c m )
Le kk e r F it !
C o nt ro le
H a ndk nijpk ra c ht ( k g)
S it - ups
0 .2
10
2 .0
3 .0
0 .1
8
1.6
2 .4
0 .0
6
1.2
1.8
- 0.1
4
0 .8
1.2
- 0 .2
2
0 .4
0 .6
- 0 .3
0
0 .0
Controle
1.6
Lekker Fit!
H a nge n ge bo ge n a rm e n ( s ec )
C o nt ro le
0 .0 C o nt ro le
Le k k e r F it !
S nelheids lo o p ( s ec )
C o nt ro le
Le k k e r F it !
Le k k e r F it !
S hut t le run 1.5
0 .0
1.2
- 0.3
1.2
0 .8
- 0.6
0 .9
0 .4
- 0.9
0 .6
0 .0
- 1.2
0 .3
- 0 .4
- 1.5 C o nt ro le
Le k k e r F it !
0 .0
Le k k e r F it !
C o nt ro le
C o nt ro le
Le k k e r F it !
Le k k e r F it !
Bovenbouw O ve rgewic ht ( %)
B M I ( kg / m2)
M idde lo mt rek ( c m)
Snelt ikken één hand ( sec)
5
1.0
5
4
0 .8
4
-1
3
0 .6
3
-2
2
0 .4
2
-3
1
0 .2
1
-4
0
0 .0
0
C o nt ro le
Lek k er F it !
C o nt ro le
Le k ke r F it !
10
-5 C o nt ro le
Ve rspringen uit st a nd ( c m)
Z it t end reiken ( cm) 0.2
0
Lekker F it !
C o nt ro le
Sit - ups
H a ndk nijpk ra cht ( k g) 2.0
3.0
0.1
8
1.6
2.4
0.0
6
1.2
1.8
- 0 .1
4
0.8
1.2
- 0 .2
2
0.4
0.6
- 0 .3
0
0.0
C o nt ro le
C o nt ro le
Le k k er F it !
H a nge n ge bo ge n arme n ( s e c)
Le k ke r F it !
Snelheidslo o p (sec)
1.2
- 0.3
1.2
0.8
- 0.6
0.9
0.4
- 0.9
0.6
0.0
- 1.2
0.3
- 0 .4
- 1.5 Le k ke r F it !
Lekker F it !
Shut t le run 1.5
C o nt ro le
0.0 C o nt ro le
0.0
1.6
0.0 C o nt ro le
C o nt ro le
Lekker F it !
20
Lekker F it !
Le k k er F it !
C o nt ro le
Le k ke r F it !
middelomtrek is belangrijk omdat is aangetoond dat vetophoping rond de buik bij kinderen, net als bij volwassenen, samenhangt met risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Uit de BMI wordt de gewichtsstatus (ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht, obesitas) afgeleid. Onduidelijk is waarom er geen statistisch significant effect is van Lekker Fit! op BMI, terwijl dat wel het geval is voor overgewicht. Mogelijkerwijs heeft Lekker Fit! vooral effect voor kinderen die bij de voormeting op de rand van overgewicht zaten. Omdat met de BMI veranderingen in spiermassa en vetmassa niet onderscheiden kunnen worden, is middelomtrek mogelijk een meer veelzeggende maat voor het effect van Lekker Fit! dan de BMI. Het gunstige effect van Lekker Fit! bij de shuttle run is ook belangrijk omdat deze test het uithoudingsvermogen ofwel de cardio-respiratoire fitheid meet. Deze fitheid hangt ook samen met risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Een verklaring voor het gebrek aan effect van Lekker Fit! in de bovenbouw is niet eenvoudig te geven en vereist nader onderzoek. Lekker Fit! heeft noch in de middenbouw, noch in de bovenbouw een ongunstig effect op het aantal kinderen met ondergewicht. Voor een meer uitgebreide bespreking verwijzen wij naar hoofdstuk 5 (Discussie). 4.3. Het effect van Lekker Fit! op bewegen, voedingspatronen en welbevinden Analyse van de resultaten van het vragenlijstonderzoek in de bovenbouw leert dat Lekker Fit! in het algemeen weinig effect heeft op de gedragingen van de leerlingen, hun attitudes en hun intenties tot gedragsverandering. Deze constatering hadden we ook al gedaan voor het effect van Lekker Fit! op gewichtsstatus, BMI, middelomtrek en fitheid in de bovenbouw. Hieronder worden de resultaten van Lekker Fit! samengevat voor de vier thema’s fysieke activiteit, inactief gedrag, voedingspatronen en perceptie van eigen gezondheid en gewicht. Op basis van zes items uit de vragenlijst is ook een totaalscore voor gezond gedrag berekend. Deze zes items betreffen actief naar school komen, buiten spelen, sporten, televisie kijken en computeren, ontbijten en drinken van gezoete drank (zie bijlage 3). Lekker Fit! heeft geen statistisch significante invloed op deze totaalscore. Fysieke activiteit en inactief gedrag Er is geen trend ten voordele of nadele van Lekker Fit! ten aanzien van veranderingen in gedrag, attitudes en intenties voor deze twee thema’s. Statistisch significante effecten van Lekker Fit! zijn ook niet gevonden, op één ongunstige uitzondering na. De uitzondering betreft de vraag of leerlingen de dag voorafgaande aan de afname van de vragenlijst twee uur of meer achter een beeldscherm (televisie, video, DVD, computeren, computerspelletjes of Gameboy) hebben gezeten. Zowel op de Lekker Fit! scholen als op de controlescholen is dit bij de nameting voor meer kinderen het geval dan bij de voormeting. De toename is groter op de Lekker Fit! scholen (van 42% naar 53%) dan op de controlescholen (van 36% naar 44%). De oorzaak van dit ongunstige effect is onduidelijk. Wellicht hebben verschillen in weersomstandigheden op de verschillende meetmomenten een rol gespeeld. Voedingspatronen Voor ontbijten is er ten aanzien van veranderingen in gedrag, attitudes en intenties geen algemene trend ten voordele of nadele van Lekker Fit!. Wel zijn er drie statistisch significante gunstige effecten van Lekker Fit! Ten eerste laat Figuur 4.2 zien dat er meer meisjes op de Lekker Fit! scholen zijn gaan ontbijten op de dag van de afname van de vragenlijst (toename van 81% naar 85%), en op de controlescholen minder (van 79% naar 75%). Ten tweede hebben de meisjes de week van tevoren vóór naar school te gaan op de Lekker Fit! scholen even vaak ontbeten (gemiddeld 4,1 keer), terwijl er
Figuur 4.2. Percentage meisjes dat op de dag van de afname van de vragenlijst heeft ontbeten, voor de controlescholen en Lekker Fit! scholen. 90% Voormeting 85%
Nameting
80% 75% 70% Controle
Lekker Fit!
21
een afname is op de controlescholen (van 4,0 keer naar 3,8 keer). Voor jongens zijn geen significante verschillen gevonden. Onduidelijk is waarom de meisjes op de Lekker Fit! scholen aangeven op de dag van de afname van de vragenlijst vaker te hebben ontbeten, maar in de voorafgaande week niet. Ten derde blijken de Lekker Fit! kinderen ontbijten bij voor- en nameting even vaak leuk te vinden, terwijl de leerlingen op controlescholen ontbijten iets minder leuk zijn gaan vinden. Voor fruit is er wederom geen trend ten voordele of nadele van Lekker Fit!. Ook zijn er geen statistisch significante effecten van Lekker Fit! ten aanzien van fruitinname en gerelateerde attitudes en intenties. Voor gezoete drank is de trend ten aanzien van veranderingen in consumptie, attitudes en intenties gunstig voor Lekker Fit!. Er is één statistisch significant gunstig effect: het percentage leerlingen met de intentie om minder gezoete drank te gaan drinken is gelijk gebleven op de Lekker Fit! scholen (48%), en gedaald op de controlescholen (van 51% naar 42%). De reden voor de daling op de controlescholen is onduidelijk. Perceptie van eigen gezondheid en gewicht Leerlingen van de Lekker Fit! scholen zijn hun gezondheid minder vaak als (heel) goed gaan waarderen (afname van 80% naar 74%), terwijl de leerlingen op de controlescholen dit juist vaker zijn gaan doen (toename van 76% naar 80%). Dit verschil is statistisch significant. Welke betekenis hieraan toegekend moet worden is niet duidelijk. Op de Lekker Fit! scholen zijn de kinderen in alle gewichtscategorieën hun gezondheid minder goed gaan waarderen. De afname was het kleinst voor kinderen met een normaal gewicht (van 87% naar 85%) en het grootst voor kinderen met obesitas (van 76% naar 46%). Alleen de afnames voor alle kinderen samen en voor kinderen met obesitas waren statistisch significant. Op de controlescholen is de toename in het percentage kinderen dat zijn gezondheid als goed waardeert niet statistisch significant, en voor de verschillende gewichtscategorieën is het beeld wisselend. Het tweede significante effect is dat meisjes op de Lekker Fit! scholen zich gemiddeld iets vaker zorgen zijn gaan maken over hun gewicht (toename van 61% naar 63%), terwijl de meisjes op de controlescholen zich juist minder vaak zorgen zijn gaan maken (afname van 57% naar 49%). Het is wederom onduidelijk welke betekenis hieraan moet worden toegekend: uitgesplitst naar gewichtscategorieën is het beeld op de Lekker Fit! scholen diffuus. Het percentage meisjes dat zich zorgen maakt neemt er toe voor de gewichtscategorieën normaal gewicht (van 45% naar 50%) en obees (van 78% naar 96%), en af voor ondergewicht (van 71% naar 42%) en overgewicht (van 86% naar 83%). Deze vergelijkingen per gewichtscategorie zijn gebaseerd op kleine aantallen meisjes. Op de controlescholen is het percentage meisjes dat zich zorgen maakt afgenomen in alle vier de gewichtscategorieën. De algehele veranderingen en veranderingen per gewichtscategorie bij meisjes op de Lekker Fit! scholen en controlescholen zijn geen van alle statistisch significant. Voor jongens heeft Lekker Fit! qua zorgen over het gewicht geen effect. Op de vraag of leerlingen zichzelf te dik vinden zijn tot slot geen statistisch significante effecten van Lekker Fit! gevonden.
22
5. Bespreking en conclusies Lekker Fit! is een interventie, die bestaat uit diverse componenten. Met een aantal componenten zet Lekker Fit! in op de verandering van omgevingskenmerken, zoals met de introductie van de gymleraar ‘nieuwe stijl’, het aanbod van drie gymlessen in de week en buitenschools spel- en sportaanbod. Met een aantal andere componenten zet Lekker Fit! in op verandering van gedrag, zoals met het lespakket Lekker Fit! en oudervoorlichting. Met deze keuze voor én ingrijpen op omgevingskenmerken én gedragsbeïnvloeding volgt Lekker Fit! aanbevelingen van diverse experts op het gebied van de preventie van overgewicht bij kinderen. Het effect van Lekker Fit! is gemeten met behulp van een gerandomiseerde, gecontroleerde onderzoeksopzet met een voormeting aan het begin en een nameting aan het eind van één schooljaar. Dit betekent dat de aan het onderzoek deelnemende basisscholen via loting in twee groepen zijn verdeeld: interventiescholen (‘Lekker Fit! scholen’) en controlescholen. Hierdoor kan ervan uit worden gegaan dat er aan het begin van de studie geen verschillen bestonden tussen beide groepen scholen en dat verschillen die bij de nameting zijn gevonden echt toegeschreven kunnen worden aan de interventie Lekker Fit! Lekker Fit! richt zich met name op scholen in Rotterdamse wijken waar veel overgewicht voorkomt. De deelnemende scholen zijn daarom voornamelijk gelegen in de oudere, sociaal-economisch zwakkere stadswijken van Rotterdam. Als eerste is gebleken dat het percentage kinderen met overgewicht op de onderzoeksscholen inderdaad hoog is: gemiddeld 25% in de middenbouw en 31% in de bovenbouw. De meeste kinderen uit het onderzoek hebben een niet-Nederlandse achtergrond. Het effect van Lekker Fit! op fysieke uitkomstmaten is onderzocht in de middenbouw (groep 3, 4 en 5) en bovenbouw (groep 6, 7 en 8). De onderzochte fysieke uitkomstmaten zijn overgewicht, Body Mass Index (BMI), middelomtrek en fitheid, welke is gemeten met de Eurofittest. Het effect op gedrag en gedragsdeterminanten, zoals attitudes en gedragsintenties, is alleen onderzocht in de bovenbouw. Lekker Fit! blijkt in de middenbouw gunstige effecten te hebben op een aantal fysieke uitkomstmaten, te weten het percentage kinderen met overgewicht, de middelomtrek en de shuttle run. De shuttle run meet het uithoudingsvermogen. Deze effecten zijn belangrijk omdat overgewicht, middelomtrek en uithoudingsvermogen zelfs al op kinderleeftijd gerelateerd zijn aan risicofactoren voor hart- en vaatziekten [19-22]. Ondanks dat Lekker Fit! effect heeft op overgewicht in de middenbouw, is ook op de Lekker Fit! scholen het percentage kinderen met overgewicht in de middenbouw in één schooljaar tijd nog gestegen, zij het veel minder sterk dan op de controlescholen (1,1% versus 4,6%). Alhoewel er geen statistisch significante verschillen waren was de trend op de andere Eurofit-testonderdelen ook gunstig voor Lekker Fit!. In deze effectevaluatie was de looptijd van Lekker Fit! op de Lekker Fit! onderzoeksscholen één schooljaar. In intentie is Lekker Fit! een langdurig programma. Het is mogelijk dat Lekker Fit! op termijn wel de groei in overgewicht tot staan brengt of afnames in gang zet. Verdere intensiveringen van Lekker Fit! kunnen hier ook aan bijdragen. Een aantal intensiveringen is inmiddels al gerealiseerd. Een voorbeeld hiervan is de introductie van de schooldiëtist op de Lekker Fit! scholen. Ten opzichte van de huidige situatie zou een toename in overgewicht van één procent per jaar in de drie middenbouwjaren op rij, als deze vastgehouden kan worden, overigens wel degelijk kunnen leiden tot een daling in het uiteindelijke percentage kinderen dat de basisschool met overgewicht verlaat. In de bovenbouw heeft Lekker Fit! behalve voor één onderdeel uit de Eurofittest, verspringen uit stand, geen effect laten zien op fysieke uitkomstmaten. De reden hiervoor is onduidelijk, en mogelijk zijn er op de langere termijn wel effecten. Het zou ook kunnen dat Lekker Fit! echt geen effect heeft op bovenbouwleerlingen, bijvoorbeeld omdat buitenschoolse activiteiten hen minder aanspreken of omdat zij de extra fysieke inspanningen op school gaan compenseren met meer zittend gedrag na schooltijd. Verder kan het zo zijn dat het verschil tussen controlescholen en Lekker Fit! scholen wat betreft het aanbod van gymlessen in de week, aanbod van buitenschoolse spel- en sportactiviteiten en lesmateriaal wellicht minder groot was dan beoogd, waardoor überhaupt minder effect verwacht kon worden. Nader onderzoek kan hier eventueel uitsluitsel over geven. Wel zijn er in de bovenbouw enkele effecten ten aanzien van gedrag en gedragsdeterminanten. Op de controlescholen liep de ontbijtfrequentie van meisjes iets terug terwijl dit niet gebeurde op de Lekker
23
Fit! scholen. Voorts was het aantal meisjes dat had ontbeten op de dag van de nameting hoger dan bij de voormeting op de Lekker Fit! scholen, en lager op de controlescholen. In diverse studies is een samenhang gevonden tussen het overslaan van het ontbijt en het vóórkomen van overgewicht. Ontbijten is dan ook één van de vier speerpunten van het beleid dat de jeugdgezondheidszorg hanteert bij de bestrijding van overgewicht bij schoolkinderen [23]. Voor gezoete drank was de trend ten aanzien van consumptie, attitudes en intenties gunstig voor de Lekker Fit! kinderen, met een statistisch significant effect voor de intentie om minder gezoete drank te gaan drinken. Het gebruik van gezoete drank hangt eveneens samen met het vóórkomen van overgewicht, en het terugdringen ervan is ook één van de beleidsspeerpunten. Een ander effect is dat er een afname is geconstateerd in het aantal bovenbouwkinderen op de Lekker Fit! scholen dat hun gezondheid als goed waardeert, tegen een toename op de controlescholen. Tevens nam het aantal meisjes dat zich zorgen maakt over hun gewicht wel af op de controlescholen, maar niet op de Lekker Fit! scholen. De betekenis die hieraan moet worden toegekend is niet duidelijk. Bij uitsplitsing naar ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht en obesitas zijn de overblijvende aantallen kinderen klein. Het effectonderzoek kent een aantal beperkingen. Een eerste beperking is dat het gedrag van kinderen is gemeten met behulp van vragenlijsten. Zelfgerapporteerde gedragsgegevens moeten altijd met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Het inschatten van het eigen gedrag en de tijd die bijvoorbeeld is besteed aan buiten spelen of televisiekijken is mogelijk moeilijk in te schatten voor kinderen van groep 6 tot en met 8. Hier is wel zoveel mogelijk rekening mee gehouden door simpele formuleringen te gebruiken en zoveel mogelijk te vragen naar gedrag van dezelfde ochtend of de voorgaande dag. Betere maar meer kostbare onderzoeksinstrumenten zouden wellicht tot andere bevindingen kunnen leiden. Een andere beperking is dat procesgegevens ontbreken dan wel onvolledig zijn waardoor het lastig is verklaringen te geven voor bepaalde onderzoeksresultaten, zoals het ontbreken van bepaalde 11 effecten in de bovenbouw . Er is bijvoorbeeld een onvolledig beeld over het aantal gymlessen per week dat per groep is gegeven op de Lekker Fit! scholen en controlescholen. Er zijn in ieder geval twee controlescholen waar ook met een gymrooster van drie gymlessen per week is gewerkt. Verder is van twee controlescholen duidelijk dat al gebruik werd gemaakt van een vakdocent lichamelijke opvoeding. Het precieze aantal scholen waarbij dit laatste het geval was, is echter onbekend. Ook is het beeld onvolledig gebleven wat betreft de hoeveelheid buitenschoolse activiteiten per week en het bereik van deze activiteiten. Dit geldt zowel voor de Lekker Fit! scholen als voor de controlescholen. In hoeverre het lespakket en de scorekaart met Eurofittest scores zijn gebruikt op Lekker Fit! scholen is tenslotte ook niet volledig bekend. Een laatste beperking is dat de interventie Lekker Fit! uit meerdere componenten bestaat. In de internationale literatuur zijn interventiestudies te vinden waarbij de interventie bestond uit óf het inzetten van een vakdocent gymnastiek, óf meer gymlessen, óf het aanbieden van buitenschoolse activiteiten, en waarin effecten worden gevonden op ofwel BMI, ofwel gewichtsstatus (overgewicht) [24-27]. Voor Lekker Fit! is het onduidelijk welke componenten bijgedragen hebben aan de gevonden 12 effecten, en in welke mate. Meer onderzoek zou hier wel inzicht in kunnen geven . Aandacht zou hierbij specifiek uit kunnen gaan naar het belang van de gymleraar ‘nieuwe stijl’ en de drie gymlessen per week, aangezien dit wellicht de meest ingrijpende veranderingen zijn van de staande praktijk. Een ander aspect betreft de tevredenheid van betrokkenen over Lekker Fit!. De dienst Sport en Recreatie heeft hier in het schooljaar 2007-2008 onderzoek naar gedaan, en concludeert dat ouders, schooldirecties en vakdocenten gymnastiek in het algemeen tevreden zijn [28]. Tenslotte is al aangegeven dat de effecten van Lekker Fit! op de langere termijn onduidelijk zijn. De vervolgstudie die op de deelnemende scholen is uitgevoerd in schooljaar 2007-2008 zal hier in ieder geval deels uitsluitsel over kunnen geven. 11
Vanwege beperkt budget is er voor gekozen dergelijke gegevens niet apart te verzamelen. Gegevens afkomstig van registratieformulieren voor leerkrachten en de Fitmeter waren niet compleet genoeg om een volledig beeld te geven. 12 In opdracht van de Hartstichting wordt door TNO een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van één van de componenten van de interventie Lekker Fit!, namelijk naar de effecten van het lespakket van Lekker Fit! De resultaten hiervan zullen bijdragen aan de interpretatie van de onderzoeksresultaten in dit rapport.
24
De hoofdconclusie luidt dat de interventie Lekker Fit! effectief is in de middenbouw van het basisonderwijs. Dit rechtvaardigt bredere implementatie van Lekker Fit!, zowel binnen als buiten Rotterdam. Het percentage kinderen met overgewicht in de middenbouw in oudere stadswijken is in ons onderzoek dermate hoog gebleken, dat eerder preventief ingrijpen wenselijk is. Een verdere uitbreiding van Lekker Fit! naar groep 1 en 2 is een voor de hand liggende eerste stap. Ook op de Lekker Fit! scholen neemt overgewicht nog toe in de middenbouw, zij het beduidend minder dan de schokkende toename op de controlescholen. Om de groei in overwicht te stoppen is verdere intensivering van Lekker Fit! nodig. Dit geldt zeker ook voor de bovenbouw, waar Lekker Fit! om onduidelijke redenen (nog) geen effect laat zien voor fysieke uitkomstmaten.
25
26
Dankwoord Via dit dankwoord willen wij allereerst de medewerkers van de dienst Sport en Recreatie danken voor hun bijdrage aan het onderzoek: alle medewerkers die hebben bijgedragen aan de organisatorische kant van het onderzoek, in het bijzonder Ivo Reuvers, en de medewerkers van de testteams die de Eurofittest hebben afgenomen op de deelnemende scholen. Ook een woord van dank voor de dienst JOS, in de persoon van Ton Leegerstee, voor de medewerking bij het samenstellen van de steekproef. Voorts willen wij Gerard Borsboom, Klazine van der Horst, Frank van Lenthe en Hein Raat van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC en professor Hans Brug van het EMGO instituut van het VUMC danken voor hun assistentie bij het uitdenken van de onderzoeksopzet, het analyseren van de data en de interpretatie van de onderzoeksresultaten. Tenslotte een woord van dank aan de deelnemende scholen en leerlingen. Zonder hun inzet had deze studie niet plaats kunnen vinden.
27
28
Gebruikte literatuur 1.
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
19. 20. 21. 22. 23. 24.
Hirasing RA, Fredriks AM, van Buuren S, Verloove-Vanhorick SP, Wit JM. Toegenomen prevalentie van overgewicht en obesitas bij Nederlandse kinderen en signalering daarvan aan de hand van internationale normen en nieuwe referentiediagrammen. Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145(27):1303-8. van den Hurk K, van Dommelen P, de Wilde JA, van Buuren S, Hirasing RA. Prevalentie van overgewicht en obesitas bij jeugdigen van 4-15 jaar in de periode 2002-2004. Leiden: TNO, 2006. van Buren L, den Dikken J, Dommisse-van Berkel A, Goldschmeding J, Jansen W, van de LooijJansen P, et al. Rapportage gemeente Rotterdam 2008. Jeugdmonitor Rotterdam. Rotterdam: GGD Rotterdam-Rijnmond, 2008. Gemeente Rotterdam. Actieprogramma Voeding en bewegen. Rotterdam, 2005. De Vries SI, Bakker I, Van Overbeek K, Boer ND, Hopman-Rock M. Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven, 2005. van der Maas PJ, Kramers PGN (red.). Volksgezondheid Toekomst Verkenning 1997. III Gezondheid en levensverwachting gewogen. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom, 1997. van Kreijl CF, Knaap AGAC (red.). Ons eten gemeten. Gezonde voeding en veilig voedsel in Nederland. Bilthoven: RIVM, 2004. Baranowski T, Cullen KW, Nicklas T, Thompson D, Baranowski J. Are current health behavioral change models helpful in guiding prevention of weight gain efforts? Obes Res 2003;11 Suppl:23S-43S. Egger G, Swinburn B. An "ecological" approach to the obesity pandemic. BMJ 1997;315:477-80. Gezondheidsraad. Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003. Jansen W, Raat H, Joosten-van Zwanenburg E, Reuvers I, van Walsem R, Brug J. A schoolbased intervention to reduce overweight and inactivity in children aged 6-12 years: study design of a randomized controlled trial. BMC Public Health. Geaccepteerd voor publicatie. Mooij C, Van berkel M, Hazelebach C (ed.). Basisdocument Bewegingsonderwijs. SLO in samenwerking met KVLO. Zeist: Jan Luitingfonds, 2004. Dienst Sport en Recreatie. Basishandleiding Lekker Fit! Rotterdam: Dienst Sport en Recreatie, 2005. Adam C, Klissouras V, Ravazzolo M, Reson R, Tuxworth W. EUROFIT: Eurofit Test of Physical Fitness. Rome: Council of Europe, Committee for the Development of Sport, 1988. van Buuren S. Afkapwaarden van de 'body-mass index' (BMI) voor ondergewicht van Nederlandse kinderen. Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148(40):1967-72. Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. BMJ 2000;320:1240-3. Bulk-Bunschoten AMW, Renders CM, Leerdam FJMv, Hirasing RA. Signaleringsprotocol overgewicht in de jeugdgezondheidszorg. Amsterdam: VUMC, 2004. Currie C, Roberts C, Morgan A, Smith R, Settertobulte W, Samdal O, et al (eds). Young people's health in context. Health Behaviour in School-aged children (HBSC) study: international report from the 2001/2002 survey. Health Policy for Children and Adolescents 2004; No. 4. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe. Fredriks AM, van Buuren S, Fekkes M, Verloove-Vanhorick SP, Wit JM. Are age references for waist circumference, hip circumference and waist-hip ratio in Dutch children useful in clinical practice? Eur J Pediatr 2005;164(4):216-22. Maffeis C, Banzato C, Talamini G. Waist-to-Height Ratio, a Useful Index to Identify High Metabolic Risk in Overweight Children. The Journal of Pediatrics 2008;152(2):207-213. Eisenmann JC. Aerobic fitness, fatness and the metabolic syndrome in children and adolescents. Acta Paediatr 2007;96(12):1723-9. DuBose K, Eisenmann J, Donnelly J. Aerobic fitness attenuates the metabolic syndrome score in normal-weight, at-risk-for-overweight, and overweight children. Pediatrics 2007;120(5):e1262-8. Bulk-Bunschoten AMW, Renders CM, Leerdam FJMv, Hirasing RA. Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht; Methode voor individuele primaire en secundaire preventie in de jeugdgezondheidszorg. Amsterdam: VUMC, 2005. Coleman KJ, Tiller CL, Sanchez J, Heath EM, Sy O, Milliken G, et al. Prevention of the Epidemic Increase in Child Risk of Overweight in Low-Income Schools: The El Paso Coordinated Approach to Child Health. Arch Pediatr Adolesc Med 2005;159(3):217-224.
29
25. Kain J, Uauy R, Albala, Vio F, Cerda R, Leyton B. School-based obesity prevention in Chilean primary school children: methodology and evaluation of a controlled study. Int J Obes Relat Metab Disord 2004;28(4):483-93. 26. Manios Y, Moschandreas J, Hatzis C, Kafatos A. Health and nutrition education in primary schools of Crete: changes in chronic disease risk factors following a 6-year intervention programme. Br J Nutr 2002;88(3):315-24. 27. Yin Z, Hanes J, Jr., Moore JB, Humbles P, Barbeau P, Gutin B. An after-school physical activity program for obesity prevention in children: the Medical College of Georgia FitKid Project. Eval Health Prof 2005;28(1):67-89. 28. van Amersfoort A, de Graauw C. Lekker Fit! Evaluatie 2007-2008. Rotterdam: Dienst Sport en Recreatie, 2008.
30
Bijlage 1. Design, steekproef, procedure, deelnemende scholen en leerlingen. Het project is gestart met een pilot op twee basisscholen. Na de pilot zijn basisscholen in 2005 door dienst Sport en Recreatie benaderd om aan het project Lekker Fit! deel te gaan nemen 1 . In schooljaar 2005-2006 zijn 30 scholen met het project begonnen (15 scholen in september 2005 en 15 scholen in januari 2006). Het effectonderzoek is uitgevoerd in het schooljaar 2006-2007. Basisscholen die in 2005 interesse hadden getoond om aan ‘Lekker Fit!’ deel te nemen, en die nog niet eerder met het project waren gestart, zijn voor het effectonderzoek benaderd. Dit resulteerde in 23 aanmeldingen van basisscholen. Sommige van deze basisscholen hebben meerdere schoollocaties. Onderzoeksdesign en steekproef De evaluatie van ‘Lekker Fit!’ is uitgevoerd middels een Randomised Controlled Trial (RCT). De randomisering hield in dat scholen en schoollocaties eerst zijn onderverdeeld in paren. Bij het maken van de paren is er voor gezorgd dat de scholen en locaties binnen een paar komen zo goed mogelijk overeen kwamen qua SE-score (gebaseerd op etnische herkomst en opleidingsniveau van de 2 ouders) , buurt en leerlingenaantal. Eén school kon niet goed worden gematcht. Bijzonderheden zijn verder dat een grote school met twee locaties is gematcht met twee andere scholen, en dat van een andere grote school de vier locaties in twee paren zijn ondergebracht. Binnen de paren zijn via loting scholen/schoollocaties aangewezen als interventieschool (Lekker Fit! school) dan wel controleschool. Drie paren gingen alsnog verloren voor de studie: door terugtrekking van scholen (één paar), en omdat scholen toch al onderdelen van het Lekker Fit! programma vóór aanvang van de studie hadden geïmplementeerd (twee paren). Dit heeft geresulteerd in 16 scholen, verdeeld over 21 locaties en 9 paren, die hebben deelgenomen aan het effectonderzoek. Op de Lekker Fit! scholen werd in het schooljaar 2006-2007 gestart met het project Lekker Fit!. De controlescholen hebben de staande praktijk nog een jaar voortgezet en zijn in het schooljaar 2007-2008 begonnen met Lekker Fit!. Tabel 1 geeft een overzicht van de deelnemende scholen, hun SE-scores en de deelgemeentes en wijken waartoe deze scholen behoren. De tabel illustreert dat Lekker Fit! zich met name richt op scholen in Rotterdamse wijken waar overgewicht relatief veel voor komt. Procedure: informed consent en medisch-ethische toetsing Via de scholen werden de ouders geïnformeerd over het onderzoek en werd hen om toestemming gevraagd voor overdracht van Lekker Fit! gegevens aan de GGD (‘informed consent’). Het onderzoek is op zorgvuldigheid getoetst door de medisch ethische toetsingscommissie (METC) van het Erasmus MC. Deelnemende leerlingen Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van de totstandkoming van de groep van onderzoeksscholen en de leerlingaantallen. Gedetailleerde uitleg wordt hieronder gegeven. Het project Lekker Fit! wordt net als dit onderzoek voornamelijk uitgevoerd in de groepen 3 tot en 3 met 8 . In het onderzoek waren twee meetmomenten: één aan het begin van het schooljaar (voormeting) en één aan het eind van het schooljaar (nameting). De metingen betroffen enerzijds het afnemen van fysieke tests (de Eurofittest plus meting van middelomtrek) en anderzijds de afname van een vragenlijst in de groepen 6, 7 en 8 (bovenbouw). Het aantal leerlingen in de groepen 3 tot en met 8 was 1271 voor de Lekker Fit! scholen uit het onderzoek, en 1499 op de controlescholen (samen 2770). Voor 31 leerlingen (2,4%) op de Lekker Fit! scholen en 117 leerlingen (7,8%) op de controlescholen ontbraken óf gegevens over leeftijd of geslacht, óf alle testresultaten voor de fysieke uitkomstmaten bij de voormeting. Na uitsluiting van deze leerlingen resulteren 1240 leerlingen op de Lekker Fit! scholen en 1382 leerlingen op de controlescholen (samen 2622). Van hen hadden weer 91 leerlingen op de Lekker Fit! scholen (7,3%) en 115 leerlingen op de controlescholen (8,3%) geen enkel testresultaat voor de fysieke uitkomstmaten bij de nameting. Dit betekent dat voor 1149 leerlingen op de Lekker Fit! scholen en 1267 leerlingen op de controlescholen én leeftijd en geslacht beschikbaar zijn, én er minimaal één 1 2 3
In 2005 heette ‘Lekker Fit!’ nog ‘Elke Dag bewegen’. Vanaf schooljaar 2006-2007 is de huidige naam in gebruik. SE-scores zijn verstrekt door de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving. Het lespakket en oudervoorlichting worden ook gegeven in de groepen 1 en 2.
Tabel 1. Scholen die aan het onderzoek meedoen. paar
Lekker Fit! scholen SE-score; deelgemeente; wijk
Controlescholen SE-score; deelgemeente; wijk
1
Mariaschool 1,85; Delfshaven; Spangen
Duo 2002 locatie: Kasteel Spangen locatie: de Starrenburg 1,82; Delfshaven; Spangen
2
De Driehoek 1,82; Delfshaven; Tussendijken
De Korf 1,66; Delfshaven; Tussendijken
3
Van Asch van Wijck 1,74; Centrum; Oude Westen
Eben Haezer locatie: HJ van Wijlen 1,83; Delfshaven; Nieuwe Westen
4
Koningin Wilhelmina 1,53; Kralingen-Crooswijk; Crooswijk
Bavokring 1,70; Kralingen-Crooswijk; Crooswijk
5
Dukdalf 1,83; Feijenoord; Feijenoord
Imelda 1,86; Noord; Liskwartier
6
Triangel 1,49; Charlois; Charlois
Jan Antonie Bijlooschool 1,39; Prins Alexander; Prinsenland
7
IBS De Dialoog locatie: Overijsselsestraat 1,82; Feijenoord; Hillesluis
IBS De Dialoog locatie: Duyststraat 1,82; Delfshaven; Nieuwe Westen
8
IBS De Dialoog locatie: Kogelvangerstraat 1,82; Centrum; Oude Westen
IBS De Dialoog locatie: Hildegardisstraat 1,82; Noord; Oude Noorden
9
Fontein 1,61; Noord; Oude Noorden Het Spoor 1,78; Noord; Noord
Delfshaven locatie: Pieter de Hoochstraat locatie: Lieve Verschuierstraat 1,74; Delfshaven; Delfshaven
testresultaat voor de fysieke uitkomstmaten beschikbaar is voor zowel voor- als nameting (samen 2416). Kenmerken van de deelnemende leerlingen Tabel 2 geeft een overzicht van leeftijd, geslacht, etniciteit en gewichtsstatus van de deelnemende leerlingen. Zowel in de middenbouw als in de bovenbouw verschilt de etniciteitsverdeling van de leerlingen op de Lekker Fit! scholen significant van die van de leerlingen op de controlescholen (p<0,001). Met name valt op dat er relatief minder leerlingen van Marokkaanse afkomst en relatief meer leerlingen van Nederlandse afkomst zijn op de Lekker Fit! scholen. Ook het kleine verschil in gemiddelde leeftijd van de leerlingen in de middenbouw is statistisch significant (p=0,008). In de bepaling van het effect van Lekker Fit! wordt met deze verschillen rekening gehouden (zie bijlage 4). Verder zijn er geen kanttekeningen.
Figuur 1. Totstandkoming van de groep van onderzoeksscholen en deelnemende leerlingen.
Aanmelding
23 scholen (28 locaties) 1 school niet matchbaar
Randomisering
Start onderzoek
12 paren (22 scholen, 27 locaties)
9 paren (16 scholen, 21 locaties)
9 Lekker Fit! scholen (10 locaties) N= 1271
Incompleet bij voormeting
Geen nameting
Met voormeting én nameting
a
3 paren verloren (6 scholen, 6 locaties) • 1 terugtrekking • 2 begonnen met onderdelen van Lekker Fit! voor start onderzoek
a
8 controlescholen (11 locaties) N= 1499
a
N= 31 (2.4%) leerlingen: geen info/resultaten bij voormeting
N= 117 (7.8%) leerlingen: geen info/resultaten bij voormeting
N= 1240
N= 1382
N= 91 (7.3%) leerlingen geen resultaten bij nameting
N= 115 (8.3%) leerlingen geen resultaten bij nameting
N= 1149 middenbouw: 612 bovenbouw: 537
N= 1267 middenbouw: 661 bovenbouw: 606
Van de vier locaties van één school (IBS De Dialoog) zijn twee paren gemaakt. Deze school doet in het onderzoek dus mee in de interventiegroep én in de controlegroep. Dit leidt in deze twee boxen tot dubbeltelling.
Tabel 2. Kenmerken van de deelnemende leerlingen met een voor- en een nameting
Geslacht Jongen Meisje Etniciteit Nederlands Surinaams Antilliaans Marokkaans Turks Kaapverdiaans Overig/onbekend a Gewicht (voormeting) Ondergewicht Normaal gewicht Overgewicht Obees Leeftijd (gemiddeld in jaren) a
Lekker Fit! scholen (N=612)
Middenbouw Controlescholen (N=661)
Lekker Fit! scholen (N=537)
Bovenbouw Controlescholen (N=606)
49,3% 50,7%
48,7% 51,3%
47,5% 52,5%
50,0% 50,0%
14,1% 8,8% 5,6% 28,3% 22,4% 4,2% 16,7%
6,8% 10,6% 4,2% 38,0% 20,6% 3,8% 16,0%
13,0% 11,9% 4,5% 23,5% 25,0% 5,4% 16,8%
8,4% 12,4% 2,5% 35,8% 22,8% 4,8% 13,4%
6,4% 69,0% 17,0% 7,6%
7,2% 67,9% 18,7% 6,2%
5,4% 61,1% 24,4% 9,1%
6,7% 64,8% 21,1% 7,4%
7,7
7,8
10,8
10,8
Percentages voor de 565 middenbouwleerlingen op de Lekker Fit! scholen en voor de 614 middenbouwleerlingen op de controlescholen voor wie gewichtsstatus bepaald kon worden bij voor- én bij nameting (bovenbouw: respectievelijk 483 en 554).
Bijlage 2. Resultaten van het effectonderzoek: fysieke uitkomstmaten. Het project Lekker Fit! richt zich op de groepen 3 tot en met 8 van basisscholen. Het lespakket bestrijkt groep 1 tot en met 8. Om het effect van Lekker Fit! te meten is een onderzoek uitgevoerd in het schooljaar 2006-2007. In dit onderzoek zijn basisscholen in twee groepen verdeeld: interventiescholen (LF) die Lekker Fit! in 2006-2007 hebben ingevoerd en controlescholen (C). Er waren twee metingen op beide groepen scholen: aan het begin en aan het eind van het schooljaar 2006-2007. De tabel in deze bijlage geeft de resultaten van de voor- en nameting voor de fysieke uitkomstmaten van het onderzoek, en wel afzonderlijk voor de middenbouw (groepen 3, 4 en 5) en de bovenbouw (groepen 6, 7 en 8). Ook rapporteert de tabel over het effect van Lekker Fit! De fysieke uitkomstmaten betreffen de testonderdelen van de Eurofittest, waaronder de Body Mass Index (BMI). Als extra uitkomstmaten zijn het percentage kinderen met overgewicht en de middelomtrek van leerlingen bepaald. In totaal zijn er hiermee 11 fysieke uitkomstmaten. Het percentage overgewicht volgt uit de BMI scores van de leerlingen en geslachts- en leeftijdsspecifieke BMI afkappunten van de International Obesity Task Force [1]. Voor alle testonderdelen behalve overgewicht worden in de tabel gemiddeldes van de scores van de leerlingen gegeven. BMI en middelomtrek nemen toe met de leeftijd. Voor bijna alle andere testonderdelen geldt dat kinderen beter scoren naarmate zij ouder worden. Bij de meeste testonderdelen betekent dit een hogere score, bij sommige testonderdelen betekent dit een lagere score (sneltikken en snelheidsloop). Vanwege onbetrouwbaarheid is de Flamingo evenwichtstest uit de Eurofittest niet meegenomen in de effectanalyse. Het effect van het Lekker Fit! programma kan worden bepaald door de uitkomsten van voor- en nameting voor de controlescholen en Lekker Fit! scholen statistisch te onderzoeken. De gebruikte statistische methodes zijn beschreven in bijlage 4. Qua etniciteit van de leerlingen zijn de Lekker Fit! scholen en de controlescholen niet helemaal gelijk. Bij de voormeting scoren de leerlingen van de Lekker Fit! scholen op sommige testonderdelen ook gemiddeld anders dan de leerlingen van de 1 controlescholen . Bij de bepaling van het effect van Lekker Fit! is met deze verschillen rekening gehouden. In de kolom ‘Effect Lekker Fit!’ van de tabel wordt voor iedere uitkomstmaat vermeld of Lekker Fit! een statistisch significant effect heeft bewerkstelligd. De vier significante effecten uit de tabel zijn alle gewenst: de verandering tussen voor- en nameting is steeds gunstiger voor de Lekker Fit! scholen dan voor de controlescholen. Respons Zowel bij de voor- als bij de nameting zijn er voor de fysieke uitkomstmaten twee meetmomenten: om logistieke redenen worden de shuttle run en de overige onderdelen van de Eurofittest namelijk niet op dezelfde dag afgenomen. We stellen dat een leerling heeft meegedaan aan de voor- respectievelijk nameting als hij/zij op minimaal één van de elf uitkomstmaten een meetresultaat heeft. In totaal hebben 1386 middenbouwleerlingen en 1236 bovenbouwleerlingen (samen 2622) meegedaan aan de voormeting aan het begin van het schooljaar. Van deze leerlingen hebben er in de middenbouw 1273 (92%) en in de bovenbouw 1143 (92%) ook meegedaan aan de nameting aan het einde van het schooljaar (samen 2416, ook 92%). Van de 1273 middenbouwleerlingen met een vooren een nameting zaten er 661 op controlescholen en 612 op Lekker Fit! scholen. Van de 1143 bovenbouwleerlingen met een voor- en een nameting zaten er 606 op controlescholen en 537 op Lekker Fit! scholen. Voor iedere afzonderlijke uitkomstmaat geldt dat minimaal 1098 van de 1273 middenbouwleerlingen (86%) op deze uitkomstmaat bij voor- én nameting scoorden. Voor de corresponderende 1143 bovenbouwleerlingen was dit aantal steeds minimaal 985 (ook 86%), behalve 2 voor de shuttle run (833, 73%) . Leerlingen kunnen afzonderlijke uitkomstmaten gemist hebben als ze op één van de twee meetmomenten niet aanwezig waren, of als ze wel aanwezig waren maar bijvoorbeeld door gezondheidsredenen of blessures aan bepaalde testonderdelen niet hebben meegedaan.
1
Voor de middenbouw zijn er bij de voormeting statistisch siginificante verschillen voor sit-ups, de snelheidsloop en de shuttle run; voor de bovenbouw voor BMI, sneltikken met één hand, zittend reiken en shuttle run. 2 Op één school ontbreken alle nametingen van de shuttle run door uitval van de vakdocent.
In de tabel worden alleen meetresultaten gegeven voor leerlingen die op de betreffende uitkomstmaat zowel bij de voor- als bij de nameting scoorden (‘complete case’ benadering). In de kolom ‘Respons’ worden per uitkomstmaat de betreffende aantallen leerlingen gegeven. Meer informatie over deelnemende scholen en leerlingaantallen wordt gegeven in bijlage 1. Gebruikte literatuur 1. Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. BMJ 2000;320:1240-3.
Tabel. Meetresultaten bij voormeting (t0) en nameting (t1) voor de Lekker Fit! scholen (LF) en controlescholen (C), en effect van Lekker Fit! Nr
Item
Groep
Respons
t0
t1
Effect Lekker Fit!
C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF
614 565 614 565 610 545 604 557 611 566 614 560 608 561 613 566 599 547 604 561 563 429
24,9% 24,6% 17,13 17,12 58,8 59,1 20,1 20,5 27,2 26,7 115,5 113,6 12,7 12,4 15,1 13,6 6,52 5,86 23,6 24,1 5,6 4,4
29,5% 25,7% 17,63 17,53 61 60,1 17,4 17,4 27 26,5 123,1 122,7 13,9 13,3 16,5 16,2 7,64 7,21 23 23,1 6,1 5,7
gewenst
C LF C LF C Lf C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF
554 483 554 483 553 440 551 483 557 486 552 482 550 486 554 483 537 479 551 475 535 404
28,5% 33,5% 18,99 19,48 67,1 68,3 14,8 14,4 25,9 25,2 133,1 133,4 18,8 19,3 18,3 18,3 7,28 6,97 21,9 22,1 7,2 6,7
30,5% 36,0% 19,68 20,22 70,6 71,2 13,3 13 25,9 25,3 136,5 140 20,2 20,8 19,6 19,6 7,48 6,83 21,5 21,6 7,9 7,5
Middenbouw (groepen 3, 4 en 5) a
1
Percentage met overgewicht (%)
2
Body mass index (BMI, kg/m )
3
Middelomtrek (cm)
4
Sneltikken met één hand (sec)
5
Zittend reiken (cm)
6
Verspringen uit stand (cm)
7
Handknijpkracht (kg)
8
Sit-ups
9
Hangen met gebogen armen (sec)
10
Snelheidsloop (korte shuttle run, sec)
11
Shuttle run
2
b
geen gewenst geen geen geen geen geen geen geen gewenst
Bovenbouw (groepen 6, 7 en 8)
a
a
1
Percentage met overgewicht (%)
2
Body mass index (BMI, kg/m )
3
Middelomtrek (cm)
4
Sneltikken met één hand (sec)
5
Zittend reiken (cm)
6
Verspringen uit stand (cm)
7
Handknijpkracht (kg)
8
Sit-ups
9
Hangen met gebogen armen (sec)
10
Snelheidsloop (korte shuttle run, sec)
11
Shuttle run
2
b
geen geen geen geen geen gewenst geen geen geen geen geen
Gewichtsstatus wordt bepaald op basis van BMI en geslachts- en leeftijdspecifieke BMI afkappunten voor overgewicht van de International Obesity Task Force [1]. b BMI wordt berekend als gewicht (kg) gedeeld door het kwadraat van de lengte (m).
Bijlage 3. Resultaten van het effectonderzoek: gedrag en gedragsdeterminanten. De vragenlijst is twee keer afgenomen, parallel met de voor- en nameting in het effectonderzoek. De vragenlijst is afgenomen in de bovenbouw (groepen 6, 7 en 8) van de controlescholen en de Lekker Fit! scholen. De tabel in deze bijlage geeft de uitkomsten van het vragenlijstonderzoek. In de tabel rapporteren we over vier thema’s: fysieke activiteit, inactief gedrag, voedingsgewoonten en perceptie van gezondheid en gewicht. Voor de eerste drie thema’s wordt naast daadwerkelijk gedrag ook gerapporteerd over attitudes over voeding en beweging 1 en over intenties tot gedragsverandering 2 . Voor alle items uit de vragenlijst worden de uitkomsten gegeven op de voormeting (t0) en nameting (t1). De uitkomsten worden apart gegeven voor de controlescholen (C) en de Lekker Fit! scholen (LF). De uitkomsten worden gegeven als percentages wanneer slechts twee antwoorden mogelijk zijn en als gemiddeldes van de antwoorden van de leerlingen voor items met een indeling in categorieën of dagen per week. Voor een aantal items wordt in de tabel naast het gemiddelde ook aangegeven welk percentage van de leerlingen in de gunstigste categorieën valt dan wel aan normen voor bewegen en fruitconsumptie voldoet. De tabel geeft ook enkele andere informatieve items die zijn ontstaan door vragen te combineren. Zo eindigt de tabel met een somscore voor gezond gedrag. Voor deze extra toegevoegde items wordt in de tabel aangegeven hoe ze zijn gedefinieerd. Een aantal items uit de vragenlijst, waaronder de kennisvragen, is niet meegenomen in de tabel omdat de betekenis die aan de uitkomsten moet worden gegeven onduidelijk is. Het effect van het Lekker Fit! programma kan worden bepaald door de uitkomsten van voor- en nameting voor de controlescholen en Lekker Fit! scholen statistisch te onderzoeken. De gebruikte statistische methodes zijn beschreven in bijlage 4. Qua etniciteit van de leerlingen zijn de Lekker Fit! scholen en de controlescholen niet helemaal gelijk. Bij de voormeting kunnen leerlingen van de Lekker Fit! scholen en van de controlescholen gemiddeld ook anders scoren op individuele items. Bij de bepaling van het effect van Lekker Fit! is met deze verschillen rekening gehouden. In de kolom ‘Effect Lekker Fit!’ van de tabel wordt vermeld of Lekker Fit! een statistisch significant effect heeft bewerkstelligd voor de totale groep of voor een subgroep van alleen meisjes of alleen jongens, en of dit effect gewenst dan wel ongewenst is. Een effect is gewenst als de verandering tussen voor- en nameting gunstiger is voor de Lekker Fit! scholen dan voor de controlescholen. Respons Bij de voormeting hebben 1196 leerlingen een vragenlijst ingevuld, waaronder 1023 leerlingen (86%) die ook bij de nameting een vragenlijst hebben ingevuld. Voor ieder item uit de vragenlijst geldt dat minimaal 970 van deze 1023 leerlingen (95%) bij voor- én nameting een geldig antwoord hebben gegeven. Van de 1023 leerlingen zaten er 539 op controlescholen en 484 op Lekker Fit! scholen. Bijlage 2 geeft de respons in het effectonderzoek. Vergelijking leert dat er in het effectonderzoek iets meer leerlingen zijn met een voormeting dan in het vragenlijstonderzoek, en dat er ook meer leerlingen zijn met een voor- én een nameting (1143/1236=92% tegen 1023/1196=86%). De uitval in het vragenlijstonderzoek is dus iets hoger. Voorts hebben 17 van de 1023 leerlingen met een ingevulde vragenlijst bij voor- én nameting het effectonderzoek bij voor- en/of nameting gemist. De belangrijkste reden voor de verschillen in aantallen en de hogere uitval in het vragenlijstonderzoek is dat er bij voor- en nameting in totaal drie meetmomenten zijn: één voor het vragenlijstonderzoek, en twee voor het effectonderzoek. De shuttle run en de overige onderdelen van de Eurofittest worden om logistieke redenen namelijk niet op dezelfde dag afgenomen. De kans dat een leerling op minimaal één item scoort en daarmee mee doet in de evaluatie is dus groter voor het effectonderzoek dan voor het vragenlijstonderzoek. In de tabel worden alleen meetresultaten gegeven voor leerlingen met een antwoord op het betreffende item bij zowel de voormeting als bij de nameting (‘complete case’ benadering). In de kolom ‘Respons’ worden per item de betreffende aantallen leerlingen gegeven. Meer informatie over deelnemende scholen en leerlingaantallen wordt gegeven in bijlage 1. 1 2
Zie items 5, 6, 17, 18, 24, 25, 30, 31, 39, 40, 46, 47, 53, 54. Zie items 7, 19, 26, 32, 41, 48, 55 en de daarvan afgeleide items 8, 20, 27, 33, 42, 49, 56.
Tabel. Resultaten van het vragenlijstonderzoek bij voormeting (t0) en nameting (t1) voor de Lekker Fit! scholen (LF) en controlescholen (C), en effect van Lekker Fit! Nr
Item
Groep
Respons
t0
t1
Effect Lekker Fit!
C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C Lf C
522 468 519 474 518 476 518 476 523 478 521 475 518 477 518 477 501 469 501 469 525 480 532 471 517 474 508 462 517
87,4% 83,6% 3,85 3,83 1,78 1,73 58,9% 57,3% 1,57 1,62 1,48 1,50 2,05 2,07 60,4% 60,0% 2,49 2,55 64,4% 67,8% 1,80 2,02 0,39 0,29 3,03 3,08 5,22 5,37 66,9%
88,4% 84,1% 3,94 4,01 1,41 1,45 47,8% 50,5% 1,53 1,55 1,49 1,52 2,16 2,11 59,4% 60,8% 2,54 2,52 67,2% 68,1% 1,80 2,04 0,38 0,30 3,34 3,48 5,52 5,79 70,4%
geen
LF
474
65,5%
73,3%
C
508
97,1%
97,2%
LF
462
96,8%
97,7%
C LF C LF C
523 475 520 476 518
1,38 1,39 1,45 1,41 1,52
1,34 1,39 1,46 1,47 1,59
LF
475
1,59
1,59
C LF C LF
518 475 526 475
85,7% 81,5% 41,6% 36,9%
83,7% 84,5% 46,3% 40,3%
C LF C LF C LF
521 480 521 480 521 477
1,17 1,31 78,8% 74,1% 2,65 2,59
1,31 1,40 75,9% 72,8% 2,72 2,73
Fysieke activiteit 1 2 3
Percentage leerlingen dat vandaag actief, lopend of fietsend, naar school is gekomen. Hoeveel dagen per week ging jij vorige week lopend of fietsend van huis naar school? Hoe lang heb jij gisteren na schooltijd buiten gespeeld? a
5
(0=niet,...,3.5=meer dan 3 uur) Percentage leerlingen dat gisteren minstens een uur buiten heeft gespeeld. (volgt uit vorige vraag) Buiten spelen vind ik ....
6
(1=heel goed,...,5=heel slecht) Buiten spelen vind ik ....
7
(1=heel leuk,...,4=helemaal niet leuk) Ben je van plan om het komende schooljaar vaker buiten te
8
spelen? (1=zeker wel,...5=zeker niet) Percentage leerlingen met positieve intentie om vaker buiten
4
b
c
d
e
11
te gaan spelen. (volgt uit vorige vraag) Op hoeveel van de afgelopen drie dagen heeft de leerling een uur of meer bewogen? (via drie afzonderlijke vragen) Percentage leerlingen dat de bewegingsnorm, drie dagen een uur per dag bewegen, heeft gehaald. (volgt uit vorige vraag) Hoeveel keer per week heb je op school gymles?
12
Hoeveel keer per week heb je op school zwemles?
13
Hoeveel dagen heb jij vorige week gesport buiten schooltijd?
14
17
Hoeveel keer heeft de leerling vorige week in totaal gesport? (som van vragen 11, 12 en 13) Percentage leerlingen dat de sportnorm, minimaal twee keer sporten in de afgelopen week, haalt (zonder meetelling van gym- en zwemles op school). (volgt uit vraag 13) Percentage leerlingen dat de sportnorm, minimaal twee keer sporten in de afgelopen week, haalt (met meetelling van gym- en zwemles op school). (volgt uit vraag 14) Sporten en bewegen in mijn vrije tijd vind ik ....
18
(1=heel goed,...,5=heel slecht) Sporten en bewegen in mijn vrije tijd vind ik ....
9 10
15
16
b
c
19
20
(1=heel leuk,...,4=helemaal niet leuk) Ben je van plan om het komende half jaar te gaan sporten of te blijven sporten en bewegen in je vrije tijd? d (1=zeker wel,...5=zeker niet) Percentage leerlingen met positieve intentie om te gaan sporten e
21
of te blijven sporten en bewegen. (volgt uit vorige vraag) Percentage leerlingen dat lid is van een (of meerdere) sportclubs of bijvoorbeeld van een dansschool.
geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen geen
geen
geen geen geen
geen geen
Inactief gedrag 22
Hoe lang heb jij gisteren televisie, video of DVD gekeken? a
23 24
(0=niet,...,3.5= meer dan 3 uur) Percentage leerlingen dat gisteren maximaal twee uur televisie, video of DVD gekeken. (volgt uit vorige vraag) Televisie kijken vind ik .... (1=heel goed,...,5=heel slecht)
b
geen geen geen
Nr
Item
Groep
Respons
t0
t1
Effect Lekker Fit!
25
Televisie kijken vind ik ....
26 27
gaan kijken? (1=zeker wel,...5=zeker niet) Percentage leerlingen met positieve intentie om minder
28
televisie te gaan kijken. (volgt uit vorige vraag) Hoe lang heb je gisteren gecomputerd of met een Gameboy of
518 475 525 476 525 476 525 476 525
1,97 1,92 2,62 2,58 45,6% 46,2% 0,72 0,81 87,7%
1,93 1,94 2,60 2,59 44,7% 46,3% 0,83 1,00 86,4%
geen
(1=heel leuk,...,4=helemaal niet leuk) Ben je van plan om het komende half jaar minder televisie te
C LF C LF C LF C LF C LF
476
85,0%
81,0%
C LF C LF C LF C LF C LF C LF
519 474 519 475 522 476 522 476 511 474 511 474
2,44 2,37 1,86 1,79 2,68 2,88 44,3% 37,9% 1,88 2,13 63,7% 58,3%
2,55 2,54 1,79 1,77 2,80 2,86 40,2% 37,1% 2,15 2,40 56,2% 47,4%
C LF C
525 476 538
77,7% 80,6% 96,1%
78,7% 82,5% 98,7%
LF
482
97,1%
97,3%
C LF C LF C LF C LF C LF C LF C LF C
526 474 526 477 526 473 528 475 528 475 525 474 520 474 515
3,87 4,07 1,44 1,36 1,92 1,85 1,58 1,54 82,8% 83,5% 1,20 1,13 0,97 0,99 68,0%
3,90 4,04 1,32 1,35 1,98 1,86 1,52 1,58 86,7% 82,7% 1,16 1,18 0,95 0,97 65,1%
LF
472
66,9%
66,7%
C LF C LF C LF C LF C
521 472 523 475 525 474 525 474 524
1,25 1,24 1,60 1,56 1,52 1,47 85,0% 87,9% 1,55
1,23 1,26 1,69 1,65 1,58 1,57 85,5% 84,1% 1,64
LF
475
1,57
1,60
C LF
524 475
79,4% 76,5%
76,4% 78,5%
c
d
e
30
spelcomputer gespeeld? (0=niet,...,3.5=meer dan 3 uur) Percentage leerlingen dat gisteren maximaal twee uur heeft gecomputered of met een Gameboy of spelcomputer heeft gespeeld. (volgt uit vorige vraag) Computeren in mijn vrije tijd vind ik ....
31
(1=heel goed,...,5=heel slecht) Computeren in mijn vrije tijd vind ik ....
32
(1=heel leuk,...,4=helemaal niet leuk) Ben je van plan om het komende half jaar minder te gaan
33
computeren in je vrije tijd? (1=zeker wel,...5=zeker niet) Percentage leerlingen met positieve intentie om minder
29
a
b
c
d
e
34 35
te gaan computeren. (volgt uit vorige vraag) Hoe lang heeft de leerling gisteren in totaal achter een beeldscherm gezeten? (som van vragen 22 en 28) Percentage leerlingen dat gisteren maximaal twee uur achter een beeldscherm heeft gezeten. (volgt uit vorige vraag)
geen geen geen geen
geen geen geen geen geen ongewenst
Voedingsgewoonten 36
39
Percentage leerlingen dat vanmorgen vóór naar school te gaan heeft ontbeten. Percentage leerlingen dat vanmorgen vóór naar school te gaan heeft ontbeten en/of iets om te eten heeft meegenomen. f (volgt uit vraag 36 en ) Op hoeveel dagen heb je vorige week vóórdat je naar school ging iets gegeten? Ontbijten vind ik ....
40
(1=heel goed,...,5=heel slecht) Ontbijten vind ik ....
41
(1=heel leuk,...,4=helemaal niet leuk) Ben je van plan om het komende half jaar te blijven / gaan
42
ontbijten? (1=zeker wel,...5=zeker niet) Percentage leerlingen met positieve intentie om te blijven / gaan
43
ontbijten. (volgt uit vorige vraag) Heb je gisteren fruit gegeten?
37
38
b
c
d
e
g
46
(0=niet, ½=half stuk,..., 2=2 of meer stukken) Heb je gisteren sinaasappelsap of grapefruitsap gedronken? (0=niet, 1=1 glas, 2=2 of meer glazen) Percentage leerlingen dat de fruitnorm, minimaal twee stuks fruit of glazen sap, heeft gehaald. (volgt uit vorige twee vragen) Fruit eten vind ik ....
47
(1=heel goed,...,5=heel slecht) Fruit eten vind ik ....
48
(1=heel leuk,...,4=helemaal niet leuk) Ben je van plan om het komende half jaar meer fruit te gaan
49
eten? (1=zeker wel,...5=zeker niet) Percentage leerlingen met positieve intentie om meer fruit te
44 45
b
c
d
e
50
51
gaan eten. (volgt uit vorige vraag) Heb je gisteren 1 of meer bekers, glazen of flesjes limonade, frisdrank of sportdrank gedronken of andere dranken waar h suiker in zit? (0=niet,..,5=5 of meer bekers) Percentage leerlingen dat gisteren maximaal twee glazen gezoete drank heeft gedronken. (volgt uit vorige vraag)
meisjes: gewenst jongens: geen geen
meisjes: gewenst jongens: geen geen gewenst geen geen geen geen geen
geen geen geen geen geen
geen
Nr
Item
Groep
Respons
t0
t1
Effect Lekker Fit!
52
C
502
2,91
2,85
geen
LF
469
2,93
2,86
53
Hoe vaak neem je limonade, frisdrank, sportdrank mee naar school, of andere dranken waar suiker in zit? i (0=nooit,..,5=5 dagen per week) Ik vind limonade, frisdrank, sportdrank en andere dranken waar
54
suiker in zit .... (1=heel goed,...,5=heel slecht) Ik vind limonade, frisdrank, sportdrank en andere dranken waar
C LF C LF C
527 477 520 473 519
2,94 2,93 2,61 2,63 2,46
3,08 2,99 2,55 2,54 2,68
LF
473
2,58
2,55
C LF
519 473
51,1% 47,9%
42,1% 47,6%
gewenst
C LF C LF C LF C LF C LF C LF
518 472 518 472 523 474 523 474 516 474 516 474
1,77 1,72 76,2% 79,9% 3,05 3,10 73,4% 70,7% 1,67 1,71 46,2% 43,3%
1,78 1,86 79,9% 74,1% 3,12 3,19 73,4% 68,9% 1,60 1,66 52,4% 47,8%
geen
C LF
539 484
4,26 4,18
4,10 4,12
b
j
suiker in zit .... (1=heel prettig,...,5=heel onprettig) Ben je van plan om het komende half jaar minder limonade, frisdrank, sportdrank of andere dranken waar suiker in zit te d gaan drinken? (1=zeker wel,...5=zeker niet) Percentage leerlingen met positieve intentie om minder gezoete
55
56
drank te gaan drinken. (volgt uit vorige vraag)
e
geen geen geen
Perceptie van gezondheid en gewicht 57
Hoe vind je je gezondheid? b
(1=heel goed,..,5=slecht) Percentage leerlingen dat zijn/haar gezondheid (heel) goed vindt. (volgt uit vorige vraag) Wat vind je van je gewicht? (1=veel te dun,..,5=veel te dik) Percentage leerlingen dat zich niet te dik vindt. (volgt uit vorige vraag) Maak je je zorgen over je gewicht? (1=nee,2=ja, een beetje,3=ja, veel zorgen) Percentage leerlingen dat zich geen zorgen maakt over zijn/haar gewicht. (volgt uit vorige vraag)
58 59 60 61 62
ongewenst geen geen geen meisjes: ongewenst jongens: geen
Somscore voor gezond gedrag 63
Somcore voor gezond gedrag (volgt uit vragen 1, 4, 15, 35, 36 en 51; 0 ≤ somscore ≤ 6)
a b c d e f g
h
i j
‘ik heb gisteren niet ... ’ = 0; ‘korter dan een half uur’ = 0,25; ‘een half uur tot een uur’ = 0,75; ‘1 tot 2 uur’ = 1,5; ‘2 tot 3 uur’ = 2,5; 3 uur of langer = 3,5 ‘heel goed’ = 1; ‘goed’ = 2; ‘niet goed, niet slecht’ = 3; ‘slecht’ = 4; ‘heel slecht’ = 5. ‘heel leuk’ = 1; ‘leuk’ = 2; ‘niet leuk’ = 3; ‘helemaal niet leuk’ = 4 ‘zeker wel’ = 1; ‘waarschijnlijk wel’ = 2; ‘misschien wel, misschien niet’ = 3; ‘waarschijnlijk niet’ = 4; ‘zeker niet’ = 5 de intentie geldt als positief als de leerling bij het voorafgaande item ‘zeker wel’ of ‘waarschijnlijk wel’ heeft aangekruist leerlingen konden aankruisen welke pauzehapjes of tussendoortjes ze vandaag mee hadden ‘ik heb geen fruit op’ = 0; ‘een half stuk fruit (bijvoorbeeld 1 mandarijn of een halve appel’ = ½; ‘1 stuk fruit’ = 1; ‘1 plus een half stuk fruit (bijvoorbeeld een appel en een mandarijn)’ = 1½; ‘2 of meer stukken fruit’ = 2 ‘nee’ = 0; ‘ja, 1 beker, glas of flesje drank waar suiker in zit’ = 1; ‘ja, 2 bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit’ = 2; ‘ja, 3 bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit’ = 3; ‘ja, 4 bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit’ = 4; ‘ja, 5 of meer bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit’ = 5. ‘nooit’ = 0; ‘1 dag per week’ = 1; ‘2 dagen per week’= 2; ‘3 dagen per week’ = 3; ‘4 dagen per week’ = 4; ‘5 dagen per week’ = 5; ‘heel prettig’ = 1; ‘prettig’ = 2; ‘niet prettig en niet onprettig’ = 3; ‘onprettig’ = 4; ‘heel onprettig’ = 5
geen
Bijlage 4. Statistische methoden. Voor het onderzoek naar het effect van Lekker Fit! zijn scholen onderverdeeld in Lekker Fit! scholen waar de interventie Lekker Fit! in het schooljaar 2006-2007 is ingevoerd en controlescholen (bijlage 1). De controlescholen hebben de staande praktijk nog een jaar voortgezet. De kenmerken leeftijd, geslacht, etniciteit en gewichtsstatus bij de voormeting (ondergewicht, normaal gewicht, overgewicht, obees) van de leerlingen op de Lekker Fit! scholen enerzijds en controlescholen anderzijds zijn vergeleken op basis van de Chi-kwadraat toets (bijlage 1). Percentages overgewicht onder deze leerlingen zijn ook vergeleken met de Chi-kwadraat toets, en hun resultaten op de Eurofittest bij de voormeting zijn vergeleken met de t-toets (bijlage 2). In het onderzoek worden twee typen uitkomstmaten onderscheiden. Van het eerste type is sprake wanneer er twee uitkomsten mogelijk zijn, bijvoorbeeld wel of geen overgewicht (dichotome uitkomstmaten). Het tweede type betreft continue uitkomstmaten zoals de meetresultaten op de Eurofittest (bijvoorbeeld afstand bij ‘verspringen uit stand’). Bij veel vragen uit de vragenlijst moeten kinderen kiezen uit verschillende antwoorden op een schaal, waarbij bijvoorbeeld ‘heel erg goed’ als 1 wordt gescoord, en ‘heel erg slecht’ als 5. Daar voor zulke scores ook de gemiddelde scores van de kinderen kunnen worden berekend, beschouwen wij deze uitkomstmaten ook als continue variabelen. Om het effect van Lekker Fit! te bepalen zijn een voor- en een nameting uitgevoerd. Voor continue uitkomstmaten stellen we dat Lekker Fit! een gunstig effect heeft als de verandering tussen voor- en nameting in die uitkomstmaat gunstiger is voor de Lekker Fit! scholen dan voor de controlescholen. Voor dichotome uitkomstmaten wordt het percentage kinderen met een gunstig antwoord op voormeting en nameting met elkaar vergeleken. Om de mogelijkheid dat mogelijke effecten op toeval berusten uit te sluiten zijn in dit onderzoek statistische data-analysetechnieken toegepast. De gebruikte technieken betreffen regressiemodellen: via deze modellen hebben wij in feite de resultaten op de nameting onderzocht, waarbij we hebben gecorrigeerd voor resultaten op de voormeting (zie hieronder). In alle statistische analyses in dit onderzoek hebben wij 5% als statistisch significantieniveau gehanteerd. Een aantal aspecten kan de bepaling van het effect van Lekker Fit! voor een uitkomstmaat beïnvloeden: 1. mogelijke verschillen in kenmerken (leeftijd, geslacht, etniciteit) tussen de kinderen op de Lekker Fit! scholen en controlescholen 2. verschillen in meetresultaten tussen de Lekker Fit! scholen en controlescholen bij de voormeting 3. verschillen in gewichtsstatus tussen de kinderen op de Lekker Fit! scholen en controlescholen bij de voormeting 4. verschillen in tijd tussen de voor- en nameting tussen de Lekker Fit! scholen en controlescholen 5. selectieve uitval: kinderen die tussen voor- en nameting uitvallen op de Lekker Fit! scholen en de controlescholen kunnen verschillen qua kenmerken (leeftijd, geslacht, etniciteit) en meetresultaat bij de voormeting 6. naast de individuele kenmerken van de kinderen en het resultaat op de voormeting kan ook de school waarop een kind zit invloed hebben op het verschil tussen voor- en nameting, en wel onafhankelijk van het feit of deze school een Lekker Fit! school of controleschool is. Fysieke uitkomstmaten (overgewicht, BMI, middelomtrek, Eurofittest) Met de eerste vier aspecten is rekening gehouden door naast deelname aan Lekker Fit! (wel/niet) ook de individuele kenmerken van het kind, het resultaat bij de voormeting van de betreffende test, de gewichtsstatus bij de voormeting en de tijd tussen voor- en nameting als onafhankelijke variabelen mee te nemen in de statistische modellen waarmee het effect van Lekker Fit! wordt bepaald. Met het vijfde aspect is rekening gehouden via de techniek van meervoudige imputatie van ontbrekende waarden (multiple imputation). Door aanvulling van ontbrekende waarden zijn via deze techniek uit de oorspronkelijke datasets vijf nieuwe datasets geconstrueerd, en de effectanalyses zijn op ieder van deze vijf datasets uitgevoerd. De uitkomsten van deze effectanalyses (wel/geen statistisch significant effect van lekker Fit!) waren per uitkomstmaat voor ieder van deze datasets steeds gelijk. Om met het zesde aspect rekening te houden is voor alle continue uitkomstmaten (BMI, middelomtrek, Eurofittest) als effectanalysetechniek multilevel lineaire regressie gebruikt, en voor de uitkomstmaat overgewicht de techniek GEE (Generalized Estimating Equations). Interacties van Lekker Fit! met geslacht,
gewichtsstatus (wel/geen overgewicht) en bouw (middenbouw, bovenbouw) zijn ook onderzocht. Er waren alleen significante interacties met bouw. Vanwege deze significante interacties met bouw zijn de effecten van Lekker Fit! apart onderzocht voor middenbouw en bovenbouw. Een meer nauwgezette beschrijving van de data-analyse is elders te vinden [1]. De resultaten van het effectonderzoek zijn gerapporteerd in bijlage 2. Het vragenlijstonderzoek Met de eerste twee aspecten is rekening gehouden door naast deelname aan Lekker Fit! (wel/niet) ook de individuele kenmerken van het kind en het resultaat bij de voormeting als onafhankelijke variabelen mee te nemen in de statistische modellen waarmee het effect van Lekker Fit! wordt bepaald. Er is geen rekening gehouden met de aspecten drie, vier en vijf. Voor continue uitkomstmaten is eerst lineaire regressie toegepast. Voor die uitkomstmaten waarvoor Lekker Fit! met lineaire regressie een statistisch significant effect had, is vervolgens multilevel lineaire regressie toegepast om rekening te houden met het zesde aspect (de school waar een leerling op zit). Voor dichotome uitkomstmaten is hetzelfde principe toegepast: eerst is logistische regressie uitgevoerd, en voor de uitkomstmaten met een statistisch significant effect van Lekker Fit! is vervolgens GEE toegepast. In de lineaire regressies en logistische regressies is ook interactie van Lekker Fit! met geslacht onderzocht. Voor de uitkomstmaten waarvoor er sprake was van interactie zijn vervolgens apart voor jongens en meisjes mutlilevel lineaire regressie en GEE toegepast. De resultaten van het effectonderzoek zijn gerapporteerd in bijlage 3. Gebruikte literatuur 1. Jansen W et al. Effect of a school-based intervention to reduce overweight and improve fitness in children aged 6-12 years. In voorbereiding.
Bijlage 5. Eurofittest De testonderdelen van de Eurofittest worden in onderstaande tabel samengevat en daarna ieder afzonderlijk beschreven. Vanaf de Flamingo evenwichtstest zijn de beschrijvingen overgenomen uit het rapport ‘Elke dag bewegen in 2005-2006’ [1].
Tabel. Testonderdelen van de Eurofittest Kenmerk
Testonderdeel 2 a
Body Mass Index (BMI, kg/m ) Flamingo evenwichtstest
a
Gewichtsstatus Lichaamsevenwicht
Sneltikken met één hand (sec)
Armsnelheid
Zittend reiken (cm)
Lenigheid
Verspringen uit stand (cm)
Explosieve kracht
Handknijpkracht (kg)
Statische kracht
Sit-ups
Duurkracht romp
Hangen met gebogen armen (sec)
Duurkracht armen
Snelheidsloop (korte shuttle run, sec)
Loopsnelheid
Shuttle run
Cardio-respiratoire conditie
Gewicht en lengte worden gemeten. BMI wordt berekend als gewicht (kg) gedeeld door het kwadraat van de lengte (m).
Body Mass Index (BMI) Tijdens de Eurofittest worden gewicht en lengte gemeten. De BMI wordt berekend als gewicht (kg) gedeeld door het kwadraat van de lengte (m). Op basis van de BMI wordt vastgesteld of leerlingen ondergewicht, een normaal gewicht, overgewicht of obesitas (ernstig overgewicht) hebben. Voor het bepalen van overgewicht en obesitas worden geslachts- en leeftijdsspecifieke BMI afkappunten van de International Obesity Task Force gebruikt [2]. Voor het bepalen van ondergewicht worden geslachts- en leeftijdsspecifieke afkappunten van TNO gebruikt [3].
Flamingo evenwichtstest Bij de evenwichtstest is het de bedoeling dat de leerling op één been op een evenwichtsbalk blijft staan, waarbij het andere been naar achteren wordt gebogen en met de hand wordt vastgehouden. De leerling mag de eigen voorkeurvoet bepalen. Gescoord wordt het aantal pogingen dat de leerling nodig heeft om één minuut in evenwicht te blijven staan. Hoe hoger de score, des te slechter het test resultaat. Figuur 1. Flamingo evenwichtstest
Sneltikken met één hand Bij het onderdeel sneltikken moet de leerling met de voorkeurhand beurtelings twee rubber schijven zo snel mogelijk aantikken. De rubberschijven liggen 60 cm uit elkaar, de ongebruikte hand ligt in het midden. De score is het aantal seconden dat nodig is om elke schijf 25 maal aan te tikken. Hoe lager de score, des te beter het resultaat. Figuur 2. Sneltikken met één hand
Zittend reiken Bij het onderdeel zittend reiken gaat het erom een liniaal zover mogelijk voorwaarts te duwen vanuit een zittende positie met gestrekte benen. De voeten staan hierbij tegen een kist met een 15 cm uitstekend blad, waarover de liniaal schuift. De score is het aantal centimeters dat de liniaal wordt verschoven. Hoe hoger de score, des te beter het resultaat. Figuur 3. Zittend Reiken
Verspringen vanuit stand Met het onderdeel verspringen is het de bedoeling vanuit stilstand zover mogelijk te springen. De score is de gesprongen afstand in cm. Hoe hoger de score, des te beter het resultaat. Figuur 4. Verspringen vanuit stand
Handknijpkracht Bij dit onderdeel moet met de sterkste hand zo hard mogelijk in een handdynamometer geknepen worden. De score wordt uitgedrukt in aantal kilogrammen. Hoe hoger de score, des te beter het resultaat. Figuur 5. Handknijp kracht
Sit ups Bij dit onderdeel moeten zoveel mogelijk sit ups worden uitgevoerd in een halve minuut. Het aantal volledige en correcte sit ups vormt de score. Hoe hoger de score, des te beter het resultaat. Figuur 6. Sit ups
Hangen met gebogen armen Bij dit onderdeel is het de bedoeling zo lang mogelijk met gebogen armen aan een rekstok te hangen. De kin moet boven de rekstok blijven. Het aantal seconden dat de leerling volhoudt vormt de score. Hoe hoger de score, des te beter het resultaat. Figuur 7. Hangen met gebogen armen
Snelheidsloop (korte shuttle run) Bij dit onderdeel moet zo snel mogelijk vijf keer heen en weer worden gelopen tussen twee op 5 meter afstand van elkaar liggende lijnen. De tijd die hiervoor nodig is in seconden, is de score. Hoe hoger de score, des te slechter het resultaat. Figuur 8. Snelheidsloop (korte shuttle run)
Shuttle run Bij de shuttle run test is het de bedoeling zo lang mogelijk en met steeds hogere snelheid heen en weer te lopen tussen twee op 20 meter afstand van elkaar liggende lijnen. De snelheid wordt bepaald door een piepgeluid dat op regelmatige tussentijden wordt afgespeeld met behulp van een geluidsinstallatie. Bij het piepgeluid dient de lijn aan de andere kant bereikt te zijn. De shuttle run is een getrapte test: na iedere minuut (‘trap’) wordt de frequentie van de piepgeluiden verhoogd. De score is het aantal trappen dat de leerling haalt. Gebruikte literatuur 1. van Buren L, Jansen W, van Berkel A. Elke dag bewegen in 2006-2006. GGD RotterdamRijnmond, 2006. 2. Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH. Establishing a standard definition for child overweight and obesity worldwide: international survey. BMJ 2000;320:1240-3. 3. van Buuren S. Afkapwaarden van de 'body-mass index' (BMI) voor ondergewicht van Nederlandse kinderen. Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148(40):1967-72.
Bijlage 6
Lekker fit! Vragenlijst voor leerlingen in groep 6,7 en 8
Voor- en achternaam leerling: Naam school en locatie: Groep: Respondentnummer:
Lekker fit! Vragenlijst voor leerlingen in groep 6,7 en 8
Dit is een boekje met vragen over sporten en bewegen en over eten en drinken van de GGD. We vinden het fijn als je deze vragen invult. We willen weten wat jij van bepaalde dingen vindt. Kijk dus niet bij je buurman of buurvrouw, want het gaat om jouw mening! Vul je de vragen zo eerlijk mogelijk in? Niemand komt te weten wat jij hebt ingevuld.
Vóór je begint: 1. Lees eerst iedere vraag rustig door. 2. Kruis steeds één antwoord per vraag aan, behalve wanneer bij de vraag staat geschreven dat je meer dan één antwoord mag aankruisen. 3. Als je je vergist, zet dan een pijltje bij het antwoord dat je bedoelt (zie voorbeeld). 4. Als je klaar bent, geef je je vragenlijst aan je juf of meester. Die stopt alle vragenlijsten in een envelop en plak die dicht. 5. Gebruik een pen die zwart of blauw schrijft bij het invullen van de vragen.
Voorbeeld Een appel is gezond. ⎝ ⎬ waar
⎬ niet waar
Veel plezier!
Vragen over wie je bent 1.
2.
Ben je een jongen of een meisje? ο
jongen
ο
meisje
In welk jaar ben je geboren?
19 . . 3.
In welke maand ben je jarig? januari ο februari ο maart ο april ο mei ο juni ο
4.
ο ο ο ο ο ο
juli augustus september oktober november december
Woon je bij je eigen vader èn moeder? ο
ja, ik woon bij mijn eigen vader èn moeder
ο
ja, ik woon soms bij mijn vader en soms bij mijn moeder (om de beurt bij mijn vader en moeder)
ο
nee, ik woon alleen bij mijn moeder
ο
nee, ik woon alleen bij mijn vader
ο
nee, ik woon bij mijn moeder en mijn stiefvader / de vriend van mijn moeder
ο
nee, ik woon bij mijn vader en mijn stiefmoeder / de vriendin van mijn vader
ο
nee, ik woon bij pleegouders of in een tehuis of in een schippersinternaat
ο
nee, ik woon bij iemand anders
→ ga naar bladzijde 2
1
Vragen over wie je bent 5.
In welk land ben jijzelf geboren? Nederland
♦
Suriname
♦
Nederlandse Antillen/ Aruba
♦
Marokko
♦
Turkije
♦
Kaap Verdië
♦
Ander land,
♦ namelijk:
6.
In welk land is je eigen vader geboren? Nederland
♦
Suriname
♦
Nederlandse Antillen/ Aruba
♦
Marokko
♦
Turkije
♦
Kaap Verdië
♦
Ander land,
♦ namelijk:
7.
In welk land is je eigen moeder geboren? Nederland
♦
Suriname
♦
Nederlandse Antillen/ Aruba
♦
Marokko
♦
Turkije
♦
Kaap Verdië
♦
Ander land,
♦ namelijk:
→ ga naar bladzijde 3
2
Hoe ga jij naar school? Als je op twee plaatsen woont, bijvoorbeeld bij de je moeder of bij je vader, denk dan bij het beantwoorden van de vragen steeds aan de plaats waar je het meeste woont.
8.
9.
10.
11.
12.
Welke dag is het vandaag? ο
dinsdag
ο
woensdag
ο
donderdag
ο
vrijdag
Hoe ging jij vandaag naar school? ο
lopend
ο
zelf fietsend
ο
achterop de fiets, met de bus/tram/metro of met de auto
ο
anders
Hoeveel dagen per week ging jij vorige week lopend of fietsend van huis naar school? ο
nooit
ο
1 dag per week
ο
2 dagen per week
ο
3 dagen per week
ο
4 dagen per week
ο
5 dagen per week
Hoeveel dagen ging jij vorige week achter op de fiets of met bus/tram/metro of auto van huis naar school? ο
nooit
ο
1 dag per week
ο
2 dagen per week
ο
3 dagen per week
ο
4 dagen per week
ο
5 dagen per week
Heb je een fiets? ο
ja
ο
nee
→ ga naar bladzijde 4
3
Vragen over buitenspelen 13.
14.
Hoe lang heb jij gisteren na schooltijd buiten gespeeld? We bedoelen óók buitenspelen tijdens de Verlengde SchoolDag of na schooltijd op de Brede School. ο
ik heb gisteren niet buiten gespeeld
ο
korter dan een half uur
ο
een half uur tot een uur
ο
1 tot 2 uur
ο
2 tot 3 uur
ο
3 uur of langer
Buiten spelen vind ik …. ο
15.
ο
goed
ο
niet goed en niet slecht
ο
slecht
ο
heel slecht
Buiten spelen vind ik …. ο
16.
heel goed
heel leuk
ο
leuk
ο
niet zo leuk
ο
helemaal niet leuk
Ben je van plan om het komende schooljaar vaker buiten te spelen? ο
zeker wel
ο
waarschijnlijk wel
ο
misschien wel, misschien niet
ο
waarschijnlijk niet
ο
zeker niet
→ ga naar bladzijde 5
4
Vragen over sporten en bewegen 17.
18.
19.
20.
Hoeveel keer per week heb je op school gymles? (we bedoelen gymles onder schooltijd) ο
1 keer per week
ο
2 keer per week
ο
3 keer per week
ο
4 keer per week
ο
5 keer per week
Hoeveel keer per week heb je op school zwemles? (we bedoelen zwemles onder schooltijd) ο
ik heb geen schoolzwemmen
ο
1 keer per week
ο
2 keer per week
Ben je lid van een (of meerdere) sportclubs of bijvoorbeeld van een dansschool? ο
nee
ο
ja, van 1 sportclub of dansschool
ο
ja, van 2 sportclubs of dansscholen
ο
ja, van 3 of meer sportclubs of dansscholen
Hoeveel dagen heb jij vorige week gesport buiten schooltijd ? Bijvoorbeeld: zwemmen, voetballen, dansen, skaten, ballet, paardrijden. We bedoelen óók sporten in het weekend, tijdens de verlengde schooldag of na school op de Brede School. ο
nooit
ο
1 dag per week
ο
2 dagen per week
ο
3 dagen per week
ο
4 dagen per week
ο
5 dagen per week
ο
6 dagen per week
ο
iedere dag (7 dagen per week)
→ ga naar bladzijde 6
5
Vragen over sporten en bewegen 21.
22.
23.
24.
25.
26.
Heb je gisteren 1 uur of meer bewogen? Tel lopen, fietsen, buiten spelen en sporten bij elkaar op en neem sporten/ bewegen op school en buiten schooltijd samen. ο
ja
ο
nee
Heb je 2 dagen geleden 1 uur of meer bewogen? Tel lopen, fietsen, buiten spelen en sporten bij elkaar op en neem sporten/ bewegen op school en buiten schooltijd samen. ο
ja
ο
nee
Heb je 3 dagen geleden 1 uur of meer bewogen? Tel lopen, fietsen, buiten spelen en sporten bij elkaar op en neem sporten/ bewegen op school en buiten schooltijd samen. ο
ja
ο
nee
Sporten en bewegen in mijn vrije tijd vind ik …. ο
heel goed
ο
goed
ο
niet goed en niet slecht
ο
slecht
ο
heel slecht
Sporten en bewegen in mijn vrije tijd vind ik …. ο
heel leuk
ο
leuk
ο
niet zo leuk
ο
helemaal niet leuk
Ben je van plan om het komende half jaar te gaan sporten of te blijven sporten en bewegen in je vrije tijd? ο
zeker wel
ο
waarschijnlijk wel
ο
misschien wel, misschien niet
ο
waarschijnlijk niet
ο
zeker niet
→ ga naar bladzijde 7
6
Vragen over televisie kijken 27.
28.
29.
30.
31.
Hoe lang heb jij gisteren televisie, video of DVD gekeken? (We bedoelen buiten schooltijd) ο
ik heb gisteren geen televisie, video of DVD gekeken
ο
korter dan een half uur
ο
een half uur tot een uur
ο
1 tot 2 uur
ο
2 tot 3 uur
ο
3 uur of langer
Televisie kijken vind ik …. ο
heel goed
ο
goed
ο
niet goed en niet slecht
ο
slecht
ο
heel slecht
Televisie kijken vind ik …. ο
heel leuk
ο
leuk
ο
niet zo leuk
ο
helemaal niet leuk
Ben je van plan om het komende half jaar minder televisie te gaan kijken? ο
zeker wel
ο
waarschijnlijk wel
ο
misschien wel, misschien niet
ο
waarschijnlijk niet
ο
zeker niet
Heb jij een televisie op je eigen slaapkamer? ο
nee
ο
ja
→ ga naar bladzijde 8
7
Vragen over computeren Deze vragen gaan over computeren. Denk hierbij aan internet, MSN, spelletjes op de computer, maar ook aan spelletjes op een Nintendo, Gameboy, Gamecube of Playstation.
32.
33.
Hoe lang heb je gisteren gecomputerd (ook internet en MSN) of met een Gameboy of spelcomputer gespeeld? (We bedoelen buiten schooltijd) ο
ik heb gisteren niet gecomputerd
ο
korter dan een half uur
ο
een half uur tot een uur
ο
1 tot 2 uur
ο
2 tot 3 uur
ο
3 uur of langer
Computeren in mijn vrije tijd vind ik …. ο
34.
35.
36.
heel goed
ο
goed
ο
niet goed en niet slecht
ο
slecht
ο
heel slecht
Computeren in mijn vrije tijd vind ik …. ο
heel leuk
ο
leuk
ο
niet zo leuk
ο
helemaal niet leuk
Ben je van plan om het komende half jaar minder te gaan computeren in je vrije tijd? ο
zeker wel
ο
waarschijnlijk wel
ο
misschien wel, misschien niet
ο
waarschijnlijk niet
ο
zeker niet
Hebben jullie thuis een computer, laptop of een spelcomputer (Nintendo, Gameboy, Playstation)? Je mag meer dan 1 hokje aankruisen. ο
nee
ο
ja, een computer of laptop
ο
ja, een spelcomputer (Nintendo, Gameboy, Playstation)
→ ga naar bladzijde 9
8
Vragen over ontbijten 37.
38.
39.
40.
41.
Heb je vanmorgen vóórdat je naar school ging iets gegeten (ontbijt)? ο
ja
ο
nee
Op hoeveel dagen heb je vorige week vóórdat je naar school ging iets gegeten (ontbijt)? ο
ik eet nooit vóórdat ik naar school ga
ο
1 dag
ο
2 dagen
ο
3 dagen
ο
4 dagen
ο
5 dagen (iedere schooldag)
Ontbijten vind ik …. ο
heel goed
ο
goed
ο
niet goed en niet slecht
ο
slecht
ο
heel slecht
Ontbijten vind ik …. ο
heel leuk
ο
leuk
ο
niet zo leuk
ο
helemaal niet leuk
Ben je van plan om het komende half jaar te blijven/ gaan ontbijten? ο
zeker wel
ο
waarschijnlijk wel
ο
misschien wel, misschien niet
ο
waarschijnlijk niet
ο
zeker niet
→ ga naar bladzijde 10
9
Fruit Deze vragen gaan over fruit. Voorbeelden van 1 stuk fruit zijn: 1 appel of 1 banaan of 2 mandarijnen of een trosje druiven of een schaaltje kersen of aardbeien.
42.
43.
44.
Heb je gisteren fruit gegeten? ο
ik heb geen fruit op
ο
een half stuk fruit (bijvoorbeeld 1 mandarijn of een halve appel)
ο
1 stuk fruit
ο
1 plus een half stuk fruit (bijvoorbeeld een appel en een mandarijn)
ο
2 of meer stukken fruit
Heb je gisteren sinaasappelsap of grapefruitsap gedronken? We bedoelen puur sap, vers geperst sap of uit een pak ο
nee
ο
1 glas
ο
2 of meer glazen
Fruit eten vind ik …. ο
45.
46.
heel goed
ο
goed
ο
niet goed en niet slecht
ο
slecht
ο
heel slecht
Fruit eten vind ik …. ο
heel leuk
ο
leuk
ο
niet zo leuk
ο
helemaal niet leuk
Ben je van plan om het komende half jaar meer fruit te gaan eten? ο
zeker wel
ο
waarschijnlijk wel
ο
misschien wel, misschien niet
ο
waarschijnlijk niet
ο
zeker niet
→ ga naar bladzijde 11
10
Limonade en andere dranken waar suiker in zit Deze vragen gaan over limonade, frisdrank, sportdrank en andere dranken waar suiker in zit. Voorbeelden zijn: Cola, sinas, Sisi, Fernandez, Dr.Pepper, Roosvicee, Wicky, Dubbeldrank, Dubbelfriss, Taksi appelsap, yoghurtdrank, Yogo yogo, Fristi, chocolademelk. Icetea, AA ,Isostar, Red Bull, Extran. Niet meetellen: Light frisdrank, water, sinaasappelsap, grapefruitsap, karnemelk en gewone melk.
47.
48.
49.
50.
51
51.
Heb je gisteren 1 of meer bekers, glazen of flesjes limonade, frisdrank of sportdrank gedronken of andere dranken waar suiker in zit? (Zie uitleg hierboven!) ο
nee
ο
ja, 1 beker, glas of flesje drank waar suiker in zit
ο
ja, 2 bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit
ο
ja, 3 bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit
ο
ja, 4 bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit
ο
ja, 5 of meer bekers, glazen of flesjes drank waar suiker in zit
Hoe vaak neem je limonade, frisdrank, sportdrank mee naar school, of andere dranken waar suiker in zit? ο
nooit
ο
1 dag per week
ο
2 dagen per week
ο
3 dagen per week
ο
4 dagen per week
ο
5 dagen per week
Ik vind limonade, frisdrank, sportdrank en andere dranken waar suiker in zit …. ο
heel goed
ο
goed
ο
niet goed en niet slecht
ο
slecht
ο
heel slecht
Ik vind limonade, frisdrank, sportdrank en andere dranken waar suiker in zit …. ο
heel prettig
ο
prettig
ο
niet prettig en niet onprettig
ο
onprettig
ο
heel onprettig
οBen je van plan om het komende half jaar minder limonade, frisdrank, sportdrank of andere dranken waar suiker in zit te gaan drinken? ο
zeker wel
ο ο ο
misschien wel, misschien niet
waarschijnlijk wel
waarschijnlijk → ga οnaar bladzijde niet 12 ο
zeker niet
→ ga naar bladzijde 12
11
Tussendoortjes 52.
Wat heb je vandaag mee naar school als pauzehapje of tussendoortje? Je mag meer dan 1 hokje aankruisen. ο
niets
ο
boterham(men)
ο
koeken zoals Evergreen, Sultana, Liga, ontbijtkoek, eierkoek
ο
andere koek zoals stroopwafel, gevulde koek, Lu Prince, Sponge Bob koek, koek met chocolade
ο
repen zoals Mars, Milky Way, Snickers, Twix
ο
stukjes groente, zoals komkommer, tomaat of worteltjes
ο
fruit, zoals een appel of een mandarijn
ο
zakje chips
ο
popcorn, rijstwafel, Snack-a-Jack
ο
snoepjes zoals dropjes, chocola, zuurtjes, spekkies
ο
een stukje kaas of worst, bijvoorbeeld mini Baby Bell, kaas-strips, Bifi worstje
ο
anders
Wat vind je van je gezondheid? 53.
54.
55.
Hoe vind je je gezondheid? ο
heel goed
ο
goed
ο
gaat wel
ο
niet zo best
ο
slecht
Wat vind je van je gewicht? ο
veel te dun
ο
beetje te dun
ο
niet dun en niet dik
ο
beetje te dik
ο
veel te dik
Maak je je zorgen over je gewicht? ο
nee
ο
ja,een beetje
ο
ja, veel zorgen
→ ga naar bladzijde 13
12
Wat weet jij over eten en bewegen? 56.
Wat is waar en wat niet? Kruis het hokje aan dat volgens jou klopt. waar
niet waar
weet niet
a
Sporten is goed voor je lichaam ………………………………………..
ο
ο
ο
b
Van ontbijten word je dik ……………………………………………..…
ο
ο
ο
c
Als je dorst hebt, kun je het beste limonade drinken …………….….
ο
ο
ο
d
Van bewegen in de pauze kun je op school beter nadenken ….….
ο
ο
ο
e
Als je veel sportdrank drinkt waar suiker in zit, word je dik ………….
ο
ο
ο
f
Fruit is een gezond tussendoortje …………………………………….…
ο
ο
ο
g
Van sporten en bewegen word je dik …………………………………..
ο
ο
ο
h
Water helpt het beste tegen de dorst ………………………………….
ο
ο
ο
i
Als je vaak méér eet dan je lichaam nodig heeft, word je dik ……….
ο
ο
ο
j
Per dag mag je maximaal 4x een tussendoortje eten .......................
ο
ο
ο
57.
Ken jij de Schijf van Vijf? In welk rijtje komt uit elke vak van de Schijf van Vijf 1 produkt voor? Kruis het goede antwoord aan. Fruit, brood, vis, thee, boter ο Fruit, brood, vis, koek, boter ο Fruit , brood, vis, thee, saus ο Weet niet ο
58.
Wat is waar en wat niet? Kruis het hokje aan dat volgens jou klopt. waar
niet waar
weet niet
a
Chocolademelk is gezonder dan thee zonder suiker ....................
ο
ο
ο
b
1 stuk fruit per dag is voldoende als je gezond wilt eten …….......
ο
ο
ο
c
Een eierkoek is gezonder dan een gevulde koek ………..............
ο
ο
ο
d
Als je gezond wilt eten, kan je net zoveel groente eten als je wilt
ο
ο
ο
e
Gekookt eten is gezonder dan gebakken eten ..............................
ο
ο
ο
f
Tomatenketchup bij je frites is gezonder dan mayonaise ..............
ο
ο
ο
g
Een glas gewone cola is gezonder dan een glas sinaasappelsap
ο
ο
ο
h
Een rijstwafel is gezonder dan chips ……...............................…...
ο
ο
ο
i
Elke dag ontbijten is goed als je gezond wilt eten …………............
ο
ο
ο
j
Een biscuitje is gezonder dan een stroopwafel ……………………
ο
ο
ο
Dit waren alle vragen! Wil je nog even nakijken of je alle vragen hebt beantwoord? Heel erg bedankt voor het invullen !!!
13
Als je nog wat tijd over hebt, mag je hier een tekening maken of een verhaaltje schrijven, bijvoorbeeld over de sport die jij het leukste vindt?!
14
Bijlage 7 Juni 2008
Rotterdamse basisscholieren worden gezonder door het project Lekker Fit! Het aantal kinderen met overgewicht is de afgelopen jaren enorm gegroeid. Kinderen met overgewicht lopen een grotere kans om ook als volwassene te zwaar te zijn. Overgewicht brengt serieuze gezondheidsrisico’s met zich mee. Behandeling van overgewicht verloopt vaak teleurstellend. Preventie in een vroeg stadium is daarom van groot belang. Bij kinderen is de kans het grootst dat gezonde voedings- en bewegingsgewoonten nog kunnen worden aangeleerd. In 2005 is de gemeente Rotterdam daarom gestart met Lekker Fit!, een project om overgewicht en bewegingsarmoede bij Rotterdamse basisscholieren terug te dringen. De resultaten van een onderzoek naar de effectiviteit van Lekker Fit! worden in deze factsheet gerapporteerd. Het project Lekker Fit!
Eurofittest (zie tabel 2) en deelname aan binnen- en
Lekker Fit! moet ervoor zorgen dat gezond gedrag
buitenschoolse bewegingsactiviteiten bij. Lekker Fit!
weer vanzelfsprekend wordt. Lekker Fit! kent tien
richt zich met name op scholen in Rotterdamse
pijlers (tabel 1). Aan het totale bewegingsaanbod
wijken waar overgewicht relatief veel voorkomt.
aan basisscholieren wordt een kwantitatieve en
Lekker Fit! is onderdeel van het Rotterdamse
kwalitatieve impuls gegeven door de komst van de
actieprogramma Voeding en Beweging. Hierin wordt
gymleraar ‘nieuwe stijl’, drie gymlessen per week
samengewerkt door de gemeentelijke diensten
voor de groepen 3 tot en met 8 en extra
Sport en Recreatie, Jeugd, Onderwijs en
bewegingsaanbod buiten schooltijd. Via het
Samenleving en de Gemeentelijke
lespakket leren kinderen over de energiebalans en
Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond. De
gezonde leefstijlen. De betrokkenheid van ouders is
gemeente en de schoolbesturen investeren via
van groot belang. Zij ontvangen voorlichting en
Lekker Fit! in de gezondheid van de Rotterdamse
kunnen als overgewicht wordt geconstateerd voor
basisscholieren.
advies terecht bij de jeugdverpleegkundige. Om de vinger aan de pols te kunnen houden is een
Het onderzoek
leerlingvolgsysteem ontwikkeld: de Fitmeter. Hierin
Om het effect van Lekker Fit! te meten is een
houdt de gymleraar onder andere resultaten op de
onderzoek uitgevoerd in het schooljaar 2006-2007.
Tabel 1: De tien pijlers van Lekker Fit! 1. extra bewegingsonderwijs tijdens en na schooltijd
6. de Eurofittest
2. de komst van de gymleraar ‘nieuwe stijl’
7. de Fitmeter
3. lespakket ‘Lekker Fit!’
8. hulp en advies door de jeugdverpleegkundige
4. sportlessen als opstap naar de sportvereniging
9. de Jeugdmonitor Rotterdam
5. sportverenigingen terug in de wijken
10. oudervoorlichting
1
In het onderzoek zijn basisscholen via loting in twee
Het onderzoek is uitgevoerd door de GGD
groepen verdeeld: interventiescholen die Lekker Fit!
Rotterdam-Rijnmond in samenwerking met
in 2006-2007 hebben ingevoerd en controlescholen
onderzoekers van afdeling MGZ van Erasmus MC
waar de staande praktijk ongewijzigd is voortgezet.
en het EMGO instituut van het VUMC.
Het gebruikelijke schoolcurriculum bevat twee gymlessen per week, verzorgd door de
Samenstelling van de onderzoeksgroep
groepsleerkracht of een gymleraar. De
Aan het onderzoek hebben 16 scholen meegedaan,
controlescholen hebben Lekker Fit! ingevoerd in
verdeeld over 21 schoollocaties: tien in de
schooljaar 2007-2008.
interventiegroep en elf in de controlegroep.
Er waren twee meetmomenten op zowel de
Bij 2622 kinderen op deze scholen is een
interventiescholen als op de controlescholen in de
voormeting gedaan. Van deze kinderen is 10%
groepen 3 tot en met 8: aan het begin (voormeting)
autochtoon, 30% van Marokkaanse afkomst, 22%
en aan het einde (nameting) van schooljaar 2006-
van Turkse, 11% van Surinaamse, 4% van
2007. In deze factsheet wordt gerapporteerd over
Antilliaanse/Arubaanse en 4% van Kaapverdische
de belangrijkste onderzoeksuitkomsten: de
afkomst. Zeventien procent is van een andere of
testonderdelen van de Eurofittest, waaronder de
onbekende afkomst. Er zijn ongeveer evenveel
Body Mass Index (BMI) en het daarvan afgeleide
jongens als meisjes. De uitkomsten van de
percentage kinderen met overgewicht, en als extra
verschillende testonderdelen op de voormeting
maat de middelomtrek van de leerlingen. Tabel 2
worden gegeven in Tabel 2.
geeft een overzicht van de testonderdelen. BMI en
De effectiviteit van de interventie Lekker Fit! kan
middelomvang nemen toe met de leeftijd. Voor bijna
mede afhangen van geslacht, etnische herkomst,
alle andere testonderdelen geldt dat kinderen beter
leeftijd / groep en verschillen tussen scholen. In alle
scoren naarmate zij ouder worden. Bij de meeste
analyses is daarom rekening gehouden met deze
testonderdelen betekent dit een hogere score, bij
kenmerken. Ook is rekening gehouden met
sommige testonderdelen betekent dit een lagere
ontbrekende metingen op de verschillende
score (sneltikken en snelheidsloop). De ontwikkeling
testonderdelen. Bij 206 kinderen ontbreken de
van overgewicht vindt mede plaats tijdens de
nametingen. Dit komt voor een deel door
basisschooljaren.
verandering van school.
Tabel 2: Testonderdelen van de Eurofittest plus middelomtrek, met gemiddelde scores op de voormeting a Testonderdeel
Kenmerk
Percentage met overgewicht (%) 2 b
Body mass index (BMI, kg/m )
Middenbouw
Bovenbouw
Gewichtsstatus
24,3
30,7
Gewichtsstatus
17,1
19,2
58,8
68,0
Middelomtrek (cm)
a b
Sneltikken met één hand (sec)
Armsnelheid
20,3
14,7
Zittend reiken (cm)
Lenigheid
27,0
25,5
Verspringen uit stand (cm)
Explosieve kracht
114,1
133,3
Handknijpkracht (kg)
Statische kracht
12,5
19,2
Sit-ups
Duurkracht romp
14,4
18,2
Hangen met gebogen armen (sec)
Duurkracht armen
6,3
7,2
Snelheidsloop (korte shuttle run, sec)
Loopsnelheid
23,9
22,0
Shuttle run
Cardio-respiratoire conditie
5,0
6,6
Vanwege onbetrouwbaarheid is de Flamingo evenwichtstest niet meegenomen in de effectanalyse. BMI wordt berekend als gewicht (kg) gedeeld door het kwadraat van de lengte (m).
2
Verschil tussen voormeting en nameting* op de Eurofit testonderdelen en middelomtrek in de middenbouw en bovenbouw van de scholen in de controlegroep en de interventiegroep *(meetwaarde bij nameting min meetwaarde bij voormeting)
Middenbouw M idde lo m t re k ( c m )
B M I (kg / m2)
O v e rge wic ht ( %)
S ne lt ik k e n één ha nd ( s e c )
5
1.0
5
0
4
0 .8
4
-1
3
0 .6
3
-2
2
0 .4
2
-3
1
0 .2
1
-4
0
0 .0
0
C o nt ro le
Le k k e r F it !
C o nt ro le
Z it t e nd re ik e n ( c m )
-5
Le k k e r F it !
C o nt ro le
V e rs pringe n uit s t a nd ( c m )
Le k k e r F it !
C o nt ro le
S it - ups
H a ndk nijpk ra c ht ( k g)
0 .2
10
2 .0
3 .0
0 .1
8
1.6
2 .4
0 .0
6
1.2
1.8
- 0 .1
4
0 .8
1.2
- 0 .2
2
0 .4
0 .6
- 0 .3
0
0 .0
Controle
Lekker Fit!
H a nge n ge bo ge n a rm e n (sec)
C o nt ro le
0 .0 C o nt ro le
Le k k e r F it !
1.5
1.2
- 0 .3
1.2
0 .8
- 0 .6
0 .9
0 .4
- 0 .9
0 .6
0 .0
- 1.2
0 .3
- 0 .4 Le k k e r F it !
Le k k e r F it !
0 .0
- 1.5 C o nt ro le
C o nt ro le
Le k k e r F it !
S hut t le run
S ne lhe ids lo o p ( s e c ) 0 .0
1.6
Le k k e r F it !
C o nt ro le
C o nt ro le
Le k k e r F it !
Le k k e r F it !
Bovenbouw O v e rge wic ht ( %)
B M I (kg / m2)
M idde lo m t re k ( c m )
S ne lt ik k e n één ha nd ( s e c )
5
1.0
5
4
0 .8
4
-1
3
0 .6
3
-2
2
0 .4
2
-3
1
0 .2
1
-4
0
0 .0
0
C o nt ro le
Le k k e r F it !
C o nt ro le
Le k k e r F it !
10
0 .1
-5 C o nt ro le
V e rs pringe n uit s t a nd ( c m )
Z it t e nd re ik e n ( c m ) 0 .2
0
Le k k e r F it !
C o nt ro le
S it - ups
H a ndk nijpk ra c ht ( k g) 2 .0
3 .0
8
1.6
2 .4
0 .0
6
1.2
1.8
- 0 .1
4
0 .8
1.2
- 0 .2
2
0 .4
0 .6
- 0 .3
0
0 .0
C o nt ro le
C o nt ro le
Le k k e r F it !
H a nge n ge bo ge n a rm e n (sec)
Le k k e r F it !
S ne lhe ids lo o p ( s e c )
1.2
- 0 .3
1.2
0 .8
- 0 .6
0 .9
0 .4
- 0 .9
0 .6
0 .0
- 1.2
0 .3 0 .0
- 1.5 C o nt ro le
Le k k e r F it !
Le k k e r F it !
S hut t le run 1.5
- 0 .4
0 .0 C o nt ro le
0 .0
1.6
C o nt ro le
C o nt ro le
Le k k e r F it !
3
Le k k e r F it !
Le k k e r F it !
C o nt ro le
Le k k e r F it !
De effectiviteit van Lekker Fit!
vaatziekten. Omdat met de BMI veranderingen in
In de figuren zijn voor alle testonderdelen de
spiermassa en vetmassa niet onderscheiden
veranderingen in de interventiegroep en in de
kunnen worden, is middelomvang mogelijk ook een
controlegroep tussen voormeting en nameting
veelzeggender maat voor het effect van Lekker Fit!
weergegeven. Omdat de effectiviteit van Lekker Fit!
dan de BMI (waarop Lekker Fit! geen effect heeft).
verschilt tussen middenbouw (groep 3, 4 en 5) en
De shuttle run meet het uithoudingsvermogen ofwel
bovenbouw (groep 6, 7 en 8) zijn er aparte figuren
de cardio-respiratoire fitheid. Deze fitheid hangt ook
voor middenbouw en bovenbouw.
samen met risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
Middenbouw. Uit de figuren blijkt dat het percentage
Van belang is tenslotte ook dat de algemene trend
kinderen met overgewicht in de interventiegroep
op de Eurofit testonderdelen gunstig is voor de
minder sterk is toegenomen dan in de controlegroep
interventiegroep.
(1,1% tegen 4,6%). De BMI en middelomvang zijn in
Een verklaring voor het geringere effect van Lekker
de interventiegroep ook minder toegenomen dan in
Fit! in de bovenbouw is niet eenvoudig te geven en
de controlegroep. Op alle overige Eurofit
vereist nader onderzoek.
testonderdelen behalve zittend reiken en
Bij de interpretatie van de resultaten moet bedacht
handknijpkracht is de interventiegroep even veel of
worden, dat Lekker Fit! voor de interventiegroep
meer vooruit gegaan dan de controlegroep. Er is
nieuw was. De implementatie was daarom mogelijk
een statistisch significant gunstig effect van Lekker
nog niet optimaal. Ook is in de tussentijd door de
Fit! voor drie uitkomstmaten: het percentage
gemeente gewerkt aan verdere intensivering van de
overgewicht, de middelomtrek en de shuttle run.
pijlers van Lekker Fit!. Zo is het individuele aanbod
Bovenbouw. Uit de figuren blijkt dat in de
voor leerlingen met overgewicht en hun ouders
bovenbouw de verschillen tussen interventiegroep
uitgebreid door de introductie van schooldiëtisten.
en controlegroep kleiner zijn. Het percentage
Verder zijn schoolsportverenigingen opgezet.
overgewicht neemt zowel in de interventiegroep als
In schooljaar 2007-2008 zal een tweede nameting
in de controlegroep toe met ongeveer 2%. De
plaatsvinden, waarin deze intensiveringen van
toenames in BMI en middelomtrek verschillen bijna
Lekker Fit! en de effecten op langere termijn
niet tussen interventiegroep en controlegroep. Het
mogelijk meetbaar zijn.
enige statistisch significante verschil is dat de
De resultaten laten tenslotte zien dat het percentage
Lekker Fit! leerlingen op verspringen meer vooruit
kinderen met overgewicht in de controlegroep in
gaan dan de leerlingen in de controlegroep.
één schooljaar in de middenbouw met ruim vier procent en in de bovenbouw met twee procent
Interpretatie van de onderzoeksbevindingen
toeneemt. Deze snelle toename in overgewicht is
De belangrijkste resultaten zijn dat Lekker Fit! in de
zorgelijk en maakt duidelijk dat preventieve
middenbouw een gunstig effect heeft op percentage
interventies absoluut noodzakelijk zijn.
overgewicht, middelomvang en shuttlerun. Dit is bijzonder omdat er weinig preventieve interventies
Meer informatie
bekend zijn die de fysieke gezondheid van kinderen
Het volledige rapport over het onderzoek naar de
daadwerkelijk gunstig beïnvloeden. Het percentage
effectiviteit van Lekker Fit! verschijnt medio 2008.
kinderen met overgewicht in de middenbouw is op
Meer informatie over Lekker Fit! is te vinden op de
Lekker Fit! scholen in één schooljaar tijd wel
website www.rotterdamlekkerfit.nl. Voor vragen over
gestegen, maar lang niet zo sterk als op de
deze factsheet en informatie over het
controlescholen. Het effect op de middelomvang is
Actieprogramma Voeding en Beweging kunt u
belangrijk omdat is aangetoond dat vetophoping
contact opnemen met de GGD Rotterdam-
rond de buik bij kinderen, net als bij volwassenen,
Rijnmond: telefoonnummer (010) 433 99 66.
samenhangt met risicofactoren voor hart- en
4