‘Recht je rijk’ De implementatie van het decreet rechtspositie voor minderjarigen binnen CLB Mandel en Leie
Studiegebied Sociaal Agogisch Werk Opleiding Bachelor in het Sociaal werk Afstudeerrichting Maatschappelijk werk Academiejaar 2011-2012 Student Verhille Sylvie
‘Recht je rijk’ De implementatie van het decreet rechtspositie voor minderjarigen binnen CLB Mandel en Leie
Studiegebied Sociaal Agogisch Werk Opleiding Bachelor in het Sociaal werk Afstudeerrichting Maatschappelijk werk Academiejaar 2011-2012 Student Verhille Sylvie
Woord vooraf Deze bachelorproef kan aanschouwd worden als een waardige afsluiter van mijn opleiding als studente maatschappelijk werk. Het uitwerken van een bachelorproef vraagt veel enthousiasme, doorzettingsvermogen en geduld. Op sommige momenten is dat extra duwtje in de rug noodzakelijk. Met dit woord vooraf wil ik een aantal mensen in de bloemetjes zetten. Het gaat om de personen die mij gemotiveerd hebben doorheen het afgelopen academiejaar. Mijn oprechte dank aan de directie en de medewerkers van CLB Mandel en Leie, met in het bijzonder mijn twee stagementors, Vera Dieussaert en Sonia Roose. Ik werd op een hartelijke manier onthaald binnen het centrum en beleefde er twee leerrijke stageperiodes. De stagebegeleiding verliep op een toffe en leerrijke manier. Vervolgens richt ik een bijzonder dankwoord aan mijn stagesupervisor, Sophie Herremans. Doorheen de opleiding stond zij telkens klaar met de nodige steun en advies. Haar tips en positieve formulering van de feedback zorgden ervoor dat het doorzettingsvermogen aanwezig bleef. Verder zou deze bachelorproef niet veel betekenen zonder de medewerking van de betrokken scholen en leerlingen. Hun medewerking tijdens het organiseren en uitvoeren van de implementatiemomenten verdient een pluim. Tenslotte wens ik mijn ouders, zus en vriend te bedanken voor alle steun en hulp tijdens het tot stand komen van deze bachelorproef. Hun geduld en begrip tijdens de moeilijke momenten wordt ten zeerste geapprecieerd. Hartelijk dank.
Inhoudsopgave Woord vooraf ............................................................................................................ 4
Inhoudsopgave ......................................................................................................... 5
Lijst met afkortingen ................................................................................................ 9
Inleiding ................................................................................................................... 10
Minderjarigen en hun rechtspositie ...................................................................... 12 1 Integrale jeugdhulp ................................................................................................ 12 1.1 Ontstaansgeschiedenis ............................................................................... 12 1.1.1 Het internationaal verdrag inzake rechten van het kind ........................ 12 1.1.2 Kinderrechten in België ......................................................................... 13 1.1.3 Voorgeschiedenis IJH ........................................................................... 14 1.2 Integrale jeugdhulp, anno 2011-2012 .......................................................... 16 1.2.1 Organisatie............................................................................................ 17 1.2.2 Opdrachten ........................................................................................... 18 1.3 Een kritische blik op integrale jeugdhulp ..................................................... 20 1.4 Wat zal de toekomst brengen? .................................................................... 21 1.5 Besluit.......................................................................................................... 21 2 Decreet rechtspositie voor minderjarigen .............................................................. 22 2.1 Doelstellingen van het decreet .................................................................... 22 2.2 De inhoud van het decreet .......................................................................... 23 2.2.1 Het toepassingsgebied ......................................................................... 23 2.2.2 Bekwaamheid van de minderjarige ....................................................... 23 2.2.3 Belang van de minderjarige .................................................................. 24
2.2.4 Rechten van de minderjarige ................................................................ 25 2.3 Een kritische blik op het decreet .................................................................. 36 2.4 Besluit.......................................................................................................... 37 3 Een blik op de doelgroep ....................................................................................... 38 3.1 Doelgroep van het DRM .............................................................................. 38 3.2 Doelgroep van CLB Mandel en Leie ............................................................ 39 3.2.1 Onderwijsstructuur: eerste graad van het secundair onderwijs ............. 39 3.2.2 Jongeren ............................................................................................... 42 3.2.3 Ouders .................................................................................................. 43 3.3 Besluit.......................................................................................................... 44
4 Bestaande good practices in het kader van het DRM ............................................ 45 4.1 Algemene brochures........................................................................................... 45 4.2 Sectorgebonden good practices .................................................................. 45 4.2.1 Algemeen welzijnswerk (AWW) ............................................................ 46 4.2.2 Bijzondere jeugdbijstand (BJB) ............................................................. 46 4.2.3 Centra voor integrale gezinszorg (CIG) ................................................ 47 4.2.4 Centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG).................................. 47 4.2.5 Kind en Gezin (K&G) ............................................................................ 48 4.2.6 Vlaams agentschap voor personen met een handicap (VAPH) ............ 48 4.2.7 Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) .............................................. 49 4.3 Kritische blik op de reeds bestaande good practices................................... 50 4.4 Besluit.......................................................................................................... 51 ‘Recht je rijk’ ........................................................................................................... 52 5 ‘Recht je rijk’: het concept ...................................................................................... 52 5.1 Een aantal voorwaarden .............................................................................. 52 5.2 Omschrijving van het concept...................................................................... 53 5.2.1 De bouwstenen van het concept ........................................................... 53
5.2.2 De verschillende fasen .......................................................................... 53 5.2.3 Het kiezen van de naam ....................................................................... 55 5.2.4 Voor- en nadelen van het concept ........................................................ 55 6 De uitwerking van ‘Recht je rijk’ ............................................................................. 56 6.1 Afbakenen van de testgroep en het contacteren van de scholen ................ 56 6.1.1 Afbakenen van de testgroep ................................................................. 56 6.1.2 Contacteren van de scholen ................................................................. 57 6.2 Opstellen van een brief aan de ouders ........................................................ 58 6.3 Opmaken van een folder ............................................................................. 58 6.4 Opmaken van de ‘Recht je rijk’-handleiding ................................................ 60 6.5 Uitwerken van het spel op zich .................................................................... 61 6.6 Uitwerken van een evaluatiemoment voor de leerlingen ............................. 62 6.7 Besluit.......................................................................................................... 62 7 De verschillende implementatiemomenten ............................................................ 63 7.1 Implementatiemoment BUSO ...................................................................... 63 7.1.1 Bevindingen doorheen het proefdraaien ............................................... 63 7.1.2 Evaluatie door de leerlingen.................................................................. 64 7.2 Implementatiemoment 1ste jaar B................................................................. 65 7.2.1 Bevindingen doorheen het proefdraaien ............................................... 65 7.2.2 Evaluatie door de leerlingen.................................................................. 66 7.3 Implementatiemoment 1ste jaar A................................................................. 67 7.3.1 Bevindingen doorheen het proefdraaien ............................................... 67 7.3.2 Evaluatie door de leerlingen.................................................................. 68 7.4 Conclusies ................................................................................................... 69 7.4.1 Algemene conclusies ............................................................................ 69 7.4.2 SWOT-analyse...................................................................................... 70
8 ‘Recht je rijk in de toekomst ................................................................................... 72
Besluit...................................................................................................................... 74 Bibliografie .............................................................................................................. 76 Audiovisuele bronnen ............................................................................................... 76 Elektronische bronnen .............................................................................................. 76 Geschreven bronnen ................................................................................................ 78 Mondelinge bronnen ................................................................................................. 80
Bijlagen.................................................................................................................... 82 Bijlage 1: types buitengewoon basisonderwijs .......................................................... 83 Bijlage 2: checklist DRM ........................................................................................... 84 Bijlage 3: brief aan de ouders ................................................................................... 85 Bijlage 4: folder voor leerlingen (versie gewoon onderwijs) ...................................... 86 Bijlage 5: folder voor leerlingen (versie buitengewoon onderwijs) ............................ 94 Bijlage 6: de ‘Recht je rijk’-handleiding ................................................................... 102 Bijlage 7: evaluatiedocument voor de leerlingen .................................................... 119
Lijst met afkortingen ASO
Algemeen secundair onderwijs
AWW
Algemeen welzijnswerk
BJB
Bijzondere jeugdbijstand
BSO
Beroepssecundair onderwijs
BUSO
Buitengewoon secundair onderwijs
CCRC
Canadian coalition for the rights of children
CGG
Centra voor geestelijke gezondheidszorg
CIG
Centra voor integrale gezinszorg
CJ
Crisisjeugdhulp
CLB
Centrum voor leerlingenbegeleiding
DRM
Decreet rechtspositie voor minderjarigen
IJH
Integrale jeugdhulp
IVRK
Internationaal verdrag inzake rechten van het kind
JAC
Jongeren advies centrum
K&G
Kind en gezin
KSO
Kunst secundair onderwijs
MS
Middenschool
OKAN
Onthaalklas anderstalige nieuwkomers
OV
Opleidingsvorm
RTJ
Rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp
SWOT
Strengths, weaknesses, opportunities and threats
TSO
Technisch secundair onderwijs
VAPH
Vlaams agentschap voor personen met een handicap
Inleiding België viert feest, zoveel werd duidelijk via de actualiteit. Op 1 januari 2012 is het twintig jaar geleden dat het Internationaal verdrag voor de Rechten van het Kind bij ons in werking trad. Een gebeurtenis als deze kunnen de Belgen niet onopgemerkt laten voorbijgaan. In het najaar van 2011 waren tal van gezinnen welkom in Brussel voor het bijwonen van een feestelijk programma. De afgelopen twintig jaar zorgden voor heel wat veranderingen op het vlak van kinderrechten. Zo zag het decreet rechtspositie voor minderjarigen enkele jaren terug het daglicht. Dit decreet is realiteit geworden via het proces van integrale jeugdhulp, dat zich uitstrekt over zeven sectoren. De centra voor leerlingenbegeleiding vormen één van die sectoren. Binnen integrale jeugdhulp wordt de rechtspositie van de minderjarige aanzien als een opdracht. Dit zorgt ervoor dat de medewerkers van CLB Mandel en Leie verplicht zijn om alle minderjarigen te informeren over hun rechten tijdens een CLB-begeleiding. Het informeren van de leerlingen over hun rechten gebeurt doorheen een begeleiding op een korte en theoretische manier. Aan de hand van een checklist kunnen de hulpverleners nadien aanduiden welke rechten werden besproken. Doorheen de eerste stageperiode binnen het centrum werd duidelijk dat deze manier van handelen een aantal bedenkingen met zich meebrengt. De hulpverleners ervaren moeilijkheden bij het verwoorden van het decreet. De informatie dient namelijk op een aangepaste en duidelijke manier vertaald te worden voor de leerlingen, wat soms voor moeilijkheden zorgt. De leerlingen kunnen op hun beurt de informatie als saai ervaren en zo hun aandacht verliezen. Voldoende prikkeling en concretisering is aangewezen bij het informeren. Met het gebruik van de checklist wordt hier echter niet op ingespeeld. Dit eindwerk biedt ruimte om na te denken over een vernieuwend en efficiënt instrument waarmee het decreet geïmplementeerd kan worden binnen de werking van CLB Mandel en Leie. Noodzakelijk hierbij is om telkens voldoende rekening te houden met de doelgroep. In samenspraak met beide stagementors werd bewust gekozen om de eerste graad van het secundair onderwijs af te bakenen als doelgroep. Bij leerlingen vanaf deze leeftijd is het mogelijk om een doeltreffend gesprek aan te gaan rond het thema kinderrechten. De afgebakende doelgroep bevat zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs, aangezien het centrum verschillende leerlingen uit beide systemen begeleidt. Deze bachelorproef bestaat uit twee grote onderdelen. Een eerste onderdeel biedt een basis voor het ontwikkelen van een vernieuwend instrument. De informatie die wordt aangereikt is uiteenlopend. Er wordt zowel aandacht geschonken aan het proces van integrale jeugdhulp, de verschillende rechten van de minderjarigen, de doelgroep als reeds gerealiseerde good practices. Zicht hebben op deze informatie is belangrijk bij het creëren van een visie. 10
In het tweede deel van deze bachelorproef wordt een antwoord aangereikt om de minderjarigen op een efficiënte manier te informeren. Het antwoord dat wordt aangeboden, luistert naar de naam ‘Recht je rijk’. Bij het bedenken van het concept staat de doelgroep van de minderjarigen centraal. Dit zorgt ervoor dat ‘Recht je rijk’ zowel een theoretisch – als spelgedeelte bevat. Het theoretisch moment brengt de leerlingen de nodige informatie bij. Het spelgedeelte zorgt voor enige prikkeling bij de leerlingen en geeft zicht op hun leerproces. Het is uit den boze om te denken dat ‘Recht je rijk’ meteen op punt zal staan. Doorheen dit eindwerk zal duidelijk worden wat de aandachtspunten zijn van het hele concept. Het formuleren van deze conclusies in een besluit kan het centrum een aantal nuttige tips bezorgen voor hun verdere toekomst.
11
Minderjarigen en hun rechtspositie 1 Integrale jeugdhulp Integrale jeugdhulp (IJH) is op enkele jaren tijd een vaak uitgesproken begrip geworden binnen de jeugdzorg. Het bracht heel wat heisa en bezorgdheden met zich mee.1 Binnen dit hoofdstuk worden hieromtrent twee hoofdvragen beantwoord: ‘Waar komt IJH precies vandaan?’ en vooral ‘Hoe verloopt de werking van dit, toch wel, bizarre begrip?’. Ten derde wordt een kritische blik geworpen op het proces van IJH. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een blik op de toekomst.
1.1 Ontstaansgeschiedenis 1.1.1 Het internationaal verdrag inzake rechten van het kind Wanneer er gesproken wordt over jeugdhulp, kan de link gelegd worden naar de kinderrechten. De kinderrechten hebben al een hele evolutie afgelegd om te komen tot wat ze nu zijn. Een mijlpaal binnen deze evolutie is ongetwijfeld het internationaal verdrag inzake rechten van het kind (IVRK). Het IVRK werd op 20 november 1989 unaniem goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het verdrag werd door 191 landen ondertekend, waaronder België. De grote afwezigen bij het ondertekenen van het verdrag zijn de Verenigde Staten en Somalië.2 Het IVRK erkent dat kinderen het recht hebben om als volwaardige partners behandeld te worden. Het zorgt er ook voor dat kinderrechten een juridisch bindend karakter hebben.3 Inhoudelijk gezien worden de kinderrechten in het verdrag gegroepeerd aan de hand van de drie P’s: -
Provisierechten: Dit zijn rechten die ervoor zorgen dat een kind de kans krijgt om zich te ontwikkelen. De voorzieningen dienen rekening te houden met de provisierechten. De staat wordt als het ware verplicht om te investeren in onder andere onderwijs en begeleiding.
-
Protectierechten: Deze rechten vormen een bescherming voor de kinderen. Hierbij kan gedacht worden aan het recht op bescherming tegen kinderarbeid en het recht op bescherming tegen mishandeling.
1
VZW ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR BIJZONDERE JEUGDZORG, Wegwijs in de integrale jeugdzorg: een routeplan!. Internet, 3 november 2011. (http://users.skynet.be/detwijg/downloads/routeijh.pdf) 2
KINDERRECHTENHUIS, Het IVRK. Internet, 3 november 2011. (http://www.kinderrechtenhuis.be/index.php/vormingshuis/het-ivrk) 3
KIND EN GEZIN, Kinderrechten. Internet, 3 november 2011. (http://www.kindengezin.be/over-kinden-gezin/missie-en-waarden/diversiteit-en-kinderrechten/kinderrechten/)
12
-
Participatierechten: Bij deze laatste categorie gaat het over politieke en democratische rechten. Kinderen krijgen als het ware het recht om te participeren in onze maatschappij. Het recht op inspraak, het recht op informatie en het recht op een eigen mening zijn enkele voorbeelden van participatierechten.
De rechten die in het verdrag geformuleerd staan, vormen samen één geheel. Het is onmogelijk dat de realisatie van het ene recht onafhankelijk staat ten opzichte van de realisatie van het andere recht. Daarnaast is er geen hiërarchie aanwezig binnen de opsomming van de rechten. 1 1.1.2 Kinderrechten in België Zoals eerder vermeld, ondertekenden reeds 191 landen het IVRK. Toch is het belangrijk om hier realistisch mee om te springen. Een ondertekening van het IVRK betekent niet dat alles omtrent de kinderrechten op een schitterende manier zal verlopen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan Gambia. In Gambia zijn er nog tal van problemen in het kader van de kinderrechten. Enkele voorbeelden zijn kinderarbeid, tekort aan voedsel en gebrek aan onderwijs. 2 Onze problemen hier dienen zeker gerelativeerd te worden in vergelijking met de problematiek in Gambia. De federale overheid kreeg de opdracht om de kinderrechten zo goed mogelijk te implementeren in onze maatschappij. Dit verloopt echter niet altijd even makkelijk. Eind jaren ’90 waren er een aantal argumenten voor een inhaalbeweging naar de minderjarigen toe, met name: -
De minderjarige kon nauwelijks terugvallen op een eigen statuut in de jeugdhulp. Ze waren nagenoeg niet als rechtssubject aanwezig in onze regelgeving.
-
De rechtsbekwaamheid van de minderjarige in de jeugdhulp was niet op een overkoepelende manier geregeld. In geen enkele sector kon er op een allesomvattende manier geregeld worden op welke rechten de minderjarigen kunnen terugvallen. De benadering op zich was afhankelijk van de sector waarin de minderjarige zich bevond.
-
In veel sectoren werden er instrumenten van indirecte rechtsbescherming ontwikkeld. Dit kan gezien worden als reflectiekaders die ondersteunend werken voor de hulpverleners. Het biedt hen professionele handelingsruimte. Voor de cliënten is het minder aantrekkelijk, aangezien zij er geen
1
VZW STEUNPUNT JEUGDHULP, Uitgangspunten. Internet, 5 november 2011. (http://www.osbj.be/?action=onderdeel&onderdeel=81) 2
HEREMANS, J., SAELEN, D., Kinderrechten in Gambia. Onuitgegeven verhandeling, Katholieke Hogeschool Kempen, Lerarenopleiding Vorselaar, 2007, p. 32. (eindwerk)
13
rechtsaanspraken aan kunnen ontlenen. De cliënt heeft meer baat bij een directe rechtsbescherming. 1 De nodige inhaalbeweging werd in de praktijk omgezet via het beleidsproces IJH. 1.1.3 Voorgeschiedenis IJH Op 9 juli 1998 werd de ‘commissie ad hoc bijzondere jeugdzorg’ opgericht door de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement. Deze commissie kreeg de opdracht om een maatschappelijke beleidsnota op te stellen in verband met de bijzondere jeugdzorg. 2 Hierbij werd vertrokken vanuit de vaststelling dat er een toename was van het aantal jongeren dat in contact komt met de bijzondere jeugdbijstand. 3 Rondetafelgesprekken en een discussietekst resulteerden in de maatschappelijke beleidsnota bijzondere jeugdzorg. De nota werd op 10 maart 1999 besproken in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement.4 Hieruit bleek o.a. dat de jeugdhulpverlening onvoldoende gezinsgericht en emancipatorisch was. Er is wel sprake van jongerenhulpverlening in Vlaanderen, maar deze is veel te versnipperd en verkokerd. Elke sector heeft zijn eigen regelgeving, toegangspoorten en drempels. 5 Daarnaast was de rechtspositie van de minderjarige aan versterking toe. 6 Vanaf maart 2000 werd er een interdepartementale werkgroep geïnstalleerd. Deze werkgroep stelde een strategisch plan integrale jeugdhulp op. Het strategisch plan betekende zoveel als een uitvoering van de maatschappelijke beleidsnota bijzondere jeugdzorg. De definitieve versie van het strategisch plan werd voorgelegd aan de toenmalige Ministers van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen en Onderwijs. Het strategisch plan benadrukte vooral de reorganisatie van de jeugdhulpverlening. Er moest nagedacht worden over een verandering van structuren en praktijken. De nadruk werd gevestigd op een goed beleid. Er was tevens ruimte voor een adhocwerkgroep positie en participatie van de cliënt.7
1
Werk maken van kinderrechten: de decreten integrale jeugdhulp in de praktijk. Brussel, Zorginspectie en onderwijsinspectie, 19 november 2010. (rapport) 2
DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, p.145 3
VOGELS, M., Het welzijnsbeleid in Vlaanderen. Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2009, p. 90.
4
DECREET van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Belgisch Staatsblad, 4 oktober 2004, p. 6. 5
VOGELS, M., Het welzijnsbeleid in Vlaanderen. Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2009, p. 91.
6
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) 7
DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, p. 201-206.
14
Deze werkgroep kreeg in januari 2002 het mandaat van de centrale commissie om te werken aan voorstellen in het kader van de verbetering van de positie en de participatie van de cliënt in de jeugdhulp. De werkgroep bestond o.a. uit mensen uit het werkveld, administratieve diensten van de sectoren, kinderrechtencommissaris en een jeugdadvocaat. De werkgroep startte het uitvoeren van de opdracht met een analyse van de positie van de cliënt in de jeugdhulp. Deze analyse leidde tot een probleemverkennende nota. De complexiteit van het cliëntbegrip in de jeugdhulp was één van de algemene vaststellingen. De probleemverkennende nota zorgde ervoor dat de werkgroep het mandaat kreeg om een beter statuut uit te werken voor de minderjarige in de jeugdhulp. Samengaand met het uitvoeren van de opdracht, werd beslist om de werkgroep positie en participatie van de cliënt op te splitsen in een werkgroep positie en een werkgroep participatie. De werkgroep positie van de cliënt kon verder werken aan het statuut voor de minderjarige in de jeugdhulp. Het IVRK diende hierbij als referentiekader. Hun werkzaamheden resulteerden in een basistekst waarin de rechten van de minderjarige in de jeugdhulp gespecificeerd worden. Deze basistekst werd later getoetst bij zowel minderjarigen als ouders, met of zonder ervaring in de jeugdhulp. De toetsing gebeurde via intermediairen die een vertrouwensrelatie hebben opgebouwd met minderjarigen en ouders. De inhoudelijke feedback en juridische aspecten van de resultaten werden besproken in de algemene commissie.1 In 2001 was het tijd om de inzichten uit de werkgroepen te testen. Om dit te verwezenlijken, werden drie pilootregio’s aangesteld. Deze regio’s waren Antwerpen, Limburg en Meetjesland. De test in de pilootregio’s zou ongetwijfeld leiden tot confrontaties en discussies. Om het project IJH toch veilig te stellen, werd in 2000 de doelstelling gehanteerd om tegen mei 2004 een kaderdecreet voor handen te hebben.2 Op 7 mei 2004 werd het decreet IJH goedgekeurd. Sedert 2005 is IJH in heel Vlaanderen en Brussel van kracht. De implementatie van het decreet is nog steeds lopende.3
1
DECREET van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Belgisch Staatsblad, 4 oktober 2004, p. 7. 2
DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, p. 219. 3
Wat is integrale jeugdhulp?. Internet, 3 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/02_wat_is_ijh/index.htm)
15
1.2 Integrale jeugdhulp, anno 2011-2012 IJH kan gezien worden als een proces om de jeugdhulp beter op elkaar af te stemmen. Hierbij zijn zeven sectoren betrokken, namelijk: -
Algemeen welzijnswerk (AWW) Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) Centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) Bijzondere jeugdbijstand (BJB) Vlaams agentschap voor personen met een handicap (VAPH) Kind en gezin (K&G) Centra voor integrale gezinszorg (CIG) 1
De doelstelling van IJH is om vanuit de zeven sectoren de jeugdhulpverlening te kunnen optimaliseren. IJH streeft naar een meer vraag- en cliëntgerichte hulpverlening.2 De optimalisatie van de jeugdhulpverlening kan werkelijkheid worden door enerzijds een betere samenwerking tussen de hulpverleners binnen de sectoren, en anderzijds een intersectorale afstemming van het hulpaanbod. De jeugdhulppraktijk krijgt ongetwijfeld nog steeds af te rekenen met intersectorale verschillen. Die verschillen zijn historisch verklaarbaar, maar staan een doeltreffende jeugdhulpverlening in de weg. De opdracht van IJH bestaat uit het wegwerken van deze intersectorale verschillen.3 Een belangrijk punt bij dit alles is dat de jeugdhulpverlening zich zowel richt naar minderjarigen als ouders en/of personen uit hun leefomgeving.4 De optimalisatie van de jeugdhulpverlening zal een positieve invloed hebben op het welzijn en de gezondheid van minderjarigen. Het streven naar een betere intersectorale afstemming en samenwerking gebeurt aan de hand van zes principes. Deze principes dienen als leidraad doorheen de werking van IJH.5 -
Toegankelijkheid: De hulpverlening moet gebruikelijk zijn voor iedereen. Binnen IJH vindt men het belangrijk dat de cliënt zo vlug mogelijk de minst zware hulp kan krijgen. De toegankelijkheid dient maximaal te zijn.
-
Vraaggerichtheid: De jeugdhulp dient in te spelen op de vraag of behoefte van de cliënt. Vraaggerichtheid staat tegenover het principe van aanbodgerichtheid. Hierbij wordt de hulp die een cliënt krijgt, bepaald door
1
KINDERRECHTSWINKELS, De juridische positie van de minderjarige in de praktijk. Kortrijk/Heule, UGA, 2007, p. 170. 2
DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, p. 1. 3
Wat is integrale jeugdhulp?. Internet, 3 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/02_wat_is_ijh/index.htm) 4
DECREET van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Belgisch Staatsblad, 4 oktober 2004, p. 5. 5
VAN HOLEN, F., DESAIR, K., Integrale jeugdhulp, tussen droom en werkelijkheid. Alert, maart 2009, p. 40.
16
het bestaande aanbod. De cliënt wordt hierbij als het ware in een bepaald vakje geduwd.1 -
Subsidiariteit: De hulpverlener moet streven naar een maximale autonomie van de cliënt en zijn gezin. Hoe zwaarder en ingrijpender de hulp is, hoe meer drempels de cliënt moet overwinnen. Het principe van subsidiariteit stelt dat de minst ingrijpende hulp het meest aanwezen is.2
-
Participatie: De zeven sectoren van IJH dienen te participeren binnen de intersectorale samenwerking.
-
Acceptatie: Het principe van acceptatie kadert zich vooral binnen de vrijwilligheid.
-
Emancipatie: Dit principe stelt dat de hulpverlener er niet is om de problemen van de minderjarige over te nemen, maar wel om de minderjarige net sterker te maken.3
1.2.1 Organisatie4 IJH is een heel ruim proces, zoveel is duidelijk. Om dit alles in goede banen te leiden, moet er sprake zijn van een organisatiestructuur. De organisatiestructuur van IJH bestaat uit vier belangrijke onderdelen, namelijk: het managementcomité, de adviesraad, het team beleidsondersteuning en de regio’s IJH. Het managementcomité is een samenkomst van leidinggevende ambtenaren van de zeven betrokken sectoren. Er wordt een persoon afgevaardigd van het agentschap VAPH, het departement Onderwijs, het agentschap K&G, het agentschap Zorg en Gezondheid en het agentschap Jongerenwelzijn. Het managementcomité waakt over de toepassing van IJH. Die toepassingen moeten namelijk intersectoraal effectief plaatsvinden. Tenslotte adviseert het managementcomité de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin in het kader van het jeugdhulpbeleid. De adviesraad wordt samengesteld door vertegenwoordigers van de hulpverleners en cliënten van de jeugdhulp. Als het managementcomité zich buigt over een beleidsbeslissing, kan de adviesraad hierover vooraf rechtstreeks advies uitbrengen bij de Ministers.
1
VOGELS, M., Het welzijnsbeleid in Vlaanderen. Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2009, p. 91.
2
DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, p. 11. 3
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) 4
Organisatie. Internet, 27 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/03_organisatie/index.htm)
17
Het team beleidsondersteuning staat in voor de inhoudelijke, administratieve en technische ondersteuning van de aspecten van IJH. Het kan worden aanzien als het centrale team van de Vlaamse overheid. Het team beleidsondersteuning ondersteunt de werking van zowel de adviesraad als het managementcomité. Er worden algemene concepten en werkmaterialen voorbereid, die vervolgens in de verschillende regio’s verder uitgewerkt kunnen worden. Tenslotte zijn er de regio’s integrale jeugdhulp. Er zijn verschillende IJH-regio’s, zoals iedere Vlaamse provincie en het Brussels Hoofdstedelijk gewest. Dergelijke regio’s worden gecoördineerd door een regionale stuurgroep. Binnen zo’n stuurgroep komen vertegenwoordigers samen, van zowel de voorzieningen van de zeven sectoren als van de cliënten binnen de jeugdhulp. De regionale stuurgroep waakt over de implementatie van de structuren en instrumenten die worden vooropgesteld door IJH. Een regionaal IJH-team ondersteunt het werk van de regionale stuurgroep.
1.2.2 Opdrachten IJH neemt heel wat opdrachten voor zijn rekening. Hieronder volgt een opsomming van alle opdrachten met daarnaast telkens een korte bespreking.1 -
Modulering: Alle sectoren van IJH beschrijven hun jeugdhulpaanbod aan de hand van verschillende modules. Deze modules kunnen worden gezien als een specifiek pakket van jeugdhulp. De voorzieningen kunnen de modules gecombineerd of afzonderlijk aanbieden ten aanzien van de cliënt. De modules zijn goed vergelijkbaar over de verschillende sectoren heen.
-
Netwerken rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp (RTJ): RTJ betekent dat de cliënt rechtstreeks kan aankloppen bij een voorziening die onder het netwerk RTJ valt. De verschillende voorzieningen binnen het netwerk werken samen. Dit zorgt ervoor dat de cliënt overal kan binnenstappen en op dezelfde manier wordt ontvangen en opgevangen. 2 CLB Mandel en Leie kadert binnen het netwerk RTJ.
-
Netwerken crisisjeugdhulp (CJ): Binnen de hulpverlening kan er gebotst worden op het bestaan van lange wachtlijsten. Bij crisissituaties zijn deze wachtlijsten echter uit den boze. Om dit te vermijden, werden de CJnetwerken opgericht. De CJ-netwerken zorgen voor een optimalisatie van de werking van de Vlaamse crisisjeugdhulp. Hierbij staat alles in het teken van zo snel mogelijk starten met een kortdurend hulpverleningsaanbod.
1
Onze opdrachten. Internet, 24 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/04_onze_opdrachten/index.htm) 2
DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, p. 15.
18
-
Maatschappelijke noodzaak: In het dagelijkse leven kan het voorkomen dat een minderjarige in nood verkeert, maar dat de persoon in kwestie of zijn wettelijke vertegenwoordiger geen hulpvraag stelt. Hier kan bijvoorbeeld de link gelegd worden met kindermishandeling. Bij kindermishandeling is het mogelijk dat de minderjarige of zijn wettelijke vertegenwoordigers geen hulpvraag stellen, terwijl dit net aangewezen is. Maatschappelijke noodzaak stelt dat het in dergelijke situaties toch mogelijk moet zijn om de minderjarige de nodige hulp aan te bieden. Deze hulp kan desnoods worden opgelegd door de jeugdrechter. Het is wellicht duidelijk dat deze vorm van hulpverlening niet vanzelfsprekend is. Tijdens een studievoormiddag over de werkgroep kindermishandeling werd duidelijk dat het CLB in de toekomst meer verantwoordelijkheid zal dragen rond deze opdracht.1
-
Toegangspoort: Deze opdracht van IJH sluit aan bij de netwerken RTJ. RTJ stelt dat een groot deel van de Vlaamse jeugdhulpverlening rechtstreeks toegankelijk is. Daarnaast bestaat er ook niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. Hierbij moet de cliënt eerst langsgaan bij een toegangspoort. Deze toegangspoort vormt als het ware een drempel naar een ingrijpendere vorm van hulpverlening. Het is de toegangspoort die oordeelt welke hulp de cliënt nodig heeft. Hun oordeel staat onafhankelijk van de voorzieningen.2
-
Trajectbegeleiding in de jeugdhulp: De praktijk toont aan dat cliënten soms jarenlang een parcours van hulpverlening afleggen. Om te voorkomen dat de cliënten verdwalen in de jeugdhulp, is binnen IJH de trajectbegeleiding opgestart. De trajectbegeleider heeft de opdracht om het hulpverleningsparcours op te volgen, te coördineren en te vergemakkelijken waar mogelijk. De trajectbegeleider is bij voorkeur een niet betrokken hulpverlener.
-
Registratie: Op het vlak van registratie, onderzoekt IJH diverse manieren om tot intersectorale registratiegegevens te komen.
-
Wetenschappelijk onderzoek: “Wat maakt jeugdhulp tot een efficiënte en effectieve jeugdhulp?” en “Wat moet er veranderd worden aan het hedendaagse jeugdhulpbeleid om die efficiëntie en effectiviteit te kunnen verhogen?” Dit zijn twee vragen die IJH graag beantwoord zou zien. Deze antwoorden worden gezocht aan de hand van wetenschappelijk onderzoek.
-
Beleidsplanning: Het managementcomité stelt om de vijf jaar een Vlaams Beleidsplan op. In dit beleidsplan wordt een Vlaamse beleidsvisie
1
VIAENE, S., Mondelinge mededeling. Studievoormiddag werkgroep kindermishandeling, 15 mei 2012. 2
DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, p. 18.
19
geformuleerd. Dit gebeurt aan de hand van gegevens over de noden en de mogelijkheden van het bestaande hulpverleningsaanbod. -
Participatie: IJH streeft naar een intersectorale samenwerking, zoveel is duidelijk. De opdracht omtrent participatie wil duidelijk stellen dat hierbij aandacht moet geschonken worden aan de inspraak van de cliënten.
-
Rechtspositie: De meest relevante opdracht in het kader van deze bachelorproef, is de opdracht omtrent rechtspositie. De intersectorale samenwerking is van essentieel belang bij de rechten van de minderjarige cliënt. Door het decreet rechtspositie voor minderjarigen (DRM) hebben de minderjarige cliënten in alle sectoren dezelfde rechten. Hoofdstuk 2 van dit eindwerk geeft meer uitleg over het decreet rechtspositie voor minderjarigen.1
1.3 Een kritische blik op integrale jeugdhulp Een kritische blik op het proces van integrale jeugdhulp brengt geen lovend resultaat met zich mee. Integrale jeugdhulp is sedert 2005 in werking, maar anno 2012 zijn er nog heel wat onduidelijkheden aanwezig. Het concept op zich betekent een absolute meerwaarde voor de Vlaamse jeugdhulpverlening. De doelstelling om de jeugdhulpverlening te optimaliseren en te streven naar een betere intersectorale samenwerking, kan alleen maar positief onthaald worden. Een kritische blik op de uitvoering is echter minder lovend. De bekendmaking van de manier van werken is, zelfs in 2012, nog onduidelijk. De moeizame en onduidelijke manier van bekendmaken creëert als het ware een afschrikkingseffect bij tal van hulpverleners. Een voorbeeld kan deze visie verduidelijken. Zo werd tijdens een studiedag over integrale jeugdhulp meer uitleg gegeven over de verschillende trajecten in functie van de toegangspoorten. De uitleg gebeurde echter door middel van ongekende afkortingen, wat ervoor zorgde dat het hele concept moeilijk te volgen was. Na de studiedag hadden de meeste hulpverleners te kampen met zware gevoelens van onwetendheid. De groep snakte als het ware naar verdere verduidelijking en concretisering.2 Dit kan niet de bedoeling zijn van een jarenlang ijveren voor optimalisatie van de Vlaamse jeugdhulpverlening. Het proces van integrale jeugdhulp kan hoogstwaarschijnlijk aan kwaliteit winnen wanneer de zaken voldoende geconcretiseerd worden. Momenteel blijft IJH voor heel wat hulpverleners een ‘ver van mijn bed show’. Door middel van concretisering kan er een hogere interesse gecreëerd worden bij de hulpverleners.
1
Onze opdrachten. Internet, 24 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/04_onze_opdrachten/index.htm) 2
DEPARTEMENT WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, PROVINCIE WEST-VLAANDEREN, Studiedag integrale jeugdhulp, integrale jeugdhulp op 1 januari 2014. Brugge, 20 maart 2012. (studiedag)
20
1.4 Wat zal de toekomst brengen? In de toekomst zal het belangrijk zijn om voldoende aandacht te blijven besteden aan de jeugd. Dit besef zal aanwezig moeten zijn binnen alle landen van de wereld, van België tot bijvoorbeeld Canada. De Canadese regering beseft dat onze toekomst zal afhangen van diegenen die nu kind zijn. Het is strategisch belangrijk om in te zetten op het potentieel van ieder kind.1 Het implementeren van het kinderrechtenverdrag is de beste manier om aandacht te schenken aan de kinderen. Een realisatie van de kinderrechten behoort niet enkel tot de morele verplichtingen, maar het vormt een goede investering op zowel economisch als sociaal vlak. Om het potentieel van ieder kind te laten primeren, volgt de Canadese regering de stand van zaken goed op. Het rapport ‘Right in Principle, Right in Practice’ maakt duidelijk dat het Noord-Amerikaanse land in de toekomst aandacht zal schenken aan volgende drie zaken: -
Mechanismen ontwerpen om de kinderrechten te implementeren over heel Canada.
-
Acties ondernemen om de bemerkingen van inspecties te verbeteren.
-
Aandacht schenken aan de zwakkere groepen van kinderen.
De CCRC, beter bekend als Canadian Coalition for the Rights of Children, werkt samen met verschillende organisaties om deze drie doelstellingen te realiseren. In het globaal rapport werd tevens ruimte gecreëerd om bij ieder recht een aantal aanbevelingen te formuleren, met specifieke vermelding van de actie en de actor. Bij het recht op informatie is het bijvoorbeeld belangrijk dat een wet goedgekeurd wordt die verzekerd dat alle geadopteerde kinderen geschikte informatie kunnen verkrijgen over hun biologische ouders. De actoren bij deze actie zijn het parlement en justitie.2 Wanneer de link gemaakt wordt naar ons Belgenlandje, is het aangewezen om met dezelfde open visie aan de slag te gaan. Het is belangrijk om de stand van zaken kritisch en regelmatig te evalueren. Door middel van evaluatie kan er gezocht worden naar alternatieven voor slechtlopende terreinen.
1.5 Besluit Het proces van IJH heeft al een hele weg afgelegd met de uitwerking van alle opdrachten en de organisatiestructuur. Het idee van de optimalisatie van de jeugdhulp valt zeker niet af te keuren. Toch zijn er nog heel wat onduidelijkheden omtrent de specifieke uitvoering van dit alles. Naar de toekomst toe is het heel belangrijk om met een open visie aan de slag te gaan. De slechtlopende terreinen moeten in kaart gebracht worden, wat evaluatie mogelijk maakt. 1
Right in principle, Right in practice – Implementation of the convention of rights of the child in Canada. Canada, CCRC, 23 februari 2012. (rapport) 2
Ibidem.
21
2 Decreet rechtspositie voor minderjarigen Vorig hoofdstuk toonde aan dat rechtspositie één van de opdrachten is van IJH. Het decreet rechtspositie voor minderjarigen (DRM) hangt heel nauw samen met deze opdracht. Het DRM werd goedgekeurd op 7 mei 2004. De publicatie in het Belgisch Staatsblad dateert van 4 oktober 2004. Het duurde twee jaar vooraleer het decreet effectief in werking trad. Dit gebeurde namelijk op 1 juli 2006.1 In dit hoofdstuk wordt zowel aandacht geschonken aan de doelstellingen als de inhoud van het decreet. De doelstellingen tonen duidelijk aan waarnaar er gestreefd wordt door middel van het decreet. Er moet rekening gehouden worden met deze doelstellingen bij het aanreiken van antwoorden binnen dit eindwerk. Ten tweede wordt binnen dit hoofdstuk ook de inhoud van het decreet uitgelegd. Het is, binnen deze bachelorproef, de bedoeling om het decreet op een begrijpbare manier uit te leggen aan de afgebakende doelgroep. Dit is niet mogelijk zonder enige kennis van de verschillende rechten.
2.1 Doelstellingen van het decreet De doelstellingen van het DRM richten zich zowel naar de minderjarige als de hulpverleners. Ten eerste zorgt het decreet ervoor dat de minderjarige kan terugvallen op een eigen statuut in de jeugdhulp. Zo kan de minderjarige er in slagen om zijn positie te verduidelijken en versterken, ongeacht de sector of de werkvorm waarin de minderjarige terechtkomt.2 Ten tweede wil het DRM een reflectiekader aanreiken aan hulpverleners en voorzieningen. Er kan over de eigen hulpverlening nagedacht worden. De hulpverleners krijgen via het DRM ondersteuning bij het realiseren van een kwaliteitsvolle hulpverlening.3 De opzet van de kwaliteitsvolle hulpverlening kan gekoppeld worden aan het doel van IJH. Er moet zowel aandacht zijn voor de samenwerking tussen de hulpverleners onderling, als voor een intersectorale afstemming van het hulpaanbod.
1
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) 2
Werk maken van kinderrechten: de decreten integrale jeugdhulp in de praktijk. Brussel, Zorginspectie en onderwijsinspectie, 19 november 2010. (rapport) 3
Ibidem.
22
2.2 De inhoud van het decreet Het DRM omvat vijf onderdelen: -
Algemene bepalingen: uitleg van een aantal begrippen
-
Toepassingsgebied
-
De bekwaamheid van de minderjarige
-
Het belang van de minderjarige
-
De rechten van de minderjarige
2.2.1 Het toepassingsgebied Het toepassingsgebied maakt duidelijk dat het DRM van toepassing is vanaf het allereerste contact tussen een minderjarige en de jeugdhulpaanbieder, de toegangspoort of de trajectbegeleiding. Op welke wijze het contact gebeurt en door wie het ingeleid wordt, verandert niets aan de zaak.1 Het decreet is van kracht binnen de zeven betrokken sectoren bij IJH, zoals werd aangegeven in het eerste hoofdstuk. 2.2.2 Bekwaamheid van de minderjarige Wanneer er gesproken wordt over bekwaamheid, dient een onderscheid gemaakt te worden tussen rechtsbekwaamheid en handelingsbekwaamheid. Rechtsbekwaamheid is de bevoegdheid om drager te zijn van rechten, om deze rechten te hebben. Handelingsbekwaamheid is de bevoegdheid om deze rechten ook zelfstandig uit te oefenen en af te dwingen indien nodig. Het burgerlijk recht stelt dat de minderjarige rechtsbekwaam, maar handelingsonbekwaam is. Op dit vlak verschilt het DRM van het burgerlijk recht. Het decreet gaat er namelijk van uit dat de minderjarige bekwaam is. Er wordt gesteld dat de minderjarige de rechten zelfstandig kan uitoefenen. 2 Dit verschil kan makkelijk verklaard worden. De handelingsonbekwaamheid van het burgerlijk recht geldt alleen maar voor rechtshandelingen. De minderjarige is volgens het burgerlijk recht wel in staat om feitelijke handelingen te stellen. Nu is het zo dat de meeste van de rechten uit het DRM feitelijke handelingen zijn. Hierbij is zelfstandigheid dus wel mogelijk. Het streven naar deze zelfstandigheid is heel belangrijk. Een aantal rechten in het decreet eisen namelijk een individuele beslissing.
1
DECREET van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Belgisch Staatsblad, 4 oktober 2004, p. 17. 2
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag)
23
Het algemene principe stelt voorop dat een minderjarige vanaf twaalf jaar een moeilijke besluitvorming kan begrijpen. Vanaf deze leeftijd is het mogelijk om als volwaardige partner te functioneren in de samenleving. Het is niet ondenkbaar dat minderjarigen hierbij begeleiding nodig hebben. Dit hangt voornamelijk af van de leeftijd en de maturiteit bij de minderjarige zelf. Een minderjarige van zeven jaar zal bijvoorbeeld meer begeleiding nodig hebben bij het recht op duidelijke communicatie dan een minderjarige van zeventien jaar.1 Naast dit algemene principe van bekwaamheid is er een bijzondere regeling voor volgende drie rechten: -
Recht op instemming met de jeugdhulp
-
Recht om niet gescheiden te worden van zijn ouders
-
Recht op toegang tot het dossier
In het kader van deze drie rechten, MOET de minderjarige in staat zijn om op een redelijke wijze te oordelen wat zijn belang is. Er moet rekening gehouden worden met de leeftijd en de maturiteit. Het is de hulpverlener die beslist of een minderjarige in staat is om een redelijke beoordeling van zijn belangen te vormen. De leeftijd en maturiteit zullen hierbij richtinggevend zijn. De hulpverlener kan aanvullend rekening houden met de persoonlijkheid van het kind, de aard van de situatie en de sociale omstandigheden. De beslissing gebeurt, indien mogelijk, altijd in overleg met de minderjarige en zijn ouders. In het kader van de bekwaamheid, wordt er gewerkt met een vermoeden. Dit vermoeden stelt de gedachte voorop dat een minderjarige op de leeftijd van twaalf jaar of ouder, zelfstandig zou moeten kunnen handelen. Dit vermoeden wordt ook gebruikt bij de drie ‘uitzonderlijke’ rechten, maar is bij alle rechten weerlegbaar. Wanneer dit gebeurt, worden de rechten van de minderjarige uitgeoefend door de ouders of wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige.2
2.2.3 Belang van de minderjarige Er bestaat geen algemene definitie van het belang van de minderjarige. Het belang kan eerder aanzien worden als een algemeen kader. Het overkoepelend gegeven van het belang moet gelezen worden in samenspraak met de verschillende onderdelen van het DRM. Een voorbeeld kan dit verduidelijken: een moeder laat tijdens een gesprek met een CLB-medewerker blijken dat ze het allemaal niet meer ziet zitten. De vrouw toont aan dat ze bang is om plotseling helemaal door het lint te gaan ten aanzien van haar kinderen. 1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 2
DECREET van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Belgisch Staatsblad, 4 oktober 2004, p. 39 - 45.
24
Na het vernemen van deze informatie kan er, in het belang van de minderjarige, tijdelijke opvang gezocht worden voor de kinderen. In deze situatie gaat het belang van de minderjarige samen met het recht op een menswaardige behandeling. Soms is het mogelijk dat twee rechten uit het decreet tegenstrijdig zijn. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de plaatsing van een jong meisje. Bij deze situatie spelen twee rechten een belangrijke rol, namelijk: het recht niet tegen zijn wil gescheiden te worden van zijn ouders en het recht op jeugdhulp. Het is bij dergelijke gebeurtenissen mogelijk dat de rechten haaks op elkaar staan. Bij het vinden van een uitweg primeert het belang van de minderjarige altijd. Het belang van de minderjarige stelt dat diens ontwikkeling op een uiterst optimale manier moet kunnen verlopen. Om de ontwikkeling te kunnen optimaliseren, moet er voorzien worden in een aantal behoeftes, zoals respect, veiligheid, educatie en aangepaste verzorging. Bij het vaststellen van het belang van de minderjarige is het aangewezen om in dialoog te gaan met de minderjarige zelf. Hun mening is heel belangrijk. Hierbij moet wel telkens rekening gehouden worden met hun leeftijd en mate van maturiteit. De hulpverlener moet tevens respectvol omgaan met de mening en de verantwoordelijkheid van de ouders in kwestie.1 2.2.4 Rechten van de minderjarige Het laatste onderdeel van het decreet handelt specifiek over de rechten van de minderjarigen. Het DRM omvat elf rechten. Vooraleer de rechten effectief worden uitgelegd, is het belangrijk om voldoende zicht te krijgen op de basisprincipes. De rechten gelden voor alle minderjarigen, van 0 tot 18 jaar. Er mag absoluut geen onderscheid gemaakt worden op basis van o.a. ras, huidskleur of geslacht. De rechten zijn van toepassing vanaf het allereerste contact tussen de minderjarige en de jeugdhulpverlening.2 Het is belangrijk om deze basisprincipes te respecteren bij de volgende elf rechten.
1 Recht op jeugdhulp
De minderjarige heeft, binnen het beschikbare jeugdhulpaanbod, recht op jeugdhulp. De jeugdhulp heeft een aantal doelstellingen. Zo moeten de ontplooiingskansen van de minderjarige gewaarborgd worden. De jeugdhulp moet bevorderend werken voor het welzijn en de gezondheid van de persoon in kwestie. Er moet ook een bijdrage geleverd worden voor een zo volledig mogelijke integratie in onze samenleving. Wanneer een minderjarige bij een voorziening aanklopt, is deze voorziening verplicht om te helpen waar mogelijk.1 1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 2
Ibidem.
25
Het is belangrijk dat de jeugdhulp alle rechten uit het decreet respecteert. Er moet ook rekening gehouden worden met de opvoeding van de minderjarige. De opvoeding is namelijk een proces van lange duur. De hulpverlener dient rekening te houden met de verschillende ontwikkelingsfasen.2
2 Recht op instemming met en vrije keuze van de buitengerechtelijke jeugdhulp
Een eerste onderdeel van dit recht stelt dat de minderjarige duidelijke en kwaliteitsvolle informatie moet krijgen over de inhoud van het passende jeugdhulpaanbod. Er moet gesproken worden over mogelijke gevolgen wanneer de minderjarige niet ingaat op het aanbod. Het CLB dient zich hier zeker aan te houden, aangezien het centrum zich situeert binnen de buitengerechtelijke jeugdhulp. Bij gerechtelijke jeugdhulp is de instemming van de minderjarige geen vereiste. Een tweede onderdeel speelt in op de vrije keuze van een jeugdhulpaanbieder. In sommige situaties is het mogelijk dat de hulpvraag door meerdere jeugdhulpaanbieders kan behandeld worden. Hierbij kan de minderjarige een keuze maken die nadien nog gewijzigd kan worden. Het is mogelijk dat een minderjarige weigert om met een specifieke hulpverlener te praten.3 Deze keuzevrijheid bevat echter een aantal grenzen. Zo kan er bijvoorbeeld een link gemaakt worden met de werking van de CLB’s. De school waar de minderjarige ingeschreven is, behoort altijd tot het werkingsgebied van één specifiek centrum. De minderjarige cliënten kunnen enkel terecht bij dit CLB. De begeleiding door dit specifiek centrum kan enkel geweigerd worden door de ouders, maar in de praktijk komt dit nauwelijks voor.4 Een derde onderdeel verdiept zich in de weigering van buitengerechtelijke jeugdhulp door minderjarigen of ouders. Zoals eerder vermeld, kan buitengerechtelijke jeugdhulp geweigerd worden. Ondanks dit mogelijks weigeren, heeft de minderjarige steeds recht op een kwaliteits- en respectvolle hulpverlening. In dit kader kan de minderjarige vragen om een aantal toevoegingen in het dossier. Er kan gevraagd worden om de weigering en de reden hiervan toe te voegen aan het dossier. Het is de taak van elke jeugdhulpvoorziening om dergelijke keuzes te respecteren.5 1
DE LY, C., (2008-2009). In hoeverre is het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige geïntegreerd in de werking van de leefgroepen Amber en Opaal en wat kan er in de toekomst verbeterd worden?. Hogeschool West-Vlaanderen, Sociaal-Agogisch Werk Brugge, p. 41. (eindwerk) 2
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 3
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) 4
ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Informeel gesprek, 17 februari 2012.
5
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006.
26
3 Recht op informatie en duidelijke communicatie
De minderjarige persoon heeft recht op informatie over de jeugdhulp en alle zaken binnen deze context die voor hem van belang kunnen zijn. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan informatie over het beschikbare jeugdhulpaanbod en de vermoedelijke duur of kostprijs van de jeugdhulp. De minderjarige heeft, als tweede voorbeeld, het recht om te weten welke informatie zal worden medegedeeld aan de ouders. Het recht op informatie hangt nauw samen met de actieve informatieplicht. Jeugdhulpvoorzieningen, de toegangspoort en de trajectbegeleiding hebben de plicht om de minderjarigen op een actieve manier te informeren. Het is niet zo dat de minderjarige pas informatie kan krijgen wanneer hij er zelf om vraagt. Jeugdhulpvoorzieningen krijgen de taak om de minderjarige op verschillende tijdstippen te informeren. Het is telkens heel belangrijk dat de informatie op een duidelijke manier wordt overgebracht. Informatie kan bijvoorbeeld onduidelijk zijn voor kinderen met een andere moedertaal. Het is aangewezen dat er wordt gecommuniceerd in een begrijpbare taal voor de minderjarige. De minderjarige moet de specifieke taal voldoende onder de knie hebben. Als dit niet zo is kan er gebruik gemaakt worden van iemand die de nodige uitleg verstrekt. Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een tolk. Er moet rekening gehouden worden met het ontwikkelingsniveau, de geestelijke toestand, de draagkracht en de persoonlijkheid van de minderjarige.1 Het is mogelijk dat een deel van de informatie wordt achtergehouden. Dit kan enkel wanneer er later kan worden aangetoond dat dit gebeurde in het belang van de minderjarige. Dit principe wordt agogische exceptie genoemd. Hierbij kiest de hulpverlener er bewust voor om tijdelijk bepaalde informatie achter te houden voor de minderjarige. De informatie waarmee men de minderjarige bewust niet mee confronteert, wordt in het dossier neergeschreven. De beslissing om agogische exceptie toe te passen, dient gemotiveerd te worden. De minderjarige hoeft niet te weten dat er sprake is van agogische exceptie. Dit principe kan worden toegepast, maar mag zeker geen automatisme worden.2 Een voorbeeld kan mogelijks meer duidelijkheid scheppen: Een uiterst gevoelige jongen van twaalf jaar verloor enkele weken terug zijn moeder door suïcide. Gelukkig kan de jongen nog terecht bij zijn vader. Opeens komt die man echter te weten dat hij toch niet de biologische vader van het kind blijkt te zijn. Bij deze situatie kan gekozen worden om agogische exceptie toe te passen. Het is mogelijk dat de jongen nog niet in staat zou zijn om met deze informatie om te gaan, aangezien hij enkele weken terug zijn moeder verloor.
1
Ibidem.
2
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag)
27
4 Recht op respect voor het gezinsleven
De minderjarige heeft het recht om met zijn ouders samen te leven. Kinderen horen bij hun gezin en familie. Een minderjarige kan hierbij niet tegen zijn wil van zijn ouders worden gescheiden. De enige uitzondering hierop is een rechterlijke beslissing. Een minderjarige kan zelf instemmen om niet meer met zijn ouders samen te leven. Cruciaal hierbij is dat de minderjarige in staat moet zijn tot een redelijke beoordeling van zijn belangen. Er dient rekening gehouden te worden met zijn leeftijd en maturiteit. Wanneer een minderjarige gescheiden leeft van zijn ouders, kan hij toch nog beroep doen op een aantal rechten, met name: De minderjarige kan op regelmatige wijze persoonlijk en rechtstreeks contact hebben met zijn ouders of opvoedingsverantwoordelijken. De minderjarige heeft tevens recht op informatie over de ouders en er kan bezoek ontvangen worden.1 5 Recht op inspraak en participatie
Onderzoek toont aan dat jongeren die vanaf het begin van de begeleiding kunnen participeren, meer gemotiveerd zijn. Het recht op inspraak en participatie is dus van groot belang. Participatie op zich bevat zes onderdelen: mee weten, mee denken, mee praten, mee beslissen, mee uitvoeren en mee evalueren. 2 Het is belangrijk dat elke jeugdhulpvoorziening beschikt over een regeling voor de inspraak van de minderjarige. De minderjarige heeft recht op een vrije meningsuiting tijdens elke aangelegenheid van buitengerechtelijke jeugdhulp. De jeugdhulpverlener probeert om telkens passend gevolg te geven aan deze mening. Als de mening echter niet gevolgd wordt, moet dit voldoende gemotiveerd worden. Vervolgens heeft de minderjarige recht op een regelmatige evaluatie van de jeugdhulpverlening. Hierbij is het belangrijk dat de minderjarige mee kan evalueren. De wijze van participatie, is afhankelijk van de aard en de duur van de jeugdhulpverlening. 3 Dit recht kan opnieuw gekoppeld worden aan de CLB-werking. Binnen het centrum worden vaak gesprekken gevoerd in functie van de verdere schoolloopbaan. Tijdens deze gesprekken wordt telkens gepeild naar persoonlijke interesses van de leerling en de vakgebonden resultaten. Het is belangrijk dat de minderjarige voldoende inspraak heeft, aangezien er over hun eigen toekomst gesproken wordt.
1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 2
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) 3
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006.
28
Tenslotte is het bij dit recht mogelijk om even over de landsgrenzen heen te kijken. In Canada viel in 2010 de beslissing dat alle kinderen het recht hebben om gehoord te worden in een echtscheidingsprocedure. Deze beslissing moet toegepast worden binnen alle rechtsgebieden van Canada.1 6 Recht op een dossier
Elke minderjarige binnen de hulpverlening in één van de sectoren van IJH, heeft recht op een dossier. Dit dossier moet op een zorgvuldige wijze bijgehouden en veilig bewaard worden. De samenstelling van het dossier gebeurt door de hulpverlener(s). Het dossier wordt gebruikt als werkinstrument en bevat relevante informatie voor de hulpverlening. 2 Gezondheidsgegevens moeten binnen het dossier apart gehouden worden. Het is niet verplicht dat er een apart dossier met enkel gezondheidsgegevens moet aangemaakt worden. Zo is het bijvoorbeeld voldoende om de gezondheidsgegevens op een groen i.p.v. een wit blad te noteren. Het DRM is niet van toepassing op deze gezondheidsgegevens. Dergelijke gegevens vallen namelijk onder de ‘Wet betreffende de rechten van de patiënt’ en de ‘Wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer’. De wet op de patiëntenrechten toont aan dat de patiënt recht heeft op inzage in het eigen patiëntendossier. Op dit inzagerecht bestaan echter wel drie uitzonderingen. Een eerste uitzondering speelt in op de persoonlijke notities van de beroepsbeoefenaar. Deze gegevens mogen niet ingekeken worden, tenzij de patiënt zich laat bijstaan door een vertrouwenspersoon. Deze vertrouwenspersoon moet een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg zijn. De tweede uitzondering handelt over de gegevens die betrekking hebben op derden. Dit mag niet ingekeken worden door de minderjarige. De laatste uitzondering handelt over de therapeutische exceptie. Dit principe stelt dat de beroepsbeoefenaar kan beslissen om bepaalde informatie niet mee te delen aan de patiënt. 3 Een minderjarige heeft toegangsrecht tot zijn dossier. Het algemene uitgangspunt veronderstelt dat de minderjarige kennis kan nemen van de inhoud van zijn eigen dossier. De minderjarige heeft toegang tot verschillende zaken. Hij kan zowel kennis nemen van gegevens die enkel over zichzelf handelen, als over gegevens die informatie meegeven over andere personen.
1
Right in principle, Right in practice – Implementation of the convention of rights of the child in Canada. Canada, CCRC, 23 februari 2012. (rapport) 2
DE LY, C., (2008-2009). In hoeverre is het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige geïntegreerd in de werking van de leefgroepen Amber en Opaal en wat kan er in de toekomst verbeterd worden?. Hogeschool West-Vlaanderen, Sociaal-Agogisch Werk Brugge, p. 44. (eindwerk) 3
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006.
29
Wanneer er gesproken wordt over informatie die enkel over de minderjarige zelf handelt, kan men denken aan twee ‘vormen’ van informatie. Enerzijds is er de informatie die de minderjarige zelf heeft verteld en anderzijds bestaan er gegevens over de minderjarige die door anderen worden aangereikt. Op het toegangsrecht bestaan er drie uitzonderingen:1 -
De vertrouwelijkheidsexceptie: Wanneer een derde informatie meedeelt, kan deze persoon uitdrukkelijk vragen dat de informatie als vertrouwelijk wordt behandeld. Van deze gegevens mag de minderjarige op geen enkele manier kennis nemen. Wanneer een hulpverlener deze gegevens toch meedeelt, betekent dit een inbreuk op het beroepsgeheim.
-
Stukken opgesteld ten behoeve van de gerechtelijke overheden: Deze gegevens zitten eveneens in het gerechtelijk dossier. Ze kunnen dus via de gerechtelijke weg geraadpleegd worden.
-
Agogische exceptie: Dit principe werd eerder besproken bij het recht op informatie en duidelijke communicatie.
Om toegang te krijgen tot de gegevens, kan de minderjarige rekenen op inzage. De minderjarige krijgt hierbij de mogelijkheid om het papieren of elektronische dossier te bekijken. Het is aangewezen dat de minderjarige hierbij voldoende toelichting krijgt. Alle informatie moet voldoende geduid worden en de hulpverlener mag geen vakjargon gebruiken. Binnen een CLB moet de toegang tot het dossier verleend worden binnen de tien werkdagen nadat de minderjarige erom vroeg. 2 Naast de gegevens die enkel over de minderjarige handelen, bestaat er ook nog tal van informatie die betrekking heeft op andere personen. In het kader van toegang tot informatie over ‘anderen’, wordt er een onderscheid gemaakt tussen derden en personen uit het cliëntsysteem. Het cliëntsysteem bestaat uit: -
De minderjarige zelf De ouders De opvoedingsverantwoordelijken De personen die met de minderjarige samenwonen op het moment dat de minderjarige om toegang tot het dossier vraagt Wanneer het dossier informatie bevat dat zowel over de minderjarige als iemand uit het cliëntsysteem handelt, dan heeft de minderjarige recht op toegang door inzage. Het dossier kan dus worden ingekeken. Ten opzichte van derden, die niet behoren tot het cliëntsysteem, geldt de privacyuitzondering. Deze uitzondering zorgt ervoor dat het toegangsrecht van de minderjarige beperkt wordt. Zo is het mogelijk dat gegevens die werden aangereikt 1
Ibidem.
2
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag)
30
door een grootvader, niet ingekeken mogen worden door de minderjarige. Het doel hiervan is om de privacy van derden te beschermen. Bij de privacy-uitzondering behoudt de minderjarige het toegangsrecht, maar door middel van een gesprek, gedeeltelijke inzage of rapportage. Het is de taak van de hulpverlener om in elke situatie te oordelen of volledige inzage ingaat tegen de privacy van derden. Wel blijft telkens de vertrouwelijkheidsexceptie bestaan.1 Bovenstaande informatie speelt hoofdzakelijk in op het toegangsrecht. Het is belangrijk om even stil te staan bij de vertegenwoordiging van de minderjarige. Het is mogelijk dat een minderjarige niet in staat is om zijn belangen redelijk te beoordelen. Deze minderjarigen kunnen het toegangsrecht tot het dossier niet zelfstandig uitoefenen. Om dergelijke situaties tegemoet te komen kunnen de ouders dit in de plaats doen van de minderjarige. De ouders zijn namelijk de wettelijke vertegenwoordigers van hun kind(eren). Ze zijn bevoegd om kennis te nemen van gegevens die handelen over de minderjarige en zichzelf. Vervolgens hebben de ouders een eigen toegangsrecht tot het dossier. Hun eigen toegangsrecht wordt geregeld door de ‘Wet verwerking persoonsgegevens’. Op deze manier hebben de ouders steeds toegangsrecht tot informatie over zichzelf. Het is nuttig om te wijzen op het recht op aanvulling van het dossier, het recht op een afschrift en het recht op verzet tegen toegang. Het recht op aanvulling van het dossier stelt dat de minderjarige zelf documenten mag laten toevoegen aan het dossier en hun eigen versie kunnen geven van de gegevens die voorkomen in het dossier. Zo kunnen eventueel nuances aangebracht worden.2 De minderjarige kan ook om een afschrift vragen. Er kan een afschrift gevraagd worden van de gegevens waarin de minderjarige volledige inzage heeft. Wanneer de minderjarige slechts gedeeltelijke inzage heeft door bijvoorbeeld een gesprek of rapportage, dan kan er een afschrift gevraagd worden van de samenvatting van het gesprek of de rapportage. Bij deze gedeeltelijke inzage wordt het afschrift echter rapport genoemd. Zowel het afschrift als rapport zijn vertrouwelijk en persoonlijke materie. Het dient enkel gebruikt te worden voor de doelstellingen van de jeugdhulpverlening. Tenslotte is er sprake van het recht op verzet tegen toegang. De minderjarige kan ervoor kiezen om de informatie, die hij zelf meegaf aan de hulpverleners, als vertrouwelijk te laten bestempelen. Dergelijke gegevens zijn dan niet toegankelijk voor ouders of andere personen van het cliëntsysteem.3
1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 2
Ibidem.
3
Ibidem.
31
7 Recht op bijstand
De minderjarige heeft recht op een bijstandspersoon tijdens alle contacten met een jeugdhulpaanbieder, toegangspoort of trajectbegeleiding. De bijstandspersoon moet aan drie voorwaarden voldoen. -
De bijstandspersoon is gebonden aan het beroepsgeheim. Er wordt soms geopteerd om leerkrachten te laten functioneren als bijstandspersoon. Leerkrachten staan dichter bij de leefwereld van de minderjarige, wat zorgt voor een goede vertrouwensrelatie. Leerkrachten zijn echter niet gebonden aan het beroepsgeheim. Wel hebben ze de taak om de discretieverplichting op te volgen. Deze discretieverplichting stelt dat leerkrachten geen vertrouwelijke informatie mogen bekendmaken ten opzichte van derden.
-
De bijstandspersoon mag geen rechtstreeks betrokkene zijn binnen de jeugdhulpverlening voor de minderjarige.
-
De bijstandspersoon moet aangewezen worden door de minderjarige.1
De derde voorwaarde stelt dat de bijstandspersoon gekozen door de minderjarige zelf. Soms is dit niet mogelijk. Denk bijvoorbeeld maar aan minderjarigen met een mentale handicap. Voor hen kan het moeilijk zijn om een bijstandspersoon aan te duiden. Wanneer dit voorvalt, worden de ouders, jeugdhulpvoorziening of toegangspoort aangespoord om het aanwijzen van een bijstandspersoon op zich te nemen.2 8 Recht op privacy
Dit recht vloeit voort uit de gedachte van het IVRK. Het recht op privacy stelt dat de minderjarige recht heeft op respect voor de persoonlijke levenssfeer. Op dit recht kunnen vier aanvullingen gemaakt worden. Een eerste aanvulling speelt in op de bescherming van de persoonsgegevens van de minderjarige. Dit kan gelinkt worden aan het beroepsgeheim. Ten tweede eist dit recht een respectvolle omgang van de hulpverlener met o.a. de politieke, filosofische of seksuele geaardheid van de minderjarige. Er moet rekening gehouden worden met deze zaken tijdens ieder contact met de minderjarige. Situaties uit de praktijk kunnen deze twee aanvullingen mogelijks verduidelijken. Zo is het bijvoorbeeld uit den boze dat een CLB-medewerker een leerlingendossier zou laten rondslingeren in zijn eigen woning. Door dit te doen worden de persoonsgegevens van de minderjarige niet beschermd.
1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 2
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag)
32
Ten tweede moet een CLB-medewerker respectvol omgaan met een meisje van vijftien die net heeft verklaard dat ze biseksueel is. Een derde onderdeel handelt over het recht om bezoek te mogen ontvangen en de vrijheid om te kunnen omgaan met personen van zijn eigen keuze. Deze zaken spelen zich af binnen een (semi-) residentiële jeugdhulpverlening. Er moet rekening gehouden worden met de opdracht en de organisatie van deze specifieke voorziening. De opdracht en de organisatie moeten dit recht op bezoek en omgang met willekeurige personen toelaten. Een begrenzing van het recht op bezoek moet uitgebreid gemotiveerd worden in het dossier van de minderjarige. Een vierde, en laatste, aanvulling duidt op het recht op overleg in het kader van verblijfsomstandigheden binnen (semi-) residentiële jeugdhulpverlening.1 9 Recht op een vrij besteedbaar bedrag
Het vrij besteedbaar bedrag is een som geld dat aan de minderjarige overhandigd wordt. De minderjarige is vrij om hiermee te doen wat hij wil. 2 Het is niet zo dat dit recht stelt dat alle minderjarigen recht hebben op deze som geld. Dit recht geldt namelijk specifiek voor de minderjarigen die residentieel geplaatst zijn binnen één van de zeven sectoren van IJH. De Vlaamse regering bepaalt zowel het bedrag, de regels voor de toekenning als de wijze van betaling. De geldsom moet rechtstreeks aan de minderjarige uitbetaald worden. 3 De tabel op volgende bladzijde4 geeft een overzicht weer van de maandelijkse bedragen van het zakgeld die minderjarigen met een plaatsing binnen de bijzondere jeugdbijstand krijgen. De tabel maakt duidelijk dat de bedragen leeftijdsgebonden zijn.
1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 2
FAQ’s menswaardig. Internet, 16 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/06faq/menswaardig.htm#2) 3
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) 4
KINDERRECHTSWINKEL, Zakgeld?. Internet, 16 november 2011. (http://www.kinderrechtswinkel.be/index.php?ID=40714)
33
Leeftijdscategorie
Bedrag
6 - 8 jaar
€ 5,47
8 - 12 jaar
€ 10,89
12 - 14 jaar
€ 21,78
14 - 16 jaar
€ 32,67
16 - 18 jaar
€ 43,55
18 - 20 jaar
€ 54,49
10 Recht op een menswaardige behandeling
Geen enkele minderjarige in de jeugdhulp mag onderworpen worden aan een mensonwaardige behandeling of bestraffing. Hierbij wordt het IVRK gebruikt als minimumstandaard. Een mensonwaardige behandeling is uit den boze, maar betekent geen verbod voor het gebruik van sancties. De sancties moeten telkens aangepast zijn aan zowel de ernst van de feiten als de persoonlijkheid van de minderjarige. De sancties betekenen een bevordering voor de opvoeding en mogen geen trauma’s veroorzaken. Het sanctioneren mag absoluut niet te vergaand zijn. Zo worden lichamelijke straffen, geestelijk geweld, onthouding van maaltijden en bezoek (tenzij er een rechterlijke beslissing is) ten strengste verboden. Naast het sanctioneren kan er gekozen worden voor een tijdelijke afzondering of tijdelijke vrijheidsbeperking. Dit is gepast wanneer het gedrag van de minderjarige risico’s inhoudt voor zijn eigen fysieke integriteit of die van medebewoners of personeelsleden. De procedures tot tijdelijke afzondering zijn duidelijk omschreven in het huishoudelijk reglement. Dit wordt telkens medegedeeld.1 Een passend voorbeeld kan gevonden worden bij de regel van de uitsluitingen. Zo kan het Koninklijk Atheneum te Roeselare, dat begeleid wordt door CLB Mandel en Leie, ervoor kiezen om een leerling één of meerdere dagen uit te sluiten van het lesgebeuren. Deze maatregel kan worden toegepast bij minderjarigen die bijvoorbeeld fysiek agressief gedrag stellen naar medeleerlingen toe. Het recht op een menswaardige behandeling kan tevens gekoppeld worden aan het kinderrecht om vrij te zijn van geweld. Zo werd binnen het Canadese onderwijs beslist om in sommige scholen geen openbare discussies te voeren omtrent
1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006.
34
seksuele ontwikkeling, aangezien dergelijke discussies kunnen leiden tot ernstig pestgedrag. 1 11 Klachtrecht
Iedere minderjarige heeft het recht om klachten te formuleren ten aanzien van de jeugdhulpvoorziening, toegangspoort of trajectbegeleiding. Belangrijk hierbij is dat er gesproken wordt over de jeugdhulpvoorziening. De klachten handelen over: -
De inhoudelijke kant van de jeugdhulp en manier waarop deze wordt/ werd aangeboden.
-
Verloop van de leefomstandigheden binnen (semi-) residentiële jeugdhulpverlening.
-
Het niet naleven van de rechten uit het DRM.2
De klachtenbehandeling verloopt volgens bepalingen die werden opgesteld. Ieder CLB moet kunnen terugvallen op een klachtenprocedure. De leerlingen en ouders moeten informatie krijgen over deze klachtenprocedure.3 Eventuele klachten over de werking van CLB Mandel en Leie, kunnen op een schriftelijke manier kenbaar gemaakt worden aan de directie. De directie van het centrum reageert binnen de 5 werkdagen.4
Extra: beroepsgeheim
Het beroepsgeheim staat niet expliciet vermeld in het decreet. Toch merken de hulpverleners dat het nodig is om het beroepsgeheim te verduidelijken ten aanzien van hun cliënten. Het is belangrijk dat de minderjarigen weten dat er zoiets bestaat als het beroepsgeheim. Dit kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de jongere toch vertrouwelijke informatie durft te delen met een CLB-medewerker.5 Tijdens een hulpverleningsgesprek wordt duidelijk gemaakt dat de CLB-medewerker gebonden is aan het beroepsgeheim. De hulpverlener moet voldoen aan de geheimhoudingsplicht. In principe is het dus verboden dat een CLB-medewerker vertrouwelijke informatie doorgeeft aan onderwijspersoneel, aangezien dit personeel niet gebonden is aan het beroepsgeheim. 1
Right in principle, Right in practice – Implementation of the convention of rights of the child in Canada. Canada, CCRC, 23 februari 2012. (rapport) 2
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 3
VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) 4
Onze werking. Internet, 15 maart 2012. (http://www.clbkortrijk.be/?q=node/5)
5
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 maart 2012.
35
Het CLB-decreet en het CLB-besluit laten echter als wettelijke bepalingen toe dat het centrum relevante informatie doorgeeft aan de school.1 Het doorgeven van de informatie dient in het belang te zijn van de leerling. De CLB-medewerker dient volgende afweging te maken: “In welke mate staat de aard en de hoeveelheid van de doorgegeven informatie in verhouding tot de noodzaak van kennis over deze informatie?” Bovendien mag de CLB-medewerker ook informatie doorgeven aan anderen dan de school. Dit mag enkel met toestemming van de 14-jarige, of oudere, leerling. Als de leerling jonger is dan 14 jaar, kan er toestemming gevraagd worden aan de ouders.2
2.3 Een kritische blik op het decreet Een eerste vaststelling omtrent het DRM is de goede bedoeling die erachter schuilgaat. Het decreet legt de rechten van de minderjarigen definitief vast. Ten opzichte van de minderjarigen betekent het decreet een absolute meerwaarde. Het is echter jammer dat de rechten uit het decreet geen evidentie betekenen in de praktijk. Het decreet is een goede, maar tevens spijtige zaak. Zou het niet beter zijn dat de rechten een vanzelfsprekendheid zijn bij de bevolking en de hulpverleners, zonder dat een decreet dit hoeft op te leggen? Het is bijvoorbeeld een spijtige zaak dat het recht op een menswaardige behandeling geregeld dient te worden via een decreet. Vanuit een persoonlijke mening lijkt een menswaardige behandeling vanzelfsprekend, maar niets is minder waar. Bij het overlopen van de inhoud van het decreet, kan er vastgesteld worden dat er hierbij ruimte is voor interpretatie. De inhoud van het decreet bevat namelijk een contrast tussen vage en concrete informatie. Sommige rechten worden vaag omschreven, terwijl andere onderdelen net heel concreet zijn uitgewerkt. De invulling van de eerder vage onderdelen hangt sterk samen met de visie van de hulpverlener of voorziening.3 Het begrip ‘geïnformeerd’ wordt bijvoorbeeld niet tot in de details uitgelegd. De hulpverleners en voorzieningen weten niet hoe de cliënten het best geïnformeerd worden. Ze proberen echter wel om de cliënten zo goed mogelijk te informeren. Een belangrijk aandachtspunt is het feit dat iedere hulpverlener een eigen manier heeft van werken en denken. Deze verschillende manieren creëren als het ware een stuk grijze ruimte.
1
MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. 2
Ibidem.
3
GRAINDOURZE, L., Kinderrechten en het decreet rechtspositie minderjarigen. Caleidoscoop, jrg. 23, nr.2, 2011, p. 16-21.
36
Een derde kritische reflectie handelt over een mogelijk ‘misbruik’ van het decreet. Zo moet alle informatie uit het decreet op een duidelijke en adequate manier vertaald worden naar de minderjarigen. Slechts op deze manier kan voorkomen worden dat minderjarigen bijvoorbeeld zakgeld eisen van hun ouders of principieel blijven volhouden dat ze niet meer met hun ouders willen samenleven tot dat ene meningsverschil over het uitgaan is uitgeklaard. Deze twee voorbeelden tonen aan hoe belangrijk het is om de inhoud van het decreet op een duidelijke manier uit te leggen. Bij de manier van uitleggen moet rekening gehouden worden met de verschillende mogelijkheden van interpretatie.
2.4 Besluit Een besluit bij dit hoofdstuk toont aan dat het decreet rechtspositie voor minderjarigen bestaat uit elf verschillende rechten. Bij deze rechten is er vaak mogelijkheid tot interpretatie. Ten aanzien van de cliënt kan het belangrijk zijn om meer uitleg te geven rond het beroepsgeheim. De bedoeling van het decreet is positief. Toch is het jammer dat al deze rechten niet kunnen gewaarborgd worden zonder het bestaan van het decreet. De rechten dienen op een adequate en aangepaste manier uitgelegd te worden aan de cliënten. Hierbij moet toch enige aandacht zijn voor mogelijks misbruik van de rechten.
37
3 Een blik op de doelgroep In vorige hoofdstukken werden zowel IJH als het DRM uitvoerig belicht. Dit zorgt voor een basis van de probleemverkenning. Binnen dit hoofdstuk wordt de doelgroep afgebakend. De algemene doelgroep van het DRM wordt gespecificeerd tot een doelgroep voor CLB Mandel en Leie. Dit hoofdstuk wordt opgedeeld in twee onderdelen. Eerst wordt er aandacht geschonken aan de algemene doelgroep van het decreet. Vervolgens is het mogelijk om de doelgroep van CLB Mandel en Leie van naderbij te bekijken. Deze doelgroep staat uiteraard in het teken van het decreet.
3.1 Doelgroep van het DRM De doelgroep van het DRM bestaat uit één hoofddoelgroep met daarnaast nog twee andere partijen die zeker geïnformeerd moeten worden. De titel ‘decreet rechtspositie voor minderjarigen’ toont aan dat het decreet zich hoofdzakelijk richt naar de minderjarigen toe. De groep minderjarigen omvat alle personen van 0 tot 18 jaar. Binnen het toepassingsgebied van het decreet staat vermeld dat het DRM van toepassing is vanaf het allereerste contact tussen een minderjarige en de jeugdhulpaanbieder. Er kan dus gesteld worden dat de minderjarigen die niet in contact komen met jeugdhulpverlening geen doelgroep vormen van het decreet. In de praktijk zijn echter weinig minderjarigen die niet in aanraking komen met jeugdhulpverlening. Zo kan er bijvoorbeeld gedacht worden aan het medisch onderzoek vanuit het CLB. Bijna alle leerlingen worden hieraan onderworpen, wat meteen zorgt voor een contact met de jeugdhulpverlening.1 Met het begrip ‘twee andere partijen’ wordt de focus gelegd op de ouders en de verschillende sectoren binnen IJH. Het is belangrijk om de ouders en de sectoren binnen IJH te betrekken bij de implementatie van het decreet. Binnen het decreet worden ook de ouders vermeld, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen. Vervolgens is het decreet van toepassing binnen de zeven sectoren van IJH. De samenwerking met deze sectoren, die vermeld worden binnen het eerste hoofdstuk van dit eindwerk, vereist het bezorgen van voldoende en relevante informatie.2 In het kader van deze bachelorproef, dient er rekening gehouden te worden met zowel de minderjarige, de ouders als het CLB. De nadruk dient te liggen op de hoofddoelgroep van de minderjarigen.
1
DE CLERCQ, L., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 1 februari 2012.
2
Ibidem.
38
3.2 Doelgroep van CLB Mandel en Leie Wanneer er gesproken wordt over de doelgroep van CLB Mandel en Leie, zijn er drie belangrijke partijen aanwezig, met name: -
De onderwijsstructuur in Vlaanderen
-
De minderjarigen
-
De ouders of personen die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van de minderjarigen
3.2.1 Onderwijsstructuur: eerste graad van het secundair onderwijs Een CLB richt zich hoofdzakelijk op de begeleiding van leerlingen. Het is vanzelfsprekend dat de centra een nauwe samenwerking kennen met de bestaande onderwijsstructuur in Vlaanderen. Het is mogelijk om de volledige onderwijsstructuur uit de doeken te doen, maar dit is echter niet relevant. Er werd, binnen CLB Mandel en Leie, bewust gekozen om voor deze bachelorproef de doelgroep af te bakenen tot de eerste graad van het secundair onderwijs. Mijn stagementors zijn beiden werkzaam binnen het secundair onderwijs. Het begeleiden en informeren van de leerlingen van de eerste graad van het secundair onderwijs behoort tot hun takenpakket. Het begin van de schoolloopbaan binnen het secundair onderwijs kan een uitgelezen periode zijn om de minderjarigen te informeren over hun rechten. Zo wordt het mogelijk om deze informatie mee te dragen naar hun verdere schoolloopbaan toe.1 CLB Mandel en Leie is zowel werkzaam binnen het gewoon als het buitengewoon onderwijs.2 Het buitengewoon onderwijs is er voor kinderen die, tijdelijk of permanent, speciale hulp nodig hebben. Deze hulp kan noodzakelijk zijn omwille van een lichamelijke of geestelijke handicap, ernstige gedrags- of emotionele problemen of zware leerstoornissen.3 De structuur van de eerste graad secundair onderwijs binnen het gewoon onderwijs verschilt van de structuur binnen het buitengewoon onderwijs. -
Gewoon onderwijs: Voor het gewoon secundair onderwijs geldt in theorie een jaarklassensysteem. Groepen leerlingen met een identieke leeftijd vormen hierbij een klas. Wanneer er moeilijkheden gesignaleerd worden, is het soms zo dat een leerling moet blijven zitten. Dergelijke zittenblijvers kunnen ervoor zorgen dat de klassen soms een heterogene samenstelling hebben. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een klasgroep uit het beroepssecundair onderwijs.4
1
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 oktober 2011.
2
Scholen. Internet, 11 november 2011. (http://www.clbkortrijk.be/?q=node/10)
3
Vlaams Euridyce rapport 2010: Overzicht van het onderwijsbeleid en de onderwijsorganisatie in Vlaanderen. Brussel, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap – Departement Onderwijs en Vorming, 2010. p. 63. (rapport) 4
Ibidem, p. 189.
39
De eerste graad secundair onderwijs binnen het gewoon onderwijs bestaat uit het 1ste en 2de jaar. Binnen het 1ste jaar wordt een onderscheid gemaakt tussen het 1ste jaar A en het 1ste jaar B. De laatste optie is geschikt voor leerlingen die minder voeling hebben met overwegend theoretisch onderwijs en/of voor leerlingen die een leerachterstand hebben opgelopen in het lager onderwijs. De scholieren van het 1ste jaar B kunnen het jaar nadien de stap zetten naar het beroepsvoorbereidend jaar of de A-stroom. Binnen het 2de jaar is er opnieuw keuzemogelijkheid. In het 2de jaar kan er naast het vaste stramien van de basisvorming, gekozen worden uit verschillende basisopties. Door deze basisopties wordt de leerling voorbereid om in de 2de graad een studierichting te kiezen binnen het algemeen secundair onderwijs (ASO), technisch secundair onderwijs (TSO), kunst secundair onderwijs (KSO) of beroepssecundair onderwijs (BSO). Vervolgens is er binnen het 2de jaar het beroepsvoorbereidend 2de jaar. Hierbij is er opnieuw ruimte voor het vaste stramien van de basisvorming, met daarnaast de keuze uit verschillende opleidingen. Deze verschillende opleidingen worden benoemd met de term beroepenvelden. Op deze manier wordt de leerling binnen het beroepsvoorbereidend 2 de jaar klaargestoomd om in de 2de graad een afstudeerrichting te kiezen binnen het BSO.1
-
Buitengewoon onderwijs: Binnen de structuur van het buitengewoon onderwijs komen een aantal specifieke termen aan bod, met name: types, opleidingsvormen en pedagogische eenheden. Deze termen verwijzen naar de organisatie van het buitengewoon onderwijs. Leerlingen met beperkingen worden binnen het buitengewoon basisonderwijs ingedeeld in acht types. (zie bijlage 1) Op niveau van buitengewoon secundair onderwijs (BUSO) worden, overkoepelend voor de acht types, vier opleidingsvormen (OV) georganiseerd. Deze opleidingsvormen kunnen scholieren van verschillende types samenbrengen. Er wordt telkens rekening gehouden met de aard en de graad van hun handicap.
1
Ibidem, p. 181.
40
Elke opleidingsvorm heeft specifieke doelstellingen. Het betreft volgende vier opleidingsvormen1: ×
OV 1 - sociale aanpassing: Deze opleidingsvorm biedt een sociale vorming aan, met oog op integratie in een beschermd leefmilieu. Deze opleidingsvorm kan georganiseerd worden voor de types 2, 3, 4, 6 en 7.
×
OV 2 - sociale aanpassing en arbeidsgeschiktmaking: Er wordt een algemene en sociale vorming aangeboden, samengaand met een arbeidstraining. Dit gebeurt allemaal met het oog op integratie in een beschermd leef- en werkmilieu. Deze opleidingsvorm wordt georganiseerd voor de types 2, 3, 4, 6 en 7.
×
OV 3 – beroepsonderwijs: Opleidingsvorm 3 biedt een sociale en beroepsvorming aan. Dit staat in het kader van integratie in een gewoon leef- en werkmilieu. Deze opleidingsvorm kan georganiseerd worden voor de types 1, 3, 4, 6 en 7. Opleidingsvorm 3 bevat een organisatie van verschillende opleidingen.
×
OV 4 - algemeen, beroeps-, kunst- en technisch onderwijs: Bij deze opleidingsvorm worden de leerlingen klaargestoomd voor een studie hoger onderwijs. Het kan gezien worden als een voorbereiding. Opleidingsvorm 4 zorgt voor integratie in het actieve leven. Deze opleidingsvorm kan georganiseerd worden voor de types 3, 4, 5, 6 en 7. Het bevat verschillende studierichtingen die overeenkomen met de studierichtingen binnen het gewoon secundair onderwijs.
Opmerkelijk is dat onderwijs voor type 8 niet georganiseerd wordt op secundair niveau.2 Binnen BUSO Sterrebos, de school voor buitengewoon onderwijs in Roeselare die begeleid wordt door CLB Mandel en Leie, wordt opleidingsvorm 3 aangeboden. Deze opleidingsvorm kan voltooid worden doorheen vijf schooljaren. Het 1ste jaar van het BUSO OV3 staat beter bekend als de observatiefase. In dit schooljaar krijgen de leerlingen zowel algemene als praktijkgerichte vakken over de richtingen die binnen de school worden aangeboden. Op deze manier kan er beslist worden welke richting ze het interessants vinden om in hun verdere schoolloopbaan te volgen.3
1
Buitengewoon secundair onderwijs: de opleidingsvormen. Internet, 27 november 2011. (http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/buso/uitleg_opleidingsvormen.htm) 2
Vlaams Euridyce rapport 2010: Overzicht van het onderwijsbeleid en de onderwijsorganisatie in Vlaanderen. Brussel, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap – Departement Onderwijs en Vorming, 2010. p. 446. (rapport) 3
POC – ROC GO CLB, Wathoe Secundair Onderwijs – BUSO-OV3. Brabant, maart 2012. (brochure)
41
Een laatste essentieel verschil tussen het gewoon en buitengewoon onderwijs is het gebruik van pedagogische eenheden. In het buitengewoon onderwijs wordt er niet gewerkt met het principe van klassen, maar wel met pedagogische eenheden. Deze eenheden kunnen bestaan uit leerlingen van eenzelfde of verschillend type. Het meegeven van opvoeding en onderwijs dat aangepast is aan hun opvoedingsbehoeften is het vooropgestelde doel van de pedagogische eenheden. Het vormen van de verschillende pedagogische eenheden gebeurt op de klassenraden. Hierop is telkens een medewerker van het CLB aanwezig.1 3.2.2 Jongeren Binnen dit specifieke onderdeel wordt gesproken over de 13 à 14-jarigen. Er moet tevens aandacht geschonken worden aan de minderjarigen binnen de eerste graad van het secundair onderwijs die ouder of jonger zijn. De informatie is ook voor hen van toepassing. Het decreet is niet iets waar de jongere spontaan mee bezig is. Hun interesses liggen ergens anders. Toch is het belangrijk om zicht te krijgen op deze interesses. Een samenhang tussen een vernieuwend instrument en de interesse van de minderjarige kan zorgen voor een meerwaarde.2 Wanneer de CLB-medewerker zicht krijgt op de interesses van de minderjarige, kan hierop ingespeeld worden tijdens het informeren van de specifieke leerling over diens rechten. De link met de interesse kan zorgen voor motivatie en stimulatie bij het schenken van aandacht aan de informatie op zich. Bij een doelgroep als minderjarigen is het mogelijk om tal van interesses uitvoerig te beschrijven, zoals bijvoorbeeld sociale media. In functie van de uitwerking van een vernieuwend concept, wordt hier vooral aandacht geschonken aan twee globale interesses: de competitiedrang en hun vriendengroep. De minderjarigen komen verschillende keren in aanraking met een zekere competitiedrang. Algemeen kan worden opgemerkt dat de competitiedrang sterk naar voren komt tijdens de lagere schoolleeftijd. Een kind zal altijd de meest straffe en wilde verhalen willen hebben om zo te kunnen uitblinken. Deze competitiedrang kan, naast verhalen, ook teruggevonden worden in sport en spel. Naarmate de leerlingen verder evolueren richting de adolescentie, slagen ze erin om alles te relativeren. Een 13 à 14-jarige kan gesitueerd worden binnen de overgangsfase. Ondanks de mogelijkheid tot relativeren, blijft de competitiedrang nog merkbaar.3 Wanneer minderjarigen een leeftijd bereikt hebben van 13 à 14 jaar, speelt de vriendengroep een belangrijke rol. Binnen de adolescentie trekken leeftijdsgenoten graag met elkaar op. Dit kan zowel in grote groep, in kliek als met individuele vriend(inn)en. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de interesse van jongeren in jeugdbewegingen. Binnen jeugdbewegingen trekken de leeftijdsgenoten met elkaar 1
Structuur en organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs. Internet, 15 augustus 2011. (http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=14309) 2
HERREMANS, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 8 december 2011.
3
GODERIS, D., Competitiedrang bij jongeren. 2012, p. 3. (werkstuk)
42
op en worden er verschillende creatieve methodieken gebruikt om hen een leuke tijd te bezorgen.1 Via hun eigen jeugdcultuur onderscheiden de beginnende pubers zich als het ware van volwassenen. Zo tonen ze aan dat ze geen kind meer zijn. Op de leeftijd van 13 à 14 jaar kan worden opgemerkt dat de minderjarige als het ware een andere positie zal innemen ten opzichte van de ouders. De minderjarigen zullen streven naar een toenemende zelfstandigheid. De rol van kind zal ingeruild worden voor de rol van een meer autonoom beslissend individu. 2 Dit individu zal beseffen dat ouders niet in alle omstandigheden het best geplaatst zijn om hen te begeleiden. Dit zorgt ervoor dat er steeds meer sociale steun gezocht wordt bij vrienden of andere leeftijdsgenoten. De tijd die ze doorbrengen met hun ouders neemt drastisch af. Het kan aanzien worden als het ontstaan van een kloof.3 Deze kloof dient echter meteen gerelativeerd te worden.4 Het is zo dat de leerlingen uit de eerste graad van het secundair onderwijs eigen beslissingen willen nemen over persoonlijke en erg concrete zaken. Bij morele en meer algemene zaken behouden de ouders een grote mogelijkheid tot inspraak. Zo kan bijvoorbeeld gedacht worden aan situaties omtrent eerlijkheid of stelen. Het streven naar toenemende zelfstandigheid betekent niet dat de band met de ouders op alle vlakken zal verbroken worden.5 3.2.3 Ouders Het DRM handelt hoofdzakelijk over de minderjarigen. Toch is het erkennen van ouders als volwaardige partner in de jeugdhulp van groot belang. De rechten van de minderjarigen kunnen een invloedrijke impact hebben op de pedagogische relatie tussen minderjarigen en hun ouders.6 Door rekening te houden met de ouders, kunnen zij op hun manier hun kinderen informeren over de rechten.7 Sommige informatie uit het decreet kan gelinkt worden aan de ouders, denk bijvoorbeeld maar aan het recht op inzage in het dossier. Aangezien deze bachelorproef zich specifiek richt op de minderjarigen, wordt er bewust gekozen om deze info niet tot in de details toe te lichten.
1
ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 maart 2012.
2
STRUYVEN, K., BAETEN, M., KYNDT, E., SIERENS, E., Groot worden, de ontwikkeling van baby tot adolescent. Leuven, LannooCampus, 2009, p. 261-275. 3
BEYERS, W., SOENENS, B., VANSTEENKISTE, M., De apenjaren? Een brochure voor ouders over de veelzijdige ontwikkeling van jongeren. Universiteit Gent, p. 14-16. (brochure) 4
DEBLOCK, I., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 31 januari 2012.
5
BEYERS, W., SOENENS, B., VANSTEENKISTE, M., De apenjaren? Een brochure voor ouders over de veelzijdige ontwikkeling van jongeren. Universiteit Gent, p. 14-16. (brochure) 6
VANHEE, J., Werkmap integrale jeugdhulp: hoofdstuk 6 maatschappelijke noodzaak. Brussel, Departement Bestuurszaken, 2010, p. 236. (werkmap) 7
VANTHUYNE, K., Het decreet rechtspositie minderjarige, als rollenspel voorgelegd aan een groep van ouders. Agora, jrg. 25, nr.2, 2009, p. 36-37.
43
Naast de rechten van de minderjarigen, bestaan er ook rechten en plichten van ouders.1 Zo is er bijvoorbeeld sprake van het ouderlijk gezag. Kinderen die geboren worden tijdens een huwelijk of een geregistreerd partnerschap, vallen onder het ouderlijk gezag van beide ouders. Het ouderlijk gezag veronderstelt dat de ouders verantwoordelijk zijn voor de verzorging en de opvoeding van het kind. De ouders zijn tevens de wettelijke vertegenwoordigers. Ze zijn wettelijk aansprakelijk voor het doen en laten van het kind en verrichten officiële handelingen voor het kind. Het vermogen van de kinderen wordt beheerd door de ouders. Het ouderlijk gezag eindigt wanneer het kind meerderjarig wordt of wanneer een minderjarig kind ervoor kiest om te trouwen.2 Eerder in dit hoofdstuk werd gesproken over een kloof tussen de minderjarigen en ouders. Om deze kloof te overbruggen, is het belangrijk dat ouders en minderjarigen met elkaar in dialoog gaan. Informatie en advies door ouders zullen constructieve oplossingen aanmoedigen bij de minderjarigen. Het is principieel dat de ouders hun rol van ouder en opvoeder behouden. De stijl waarin dit gebeurt, kan verschillend zijn naargelang de ouder.3
3.3 Besluit Dit hoofdstuk over de doelgroep brengt een aantal aandachtspunten met zich mee ten aanzien van het formuleren van een antwoord op de probleemstelling. Zo is het belangrijk om rekening te houden met de verschillen tussen gewoon en buitengewoon onderwijs. Ten tweede kan er ingespeeld worden op de interesses van de minderjarigen, met name: een competitief karakter en de vriendengroep. Tenslotte moet er rekening gehouden worden met de ouders van de minderjarigen, aangezien zij de aangewezen personen zijn om hun kinderen verder te informeren.
1
DE LY, C., (2008-2009). In hoeverre is het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige geïntegreerd in de werking van de leefgroepen Amber en Opaal en wat kan er in de toekomst verbeterd worden?. Hogeschool West-Vlaanderen, Sociaal-Agogisch Werk Brugge, p. 49. (eindwerk) 2
VAN DRIEM, G., BIALKOWSKI, D., VAN LEER, L., MESTERS, G., POLAK, C., In haar recht. Wommelgem, Uitgeverij Contact, 2009, p. 83-84. 3
ALLEGAERT, P., VAN BOUCHAUTE, B., Veer10 acht10 – de leefwereld van jongeren. Garant, Leuven-Apeldoorn, 1999, p. 46-52.
44
4 Bestaande good practices in het kader van het DRM Het ontwikkelen van een vernieuwend instrument is het centrale thema binnen deze bachelorproef. Vooraleer dit gebeurt, is het nuttig om een overzicht te hebben van wat er reeds gerealiseerd is binnen IJH. Tijdens de zoektocht naar bestaande initiatieven werd duidelijk dat er zowel algemene brochures bestaan als initiatieven die door een specifieke voorziening zijn ontworpen.
4.1 Algemene brochures Er bestaan verschillende brochures over de rechten van minderjarigen in de jeugdhulp. Binnen deze bachelorproef wordt bewust de nadruk gelegd op drie brochures die gebruikt worden binnen CLB Mandel en Leie. -
“Mijn rechten in de jeugdhulp”: Deze brochure is bedoeld voor alle minderjarigen jonger dan twaalf jaar. Het verschaft hen meer informatie over hun rechten in de jeugdhulp. Deze info wordt binnen de brochure op een begrijpbare manier neergeschreven.1
-
“’T ZITEMZO…in de integrale jeugdhulp”: Deze brochure is bedoeld voor alle minderjarigen. Er wordt geen onderscheid gemaakt met de minderjarigen jonger dan twaalf jaar. Opnieuw wordt de relevante informatie op een begrijpbare manier neergeschreven.2
-
“De rechten van kinderen in de jeugdhulp”: Dit is een brochure voor ouders en volwassenen die instaan voor de opvoeding van minderjarigen. De elf rechten worden één voor één uitgelegd met ruimte voor voorbeelden.3
De aanwezigheid van een woordenlijst bij de drie brochures is opmerkelijk. Het kan wijzen op het hanteren van een moeilijk begrijpbare taal in het decreet.
4.2 Sectorgebonden good practices Binnen de eerste hoofdstukken van deze bachelorproef werd duidelijk dat het DRM van toepassing is binnen de zeven sectoren IJH. Deze zeven sectoren brengen verschillende initiatieven met zich mee. Op de hoogte zijn van een aantal good practices kan een meerwaarde betekenen voor het bedenken van een vernieuwend concept voor CLB Mandel en Leie.
1
KINDERRECHTSWINKELS, Mijn rechten in de jeugdhulp. Gent, 2009. (brochure)
2
KINDERRECHTSWINKELS, ’T ZITEMZO… in de integrale jeugdhulp. Gent, 2009 (brochure)
3
VLAAMSE OVERHEID, De rechten van kinderen in de jeugdhulp. Brussel, 2010 (brochure)
45
In dit hoofdstuk komen zowel verschillende good practices aan bod als de link met een vernieuwend concept voor CLB Mandel en Leie. De initiatieven werden geselecteerd op basis van persoonlijke voorkeur. Sommige good practices worden als creatiever en interessanter ervaren. Het is belangrijk dat de good practice interactie met zich meebrengt. Op deze manier kan het saaie imago van het decreet doorbroken worden. De link leggen naar het ontwerpen van een nieuw concept voor CLB Mandel en Leie is aangewezen. Het is handig om te weten welke zaken al dan niet interessant zijn aan de reeds gerealiseerde good practices. 4.2.1 Algemeen welzijnswerk (AWW) Binnen het Jongeren Advies Centrum (JAC) Midden West-Vlaanderen werd een folder ontwikkeld om de minderjarigen te kunnen informeren. Deze folder wordt zowel gebruikt bij individuele als groepsgesprekken. Tijdens deze gesprekken wordt eerst de werking van het JAC uitgelegd. Vervolgens worden de rechten besproken die in het belang zijn van de begeleiding. Alle informatie wordt uitgelegd op niveau van de minderjarigen. Het JAC hanteert, naast de folder, ook verschillende methodieken en spelmaterialen om met de jongeren aan de slag te gaan. Enkele voorbeelden hiervan zijn een ganzenbordspel en een reusachtige kleurplaat. Binnen deze methodieken wordt soms ruimte gemaakt om vragen te stellen over de rechten van de minderjarigen.1 Het JAC heeft ervoor gekozen om de folder te combineren met het aangaan van een gesprek en het spelen van spelletjes. Zo zijn de medewerkers van het JAC voldoende op de hoogte van wat er leeft bij de jongeren. Via de interactie met jongeren kan er meteen worden ingespeeld op vragen. De folder op zich kan gebruikt worden als naslagwerk voor de jongeren zelf. Deze combinatie kan zeker meegenomen worden naar de ontwikkeling van een vernieuwend instrument voor CLB Mandel en Leie. Een tweede voordeel is de verwerking van uitleg omtrent de werking in de good practice. Op deze manier wordt rechtstreeks gezorgd voor bekendmaking van de werking naar potentiële cliënten. 4.2.2 Bijzondere jeugdbijstand (BJB) Dagcentrum De Totem vzw uit Gent beschikt sinds 2006 over ‘Recht-Op’, hun eigen kinderrechtenkoffer. Na een rondvraag bij de minderjarigen uit het dagcentrum bleek dat er nood was aan meer informatie over de kinderrechten. De oplossing voor dit probleem kan teruggevonden worden bij de kinderrechtenkoffer. Deze koffer bevat een verzameling van al dan niet leeftijdsgebonden materialen.2 Enkele voorbeelden zijn: een quiz, memory-spel, spelletjes, brochures en kleurplaten.3 Het materiaal kan zowel worden gebruikt bij groepsactiviteiten als bij 1
EECLOO, E., Mondelinge mededeling. Formeel gesprek, 9 maart 2012.
2
Een koffer over rechten?. Internet, 10 februari 2012. (http://www.vzwdetotem.be/kinderrechten_koffer.php) 3
‘Recht-OP’ de kinderrechtenkoffer van de Totem – Handleiding. Internet, 10 februari 2012. (http://www.vzwdetotem.be/docs/kinderrechtenkoffer.pdf)
46
individuele begeleiding.1 Met het gebruik van de kinderrechtenkoffer worden de minderjarigen op een creatieve manier geïnformeerd over hun rechten. Bij de koppeling naar het ontwerpen van een vernieuwend instrument overwegen de voordelen van dit initiatief. Bij het samenstellen van een kinderrechtenkoffer kan worden ingespeeld op de leeftijd van een specifieke doelgroep. Daarnaast is het groepsaspect ook een groot voordeel. De spelletjes uit de koffer kunnen in groep gespeeld worden. Dit hangt samen met de interesse van de 13 à 14-jarigen in hun vriendenkring. Het gebruiken van de kinderrechtenkoffer in groepsverband kan voor toffe momenten zorgen. 4.2.3 Centra voor integrale gezinszorg (CIG) CIG De Merode uit Kasterlee bundelde in 2011 de rechten van de minderjarige in een voorleesboekje.2 De inspectie maakte het CIG vooraf duidelijk dat het verplicht is om de rechten mondeling toe te lichten aan kinderen van 0 tot 3 jaar. Dit is geen evidente opgave. Het voorleesboekje bevat verschillende prentjes met telkens een makkelijke zin over het specifieke recht uit het decreet. Het boekje werd ook geïntegreerd in de ‘heen en weer-kaft’ die gebruikt wordt als communicatiemiddel naar ouders toe. Door zowel de ouders als kinderen wordt er echter weinig aandacht geschonken aan het bestaan van het voorleesboekje.3 Het voorleesboekje op zich is een tof initiatief. De complexe materie van het decreet zal echter niet aanslaan bij 13 à 14-jarigen door middel van een voorleesboekje. Er moet voor hen gezocht worden naar een instrument waarbij interactie centraal staat. 4.2.4 Centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) CGG Andante te Berchem ontwikkelde in 2005 een deontologische code waarin een aantal algemene principes en praktische richtlijnen worden opgesomd. Het moet de medewerkers stimuleren tot professioneel oordelen en handelen. De deontologische code bevat een aantal specifieke aspecten over de minderjarige cliënten. Er wordt als het ware een link gemaakt naar het DRM toe.4 De aspecten over de minderjarige cliënten handelen o.a. over de eerbiediging van de rechten van het kind, de participatie van de cliënt, de houding van de hulpverlener tegenover de minderjarige en het dossierbeheer.5
1
Een koffer over rechten?. Internet, 10 februari 2012. (http://www.vzwdetotem.be/kinderrechten_koffer.php) 2
Good Practices – Recht op Info. Internet, 7 februari 2012. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/04good_practices/recht_op_info/voorleesboekje.htm) 3
DE KEUSTER, A., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 22 februari 2012.
4
Good Practices – Algemeen. Internet, 7 februari 2012. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/04good_practices/algemeen/deon_code_cgg.htm) 5
KAETHOVEN, D., Deontologische code Andante. Berchem-Antwerpen, 2005. (deontologische code)
47
Het is voor de medewerkers van een CGG absoluut aangewezen dat er een deontologische code bestaat. Dit optimaliseert de werking van het centrum. De code is echter geen uitstekend middel bij het informeren van de minderjarigen. Het is essentieel voor de hulpverleners, maar niet voor het informeren van de minderjarigen. Er kunnen mogelijks bedenkingen gemaakt worden bij de ontwikkelingsdatum van de deontologische code. 2005 situeert zich namelijk in de beginperiode van zowel IJH als het DRM. 4.2.5 Kind en Gezin (K&G) Binnen K&G werd de methodiek van de ideeënbus ontwikkeld. Deze methodiek speelt specifiek in op het recht op inspraak en participatie. De ideeënbus wordt gebruikt in de klas bij kinderen vanaf vier jaar. Het is de bedoeling dat de kinderen hun ideeën i.v.m. de klas uittekenen. De tekeningen komen in de ideeënbus terecht. Een week later volgt een kringgesprek aan de hand van deze tekeningen. De kinderen leren zo om hun mening te uiten en zich verbaal te verdedigen. 1 Het gebruik van de ideeënbus zorgt voor interactie tussen de leerlingen. Het is een geschikte methodiek voor kinderen vanaf vier jaar. Een nadeel aan de ideeënbus is dat het zich enkel richt op het recht op inspraak en participatie. Wanneer er gewerkt wordt met minderjarigen uit de eerste graad van het secundair onderwijs, kan de ideeënbus als kinderachtig ervaren worden. 4.2.6 Vlaams agentschap voor personen met een handicap (VAPH) Binnen het VAPH wordt er in functie van het DRM vooral gewerkt met de kwaliteitshandboeken. Deze handboeken bundelen de richtlijnen van het kwaliteitsbeleid binnen de voorziening. Het bestaat zowel uit informatie over de organisatiestructuur als een uitgebreide zelfevaluatie.2 Op deze manier probeert het agentschap te evalueren hoe de medewerkers van het VAPH handelen en omgaan met het DRM. De kwaliteitshandboeken worden gecontroleerd door de zorginspectie, die dan mogelijks opmerkingen formuleert.3 Het bestaan van de kwaliteitshandboeken is nuttig voor de medewerkers van het agentschap. De minderjarigen weten hoogstwaarschijnlijk niet af van het bestaan van de handboeken. Het dient meer als evaluatie voor de hulpverlener dan als informatief instrument voor de minderjarigen. Praktisch is het haalbaar om een boek te ontwerpen met allerlei informatie over de rechten van de minderjarigen. Hierbij blijft de mate van interactie echter beperkt.
1
Methodiek ‘De Ideeënbus’. Internet, 7 februari 2012. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/04good_practices/inspraak_en_participatie/bijlagen/methodiek_ideeenbus.pdf) 2
Kwaliteitshandboek. Internet, 22 februari 2012. (http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/882668Kwaliteitshandboek.html) 3
PEETERS, J., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 22 februari 2012.
48
4.2.7 Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB) Tenslotte mogen de CLB’s niet vergeten worden. Binnen CLB Mandel en Leie zijn er drie brochures beschikbaar waarin meer informatie terug te vinden is over de rechten van de minderjarige. Deze werden eerder besproken binnen het onderdeel ‘algemene brochures’. Het is aangewezen dat de rechten van de minderjarigen bespreekbaar worden tijdens een gesprek of begeleiding. Om dit in goede banen te leiden, werd een checklist DRM ontwikkeld (zie bijlage 2). Deze checklist wordt momenteel gebruikt door CLB Mandel en Leie en kan gezien worden als een registratieformulier. Het bevat een opsomming van alle rechten van de minderjarigen en telkens een kolom voor de minderjarige en de ouders. Na een gesprek met een minderjarige en/of ouders heeft de medewerker van het centrum de opdracht om de checklist aan te vullen. De rechten, die besproken werden tijdens het voorafgaande gesprek, moeten aangeduid worden. De medewerkers van CLB Mandel en Leie merken dat het gebruik van de checklist niet efficiënt is. Het is niet de meest aangewezen manier om de eerder saaie materie op een puur theoretische manier uit te leggen aan de minderjarigen. Ten tweede oogt het registratieformulier niet aantrekkelijk. Het centrum heeft nood aan een vernieuwend en efficiënt instrument om het DRM te implementeren in hun werking. 1 Na een blik op het eigen centrum is het mogelijk om even over de muren heen te kijken. Een eerste reeds bestaande good practice kan worden teruggevonden in de netoverstijgende werkgroep DRM. Deze werkgroep werd in 2010-2011 opgericht. Het doel van deze werkgroep bestaat uit het optimaliseren van de implementatie van DRM en het bespreken van concrete casussen waar CLB’s mee vastlopen.2 Er werd vervolgens contact opgenomen met de directie van CLB De Westhoek. Binnen West-Vlaanderen staat CLB De Westhoek bekend als centrum dat ver staat op het vlak van DRM-implementatie. Tijdens het telefoongesprek werd dit duidelijk bevestigd. De implementatie binnen dit centrum bestaat uit verschillende stappen.3
1
-
Rekening houden met de bekwaamheid: Bij iedere situatie weegt de medewerker van het centrum af of de minderjarige in kwestie bekwaam is. Binnen CLB De Westhoek wordt verondersteld dat een minderjarige van 12 jaar bekwaam is, zoals het algemene principe vooropstelt. Hierop kunnen uitzonderingen bestaan. Denk bijvoorbeeld maar aan een jongen van 12 uit het buitengewoon onderwijs.
-
Schriftelijke toestemming: Wanneer een minderjarige als bekwaam beoordeeld wordt, vraagt men schriftelijke toestemming. De minderjarige dient op een schriftelijke manier in te stemmen met het traject dat zal worden afgelegd.
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 13 september 2011.
2
VERHILLE, S., (
[email protected]), Bachelorproef decreet rechtspositie voor minderjarigen. E-mail aan VAN DER HEYDEN, L., (
[email protected]), 17 februari 2012. 3
VANMAELE, L., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 17 februari 2012.
49
-
Uitleg over de rechten: Wanneer de begeleiding wordt opgestart, krijgt de minderjarige een aantal folders. Een aantal rechten worden tevens kort uitgelegd door de CLB-medewerker. Er kan gedacht worden aan het recht op inzage in het dossier. Deze informatie kan op verschillende momenten worden aangebracht. Dit kan tijdens het eerste gesprek. In het kader van bijvoorbeeld een crisissituatie kan deze uitleg mogelijks later binnen de begeleiding aan bod komen. CLB De Westhoek gebruikt, net zoals CLB Mandel en Leie, de checklist om aan te duiden welke rechten reeds besproken werden.
Tijdens deze drie stappen wordt er constant gewerkt volgens het handelingsgericht werken. Dit is de vooropgestelde methodiek binnen de centra. Tijdens de begeleiding wordt de minderjarige erop gewezen dat hij of zij inspraak heeft in het traject. De medewerkers van CLB De Westhoek ervaren geen problemen met het uitleggen van de rechten. Zij slagen erin om dit telkens kort samen te vatten, zodat er niet veel tijd verloren gaat. Het is duidelijk dat de CLB’s al veel ontwikkeld hebben in het kader van DRM. In vergelijking met de mening van de medewerkers van CLB Mandel en Leie, vinden de medewerkers van CLB de Westhoek het gebruik van de checklist wel handig. De netoverstijgende werkgroep is een goed initiatief, maar situeert zich meer op beleidsniveau. Naar de minderjarigen toe is dit niet van toepassing.
4.3 Kritische blik op de reeds bestaande good practices Tijdens de telefoongesprekken met hulpverleners uit de verschillende sectoren werd duidelijk dat het decreet niet als prioriteit aanzien wordt. Gestelde vragen bleven vaak onbeantwoord of doorverwijzing was noodzakelijk om een correct antwoord te verkrijgen. Deze vaststelling herhaalde zich bij alle telefoongesprekken. Niet alle hulpverleners zijn even sterk op de hoogte van wat hun dienst reeds realiseerde in functie van het DRM. Wanneer de voorgaande good practices beoordeeld worden, kan worden besloten dat niet iedere sector even creatief uit de hoek komt. Vanuit een persoonlijke opinie komen vooral de sectoren CIG, BJB en CLB naar voren als diegene die reeds grote inspanningen geleverd hebben op vlak van DRM-implementatie. Toch is het belangrijk om hier, als hulpverleningsorganisaties, voldoende aandacht aan te schenken. Bij de minderjarigen is er grotendeels sprake van een onwetendheid over hun rechten. De hulpverleners zijn, mede door hun professionaliteit, de ideale personen om de minderjarigen hierrond te informeren.
50
4.4 Besluit Ten aanzien van de verspreiding van de informatie kan worden besloten dat sommige zaken, zoals brochures, als het ware wereldwijd worden verspreid, terwijl andere informatiemiddelen dan weer eigen zijn aan een specifieke voorziening. Tijdens het zoeken naar de sectorgebonden good practices werden een aantal zaken duidelijk. Zo is er een verschil tussen het algemeen informeren en het cliëntgericht informeren. Sommige voorzieningen, zoals CGG Andante, richten zich op het algemeen informeren. Deze informatie richt zich niet zozeer naar hun cliënten. Hier tegenover staat het cliëntgericht informeren. Dit kan bijvoorbeeld worden teruggevonden bij het voorleesboekje van CIG De Merode. Er kan worden besloten dat het een kunst is om op een creatieve manier om te gaan met de rechten van de minderjarigen. Het is belangrijk om voldoende aandacht te schenken aan de doelgroep, in plaats van zich enkel te richten op de ontwikkeling van het instrument. De contacten met de verschillende sectoren tonen aan dat niet alle sectoren hierin slagen. Vaak richt men zich te sterk op het algemeen informeren. Dit aandachtspunt kan zeker meegenomen worden naar de antwoordformulering binnen deze bachelorproef.
51
‘Recht je rijk’ 5 ‘Recht je rijk’: het concept Na het doornemen van een uitvoerige probleemverkenning is het mogelijk om over te het formuleren van antwoorden op de probleemstelling. Binnen dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij twee onderdelen. Ten eerste worden een aantal voorwaarden vooropgesteld. Deze voorwaarden hangen samen met de aandachtspunten die doorheen de probleemverkenning geformuleerd werden. Rekening houdend met deze voorwaarden, is het mogelijk om een concept uit te schrijven voor het doeltreffend informeren van leerlingen over hun rechten tijdens een CLB-begeleiding.
5.1 Een aantal voorwaarden Doorheen de probleemverkenning van deze bachelorproef werden een aantal aandachtspunten naar voren geschoven. Het is belangrijk om met deze zaken rekening te houden tijdens de ontwikkeling van een vernieuwend en efficiënt instrument voor CLB Mandel en Leie. Om dit te bewaken, werden er vijf voorwaarden opgesteld. De verschillende aandachtspunten worden als het ware geïntegreerd binnen volgende voorwaarden: -
Doelgroepgerichtheid: Het instrument dient uitgewerkt te worden voor minderjarigen uit de eerste graad van het secundair onderwijs. Er dient rekening gehouden te worden met het niveau van deze leerlingen. Een belangrijk aandachtspunt is het verschil tussen het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs.
-
Inspelen op de interesses van de 13 à 14-jarigen: Het instrument moet inspelen op één, of meerdere, interesses die geformuleerd werden in hoofdstuk 3 van de probleemverkenning. Het gaat om competitiedrang en het belang van de vriendengroep.
-
Creativiteit: Het instrument is best zo creatief mogelijk. Door het gebruik van een creatieve methodiek zijn de minderjarigen extra gemotiveerd om op een goede manier mee te werken.
-
Interactie: Er moet mogelijkheid zijn tot interactie. Eventuele vragen kunnen op deze manier meteen beantwoord worden. Interactie is tevens belangrijk bij de evaluatie.
-
Informerend karakter: Het centrale thema van dit eindwerk is het informeren van de minderjarigen. Hierbij moet er voldoende uitleg aan bod komen. Het kan essentieel zijn om de ouders op de hoogte te stellen van het feit dat hun kinderen geïnformeerd worden over hun rechten. Er moet dus ruimte zijn voor het informeren van de ouders.
52
5.2 Omschrijving van het concept Een uitvoering is onbestaande zonder een concreet idee. Binnen dit onderdeel worden als het ware de bouwstenen van het concept omschreven. Dit gaat gepaard met een uiteenzetting van de verschillende fasen en een naamskeuze. Tenslotte is er ruimte om de voor- en nadelen van het concept in kaart te brengen. 5.2.1 De bouwstenen van het concept Doorheen het brainstormen over een mogelijks concept, werd de good practice van JAC Midden West-Vlaanderen als voorbeeld genomen. (zie 4.2.1) Bij een doelgroep van 13 à 14-jarigen is het aangewezen om te werken met een combinatie van theorie en spel. Het theoretisch gedeelte kan zowel info over de werking van het centrum als de rechten van de minderjarigen bevatten.1 Na overleg met de medewerkers en directie van het CLB, werd duidelijk dat beide partijen hiervan voorstander zijn. Op deze manier kunnen de rechten van de minderjarigen specifiek toegepast worden op de sector van het CLB.2 Het luchtige spelgedeelte kan het ideale moment zijn om te toetsen in hoeverre de leerlingen de aangeboden theorie effectief begrepen hebben. Door middel van een beloningssysteem kan het competitiegevoel aangewakkerd worden bij de minderjarigen. Als CLB-medewerker is de goede verstandhouding met een aantal scholen een mogelijks vertrekpunt om minderjarigen te informeren over hun rechten. Voor de leerlingen is het makkelijker wanneer het CLB zich naar de school begeeft om hen meer info te geven. Het ideale concept voor hen is datgene dat binnen een lesgebeuren past. 5.2.2 De verschillende fasen Wanneer het bovenstaande idee concreter wordt uitgewerkt, resulteert dit in zes fasen, namelijk: -
Voorstelling: Tijdens het begin van het informatiemoment wordt kort uitgelegd wie we3 zijn en wat er in de les aan bod zal komen. Het moment van de voorstelling is ook geschikt om zaken zoals brieven en folders uit te delen.
-
Uitleg over de CLB-werking: Binnen deze fase krijgen de leerlingen even tijd om na te denken over het CLB. Waar denken ze aan als ze de term ‘Centrum voor LeerlingenBegeleiding’ horen? Op deze ideeën kan vervolgens ingespeeld worden tijdens de uitleg over de verschillende disciplines en
1
VIAENE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 27 maart 2012.
2
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 maart 2012.
3
Tijdens de verschillende implementatiemomenten is er telkens een extra CLB-medewerker aanwezig.
53
werkdomeinen van het centrum. 1 De uitleg wordt, indien mogelijk, verduidelijkt aan de hand van voorbeelden. Hierbij is het aangewezen om te checken of de leerlingen zicht hebben op andere voorbeelden. Het gebruik van voorbeelden speelt in op het belang van cliëntgericht informeren. -
Uitleg over de rechten van de minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding: Binnen deze fase worden eerst een aantal abstracte begrippen, zoals bekwaamheid, belang en beroepsgeheim, op een theoretische manier uitgelegd. Voorbeelden uit de praktijk kunnen hierbij meer duidelijkheid scheppen. Ten tweede wordt er uileg gegeven over de verschillende rechten van minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding. Het concretiseren van deze uitleg gebeurt telkens aan de hand van een situatieschets. De scholieren moeten bij iedere situatie kunnen aantonen of ze al dan niet akkoord gaan met het verloop ervan. Dit gebeurt aan de hand van het opsteken van een groene of rode kaart, wat de interactie bevordert. Na het moment van interactie wordt de theoretische uitleg gegeven over het specifieke recht. De theorie kan verduidelijkt worden door dit te linken aan de desbetreffende situatieschets. Deze fase bevat opnieuw veel voorbeelden, wat overeenstemt met het principe van cliëntgericht informeren.
-
Spelen van het spel: Het spelmoment is de ideale gelegenheid om zicht te krijgen in hoeverre de leerlingen de theorie begrepen hebben. Om het spel praktischer te laten verlopen, worden ze in verschillende groepen onderverdeeld. Dit wakkert het competitiegevoel aan. Er worden quizvragen gesteld, die zowel betrekking kunnen hebben op de CLB-werking als de rechten van de minderjarigen. Doorheen het spelgedeelte heerst er een beloningssysteem van valse muntstukken. Dit speelt in op het competitiegevoel en de motivatie van de leerlingen. De valse muntstukken betekenen een knipoog naar de naam van het concept. (zie 5.2.3) Alle leerlingen krijgen na het spelgedeelte een beloning. De winnende groep wordt hierbij extra in de bloemetjes gezet.
-
Evaluatiemoment: De leerlingen krijgen op het einde van het infomoment de kans om het hele concept te beoordelen. Zo is het mogelijk om zicht te krijgen op volgende zaken: “Werd het concept al dan niet op een positieve manier onthaald bij de minderjarigen?” en “Welke fasen binnen het concept zijn voor verbetering vatbaar?” Bij de evaluatie moet zowel de inhoud als aanpak van het concept beoordeeld worden.
-
Afsluiten: Als afsluiter dienen de scholieren bedankt te worden voor hun aandacht en medewerking. De minderjarigen moeten te horen krijgen dat ze bij eventuele vragen altijd contact kunnen opnemen met een medewerker van het centrum.
1
De vier werkdomeinen van het CLB zijn: leren en studeren, schoolloopbaan, psychosociaal functioneren en preventieve gezondheidszorg.
54
Wanneer er nagedacht wordt over de tijdsduur, mag er al gauw gerekend worden op ongeveer twee uren. Binnen de scholen kan dit gereduceerd worden naar twee opeenvolgende lesuren.1 5.2.3 Het kiezen van de naam Het is belangrijk om te zoeken naar een passende naam voor het hele concept. Ten aanzien van de leerlingen is het belangrijk om te beschikken over een speelse naam die in het geheugen blijft hangen. Dit kan bij hen interesse opwekken. Na wat brainstormen viel opeens de naam ‘Recht je rijk’. Deze naam speelt in op twee zaken. Ten eerste toont de benaming aan dat de leerlingen een verrijking zullen meemaken inzake de kennis over hun rechten. Ze zullen informatie krijgen die voor hen vernieuwend kan zijn. Ten tweede speelt de benaming in op het competitieve karakter. Het begrip ‘rijk’ kan geïntegreerd worden in het spel aan de hand van een beloningssysteem. Door hiermee te werken kan het competitieve karakter aangewakkerd worden. 5.2.4 Voor- en nadelen van het concept In onderstaande tabel worden, als besluit van dit hoofdstuk, alle voor- en nadelen van het concept op een rij gezet. Voordelen -
Het initiatief voldoet aan de vijf voorwaarden (zie 5.1).
-
-
1
Nadelen -
Informatie over rechten is voor de leerlingen niet het meest aantrekkelijke thema.
Het initiatief is duurzaam, aanpassingen zijn mogelijk.
-
De leerlingen worden geïnformeerd over hun rechten EN de CLB-werking.
Het initiatief is tijdrovend, wat negatief is ten opzichte van de werkdruk bij een hulpverlener.
-
Het initiatief verliest aan kwaliteit wanneer de leerlingen niet goed meewerken.
-
Er is afwisseling tussen theorie en spel.
-
De begeleider krijgt tijdens het spelgedeelte zicht op het leerproces van de leerlingen.
-
Het initiatief wint aan kwaliteit wanneer de leerlingen goed meewerken.
-
De interactie staat centraal.
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 maart 2012.
55
6 De uitwerking van ‘Recht je rijk’ Door het creëren van een ruime blik op het concept, is het mogelijk om over te gaan tot de effectieve uitwerking van ‘Recht je rijk’. Deze uitwerking richt zich op meer dan enkel de uitwerking van het spel. Er dient zeker en vast rekening gehouden te worden met het theoretische aspect van het informatiemoment. Algemeen kan gesteld worden dat de uitwerking van ‘Recht je rijk’ bestaat uit zes verschillende stappen: -
Afbakenen van de testgroep en contacteren van de scholen
-
Opstellen van een brief aan de ouders
-
Opmaken van een folder
-
Opmaken van de ‘Recht je rijk’- handleiding
-
Uitwerken van het spel op zich
-
Uitwerken van een evaluatiemoment voor de leerlingen
De verschillende stappen worden hieronder één voor één uitgelegd. Het is belangrijk om te vermelden dat de uitwerking van alle benodigdheden volledig zelfstandig werd uitgevoerd. Hierbij was de feedback van beide stagementors en medewerkers van de scholen telkens beschikbaar. Eventuele aanpassingen als gevolg van de feedback gebeurden opnieuw zelfstandig.
6.1 Afbakenen van de testgroep en het contacteren van de scholen 6.1.1 Afbakenen van de testgroep Een eerste cruciale stap binnen de uitwerking van het concept is het afbakenen van een testgroep. Eerder in deze bachelorproef werd duidelijk dat de doelgroep afgebakend wordt tot de eerste graad van het secundair onderwijs. In samenspraak met de stagementors werd besloten om het implementatiemoment specifiek te richten naar de leerlingen uit het eerste jaar secundair onderwijs. Binnen de groep van de eerstejaars kan een onderscheid gemaakt worden tussen drie ‘richtingen’. Binnen het gewoon secundair onderwijs wordt er gesproken over het 1ste jaar A en het 1ste jaar B. Naast deze twee opties dient er nog rekening gehouden te worden met het eerste jaar BUSO. Het implementeren van ‘Recht je rijk’ binnen deze drie groepen vraagt heel wat tijd. Het organiseren van de momenten voor het tweede jaar zou te veel tijd vragen in functie van de laatstejaarsstage. Dit is de hoofdreden om het implementeren te beperken tot het eerste jaar van het secundair onderwijs. 1
1
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 maart 2012.
56
Tijdens het nadenken over mogelijke testgroepen, gebeurde de selectie van een aantal klassen op basis van volgende criteria: -
Heterogene groep: Vanuit persoonlijke voorkeur is het belangrijk dat de klasgroep een gezond evenwicht bevat tussen het aantal jongens en meisjes. Op deze manier bestaat de evaluatie van deze bachelorproef uit een beoordeling door beide geslachten. Dit kan een meerwaarde betekenen.
-
Relatief kleine groepen: Wanneer gewerkt wordt met relatief kleine groepen, is het mogelijk om meer zicht te bewaren op de klasgroep. Dit zal de realisatie van ‘Recht je rijk’ alleen maar ten goede komen, aangezien dit een persoonlijk eerste ervaring is met het lesgeven.
-
Geen leerlingen uit de onthaalklas anderstalige nieuwkomers (OKAN): Bij dit criterium is het zeker niet de bedoeling om onrespectvol of racistisch over te komen. In de uitleg van het vorig criterium werd duidelijk dat deze implementatiemomenten een eerste kennismaking betekenen met het lesgeven. Het geven van de uitleg in het Nederlands komt het proefdraaien ten goede. Wanneer de uitleg in andere talen uitgelegd moet worden, kan dit zorgen voor minder duidelijkheid naar de studenten toe. Een tweede reden voor dit criterium kan gevonden worden bij het takenpakket van de laatstejaarsstage. Binnen de laatstejaarsstage is er slechts sporadisch contact met leerlingen uit de OKAN.
Na wat wikken en wegen, vond de definitieve selectie plaats van drie testgroepen. Deze drie groepen zijn: -
Voor het gewoon onderwijs: 1ste jaar A technische optie (10 leerlingen) en 1ste jaar B groep B (13 leerlingen)
-
Voor het buitengewoon onderwijs: 1ste observatiejaar groep C (8 leerlingen)
6.1.2 Contacteren van de scholen Met deze informatie op zak was het mogelijk om de verschillende scholen te contacteren. Er werd contact opgenomen met de directies van de Middenschool (MS) te Roeselare1 en het BUSO Sterrebos te Rumbeke.2 Een overleg met hen creëerde de ruimte om alles voldoende te kaderen. Na het beantwoorden van een aantal vragen, werd er groen licht gegeven voor de drie verschillende implementatiemomenten. Via contact met een aantal medewerkers van de scholen, werden drie concrete momenten vooropgesteld. De tabel op volgende pagina biedt een visuele voorstelling van de gemaakte afspraken.
1
BUYL, J., Mondelinge mededeling. Overlegmoment, 30 maart 2012.
2
DEVAERE, M., Mondelinge mededeling. Overlegmoment, 19 maart 2012.
57
Wie?
Waar?
Wanneer?
Contactpersoon?
1 ATE
MS Roeselare – campus Tant
4 mei 2012 1 en 2de lesuur
Nele Clinckemaillie
27 april 2012
1 BB
MS Roeselare – campus Groenestraat
1 OBSC (Opleidingsvorm 3)
BUSO Sterrebos
ste
3de en 4de lesuur
Nele Clinckemaillie
23 april 2012 3 en 4de lesuur de
Sandra Vanhoebrouck
6.2 Opstellen van een brief aan de ouders In de probleemverkenning van dit eindwerk wordt gewezen op het belang van een dialoog tussen ouders en minderjarigen. Daarnaast werden, voorafgaand aan de uitleg van het ‘Recht je rijk’-concept, een aantal voorwaarden geformuleerd. De laatste voorwaarde hierbij speelt in op het informeren van de ouders. De bundeling van deze informatie toont het belang aan van het informeren van de ouders. Zo kunnen de minderjarigen mogelijks met hun ouders spreken over het implementatiemoment en het puur informatieve karakter van de rechten. Om dit mogelijk te maken, werd een brief opgesteld. De brief omvat meer uitleg over het infomoment, kadering van de concrete afspraken en de contactgegevens van het CLB. Een voorbeeld van de brief kan teruggevonden worden in bijlage 3.
6.3 Opmaken van een folder Wanneer er vragen gesteld worden over de rechten van de minderjarigen, is het essentieel dat de minderjarigen eerst voldoende info krijgen. Dit zal gebeuren tijdens het theoretisch moment van ‘Recht je rijk’. De specifieke uitleg is binnen dit eindwerk terug te vinden bij 5.2 ‘Omschrijving van het concept’ en 6.4 ‘Opmaken van de ‘Recht je rijk’-handleiding’. De leerlingen kunnen tijdens het theoretisch moment baat hebben bij ondersteunend materiaal. Om hieraan tegemoet te komen, werd zelfstandig een folder opgemaakt. De folder bevat informatie over de werking van het CLB en de rechten van de minderjarigen. De leerlingen kunnen de folder nadien meenemen als naslagwerk. Er werden twee versies van de folder opgemaakt. Een eerste versie richt zich naar de scholieren van het BUSO. De andere folder is aangepast aan het niveau van de leerlingen van het gewoon secundair onderwijs. Zo wordt rekening gehouden met de verschillen tussen het gewoon en buitengewoon onderwijs. Doorheen de probleemverkenning van dit eindwerk werd dit namelijk geformuleerd als aandachtspunt.
58
De versie voor de leerlingen van het gewoon onderwijs kan worden teruggevonden in bijlage 4. De versie voor de leerlingen van het buitengewoon onderwijs bevindt zich in bijlage 5. Doorheen het inkijken van de folder wordt duidelijk dat niet alle informatie uit het DRM naar voren komt. Het weglaten van bepaalde delen informatie verliep telkens in samenspraak met de stagementors, CLB-directie en directies van de betrokken scholen. Concreet gaat het over vier verschillende delen: -
Recht op instemming met en keuze van de hulpverlening : In de folder wordt niet gesproken over de mogelijkheid tot weigeren van een specifieke hulpverlener. Deze informatie werd bewust weggelaten uit de folder, aangezien dit voor vervelende situaties kan zorgen binnen de CLBhulpverlening.1
-
Recht op respect voor het gezinsleven: De mogelijkheid tot een scheiding van de ouders en het kind wordt niet aangekaart in de folder. Zowel de directies van de betrokken scholen als de CLB-medewerkers vinden het geen meerwaarde om deze informatie in de folder te vermelden. Het kan leiden tot situaties waarin kinderen niet meer bij hun ouders willen wonen tot ze hun gelijk halen over een klein meningsverschil. Zowel het CLB als de scholen zijn ervan overtuigd dat leerlingen die geholpen moeten worden, op tijd en stond de nodige informatie zullen verkrijgen.2
-
Recht op een dossier: De informatie over het inzagerecht, met al zijn uitzonderingen, werd op een algemene manier neergeschreven in de folder. In de folder wordt geen aandacht geschonken aan de uitzonderingen, maar wordt op een concrete manier omschreven wie wel inzage kan hebben tot het dossier. Voor de leerlingen is het belangrijk dat ze afweten van het bestaan en het gebruikswijze van een dossier. Tijdens het implementatiemoment zal er telkens duidelijk vermeld worden dat deze info handelt over het CLB-dossier, en bijvoorbeeld niet over het schooldossier. Zo kunnen complexe situaties, zoals leerlingen die hun dossier opvragen in de school, vermeden worden.3
-
Recht op zakgeld: In de folder wordt het recht op zakgeld niet aangehaald. Deze beslissing kan gerechtvaardigd worden aangezien het recht op zakgeld enkel van toepassing is binnen residentiële voorzieningen. Het CLB is geen residentiële voorziening. Binnen het centrum moet er geen rekening gehouden worden met het recht op zakgeld.4
Het weglaten van bepaalde stukken informatie kan misschien aanzien worden als een spijtige zaak. Toch zijn alle betrokkenen ervan overtuigd dat het mogelijk is om de leerlingen op tijd en stond meer in detail te informeren over hun rechten.
1
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 19 maart 2012.
2
Ibidem.
3
VANHOEBROUCK, S., Mondelinge mededeling. Overlegmoment, 23 maart 2012.
4
DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 19 maart 2012.
59
Een tweede bemerking kan handelen over het taalgebruik in de folder. Het is zo dat sommige begrippen op een aangepaste manier worden uitgelegd. Een mogelijks voorbeeld is het begrip ‘decreet’. Dit werd uitgelegd door middel van de benaming: een Vlaamse wet. De onmiddellijke verduidelijking van dergelijke begrippen kan een meerwaarde betekenen voor de leerlingen. Tijdens het proefdraaien worden de moeilijke begrippen ook in de les zelf aangekaart. Wanneer de folder in de toekomst geraadpleegd wordt als naslagwerk, is het aangewezen dat de informatie op een duidelijk manier omschreven staat.
6.4 Opmaken van de ‘Recht je rijk’-handleiding Vanuit persoonlijke voorkeur is het aangewezen om tijdens de verwezenlijking van ‘Recht je rijk’ in het bezit te zijn van een handleiding. Deze handleiding kan dienen als houvast doorheen het proefdraaien. De handleiding voor de ‘begeleider’ is onderverdeeld in vier onderdelen. In het begin van de handleiding bevindt zich een lijst met alle benodigdheden en hun vindplaats. Een tweede onderdeel van de leidraad geeft meer uitleg bij de verschillende stappen van het proefdraaien. Deze zes stappen werden eerder aangehaald bij de omschrijving van het concept. De handleiding bevat een concretisering van iedere stap. Alle acties worden op een beknopte manier omschreven, met telkens de verwijzing naar eventuele benodigdheden. Een derde onderdeel van de handleiding bevat alle situatieschetsen en de bijhorende uitleg. De situatieschetsen worden gebruikt om de rechten van de minderjarigen op een theoretische, maar toch interactieve manier voor te stellen. Aan de hand van de situatieschets kan de theorie over het specifieke recht nadien besproken worden. 1 Aansluitend bij de situatieschetsen werden groene en rode kaarten opgemaakt om zo de interactie te bevorderen. Tenslotte bevat de handleiding alle quizvragen uit het spel. Deze vragen werden in de handleiding aangevuld met de bijhorende antwoorden. Door middel van de vragen wordt onmiddellijk duidelijk in hoeverre de leerlingen de voorafgaande theorie begrepen hebben. Opnieuw wordt er ruimte vrijgelaten om bij sommige quizvragen even verduidelijking te creëren. Voor het opstellen van de situatieschetsen en quizvragen werd inspiratie opgedaan bij de kinderrechtswinkel en vzw de Totem. Via telefonisch contact met de kinderrechtswinkel werd gebrainstormd over tal van voorbeelden.2 Vervolgens stuurde vzw de Totem een aantal quizvragen door uit hun kinderrechtenkoffer. 3 Zowel de situatieschetsen als quizvragen werden telkens geconcretiseerd naar een CLB-setting. De volledige handleiding kan teruggevonden worden in bijlage 6.
1
VIAENE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 27 maart 2012.
2
DE CLERCQ, L., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 4 april 2012.
3
ANTHEUNIS, B., (
[email protected]), Quizvragen rechten. E-mail aan VERHILLE, S., (
[email protected]), 12 april 2012.
60
6.5 Uitwerken van het spel op zich Vooraleer de uitwerking van het spel meteen omschreven wordt, kan het handig zijn om het concept van het spel even concreter te omschrijven. De bedoeling van het spel is om aan de hand van quizvragen te toetsen hoeveel de leerlingen begrepen hebben van het voorafgaand theoretische moment. Een correct antwoord op een quizvraag wordt beloond met een vals muntstuk. Rekening houdend met de tijd wordt vooropgesteld dat iedere groep maximum acht muntstukken kan verdienen. Als een groep beschikt over het maximum aantal muntstukken, wordt het spel beëindigd. Iedere groep krijgt bij het begin van het spel een plankje dat onderverdeeld is in acht hokjes. Zo kunnen de eerstejaars hun muntstukken ergens kwijt. De leerlingen moeten dus proberen om hun plankje zo vlug mogelijk vol te leggen met muntstukjes. Hierbij wordt gewerkt met tijdsdruk. Na het voorlezen van de quizvragen moeten de leerlingen zo vlug mogelijk op een fietstoeter of –bel drukken. De groep die als eerste een toeter- of belgeluid produceert, krijgt het recht om te antwoorden op de vraag. Door middel van de tijdsdruk wordt het competitieve karakter nogmaals aangewakkerd. De uitwerking van het spel brengt een aantal benodigdheden met zich mee. Zo werden fietsbellen en –toeters, spuitbussen en een grote kartonnen plaat aangekocht. Aan de fietsbellen en –toeters hoefde niets meer gedaan te worden. Het meeste werk ging uit naar het maken van de valse muntstukken en de verschillende plankjes. De afbeelding voor de valse muntstukken werd opgezocht via internet. Bij deze afbeelding werd meteen rekening gehouden met de auteursrechten. (zie afbeelding rechts1) Vervolgens werd de afbeelding verschillende keren uitgeprint, uitgeknipt en gelamineerd. Na het hele knip- en lamineergedoe was het tijd voor het maken van de plankjes. De aangekochte kartonnen plaat kreeg een blauw kleurtje. Hierna werd de plaat onderverdeeld in verschillende, kleinere, bruikbare plankjes. Door middel van een alcoholstift was het mogelijk om elk plankje vervolgens in te delen in acht verschillende hokjes. Daarna wordt op zowel de hokjes van de planken als de muntstukken een stukje velcro bevestigd, wat zorgt voor een betere verbinding tussen beide elementen. Tenslotte werd gezorgd voor een beloning voor alle leerlingen. Eerst werd geopteerd voor het aankopen van chocolade muntstukken, om zo in het thema van ‘rijk’ te blijven. Tijdens deze zoektocht werd duidelijk dat chocolade muntstukken niet makkelijk te vinden zijn doorheen het voorjaar. Als oplossing hiervoor werden verschillende doosjes Smarties en tal van Fruittella’s aangekocht. De leerlingen uit de winnende groep krijgen elk een doosje Smarties. De anderen krijgen elk twee Fruittella’s. 1
KLOSS, A., One Euro Coin. Internet, 30 december 2007. (http://openclipart.org/detail/10397/oneeuro-coin-by-lx)
61
6.6 Uitwerken van een evaluatiemoment voor de leerlingen Een evaluatie op het einde van het infomoment is het aangewezen tijdstip om te vissen naar de beoordeling van de leerlingen. Via het evaluatiemoment zal duidelijk worden welke zaken goed liepen en welke zaken voor verbetering vatbaar zijn. Het is mogelijk om een heus document samen te stellen waar de eerstejaars enkele minuten zoet mee zijn. Hierbij rijst echter de vraag in hoeverre het document op een eerlijke manier ingevuld zal worden. Vanuit persoonlijke voorkeur wordt geopteerd om het evaluatiemoment luchtig te houden. De leerlingen zullen het informatiemoment kunnen evalueren aan de hand van een thermometersysteem. Ze krijgen elk een blad met drie thermometers. (zie bijlage 7) Elke thermometer richt zich specifiek naar inhoud, aanpak of tijd. Hoe hoger de thermometer wordt ingekleurd, hoe beter het proefdraaien hierop scoort volgens de leerling. De maximumscore bedraagt tien punten. Tijdens het proefdraaien zelf worden de begrippen ‘inhoud, aanpak en tijd’ even verduidelijkt. Nadien wordt er tijd vrijgemaakt om nog even te reflecteren. Het evaluatiemoment op papier gebeurt volledig anoniem. Als afsluiter kan het evaluatiemoment gekoppeld worden aan een aantal rechten uit het DRM. Via het evalueren komen de leerlingen deels in aanraking met drie rechten: recht op inspraak en participatie, recht op privacy en klachtrecht. Via de evaluatie hebben de leerlingen inspraak op hoe het proefdraaien verliep. Ze kunnen hun mening uiten over het hele concept. Het principe van de anonimiteit zorgt ervoor dat het recht op privacy gewaarborgd wordt. Tenslotte kan het evaluatiemoment gekoppeld worden aan het klachtrecht. Studenten die ontevreden zijn over bepaalde onderdelen van het implementatiemoment, kunnen dit tijdens het evaluatiemoment naar voren brengen.
6.7 Besluit De uitwerking van ‘Recht je rijk’ gebeurde stapsgewijs. Ten eerste werden er contacten gelegd met de school, waardoor het afbakenen van een testgroep vlotter verliep. Vervolgens werden allerlei materialen ontwikkeld, zoals folders, brieven en een handleiding. Bij deze materialen staat de doelgroep van de minderjarigen voorop. De centrale doelstelling van de brief is het bevorderen van de dialoog tussen ouders en hun kinderen. Tijdens de uitwerking van het spel werd de presentatie ervan als belangrijk criterium vooropgesteld. Tenslotte werd voor de leerlingen een luchtig evaluatiedocument ontworpen. Op deze manier kunnen de eerstejaars hun mening uiten over het hele concept.
62
7 De verschillende implementatiemomenten Wanneer alle vooropgestelde materialen helemaal afgewerkt zijn, is het mogelijk om naar de verschillende scholen te trekken. Het proefdraaien gebeurt telkens in het bijzijn van een CLB-medewerkster. Zo is er sprake van voldoende ondersteuning. Dit onderdeel bevat meer informatie over de proefdraaimomenten. In onderstaande tekst wordt ieder uitvoeringsmoment onder de loep genomen. Er wordt zowel aandacht besteed aan persoonlijke bevindingen als aan de evaluatie door de leerlingen. De persoonlijke bevindingen spelen in op bedenkingen die doorheen het proefdraaien naar voren kwamen. De evaluatie van alle leerlingen wordt cijfermatige weergegeven in tabelvorm. Uit deze cijfers wordt vervolgens een conclusie geformuleerd. Binnen dit onderdeel kan tevens rechtstreekse feedback van de scholieren neergeschreven worden. Deze bemerkingen kunnen meegenomen worden naar de toekomst toe.
7.1 Implementatiemoment BUSO Op maandagochtend 23 april ’12 vond tijdens het derde en vierde lesuur het eerste proefmoment plaats. Tijdens deze lesuren werden de leerlingen uit het 1ste observatiejaar C geïnformeerd over de CLB-werking en de rechten van de minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding. De groep leerlingen bestond uit acht personen, waaronder zowel jongens als meisjes. Hun begeleidende leerkracht was ook aanwezig voor de hele duur van het proefdraaien. 7.1.1 Bevindingen doorheen het proefdraaien De verwezenlijking van ‘Recht je rijk’ bij de leerlingen uit het BUSO verliep op een goede manier. Er was sprake van een goede interactie. De theorie werd telkens verduidelijkt aan de hand van voorbeelden. Naast de theorie werd ook het spel op een positieve manier onthaald. Het competitiegevoel is sterk aanwezig bij de leerlingen. Het theoretisch moment bracht een aantal aandachtspunten met zich mee. Zo was het bijvoorbeeld opmerkelijk dat de eerstejaars tijdens hun brainstorm over het CLB vooral bekend zijn met het werkdomein preventieve gezondheidszorg. Doorheen het theoretisch moment werd vervolgens duidelijk dat de leerlingen uit het BUSO echt nood hebben aan duidelijke voorbeelden. De info over de rechten dient voldoende vertaald te worden naar hun leefwereld. Bij het geven van voorbeelden is het aangewezen om enkel de relevante informatie mee te geven. Een situatieschets dient enkel de kern van de zaak te bevatten. Het omschrijven van details zorgt voor verwarring. Ze moeten duidelijk weten welke informatie voor hen van belang is. 1 Een derde aandachtspunt bij de leerlingen uit het BUSO speelt in op het geregeld herhalen van, voor hen, moeilijkere begrippen. De leerlingen dienen de begrippen een aantal keren te horen vooraleer ze er vertrouwd mee geraken. Zo werd tijdens het theoretisch moment bijvoorbeeld het begrip ‘maatschappelijk werker’ een aantal 1
DIEUSSAERT, V., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment BUSO, 23 april 2012.
63
keren genoemd. Tijdens het doorlopen van de quizvragen konden de leerlingen maar niet op de benaming komen. Deze bevinding kan gekoppeld worden aan het aandachtspunt over het verschil tussen gewoon en buitengewoon onderwijs, dat reeds in de probleemverkenning geformuleerd werd (zie 3.3) Voorbeelden geven, herhalen en hierrond in interactie gaan, vraagt heel wat tijd. Een volgende persoonlijke bedenking handelt dan ook over het hele tijdsgebeuren van het implementatiemoment. Er ging veel tijd ‘verloren’ aan het geven van relevante voorbeelden en het verduidelijken van de theorie. Dit had zo zijn gevolgen voor het spelgedeelte. Het spel werd op een kortere tijdspanne afgehandeld dan vooropgesteld. Een nadeel hiervan is de korte tijdsopname om zicht te krijgen op hun leerproces. Het is aangewezen om steeds voldoende tijd te besteden aan het informeren van de leerlingen omtrent hun rechten tijdens een CLB-begeleiding. Uitleg geven onder tijdsdruk kan ervoor zorgen dat er onvoldoende zicht is op het leerproces van de minderjarigen. Tenslotte kan er een bevinding geformuleerd worden over het ‘toetergedeelte’ doorheen het spel. Het was uiterst belangrijk om de leerlingen verschillende keren te melden dat ze slechts éénmaal op de fietstoeter of –bel mochten drukken. Wanneer dit niet ter sprake kwam, heerste er in het lokaal een heus toeterorkest. 7.1.2 Evaluatie door de leerlingen Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van de evaluatie door de leerlingen. De tabel bundelt alle scores die de studenten gegeven hebben op hun evaluatieformulier (zie bijlage 7). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen inhoud, aanpak en tijd. De maximumscore voor ieder onderdeel bedraagt tien punten. Onderaan de tabel staat het gemiddelde weergegeven van de scores voor het desbetreffende thema.
Evaluatie leerlingen buitengewoon onderwijs
LL 1 LL 2 LL 3 LL 4 LL 5 LL 6 LL 7 Gemiddelde
Inhoud 10 5 6 7 1 10 8
Aanpak 8 5 5 7 1 10 9
Tijd 10 5 5 10 1 10 6
7
6
7
(LL is de afkorting van leerling)
Wanneer een blik geworpen wordt op de tabel, kan worden besloten dat het concept op een positieve manier onthaald werd bij de leerlingen. De resultaten zijn grotendeels positief. Het is belangrijk om het gemiddelde te relativeren.
64
Deze cijfers kunnen namelijk zorgen voor een vertekend beeld, aangezien één leerling een negatieve score gaf voor het hele concept. Tijdens het implementatiemoment werd één iemand verschillende keren tot de orde geroepen. Het is mogelijk dat de negatieve scores afkomstig zijn van deze leerling, maar dit staat niet volledig vast wegens de anonimiteit bij deze evaluatie. Bij deze tabel is het belangrijker om de verschillende scores onderling te bekijken. Na de uitvoering van ‘Recht je rijk’ gaven twee leerlingen spontaan aan dat ze veel nieuwe zaken hadden bijgeleerd. Dergelijke feedback is positief, want het informeren van de leerlingen is en blijft de algemene doelstelling van deze bachelorproef.
7.2 Implementatiemoment 1ste jaar B Op vrijdagochtend 27 april ’12 vond tijdens het derde en vierde lesuur het implementatiemoment plaats bij de B-stroom van het eerste jaar gewoon secundair onderwijs. Omwille van schoolgebonden organisatorische redenen richtte dit proefmoment zich naar een groep van twintig meisjes. Om alsnog de vooropgestelde heterogene groep te bereiken, vond er op woensdag 9 mei ’12 een extra uitvoeringsmoment plaats voor de jongens van de B-stroom. Op deze manier was het mogelijk om de evaluaties van de leerlingen uit 1BB eruit te pikken. 7.2.1 Bevindingen doorheen het proefdraaien Het eerste implementatiemoment bracht een belangrijke bevinding met zich mee. Tijdens het proefdraaien werd meteen duidelijk dat ‘Recht je rijk’ niet geschikt is voor grote groepen. Er is, zowel tijdens de theorie als het spelgebeuren, meer mogelijkheid tot interactie en opvolging bij een kleine groep. Bij een grote groep is er veeleer sprake van drukte en het hebben van minder controle. De leerlingen gaven zelf aan dat het spel te chaotisch verliep omdat de groep te groot was. Een tweede bevinding speelt in op de brainstorm over het CLB. In tegenstelling tot de antwoorden van de leerlingen uit het BUSO, gaven de B-stromers een heel ruime schets van de CLB-werking. Zo werd er, naast het medische luik, ook gesproken over problemen, toekomst, opvoeding en leerlingen met een beperking. Tijdens de theoretische uitleg zorgden de leerlingen van de B-stroom voor een positieve verrassing. Doorheen het infomoment werden er tal van vragen gesteld. Zo werd er bijvoorbeeld uitvoerig stilgestaan bij het beroepsgeheim van de CLBmedewerkers. Aan de hand van de vragen was het merkbaar dat de leerlingen effectief aan het volgen waren. Na de uitvoering van alle implementatiemomenten blijken de B-stromers de groep te zijn die de meeste vragen afvuurt.1
1
VERCAUTEREN, E., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment B-stroom, 9 mei 2012.
65
Ten vierde is het mogelijk om bevindingen op te sommen over het spelgedeelte van ‘Recht je rijk’. Zo is het bijvoorbeeld opmerkelijk dat de leerlingen uit de B-stroom heel puntgevoelig zijn.1 Bij het spelgebeuren dient er voldoende aandacht geschonken te worden aan een eerlijk spelverloop en het adequaat toekennen van punten. Daarnaast waren de eerstejaars uiterst aandachtig tijdens het spel, om zo toch maar punten binnen te halen. Dit alles wijst op de aanwezigheid van het competitiegevoel. Een laatste bevinding handelt over het gebruik van de fietstoeters en -bellen. Opnieuw werd een aantal keren vermeld dat de leerlingen slechts één maal op de toeter mochten drukken. Wanneer dit niet gebeurde, werd de toeter ogenblikkelijk afgenomen. Zo was het voor hen onmogelijk om te antwoorden op de komende vraag. Door dit principe een aantal keren toe te passen, reageerden de leerlingen op een rustigere manier. De opmerkingen hadden hun effect dus niet gemist. 7.2.2 Evaluatie door de leerlingen Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van de evaluatie door de leerlingen van 1BB. De tabel bundelt alle scores die ze gegeven hebben op hun evaluatieformulier (zie bijlage 7). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen inhoud, aanpak en tijd. De maximumscore voor ieder onderdeel bedraagt tien punten. Onderaan de tabel staat het gemiddelde weergegeven van de scores voor het desbetreffende thema.
Evaluatie leerlingen B-stroom gewoon onderwijs
LL 1 LL 2 LL 3 LL 4 LL 5 LL 6 LL 7 LL 8 LL 9 LL 10 LL 11 LL 12 LL 13 Gemiddelde
Inhoud 9 10 10 9 8 8 7 3 10 9 5 10 8
Aanpak 8 10 10 10 8 9 4 4 8 8 4 8 9
Tijd 6 10 10 5 7 7 1 1 7 7 3 8 8
8
8
6
(LL is de afkorting van leerling)
1
VERCAUTEREN, E., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment B-stroom, 27 april 2012.
66
De gemiddelde cijfers tonen aan dat de leerlingen grotendeels een goed gevoel overhouden bij de inhoud en aanpak van ‘Recht je rijk’. Het tijdsaspect werd minder positief onthaald bij de B-stromers. Vooral tijdens het theoretisch moment was het een aantal keren nodig om de leerlingen tot de orde te roepen, wat mogelijks kan wijzen op een te langdradige uitleg. Bij de leerlinggebonden cijfers worden zowel extreem hoge als lage cijfers opgemerkt. Na het invullen van de evaluatieformulieren was er nog even tijd om te leerlingen te laten reflecteren over ‘Recht je rijk’. Zo kwam er positieve feedback naar voren over de folder. Een groepje leerlingen vindt dat de folder mooi oogt en voldoende relevante info bevat.
7.3 Implementatiemoment 1ste jaar A Op vrijdagochtend 4 mei ’12 werden de leerlingen uit het 1 ste jaar A technische optie geïnformeerd over de werking van het centrum en hun rechten tijdens een CLBbegeleiding. Dit gebeurde tijdens het eerste en tweede lesuur. De groep bestond uit een heterogene samenstelling van tien leerlingen. Er was een begeleidende leerkracht aanwezig tijdens het eerste lesuur. 7.3.1 Bevindingen doorheen het proefdraaien Het proefdraaien van ‘Recht je rijk’ bij de leerlingen uit de A-stroom verliep op een goede manier. Er was sprake van een goede interactie. Ze werkten heel goed mee, ook al waren ze soms nog niet goed wakker. Het spel werd goed onthaald door de eerstejaars. Hierbij was het competitiegevoel duidelijk aanwezig. Tijdens de brainstorm over het CLB werd, net zoals bij de andere implementatiemomenten, duidelijk dat de leerlingen uit de A-stroom vooral vertrouwd zijn met het werkdomein preventieve gezondheidszorg. Ze haalden vooral voorbeelden aan van medische aard. Dit proefmoment bracht een aantal bevindingen met zich mee. Een eerste bevinding speelt in op het niveau van de leerlingen. Er heerst een duidelijk niveauverschil tussen de leerlingen uit de A-stroom en de groep uit de B-stroom of het BUSO. Dit werd door verschillende zaken duidelijk. Wanneer de minderjarigen bijvoorbeeld zelf voorbeelden moesten aanhalen van diensten, gaven ze het beste van zichzelf. Het was duidelijk dat de groep A-stromers een grote kennis heeft van een aantal verschillende diensten. Ten tweede stelden de leerlingen tijdens het proefdraaien een aantal vragen. Hierbij bleek het telkens om doordachte vragen te gaan. Bij de informatie over de CLBwerking werd er bijvoorbeeld uitgelegd dat de werking volledig gratis is. Hierop volgend stelde een meisje meteen de vraag waarom onze werking gratis is. Dergelijke vragen kwamen in het BUSO bijvoorbeeld niet aan bod. Een derde bevinding omtrent het niveauverschil speelt in op de herhaling. De leerlingen uit de A-stroom hebben weinig tot geen herhaling nodig. Het eenmalig aanhalen van de theorie was voor hen voldoende om bepaalde begrippen nadien zelf uit te leggen.
67
Tijdens het spelgebeuren werd duidelijk dat de leerlingen sterk geprikkeld werden door het competitiegevoel. Ze hadden maar één doel voor ogen, namelijk winnen. Hiermee samengaand waren de minderjarigen heel puntgevoelig. Wanneer een groep bijvoorbeeld minder muntstukken had dan gemiddeld, zorgde dit voor demotivatie bij die specifieke groepsleden. Het spel toonde opnieuw aan dat er sprake is van een hoger niveau bij de leerlingen van de A-stroom. Tijdens het spel was het mogelijk om rechtstreeks te vragen naar de correcte naam van de verschillende rechten. Tijdens de implementatiemomenten bij de B-stroom en het BUSO bleek dit echter te moeilijk te zijn. 7.3.2 Evaluatie door de leerlingen Onderstaande tabel geeft de resultaten weer van de evaluatie door de leerlingen. De tabel bundelt alle scores die de studenten gegeven hebben op hun evaluatieformulier (zie bijlage 7). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen inhoud, aanpak en tijd. De maximumscore voor ieder onderdeel bedraagt tien punten. Onderaan de tabel staat het gemiddelde weergegeven van de scores voor het desbetreffende thema.
Evaluatie leerlingen A-stroom gewoon onderwijs
LL 1 LL 2 LL 3 LL 4 LL 5 LL 6 LL 7 LL 8 LL 9 LL 10 Gemiddelde
Inhoud 6 10 8 8 9 9 8 9 9 5
Aanpak 5 7 7 8 10 7 8 10 8 8
Tijd 10 8 7 8 9 8 7 9 9 9
8
8
8
(LL is de afkorting van leerling)
De gemiddelde cijfers tonen aan dat de leerlingen een goed gevoel overhouden bij ‘Recht je rijk’. Bij de onderlinge cijfers kunnen zowel hoog- als laagschieters worden opgemerkt. Dit hangt samen met het persoonlijk gevoel van de leerlingen. Over het algemeen is het implementatiemoment bij de A-stroom geslaagd. Na de uitvoering van ‘Recht je rijk’ vertelde een leerling aan de aanwezige CLB-medewerkster dat er veel nieuwe informatie aan bod kwam tijdens de twee lesuren. Het spel was heel tof volgens de jongen in kwestie. Dergelijke feedback wijst op het halen van de algemene doelstelling van dit eindwerk.1 1
VERCAUTEREN, E., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment A-stroom, 4 mei 2012.
68
7.4 Conclusies Na de uitvoering van alle implementatiemomenten is het belangrijk om uitvoerig na te denken over het formuleren van conclusies. Dergelijke eindoordelen zijn namelijk nuttig voor een verdere toekomst. Binnen dit onderdeel worden vier algemene conclusies geformuleerd. Vervolgens wordt een SWOT-analyse opgemaakt. Deze analyse biedt meer overzicht van de zwaktes, sterktes, bedreigingen en kansen van het ‘Recht je rijk’-concept. 7.4.1 Algemene conclusies Doorheen de verschillende proefmomenten kwamen een aantal algemene bevindingen naar voren. Hieronder volgt een opsomming met meer informatie over vier algemene bevindingen. -
Brainstorm CLB-werking: Tijdens de brainstorm over de CLB-werking gaven de leerlingen vooral voorbeelden van het werkdomein preventieve gezondheidszorg. Het medisch onderzoek is maar al te goed gekend bij de jongeren. Wanneer hierop verder wordt ingegaan, komen woorden zoals ‘problemen’ en ‘opvoeding’ aan bod. Opmerkelijk is dat de leerlingen uit de Bstroom een ruimer zicht hebben op de werking van een CLB.
-
Competitiegevoel: Doorheen de verschillende uitvoeringsmomenten werd duidelijk dat alle leerlingen geprikkeld worden door een competitiegevoel. Tijdens het spelgedeelte gingen de minderjarigen voluit voor de overwinning. Hiermee samengaand is het opmerkelijk dat de eerstejaars puntgevoelig zijn. Ze gooiden zich, aan de hand van hun toeters, volop in de strijd om toch maar een muntstuk binnen te halen.
-
Groepsgrootte: Tijdens het implementatiemoment bij het 1 ste jaar B van het gewoon onderwijs, werd meteen duidelijk dat ‘Recht je rijk’ niet geschikt is voor grote groepen. Het concept van ‘Recht je rijk’ vraagt een nauwgezette opvolging en optimale interactie met de leerlingen. Bij grote groepen is er eerder sprake van chaos tijdens het spelgedeelte.
-
Niveau van de leerlingen: De proefmomenten binnen de drie richtingen toonden een duidelijk niveauverschil. De eerstejaars uit het BUSO hebben meer nood aan voorbeelden en verduidelijking dan de leerlingen binnen het gewon onderwijs. Bij de leerlingen van het 1 ste jaar B binnen het gewoon onderwijs is het opmerkelijk dat er veel vragen worden gesteld. Tijdens het proefdraaimoment bij de A-stroom gaven de scholieren verschillende hoogstaande voorbeelden en kwamen er doordachte vragen aan bod.
Bij deze conclusies moet beseft worden dat dit alles inspeelt op de implementatiemomenten bij de drie testgroepen. Deze bevindingen zijn niet veralgemeenbaar naar bijvoorbeeld alle eerstejaars binnen de Vlaamse onderwijsstructuur. Wel geeft het zicht op eventuele aandachtspunten voor de toekomst.
69
7.4.2 SWOT-analyse Na alle implementatiemomenten is het mogelijk om een SWOT-analyse uit te voeren. Deze analyse geeft meer zicht op de zwaktes, sterktes, bedreigingen en kansen van ‘Recht je rijk’. Er zullen ongetwijfeld elementen aan bod komen die eerder werden aangehaald bij de voor- en nadelen van het concept (zie 5.4.2) en de algemene conclusies (zie 7.4.1) De SWOT-analyse kan aanschouwd worden als een algemeen overzicht van de bedenkingen. In onderstaande opsomming wordt er aandacht geschonken aan zowel de zwaktes, sterktes, bedreigingen als kansen van ‘Recht je rijk’. Zwaktes van ‘Recht je rijk’: -
Thema: Het thema ‘rechten’ is voor de minderjarigen niet het meest aantrekkelijke onderwerp om over te spreken.
-
Groepsgrootte: Doorheen de implementatiemomenten werd duidelijk dat ‘Recht je rijk’ niet geschikt is voor grote groepen. Er is nood aan voldoende opvolging en controle, wat bij grote groepen moeilijker ligt.
-
Drukte: Tijdens het spelgedeelte zorgden de fietstoeters en –bellen voor heel wat drukte. Het was noodzakelijk om de leerlingen te wijzen op het correcte gebruik hiervan.
-
Tijdsgebonden: ‘Recht je rijk’ neemt twee lesuren in beslag. Dit kan mogelijks negatief ervaren worden in het kader van de werkdruk die er heerst bij de CLB-medewerkers.
Sterktes van ‘Recht je rijk’: -
Duurzaamheid: Het concept kan opnieuw gebruikt worden en, indien nodig, geactualiseerd worden.
-
Theorie en spel: ‘Recht je rijk’ bestaat uit een afwisseling tussen theorie en spel.
-
Interactie: Doorheen de verschillende implementatiemomenten stond de interactie met de leerlingen centraal.
-
Bekendmaking: Tijdens de implementatiemomenten werd meer uitleg gegeven over de werking van het CLB. De leerlingen weten ook meteen wie ze kunnen aanspreken wanneer ze een gesprek willen met iemand van het CLB.
-
Leerproces: Tijdens het spelgedeelte was het mogelijk om zicht te krijgen op het leerproces van de eerstejaars secundair onderwijs. Bij moeilijkheden kon bepaalde informatie nog eens extra uitgelegd worden.
-
Tijdsgebonden: ‘Recht je rijk’ neemt twee lesuren in beslag. Tijdens deze tijdspanne werd effectief stilgestaan bij de rechten van de minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding. In de praktijk kan worden opgemerkt dat het thema ‘rechten’ vaak niet wordt aangehaald tijdens individuele gesprekken. 70
Bedreigingen van ‘Recht je rijk’: -
Werkdruk: De hoge werkdruk die er heerst bij de CLB-medewerkers kan ervoor zorgen dat het ontwikkelde instrument achterwege blijft. Dit kan gestaafd worden vanuit de gedachte dat er prioriteiten gesteld moeten worden binnen de hulpverlening.
-
Misbruik van de rechten: Bij het informeren van de leerlingen over hun rechten tijdens een CLB-begeleiding moet de uitleg op een adequate en correcte manier aangebracht worden. Het aanbrengen van nuances kan noodzakelijk zijn. Op deze manier kan mogelijks ‘misbruik’ van de rechten door de leerlingen vermeden worden.
-
Medewerking leerlingen: De kwaliteit van ‘Recht je rijk’ kan dalen als de leerlingen niet goed meewerken tijdens het informatiemoment. Doordat de interactie centraal staat, hebben zij een grote invloed op de kwaliteit van het hele concept.
Kansen van ‘Recht je rijk’: -
Samenwerking met scholen: De nauwe samenwerking tussen het centrum en de scholen kan een lichtpunt betekenen bij een verdere implementatie van ‘Recht je rijk’. De scholen kunnen het centrum eventueel ondersteunen tijdens de informatiemomenten.
-
Individuele begeleiding: Tijdens een individuele begeleiding met een leerling kan de uitleg van het centrum en de rechten ook aangehaald worden. Tijdens een individueel gesprek kunnen de vragen van die specifieke leerling meer bewaakt worden, wat zorgt voor een betere opvolging.
-
Medisch onderzoek: Het wachtmoment tijdens het medisch onderzoek kan gebruikt worden om de leerlingen te informeren over de werking van het centrum en de rechten van de minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding. Meer uitleg hierover is terug te vinden binnen hoofdstuk 8 ‘Recht je rijk’ in de toekomst.
-
Actualisatie: ‘Recht je rijk’ kan steeds geactualiseerd worden in functie van de leefwereld van de minderjarigen. Zo kan het concept ook in de toekomst gebruikt worden.
-
Medewerking leerlingen: De kwaliteit van ‘Recht je rijk’ kan stijgen als de leerlingen goed meewerken tijdens het informatiemoment. Doordat de interactie centraal staat, hebben zij een grote invloed op de kwaliteit van het hele concept.
71
8 ‘Recht je rijk in de toekomst Gedurende het hele academiejaar werd nagedacht over een vernieuwend instrument voor CLB Mandel en Leie. ‘Recht je rijk’ werd ontwikkeld en getoetst aan de praktijk. Het zou dan ook spijtig zijn moest dit alles zomaar verloren gaan in de toekomst. Als laatste onderdeel van deze bachelorproef wordt nagedacht over het toekomstperspectief van ‘Recht je rijk’ binnen de werking van het centrum. Er worden vijf mogelijkheden geschetst, met telkens een omschrijving van de voor- en nadelen. Op deze manier krijgt CLB Mandel en Leie een aantal handvaten aangereikt voor een verder gebruik van het concept. Een aantal toekomstmogelijkheden zijn: - Het nogmaals uitvoeren van ‘Recht je rijk’: Binnen het CLB kan ervoor gekozen worden om het concept op zich te gebruiken als informatiemiddel. Hier en daar kunnen aanpassingen gebeuren in functie van het niveau van de minderjarigen. De vraag bij dit alles is of de medewerkers hiervoor voldoende tijd kunnen vrijmaken? -
‘Recht je rijk’ tijdens een individuele begeleiding: Tijdens een individuele begeleiding met een leerling kan kort gesproken worden over de rechten van de minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding. De medewerker van het centrum kan de opgemaakte folder meegeven en deze eventueel verduidelijken. Wanneer er voldoende tijd is om te toetsen of de minderjarige de informatie begrepen heeft, dan kunnen de opgestelde quizvragen mogelijks nuttig zijn.
-
‘Recht je rijk’ tijdens het medisch schooltoezicht: Een derde optie is om het concept toe te passen tijdens het wachtmoment voor het medisch schooltoezicht. Hierbij worden de leerlingen meestal begeleid door een leerkracht, die het informeren van de leerling eventueel op zich kan nemen. Dit is natuurlijk geen vereiste, aangezien de expertise van een CLBmedewerker een meerwaarde betekent bij deze implementatie. Een minpunt bij deze optie is het feit dat de leerlingen allemaal moeten langsgaan bij de verpleegkundige en arts. Dit zorgt ervoor dat ze een stuk informatie zullen missen. Een tweede minpunt gaat over de locatie van het medisch onderzoek. In sommige gevallen gaat het medisch onderzoek door op de school zelf. Dit kan het realiseren van het informatiemoment bemoeilijken.
-
Langsgaan bij de verschillende klassen: Het begin van het schooljaar kan gezien worden als een ideaal moment om langs te gaan bij de verschillende klassen. Iedere CLB-medewerker kan een aantal klassen voor zijn rekening nemen. Tijdens een kort bezoek kan er uitleg gegeven worden over de werking van het centrum en de rechten van de minderjarigen tijdens een CLBbegeleiding. Hierbij kunnen de folders uitgedeeld worden aan de leerlingen. Een nadeel van deze optie speelt in op het tijdsaspect. Langsgaan bij de verschillende klassen vraagt heel wat tijd van de medewerkers. Een voordeel van deze optie is de bekendheid bij de minderjarigen. De leerlingen weten, via het klasbezoek, wie ze kunnen aanspreken als ze willen praten met iemand van het CLB. 72
-
‘Recht je rijk’ uitlenen aan scholen: Om het tijdsaspect van de CLBmedewerkers te bewaken, kan ervoor gekozen worden om het concept uit te lenen aan scholen. Zo kan ‘Recht je rijk’ tijdens een les behandeld worden. Natuurlijk moeten de leerkrachten in kwestie hiertoe bereid zijn. Een nadeel van deze mogelijkheid is het wegvallen van de expertise van een CLBmedewerker. Het is onmogelijk om te controleren of de informatie wel correct wordt uitgelegd. Een voordeel van deze laatste optie is, zoals eerder vermeld, het tijdsaspect. De medewerkers van het centrum verliezen geen tijd.
Doorheen de omschrijving van alle mogelijkheden kan opgemerkt worden dat het spelgebeuren niet zo vaak aan bod komt. Ten aanzien van de leerlingen kan het spel een meerwaarde betekenen binnen het hele infomoment. Wanneer er echter rekening gehouden wordt met de werkdruk van de medewerkers binnen het centrum, is dit een aspect dat mogelijks achterwege gelaten kan worden. CLB Mandel en Leie is volledig vrij in het maken van dergelijke keuzes. Niets houdt de medewerkers van het centrum ook tegen om het concept toe te passen op andere doelgroepen. De conclusies van de implementatiemomenten en de mogelijkheden voor de toekomst zullen toegelicht worden aan alle medewerkers van het centrum. Dit gebeurt op de personeelsvergadering van 12 juni 2012.1 Het is helaas niet mogelijk om de feedback van deze personeelsvergadering op te nemen binnen deze bachelorproef.
1
VIAENE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 27 maart 2012.
73
Besluit Binnen deze bachelorproef werd gezocht naar een efficiënt en vernieuwend instrument om de minderjarigen te informeren over hun rechten tijdens een CLBbegeleiding. Doorheen de twee stageperiodes werd duidelijk dat het centrum op zoek was naar een vernieuwend instrument om de minderjarigen te informeren over hun rechten. Bij de hedendaagse manier van informeren, tijdens een individuele begeleiding, wordt onvoldoende ingespeeld op het aangepast niveau en prikkelend karakter van het informeren. Doorheen het denkpad naar een vernieuwend initiatief, werd duidelijk dat alle IJHsectoren volop zoeken naar een creatieve manier om hun cliënten te informeren. Bij het realiseren van dergelijke good practices scoort de ene sector al beter dan de andere. Naast het creatieve element, is het ook belangrijk om rekening te houden met de interesses van de leerlingen. Ze worden namelijk sterk geprikkeld door het competitiegevoel en hun vriendengroep. De verschillen die er heersen tussen gewoon en buitengewoon onderwijs, dienen zeker geïntegreerd te zijn in het nieuwe initiatief. Als antwoord op deze probleemstelling zag ‘Recht je rijk’ het levenslicht. ‘Recht je rijk’ bestaat uit een combinatie van theoretische uitleg en een spelgedeelte. Op een tijdspanne van twee lesuren werden de leerlingen uit het eerste jaar secundair onderwijs geïnformeerd over de CLB-werking en hun rechten tijdens een CLBbegeleiding. Dit gebeurde o.a. aan de hand van een folder en situatieschetsen. Aansluitend hierop werd een competitief spel gespeeld dat bestaat uit quizvragen en een beloningssysteem. Het spelgedeelte maakt het mogelijk om zicht te krijgen op het op het leerproces van de eerstejaars. Tijdens de drie proefmomenten werd het hele concept geëvalueerd door de studenten. Hun evaluaties zijn grotendeels positief, wat mogelijks wijst op het halen van de doelstelling van deze bachelorproef. Toch kwamen, na het proefdraaien bij de drie testgroepen, een aantal bevindingen naar voren. Zo toonden de proefmomenten een duidelijk niveauverschil aan bij de drie groepen. De eerstejaars uit het BUSO hebben meer nood aan voorbeelden en verduidelijking dan de leerlingen binnen het gewoon onderwijs. De leerlingen uit het 1ste jaar B binnen het gewoon onderwijs stelden zich op als experts op vlak van vraagstelling. Doorheen het lesgebeuren werden tal van vragen gesteld, wat meteen zicht gaf op het leerproces van de leerlingen. Het uitvoeringsmoment bij het 1 ste jaar A van het gewoon onderwijs gebeurde als het ware op een hoger niveau. Hun voorbeelden en vragen waren telkens van doordachte aard. Een leerpunt voor de toekomst speelt in op de groepsgrootte. ‘Recht je rijk’ wordt het best uitgevoerd bij groepen van ongeveer tien personen. Wanneer er sprake is van een veel grotere groep, wordt het hele concept onderdrukt door de chaos en drukte die er heerst. Of ‘Recht je rijk’ nu de ideale manier is om leerlingen te informeren over hun rechten, kan in vraag gesteld worden. Wel kunnen de medewerkers van CLB Mandel en Leie zeker een aantal onderdelen van het concept gebruiken binnen hun hulpverleningsopdracht. Zo kunnen de folders, situatieschetsen en quizvragen zeker gehanteerd worden binnen een begeleiding. 74
Het al dan niet toepassen van het spelgedeelte hangt sterk samen met de werkdruk die er heerst binnen de hulpverlening. De medewerkers moeten zich afvragen in hoeverre ze hiervoor tijd kunnen, en willen, vrij maken. Hierbij is het belangrijk om volgend motto steeds in het achterhoofd te houden: “Wie in de jeugd investeert, werkt aan de toekomst.” Hopelijk heeft deze bachelorproef ook zijn steentje bijgedragen aan een positieve toekomst van de minderjarigen.
75
Bibliografie Audiovisuele bronnen DEPARTEMENT WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, PROVINCIE WESTVLAANDEREN, Studiedag integrale jeugdhulp, integrale jeugdhulp op 1 januari 2014. Brugge, 20 maart 2012. (studiedag)
Elektronische bronnen ‘Recht-OP’ de kinderrechtenkoffer van de Totem – Handleiding. Internet, 10 februari 2012. (http://www.vzwdetotem.be/docs/kinderrechtenkoffer.pdf) ANTHEUNIS, B., (
[email protected]), Quizvragen rechten. E-mail aan VERHILLE, S., (
[email protected]), 12 april 2012. Buitengewoon basisonderwijs. Internet, 27 november 2011. (http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/buo/) Buitengewoon secundair onderwijs: de opleidingsvormen. Internet, 27 november 2011. (http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/buso/uitleg_opleidingsvormen.htm) Een koffer over rechten?. Internet, 10 februari 2012. (http://www.vzwdetotem.be/kinderrechten_koffer.php) FAQ’s menswaardig. Internet, 16 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/06-faq/menswaardig.htm#2) Good Practices – Algemeen. Internet, 7 februari 2012. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/04good_practices/algemeen/deon_code_cgg.htm) Good Practices – Recht op Info. Internet, 7 februari 2012. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/04good_practices/recht_op_info/voorleesboekje.htm) KIND EN GEZIN, Kinderrechten. Internet, 3 november 2011. 76
(http://www.kindengezin.be/over-kind-en-gezin/missie-en-waarden/diversiteit-enkinderrechten/kinderrechten/) KINDERRECHTENHUIS, Het IVRK. Internet, 3 november 2011. (http://www.kinderrechtenhuis.be/index.php/vormingshuis/het-ivrk) KINDERRECHTSWINKEL, Zakgeld?. Internet, 16 november 2011. (http://www.kinderrechtswinkel.be/index.php?ID=40714) KLOSS, A., One Euro Coin. Internet, 30 december 2007. (http://openclipart.org/detail/10397/one-euro-coin-by-lx) Kwaliteitshandboek. Internet, 22 februari 2012. (http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/882668-Kwaliteitshandboek.html) Methodiek ‘De Ideeënbus’. Internet, 7 februari 2012. (http://wvg.vlaanderen.be/rechtspositie/04good_practices/inspraak_en_participatie/bijlagen/methodiek_ideeenbus.pdf) Onze opdrachten. Internet, 24 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/04_onze_opdrachten/index.htm) Onze werking. Internet, 15 maart 2012. (http://www.clbkortrijk.be/?q=node/5) Organisatie. Internet, 27 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/03_organisatie/index.htm) Scholen. Internet, 11 november 2011. (http://www.clbkortrijk.be/?q=node/10) Structuur en organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs. Internet, 15 augustus 2011. (http://www.ond.vlaanderen.be/edulex/database/document/document.asp?docid=143 09) VERHILLE, S., (
[email protected]), Bachelorproef decreet rechtspositie voor minderjarigen. E-mail aan VAN DER HEYDEN, L., (
[email protected]), 17 februari 2012. VZW ONDERSTEUNINGSSTRUCTUUR BIJZONDERE JEUGDZORG, Wegwijs in de integrale jeugdzorg: een routeplan!. Internet, 3 november 2011. (http://users.skynet.be/detwijg/downloads/routeijh.pdf) 77
VZW STEUNPUNT JEUGDHULP, Uitgangspunten. Internet, 5 november 2011. (http://www.osbj.be/?action=onderdeel&onderdeel=81) Wat is integrale jeugdhulp?. Internet, 3 november 2011. (http://wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/02_wat_is_ijh/index.htm)
Geschreven bronnen ALLEGAERT, P., VAN BOUCHAUTE, B., Veer10 acht10 – de leefwereld van jongeren. Garant, Leuven-Apeldoorn, 1999, p. 46-52. BEYERS, W., SOENENS, B., VANSTEENKISTE, M., De apenjaren? Een brochure voor ouders over de veelzijdige ontwikkeling van jongeren. Universiteit Gent, 19 pagina’s. (brochure) CLB GO, Checklist DRM. (checklist) DE KOSTER, K., De jeugdzorg van tegenwoordig: het hervormingsproces naar een Integrale jeugdhulpverlening in Vlaanderen. Gent, Academia Press, 2007, 437 pagina’s. DE LY, C., (2008-2009). In hoeverre is het Decreet Rechtspositie van de Minderjarige geïntegreerd in de werking van de leefgroepen Amber en Opaal en wat kan er in de toekomst verbeterd worden?. Hogeschool West-Vlaanderen, SociaalAgogisch Werk Brugge, p. 41. (eindwerk) DECREET van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp, departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Belgisch Staatsblad, 4 oktober 2004, 74 pagina’s. GODERIS, D., Competitiedrang bij jongeren. 2012, p. 3. (werkstuk) GRAINDOURZE, L., Kinderrechten en het decreet rechtspositie minderjarigen. Caleidoscoop, jrg. 23, nr.2, 2011, p. 16-21.
HEREMANS, J., SAELEN, D., Kinderrechten in Gambia. Onuitgegeven verhandeling, Katholieke Hogeschool Kempen, Lerarenopleiding Vorselaar, 2007, p. 32. (eindwerk) KAETHOVEN, D., Deontologische code Andante. Berchem-Antwerpen, 2005. (deontologische code) 78
KINDERRECHTSWINKELS, ’T ZITEMZO… in de integrale jeugdhulp. Gent, 2009 (brochure) KINDERRECHTSWINKELS, De juridische positie van de minderjarige in de praktijk. Kortrijk/Heule, UGA, 2007, 336 pagina’s. KINDERRECHTSWINKELS, Mijn rechten in de jeugdhulp. Gent, 2009. (brochure) MORRIS, M., Werkmap: aan de slag met het decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp. Gent, maart 2006. POC – ROC GO CLB, Wathoe Secundair Onderwijs – BUSO-OV3. Brabant, maart 2012. (brochure) Right in principle, Right in practice – Implementation of the convention of rights of the child in Canada. Canada, CCRC, 23 februari 2012. (rapport) STRUYVEN, K., BAETEN, M., KYNDT, E., SIERENS, E., Groot worden, de ontwikkeling van baby tot adolescent. Leuven, LannooCampus, 2009, 320 pagina’s. VAN DRIEM, G., BIALKOWSKI, D., VAN LEER, L., MESTERS, G., POLAK, C., In haar recht. Wommelgem, Uitgeverij Contact, 2009, p. 83-84. VAN HOLEN, F., DESAIR, K., Integrale jeugdhulp, tussen droom en werkelijkheid. Alert, maart 2009, p. 40. VAN TRIMPONT, I., VAN DEN BUSSCHE, S., Studiedag decreet rechtspositie van de minderjarige in de jeugdhulp. Roeselare, 13 september 2011. (studiedag) VANHEE, J., Werkmap integrale jeugdhulp: hoofdstuk 6 maatschappelijke noodzaak. Brussel, Departement Bestuurszaken, 2010, p. 236. (werkmap) VANTHUYNE, K., Het decreet rechtspositie minderjarige, als rollenspel voorgelegd aan een groep van ouders. Agora, jrg. 25, nr.2, 2009, p. 36-37. Vlaams Euridyce rapport 2010: Overzicht van het onderwijsbeleid en de onderwijsorganisatie in Vlaanderen. Brussel, Ministerie van de Vlaamse gemeenschap – Departement Onderwijs en Vorming, 2010. (rapport)
79
VLAAMSE OVERHEID, De rechten van kinderen in de jeugdhulp. Brussel, 2010 (brochure)
VOGELS, M., Het welzijnsbeleid in Vlaanderen. Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2009, 205 pagina’s. Werk maken van kinderrechten: de decreten integrale jeugdhulp in de praktijk. Brussel, Zorginspectie en onderwijsinspectie, 19 november 2010. (rapport)
Mondelinge bronnen BUYL, J., Mondelinge mededeling. Overlegmoment, 30 maart 2012. DE CLERCQ, L., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 1 februari 2012. DE CLERCQ, L., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 4 april 2012. DE KEUSTER, A., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 22 februari 2012. DEBLOCK, I., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 31 januari 2012. DEVAERE, M., Mondelinge mededeling. Overlegmoment, 19 maart 2012. DIEUSSAERT, V., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment BUSO, 23 april 2012. DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 oktober 2011. DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 13 september 2011. DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 maart 2012. DIEUSSAERT, V., ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 19 maart 2012. 80
EECLOO, E., Mondelinge mededeling. Formeel gesprek, 9 maart 2012.
HERREMANS, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 8 december 2011. PEETERS, J., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 22 februari 2012.
ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Informeel gesprek, 17 februari 2012. ROOSE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 5 maart 2012.
VANHOEBROUCK, S., Mondelinge mededeling. Overlegmoment, 23 maart 2012. VANMAELE, L., Mondelinge mededeling. Telefoongesprek, 17 februari 2012. VERCAUTEREN, E., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment A-stroom, 4 mei 2012. VERCAUTEREN, E., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment B-stroom, 27 april 2012. VERCAUTEREN, E., Mondelinge mededeling. Implementatiemoment B-stroom, 9 mei 2012. VIAENE, S., Mondelinge mededeling. Eindwerkoverleg, 27 maart 2012. VIAENE, S., Mondelinge mededeling. Studievoormiddag werkgroep kindermishandeling, 15 mei 2012.
81
Bijlagen
Bijlage 1: types buitengewoon basisonderwijs Bijlage 2: checklist DRM Bijlage 3: brief aan de ouders Bijlage 4: folder voor leerlingen (versie gewoon onderwijs) Bijlage 5: folder voor leerlingen (versie buitengewoon onderwijs) Bijlage 6: de ‘Recht je rijk’-handleiding Bijlage 7: evaluatiedocument voor de leerlingen
82
Bijlage 1: types buitengewoon basisonderwijs1 Type 1:
kinderen met een licht mentale handicap
Type 2:
kinderen met een matig of ernstig mentale handicap
Type 3:
kinderen met ernstig emotionele en/of gedragsproblemen
Type 4:
kinderen met een lichamelijke handicap
Type 5:
kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis of verblijven in een preventorium omwille van medische redenen
Type 6:
kinderen met een visuele handicap
Type 7:
kinderen met een auditieve handicap
Type 8:
kinderen met ernstige leerstoornissen
1
Buitengewoon basisonderwijs, Internet, 27 november 2011. (http://www.ond.vlaanderen.be/onderwijsaanbod/buo/)
83
Bijlage 2: checklist DRM1
1
CLB GO, Checklist DRM. (checklist)
84
Bijlage 3: brief aan de ouders
85
Bijlage 4: folder voor leerlingen (versie gewoon onderwijs)
Recht je rijk! Folder over de rechten van de minderjarige tijdens een CLBbegeleiding
CLB Mandel en Leie Hugo Verrieststraat 36 8800 Roeselare 051/22.64.54 86
Waarom deze folder?
Beste leerling(e),
In de scholen wordt opgemerkt dat de leerlingen onvoldoende weten over hun rechten, over wat ze mogen doen bij een CLB-begeleiding. Hier wil het CLB, in samenwerking met de school, iets aan veranderen. Deze folder bevat informatie over twee zaken: 1)De werking van het CLB. 2) De rechten van de minderjarige tijdens een CLB-begeleiding. Bij eventuele vragen is het altijd mogelijk om het CLB Mandel en Leie te contacteren. De gegevens zijn terug te vinden op de laatste pagina van deze folder.
Alvast veel leesplezier toegewenst,
CLB Mandel en Leie Sylvie Verhille (stagiaire en laatstejaarsstudente maatschappelijk werk)
87
Het CLB? ‘CLB’ is de afkorting van Centrum voor LeerlingenBegeleiding. Het centrum kan de leerlingen van een school begeleiden op vier verschillende gebieden: Het leren en studeren: Het CLB volgt de resultaten op van iedere leerling van de school. Bij eventuele problemen wordt er zo vlug mogelijk ingegrepen. Bvb: Lies behaalt zwakke cijfers door het niet tijdig indienen van taken en het niet leren voor toetsen. In samenwerking met het CLB kan besloten worden dat Lies beter naar de huiswerkklas komt. De schoolloopbaan: Het CLB kan helpen bij het maken van een studiekeuze. Bvb: Sofie twijfelt op het einde van het schooljaar welke richting ze het volgend jaar zal volgen. Via het CLB kreeg Sofie meer informatie over de mogelijkheden in het secundair onderwijs. Preventieve gezondheidszorg: De verpleegster en de arts van het CLB staan in voor het medisch onderzoek en de vaccinaties. Bvb: Vanuit het CLB wordt er een medisch onderzoek georganiseerd. Psychosociaal functioneren: De leerling moet zich goed voelen in functie van het functioneren op school. Bvb: Jasmien wordt gepest door haar klasgenootjes. Ze voelt zich niet goed op school. Het CLB kan ingrijpen om het pesten te stoppen, zodanig dat Jasmien zich terug beter voelt.
In een CLB werken verschillende personen. Binnen het CLB wordt er gewerkt met 4 disciplines: een psycholoog, maatschappelijk werker, verpleegkundige, arts. Op de laatste pagina van deze folder bevindt zich een tabel met de namen van de verschillende teamleden. 88
Wat mag je doen? Wat zijn jouw rechten tijdens een CLBbegeleiding?
In 2004 werd in Vlaanderen een wet opgemaakt die regelt welke rechten de mensen jonger dan 18 jaar hebben tijdens een CLB-begeleiding. Vooraleer de verschillende rechten uitgelegd worden, is het belangrijk om nog drie zaken te vermelden: Vanaf de leeftijd van 12 jaar kan met de jongere alleen gewerkt worden. Een CLB-medewerker werkt altijd in het belang van de jongeren. Dit wil zeggen dat er telkens beslist wordt wat er het best is voor de jongen of het meisje. Iedere hulpverlener is gebonden aan het beroepsgeheim. De informatie die wordt verteld tijdens een gesprek, blijft bij de hulpverlener. Het doorgeven van de informatie gebeurt telkens in het voordeel van de minderjarige en in overleg.
1 Recht op jeugdhulp Iedere minderjarige, heeft recht op jeugdhulp. Deze vorm van hulpverlening richt zich specifiek naar jongeren en kinderen. Als je wil geholpen worden door een dienst, dan is de dienst verplicht om jou te helpen.
89
2 Recht op instemming met en keuze van de hulpverlening De minderjarige moet akkoord gaan met de hulpverlening. Om dit mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de minderjarige duidelijk geïnformeerd wordt over wat de hulpverlening precies zal inhouden.
3 Recht op informatie en duidelijke communicatie Iedere minderjarige heeft recht op informatie over de hulp. Alle hulpverleningsdiensten, waaronder ook het CLB, zijn verplicht om jullie te informeren. De informatie moet op een duidelijke manier uitgelegd worden. Het CLB kan bijvoorbeeld zorgen voor een tolk.
4 Recht op respect voor het gezinsleven Alle minderjarigen hebben het recht om samen te leven met hun ouders. Als dit niet zo is, dan heeft de minderjarige nog steeds recht op bezoek van de ouders en informatie over de ouders
5 Recht op inspraak en participatie Het is belangrijk dat de minderjarigen voldoende betrokken worden tijdens de hulpverlening. Als leerling heb je het recht op een vrije meningsuiting. De CLBmedewerker moet rekening houden met die mening. Een leerling kan dus mee praten en mee beslissen over zaken die besproken worden tijdens een gesprek met iemand van het CLB.
90
6 Recht op een dossier Elke minderjarige binnen de hulpverlening heeft recht op een dossier. Een dossier bevat informatie over jezelf, jouw gezondheid, hoe het loopt op school, over jouw thuissituatie, over eventuele samenwerking met andere diensten, … Het is mogelijk om het eigen CLB-dossier in te kijken. Er kan informatie bekeken worden die door jezelf is verteld, en informatie die bijvoorbeeld door jouw ouders werd verteld. Ook jouw ouders kunnen het dossier inkijken. Het inkijken van het CLB-dossier gebeurt steeds met de CLB-medewerker.
7 Recht op bijstand Een minderjarige heeft recht op een persoon die hem/haar bijstaat tijdens alle contacten met het CLB. Die persoon wordt door de leerling zelf gekozen. Denk bijvoorbeeld maar aan een leerkracht.
8 Recht op privacy Iedere minderjarige heeft recht op privacy. De persoonsgegevens van de minderjarige worden beschermd. De hulpverlener is verplicht om respectvol om te gaan met de minderjarige.
9 Recht op een menswaardige behandeling Alle minderjarigen moeten op een goede en menswaardige manier behandeld worden.
91
10 Klachtrecht Als je niet tevreden bent over de geboden hulp, dan kun je altijd aankloppen bij de CLB-directie.
92
Zijn er nog vragen? Aarzel niet om contact op te nemen met CLB Mandel en Leie. De medewerkers helpen je graag verder!
CLB Mandel en Leie Hugo Verrieststraat 36 8800 Roeselare tel: 051/22.64.54 Openingsuren: van maandag tot en met vrijdag 08u30 – 12u00 13u30 – 16u30
Naam teamlid
Discipline
Evelyne Vercauteren
Psycholoog
Sonia Roose
Maatschappelijk werkster
Els Vermeersch
Verpleegkundige
Maaike Deschoemaeker
Arts
93
Bijlage 5: folder voor leerlingen (versie buitengewoon onderwijs)
Recht je rijk! Folder over de rechten van de minderjarige tijdens een CLBbegeleiding
CLB Mandel en Leie Hugo Verrieststraat 36 8800 Roeselare 051/22.64.54 94
Waarom deze folder? Beste leerling(e),
De scholen merken dat de leerlingen onvoldoende weten over rechten. Rechten zijn dingen die ze mogen doen. Hier wil het CLB, in samenwerking met de school, iets aan veranderen. Deze folder bevat informatie over twee zaken: 1)De werking van het CLB. 2) De rechten van de minderjarige tijdens een CLB-begeleiding. Bij vragen is het altijd mogelijk om het CLB Mandel en Leie te contacteren. Het adres en het telefoonnummer van het CLB zijn terug te vinden op de laatste pagina van deze folder.
Alvast veel leesplezier toegewenst,
CLB Mandel en Leie Sylvie Verhille (stagiaire en laatstejaarsstudente maatschappelijk werk)
95
Het CLB? ‘CLB’ is de afkorting van Centrum voor LeerlingenBegeleiding. Het centrum helpt de leerlingen op verschillende vlakken: Het leren en studeren: Het CLB volgt de resultaten op van iedere leerling van de school. Bij eventuele problemen wordt er zo vlug mogelijk ingegrepen. Bvb: Lies behaalt zwakke cijfers door het niet tijdig indienen van taken en het niet leren voor toetsen. In samenwerking met het CLB kan besloten worden dat Lies beter naar de huiswerkklas komt. De schoolloopbaan: Het CLB kan helpen bij het maken van een studiekeuze voor volgend jaar. Bvb: Sofie twijfelt op het einde van het schooljaar welke richting ze het volgend jaar zal volgen. Via het CLB kreeg Sofie meer informatie over de mogelijkheden in het secundair onderwijs. Preventieve gezondheidszorg: De verpleegster en de arts van het CLB staan in voor het medisch onderzoek en de vaccinaties. Bvb: Vanuit het CLB wordt er een medisch onderzoek georganiseerd. Psychosociaal functioneren: De leerling moet zich goed voelen in functie van het functioneren op school. Bvb: Jasmien wordt gepest door haar klasgenootjes. Ze voelt zich niet goed op school. Het CLB kan ingrijpen om het pesten te stoppen, zodanig dat Jasmien zich terug beter voelt. In een CLB werken verschillende personen. Binnen het CLB wordt er gewerkt met 4 disciplines: een psycholoog, maatschappelijk werker, verpleegkundige, arts. Op de laatste pagina van deze folder bevindt zich een tabel met de namen van de verschillende teamleden. 96
Wat mag je doen? Wat zijn jouw rechten tijdens een CLBbegeleiding?
In 2004 werd in Vlaanderen een wet opgemaakt die regelt welke rechten de mensen jonger dan 18 jaar hebben tijdens een CLB-begeleiding. Verder in deze folder wordt meer uitleg gegeven over de rechten tijdens een CLB-begeleiding. Het is belangrijk om eerst de volgende puntjes goed te lezen: Vanaf de leeftijd van 12 jaar kan met de jongere alleen gewerkt worden. Een CLB-medewerker werkt altijd in het belang van de jongeren. Dit wil zeggen dat er telkens beslist wordt wat er het best is voor de jongen of het meisje. Iedere hulpverlener is gebonden aan het beroepsgeheim. De informatie die wordt verteld tijdens een gesprek, blijft bij de hulpverlener. Het doorgeven van de informatie gebeurt telkens in het voordeel van de minderjarige en in overleg.
1 Recht op jeugdhulp - Als je wil geholpen worden door een dienst, dan zijn ze verplicht om jou te helpen. - De hulpverlening moet rekening houden met alle rechten die in deze folder staan.
97
2 Recht op instemming met en keuze van de hulpverlening - De minderjarige moet akkoord gaan met de hulpverlening. - De minderjarige moet informatie krijgen over wat er zal gebeuren door de hulpverlening.
3 Recht op informatie en duidelijke communicatie - Iedere minderjarige kan informatie krijgen over de CLBhulpverlening. De medewerkers van het CLB zijn verplicht om deze informatie te geven. - De informatie moet op een duidelijke manier uitgelegd worden.
4 Recht op respect voor het gezinsleven - Een minderjarige mag samenleven met de ouders. - Als dit niet zo is, dan heeft de minderjarige nog steeds recht op bezoek van de ouders en informatie over de ouders.
5 Recht op inspraak en participatie - Een jongen of meisje jonger dan 18 jaar mag zeggen wat hij of zij vindt van de hulp. - De CLB-medewerkers moeten hiermee rekening houden.
98
6 Recht op een dossier - Elke minderjarige heeft recht op een dossier. Een dossier bevat informatie over jezelf, jouw gezondheid, hoe het loopt op school, over jouw thuissituatie, over eventuele samenwerking met andere diensten, … - Het is mogelijk om het eigen CLB-dossier in te kijken. Er kan informatie bekeken worden die door jezelf is verteld, en informatie die bijvoorbeeld door jouw ouders werd verteld. Ook jouw ouders kunnen het dossier inkijken. - Het inkijken van het CLB-dossier gebeurt steeds met de CLBmedewerker.
7 Recht op bijstand - Iedere minderjarige heeft recht op een persoon die hem/haar bijstaat tijdens alle contacten met het CLB. - Die persoon wordt door de leerling zelf gekozen. Denk bijvoorbeeld maar aan een leerkracht.
8 Recht op privacy - De informatie van de jongen of het meisje, zoals het adres waar ze wonen, wordt niet aan andere mensen verteld. - De persoon die de jongen of het meisje helpt, moet steeds respectvol blijven.
99
9 Recht op een menswaardige behandeling - Alle minderjarigen moeten op een goede en menswaardige manier behandeld worden.
10 Klachtrecht - Als je niet tevreden bent over de geboden hulp, dan kun je altijd aankloppen bij de CLB-directie.
100
Zijn er nog vragen? Aarzel niet om contact op te nemen met CLB Mandel en Leie. De medewerkers helpen je graag verder!
CLB Mandel en Leie Hugo Verrieststraat 36 8800 Roeselare tel: 051/22.64.54 Openingsuren: van maandag tot en met vrijdag 08u30 – 12u00 13u30 – 16u30
Naam teamlid
Discipline
Rita Wyseure
Psycholoog
Vera Dieussaert
Maatschappelijk werkster
Hilde Vereecke
Verpleegkundige
Maaike Deschoemaeker
Arts
101
Bijlage 6: de ‘Recht je rijk’-handleiding
Recht je rijk! Handleiding
CLB Mandel en Leie Hugo Verrieststraat 36 8800 Roeselare 051/22.64.54
102
Inleiding
De handleiding ‘Recht je rijk’ kan gebruikt worden als leidraad tijdens de informatiemomenten voor de leerlingen. Het hele concept van ‘Recht je rijk’ omvat zes stappen: 1) Voorstellen 2) Uitleg over de CLB-werking 3) Uitleg over de rechten van de minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding 4) Spelen van het spel 5) Evaluatiemoment 6) Afsluiten Deze handleiding bestaat uit vier onderdelen. Op de volgende bladzijde bevindt zich een lijst met alle benodigdheden. Ten tweede wordt er meer uitleg gegeven over de verschillende stappen van het informatiemoment. Als derde onderdeel van de handleiding werden alle situatieschetsen neergeschreven met bijkomende uitleg. De situatieschetsen worden gebruikt bij stap 3 van het informatiemoment. Tenslotte staan in deze handleiding alle quizvragen, en de correcte antwoorden, vermeld. De quizvragen worden gehanteerd tijdens het spelen van het spel. De vooropgestelde tijdsduur van het informeren bedraagt ongeveer 2 uur. Binnen de scholen wordt dit gereduceerd naar 2 lesuren.
103
1 Lijst benodigdheden
-
folders voor de leerlingen
(volgens aantal leerlingen)
-
brieven voor de ouders
(volgens aantal leerlingen)
-
eventueel krijtjes
(zie doos)
-
kleurkaarten: groen en rood
(zie map)
-
situatieschetsen
(zie handleiding)
-
de 10 bladen met ‘recht op …’
(zie map)
-
eventueel magneten
(zie doos)
-
kaartenspel voor de groepsverdeling
(zie doos)
-
toeters en fietsbellen
(zie doos)
-
kartonnen plankjes
(zie doos)
-
de valse muntstukken
(zie zakje)
-
quizvragen
(zie map)
-
blad met de juiste antwoorden
(zie handleiding)
-
beloning voor de winnaar
(zie doos)
-
evaluatiesysteem
(zie map)
104
2 Uitleg bij de verschillende stappen Stap 1: Voorstellen -
Uitleggen wie we zijn.
-
Wat zal er in de les aan bod komen?
-
Uitdelen van de folders en brieven.
-
‘Brief CLB’ in de agenda laten noteren (indien nodig).
-
Naamkaartjes van de leerlingen vragen.
Stap 2: Uitleg over de CLB-werking -
Brainstorm: “Als jullie CLB horen, waar denken jullie dan aan?” + noteren op het bord.
-
Inspelen op de brainstorm.
-
Leerlingen wijzen op de juiste pagina in de folder.
-
Uitleg geven over de vier werkingsdomeinen. o Ieder domein op het bord neerschrijven, zodanig dat de leerlingen iets hebben om op terug te vallen. o Bij ieder domein het voorbeeld uit de folder voorlezen. o Vragen of de leerlingen zelf nog een voorbeeld weten. o Indien er geen reactie komt, zelf nog vier voorbeelden aanhalen: L&S: dyslexie, studiemotivatie; SLB: overgang van het lager onderwijs naar het secundair onderwijs, spijbelen, … ; PGZ: eetstoornissen, hygiëne, … ; PSF: rouwverwerking, faalangst, …
-
Uitleg geven over de verschillende disciplines. o Psychologe: gedrag, intelligentieonderzoek, ontwikkeling, … o Verpleegkundige en arts: medisch onderzoek, inentingen, … o Maatschappelijk werker: sociaal, gevoelens, gezin, … o Tabel tonen op de laatste pagina van de folder.
-
Zijn er nog vragen?
105
Stap 3: Uitleg over de rechten van de minderjarigen tijdens een CLB-begeleiding -
Duiding geven: jongeren hebben onvoldoende kennis over hun rechten. Het CLB wil hier iets aan doen door middel van het informatiemoment. De uitleg over de rechten bestaat uit twee onderdelen: korte uitleg van begrippen en situatieschetsen.
-
Uitleg geven van bekwaamheid, belang en beroepsgeheim aan de hand van de folder.
-
Duiden van het gebruik van de kleurkaarten en de situatieschetsen.
-
Uitdelen van de groene en rode kaarten + extra duiding
-
Uitleggen dat er na iedere situatieschets een korte uitleg volgt over het specifieke recht. Leerlingen kunnen dit volgen aan de hand van hun folder.
-
Voorlezen van de situatieschets. (zie ‘3 situatieschetsen en bijhorende uitleg’)
-
Bespreken van de opgestoken kaarten.
-
Het blad van het specifieke recht ophangen aan het bord.
-
Uitleg geven over het specifieke recht. (zie ‘3 situatieschetsen en bijhorende uitleg’)
-
Zijn er nog vragen?
Stap 4: Spelen van het spel -
Inleiding van het spel: “Na de pauze zullen we een spel spelen om te kijken of jullie alle informatie begrepen hebben. De klas zal eerst in kleine groepjes verdeeld worden en daarna zullen jullie uitleg krijgen over het spel.”
-
Uitleggen dat ze na de pauze elk een kaart moeten zoeken in het klaslokaal. Leerlingen enkele minuten pauze geven. Gedurende de pauze de groepsverdeling voorbereiden.
-
Groepsverdeling: Groepsverdeling gebeurt aan de hand van een kaartenspel. Aan de hand van het aantal groepen worden een aantal kaarten verstopt in het lokaal. (bvb: 3 groepen staat gelijk aan kaarten met cijfer 1 tot en met cijfer 3). De leerlingen met een gelijkaardig cijfer vormen samen een groep.
106
-
Uitleg geven over het spel op zich. o Zowel vragen over het CLB als de verschillende rechten. o Vragen of opdrachten worden voorgelezen + principe van het drukken op de toeter of fietsbel. o Bedoeling: kartonnen plankje het eerst volledig vol. De muntstukken kunnen verdiend worden door juist te antwoorden op de vraag of de opdracht juist uit te voeren. o Drie ‘oefenvragen’. o Beloning voor de winnende groep.
-
Spelen van het spel.
-
Rekening houden met de tijd!
Stap 5: Evaluatiemoment -
Uitleggen dat het belangrijk is dat de leerlingen de les beoordelen. De beoordeling is belangrijk in functie van het eindwerk.
-
Uitdelen van het evaluatiedocument.
-
Uitleg geven rond de drie thermometers + zeggen dat ze, indien ze dit willen, feedback op de achterkant van het blad mogen schrijven.
-
Naam hoeft er niet op, anonimiteit.
-
Leerlingen enkele minuten tijd geven.
-
Ophalen van de documenten.
-
Rekening houden met de tijd, mogelijks bevragen of ze het een toffe en leerrijke les vonden. Wat vinden ze goed en wat zouden ze anders aanpakken?
Stap 6: Afsluiten -
Leerlingen bedanken.
-
Eventuele vragen: CLB contacteren.
107
3 Situatieschetsen1 en bijhorende uitleg2 1) Recht op jeugdhulp Jannes is een jongen van 13 jaar. Op school merkt hij dat de meeste resultaten goed zijn, behalve de resultaten voor de taalkundige vakken. De jongen zet zich heel goed in, maar hij merkt telkens opnieuw dat zijn resultaten voor Nederlands zwak zijn. Jannes wil hierover spreken met iemand van het CLB en vraagt dit aan de leerlingenbegeleiding. De leerlingenbegeleiding zegt het zelf te zullen oplossen. Kan dit? NEEN Iedere minderjarige, heeft recht op jeugdhulp. Deze vorm van hulpverlening richt zich specifiek naar jongeren en kinderen. Als je wil geholpen worden door een dienst, dan is de dienst verplicht om jou te helpen. De hulpverlening moet rekening houden met alle rechten die in deze folder staan.
2) Recht op instemming met en keuze van de hulpverlening Vincent zet sedert enkele weken vaak de klas op stelten. Het gaat van kwaad naar erger. De maatschappelijk werkster van het CLB werd ingelicht over de situatie en wil graag even met Vincent praten. De jongen vertelt dat hij thuis problemen heeft. De maatschappelijk werkster van het CLB stelt voor dat ze met de ouders van Vincent zal spreken. Op deze manier is Vincent op de hoogte van alles. Is dit oké? JA De minderjarige moet akkoord gaan met de hulpverlening. Om dit mogelijk te maken, is het noodzakelijk dat de minderjarige duidelijk geïnformeerd wordt over wat de hulpverlening precies zal inhouden.
1
KINDERRECHTSWINKELS, ’T ZITEMZO… in de integrale jeugdhulp. Gent, 2009 (brochure)
2
De bijhorende uitleg kan ook teruggevonden worden in de verschillende folders voor leerlingen. De onderstreepte begrippen dienen uitgelegd of nagevraagd te worden aan de leerlingen. Doorheen de uitleg kan zo gepolst worden in hoeverre de leerlingen de voorgaande begrippen nog kunnen verklaren.
108
3) Recht op informatie en duidelijke communicatie Gisteren ging de psychologe van het CLB langs bij de jongens en meisjes van het 6 de leerjaar van een lagere school. Ze informeerde de leerlingen over hun rechten tijdens een CLBbegeleiding. De leerlingen kregen de kans om individuele vragen te stellen. Kan dit? JA Iedere minderjarige heeft recht op informatie over de hulp. Alle hulpverleningsdiensten, waaronder ook het CLB, zijn verplicht om jullie te informeren. De informatie moet op een duidelijke manier uitgelegd worden. Een hulpverlener kan niet op dezelfde manier praten met leerlingen van het 6 de leerjaar als met leerlingen uit het 6de jaar secundair onderwijs. Er zal dus moeten worden gezocht naar een aangepaste manier om de leerlingen meer uitleg te geven.
4) Recht op respect voor het gezinsleven Seppe verblijft sedert drie weken in een instelling. In die tijd heeft hij zijn ouders niet gezien. Seppe zou graag bezoek krijgen van zijn ouders. Hij heeft zijn mama en papa al drie weken niet gezien en moet toegeven dat hij hen wel mist. Mag Seppe bezoek krijgen van zijn ouders? JA Het is heel belangrijk dat Seppe deze vraag stelt aan de begeleiders van de instelling. Alle minderjarigen hebben het recht om samen te leven met hun ouders. Als dit niet zo is, dan heeft de minderjarige nog steeds recht op bezoek van de ouders en informatie over de ouders.
109
5) Recht op inspraak en participatie Ilse, een meisje van 16 jaar, komt langs op het CLB voor een gesprek met de maatschappelijk werkster. Het meisje wil van richting veranderen, omdat haar huidige richting te moeilijk blijkt te zijn. Tijdens het gesprek met de CLB-medewerkster zou er een belangstellingsproef afgenomen worden. Via het invullen van een lijst zou men zo weten in welke richtingen Ilse nog geïnteresseerd is.
Ilse heeft voor het gesprek zelf al informatie opgezocht over een andere richting. Tijdens het gesprek op het CLB toont Ilse alle gevonden informatie. De maatschappelijk werkster is heel tevreden dat Ilse zelfstandig info heeft opgezocht. De ouders zullen aangesproken worden en men zal een lijst krijgen met een aanbod van de verschillende scholen. Deze lijst kan dan samen overlopen worden.
Is het goed dat de maatschappelijk werkster verder gaat met de informatie die Ilse heeft opzocht? JA Het is belangrijk dat de minderjarigen voldoende betrokken worden tijdens de hulpverlening. Als leerling heb je het recht op een vrije meningsuiting. De CLB-medewerker moet rekening houden met die mening. Een leerling kan dus mee praten en mee beslissen over zaken die besproken worden tijdens een gesprek met iemand van het CLB.
6) Recht op een dossier Na het gesprek met Ilse voegt de maatschappelijk werkster van het CLB alle belangrijke zaken in het dossier van Ilse. Het meisje weet dat er een dossier bestaat en dat ze op de hoogte kan gebracht worden van de inhoud ervan. Ilse heeft een goede band met haar buurman, David. David zou graag weten wat er allemaal gezegd werd tijdens het gesprek. Hij besluit om naar het CLB te stappen om te vragen of hij het dossier van Ilse mag inkijken. Mag de buurman het dossier van Ilse inkijken? NEEN Elke minderjarige binnen de hulpverlening heeft recht op een dossier. Een dossier bevat informatie over jezelf, jouw gezondheid, hoe het loopt op school, over jouw thuissituatie, over eventuele samenwerking met andere diensten, …
110
Het is mogelijk om het eigen CLB-dossier in te kijken. Er kan informatie bekeken worden die door jezelf is verteld, en informatie die bijvoorbeeld door jouw ouders werden verteld. Ook jouw ouders kunnen het dossier inkijken. Het inkijken van het CLB-dossier gebeurt steeds met de CLB-medewerker.
7) Recht op bijstand Julie komt vandaag op medisch onderzoek in het CLB. Julie vertelt aan de verpleegkundige dat het thuis niet goed loopt. Thuis hebben de ouders van Julie vaak ruzie. Ze denken dat Julie de ruzies nooit hoort. Julie hoort echter iedere dag hoe haar mama en papa elkaar uitschelden en zelfs “scheiden” komt ter sprake.
De verpleegster van het CLB luistert aandachtig en zegt nadien dat ze het zal bespreken met de maatschappelijk werkster of de psychologe. Julie zou graag hebben dat de leerlingenbegeleiding aanwezig is op een volgend gesprek. Mag de leerlingenbegeleiding meegaan naar het gesprek met de psychologe of maatschappelijk werkster van het CLB? JA Een minderjarige heeft recht op een persoon die hem/haar bijstaat tijdens alle contacten met het CLB. Die persoon wordt door de leerling zelf gekozen. Denk bijvoorbeeld maar aan een leerkracht.
8) Recht op privacy Tijdens een gesprek met de maatschappelijk werkster van het CLB vertelt Lisa over haar vriendje, Kevin. Het meisje vertelt uitvoerig over haar relatie. Tijdens de pauze gaat de maatschappelijk werkster van het CLB naar de lerarenkamer, waar ze het verhaal van Lisa rondvertelt.
Kan dit? NEEN Iedere minderjarige heeft recht op privacy. De persoonsgegevens van de minderjarige worden beschermd. De hulpverlener is verplicht om respectvol om te gaan met de minderjarige en de informatie die de jongere geeft aan de CLB-medewerker. De medewerkers van het CLB zijn gebonden aan het beroepsgeheim. 111
9) Recht op menswaardige behandeling Vincent zet na het gesprek met het CLB nog vaak de klas op stelten. De school beslist dat Vincent beter nog eens zou spreken met de CLB-medewerker. Tijdens het gesprek wordt het gedrag van de leerling besproken. Er wordt gesproken over het slaan, schoppen en het ruzie maken met de klasgenoten. De CLB-medewerker probeert hem op een rustige en betrokken manier uit te leggen hoe het anders kan. Heeft de maatschappelijk werkster van het CLB het gesprek goed aangepakt? JA Alle minderjarigen moeten op een goede en menswaardige manier behandeld worden.
10) Klachtrecht Steven zit in het 2de leerjaar. De resultaten van de leerling zijn niet goed. De ouders zijn van mening dat hun zoon niet langer kan volgen in een gewone school. Ze overwegen een overstap naar het buitengewoon onderwijs. Het advies van het CLB-team is om het jaar te dubbelen, maar toch binnen het gewoon onderwijs te blijven. De ouders vinden dit absoluut niet kunnen. Ze dienen klacht in bij de CLB-directie. De ouders willen dat hun zoon naar het buitengewoon lager onderwijs gaat.
Kan dit? JA Als je niet tevreden bent over de geboden hulp, dan kun je altijd aankloppen bij de CLBdirectie. De klachten dienen te handelen over de jeugdhulpverlening op zich. Dit moet gebeuren via een vastgelegde procedure.
112
4 Quiz: vragen en antwoorden1
1) De verpleegkundige en de arts van het CLB controleren onder andere het zicht en het gewicht van de leerlingen. Dit gebeurt tijdens het … Medisch onderzoek
2) Een CLB begeleidt personen van 3 tot 33 jaar. Juist of fout? Wie begeleidt het CLB dan wel? Het CLB begeleidt leerlingen vanaf hun start in het kleuteronderwijs tot en met het einde van het secundair onderwijs. Een CLB begeleidt zowel binnen het gewoon als het buitengewoon onderwijs leerlingen uit het basisonderwijs en secundair onderwijs. Er is ook begeleiding voor leerlingen uit het deeltijds onderwijs en leercontract. (Mogelijke bijvraag: wie kan er meer uitleg geven rond het deeltijds onderwijs, leercontract?)
3) Wie werkt er in een CLB? Som op. psychologe, arts, verpleegkundige, maatschappelijk werker
4) Een CLB-medewerker is gebonden aan het beroepsgeheim. Leg uit. Iedere hulpverlener is gebonden aan het beroepsgeheim. De informatie die wordt verteld tijdens een gesprek, blijft bij de hulpverlener. Het doorgeven van informatie gebeurt telkens in het voordeel van de minderjarige en in overleg. (Mogelijke bijvraag: Wie heeft er nog beroepsgeheim?)
5) Lien twijfelt tijdens het zesde leerjaar welke studierichting ze volgend jaar zal gaan. Het CLB helpt Lien bij haar keuze. Bij welk werkingsgebied past dit voorbeeld? Schoolloopbaanbegeleiding (Mogelijke bijvraag: Hoe kan het CLB helpen bij het maken van een studiekeuze?)
6) Een CLB-medewerker werkt altijd in het belang van de minderjarige. Leg uit. Het CLB kijkt naar wat het best is voor de leerling, zowel nu als in de toekomst.
7) Geef een voorbeeld dat past bij het werkingsdomein schoolloopbaan.
1
ANTHEUNIS, B., (
[email protected]), Quizvragen rechten. E-mail aan VERHILLE, S., (
[email protected]), 12 april 2012.
113
8) Een meisje van 17 jaar lijdt aan anorexia. Ze weegt slechts 40 kilogram. Bij welk werkingsdomein van het CLB past dit voorbeeld? preventieve gezondheidszorg. (Mogelijke bijvraag: Welke discipline?)
9) De mama van Karen is twee maanden geleden gestorven. Karen heeft het hier heel moeilijk mee. Bij welk werkingsdomein past dit voorbeeld? psychosociaal functioneren (Mogelijke bijvraag: Wat kan het CLB doen?)
10) Een psychologe, arts, verpleegkundige een maatschappelijk werker. Dit zijn de verschillende … binnen het CLB. disciplines (Mogelijke bijvraag: Hoe leer je voor psycholoog? Hoe leer je voor maatschappelijk werker?)
11) CLB is de afkorting van Centrum voor Lastige Bengels. Juist of fout? Wat is de juiste benaming? Fout, centrum voor leerlingenbegeleiding (Mogelijke bijvraag: Wanneer kan je het CLB contacteren?)
12) Geef een voorbeeld dat past bij het werkingsdomein leren en studeren.
13) Benji is een jongen van 18 jaar die sedert enkele weken alleen woont. De jongen heeft niet veel geld en zou hierrond graag begeleid worden. Benji weet niet waar hij hiervoor terecht kan. Hij besluit om dit te vragen aan het CLB. Het CLB werkt echter niet rond financiële zaken. Kan Benji dit vragen aan een medewerker van het CLB? Ja, het CLB heeft een doorverwijzingfunctie. (Mogelijke bijvraag: Naar wie kan het CLB doorverwijzen?)
14) Geef drie voorbeelden van hulpverleningsdiensten CAW, OCMW, CLB, … (Mogelijke bijvraag: vragen wat de verschillende diensten doen)
15) Wat betekent het begrip ‘minderjarige’? Minderjarigen zijn alle personen jonger dan 18 jaar.
114
16) Luna vertelt aan de maatschappelijk werkster van het CLB dat het thuis heel moeilijk loopt. Enkele jaren terug was er binnen het gezin al thuisbegeleiding. Dit is nu gestopt. Sinds enkele weken verloopt het thuis weer heel moeilijk. De maatschappelijk werkster vertelt aan Luna dat ze zal telefoneren met haar ouders en de thuisbegeleidingsdienst. Zo weet Luna wat de maatschappelijk werkster allemaal zal doen. Het meisje is goed op de hoogte van wat de hulpverlening precies zal inhouden. Deze situatie is een voorbeeld van het recht op … Instemming met en keuze van de hulpverlening
17) Binnen het werkingsdomein ‘schoolloopbaanbegeleiding’ heeft het CLB de opdracht om de leerlingen uit het 6de leerjaar meer informatie te geven over de werking van het CLB. Hoe kunnen de CLB-medewerkers dit doen? De CLB-medewerkers kunnen de werking van het CLB voorstellen aan de hand van folders, powerpointpresentatie, spelen van een spel, …
18) Bij een gesprek met een leerling die afkomstig is van Rusland, kan het CLB gebruik maken van een … Tolk (Mogelijke bijvraag: Heeft een tolk beroepsgeheim?)
19) Louis is een jongen van 16 jaar. De jongen heeft heel veel problemen. Sinds enkele weken is de jongen vrijwillig geplaatst binnen een instelling. Louis zou graag op woensdagnamiddag de instelling verlaten om zo even bij zijn ouders te kunnen zijn. ’s Avonds zou de jongen terugkeren naar de instelling. Mag hij hiervoor toestemming vragen aan de medewerkers van de instelling? Ja, Louis heeft het recht om samen te leven met zijn ouders. De jongen moet alles bespreken met de medewerkers van de instelling. Op deze manier kunnen er concrete afspraken gemaakt worden.
20) Hanne en Laetitia zijn twee beste vriendinnen. Hanne zou graag het CLB-dossier van Laetitia inkijken. Mag dit? Nee, het is enkel mogelijk om het eigen CLB-dossier in te kijken.
21) Volgende week woensdag gaan de kinderen uit de autiklas op medisch onderzoek. De leerkracht van de klas geeft de kinderen meer informatie over het medisch onderzoek. De juffrouw toont de kinderen een pictogram van een spuitje en een stethoscoop. Zo weten de kinderen wat er allemaal zal gebeuren tijdens het medisch onderzoek. Dit is een voorbeeld van het recht op … Het recht op informatie en duidelijke communicatie. 115
22) Jarne, een jongen uit het buitengewoon secundair onderwijs, is geïnteresseerd in de richting bakken. Er zijn twee verschillende scholen die de richting bakken aanbieden. De CLBmedewerker vertelt aan de leerling dat hij graag eens een gesprek zou voeren met de leerling en zijn ouders over de verdere schoolloopbaan. Tijdens het gesprek wordt een lijst meegegeven met verschillende scholen. Zo heeft Jarne beter zicht op de verschillende scholen. Dit helpt bij het vormen van een mening. Met deze mening zal dan rekening gehouden worden. Dit is een voorbeeld van het recht op … Recht op inspraak en participatie
23) Welke personen mogen jouw dossier inkijken? jij zelf, jouw ouders en de CLB-medewerkers
24) Een dossier kan informatie bevatten over verschillende zaken. Leg uit. Een dossier kan informatie bevatten over jezelf, jouw gezondheid, hoe het loopt op school, over jouw thuissituatie, over eventuele samenwerking met andere diensten, … Het gaat telkens om relevantie informatie in functie van de vier werkingsdomeinen.
25) Er is opnieuw een gesprek met de maatschappelijk werkster van het CLB. Je wil graag iemand meenemen die je vertrouwt. Kan dit? Ja, je hebt recht op bijstand.
26) Tijdens het medisch onderzoek van het CLB vertelt de arts dat ze graag een gesprek met jou zou hebben over jouw gewicht. Je kiest ervoor om een leerkracht mee te nemen naar het gesprek. Dit is een voorbeeld van het recht op … bijstand
27) Als je niet tevreden bent over de geboden hulp, dan kun je altijd aankloppen bij de CLBdirectie. Deze uitleg past bij … Klachtrecht
28) De CLB-medewerker neemt steeds een respectvolle en rustige houding aan ten opzichte van de leerlingen en de ouders. Er wordt telkens geluisterd en men blijft kalm. Bij welk recht sluit deze informatie aan? Recht op een menswaardige behandeling
116
29) Tijdens een huisbezoek merkt de maatschappelijk werker van het CLB op dat het niet goed gaat met Kevin, een jongen van 16. Kevin denkt geregeld aan zelfmoord. Tijdens het gesprek vraagt de maatschappelijk werker aan Kevin of hij zich diezelfde avond nog wil laten opnemen in een ziekenhuis. De jongen zegt dat hij hiermee akkoord gaat. Dit is een voorbeeld van het recht op … instemming met en keuze van de hulpverlening 30) Er vindt een eerste gesprek plaats tussen Lauren, een meisje van 13 jaar, en een CLBmedewerker. De psychologe van het CLB vraagt in het begin van het gesprek of het meisje nog broers of zussen heeft. Lauren vertelt dat ze nog twee broers heeft. Op deze manier krijgt de psychologe zicht op de gezinssamenstelling. Dit is een voorbeeld van het recht op … respect voor het gezinsleven 31) Wanneer je een klacht wil indienen bij het CLB, hoef je enkel te bellen naar de CLBdirectie. Verder hoeft er niets meer te gebeuren. Klopt dit? Nee, bij het indienen van een klacht moet een klachtenprocedure gevolgd worden. 32) Een vader vertelt in een woedeaanval dat alle CLB-medewerkers alleen maar denken aan zichzelf. Ze denken volgens hem niet aan de ouders en de leerlingen. Hoe zou jij als CLBmedewerker hierop reageren? Op een rustige manier, zo houdt men rekening met het recht op een menswaardige behandeling. 33) Een leerling wil een klacht indienen bij het CLB. De leerlingen gingen vorige week met de bus naar het medisch onderzoek, maar de hele groep was veel te laat doordat de bus een platte band had. Kan je hierover klacht indienen bij het CLB? Nee, de klacht moet gaan over de inhoud van de hulpverlening. 34) Geef twee voorbeelden van personen die kunnen optreden als bijstandspersoon. Leerkrachten of leerlingenbegeleiders 35) Wanneer de CLB-arts tijdens het medisch onderzoek met Filip wil spreken, gebeurt dit in het bureau van de arts. Er wordt voor gezorgd dat Filip en de CLB-arts alleen zijn. Zo horen zijn klasgenootjes niet wat er gezegd wordt. Dit voorbeeld sluit aan bij het recht op … Privacy (Mogelijke bijvraag: Probeer om privacy zo goed mogelijk uit te leggen in jouw eigen woorden.)
117
36) Binnen het werkingsdomein van het psychosociaal functioneren wordt er nagedacht over vrijetijdsbesteding voor een meisje van 8 jaar. Het meisje voelt zich tijdens de vakantie beter in haar vel wanneer ze overdag terecht kan bij een speelpleinwerking. Zo verveelt het meisje zich minder. Kan de CLB-medewerker zelf beslissen naar welke speelpleinwerking het meisje zal gaan? Nee, zowel de ouders als de leerlinge zelf hebben recht op inspraak en participatie. De keuze voor een specifieke speelpleinwerking dient te gebeuren in samenspraak met de ouders en de leerlinge. 37) Een CLB-medewerkster mag een leerlingendossier zeker niet laten rondslingeren in haar eigen huis. Waarom niet? Op deze manier kan het recht op privacy worden geschonden.
118
Bijlage 7: evaluatiedocument voor de leerlingen
119