Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?
Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?
3
3
Met de steun van de Nationale Loterij KONING BOUDEWIJN STICHTING
Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?
Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?
Dit rapport aan de Stichting werd gerealiseerd door: Daniël Biltereyst m.m.v. Sofie Van Bauwel en Philippe Meers Werkgroep Film- en Televisiestudies van de Vakgroep Communicatiewetenschappen, Universiteit Gent in het kader van de seminaries “Media” georganiseerd door de Koning Boudewijnstichting
Coördinatie Gerrit Rauws, directeur Stefan Crets, opdrachthouder Greet Massart, assistente Anne Vigneron, assistente
Koning Boudewijnstichting “Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?” Brederodestraat 21 1000 Brussel Tel.: +32 2 549 02 28 of +32 2 549 02 80 Fax: +32 2 549 03 11 E-mail:
[email protected] www.kbs-frb.be Deze studie, evenals andere publicaties van de Stichting, zijn verkrijgbaar bij het: Contactcenter van de Koning Boudewijnstichting Postbus 96, Elsene 1 - 1050 Brussel Tel.: +32 70 23 37 28 - Fax: +32 70 23 37 27 E-mail:
[email protected] ISBN: 90-5130-335-1 Wettelijk depot: D/2000/2893/26 NUGI: 656 Vormgeving: Bailleul Ontwerpbureau Druk: Vansevenant Met de steun van de Nationale Loterij December 2000
Inhoudstafel Woord vooraf
7
Dankwoord
9
Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?
11
1. Inleiding
12 12 13 15 18
1.1. Commercie, controverse, publieke conversatie 1.2. Reality-tv, 'first person media' en vervagende grenzen 1.3. Opzet en organisatie van het rapport: rol van televisie in het 'civil society'-project
2. Transformatie van media, maatschappij en democratie: concepten en denkkaders 2.1. 2.2. 2.2.1. 2.2.2. 2.2.3. 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.3. 2.4. 2.4.1. 2.4.2. 2.4.3. 2.4.4. 2.5.
Inleiding De markt als voedingsbodem Amerikaanse voorbeelden: concurrentie, distinctie en exploitatie van maatschappelijke/ethische kwesties Op de ruïnes van de 'public service': infotainment, tabloidisering, gevaren voor publieke communicatie en cultureel burgerschap De Europese vertaling van postmoderne televisie De samenleving als broeikas Manifestatie van zichzelf: publieke/private sfeer, de terugkeer van ethische kwesties en persoonlijk onbehagen Ik en de andere: intimiteit, identiteit, flexibiliteit Ik, de andere en de samenleving: angst en geborgenheid, klasse en politiek Denkkaders Over pragmatische en ideologische posities Liberale perspectieven: forum voor debat, diversiteit van representatie en participatie Kritische perspectieven: winst, exploitatie en illusie van democratische idealen Genuanceerde posities over de mogelijkheden voor de 'consumer culture' Besluit
18 18 19 20 22 24 25 26 28 29 30 30 31 32 33 36
3. Nieuwe factuele televisieformaten en het debat over de 'civil society': enkele gevalstudies 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4. 3.2.5. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3.
Inleiding Talkshow Situering Oppositionele of gemanipuleerde publieke ruimte? Trivialisering, depolitisering of feminisering van de publieke sfeer? Collectieve therapie, bekentenissen-tv of emo-tv? Maatschappelijk belang Reality-tv Situering Realiteitsclaims, visuele cultuur en openheid Registratie en reconstructie
36 36 36 37 39 39 40 40 41 42 42
2 3
3.4. Docusoap 3.4.1. Situering 3.4.2. Docusoap als populaire etnografie: genrehybriditeit, de grenzen tussen 'fact'/fictie en private/publieke sfeer 3.4.3. Belang: nieuwe journalistiek of televisuele cocooning? 3.5. 'Big Brother' als specifieke casus 3.5.1. Situering: reality soap, real life soap of 'pre-planned group surveillance with game show'-programma? 3.5.2. Enkele kritische perspectieven over 'Big Brother' 3.5.3. De regels van het spel: representatie, forum, inspraak of manipulatie? 3.6. Nieuws 3.6.1. Situering 3.6.2. Veranderingen in de vorm van het nieuws: gemengd discours, grotere toegang, democratisering? 3.6.3. Verandering van de inhoud van het nieuws: niets nieuws onder de zon? 3.6.4. Belang: de hardvochtigheid van de verguisde nieuwswaarden en het voorwaardelijk karakter van kritische informatie 3.7. Besluit
4. Algemeen besluit en discussie 4.1. Uitgangspunten en achtergronden 4.2. Evaluatie van de tendensen in het licht van het 'civil society'-project 4.3. Verdere discussie
43 43 43 44 45 45 47 48 49 49 50 51 52 53 56 56 57 59
Bibliografie
62
Overzicht interviews
68
Overzicht programma's
69
Glossarium
70
Samenvatting
75
Résumé
81
In dezelfde reeks
Media en de burger: een bijzondere verhouding Reeds verschenen: F Le feedback des usagers dans les médias Frédéric Antoine, hoogleraar communicatiewetenschappen, Université Catholique de Louvain F Een stem voor de burger? de ‘public journalism’-queeste in de Verenigde Staten van Amerika Alex Puissant, journalist publieke omroep
4 5
Woord vooraf De media vormen ontegensprekelijk een belangrijke actor in de samenleving: zij geven informatie, ontspanning, duiding en plezier. De massamedia zijn sterk verweven met ons dagelijks leven. Het is ons instrument bij uitstek om kennis te nemen van de wereld, om te kijken naar wat er om ons heen gebeurt, ja zelfs om te weten hoe het met ons zelf gesteld is. De wereld werd ons dorp en tegelijkertijd wordt ons dorp soms de wereld. Heel onze beeldvorming wordt – letterlijk – mee door de media bepaald. De mediasector heeft in het voorbije decennium, ook in België, een sterke uitbreiding gekend: nieuwe televisiezenders, altijd meer kanalen, internetsites, magazines en bijlagen in de kranten, ... De invloed van de pers en de media in het algemeen is meer dan ooit een gegeven waarmee rekening moet gehouden worden. De media bepalen mee het maatschappelijk discours, geven aan wat relevant is, beïnvloeden de manier waarop wij de wereld ervaren. Wat niet gehoord, gelezen of gezien werd, bestaat niet. En soms wordt fictie zelfs werkelijkheid. In de toekomst zullen de technologische en economische ontwikkelingen het belang van deze sector alleen maar vergroten. Interactieve en mobiele technologieën dagen ons uit, uitgebreide kabelnetwerken geven nieuwe mogelijkheden. De Koning Boudewijnstichting wenst in het kader van haar toekomstverkennend programma “media en de samenleving” de maatschappelijke betekenis en consequenties van deze ontwikkelingen ter discussie te stellen. Op welke wijze kunnen de media een rol spelen in de burgersamenleving? Hoe kan de participatie van mensen via de media en de nieuwe informatietechnologieën verhoogd worden? Waar liggen er aangrijpingspunten om via de media de kwaliteit van de samenleving te verhogen? De informatie die via de media op ons afkomt worden door tal van aanbieders geproduceerd: de mediabedrijven en openbare omroepen alsook de programmamakers en journalisten. Zij bepalen voor ons het menu waaruit we kunnen kiezen, de beelden die we ontvangen, de technologie die we gebruiken en de boodschappen die we krijgen. Toch is de relatie producent-consument niet de enige mogelijke verhouding tussen de burgers en de media. Mensen kunnen immers ook zelf inhoud gaan produceren of kunnen betrokken worden in het tot stand komen van de producten van de media. Ons gewone leven wordt meer en meer onderwerp van de media zelf, waarbij de relaties tussen fictie en realiteit, tussen privé en publiek alleszins onduidelijker wordt (en misschien de herkenbaarheid en betrokkenheid groter). De relatie tussen burger en media is dus zeker niet te reduceren tot de eenvoudige aanbieder-klant relatie. Om deze relaties verder te exploreren organiseert de Koning Boudewijnstichting een reeks van drie seminaries die verschillende aspecten van deze verhouding exploreert. In deze seminaries onderzoeken we de verhouding tussen de burger en de massamedia: (1) Hoe kunnen mensen reageren op de formats en inhouden van de massamedia? Houden die media daar dan rekening mee? (2) Welke modellen van participatie van burgers in de media zijn denkbaar? En wat betekent dit dan voor de journalistieke methode en deontologie? En tenslotte, (3) hoe verschuiven de relaties tussen het publieke en private, tussen fictie en realiteit?
6 7
Dit rapport vormt de basisdocumentatie voor het derde seminarie uit deze reeks. Aan Daniël Biltereyst en zijn équipe van de Universiteit Gent werd gevraagd om de veranderende verhoudingen tussen privé en publiek, tussen fictie en realiteit in kaart te brengen. De voorbije jaren zijn er in de media allerlei nieuwe programmaformats ontstaan die deze verschuivingen aan het licht brengen, problematiseren en accentueren. Ook in de meer traditionele formats zoals het journaal, de kranten en talkshows is die verschuiving voelbaar. Deze ontwikkelingen roepen heel wat vragen op, zowel over de aard, de ethiek en de deontologie van de nieuwe mediapraktijken als over de rol van de media in het project van de ‘civil society’. Wellicht geven ze immers ook nieuwe mogelijkheden tot maatschappelijke betrokkenheid en herkenbaarheid.
Dankwoord Dit rapport werd geschreven in opdracht van de Koning Boudewijnstichting die eind 2000 een reeks seminaries organiseert over 'Media en de burger: een bijzondere verhouding'. Dit rapport begeleidt het derde en laatste seminarie, dat plaatsvindt op 5 december 2000 in het Muziekinstrumentenmuseum (MIM) te Brussel. Eerst en vooral wil ik Sofie Van Bauwel (UG) hartelijk danken voor de kritische lectuur van dit rapport, evenals voor het aanleveren van basisteksten over de talkshow, reality-tv, docusoap en ethische/deontologische aspecten. Ze stond ook in voor interviews en de zoektocht naar relevante literatuur. Een bijzonder dankwoord ook aan Philippe Meers (FWO-UG), die niet enkel de grondstof leverde voor een deel van dit rapport (de gevalstudie over 'Big Brother'), maar ook heel wat inhoudelijke correcties aanbracht aan het manuscript. We danken tevens Stefan Crets van de Koning Boudewijnstichting voor de inhoudelijke ondersteuning en de logistieke coördinatie. In het kader van dit project werd Annemie De Kockere belast met de inventarisatie van relevante literatuur. Ze stond ook in voor enkele interviews met programmamakers, producenten en academici, die we hierbij van harte danken voor hun openheid en bereidwillige medewerking (zie overzicht achterin dit rapport). Verder danken we nog Frédéric Antoine (UCL), John Corner (University of Liverpool), Peter Dahlgren (Lund University), Uwe Hasebrink (Hans-Bredow-Institut, Hamburg), Stig Hjarvard (University of Copenhagen), Joke Goovaerts, Sonia Livingstone (London School of Economics), Ernest Mathijs (Rits, Brussel), Dominique Pasquier (CNRS, Parijs), Yen Peeren (FWO-UG), Maarten Reesink (Universiteit van Amsterdam) en Roel Vande Winkel (FWO-UG). Daniël Biltereyst Dilbeek/Gent, 6 november 2000
8 9
Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?
1. Inleiding
"… reality is a scarce resource … the fundamental form of power is the power to define, allocate and display this resource." James Carey (1989: 87) "Now we come to the concept of realism. This concept, too, must first be cleansed before use, for it is an old concept, much used by many people and for many ends." Bertolt Brecht (1938, in Harrison & Wood, 1993: 491) "In het nieuws mag iemand neergeschoten worden, in een film mag uitgebreid gedoucht worden, maar in 'Big Brother' mag het niet... Eerlijk gezegd, ik zie het controversiële gehalte niet." Herman Bral, producer Endemol-België (interview)
1.1. Commercie, controverse, publieke conversatie Tijdens de redactie van dit rapport ging 'Big Brother', één van de meest controversiële programma's uit de recente televisiegeschiedenis, van start op de Vlaamse zender Kanaal 2. Het programma toont hoe mensen in een hermetisch afgesloten prefabhuis honderd dagen lang trachten samen te leven. Een volle batterij camera's en microfoons volgt hun handelingen en emoties op de voet. Dagelijks rapporteert de zender over de nieuwste ontwikkelingen, terwijl de fans via het internet het huis dag en nacht kunnen bezoeken. Om de twee weken kiezen de deelnemers en het publiek 'democratisch' wie het huis moet verlaten. Wie
als laatste overblijft, wint een pot van vijf miljoen frank. Net als in Duitsland en Nederland, waar deze Endemolproductie voor het eerst te zien was, werd het programma ook in Vlaanderen uitvoerig becommentarieerd. Het debat ging over hoe de televisie-industrie steeds meer de grenzen verlegt en schaamteloos inspeelt op de – schijnbaar – banale behoeften van de kijker. Heel wat commentatoren zagen in 'Big Brother' de ultieme, maar erg saaie postmoderne peepshow, waarin de meest intieme gevoelens en handelingen uit de private sfeer definitief worden onthuld. De media voerden psychologen op om de gevolgen voor de deelnemers in te schatten. Ethici vroegen zich af of dit soort programma's niet in strijd was met de 'menselijke waardigheid'. Programmamakers stelden zich openlijk vragen over de toekomst van de televisie in het post-'Big Brother'-tijdperk1. De controverse rond 'Big Brother' weekte een zelden geziene stroom van artikels en commentaren los. Dit was voor een deel het resultaat van een bewuste strategie van het productiehuis Endemol en de Vlaamse Media Maatschappij om de populariteit van het programma aan te zwengelen. Hierbij spaarden zij kosten noch moeite om het controversiële gehalte van het programma onder de aandacht te brengen van zeer uiteenlopende doelgroepen. In een uitgebreide advertentiecampagne via de televisie, de dag- en weekbladen en straataffiches werd een waas van morele paniek verspreid2, terwijl verschillende informatieprogramma's uitgebreid aandacht schonken aan 'Big Brother' als een vernieuwend, maar maatschappelijk erg geladen fenomeen3. Maar de controverse kon zeker niet uitsluitend worden herleid tot een commerciële strategie. Er was duidelijk meer aan de hand. Het viel op dat 'Big Brother', na een eerste golf van publieke verontwaardiging, meer dan welk ander populair programma bijzonder ernstig werd genomen4. Het programma wierp heel wat vragen op die veel verder gingen dan wat er zich concreet in het huis afspeelde. Naar aanleiding van 'Big Brother' werd meer dan ooit publiek gedebatteerd over enkele centrale vraagstellingen met betrekking tot de rol van de televisie en andere populaire media in het afbouwen
van grenzen tussen voyeurisme en obsceniteit, publieke en private sfeer, werkelijkheid/feitelijkheid ('fact') en fictie, authenticiteit en spel. Vanwaar, bijvoorbeeld, die obsessie van de hedendaagse televisie om de private sfeer schaamteloos te exploiteren en zomaar bloot te leggen? Waarom lopen mensen schijnbaar zo gemakkelijk te koop met hun meest intieme emoties en gevoelens – vooral wanneer er een camera in de buurt is? Waarom tonen mensen hun lichaam? Vanwaar de behoefte van de kijker om onbekende mensen in een huiselijke omgeving te begluren? Zijn de deelnemers aan 'Big Brother' wel zo eerlijk, authentiek, echt? Spelen ze niet een bikkelhard spel om de gunst van de kijker? Werden ze niet te sterk gecast of zelfs gebrieft over hoe ze bepaalde types moeten neerzetten? Bij dit alles stelde men zich natuurlijk de vraag waarom dit soort televisie juist nú wordt gemaakt. Menig commentator stelde dat het succes van 'Big Brother' niet zomaar kan worden teruggevoerd tot eenvoudig voyeurisme en dat het programma een metafoor is voor ruimere maatschappelijke vraagstukken. Het programma zou op een indirecte, maar scherpe en genuanceerde manier aantonen wat mensen rond deze millenniumwende wakker houdt. Speelt het programma niet, net als een soap, in op zeer actuele maatschappelijke thema's, zoals de erosie van familiale solidariteit en warme, intieme relaties tussen vrienden? Het programma lijkt de problematiek te behandelen van echtscheidingen, atypische en uiteenvallende kerngezinnen. Behandelt 'Big Brother' ook niet de reële bedreiging van de persoonlijke levenssfeer? Denk maar aan het bestaan van massale databestanden met persoonlijke gegevens of de alomtegenwoordigheid van bewakingscamera's. Of levert het in al zijn 'realisme' daar net openlijke kritiek op? En is het programma progressief - of net niet? In menig commentaar werd 'Big Brother' vergeleken met de Romeinse arena waarin de gladiatoren (deelnemers) de angsten van de gewone burger (kijker) daadwerkelijk moeten ondergaan 5 . Is 'Big Brother' niet, samen met heel wat andere soorten programma's binnen het 'reality-tv'-genre, 'poujadistisch' omdat het inspeelt op de private angsten van de kleine burger? Is er, ten slotte én in een veel breder en speculatiever verband, geen samenhang tussen de exploitatie van de angst door de hedendaagse televisie enerzijds en de opkomst van extreem rechts
anderzijds? Vissen beide uiteindelijk niet in dezelfde vijver van persoonlijk ongenoegen, angst en onmacht?
1.2. Reality-tv, 'first person media' en vervagende grenzen Dit rapport pretendeert geenszins al deze – soms hoogdravende – vragen te kunnen beantwoorden, terwijl het verder kijkt dan België en de casus 'Big Brother'. In dit rapport zien we 'Big Brother' als een frappant voorbeeld van hoe de televisie, en ruimer de populaire mediaproductie, een grondige transformatie en vernieuwing heeft ondergaan, niet in het minst in de manier waarop men zich tot de kijker richt. 'Big Brother' staat dan voor een explosie van het soort formaten dat we voorlopig aanduiden met de begrippen 'reality-tv' en 'first person media'. Eerst en vooral is 'Big Brother' een voorbeeld van de explosie van factuele televisieformaten. Naast de traditionele informatie- en duidingscategorieën (bijvoorbeeld nieuws, documentaires, praatprogramma's) zijn sinds het einde van de jaren 80 heel wat nieuwe genres ontstaan die zich enten op de werkelijkheid, zonder hierbij technieken van dramatische reconstructie te schuwen. Het meest voor de hand liggende concept in dit verband is reality-tv of realiteitstelevisie6. Dit uit de Verenigde Staten overgewaaide begrip is een verzamelnaam voor uiteenlopende nieuwe formaten waarin niet enkel reële gebeurtenissen een prominente rol spelen, maar waarin 'real-life events' ook dramatisch worden gereconstrueerd. Reality-tv stond oorspronkelijk voor programma's waarin de interventies van politie- of andere hulpdiensten (bijvoorbeeld 'Rescue 911') werden getoond. Maar het begrip groeide uit tot een bredere noemer met verschillende sub- en menggenres, waaronder docudrama, docusoaps ('Het leven zoals het is'), real-life-soaps ('Big Brother'), survival('Expeditie Robinson'), verborgen camera- ('Souriez, vous êtes filmés'), home video- ('Videodinges') en opsporingsprogramma's met gedramatiseerde onderdelen ('Appel à Témoins', 'Opsporing verzocht'),
12 13
evenals heel wat andere factuele 'human interest'programma's met de klemtoon op het alledaagse leven ('Cartes sur Table', 'Man bijt Hond'). Hoewel het concept reality-tv wereldwijd is ingeburgerd, kampt het met enkele problemen. Zo is het verre van eenduidig en wordt het door verschillende auteurs anders ingevuld. Het legt duidelijk de klemtoon op het medium televisie, terwijl de aandacht voor 'real life events' een breder fenomeen is, dat terugkomt in de pers en de radio. Bovendien kan men zich afvragen in welke mate reality-tv realistischer is dan sommige vormen van fictie: de aanspraak op realiteit (de 'realiteitsclaim') is erg betwist, gezien het gebruik van reconstructies en andere dramatische technieken. Naast de explosie van hybride, maar grotendeels factuele formaten is 'Big Brother', ten tweede, exemplarisch voor hoe de populaire media en vooral televisie steeds meer aandacht schenken aan getuigenissen van gewone burgers. Dit gebeurt veelal in de vorm van persoonlijke, subjectieve statements geplaatst in een alledaagse, realistische setting. In dit verband wordt vaak de aandacht gevestigd op de vervagende grenzen tussen private en publieke sfeer, waarbij de media subjectieve uitspraken, handelingen en emoties van gewone burgers in de openbaarheid brengen. In dit verband is het interessant om te verwijzen naar het begrip 'first person media' zoals Jon Dovey dit recentelijk heeft gebruikt7. Dit begrip verwijst min of meer naar eenzelfde corpus van programmaformules, waartoe reality-tv hoort, maar legt nieuwe accenten in de transformatie van de populaire mediaproductie. Het begrip 'first person media' heeft betrekking op verschillende media en verwijst naar "subjective, autobiographical and confessional modes of expression
which have proliferated during the 1990s – across print journalism, literature, factual TV programming and digital media" (Dovey, 2000: 1). De media hebben niet alleen meer aandacht voor factuele formules. Ze plaatsen de individuele subjectieve ervaring op de voorgrond. Dit gaat volgens Dovey (p. 25) ten koste van de meer objectieve stem van de belangeloze expert. Dit alles blijft niet zonder gevolgen voor de bestaande, meer traditionele formaten. Zo maakte het traditionele praatprogramma (of talkshow) een evolutie door in de richting van meer participatie van de gewone 'burger' (bijvoorbeeld in 'audience discussion programmes' of publieksdiscussieprogramma's, zoals 'Eerlijk gezegd', 'C'est mon Choix') en meer aandacht voor persoonlijke verhalen met een duidelijke emotionele ondertoon (bijvoorbeeld 'emo-tv', bekentenissen- en confrontatieprogramma's, zoals 'Het spijt me' of 'Liefde op het eerste gezicht'). De objectieve, meer abstracte getuigenis van de expert wordt hier steeds meer ingeruild voor het subjectief, persoonlijk relaas van de man/vrouw-in-de-straat. Ook het traditionele nieuws maakte gelijkaardige ontwikkelingen door. Zo moet 'hard' nieuws (bijvoorbeeld buitenlands nieuws) steeds meer plaats ruimen voor 'softer', 'human interest' nieuws. Het traditionele nieuws met zijn kenmerkende 'top down'journalistiek lijkt te wijken voor een 'bottom up'benadering (bijvoorbeeld 'Koppen'). Dit betekent dat het nieuws steeds meer gemaakt wordt vanuit het perspectief van de belangen, de belangstelling en de kennis van de gewone burger. Met een boutade stelt het begrip 'first person media' dat het hedendaagse televisienieuws minder experts toont, maar des te meer straatinterviews. [Zie Tabel 1 ]
Tabel 1
Enkele kenmerken van de concepten 'reality-tv' en 'first person media' Reality-tv F klemtoon op factuele informatie F technieken van dramatische reconstructie F grensvervaging 'fact'/'fiction'
First person media F klemtoon op persoonlijke, subjectieve statements, emoties en handelingen F privaat discours van gewone mensen/burgers F grensvervaging private/publieke sfeer
1.3. Opzet en organisatie van het rapport: rol van televisie in het 'civil society'-project De bloei van reality-tv en de exploitatie van de private sfeer via 'first person media' werpen heel wat vragen op. Naast ethische en deontologische kwesties (bijvoorbeeld rond privacy) bestaat er nogal wat ongerustheid over de bredere maatschappelijke gevolgen. Dit geldt niet alleen voor sommige vormen van reality-tv, waarin openlijk geweld wordt getoond (bijvoorbeeld 'America's Most Wanted'). Ook de transformatie van het traditionele nieuws roept heel wat vragen op8, omdat deze programmacategorie veelal wordt beschouwd als een centraal middel waarmee de media de consument (kunnen) kneden tot een maatschappelijk bewuste en goed geïnformeerde burger. Het gebrek aan deskundige duiding bij maatschappelijk belangrijke thema's kan worden gezien als een vorm van desinformatie, aangezien het televisienieuws voor heel wat burgers een belangrijke informatiebron is. Dit kan op termijn ernstige implicaties hebben voor hoe een samenleving via de media consensus nastreeft. Kritische auteurs, zoals Dovey (2000: 155), stellen dan dat een toename van "ordinary, non-expert people speaking subjectively and emotively represents a shift in public culture that may have important implications for the conduct of civil society".
Figuur 1
Anderzijds openen deze nieuwe programmaformaten en de transformatie van nieuws en praatprogramma's wel nieuwe mogelijkheden in het kader van het project van de 'civil society9'. Zo lijken de nieuwe praatprogramma's zelfs te fungeren als nieuwe fora voor maatschappelijk debat, overleg en participatie. Ook de hervorming van het traditionele nieuws kan bijdragen tot een grotere herkenbaarheid en betrokkenheid van het publiek. In dit rapport staat de rol van de media als fora voor maatschappelijke meningsvorming en fora als instrument tot representatie, informatie en participatie centraal. We leggen ons hierbij in eerst instantie toe op de betekenis van de transformatie van de televisie in de richting van reality-tv en 'first person media'. We wensen ook rekening te houden met de invloed daarvan op enkele traditionele categorieën (bijvoorbeeld nieuws). De klemtoon ligt weliswaar op het medium televisie, maar heel wat van de beschreven tendensen gelden ook voor andere media, zoals de geschreven pers of de radio10. Om de dynamiek in het televisieaanbod te begrijpen [Figuur], houden we enerzijds rekening met de Figuur 1 grensvervaging tussen fictie en realiteit. Hypothetisch stellen we hier dat het aanbod van factuele programma's is toegenomen, terwijl het televisieaanbod in het algemeen in de richting van meer factuele informatie is geëvolueerd. Anderzijds onderstrepen we
Dynamiek in het televisieaanbod volgens de assen fact/fiction en publieke/private sfeer publieke sfeer grotere exploitatieY private sfeerY (first person media)Y Y nadruk op meer Y factuele informatieY (invloed reality-tv)
fact
fiction
private sfeer
14 15
dat dit samenhangt met andere ontwikkelingen, waaronder de nieuwe verhouding tussen de publieke en private sfeer. Bij dit laatste gaat het om de verdere exploitatie van de private sfeer via 'first person media'. Deze hypothesen omtrent de dynamiek in het televisieaanbod willen we in dit rapport toetsen aan de hand van enkele formaten en concrete voorbeelden (hoofdstuk 3). Enkele van de vraagstellingen in dit rapport zijn: F Welke zijn de oorzaken en achtergronden van deze transformatie van het televisieaanbod? F Hoe moet men de komst van reality-tv en 'first person media' beoordelen in het hele project van de televisie als forum voor maatschappelijke meningsvorming en als instrument voor representatie, informatie en participatie? F Hoe zit het met de gevolgen voor het nieuws? F In welke mate verschillen de uiteenlopende programmagenres? F Welke zijn de belangrijkste ethische en deontologische vragen en oplossingen? Dit rapport is niet opgevat als een definitief werkstuk dat deze vragen eenduidig kan beantwoorden. Rond de transformatie van de televisie werd de afgelopen jaren internationaal bijzonder veel gepubliceerd – vaak op een polemische en essayistische wijze (zie bibliografie). In deze discussies nemen de auteurs vaak erg gepolariseerde posities in, voor of tegen de nieuwe programmacategorieën. Dit rapport wil de problematiek echter genuanceerd en meer dialogisch benaderen, waarbij we uitvoerig zullen verwijzen naar de posities in het debat – wat zich uit in het belang van de citaten. Dit onderzoeksrapport kan het best worden gelezen als een op (eerder) onderzoek, veldwerk en literatuurstudie gefundeerd werkstuk over de maatschappelijke betekenis van de transformatie van de televisie, voornamelijk in de richting van factuele programma's. In het volgende hoofdstuk plaatsen we de transformatie van het televisieaanbod in een breder perspectief. Daarbij gaat de aandacht zowel uit naar de maatschappelijke achtergronden (§ 2.3), als naar de oorzaken die te maken hebben met de transformatie van de mediastructuur en -productie (§ 2.2). We reiken
hier enkele perspectieven en posities aan (§ 2.4) die ons in staat moeten stellen om meer systematisch na te denken over de maatschappelijke rol van reality-tv en 'first person media'. In het derde hoofdstuk nemen we een selectie van programmacategorieën en cases onder de loep (onder meer praatprogramma's, docusoaps, nieuws). Telkens trachten we op basis van de belangrijkste internationale literatuur en het onderzoek terzake de transformatie van het genre te beschrijven en de maatschappelijke implicaties ervan te evalueren. In een laatste hoofdstuk stellen we ons nog enkele vragen met betrekking tot ethiek, deontologie en beleid. We trachten hier de transformatie van het televisiediscours te omschrijven én te evalueren in het licht van het project van de 'civil society'. Hierbij dienen we deze ontwikkeling noodgedwongen ruimer te kaderen binnen theorieën omtrent de relatie mediamaatschappij-democratie. Gezien de beperkte omvang van dit rapport hanteren we soms overzichtstabellen met trefwoorden, terwijl we achterin dit rapport tevens een glossarium opnemen. We vragen de lezer uitdrukkelijk rekening te houden met het reducerend karakter van deze trefwoorden. We geven ook een overzicht van de besproken programma's en de interviews die we in het kader van dit rapport hebben afgenomen.
voetnoten
1
1 Zie Bonte, L. (2000a) ‘Een pervers spel voor ramptoeristen: Sociaal psychologe Vera Hoorens’, De Morgen, 18 september 2000, p. 20; De Ceulaer, J. (2000) ‘Een spelletje mens-erger-je-niet’, Knack, 30 augustus 2000, pp. 26-31; Raes, K. (2000) ‘They shoot horses, don’t they? Over Big Brother en aanverwanten’, De Morgen, 14 oktober 2000, p. 3; Serneels, K. (2000) ‘Menselijk gedrag in groep van Plato tot ‘Big Brother’’, De Morgen, 6 oktober 2000, p. 30. 2 Bij de lancering van het programma beklemtoonden de advertenties de afkeurende stemmen van het politieke en journalistieke establishment (bijvoorbeeld van Hugo Camps, Stefaan De Clercq en Dirk Sterckx). In de pilootaflevering werd voortdurend gerefereerd aan controverse, terwijl de dagelijkse reportages over de gebeurtenissen in het huis al snel een pikante selectie toonden met een sterke emotionele en zelfs erotische geladenheid. Zie in dit verband ook de literatuur omtrent morele paniek en mediaschandalen (Lull & Hinermann, 1997; Thompson, 1998). 3 Zo behandelden zowel Telefacts als het VTM Journaal het programma uitgebreid, vooral tijdens de eerste maand van het programma. In een interview vooraf (7 augustus 2000) verklaarde Klaus Van Isacker (directeur Informatie VTM) nog dat “de nieuwsredactie kritisch rapporteert over het eigen huis”, alsook dat “Big Brother voor het VTM journaal enkel nieuwswaardig wordt wanneer het werkelijk nieuwswaardig is voor de media in het algemeen, vooral de kranten”. 4 Het viel ook op dat, anders dan in Duitsland, de programmamakers hier grotendeels buiten schot bleven. In Duitsland had de minister van Binnenlandse Zaken Otto Schily nog gepleit voor een boycot tegen het programma, hierin luidruchtig gesteund door collega-politici, opiniemakers, de verzamelde kwaliteitspers en de kerk (Winter, 2000; Mikos et al, 2000). 5 De Gruyter, D. (2000) ‘Gevangene van de blik. Het gladiatorparadigma’, Andere Sinema, zomer 2000, 155: 38-53. 6 Hoewel reality-tv niet eenduidig gedefinieerd kan worden, verkiezen we dit Engelstalig begrip; het begrip ‘realiteitstelevisie’ wordt immers zelden gehanteerd. 7 Jon Dovey (2000) Freakshow. First Person Media and Factual Television. Londen: Pluto Press. 8 Zie in Vlaanderen recent nog: Dekeyser, M. (2000) De media een pretpark.
De devaluatie van het nieuws. Vianen: House of Books. 9 ‘Civil society’ is een complex, moeilijk te vertalen begrip, dat niet eenduidig kan worden omschreven (Abercrombie, Hill & Turner, 1988: 34). Met het begrip ‘civil society’ verstaan we een ruimte of een zone die door diverse maatschappelijke groepen en organisaties wordt gevormd (in het ideaal geval horen media daartoe) om burgers te beschermen tegen de belangen van machtige economische organisaties en de staat. Voor Dahlgren (1995: 6) is het een buffer “against single-minded and reductionistic visions of the good life”. 10 Zo beschrijven we verder hoe de televisie de idee van alternatief forum voor debat en representatie tracht vorm te geven via bijvoorbeeld talkshows. Ook radioprogramma’s zoals ‘Groot Gelijk’ (Radio 1) hebben een dergelijk opzet.
16 17
digmatische' transformatie van het medium12.
2. Transformatie van media, dit hoofdstuk proberen we aan te tonen dat die maatschappij en democratie: Invernieuwing niet te begrijpen valt zonder rekening te concepten en denkkaders houden met de nieuwe context waarin de media sedert
"We are witnessing the evolution of a new 'regime of truth' based upon the foregrounding of individual subjective experience at the expense of general truth claims… There is a real sense that everyday life itself mirrors (the fragmented self, the emergence of new complex … identities)." Jon Dovey (2000: 25-6)
2.1. Inleiding Reality-tv, 'first person media' en diverse nieuwe programmaformaten worden in advertentiecampagnes vaak voorgesteld als belangwekkende vernieuwingen in het televisieaanbod. Toch moeten we kanttekeningen plaatsen bij dit industrieel 'novelty'-discours. Zo hebben de meest 'nieuwe' programmaformaten zeker een hele ontwikkeling doorgemaakt en groeiden ze vaak uit meer traditionele genres. Docusoaps zoals 'Camping' of 'Airport' hebben in hun dramatische opbouw duidelijke wortels in de soaptraditie en vertonen duidelijke productionele overeenkomsten met bepaalde documentaire tradities waarin de observatie van een kleine groep mensen in één instelling centraal staat11. Toch mag het vernieuwend karakter niet worden ontkend. Afgezien van de concrete evaluatie van deze programma's is het duidelijk dat de televisie-industrie in de jaren 90 heel wat vernieuwingen heeft ondergaan, vooral in de ontginning van alledaagse situaties. Niet enkel de industrie, maar ook heel wat commentaren en analyses beklemtonen steevast de recente 'para-
de jaren 90 functioneren. Zo hangt de komst van heel wat programmasoorten binnen reality-tv samen met het gebruik van nieuwe technologieën. Denk maar aan de brede introductie van bewakingscamera's, 'home video' of camcorders. Vooral de verspreiding van lichte, hoogkwalitatieve digitale camera's is een voorwaarde voor uiteenlopende programma's waarin fragmenten uit het dagelijkse leven worden geïntegreerd. Dit kan gaan van specifieke 'home video'-programma's, programma's met verborgen cameratechnieken ('Souriez, vous êtes filmés'), datingprogramma's (reisverslagen in 'Blind Date') tot en met programma's over het alledaagse leven ('Cartes sur Table'). Naast deze evidente technologische factor is er de bredere maatschappelijke transformatie, inclusief de ontwikkelingen binnen de televisiesector. De 'nieuwe' programmaformaten binnen reality-tv en 'first person media' moeten we in die zin zien als een resultante (maar geen rechtstreeks gevolg of spiegel) van sterk gewijzigde mediaspecifieke en ruimere maatschappelijke achtergronden (§ 2.2 en § 2.3). Hierbij komt de rol van de media aan bod in het project van de 'civil society'. In de literatuur bestaat hierover echter geen eensgezindheid en wedijveren verschillende denkkaders over de maatschappelijke draagwijdte van deze nieuwe mediaproducten (§ 2.4).
2.2. De markt als voedingsbodem "Certainly, it is right to be wary and sceptical at the moment. A new fluidity of representational boundaries in documentary has appeared … in response to the market need to hybridize across genres in the search for competitively attractive new recipes." John Corner (1999b: 183)
2.2.1. Amerikaanse voorbeelden: concurrentie, distinctie en exploitatie van maatschappelijke/ethische kwesties De Amerikaanse hoogcompetitieve televisiesector van de jaren 80 wordt algemeen beschouwd als de bakermat van de verschillende programmagenres binnen reality-tv en 'first person media'. De deregulering van het televisielandschap bracht de ontwikkeling met zich mee van programma's met veel aandacht voor reëel geweld en misdaad. Programma's als 'Unsolved Mysteries'13, 'Rescue 911' en 'America's Most Wanted' toonden een mengeling van studiogetuigenissen van slachtoffers en politiemensen, dramatische reconstructies én ruwe authentieke beelden (afkomstig van bewakingscamera's, opnamen van de politie of toevallige camcorderregistraties). Het geheel werd snedig gemonteerd, stevig onderbouwd met muziek en voorzien van commentaar. In elke 'reality crime show' werd in een snel tempo een hele reeks misdaden behandeld. Dit nieuwe 'reality crime genre' ademde weliswaar de aura van authenticiteit uit, maar bleek uiteindelijk een uiterst hybride product. Het authentieke materiaal werd in een breder verhaal geplaatst waarin individuele personages, conflicten en actie primeerden. Deze fictionele, narratieve technieken modelleerden reële mensen van vlees en bloed tot personages. Echte misdadige handelingen en de bestrijding ervan werden gepresenteerd als scènes in een (chrono)logisch gemonteerd verhaal. En, geheel volgens de geijkte klassieke filmvertelling, de gebeurtenissen in de show mondden vaak uit in een happy end. Dit nieuwe succesvolle genre kreeg snel heel wat navolging. Televisiemakers verlegden hun terrein van politiediensten naar reddingswerkers, hulp- en spoeddiensten. Het 'reality crime genre' breidde zich uit tot reality-tv14, waarin andere ongewone situaties met geweld, gevaar en actie een cruciale rol speelden. Het is rond deze periode dat de kritiek op het genre toeneemt, vooral wanneer de klemtoon op ongewone reële situaties en mensen ('freaks') zich verder uitbreidt naar nog andere genres, zoals het praatprogramma ('The Jerry Springer Show') en zelfs het nieuws. De affaires Lewinsky en O.J. Simpson worden vaak
aangehaald om aan te tonen hoe het nieuws zich, soms maandenlang, op een klein aantal nieuwsfeiten (gepresenteerd als 'stories') met een hoge spektakelwaarde concentreert, terwijl meer relevante maatschappelijke ontwikkelingen niet worden behandeld. Afgezien van de maatschappelijke, ethische of deontologische dimensies van deze ontwikkelingen, dient men de Amerikaanse televisiesector van de jaren 90 toch te zien als een rijke experimentele bodem voor steeds weer nieuwe programmaformules. In deze sterk competitieve marktstructuur wedijveren steeds meer zenders met vaak uitdagende programma's, waarin maatschappelijke thema's en ethische kwesties ten volle worden geëxploiteerd. De zenders gebruiken hierbij maatschappelijke controverse als een promotioneel en distinctief middel om zich van de vele concurrenten te onderscheiden. Deze strategie uit zich tevens in de poging om het 'novelty'-karakter te tonen en het controversiële gehalte te beklemtonen. In deze markt ontstaan in een snel tempo heel wat nieuwe programmaformules met een factuele inslag, aangeduid met telkens nieuwe genrebegrippen, gaande van de 'eco-disaster film' tot 'triumph-over-tragedy documentary'. Rond deze transformatie van het televisieaanbod in de Verenigde Staten werd al sinds het einde van de jaren 80 een hevig debat gevoerd. Hierbij komen zowel ethische als deontologische kwesties aan bod, zoals de gevaren met betrekking tot de inbreuken op de privacy (bijvoorbeeld bij camcorderopnamen zonder toestemming) of de vraag of programmamakers de deelnemers aan hun uitzendingen niet beter moeten beschermen (bijvoorbeeld bij reality-tv of 'confessional chat shows' met zeer persoonlijke onthullingen over extreme seksuele voorkeuren). Een ander cruciaal element in de publieke discussie heeft betrekking op de aard en de manier waarop dit soort televisie maatschappelijke en ethische thema's behandelt. De dramatische inkleding verloopt, aldus de critici, steevast via een sterke stereotypering en personalisering. De behandelde thema's (seksualiteit, geweld) leggen de klemtoon op extreme gevallen of 'freaks'. De programma's krijgen het verwijt geen aandacht te hebben voor de achtergrond, duiding of de mogelijke gevolgen. Zo toont reality-tv veelal een stoet
18 19
van geweld en misdaden vol individuele misdadigers en slachtoffers, terwijl de oorzaken noch de gevolgen van de gebeurtenissen aan bod komen. Heel wat critici zien het gebruik van maatschappelijke vraagstellingen als een perverse exploitatie die aanleiding geeft tot een grotere stereotypering, een eenduidige beeldvorming én minder begrip voor de behandelde problematiek. De scherpste critici oordelen dan ook bijzonder negatief over de gevolgen van dit soort televisie voor de Amerikaanse samenleving15.
2.2.2. Op de ruïnes van de 'public service': infotainment, tabloidisering, gevaren voor publieke communicatie en cultureel burgerschap Dit Amerikaans voorbeeld leert hoezeer de ontwikkeling van het televisieaanbod – niet enkel van 'first person media' en reality-tv, maar tevens van nieuws en talkshows – enkel te begrijpen valt binnen een sterk gedereguleerde markt. Niet enkel het soort programma was gewijzigd. Hetzelfde gold voor de keuze en de manier waarop maatschappelijke kwesties aan bod kwamen. Zonder in extreem determinisme te vervallen, dienen we met andere woorden ernstig rekening te houden met deze structurele en politiekeconomische voorwaarden. Vanuit dit perspectief ligt het voor de hand dat ook in Europa en België het televisieaanbod enkele fundamentele transformaties doormaakte, geheel in het verlengde van de deregulering van de televisiesector. In de meeste West-Europese landen werd sinds het einde van de jaren 80 het plaatselijke monopolie van de publieke omroepen doorbroken. In enkele jaren tijd zorgde de introductie van nieuwe commerciële zenders voor een fundamentele verandering van het omroeplandschap, gaande van de financiering, de interne organisatie en de productiewijzen tot en met het concept van het publiek, de programmering en de hele omroepfilosofie16. Net als in de Verenigde Staten zorgde de structurele transformatie van de televisie voor heel wat discussies over de kwaliteit van het media-aanbod, de maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid van de
media en over ethische en deontologische kwesties. Volgens voorstanders van de deregulering heeft de nieuwe omroeporde gezorgd voor een vrije markt met een ruimer, divers aanbod waarin de idee van 'consumer choice' centraal staat [Zie Tabel 2 ]. Geheel in de lijn van een liberaal denkkader stelden ze dat de concurrentie, het groter aantal zenders en de toename van de zendtijd de kijker meer keuze zouden geven. Dit zou ook gelden voor de maatschappelijke rol van de televisie als centraal informatiekanaal voor de burger. De nieuwe private zenders zouden een onafhankelijk alternatief bieden voor het journaal van de publieke omroep die, ook in België, de invloed had ondervonden van een sterke (partij)politieke bevoogding. Bij de commerciële omroepen zou een nieuwe journalistieke aanpak de klemtoon leggen op zachter nieuws, tevens gebracht vanuit een zogenaamde 'bottom up'benadering. Dit betekent dat de private zenders in hun nieuws en andere factuele programma's niet uitsluitend aandacht zouden schenken aan economische, financiële, politieke en andere belangwekkende onderwerpen die te maken hebben met de organisatie van de staat en de structuur van de samenleving (hard nieuws). Ze zouden ook aandacht schenken aan 'human interest' en aan onderwerpen die te maken hebben met het alledaagse leven van de burger (zacht nieuws). Zowel in deze harde als in zachte sectoren zou een journalistiek bedreven worden die in hoge mate aandacht schenkt aan de belangen en vaardigheden van de modale mediagebruiker. Volgens deze voorstanders van deregulering was de publieke omroep in zijn 'mode of address' (aanspreekwijze) al te lang afstandelijk, terwijl de basisideeën van publieke dienstbaarheid en de hele sociaal-culturele-educatieve logica niet werden waargemaakt. In hun duidings- en informatieve programma's zou de publieke omroep te zeer harde onderwerpen belichten via een 'top down'journalistiek. Voor de burger stond de publieke omroep, nog steeds volgens dit liberaal denkkader, al te zeer voor de belangen van de staat, partijen, grote organisaties en andere dominante maatschappelijke instituties.
Critici stelden echter heel wat vragen bij deze visie. Zo zou de nieuwe omroeporde steeds meer gedomineerd
worden door een harde economische logica, waarin publieks- en winstmaximalisatie centraal staan. In tegenstelling tot de publieke omroeplogica, waar de kijker gezien wordt als een politiek wezen (burger), is de mediagebruiker nu een consument geworden wiens kijktijd en aandacht als goederen aan adverteerders worden verkocht. De hele idee van keuzevrijheid en 'consumer choice' is slechts een illusie, onder meer doordat de programmering in hoge mate wordt gedomineerd door entertainment en verstrooiing (fictie, soaps, spelprogramma's,…), terwijl de functies van ernstige informatie voor de burger achterwege blijven.
Vanuit dit kritisch perspectief werden verscheidene begrippen gelanceerd om aan te duiden hoe nieuws, duiding en andere factuele en informatieve programma's worden gedegradeerd. Zo verwijst infotainment naar een proces waarbij informatie- en factuele programma's technieken gebruiken uit de sfeer van fictie en entertainment17. Een ruimer begrip in dezelfde lijn is tabloidisering. Dit begrip verwijst niet uitsluitend naar de stijgende oplagen van de tabloidpers, maar vooral naar de groeiende invloed van technieken uit die tabloidtraditie op de bredere mediasector. Het gaat om de klemtoon op sensatie, emotie, entertainment, personalisering, identificatie, dramatisering of spektakel18.
Tabel 2
Oude en nieuwe omroeporde: enkele kenmerken Oude omroeporde Logica
Doel
Financiering Productiewijzen
Conceptie van het publiek
Aanbod en programmering
Nieuwe omroeporde
F publieke omroeplogica: sociaal-cultureel- F concurrentie, duaal systeem educatieve logica, dienstbaarheid aan (publieke/private omroepen), diverse maatschappelijke groepen 'multichannel television environment' F paternalisme, bevoogding van staat F vrije markt met diverse spelers en partijpolitiek F fragmentatie F commerciële logica F maatschappelijke dienstbaarheid en F publieks- en winstmaximalisatie verantwoordelijkheid F divers (behoeften bevredigen, inspelen op de vraag van het publiek, dienstbaarheid aan het publiek,..) F publieke middelen F diverse financiering, vooral via private middelen (reclame, sponsoring,..) F klemtoon op eigen productie (in-house) F klemtoon op uitbesteding aan onafhankelijke productiehuizen F meer aankoop, coproductie, internationale markten F publiek als burger en politiek wezen F actief en (zelf)bewust F publiek als passief, op te voeden wezen F keuzevrijheid F selectief F 'consumer choice' F publiek als consument en economisch goed F divers volgens maatschappelijke F verscheidenheid, keuzevrijheid (meer behoeften (informatie, educatie, kanalen, meer zenduren) entertainment) F programma als economisch goed: F programma als sociaal-politiekklemtoon op entertainment en verstrooiing cultureel goed F ontwikkeling van infotainment, F beperkte keuze tabloidisering, newszak, enz.
20 21
Deze (veelal vaag omschreven) begrippen worden dikwijls in verband gebracht met negatieve ontwikkelingen in het kader van de democratische rol van de media. Nog dramatischer wordt het, volgens dezelfde kritische auteurs, wanneer deze invloeden zich gaan doorzetten in de positie en de strategieën van de publieke omroepen. Talloze studies trachtten aan te geven hoe de openbaarrechterlijke omroepen in hun dagelijkse programmering en hun publieksconcept geleidelijk aansloten bij de commerciële strategieën. Hierbij waarschuwden de auteurs dat deze convergentie uiteindelijk nefast was, niet enkel voor het voortbestaan van een verheven versie van de publieke omroepfilosofie of -logica. In een breder opzet plaatste men deze ontwikkeling immers ook in het verlengde van een bredere politiek-maatschappelijke crisis19. Vanuit deze ideaalvisie dient de publieke omroep een cruciale rol te spelen in de publieke communicatie binnen een democratie. Het is noodzakelijk om, zoals gebruikelijk binnen de recente sociaal-wetenschappelijke literatuur, de rol van de media in een bredere context van burgerlijke rechten en plichten te plaatsen. Het begrip burgerschap wordt hierbij niet alleen gelieerd aan politieke (bijvoorbeeld het recht om te stemmen), wettelijke (bijvoorbeeld het recht om individuele eigendom wettelijk te beschermen) en sociale rechten (bepalingen in verband met welzijn, maatschappelijke zekerheid en dergelijke)20. De media worden ook verbonden aan culturele rechten. Dit verwijst naar de erkenning dat mensen als burgers het recht hebben op een zo breed mogelijke toegang tot informatie en kennis. Door hun ruime verspreiding, toegankelijkheid en sociale inbedding spelen net de media hier een cruciale rol. In het kader van een volwaardig project van cultureel burgerschap zouden de media, net als bibliotheken, toegang moeten bieden tot degelijke, onafhankelijke en relevante informatie, terwijl ze ook een forum kunnen vormen voor de uitwisseling van kennis en ervaringen. Het is vanuit deze ideale visie op burgerschap, democratie en media dat de publieke omroep diverse, soms elkaar overlappende functies vervult: F informatie: mensen dienen als burgers goed en breed te worden geïnformeerd, waarbij de publieke omroepfilosofie theoretisch voorzag in een brede
invulling (diversiteit in informatie, educatie, entertainment), onafhankelijkheid (kritische houding ten aanzien van de drie geïnstitutionaliseerde machten) en kwaliteit; F representatie: alle bevolkingslagen moeten aan bod komen, waarbij men ook aandacht schenkt aan minderheden (diversiteit van representatie); F toegang tot media: alle bevolkingslagen moeten toegang hebben tot het massamedium, wat gegarandeerd wordt door ideeën rond universaliteit en universele dienst (onder meer fysische bereikbaarheid), maar ook begrijpelijkheid (verstaanbaarheid, cognitieve bereikbaarheid); F forum voor debat en participatie: de omroep moet functioneren als een plaats voor een publiek en open debat over maatschappelijke kwesties, waaraan iedereen moet kunnen deelnemen (alternatief parlement). Volgens de critici komen deze functies van de publieke omroepen ernstig in gevaar door de nieuwe competitieve omgeving, waarbij verwezen wordt naar de transformatie van het nieuws en informatieprogramma's. Nieuws wordt niet langer gezien als een basiscategorie in het democratisch project van de media, maar als een onderdeel van de commerciële doelstelling van de media.
2.2.3. De Europese vertaling van postmoderne televisie De vraag is natuurlijk of het allemaal wel zo'n vaart loopt, niet alleen in verband met het nieuws, maar ook breder met betrekking tot andere factuele programmasoorten. Want net als in de Verenigde Staten kent de West-Europese televisie in de jaren 90 een explosie van nieuwe formaten, ook in de richting van factuele televisie, reality-tv en 'first person media'. Dit heeft zeker te maken met de export van succesvolle Amerikaanse programma's in uiteenlopende richtingen, gaande van reality crime shows als 'Rescue 911' tot talkshows als 'Oprah Winfrey' of 'Jenny Jones'. Toch kan de groei van het aantal nieuwe factuele formaten niet enkel worden teruggevoerd tot de invloed van deze Amerikaanse import. Eerst en vooral kwamen in verscheidene Europese landen al eerder
dergelijke programmaformaten voor, zelfs in de richting van reality-tv, vaak stevig ingekapseld in de traditie van de publieke omroepen. Dit geldt vooral voor Italië en Frankrijk, waar al langer het begrip 'téléréalité' wordt gebruikt. Dit geldt zeker voor opsporingsprogramma's die via studio-opnamen en reconstructies de klemtoon leggen op informatie over misdaadbestrijding door politiediensten en die duidelijk beroep doen op de hulp van het publiek. In landen als Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk kennen opsporingsprogramma's een lange traditie die past binnen een publieke omroepvisie van maatschappelijke dienstverlening21. Ten tweede zijn niet alle nieuwe formaten afkomstig uit de Verenigde Staten, getuige 'Big Brother' (Nederland) of de Britse traditie van praatprogramma's en docusoaps. Die laatste handelen over het leven en de interpersoonlijke relaties binnen een instelling, op een bepaalde plaats of binnen een andere maatschappelijke entiteit (zie 'Airport' en 'Hotel'). Dit voorbeeld toont, ten derde, dat de Europese televisie een specifieke dynamiek heeft ontwikkeld. Die uit zich in de manier waarop geïmporteerde formaten werden aangepast aan lokale productiestandaarden en gevoeligheden. Heel wat publieke omroepen namen hierbij het voortouw, voornamelijk in de exploitatie van nieuwe talkshows, docusoaps en opsporingsprogramma's22. Bij dit alles verwijzen we natuurlijk ook naar het culturele lappendeken Europa, waar zeer diverse, plaatselijke omroeptradities bestaan. Ten slotte moet men rekening houden met een ruimere transformatie van het Europese televisie-discours, vooral in de programmering en de manier waarop de televisie het publiek aanspreekt ('mode of address'). Verschillende auteurs trachtten deze transformatie toe te lichten door te verwijzen naar de bredere theorievorming omtrent de geleidelijke overgang van moderniteit naar postmoderniteit (bijvoorbeeld McGuigan, 1999). Zo kunnen we de traditionele publieke omroep plaatsen binnen een ruimer project van de moderniteit. Casetti en Odin (1990) spreken in dit verband, in navolging van Umberto Eco, over paleo- en neo-
televisie. Paleo-televisie had dan tot doel het publiek te informeren en op te voeden. Maar men kan de analyse verder uitbreiden. Zo uitte de cultureel-educatieve logica zich in een schoolmeester-leerlingverhouding, met daarbij de klemtoon op een strakke rationaliteit en gedepersonaliseerde informatie (experts). De mediagebruiker werd aangesproken als burger én als lid van een welbepaalde sociale groep. Paleo-televisie maakte een strikte scheiding tussen de publieke en private sfeer, terwijl de grenzen tussen de verschillende genres en programmacategorieën geëerbiedigd bleven: elk onderdeel had zijn strak gedefinieerde functie en gedifferentieerde doelgroep. Deze grenzen vervaagden in wat Casetti en Odin (1990) 'neo-televisie' noemen. Het doorbreken van de plaatselijke monopolies, de komst van de kabel en de uitbreiding van de keuze leggen de beslissingsmacht nu bij de kijker. Dit neemt nog toe met de brede commercialisering en democratisering van kunst en cultuur. Geleidelijk verandert de metafoor van het schoolsysteem in die van het 'shopping center': media- en cultuurproducenten dingen naar de gunst van de consument, die van de ene winkel naar de andere wandelt en zichzelf voortdurend een andere identiteit 'bricoleert'. Er bestaat geen hiërarchie meer, terwijl mediaproducten de consument steeds informeler, persoonlijker en intiemer willen aanspreken en contacteren. Dit leidt tot een proces van intimisering, waarbij elementen uit de private sfeer in de openbaarheid komen. Via soaps (jaren 80) en later meer factuele programma's met een klemtoon op subjectieve beleving en inspraak (jaren 90) probeert de televisie de toeschouwer persoonlijk te treffen. Televisie toont steeds meer een mimetisch gedrag: via soaps en docusoaps tracht men de kijker een spiegel voor te houden, terwijl het hoogste doel van de televisie erin bestaat het ritme van het alledaagse leven mee te bepalen (de soap als start van de avond). In dit soort televisie moeten experts en abstracte analyses plaats ruimen voor 'authentieke' mensen en getuigenissen. Het is duidelijk dat deze analyse al sporen aangeeft van reality-tv en 'first person media'. Of omgekeerd, dat deze laatste geheel thuishoren in een bredere transformatie van de televisie in de overgang van moderniteit naar postmoderniteit. Gelijkaardige analyses zien we bij andere auteurs, zoals John Ellis en Jon Dovey.
22 23
Ellis23 maakt een onderscheid tussen een eerste periode, gedomineerd door de publieke omroep en het modernistisch project. Maar het is ook een periode van schaarste ('era of scarcity') waarin televisie stond voor sociale consensus over de verschillende klassen heen (of daar toch naar streefde). In de hedendaagse periode, gedomineerd door een doorgedreven consumptiecultuur en overvloed, is er een directer contact met de consument. Dit soort televisie wil het publiek veel sterker dan voorheen confronteren met de alledaagse realiteit. In deze periode van beschikbaarheid en overvloed ('era of availability' en 'plenty') reflecteert de televisie sterker de spanningen en onzekerheden van de postmoderne tijd. Jon Dovey (2000) onderscheidt eveneens een traditionele en een populair-hedendaagse orde, maar legt wel andere accenten. Voortbouwend op zijn ideeën over 'first person media' kijkt hij naar het discours van beide orden. Vanuit een hedendaagse populaire visie was de traditionele (publieke) omroep een elitaire paternalistische instelling die het officieel discours representeerde. Experts spraken er op een abstracte, meervoudige wijze over maatschappelijk relevante zaken. In de hedendaagse televisie domineert de private stem, die enkel voor zichzelf spreekt en voorbij het officiële discours gaat. Experts (academici, politici, vertegenwoordigers van grote organisaties,…) met hun meervoudige ('plural') en 'abstract first person speech' behoren tot het traditionele televisiediscours. Voor Dovey is reality-tv de metafoor voor de hedendaagse televisie, waarin de illusie van authenticiteit primeert. [Zie Tabel 3 ]
2.3. De samenleving als broeikas "Television is a forum… Viewed from within, it is a chaotic forum, but … it has a definite shape, and hence definite limits and overall tendencies. Television tends to favour the psychological over the structural, or the personal over the political, to use an old distinction. Television is bound by rules which ban particular points of view. Television is pushed by the demand that it should entertain. It is pulled by the competition for audiences into any amount of trivia and sensationalism. But all these tendencies, whilst forming and limiting television's potential as a forum, also enable it to work through… Television's explicit and flexible generic organization allows it to spread as wide as possible, and to provide many emotional points of contact with the ideas and lifestyles, problems and opportunities, that it is working through." John Ellis (2000:125-6) De vorige paragrafen toonden hoezeer reality-tv en 'first person media' een resultante zijn van de transformatie van de hele omroepstructuur. Zowel in de Verenigde Staten als in West-Europa had dit niet enkel gevolgen voor de financiering, productie en de hele organisatie van het medium televisie. Ook de programmatie, het televisiediscours en de manier waarop het publiek aangesproken wordt ('mode of address') ondergingen fundamentele wijzigingen. We toonden aan hoezeer reality-tv en 'first person media' thuishoren in een bredere transformatie van de Europese omroepen, soms aangeduid als de overgang
Tabel 3
Traditionele versus hedendaagse televisie: enkele kenmerken van het televisiediscours Traditionele televisie F F F F F F F
public service elitair, paternalistisch officieel discours experts met een 'plural speech' abstract first person schaarste zoektocht naar consensus
Hedendaagse televisie F F F F F F F
reality-tv democratisch, authentiek privaat discours, voorbij het officiële discours gewone mensen met 'singular speech' concrete 'first person speech' overvloed reflectie van onzekerheden en spanningen
van paleo- naar neo-televisie (of moderne naar postmoderne, traditionele naar populair-hedendaagse televisie). Dit stuk gaf tevens aan dat de transformatie van de televisie niet uitsluitend kan worden begrepen als een gevolg van een veranderende mediamarkt, maar dat de blik ruimer moet. Dit werd aangegeven door het begrip 'postmoderne' televisie, dat de ontwikkelingen van het medium duidelijk binnen fundamentele maatschappelijke veranderingen plaatst. Dit geldt a fortiori voor de recente explosie van factuele formaten, die zich zo uitdrukkelijk enten op maatschappelijke en ethische kwesties, vaak in een poging om controverse uit te lokken. In de volgende paragrafen trachten we aan te geven hoezeer dergelijke formaten een resultante zijn van of inspelen op dergelijke vraagstellingen. Gezien de beperkte omvang van dit rapport behandelen we hier slechts enkele maatschappelijke en morele kwesties.
2.3.1. Manifestatie van zichzelf: publieke/private sfeer, de terugkeer van ethische kwesties en persoonlijk onbehagen Heel wat nieuwere televisieformaten leggen duidelijk de klemtoon op persoonlijke statements, subjectieve gevoelens of zelfs regelrechte onthullingen. Individuele ervaringen waren natuurlijk altijd aanwezig in de media, vaak om een ruimere stelling te onderbouwen. Die orde lijkt nu omgedraaid. De individuele ervaring eist nu de volle aandacht op, terwijl het rationele argument naar de achtergrond wordt verwezen. Deze tendens is duidelijk merkbaar in zeer uiteenlopende formaten, van docusoaps tot specifieke praatprogramma's waarin dergelijke getuigenissen centraal staan ('confessional chat show'). Dit soort 'trauma tv' richt zich op individuele tragedies, vaak in verband met extreme angst of verdriet. De veelvoudige manifestatie van de persoonlijk stem en subjectieve onthullingen werpt heel wat vragen op. Een cruciale vraag betreft de status van de private sfeer, een concept dat verwijst naar de intieme, huiselijke of persoonlijke sfeer. Hierbij stelt zich de kwestie van het onderscheid tussen private en publieke sfeer. De
discussie hierover kwam in een stroomversnelling na Jürgen Habermas' werk aangaande de crisis van de publieke sfeer, waarbij hij een grote rol toedichtte aan de media24. Habermas wordt vaak gezien als een goede uitvalsbasis om na te denken over de rol van de media in relatie tot democratie en de verhouding tussen private/publiek sfeer. In zijn werk beschreef Habermas de ontwikkeling van een autonome arena voor rationeel maatschappelijk debat vanaf de zeventiende eeuw. Deze publieke sfeer hing, aldus Habermas, sterk samen met de groeiende politieke en economische onafhankelijkheid van de 'burgerij', die de samenleving rationeler wenste op te bouwen met een duidelijke scheiding der machten. De burgerlijke publieke sfeer werd gevormd door een los gedefinieerd netwerk van publieke meningsvorming in salons, via brieven en romans, en bovenal via een onafhankelijke pers. Habermas beschrijft verder hoe, vooral in de negentiende eeuw, deze onafhankelijke arena voor rationeel en kritisch debat in verval raakt, onder meer door de sterke expansie van de staat. Maar ook de pers en de andere media verloren hun functie van wezenlijk onderdeel van de ruimte voor rationeel debat (onder meer door de commercialisering ervan). Het is opvallend hoe Habermas (1989: 170-1) toen al schreef over een aantal formaten, technieken en tendensen die in dit rapport centraal staan: :
"the public sphere itself becomes privatised in the consciousness of the consuming public; indeed the public sphere becomes the sphere for the publicizing of private biographies, so that the accidental fate of the so-called man in the street … attain(s) publicity, while publically relevant developments and decisions are garbed in private dress and through personalization distorted to the point of unrecognisability".
Deze opvatting over de rol van de media heeft heel wat kritiek losgeweekt – vooral in relatie tot de verhouding publiek/private sfeer. Zo werd gewezen op het feit dat die publieke sfeer enkel toegankelijk was voor een elite, waaronder vooral mannen en de begoede burgerij. Er werden vraagtekens geplaatst bij de strakke indeling van de publieke en private sfeer, en vooral de negatieve beoordeling van het belang van wat traditioneel tot die laatste wordt gerekend. Vanuit
24 25
feministische hoek werd gewezen op de kunstmatige indeling: beide niveaus zijn niet van elkaar te scheiden en beïnvloeden elkaar voortdurend. De eigenschappen van de publieke sfeer (dominantie door mannen, rationaliteit) kunnen niet worden begrepen zonder rekening te houden met wat er zich in de intieme, huishoudelijke of persoonlijke sfeer afspeelt (inclusief seksualiteit en de alledaagse huiselijke verhoudingen tussen man en vrouw).
betrekking op de persoonlijke sfeer, gaande van vraagstukken over seksualiteit (zie het debat over transseksualiteit), gezinsproblematiek (ouderschap bij homoparen), voortplanting (het debat over bio-ethiek), zelfbeschikkingsrecht (euthanasie) tot vragen over identiteit25. Het publiek wil dan dat de televisie dergelijke kwesties toont: het wil ze actief meebeleven, omdat ze een steeds grotere impact hebben op ons dagelijks leven.
Bovendien, zo stelt Liesbet Van Zoonen (1998), moeten we de verhouding tussen beide sferen in een historisch perspectief plaatsen. Zo is de strikte scheiding tussen private en publieke sfeer een wezenlijk onderdeel van de moderniteit, aldus Van Zoonen. Hierbij werd de private sfeer gezien als een veilige vluchtheuvel (geassocieerd met het gezin, de vrouw, thuis) voor een snel veranderende, industriële samenleving (geassocieerd met de buitenwereld, werk, de publieke sfeer, de man). Een aantal auteurs hecht daarom veel belang aan de rol van de televisie en vooral aan de recente ontwikkelingen naar meer subjectiviteit en onthullingen. In soaps en de 'nieuwe' genres krijgt het privé-leven van gewone mensen immers de volle aandacht. Het onderscheid tussen de publieke en private sfeer verdwijnt hierdoor: alles wordt een publieke attractie. Hans Verstraeten (1996) wijst erop dat de entertainmentzijde van de media, die hoofdzakelijk via het medium televisie tot bij ons komt, een belangrijke rol speelt in de transformatie van de publieke sfeer. Volgens Liesbet Van Zoonen (p. 115) zijn er nog andere tekenen die erop wijzen dat de splitsing publiek/privaat aan het verdwijnen is:
De manifestatie van de persoonlijke stem dient daarnaast natuurlijk te worden gezien als een resultaat van ruimere maatschappelijke ontwikkelingen met persoonlijke, alledaagse implicaties. Zoals Ellis aangaf is het opvallend hoe de hedendaagse televisie het publiek confronteert met de "realities of everyday life". Aangezien dit persoonlijk onbehagen veelal betrekking heeft op de relatie van het individu met de andere en de samenleving, behandelen we het in de volgende paragraaf.
:
"For the media … the public/private divide seems to have vanished into one undivided spectacle of matters for public attraction. The fact that many ordinary people confess their most intimate thoughts effortlessly in talk shows and other public areas, and the increasing use of mobile telephones in public spaces are signs that the public/private divide may be eroding in the daily lives of ordinary people".
Rond deze grotere manifestatie van de private sfeer kunnen natuurlijk heel wat andere vragen worden gesteld, zoals de terugkeer van grote ethische vraagstukken in het publieke debat. Dit heeft
2.3.2. Ik en de andere: intimiteit, identiteit, flexibiliteit De afgelopen jaren werd uitvoerig geschreven over de gevolgen van de bredere transformatie van de samenleving voor het individu26. Het is interessant om dergelijke analyses door te trekken naar de recente explosie van factuele programmaformaten omdat die in veel opzichten gevoelig inspelen op acute maatschappelijke vraagstukken. Zo tracht de Amerikaanse politicoloog Robert Lane in zijn recentste boek, 'The Loss of Happiness in Market Democracy' (2000), in detail het persoonlijk onbehagen in de huidige Westerse samenleving te beschrijven en met harde data te documenteren. Lane ziet een fundamentele tegenstrijdigheid: ondanks de hoge materiële welvaart neemt het persoonlijk onbehagen toe. Hij wijst hier naar de groei van het aantal klinische depressies, het aanhoudend drugsprobleem, het aantal echtscheidingen, het wantrouwen in de maatschappelijke instellingen, enzovoort. Lane heeft het fundamenteel over een tragische erosie van solidariteit, om te beginnen binnen een interpersoonlijke en familiale context. Het gebrek aan directe sociale steun maakt mensen kwetsbaarder, wat nog wordt versterkt (vooral
in de Verenigde Staten) door de erosie van de basisstructuren voor maatschappelijke solidariteit. De hedendaagse burger heeft meer dan ooit nood aan "warm interpersonal relationships" en "solidary family life". In een interview met Hans Blokland (2000: 10) stelt Lane dat het mensen gaat "om de intimiteit, om het hebben van een vertrouwens-relatie". En dit is precies "wat ze missen in een 'netwerkmaatschappij'". In zijn analyse plaatst Lane dit persoonlijk onbehagen stevig in de context van de toenemende druk in de huidige liberale markt-economie, waar het individu bloot staat aan een hogere arbeidsdruk en meer flexibiliteit.
expertise en ervaring, de waarde van de publieke stem. Maar volgens Mehl (1996: 235) is intimiteittelevisie een symptoom van dieperliggende maatschappelijke problemen:
In deze context van persoonlijk onbehagen stelt de hedendaagse televisie net intimiteit, de persoonlijke stem en interpersoonlijke relaties centraal. Dit is niet alleen prominent aanwezig in soaps en in 'datingprogramma's' ('Blind Date'). Ook in praatprogramma's ('confessional chat show') en bepaalde vormen van reality-tv ('Big Brother') ligt de klemtoon op intieme relaties tussen mensen/personages. Een veel gebruikt begrip op dit vlak is het ruimere begrip 'emo-televisie' dat verwijst naar een kenmerk van televisieprogramma's met intense persoonlijke emoties.
In een bredere context behandelt intimiteittelevisie de problematiek van de persoonlijke identiteit. Identiteit wordt door Manuel Castells (1996: 22) omschreven als een complex proces waarbij een individu zichzelf definieert en voor zichzelf betekenis construeert op basis van een 'set of cultural attributes'. In een postmoderne samenleving, waarin de media zo aanwezig zijn, wordt deze identiteitsconstructie steeds meer een zaak van het individu zelf. En dit kan zowel bevrijdend als belastend werken. De veilige haven van de familie, de buurt, de sociale klasse, ligt vaak veraf. Vandaar dat nogal wat auteurs spreken over flexibele of complexe identiteit en de hele arbeid van identiteitsconstructie ('identity politics'). Als alomtegenwoordig medium speelt de televisie bij deze arbeid een cruciale rol.
De afgelopen jaren werd dit expliciet tonen (of de exploitatie) van intieme (liefdes)relaties bijzonder bekritiseerd omwille van voyeurisme en exhibitionisme. Dominique Mehl (1996) spreekt in dit verband, met groot inlevingsvermogen, over 'la télévision de l'intimité' (intimiteittelevisie), door tegenstanders aangeduid als 'télé lacrymale' of 'télé charité'. Volgens Mehl (p. 12-3) stoort dit soort televisie de critici omdat het irrationeel discours zomaar de publieke sfeer betreedt: :
"Sphère de libre expression et scène d'apparition pour les acteurs sociaux, l'espace public est fondé en raison. Il étale des preuves, des documents, des convictions, des croyances… La télévision de l'intimité ne respecte pas cette règle du jeu. Fondée sur l'expression des émotions et sur le témoignage, elle exhibite de l'expérience et valorise la monstration".
'Intimiteittelevisie' stelt fundamentele vragen over de definitie van de publieke en private sfeer, de status van
:
"La télévision de l'intimité se caractérise, dans une période de crise du lien social et de déclin des mouvements sociaux, par un mode d'intervention particulier dans le champ politique. Accueillant les blessures individuelles, les destins malheureux, les misères sociales, elle expose et fait parler la souffrance".
Lanes analyse van persoonlijk onbehagen en de nood aan intiem, interpersoonlijk contact uit zich meer concreet in zeer uiteenlopende programma's. Zo worden in verschillende programma's (de onmogelijke) emotionele liefdesrelaties gethematiseerd en beklemtoond. Dit komt zeer duidelijk aan bod in datingprogramma's ('Blind Date'), maar is onderhuids ook nadrukkelijk aanwezig in 'Big Brother'. In datzelfde programma zien we ook het thema van het (uiteenvallend) gezin als kern van de samenleving (hoe kunnen mensen in één huis samenleven?). In de jaren 80/90 komt het gezin als maatschappelijk thema trouwens zeer nadrukkelijk in de media en in het publieke debat aan bod. Kenneth Thompson (1998: 89) koppelt dit (voor het Verenigd Koninkrijk) aan de neoconservatieve tijdsgeest en spreekt in dit verband
26 27
over één van de sterkste vormen van morele paniek in onze samenleving. Thompson geeft in verschillende voorbeelden aan hoe de publieke opinie zich op geregelde ogenblikken opwindt over gevallen waarin ('immorele') moeders hun kinderen verwaarlozen, of hoe kinderen de speelbal worden van geweld en incest (zie de affaire James Bulger in het Verenigd Koninkrijk, de affaire Dutroux in België). In het verlengde hiervan groeide de status van het gezin uit tot een cruciaal maatschappelijk vraagstuk, waarbij vragen werden gesteld over ethische kwesties en persoonlijke verantwoordelijkheid.
2.3.3. Ik, de andere en de samenleving: angst en geborgenheid, klasse en politiek Uit de vorige paragraaf blijkt dat de televisie als een forum bepaalde maatschappelijke thema's op een persoonlijk en interpersoonlijk niveau thematiseert. Alvorens uitspraken te doen over hoe men dit proces van behandeling en/of exploitatie moet beoordelen, is het belangrijk te wijzen op nog enkele andere thema's. Die bevinden zich voornamelijk op het niveau van hoe het individu zich verhoudt tot de hele samenleving en diegenen die ze beheren (politiek, ideologie). Een voor de hand liggend en zeer actueel thema is de angst. We kunnen hier het verband leggen tussen het succes van reality-tv, de verbeelding van geweld en wat René Boomkens (1996) de "ecologie van de angst" noemt. Zowel Boomkens als Nichols (1994) verbinden angst met het toenemend risico in de neoliberale samenleving (risicosamenleving27). Boomkens ziet in de huidige samenleving een systeem van geborgenheid, gaande van shopping centra (aan de 'veilige' rand van de stad, met interne veiligheidsdiensten), het gebruik van de GSM (voortdurende bereikbaarheid, ook in gevaarlijke omstandigheden), de autocultuur (veilig achter gesloten ramen en deuren, vooral in de stad) tot de overdreven thematisering van geweld en veiligheid in films en op de televisie. 'Reality crime shows' vormen een goed voorbeeld van de media als 'angstmachines'. Maar ook in heel wat andere mediaproducten komt het thema van angst en (on)veiligheid in extreme mate aan bod, zoals in 'Big Brother'28. Voor de kijker geeft het kijken naar dit soort televisie een dubbel
gevoel van angst en geborgenheid: :
"…shared expressions of fear and disgust combine with fearful and protective feelings, making for a TV 'family bonding' experience'. We are able to confirm our own security by looking at those less fortunate29".
Bill Nichols (1994: 55) gaat in dezelfde richting, maar plaatst zijn analyse in de context van de angst voor maatschappelijke ongelijkheid, flexibiliteit en instabiliteit. Reality-tv heeft volgens Nichols (p. 58) de grote maatschappelijke middengroep voor ogen30. Die leeft in een flexibele markteconomie voortdurend met de angst af te dalen op de sociale ladder, met onveiligheid, armoede en onzekerheid als gevolg: :
"Reality TV offers another version of the effort to represent anxieties of social stability and mobility at a time when economic solvency, let alone prosperity, hangs in doubt. The fate of the middleclass 'in-betweeners' is uncertain … Beset by dreams of rising and nightmares of falling, plagued by the terror of pillage, plunder, and rape, the 'target' audience for reality TV (white, middle-class consumers with 'disposable' income) attends to a precarious world of random violence and momentto-moment contingency…".
Het thematiseren van geweld, angst en (on)veiligheid heeft met andere woorden een duidelijke ideologische dimensie. Nichols (p. 51) spreekt in dit verband van de fundamentele perversiteit van reality-tv: in tegenstelling tot de ware documentaire heeft reality-tv niet de intentie de kijker te mobiliseren of diens burgerzin aan te scherpen. De perversiteit ligt in "the gleeful abandon with which it mocks, or rejects, civicmindedness and the positivist social engineering behind it". Het thema van geweld, onveiligheid en (de nood aan) geborgenheid uit zich ook in wie bij dit project wordt betrokken en in hoe dat gebeurt. In dit opzicht is de rol van politie-, bewakings- en andere veiligheidsdiensten opvallend. In reality-tv waar politiemannen en -vrouwen optreden (opsporingsprogramma's en 'reality crime shows'), heeft de beeldvorming contradictorische
dimensies. Enerzijds is er de afbeelding van de erg chaotisch wereld waarin we leven. Het is een wereld vol gevaren, onvoorspelbare en onontkoombare gebeurtenissen. De slachtoffers in reality-tv zijn gewone mensen van vlees en bloed. Ze lijken op de 'middle-class'-kijker zelf. Anderzijds is er de positieve beeldvorming. Meestal wordt de uitstekende organisatie van de veiligheidsdiensten onderstreept of minstens gesuggereerd ('Oproep 2020'). In andere gevallen toont het programma een gunstige afloop, althans voor het oorspronkelijke slachtoffer of de centrale figuur-ingevaar ('Levensgevaar'). En in de meeste gevallen wordt de hulpverstrekker gepresenteerd als de onaantastbare held van het verhaal. Naast deze positieve beeldvorming kan worden ingebracht dat de hulpverstrekker, vooral in reality-tv, ondanks zijn/haar status van held niet wordt gepresenteerd als een levendig individu met zeer specifieke persoonlijkheidskenmerken. Het gaat veeleer om een 'normale' vertegenwoordiger van de veiligheidsdienst (of misschien beter 'geborgenheidsdienst') in kwestie. Deze beeldvorming roept heel wat vragen op, vooral in het kader van het gangbare wantrouwen ten aanzien van de politie, grote maatschappelijke instellingen en de staat in het algemeen. De manier waarop de 'geborgenheidsdiensten' worden geportretteerd, kan niet worden losgekoppeld van ruimere ideologische vraagstukken over de relatie tussen het individu, de samenleving en de politieke klasse. Reality-tv toont ons een wereld waarin de agenten van de staat ons redden uit de chaos van onveiligheid en gevaar, terwijl de staat zelf machteloos lijkt. Dit proces van verregaande individualisering speelt hier dus opnieuw, want de 'geborgenheidsdiensten' worden weer gepersonaliseerd en positief afgebeeld, terwijl het nut van de staat buiten beeld blijft. Dit thema van het wantrouwen ten aanzien van de staat, de grote maatschappelijke instellingen en de politieke klasse komt nog op andere manieren aan bod. Heel wat kritische auteurs hebben in hun onderzoek naar infotainment en de transformatie van het nieuws gewezen op de samenhang met de afnemende politieke participatie (zie de lage opkomst bij verkiezingen,
daling lidmaatschap politieke bewegingen), alsook de beperkte kennis van de politieke bedrijvigheid en het geloof erin. Andere auteurs betogen dan weer dat enkele nieuwe formaten hierop juist een antwoord proberen te geven. Vooral praatprogramma's, meer specifiek 'audience participation programmes' (ADP, bijvoorbeeld 'Jan Publiek'), thematiseren verschillende begrippen in de sfeer van politieke inspraak, democratie en burgerlijke verantwoordelijkheid. In dit soort programma's ligt de klemtoon immers op dialoog en debat. In ADP's gaat het 'open' gesprek over zeer uiteenlopende maatschappelijk en ethisch geladen onderwerpen tussen onbekende mensen. De expert staat niet langer centraal of is zelfs afwezig. De opinie van de volwassen burger (de stemgerechtigde man/vrouw-in-de-straat) primeert. In sommige gevallen lijkt de televisie inspraak en de zoektocht naar consensus via debat al vroeg aan te leren. 'Mijn Gedacht!' op Ketnet (VRT) past dan volkomen in een educatief-maatschappelijk project: kinderen leren via de televisie de spelregels van democratisch overleg met rationele argumenten. Dit soort programma's lijkt een antwoord op het gebrek aan inspraak en directe democratie (Mehl, 1996: 235). Inspraak komt nog op talloze andere manieren aan bod in de huidige media, gaande van het gebruik van 'voting systems' (in talloze praat- en andere programma's, zoals 'Bracke & Crabbé') tot het soort inspraak met een fundamentele impact op het verloop van het verhaal ('Big Brother', waar kijkers mee beslissen over wie het huis verlaat). Dit kan worden gekaderd in het verlangen van de hedendaagse televisie om de participatie van de kijker/burger zoveel mogelijk te verhogen.
2.4. Denkkaders "New times call for new thinking." James Curran (1996: 81)
28 29
2.4.1. Over pragmatische en ideologische posities De discussie over hoe nieuwe factuele programma's inspelen op maatschappelijke en ethische kwesties is natuurlijk complexer. In het recente debat over de explosie van nieuwe factuele programma's kunnen we immers verschillende denkrichtingen of -kaders onderscheiden. De discussie over de aard, de ethiek en de deontologie van de nieuwe mediapraktijken hangt in aanzienlijke mate samen met een ruimere visie op de maatschappelijke rol van de media in het kader van het project van de 'civil society'. In dit hoofdstuk verwezen we al indirect naar enkele van deze denkkaders. Zo plaatsten we het begrip 'thematiseren' of 'gebruik van maatschappelijke/ethische themata' tegenover de 'exploitatie' ervan (§ 2.3)31. Dit laatste begrip toont een andere, meer kritische invalshoek. Het begrip 'exploitatie' geeft aan dat de televisie(makers) niet echt bekommerd is (zijn) om het maatschappelijk debat of het welzijn van diegene die in het programma figureert. De klemtoon ligt op het – veelal commercieel geïnspireerd – gebruik van die thema's. De exploitatie van de private sfeer en de drang naar meer reality-tv kunnen dus verschillend benoemd en beoordeeld worden. Aan de ene kant spreken heel wat auteurs negatief over de recente ontwikkelingen, waarbij de exploitatie van emotie wordt gezien als een uiting van 'tabloidisering' (Buckingham, 2000). Aan de andere kant zijn er ook auteurs die de positieve kanten van deze ontwikkelingen onderstrepen. Enkele auteurs trachtten recentelijk de verschillende posities in het debat te duiden. Zo maakt Jon Dovey (2000: 83) een onderscheid tussen de volgende drie posities met betrekking tot reality-tv: F de 'Trash TV'-positie: deze afkeurende houding ziet reality-tv en gelijkaardige factuele programma's als het resultaat van commerciële en politiekeconomische overwegingen; deze positie vindt dit soort programma's cultureel verdacht; F de 'reality-tv as empowerment'-positie: deze houding onderlijnt de positieve aspecten, waarbij verwezen wordt naar de participatie en betrokkenheid van de kijker, evenals de positieve gevolgen ervan voor de publieke meningsvorming
en debat (publieke sfeer); F de 'reality-tv as nightmare'-positie: deze positie knoopt aan bij postmoderne theorieën (vooral van Jean Baudrillard) over de televisie als het ultiem simulacrum; deze positie ziet reality-tv als het bewijs dat de televisie een imitatie (kopie) biedt van de werkelijkheid zonder origineel of referent ('Big Brother' beklemtoont authenticiteit en realisme, maar toont uiteindelijk een wereld die niet zou bestaan zonder het medium televisie zelf). Deze indeling is interessant, maar concentreert zich te zeer op het fenomeen reality-tv. Het is noodzakelijk om de hele discussie terug te koppelen naar een ruimere visie op de rol van de media in de samenleving. Met andere woorden: de appreciatie van de komst van nieuwe factuele programma's hangt nauw samen met een bredere visie op de relatie tussen media en maatschappij. In de volgende paragraaf proberen we bondig enkele denkkaders te isoleren. Ze zijn vaak pragmatisch en ideologisch geïnspireerd, en hanteren verschillende begrippen. In dit debat onderscheiden we globaal drie theoretische perspectieven of denkkaders ten aanzien van de rol en de organisatie van de media, met name een liberaal, een kritisch en een meer genuanceerd culturalistisch denkkader32. In dit rapport concentreren we ons op de invulling van deze denkkaders met betrekking tot de explosie van factuele televisie33.
2.4.2. Liberale perspectieven: forum voor debat, diversiteit van representatie en participatie Het debat over reality-tv en 'first person media' werd/wordt op een uiterst gepolariseerde manier gevoerd. Een belangrijke stem in het publiek debat is deze van de programmamakers zelf, die systematisch aangeven hoe zorgvuldig zij omgaan met de aangesneden thematiek, hoe ernstig zij omgaan met de deelnemers en het publiek (zie de talloze interviews in kranten en tijdschriften). Ook tijdens de interviews, die we in het kader van dit rapport voerden, viel deze bekommernis op. Zeer belangrijk in de argumentatie van de onderzoekers en programmaverantwoordelijken is dat ze uiteraard inspelen op maatschappelijke
thema's, maar van een extreme exploitatie zou geen sprake zijn. Zowat alle programmamakers beklemtonen dat ze in hun werkwijze zoveel mogelijk rekening houden met deontologische voorschriften en dat ze huiverig staan ten opzichte van een te grote exploitatie van maatschappelijke vraagstukken. Zo worden er volgens de meeste researchers altijd concrete afspraken gemaakt met de getuigen. Veel gesprekken worden op voorhand voorbereid. Er worden afspraken gemaakt over de onderwerpen waarover men wil praten tijdens de uitzending. Getuigen worden na afloop niet zomaar gedumpt (interview met Paul Jambers en Petro Van Aerschot). De researchers stellen dat ze vaak eigen beslissingen nemen rond deontologie, rond "wat al dan niet door de beugel kan". Opvallend is dat volgens de programmamakers de grens publiek-privaat niet problematisch is, gezien het vrijwillig karakter van de deelname en de mogelijkheid om op elk ogenblik uit het programma te stappen (interview Van Aerschot). Verder wijzen verschillende programmamakers erop dat dit soort televisie wel degelijk een belangrijke maatschappelijke functie vervult. Reality-tv en 'first person media' bieden burgers een bijkomend onafhankelijk forum voor informatie en debat. Bovendien zijn het net dit soort programma's ('Goedele', 'Jambers Magazine') waarin bepaalde taboes aan bod kunnen komen. Dit soort programma's heeft ervoor gezorgd dat bepaalde minderheidsgroepen (zoals transseksuelen) openlijk aan bod kunnen komen, waaronder vooral een sociaal-economische onderlaag. Deze pragmatische visie sluit zeer nauw aan bij een liberaal-pluralistische opvatting over de media. Die stelt dat media moeten fungeren als een onafhankelijk forum voor debat en informatie. De media vormen een soort vierde macht, een waakhond of een plaats waar belangrijke maatschappelijke onderwerpen publiek aan bod kunnen komen. De visie stelt dat de media in een liberale samenleving diverse stemmen aan bod laten komen. Een liberale mediaorde is de beste garantie voor een diversiteit aan visies en een betere representatie van de samenleving in de media. Naast de bredere representatie heeft de recente transformatie van de televisie gezorgd voor een betere toegankelijkheid en begrijpelijkheid van factuele
informatie. Zo werd het nieuws vaak beschouwd als te paternalistisch (binnen een publieke omroeptraditie), te moeilijk en te 'abstract'. Onderzoek wees immers uit dat nieuws te moeilijk was en nauwelijks begrepen werd. De toegankelijkheid was dus beperkt, ondanks alle theorieën over universele dienst en toegankelijkheid. De nieuwe vormen van nieuws en reality-tv slagen daar beter in. Het nieuws brengt nu een betere mix van 'hard' en 'soft' informatie. Op die manier hebben de burgers gemakkelijker toegang tot de media, wat hun uiteindelijke participatie bevordert. Dit meer 'populistisch' nieuws werkt doeltreffender in 'the making of the citizen'34.
2.4.3. Kritische perspectieven: winst, exploitatie en illusie van democratische idealen De liberale visie wordt in het publieke debat geregeld aangevallen door verschillende groepen die wijzen op de politiek-economische achtergrond van dit soort televisie. Binnen dit kritisch denkkader kunnen verschillende richtingen worden geïsoleerd, maar belangrijk is dat ze heel wat premissen uit het liberale denkkader op losse schroeven zetten. Een interessante case waarover het publieke en academische debat zich de afgelopen jaren hebben gebogen, betreft de veranderingen in de traditionele talkshow. Die heeft zich ontwikkeld naar meer aandacht voor de private sfeer (emo-tv), met meer participatie en debat vanwege de gewone burger (zie Livingstone & Lunt, 1994; zie verder hoofdstuk 3). Vanuit een liberaal denkkader kan men deze ontwikkeling in een positieve zin beoordelen: 'audience participation programmes' tonen en dragen de idealen van een participatieve democratie uit. De televisie wordt aldus een soort 'parlement' (forum of arena), waar een vertegenwoordiging van het volk debatteert over maatschappelijke en persoonlijke items. Voorstanders betogen dat de televisie op die manier de ongehoorde stem op de voorgrond brengt of de persoonlijke beleving van bredere maatschappelijke problemen verwoordt. Kortom, de televisie wordt een centraal instrument in het verspreiden van de idealen van de 'civil society' (democratie, debat, overleg, participatie, representatie,…).
30 31
Volgens het kritisch denkkader is dit alles slechts een illusie. Zo zou de televisie het ideaal van de participatieve democratie enkel lippendienst bewijzen en misbruiken, vooral omdat dergelijke programma's uitsluitend commerciële motieven (kijkcijfers) hebben. Net als bij sommige vormen van reality-tv gaat het om een exploitatie van de private sfeer en zelfs de exploitatie van de illusie van participatieve democratie. Dergelijke programma's gebruiken het discours van de democratische participatie en lijken inspraak te organiseren, maar van een echt debat is geen sprake. Volgens Patrick Charaudeau en Rodolphe Ghiglione (1997) gaat het om een "réprésentation fallacieuse" en een "leurre séduisant". In een breder perspectief stellen heel wat kritische auteurs dat de media een instrument van sociale controle en ideologische reproductie zijn. De popularisering van de media dient enkel politiekeconomische belangen en stelt de bestaande orde niet in vraag. Volgens Nichols (1994: 56) doet reality-tv niets anders dan de wet en de bestaande orde bevestigen (zie het voorbeeld van de politiediensten, § 2.3.3). Technieken van personalisering, 'inspraak' en dramatisering moeten de aandacht van het publiek trekken. Met het accent op authenticiteit en spektakel wil de nieuwe televisie een zo ruim mogelijk publiek vormen, uiteraard op vraag van adverteerders. In deze tijden van (media)fragmentatie wenst reality-tv, aldus Nichols (1994: 60), enkel "to reimagine as broad a collectivity or target audience for its sponsors as possible". Reality-tv en 'first person media' tonen tevens hoezeer de huidige mediasector elk onderdeel van het persoonlijk leven tracht te exploiteren en dat geen enkel onderwerp nog onaangeroerd blijft. Deze 'commodification of everyday life' maskeert zich als een zoektocht naar authenticiteit en realiteit, maar is in wezen een groot bedrog (zie hybridisering van reality-tv). De exploitatie van ruime maatschappelijke thema's en ethische vragen richt zijn blik op het persoonlijke en maskeert op die manier de ware achtergrond ervan. Infotainment en tabloidisering dragen enkel bij tot een stereotype verbeelding en een beperktere kennis van grote vraagstellingen (Sparks & Tulloch, 2000).
Abstracte analyse van de ware achtergrond verdwijnt voor een meer gefragmenteerd beeld vol subjectieve individuele meningen. Deze technieken van subjectivering, personalisering en fragmentatie kunnen uiteindelijk zorgen voor een implosie van de moderne publieke ruimte, waarin niet langer naar consensus wordt gezocht. De effecten van deze trends zijn niet te overzien, zeker niet in het kader van het project van de 'civic society'. Nichols (1994: 60) stelt dat "what reality-tv … eliminates is any coming to historical consciousness".
2.4.4. Genuanceerde posities over de mogelijkheden voor de 'consumer culture' Deze geschematiseerde voorstelling van uiteenlopende posities verbergt heel wat gemengde, meer genuanceerde onderzoeks- en denktradities. Zo kunnen we hier verwijzen naar de verschillende richtingen binnen een feministisch perspectief en, breder, de culturele mediastudies. In het debat is het duidelijk dat nogal wat auteurs proberen om niet in deze gepolariseerde posities te vervallen35. De vrij deterministische posities van het kritische denkkader laten niet veel ruimte voor alternatieven, maar toch werpen ze fundamentele problemen op. Anderzijds stellen ze zich vragen bij de uitwassen van de ideaaltypische, democratische rolpatronen van de media, zoals voorgesteld door een liberaal denkkader. Ook in dit rapport willen we de verschillende perspectieven belichten en een geïntegreerd denkkader aanreiken. We sluiten hierbij aan bij een auteur als Ib Bondebjerg36 die stelt dat de recente trends duidelijk het resultaat zijn van de commercialisering van zowat alle onderdelen van het dagelijks leven. De huidige transformatie van de media wordt geplaatst in de bredere consumptiecultuur ('consumer culture')37. Hierbij gaat men ervan uit dat cultuur inderdaad steeds meer een economisch goed is geworden. Anderzijds betekent dit nog niet automatisch dat dit alles waardeloos wordt. Cultuurproducten en de consumptie ervan kunnen aanleiding geven tot bijzonder waardevolle en zingevende activiteiten. In de hedendaagse 'consumer culture' worden ervaringen, emoties, pijn en vreugde 'gecommodificeerd' of tot
handelswaar gemaakt: private en alledaagse ervaringen worden via de media ter consumptie aangeboden. Dit betekent echter niet dat ze daarom automatisch verwerpelijk zouden zijn. De recente evolutie van nieuwe factuele formaten past hierin en wordt eveneens ingegeven door winstmaximalisatie. Het is met andere woorden een integraal onderdeel van deze consumptiecultuur. Maar Bondebjerg – en met hem heel wat andere onderzoekers binnen de richting van de culturele mediastudies – geeft echter aan dat binnen dit kader wel nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd voor een zekere democratisering van de oude 'public service'gedachte. Ten top gedreven commercialisering en consumptie sluiten niet uit dat een verbreding van het publieke debat en kennis mogelijk is. Ook binnen een gecommodificeerde wereld zijn er mogelijkheden voor de (hoger gedefinieerde) 'civil society'-functies van de media: participatie, informatie, toegankelijkheid en forumfunctie. Dit perspectief hangt samen met de erkenning dat de maatschappelijke betekenis van media en afzonderlijk mediaproducten strak gecontextualiseerd moet worden. Het is immers gevaarlijk om de betekenis van reality-tv zomaar af te leiden uit de productiecontext. Deze eis tot radicale contextualisering maakt sterk generaliserende uitspraken onmogelijk, maar richt de blik op de alledaagse beleving van de hedendaagse consumptiecultuur. Hieruit blijkt dan vaak dat de concrete betekenis in het leven van de consument veelal een stuk complexer is dan vanuit de gepolariseerde posities wordt erkend. De komst van allerlei commerciële vormen van realitytv en 'first person media' kan dan niet eenvoudig worden gezien als het einde van de idealen inzake media en maatschappij. Vooral in Europa zien we volgens Bondebjerg (1996) een "creation of a new mixed public sphere, where common knowledge and everyday experience play a much larger role". De 'consumer culture' waarin we leven wordt in dit genuanceerd interpretatiekader meer beschouwd als een gegevenheid. Het is een kader waarin, ondanks politieke en economische drijfveren, democratische mogelijkheden niet zijn uitgesloten.
Maar Bondebjerg wijst erop dat men, ondanks alles, kritisch moet blijven kijken: :
"But in spite of this, there is a need for critical perspectives: dramatizing crime, personal problems and social issues in fascinating forms does not necessarily create the basis for public knowledge. There still is a question of balance, relevance and the question of putting things into appropriate perspectives and contexts". (onze onderlijning)
Dit betekent dat een overdreven verheerlijking van de nieuwe formaten moet worden vermeden, zonder de nieuwe mogelijkheden ervan voor publieke kennis, participatie en debat te ontkennen. Het is dan van belang dat programmamakers, maar ook het publiek, critici en academici collectief nadenken en debatteren over "the standards and quality by recognising that these ways of speaking have an importance that goes beyond diversion, entertainment and spectacle"38.
2.5. Besluit Dit hoofdstuk trachtte de opkomst van nieuwe televisieformaten in de richting van reality-tv en 'first person media' te begrijpen in het licht van ruimere technologische, mediaspecifieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Hieruit blijkt dat dit soort televisie zich, scherper dan voorheen, ent op cruciale hedendaagse maatschappelijke en ethische kwesties. Men zou zelfs lapidair kunnen stellen dat dit soort televisie ontegensprekelijk hedendaags is. Men behandelt, openlijker dan voorheen, thema's die hoog op de politieke agenda staan, zoals angst, geweld, veiligheid en persoonlijke geborgenheid. Men toont een bonte stoet van maatschappelijke en ethische pijnpunten, vaak op een persoonlijke en directe wijze. Men simuleert de praktijk van inspraak en participatieve democratie. Het is geen toeval dat net dit soort nieuwe factuele programma's met een klemtoon op de subjectieve beleving heel wat reacties heeft uitgelokt. De afgelopen jaren werd in de meeste (Westerse) landen openlijk
32 33
nagedacht over deze ontwikkelingen. Het debat nam vaak extreme vormen aan, was nationaal verschillend, maar enkele vraagstellingen kwamen voortdurend aan bod: de vraag over de grenzen tussen publieke/private sfeer en over de grenzen tussen fact/fiction; de wijze waarop deze programma's maatschappelijke en ethische kwesties exploiteren of thematiseren; het statuut van objectieve versus subjectieve kennis; de gevolgen van deze transformaties voor de manier waarop over maatschappelijke kwesties kan worden gedebatteerd, enzovoort. In dit debat kwam voortdurend de vraag naar voor in welke mate het gebruik van maatschappelijke en ethische kwesties was ingegeven door de commerciële logica van de hedendaagse media. Gaat het niet om een parasitaire exploitatie? Is het gebruik van maatschappelijke kwesties geen bedreiging voor een sereen debat? Leidt de klemtoon op extreme gevallen of freaks niet tot een verkeerde beeldvorming over ethische kwesties? Het is duidelijk dat deze vragen niet eenduidig kunnen worden beantwoord én dat de antwoorden vaak ideologisch en pragmatisch zijn geïnspireerd. Het is dan belangrijk om de stellingen over deze formaten duidelijk terug te koppelen naar enkele algemene denkkaders. Hieruit bleek dat de afwijzing of de waardering van de nieuwe factuele genres een bredere visie over de relatie media en maatschappij in zich draagt. In het volgend hoofdstuk willen we het debat en de stellingen verder concretiseren en nuanceren door ons toe te spitsen op enkele gevalstudies.
voetnoten
2
11 We denken hier aan het werk van de Amerikaanse documentarist Frederick Wiseman
35 Het gaat hier om auteurs zoals Biltereyst (2000), Bondebjerg (1996), Corner (2000),
(Nichols, 1991; Dovey, 2000).
Dahlgren (1995), Dovey (2000), Langer (1998), Livingstone & Lunt (1992) of Mehl (1994a, 1994b, 1996).
12 Zie Miklos et al. (2000). 36 Bondebjerg (1996). 13 Dit programma uit 1987 wordt vaak beschouwd als één van de eerste reality crime shows.
37 Zie Featherstone (1995).
14 Heel wat auteurs maken in die zin een onderscheid tussen een brede en een engere
38 Dovey (2000: 174).
definitie van het reality-tv genre. Bill Nichols (1994: 45) heeft het over "all those shows that present dangerous events, unusual situations, or actual police cases". 15 Bijvoorbeeld Nichols (1994). 16 Voor een overzicht van deze discussie, zie Biltereyst & de Smaele (2000). 17 Een ander begrip, dat scherper aangeeft hoe entertainmentwaarden het nieuws vervormen, is newszak (Franklin, 1998). 18 Voor een overzicht van deze discussies verwijzen we naar McQuail (2000) en Sparks & Tulloch (2000). 19 Zie Blumler (1992). 20 Zie hier vooral Marshall (1950) en Graham Murdoch (1999: 11-2). 21 Het Britse 'Crimewatch' gaat al terug tot 1984, het Duitse 'Aktenzeichen XY' al tot 1967. 22 In Vlaanderen is de VRT toonaangevend op het gebied van de docusoap ('Het leven zoals het is') of 'audience discussion programmes' ('Eerlijk gezegd'). 23 Ellis, J. (2000) Seeing Things. Television in the Age of Uncertainty. Londen: Tauris. 24 Deze discussie over Habermas' visie op de crisis van de publieke sfeer, de rol van de (massa)media daarin en de breder maatschappelijke repercussies, kwam pas echt goed op gang na 1989 toen zijn 'Strukturwandel der Öffentlichkeit' (1969) in Engelse vertaling uitkwam. In dit rapport gaan we niet uitgebreid in op deze discussie, die elders al breed werd gevoerd (Curran, 1991, 1996; Dahlgren, 1995; Garnham, 1990). 25 Anthony Giddens spreekt in dit verband over het belang van emotionele democratie en het belang van 'life-politics' (Giddens & Pierson, 1998). 26 Castells (1996, 1997), Giddens (1991) of Lane (2000). 27 Dit begrip wordt veelal teruggevoerd tot Becks Risikogesellschaft. (Frankfurt, 1986). 28 Maarten Reesink (2000) schrijft dat 'Big Brother' "eerder een verbeelding van geborgenheid dan van geweld" toont. 29 Dovey (2000: 99). 30 Zie ook Langer (1998: 162-4). 31 Dit debat over de verschillende (pragmatisch en/of ideologisch geïnspireerde) denkkaders kwam ook al aan bod in de bespreking van de transformatie van de televisiesector, waar een liberaal tegenover een meer kritisch denkkader figureerde (§ 2.2). 32 Deze indeling kan uiteraard verder worden aangevuld (onder meer met Dovey's derde positie). 33 Voor een verdere discussie over dergelijke posities verwijzen we naar Biltereyst & Van Gompel (1997). Zie ook Curran (1991, 1996). 34 Buckingham (2000).
34 35
3. Nieuwe factuele televisieformaten en het debat over de 'civil society': enkele gevalstudies
"The political public sphere constitutes a space – a discursive, institutional, topographical space – where people in their roles as citizens have access to what can be metaphorically called societal dialogues, which deal with questions of common concern: in other words, with politics in the broadest sense. This space, and the conditions for communication within it, are essential for democracy. This nexus of institutions and practices is an expression of public culture – visible and accessible sets of societal meanings and practices – and at the same time presupposes a public culture." Peter Dahlgren (1995: 9)
Dit brengt ons bij de centrale vraagstelling van dit rapport: wat is de maatschappelijke betekenis van dergelijke nieuwe factuele programma's en hoe zit het met de toegankelijkheid, de mogelijkheden tot participatie of inspraak? Het is enkel via gevalstudies dat we een beter zicht krijgen op de verschillen in de informatiewaarde (kwaliteit, diversiteit, onafhankelijkheid) en de forumwaarde van een programma of een formaat. Dit laatste begrip verwijst naar de mate waarin een programma een toegankelijke publieke arena vormt waar burgers hun mening kunnen uiten of waar via rationeel overleg wordt gestreefd naar consensus en wederzijds begrip. Een ander begrip dat we in deze gevalstudies hanteren, is de openheid/geslotenheid van de verschillende programma's of formaten. Dit verwijst naar de mate waarin programma's verschillende gezichtpunten bevatten: een gesloten genre toont veelal slechts één (dominant) perspectief, terwijl een open genre verschillende perspectieven aan bod laat komen. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de specifieke literatuur inzake talkshows (§ 3.2), reality-tv (§ 3.3), docusoaps (§ 3.4) tot de recente transformatie van nieuws (§ 3.6). Over de meeste van deze formaten bestaat erg veel wetenschappelijke literatuur. Dit geldt uiteraard niet voor 'Big Brother', een formaat dat we als een bijzondere case behandelen binnen reality-tv (§ 3.5).
3.1. Inleiding De vorige hoofdstukken hadden betrekking op een ruimer debat over de transformatie van televisie in de richting van factuele programma's met een grote persoonlijke, subjectieve inslag. Het is echter noodzakelijk om dit debat te verfijnen: de dynamiek van elk programma en programmaformaat verschilt immers sterk. Dat geldt zelfs voor programma's binnen éénzelfde strikt gecodeerd formaat. Zo toonde 'Big Brother' in Spanje bijvoorbeeld heel andere thema's en had het een ander verloop dan in Vlaanderen, Duitsland of Nederland. In Spanje wijzigden de deelnemers zelfs een essentieel onderdeel van het programma: door op voorhand af te spreken dat elke deelnemer een andere persoon zou nomineren, werd het systeem dat de bewoners twee mensen moesten aanduiden, geneutraliseerd. De beslissing lag geheel bij de kijkers. Dit voorbeeld toont meteen dat verschillende programma's ook een andere mate van participatie van het publiek vereisen.
3.2. Talkshow "… the nation's picture window onto domestic dysfunction." Jane Shattuc (1997: 100)
3.2.1. Situering Weinig televisieformaten hebben de afgelopen jaren meer aandacht gekregen dan talkshows of praatprogramma's39. Eén reden hiervoor is de indrukwekkende ontwikkeling van dit oude televisiegenre. Vooral in de Verenigde Staten ontwikkelde de traditionele talkshow zich, als goedkoop
genre, in verschillende formaten – gaande van grootse spektakelshows tot meer klassieke praatprogramma's. Ook in Europa groeide de talkshow uit tot één van de meest geproduceerde en succesvolle televisiegenres.
laatste jaren veel academische aandacht kreeg, omdat het – schijnbaar? – in een open dialoog verschillende meningen en perspectieven aan bod laat komen.
Een andere reden om zich diepgaand met de talkshow in te laten, heeft betrekking op de klemtoon op conversatie – vaak gezien als de basis voor participatieve democratie. De talkshow kan bovendien niet worden losgekoppeld van ruimere ontwikkelingen in de richting van reality-tv en 'first person media': gaandeweg groeide het genre steeds meer uit tot een forum waar subjectieve meningen van de gewone burger openlijk aan bod komen. Nogal wat auteurs zien de talkshow als een centraal, publiek toegankelijk forum in onze samenleving waar belangrijke maatschappelijke thema's openlijk aan bod komen (racisme, seksualiteit, religie). Rond de talkshow ontstond een debat waarin gepeild werd naar de aard van de televisie als publiek forum en naar de manier waarop de persoonlijke stem een politieke lading krijgt wanneer het in de openbaarheid komt.
3.2.2. Oppositionele of gemanipuleerde publieke ruimte?
De talkshow kent een grote variatie in gespreksonderwerpen, presentatievormen, selectie en aard van de deelnemende gasten. Rond het concept van talkshow cirkelen heel wat andere begrippen, die op één of andere wijze een subgenre suggereren ('chat show', emo-tv)40. De talkshow is een erg dynamisch genre. Net als bij reality-tv gaat het om een ruim concept met die gelijkenis dat ook hier 'gewone' mensen centraal staan. Uitspraken over talkshows hebben veelal betrekking op de daytime talkshow. Deze shows zijn sterk thematisch gericht en beklemtonen de persoonlijke beleving van sociale problemen in een alledaagse context. Talkshows schenken veel aandacht aan 'het publiek'. Dit publiek krijgt veelal de kans om als toeschouwers het spektakel vanop de tribune waar te nemen, maar in sommige gevallen krijgt het een actievere rol waarbij het het verloop van het programma kan bepalen ('The Jerry Springer Show'). Deze participatie beperkt zich niet enkel tot het stellen van vragen. Leden uit het publiek kunnen hun mening verkondigen of zelfs eigen ervaringen vertellen. In publieksdiscussieprogramma's zoals 'Eerlijk Gezegd' of 'Jan Publiek' worden vaste panelleden uitgenodigd om hun mening te geven over verschillende maatschappelijke thema's. Het is vooral dit formaat dat de
In het debat over de maatschappelijke betekenis van publieksdiscussieprogramma's speelt het concept 'publiek forum' een belangrijke rol. Verdedigers van het genre wijzen erop dat publieksdiscussieprogramma's laagdrempelig zijn, omdat gewone mensen als burger er hun mening kunnen verkondigen. Toeschouwers zien en horen de subjectieve beleving van uiteenlopende onderwerpen zonder te worden geremd door abstract of afstandelijk taalgebruik. Naast de toegankelijkheid wijst men ook op de veelheid aan opvattingen, de zoektocht naar consensus en – in de meeste gevallen – het wederzijds respect van de deelnemers aan het debat. Een belangrijk element in de verdediging is dat dergelijke populaire discussieprogramma's de mogelijkheid bieden om via debat ook emoties en persoonlijke beleving aan bod te laten komen. Dit soort programma's geeft een stem aan de persoonlijke, dagelijkse beleving van maatschappelijke en ethische problemen: de overgang naar openbaarheid geeft het persoonlijke meteen een politieke lading. Op deze manier ontstaat een ruimer publiek debat waarin niet enkel ruimte is voor het rationele argument, maar ook voor de beleving ervan door zeer uiteenlopende mensen en groepen. De verdediging slaat echter niet enkel op de lage drempel waardoor het publiek op een meer 'beleefde' wijze in contact komt met maatschappelijke vraagstellingen. Een belangrijk element is dat via publieksdiscussieprogramma's nieuwe gezichtspunten worden aangereikt. In die zin zou het genre een oppositionele publieke ruimte creëren waarin alternatieve meningen aan bod kunnen komen: :
"What is conceived as a confrontational device (the exaggerations, the personal revelations, the management of conversation) becomes an opening for the empowerment of an alternative discursive practice. These discourses don't have to conform to civility nor to the dictates of the general interest. They can be expressed for what they are: particular, regional, one sided, and for that reason politically alive41".
36 37
In de meeste publieksdiscussieprogramma's zorgt de redactie er bovendien voor dat voldoende tegengestelde, vaak zelfs ronduit controversiële of 'subversieve' meningen aan bod komen. Deze verscheidenheid aan geboden perspectieven en meningen heeft tot gevolg dat de narratieve structuur in talkshows vaak dooreen wordt gehaald: een logische opbouw van begin, midden en einde vervalt. Van een rationele argumentatie is geen sprake meer, terwijl de discussie in dit formaat cyclische vormen aanneemt. Zoals Leurdijk (1999: 39) aangeeft worden in publieksdiscussieprogramma's vaak argumenten herhaald, sprekers worden "in de rede gevallen en de discussie gaat nog door terwijl de aftiteling al over het scherm loopt". Deze cycliciteit wordt soms negatief bekeken als een gebrek aan rationaliteit, maar suggereert een wezenlijk onderdeel van publiek debat op een toegankelijk forum: het lijkt wel of de redactie geen managementtechnieken toepast om de discussie op een gestructureerde manier te laten verlopen. De tijd lijkt niet scherp verdeeld over de verschillende panelleden, inclusief de verschillende meningen en perspectieven. Daarnaast ziet het genre de deelnemers niet langer als passieve vertegenwoordigers van de massa: de sprekers krijgen als actieve mensen een stem en de mogelijkheid om zich uit te spreken, ook wanneer die mening een 'subversieve' geladenheid heeft42. De talkshow en vooral het publieksdiscussieprogramma wordt gezien als een open, toegankelijk genre met oppositionele mogelijkheden. In dit soort programma's is er nauwelijks sprake van een dwingende of moraliserende 'voice of authority', terwijl de televisie een open ruimte voor discussie construeert. Deze analyse wordt echter niet door iedereen gedeeld. Zo is volgens de critici de idee van cycliciteit en van gebrekkig management slechts schijn: de presentator/presentatrice heeft immers een zeer belangrijke functie. Hij/zij is niet alleen de gespreksleider of scheidsrechter, maar ontpopt zich zelfs tot therapeut (zie verder). De host neemt soms een erg moraliserende rol aan, zoals Jerry Springer. De host en de hele redactie hebben een zeer grote greep op de discussie. Dit begint al bij de selectie van de kandidaten, terwijl de meeste discussieprogramma's sterk gemonteerd worden. Deze opmerking leidt naar de ruimere kritiek aangaande de manipulatie van deze publieke ruimte. Centraal hierbij
is de vraag of dergelijke ongestructureerde gesprekken uiteindelijk niet leiden tot een versplinterde publieke sfeer, waar de klemtoon ligt op individuele expressie en waar niet langer wordt gezocht naar consensus. De centrale vraag betreft dan de impact en de politieke waarde van dit soort programma's. Norman Fairclough (1995: 13) stelt de problematiek scherper door het gebruik van het begrip 'conversationalization'. Hiermee verwijst hij naar een fundamentele ambivalentie ten aanzien van de overvloed aan gesprekken en talkshows op de televisie: :
"To put the issue rather baldly, do conversationalized discourse practices manifest a real shift in power relations in favour of ordinary people, or are they to be seen as merely a strategy on the part of those in power to effectively recruit people as audiences and manipulate them socially and politically".
De kritiek op talkshows neemt diverse vormen aan. Zo zien Charaudeau en Ghiglione (1997) praatprogramma's als een middel in een bredere machtslogica, waarbij de televisie enkel een illusie van macht creëert. Televisie is bij uitstek een vluchtig forum waar de waarden van inspraak, analyse en kritiek gesimuleerd worden zonder ook maar te tornen aan reële politiek-economische macht. Het gaat om een theatrale illusie én dus een neutralisering van inspraak en macht. In het verlengde van Baudrillard spreken Charaudeau en Ghiglione (p. 164) van een ambivalentie of tegenstelling: :
"Car (la télévision) se trouve dans une contradiction: elle veut nous jouer la pièce de la démocratie et ne peut nous présenter qu'un simulacre de celle-ci".
Daaraan gekoppeld kunnen we ook verwijzen naar een ruimere kritische analyse van de televisie, namelijk dat dit medium onvoldoende tijd en ruimte laat voor een degelijke uitwerking van een argumentatie43. De klemtoon op subjectieve meningen leidt vooral bij praatprogramma's tot een erosie van de rationaliteit. Kritische auteurs zien de komst van dit soort programma's als een gevolg van de toenemende commerciële druk binnen de televisiemarkt om het publiek nauw te betrekken. De televisie zou enkel een illusie van politieke macht creëren, en zelfs de ideeën van betrokkenheid en inspraak exploiteren. Het debat over talkshows gaat over
fundamentele politieke vragen met betrekking tot macht, de waarde van volksparticipatie en inspraak in de besluitvorming. Het gaat ook over de rol van publiek debat in een democratie, waarbij sommigen zich de vraag stellen of conversatie wel echt de kern van een democratie is. Michael Schudson (1997) stelt in dit verband dat conversatie als democratisch instrument enkel belangrijk is in die mate dat ze bijdraagt tot consensus en goed bestuur.
3.2.3. Trivialisering, depolitisering of feminisering van de publieke sfeer? Een bijzonder facet in deze discussie over de maatschappelijke waarde van talkshows betreft de manier waarop maatschappelijke en ethische thema's worden aangesneden. Hier stelt zich de vraag naar de roddelcultuur en de klemtoon op sensationeel consumentisme in talkshows als 'Oprah Winfrey' en 'The Jerry Springer Show'. Volgens Jane M. Shattuc (1997: 86) bieden dergelijke shows echter wel degelijk heel wat mogelijkheden om genuanceerd te debatteren (bijvoorbeeld over seksueel geweld). Shattuc vraagt zich zelfs af of televisie op deze manier niet het merendeel van het publieke debat heeft overgenomen. Talkshows behoren wel degelijk tot de publieke sfeer en geven de mogelijkheid om te participeren in de publieke arena: :
"Here, "average" Americans debate important, albeit sensationalized, issues that are central to their political lives: racism, sexuality, welfare rights, and religious freedom. Would Jürgen Habermas, one of the leading theoreticians of the public sphere, have included such shows as part of the public sphere, which he defined it as the realm of our social life in which something approaching public opinion can be formed? … A portion of the public sphere comes into being in every conversation in which private individuals assemble to form a public body".
Shattuc wijst erop dat de vrees voor trivialisering van de 'echte' politiek samenhangt met een traditie van rationeel publiek debat. Talkshows lijken in die zin roddel, emoties en irrationaliteit te promoten – kenmerken die doorgaans nog als vrouwelijk worden beschouwd44. Feministische mediaonderzoekers wijzen er echter op dat het persoonlijke politiek geladen is: talkshows behoren wel
degelijk tot de politieke sfeer. Voor Jane M. Shattuc handelen talkshows in essentie over "the public sphere's growing intercession into the family, the home, and regulation of the individual's body" (p. 94). Het belang van dit soort programma's is dat ze het persoonlijke duidelijk in een sociale context plaatsen: :
"As a result, the talk show participates in a debate arena comparable to Habermas' public sphere. However, the evidence of social injustice has shifted from rational and distant forms to an intersection that collapses personal experience, physical evidence, and emotion" (p. 95).
Deze verdediging van talkshows gaat uiteindelijk uit van een ruimere visie op politiek, de waarde van persoonlijke ervaring en kennis. Zo krijgt het begrip politiek een ruimere invulling dan de geïnstitutionaliseerde vorm ervan (partijpolitiek en politieke instellingen), waarbij aandacht wordt gevraagd voor de dagdagelijkse impact. In deze discussie staat de idee voorop dat de persoonlijke ervaring tevens als politiek wapen kan worden gebruikt. Dit sluit aan bij de (hoger gevoerde) discussie over de grenzen tussen publieke en private sfeer. Enkele auteurs, waaronder Lynne Joyrich (1996), stellen dat talkshows, net als soap opera's en melodrama's, de private sociale conflicten en emoties via het televisiescherm publiek (dus politiek) maken. Talkshows passen dan in een ruimer maatschappelijk kader waarin de hegemonie van abstracte expertise en rationaliteit als bronnen van kennis fundamenteel wordt betwist. Net als andere vormen van 'first person media' geven talkshows uiting aan een verlangen de traditionele methoden van kennisverwerving aan te vullen met alternatieve vormen van kennis, voornamelijk gebaseerd op ervaring. Deze kritiek past in een breder postmodern kader waarin het geloof in de grote verhalen afneemt en eigen ervaringen een belangrijke bron van waarheid worden.
3.2.4. Collectieve therapie, bekentenissen-tv of emo-tv? Dit sluit aan bij de opvatting dat het persoonlijke tevens het sociale toont en aldus een collectieve therapeutische waarde krijgt. Dit lijkt te suggereren dat de maatschappij zichzelf blootgeeft in talkshows (Livingstone & Lunt, 1994). Van alle genres wordt vooral de talkshow verbonden met
38 39
een therapeutisch discours, onder andere doordat dit formaat veel psychologische of sociopsychologische onderwerpen behandelt. In dit discours brengen talkshows emoties in beeld die waarheden aan het licht brengen. Ondanks de vaststelling dat talkshows de expertise van therapeuten, psychologen en psychiaters in twijfel trekken, reiken ze een alternatieve maatschappelijke therapie aan waarin persoonlijke getuigenissen en schuldbekentenissen schering en inslag zijn. De opkomst van dit therapeutisch discours is ingebed in de mediacultuur en de consumentenmaatschappij, waar bekentenissen en getuigenissen deel uitmaken van een zoektocht naar subjectiviteit en identiteit. In talkshows praten mensen in de eerste of tweede persoon, met als gevolg dat er steeds een ik/jijdialectiek aanwezig is. Door de radicale komst van dit soort subjectiviteit in de publieke ruimte fungeren de talkshow en de televisie steeds meer als plaats voor publieke biecht. Televisie biedt misschien de mogelijkheid tot zelfrealisatie, maar deze alternatieve evaring blijft stevig verankerd in een bredere mediaconsumptiecultuur. Critici wijzen op de dubbelzinnigheid van dit soort publieke getuigenissen en bekentenissen. Net als de private biecht schommelt dit soort televisie tussen het tonen (verwoorden) van 'deviant' gedrag en de bevestiging van de norm. Praatprogramma's met een sterke klemtoon op emotie ('emo-tv') en bekentenissen ('confessional chat show') hebben een conservatieve geladenheid, aldus de critici. Zo wijst Dovey (2000) erop dat het tonen van maatschappelijke en ethische kwesties in deze vorm niet alleen kan leiden tot een gelaten houding: een soort 'live and let live'-tolerantie. Het kan ook leiden tot een fragmentatie van de publieke sfeer en tot een "twin impetus of exposure and condemnation" (p. 118). Dit betekent dat het tonen van maatschappelijke en ethische pijnpunten ook de veroordeling ervan kan inhouden.
debat. Dit was al zo in de traditionele talkshow, waar de klemtoon lag op informatie en het uitdiepen van maatschappelijke en ethische kwesties. Veelal kwam hierbij een expert (bijvoorbeeld een politicus of academicus) aan het woord, wat de toegankelijkheid niet steeds verhoogde. Deze forumfunctie kent echter wel een andere gedaante in de huidige vormen van publieksparticipatie. In de hedendaagse talkshows is de forumfunctie bijzonder belangrijk geworden, alsook de toegankelijkheid ervan en de participatie eraan. De talkshow spreekt het publiek op een meer directe, persoonlijke manier aan (ik/jij-relatie in plaats van wij/zij). De klemtoon op subjectieve meningen lijkt in die zin het belang van de onafhankelijkheid en objectiviteit van de informatie te overstijgen. Maar ook hier moeten we wijzen op de verbreding van de concepten kennis, informatie en politiek. Verder dienen we zeker rekening te houden met de kritiek op gangbare vormen van de talkshow, waarin de illusie van democratie en de commerciële exploitatie van maatschappelijke en ethische thema's centraal staan. Maar zoals John Corner (2000c) aangeeft staat elke poging om het genre te veroordelen zelf bloot aan een ongenuanceerde visie op de rol van televisie in onze samenleving. Televisie is immers geen monolithisch blok en dat geldt ook voor de afzonderlijke genres. Bovendien wijst Shattuc (1997) op de culturele vooringenomenheid van de gangbare kritiek op talkshows: volgens haar nemen vooral sociale midden- en hogere klassen aanstoot aan het genre omdat het "the impolite and impolitic behaviour of its underclass" toont. [Zie Tabel 4 ]
3.3. Reality-tv 3.2.5. Maatschappelijk belang Heel wat studies over de talkshow zijn genuanceerd en voorzichtig. Veel hangt af van de invulling van de verschillende programma's. Maar er bestaat wel een grote eensgezindheid over de mogelijkheden van het genre in het kader van het 'civil society'-project. Hoewel talkshows zeer divers en soms contradictorisch zijn, bieden ze ten minste de mogelijkheid tot een alternatief forum voor
"The real is actually the world being left behind, the artificial is the world being created. Soap operas take 'fake' people and put them in 'real' situations; these shows take real people and put them in fake situations." Edward Rothstein ('The New York Times', 5 augustus 2000)
:
3.3.1. Situering Alvorens in te gaan op de docusoap (§ 3.4) en de specifieke casus 'Big Brother' (§ 3.5) is het noodzakelijk om het concept reality-tv in het algemeen te behandelen. Dit geldt zeker voor de problematiek van de definitie ervan. Het begrip reality-tv wordt, zoals hoger aangegeven, op zeer uiteenlopende wijzen omschreven. Zo onderscheidden we al een enge en ruime betekenis. In een engere zin verwijst reality-tv naar een genre "waarin sprake is van een mengeling van journalistieke en dramatische conventies en waarin onverwachte of dramatische gebeurtenissen uit het leven van gewone mensen of uit het werk van politieagenten, hulpdiensten, artsen, brandweer en andere publieke beroepen centraal staan"45. In een ruime betekenis is reality-tv een container- of koepelbegrip waarmee men televisieprogramma's aanduidt die een aanspraak maken op de 'realiteit' en waarin reële personen en gebeurtenissen centraal staan. Hieronder vallen zeer uiteenlopende formaten van opsporingsprogramma's tot docusoaps (zie § 2.2 en § 3.7). Een werkbare definitie voor het ruimere begrip vinden we terug bij Richard Kilborn (1994: 423), die schrijft dat reality-tv:
"will involve (a) the recording, 'on the wing', and frequently with the help of lightweight video equipment, of events in the lives of individuals or groups, (b) the attempt to simulate such real-life events through various forms of dramatized reconstruction and (c) the incorporation of this material, in suitably edited form, into an attractively packaged television programme which can be promoted on the strength of its 'reality' credentials".
Kilborn onderscheidt in zijn definitie drie belangrijke elementen: (1) De 'recording on the wing'. Dit concept (zie ook 'fly on the wall') stelt dat de camera als het ware in de alledaagse leefwereld van mensen treedt en als bij toeval registreert wat er gebeurt. Kritische stemmen wijzen erop dat mensen zich anders gaan gedragen wanneer ze er zich van bewust zijn dat hun gedrag wordt geregistreerd. (2) Simulatie van het echte leven. Technieken zoals dramatisering en cliffhangers worden gebruikt om het echte leven na te bootsen. Een belangrijk verschil met de non-fictiefilm is dat er geen sprake is van een lineaire structuur en dat er doorgaans geen begin en/of einde is. Volgens Leurdijk (1999) ontbreekt hier zowel de duiding en inkadering van de gebeurtenissen als de ontknoping.
Tabel 4
Enkele kenmerken van de traditionele en hedendaagse talkshow
Centrale kenmerken Inhoudelijke kenmerken
Vormelijke kenmerken
Mode of address Informatiewaarde
Forumwaarde Participatie Toegankelijkheid
Traditionele talkshow
Daytime talkshow
Publieksdiscussie-programma
rationeel debat uitdiepen van publieke maatschappelijke en ethische kwesties gesprek of interview met diverse groepen, waaronder de expert wij/zij hoog met klemtoon op onafhankelijkheid en kwaliteit beperkt beperkt gemiddeld
rationeel debat en emotie ervaringen en emoties uit het persoonlijk leven gesprek, interview of confrontatie met host ervaringsdeskundige ik/jij gemiddeld
participatie, emotie human interest, sociale, persoonlijke en politieke thema’s debat met host ervaringsdeskundigen
gemiddeld sterk sterk
hoog zeer sterk zeer sterk
ik/jij/wij/zij gemiddeld
Nota: De ingegeven waarden zijn voornamelijk indicatief en willen enkele bevindingen overzichtelijk samenvatten. Ze dienen niet opgevat te worden als exacte of precieze waarden.
40 41
(3) 'Reality credentials', realiteitsclaim of aanspraak op de realiteit. Hoewel de link met ontspanning en amusement zeer duidelijk wordt gemaakt, benadrukt reality-tv sterk de realiteitswaarde. De meeste reality shows introduceren een hybride mix van verschillende genres (docu-soap, reality soap,…), die als non-fictie de focus leggen op de ervaring of de doorleefde realiteit. Authenticiteit staat hier centraal. Televisie werkt via de directe emotionele ervaring van zogenaamde ervaringsdeskundigen die persoonlijk bij het onderwerp van het programma betrokken zijn. Deze benadering van de materie wordt door de programmamakers als zeer belangrijk beschouwd. De realiteitsclaim ligt voor een groot stuk in het enorme geloof in de kracht van het medium, zoals Paul Jambers onlangs nog aangaf: :
"In de camera zie je alles … Je ziet of een persoon liegt, je kunt zijn gelaatsuitdrukking lezen, je legt zoveel bloot als je voor de televisie komt46".
3.3.2. Realiteitsclaims, visuele cultuur en openheid Een belangrijk probleem in verband met reality-tv betreft de aanspraak op de realiteit. Televisie wordt in dit kader gezien als een 'venster op de wereld', wat een directe band met de 'echte wereld' veronderstelt. De specifieke nadruk op het visuele drukt het publiek met de neus op een bepaalde waarheid, maar Leurdijk (1999: 115) stelt dat reality-tv een open genre blijft: :
"De nadruk op beelden en op gebeurtenissen in het hier en nu, betekent niet per definitie dat de programma's deze realiteit daarmee beter doorgronden. Feiten en achtergronden die de getoonde gebeurtenissen in een bredere context plaatsen, ontbreken. De programma's eindigen zonder conclusie, oplossing of evaluatie. In die zin is reality tv bij uitstek een open genre, dat ruimte biedt aan verschillende interpretaties".
Meerdere interpretaties en lezingen zijn mogelijk en een finale geslotenheid blijft uit. Kilborn (1994) stelt in dit opzicht dat net de aanwezigheid van fictionele en entertainmentelementen een versterkende factor betekent voor de openheid en de realiteitsclaims van dit soort programma's. Deze vermenging van realiteit en entertainment vinden we ook terug in het concept van
'het andere nieuws'47, zoals 'Man Bijt Hond', 'Rescue 911' of 'Het Leven Zoals Het Is'. Voor de toeschouwer is precies deze realiteitsclaim de bron van voldoening: hoe realistischer de mediaboodschap lijkt, hoe groter de aantrekkingskracht. Minnebo (1999: 47) stelt dat reality-tv hier duidelijk op inspeelt en dat "in het genre de vraag naar realisme opgevangen (wordt) door de realiteit zelf te onderwerpen aan de wetten van het televisiemedium". De aanspraak op de realiteit is vooral een aanspraak op de binding met de realiteit. Die realiteitsaanspraak wordt versterkt doordat men in dit soort programma's gebruik maakt van niet-fictionele elementen.
3.3.3. Registratie en reconstructie In dit verband moeten we binnen reality-tv een belangrijk onderscheid maken, zodat een heldere lezing van de problematiek mogelijk wordt. Sommige vormen van reality-tv leggen de klemtoon op de registratie van de werkelijkheid als een soort 'fly on the wall', terwijl andere die werkelijkheid reconstrueren. Telkens verschilt de realiteitsaanspraak grondig. Bij de eerste soort van registrerende reality-tv (bijvoorbeeld docusoap) wordt de werkelijkheid in beeld gebracht, zoals die zich in het heden voordoet voor de camera. In de tweede, reconstruerende vorm van reality-tv (bijvoorbeeld de reality crime show) wordt de waarheidsclaim veel meer gemaakt vanuit een nauwgezet nabootsen van een gebeurtenis, liefst met de medewerking van bevoorrechte getuigen. De kennis en inbreng van deze getuigen vormen de basis voor de waarheidsclaim en leggen de nadruk op authenticiteit48. Bij reconstruerende reality-tv zijn het vaak extreme gebeurtenissen die worden gereconstrueerd, terwijl het in registrerende reality-tv vaak gaat om een 'slice of life'. In dit laatste geval creëert men een ruimte die het dagelijkse leven moet simuleren. De programmamakers van 'Big Brother' (interview Herman Bral en Petro Van Aerschot) beweren dat zij een ruimte creëren waarin mensen een vrij normaal leven kunnen leiden. Die 'everyday life' component wordt in deze argumentatie sterk gekoppeld aan de realiteitsclaim. De 'everyday life'-simulatie wordt echter sterk in vraag gesteld. Zo wordt volledig voorbijgegaan aan het management van de
programmamakers, terwijl de deelnemers aan een grondige selectie worden onderworpen. Bovendien worden de ontwikkelingen in het huis sterk beïnvloed.
3.4.2. Docusoap als populaire etnografie: genrehybriditeit, de grenzen tussen 'fact'/fictie en private/publieke sfeer
In de volgende twee paragrafen gaan we in op twee specifieke vormen van reality-tv. Eerst komt de docusoap aan bod als een voorbeeld van registrerende reality-tv (§ 3.4). Daarna concentreren we ons op één casus binnen de reconstruerende vorm ervan, met name 'Big Brother' (§ 3.5).
Docusoap is een hybride genre dat verwijst naar het samensmelten van de documentaire- en de soaptraditie. Daar waar rond de documentaire een aura hangt van ernstig onderzoek naar de realiteit, wordt de soap veelal aangeduid als oppervlakkig entertainment. Het documentaire aspect veruiterlijkt zich vooral in het geloof en de ambitie om een 'representatie van de wereld' te geven met de klemtoon op authenticiteit, context en engagement49. Soap daarentegen tracht via reconstructie een fictionele wereld te creëren waarin de emotionele interpersoonlijke relaties in een (vrij) statisch gedefinieerde setting tot ontwikkeling komen. De docusoap legt eveneens de klemtoon op interpersoonlijke relaties binnen een instelling of op een bepaalde plaats, maar gebruikt hierbij geen reconstructies en geen kunstmatige settings. Vormelijk heeft de docusoap echter heel wat kenmerken gemeen met de soap opera, zoals het gebruik van een gelijkaardige narratieve opbouw (cliffhangers, klemtoon op meerdere personages, op complexe verhaallijnen, op een hedendaagse setting, op emotie, op de ontwikkeling van interpersoonlijke relaties)50. Met ingrediënten zoals emotie, spanning en humor worden mensen in hun natuurlijke omgeving in beeld gebracht. Belangrijk hierbij is de herkenbaarheid van de afgebeelde mensen (als personages).
3.4. Docusoap "The eye of TV is no longer the source of an absolute gaze, and the ideal of control is no longer that of transparency. The latter still presupposes an objective space (that of the Renaissance) and the omnipotence of a despotic gaze ... in a position of exteriority, playing the distinction between active and passive is abolished. Such is the slope of a hyperrealist sociality, where the real is confused with the model." Jean Baudrillard (1983: 54-5)
3.4.1. Situering Tijdens de tweede helft van de jaren 90 kenden heel wat West-Europese omroepen de komst van een nieuwe vorm van factuele televisie: de docusoap. Deze eigenaardige combinatie kwam eerst tot ontwikkeling in GrootBrittannië (bijvoorbeeld 'Airport'), maar veroverde snel het continent. Eerst deden docusoaps heel wat wenkbrauwen fronsen, maar de formule sloeg snel aan (in Vlaanderen, bijvoorbeeld, 'Alle Remmen Los', 'Hete Kussen Uit Salou', 'Ibiza'). Rond dit genre is er duidelijk minder controverse gerezen dan rond andere vormen van reality-tv, zoals de crime show. Toch roept ook de docusoap enkele vragen op rond de vermenging van 'fact' en fictie, terwijl men zich ook vragen kan stellen bij het succes en het maatschappelijk belang ervan.
De hybriditeit van de docusoap situeert zich niet alleen op het niveau van de gebruikte technieken, maar komt ook voort uit de verwevenheid van fictie en non-fictie. Uit de interviews blijkt echter dat de makers van docusoaps hun producten zonder problemen definiëren als non-fictie. Paul Jambers en Ludo Penninckx geven toe dat zij een aantal soaptechnieken hanteren, maar ze onderlijnen resoluut het documentaire gehalte. Zo omschreef Ludo Penninckx 'Het Leven Zoals het Is' als "een documentaire serie, die het genre van de cinéma vérité beoefent en de verhaalstructuur van de soap gebruikt"51. In 'cinéma vérité' wordt de nadruk gelegd op observatie en tracht de documentairemaker subjectiviteit en normatieve ingrepen uit te bannen. Het is opvallend hoe de programmamakers eenzelfde discours hanteren wanneer ze het formaat van de docusoap willen omschrijven. Zo zegt Terry Verbist52 dat, "zonder dat wij
42 43
iets forceren of dingen in scène zetten (is) wat je ziet ook wat wij gezien hebben en wat er gebeurd is".
3.4.3. Belang: nieuwe journalistiek of televisuele cocooning?
Deze suggestie van realisme wordt onderstreept door gebruik te maken van een descriptieve camera. Paul Jambers wijst er zelfs op dat de docusoaps een veel groter documentair gehalte hebben dan de traditionele documentaires, waar de nadruk vooral op interviews lag. Jambers aarzelt niet om de huidige formaten, zoals docusoaps, een hedendaagse vorm van journalistiek te noemen. Hoewel docusoap een hoge mate van realisme claimt, zijn er enkele kanttekeningen:
Over het maatschappelijk belang van dit nieuwe genre bestaat nog maar erg weinig literatuur. Een belangrijk aspect is echter dat de docusoap opnieuw een genre is dat op een erg toegankelijke wijze (zie de soaptechnieken, de identificatie, de creatie van een complexe wereld met meerdere mensen/personages) het alledaagse leven tekent. De klemtoon ligt er op de registratie van mensen in hun dagelijkse en natuurlijke omgeving.
:
"Docusoaps willen verslag uitbrengen van de realiteit. De situaties die zich afspelen zouden zich, in theorie althans, ook moeten afspelen wanneer er geen cameraploeg aanwezig is. Maar dat is natuurlijk niet zo. Die mensen worden in zekere zin ook geregisseerd door de logheid van het medium televisie. Zo moet een handeling al eens worden overgedaan omdat de persoon in de camera keek. De situatie is dus levensecht, maar de fictie zit in een zekere regie" (interview Paul Jambers).
Volgens Jambers doet het gebruik van deze technieken uit de fictieproductie echter "geen afbreuk aan de levensechte inhoud … want fictie wordt alleen maar gebruikt voor de vormgeving, om het verhaal beter te maken, toegankelijker, boeiender, duidelijker en filmischer te maken. Maar de geloofwaardigheid staat boven alles". Ook in het buitenland worden docusoaps vaak geanalyseerd aan de hand van fictionele technieken. Net als soap speelt de docusoap zich af in het heden, terwijl de tijdsafwikkeling in de (docu)soap ook grotendeels samenvalt met de tijdservaring van het publiek (mimetisch karakter). Een ander aspect is de nadruk op conversatie van gewone mensen die uitsluitend voor zichzelf spreken. Deze nadruk op het persoonlijke, subjectief gekleurde gesprek linkt de docusoap aan de hedendaagse talkshow en aan Dovey's concept van 'first person media'. De docusoap is een "deeply conversationalised documentary form" (p. 138) dat zich concentreert op de populaire etnografie van het alledaagse leven. Het is ook hier dat de grenzen tussen private en publieke sfeer andermaal worden overschreden.
Hierbij stelt zich de vraag of dit soort registraties van de wereld wel degelijke achtergrondinformatie verschaft. De vrees bestaat dat achtergrond en duiding hier worden opgeofferd voor herkenbaarheid, identificatie en het nauwkeurig uittekenen van enkele interpersoonlijke relaties in een erg beperkte wereld. Docusoap concentreert zich hierbij, geheel in de tijdsgeest van cocooning, op de registratie van een afgesloten cocon. Deze tendens is misschien verontrustend indien, zoals hoger aangegeven, docusoap als volwaardige 'nieuwe' journalistiek wordt voorgesteld. De kritiek op dit hybride formaat verwijst naar de verschuiving van de traditionele 'public service'-traditie van de documentaire, waar onafhankelijkheid en kwaliteit van informatie centraal stonden. Deze traditie zou dan verschuiven naar een hoger gehalte aan entertainment: hierbij worden zowel de waarde van informatie als de maatschappelijke forumfunctie op een geheel andere manier ingevuld. Informatie wordt nu opnieuw vertaald in een subjectieve, persoonlijke richting, geheel in de traditie van de hedendaagse talkshow. Voorstanders wijzen op het feit dat het genre op een indringende wijze zicht geeft op de levensvorm van bepaalde groepen uit de samenleving (bijvoorbeeld campingbewoners), die meestal niet aan bod komen. Nu krijgen mensen die niet zo snel toegang hebben tot media een forum. Een andere belangrijke verschuiving betreft de manier waarop de traditionele documentaire en de docusoap maatschappelijke en ethische kwesties behandelen. Waar vroeger in documentaires maatschappelijke fenomenen als problematisch werden omschreven, staat in de docusoap de herkenbaarheid centraal. Belangrijk is ook dat men de docusoap, net als de fictionele soap, kan zien als een open
genre: het publiek kan zich immers op verschillende manieren identificeren met de mensen/personages. Dit hangt samen met de meervoudige verhaallijnen. Daartegenover staat dat de informatiewaarde van de docusoap veelal een caleidoscoop van ervaringen en emoties biedt. De docusoap heeft ook een duidelijke forumfunctie. Zo omschrijft Ludo Penninckx het doel van 'Het Leven Zoals Het Is: Camping' als "het in beeld brengen van én mensen vertrouwd maken met bepaalde groepen van mensen, hun problemen en hun emoties". Door het alledaagse en de herkenbaarheid te benadrukken wordt de identificatie aangescherpt en de toegankelijkheid vergroot. [Zie Tabel 5 ]
3.5. 'Big Brother' als specifieke casus "'Big Brother' filmt het echte leven, een soap zonder acteurs maar met echte mensen." voice-over pilootuitzending 'Big Brother', Kanaal 2 "Elkaar selecteren niet op grond van vaardigheid of gebleken verdienste, maar op grond van leuk of bij de groep passen. Televisie heeft de omslag van meritocratie naar emotiecratie geperfectioneerd." TV-recensent van NRC-Handelsblad53
3.5.1. Situering: reality soap, real life soap of 'pre-planned group surveillance with game show'-programma? 'Big Brother' werd voor het eerst uitgezonden op de Nederlandse zender Veronica en kent sindsdien een heuse exportboom, niet alleen in Europa, maar ook in de Verenigde Staten. Het succes van 'Big Brother' gaf aanleiding tot een explosie van gelijkaardige formules. In Nederland was 'Big Brother' het best bekeken entertainmentprogramma van de Nederlandse televisie in 1999. In Spanje brak 'Big Brother' de hegemonie van voetbal en soaps. Het Duitse RTL2 realiseerde dankzij het programma de hoogste kijkcijfers sinds de oprichting in 1993. En ook in Vlaanderen haalt de zondaguitzending de eerste plaats in de wekelijkse lijst van meest bekeken programma's. Enkel in de Verenigde Staten vallen de cijfers wat tegen. Telkens tekent zich hetzelfde patroon af: de eerste uitzending trekt fenomenaal veel kijkers, dan is er een duidelijke terugval, en naar het einde toe is er opnieuw kijkcijfergekte. Rond dit programma ontstond, zoals hoger aangegeven, een hele controverse. In de media verschenen bijzonder veel commentaren, maar meer wetenschappelijk onderbouwd onderzoek is vooralsnog niet voorhanden. Toch lijkt het interessant om het fenomeen 'Big Brother' als specifiek geval te behandelen. 'Big Brother' is als programma niet enkel belangrijk als voorbeeld van een succesvolle Europese vorm van
Tabel 5
Enkele kenmerken van de docusoap Centrale kenmerken
Inhoudelijke kenmerken
Vormelijke kenmerken
Informatiewaarde Toegankelijkheid
herkenbaarheid authenticiteit klemtoon op het leven in een cocon subjectiviteit human interest interpersoonlijke relaties mensen in hun dagelijkse en natuurlijke omgeving fly-on-the-wall dramatisch (conflict, mensen als personages,…) non-lineair (meervoudige verhaallijnen,…) soapkenmerken (personages, cliffhangers,…) (inter)persoonlijke ervaringen, zicht op onbekende domeinen van het (inter)persoonlijk leven in een instelling, geen achtergrond, personalisering, dramatisering,… grote toegankelijkheid: identificatie, herkenbaarheid, …
Nota: De ingegeven waarden zijn voornamelijk indicatief en willen enkele bevindingen overzichtelijk samenvatten. Ze dienen niet opgevat te worden als exacte of precieze waarden.
44 45
reality-tv en 'first person media'. Het is ook interessant omdat het als hybride televisieformaat vragen stelt bij de grenzen tussen fact/fictie en private/publieke sfeer. Bovendien tracht het maximaal in te spelen op ideeën van toegankelijkheid, betrokkenheid en de participatie van de kijker. Dit gebeurt via televisie-uitzendingen, maar evengoed via het internet54, advertenties, speciale tijdschriften en boekedities, evenals media- en andere evenementen ('Big Benefiet'). De programmamakers trachten hiermee de participatie van het publiek maximaal op te drijven. Heel wat auteurs noemen 'Big Brother' een voorbeeld van 'reality soap' en 'real life soap'55. Dit verwijst naar een combinatie van soap opera en reality-tv. Zo gaat het ook hier om "gebeurtenissen uit het leven van individuen of groepen en de verwerking van dit materiaal in bruikbare gemonteerde vorm"56. 'Big Brother' steunt ook niet louter op 'reëel' beeldmateriaal, maar combineert dit met praatjes van een presentator en verschillende vormen van publieksparticipatie. Maar bij 'Big Brother' is het wel een bijzondere realiteit: het is een kunstmatige omgeving met opgelegde regels waarbinnen echte mensen hun dagelijks leven moeten leiden. De realiteitsaanspraak is van een andere aard. Vandaar dat de term docusoap bij 'Big Brother' nooit ter sprake is gekomen. Waar het bij bepaalde vormen van reality-tv (in beperkte zin) om extreme situaties gaat (nood, conflict of geweld), worden deze extreme omstandigheden hier bewust gecreëerd door de kunstmatige levensvoorwaarden in het 'Big Brother'-huis (isolatie, opsluiting, sensoriële deprivatie). Op het eerste zicht lijkt 'Big Brother' ook wel een soort soap opera te zijn. Zo deelt het wel het basiskenmerk van de serialiteit: de vertelling is georganiseerd rond een regelmatige onderbreking van het programma met een duidelijke narratieve openheid op het einde van elke aflevering. Hier is ook de cliffhanger duidelijk aanwezig als de indicatie voor de kijkers dat ze opnieuw moeten kijken. Dit wordt nog versterkt door de voice-over die allerlei vragen lanceert over mogelijke ontwikkelingen. Ook in de verhouding met de kijker zijn er parallellen. Het proces van identificatie is hier van groot belang. In 'Big Brother' speelt een melodramatische aantrekkingskracht: de willekeurige krachten die buiten onze controle liggen,
beheersen de narratie. De intensiteit van het dagelijks leven wordt ermee verhevigd. Het is niet uitzonderlijk dat, onder druk van de kijkcijfers, de plot van een soap wordt aangepast en dat een personage uit het verhaal wordt weggeschreven of ingehaald. Ook in de Vlaamse en Nederlandse 'Big Brother' was dit het geval, wanneer plotseling nieuwe vrouwelijke bewoners opdraafden. Zoals Reesink (2000) vaststelt, "ontwikkelen de bewoners zich, volledig afgesloten van de buitenwereld tot vrijwel even voorspelbare personages in handen van de producenten als soap opera karakters in de door de schrijvers daarvan gecreëerde situaties". Bij nader toezien zijn er ook heel wat verschilpunten met dit strak gedefinieerde genre. Zo heeft 'Big Brother' geen groot aantal hoofd- en nevenpersonages die elk in uiteenlopende verhaallijnen en plots zijn verwikkeld. In dit programma is de complexiteit van het verhaal en de personages in die zin sterk gereduceerd. De makers erkennen dat 'Big Brother' pas goed op dreef komt na een paar weken. "Het zijn echte mensen en je kan die niet meteen in een interessante plot steken," aldus Petro Van Aerschot. Toch wordt een zekere complexiteit bereikt als we de totaalformule bekijken. Maar bovenal is bij 'Big Brother' het verhaal na 100 dagen afgelopen, terwijl de afwezigheid van narratieve sluiting net een fundamentele eigenschap van de soap opera is. De narratie is er oneindig en kan jaren, zelfs decennia doorlopen. In die zin vertoont 'Big Brother' eerder gelijkenissen met de Latijns-Amerikaanse variant van de soap opera, de telenovela, waar in de loop van 150 à 200 afleveringen een verhaal verteld wordt en waar wel degelijk een begin, midden en einde in de plot en nevenplots wordt uitgewerkt. Volgens Reesink combineert 'Big Brother' de aantrekkelijke kenmerken van reality-tv en soap. Enerzijds schept het programma soms afstand tussen kijker en personage door "de illusie van echtheid gekoppeld aan het voyeuristisch genoegen". Anderzijds is er dan weer betrokkenheid van de kijker door de identificatie met de bewoners57. Maar door de term reality soap wordt wel eens vergeten dat het hier wel degelijk om een televisiespel gaat. Het competitieelement is immers fundamenteel voor het formaat. Paul Römer, producent van 'Big Brother' in Nederland en de Verenigde Staten, stelt dat dit "nominatiesysteem tot de kern (behoort) van het programma, het is het sterkste
soapelement: de gemene twist, het tegengestelde belang, het verraad"58. Met de wekelijkse talkshow en het internetgebeuren erbij wordt 'Big Brother' dus een complexe mengeling van verschillende formaten: soap opera, reality-tv, spelprogramma en talkshow. Toch is het formaat van 'Big Brother' ook weer geen volstrekt nieuw fenomeen. Andere variaties van reality-tv bestaan al langer. Dit geldt ook voor de basissituatie waarbij mensen gedurende lange tijd geïsoleerd worden op een bepaalde lokatie en op geen enkel moment aan de camera's kunnen ontsnappen. Met programma's als 'Expedition Robinson', 'Castaway 2000', 'De Bus' en 'Survivor', lijkt Kilborn's (1994) voorspelling uit de eerste helft van de jaren 90 uit te komen: er worden steeds nieuwe vormen en combinaties van reality-tv ontwikkeld, nog controversiëler dan de bestaande. 'Big Brother' verschilt echter van deze formaten door zijn doorgedreven multimediaal karakter.
3.5.2. Enkele kritische perspectieven over 'Big Brother' Het is opvallend dat de mediacoverage van 'Big Brother' in de meeste landen eerst negatief verloopt, later gevolgd door een meer genuanceerd oordeel. In Nederland konden de kwaliteitskranten het fenomeen niet blijven negeren en kwam een deel ervan zelfs terug op zijn oorspronkelijk afwijzend oordeel. De discussies over 'Big Brother' hebben een uitzonderlijk aantal vragen opgeworpen59, veelal in de richting van de grensvervaging tussen fact/fiction, tussen private/publiek sfeer, over privacy, over de hybriditeit inzake genres, over de strategieën van de deelnemers,… 'Big Brother' werd ook vanuit verschillende invalshoeken benaderd60. Een belangrijk kritisch perspectief bekijkt het fenomeen vanuit een politiek-economisch standpunt. Hierbij wordt het formaat geanalyseerd als een typisch product van het laatkapitalistische, commerciële medialandschap waarin winst, kijkcijfers en reclameinkomsten domineren. Het hele fenomeen van reality-tv past daarin: het gaat om de zoektocht naar steeds meer spectaculaire of grensverleggende programma's. Reality-tv ('Big Brother' in het bijzonder) beantwoordt volkomen aan de eisen van de huidige televisie. Dit loopt parallel met de analyse rond talkshows, waar ook werd verwezen naar hoe de televisie slechts een illusie van toegankelijkheid en
inspraak creëert. De zoektocht naar winstmaximalisatie gaat zelfs zover dat maatschappelijke controverse en debat geen doel zijn, maar een middel tot winst. De programmamakers winden er ook geen doekjes om: ze positioneren 'Big Brother' als een controversieel programma, wat de kijkcijfers ten goede komt. 'Big Brother' handelt dan in de perverse exploitatie van de idealen van toegankelijkheid en maatschappelijk debat. Naast deze invalshoek leverden de inhoudelijke aspecten van 'Big Brother' ook heel wat stof tot discussie. De thematiek van de alomtegenwoordige (media)controle en de opsluiting zijn reeds uitgebreid aan bod gekomen in literatuur ('1984' van Orwell, 'Huis Clos' van Sartre) en film ('Ed-TV', 'The Truman Show', 'El Angel Exterminador'). Maar 'Big Brother' problematiseert deze thema's als reality soap nog verder. In die zin zien heel wat auteurs 'Big Brother' als een metafoor voor de huidige gemediatiseerde maatschappij, waarin privacy een relatief begrip is geworden. We worden op straat bekeken door bewakingscamera's, onze persoonlijke gegevens liggen opgeslagen in ettelijke (commerciële) databestanden en zelfs in cyberspace worden onze (virtuele) bewegingen nauwgezet gevolgd door marketeers. In die zin kan 'Big Brother' ons waardevolle inzichten opleveren over de huidige stand van zaken en is het misschien "eerder een leerrijk symptoom dan een kwalijke etter61". Aan de andere kant staat 'Big Brother' voor een maatschappij waar 'het op tv komen' een belangrijk onderdeel vormt van onze identiteitsvorming. De narcistische drang van de 'Big Brother'-deelnemer – én kijker! – om zichzelf (of andere 'gewone' mensen) op televisie te zien, past binnen de bredere analyse van Abercrombie en Longhurst in hun boek 'Audiences' (1998). De auteurs analyseren de situatie van het huidige publiek binnen een nieuw denkkader van ‘spectacle’ en ‘performance'. Elke persoon maakt in hun visie altijd deel uit van een publiek en elk lid van het publiek wordt in zekere mate betrokken bij de productie van mediainhouden. Het publiek wordt deelachtig aan het spektakel en levert op die manier een eigen 'performance'. Voorgaande analyses verschaffen meteen een heldere kijk op de vraag naar het succes van dit programma. Producent De Mol verwijst in interviews steevast naar de tijdgeest: "De tijd was er rijp voor, dit is wat de mensen vandaag de
46 47
dag willen zien". Reality-tv en meer specifiek 'Big Brother' bieden de nodige aanknopingspunten met ons dagelijks leven en de rol van de media daarin. Dit gegeven kan evenwel ook bijzonder negatief worden bekeken. Geheel in de traditie van Dovey's 'tv as nightmare'-positie (§ 2.4), stelt Reesink (2000): :
"Het ligt erg voor de hand om in het 'Big Brother'-huis het ultieme simulacrum voor het echte leven te zien, een vorm van dagelijks leven die door de aanwezigheid van al die camera's verworden is tot een volstrekte schijn-werkelijkheid, de totale pervertering van wat ooit begon als documentaire of zelfs reality-tv".
'Big Brother' gaat over de betekenis van audiovisuele en digitale media in de hedendaagse samenleving. Reesink verwijst naar Baudrillard die waarschuwde dat "de groeiende invloed van de media, de televisie in het bijzonder, op de maatschappij slechts kan leiden tot simulacra, vormen van hyperrealiteit die ons uiteindelijk het zicht op het echte leven definitief zouden ontnemen".
manipuleren, staat in schril contrast met de realiteitsclaim bij 'Big Brother' en met de ideeën over de vanzelfsprekendheid waarop de formule gebaseerd lijkt: "We zetten 24 camera's en kijk eens wat er dan allemaal echt gebeurt!" (interview Van Aerschot). Men kan ernstig vragen stellen bij het realiteitsgehalte van het programma, want gaat het hier net niet om 'anti-reality-tv'? (interview Verstraeten) Deze manipulatie en orchestratie nemen buitengewone proporties aan. We verwezen al naar de kunstmatige omgeving en de opgelegde regels waarbinnen echte mensen (moeten) leven. We stelden al hoe het verloop in het huis wordt beïnvloed door de opdrachten en zelfs door het toevoegen of verwijderen van mensen/personages. Bovendien werd in sommige landen gesuggereerd dat enkele deelnemers een strakke rol op het lijf geschreven kregen, terwijl er ook voortdurend instructies zouden komen. En er is natuurlijk de selectie van de deelnemers.
3.5.3. De regels van het spel: representatie, forum, inspraak of manipulatie?
Zo kiezen de programmamakers de deelnemers uit een bijzonder groot aantal kandidaten die een lange selectieprocedure moeten doorlopen, waarbij hun privéleven grondig wordt doorgelicht64. Bij die selectie wordt steeds een gelijke verdeling gemaakt naar geslacht, maar verder wil 'Big Brother' geen afspiegeling van de samenleving vormen. De producers kiezen er immers bewust voor geen sociologische doorsnede van de bevolking te maken. Het voornaamste selectiecriterium is, aldus Petro Van Aerschot (eindredacteur 'Big Brother'), 'extravert zijn'. Het is ook niet de bedoeling een maatschappelijk signaal te geven. Herman Bral stelt dat ze "geen mensen selecteren omdat ze homo of migrant zijn, maar als ze toevallig extravert zijn kunnen ze erin komen". In de praktijk komt het erop neer dat het steeds om jonge mensen gaat (twintigers en dertigers zijn niet toevallig ook de doelgroep van de meeste commerciële zenders die 'Big Brother' uitzenden), terwijl in de Nederlandse en Vlaamse versie uitsluitend blanken werden toegelaten. In de Verenigde Staten was de politieke correctheid beter zichtbaar in de selectie: verschillende minderheden waren er vertegenwoordigd (Afro-Amerikanen,...).
In de meeste landen waar 'Big Brother' wordt uitgezonden ontstaan verhalen over de manipulatie en de orchestratie van het leven in en rond het huis63. De mate waarin de programmamakers het geheel orchestreren en
Deze opmerkingen over de selectie van de kandidaten werpen natuurlijk heel wat vragen op, onder meer over de weigering van 'Big Brother' om een goede representatie van de samenleving te bieden. De verontwaardiging over
'Big Brother' wordt door commentatoren in de Verenigde Staten beschreven als de ultieme belichaming van de 'pseudo-event'62. Voor cultuurpessimisten is het waarschijnlijk een teken aan de wand, zoals ook Beunders (2000: 40) noteert, dat ondanks de immense mediahype rond 'Big Brother' er helemaal geen hernieuwde aandacht was voor de oorspronkelijke 'Big Brother' uit 'Nineteen eighty-four' (1949). Hierin schetste Orwell 'Big Brother' als een dictatoriaal en alziend heerser. De vraag dringt zich dan op of we 'Big Brother' misschien al hebben geïnterioriseerd, zoals hoofdfiguur Winston helemaal op het einde van het boek vaststelt: :
"But it was all right, everything was all right, the struggle was finished. He had won the victory over himself. He loved Big Brother".
de hele orchestratie in 'Big Brother' lijkt in dit verband geen rekening te houden met de basisopstelling van het programma, waarbij mensen in een kunstmatige situatie worden samengebracht, waar opdrachten worden uitgedeeld, waar eventueel nieuwe mensen in het huis worden geïntegreerd. Toch kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat de programmamakers voortdurend van twee walletjes eten: enerzijds claimen ze voortdurend een hoog realiteitsgehalte (reality-tv), maar anderzijds wijzen ze op enscenering en op het spelelement. Op deze manier neutraliseren ze elke kritiek. Een andere fundamentele orchestratie, die ingaat tegen een strakke realiteitsclaim, betreft natuurlijk de dagelijkse montage van het leven in het huis. Hieruit blijkt hoezeer de programmamakers een bewuste, strak gedramatiseerde selectie maken waarin interpersoonlijke relaties centraal staan. Liefdesrelaties en een hoge mate van erotisering overschaduwen duidelijk andere mogelijke verhaallijnen en thema's. Hierbij valt het op hoe weinig bredere maatschappelijke en ethische kwesties aan bod komen. 'Big Brother' lijkt een erg open programma, waarbij vooral het internet openingen laat voor alternatieve lezingen van het programma. Veel hangt af van het specifieke verloop van het programma én van de kijker in kwestie. Maar de selectie van de kandidaten en de dagelijkse montage maken van 'Big Brother' (althans de Vlaamse versie) niet meteen een breed forum voor debat en informatie. Er bestaat nog maar nauwelijks degelijk onderzoek naar hoe dit soort programma's in een dagelijkse context aanzet tot reflectie, maar wel lijkt 'Big Brother' mensen aan te sporen om na te denken over (inter)persoonlijke en emotionele relaties. De dagelijkse consumptie van 'Big Brother' leek bij Duitse jongeren ook te leiden tot de aanvaarding en imitatie van bepaalde rolmodellen65. Net als bij de soap kunnen mensen dit programma gebruiken als een soort klankbord voor hun eigen normen en waarden. Een laatste discussiepunt over manipulatie betreft de inspraak van de kijkers. Het hele formaat suggereert voortdurend inspraak en macht in het verloop van het programma. Enkele frappante voorbeelden bewijzen dit zeker66. Maar ook hier woedt een fundamenteel debat: gaat het hier om een illusie of exploitatie van de idee van inspraak of toont 'Big Brother' werkelijk de macht van participatie?
3.6. Nieuws "News has never been static, but as the century ends, the era that news occupies on the cultural landscape is both changing and shrinking, with dangerous results for society." Roger Bird (1997: 1) "Network news oscillates vividly between sobriety and spectacle. It upholds the tradition of informed citizenship in its structure of credible anchors and diligent reporters, objective reporting styles, canons of validation for evidence, and priority for issues pertaining to the nation-state." Bill Nichols (1994: 48-49) "Dat door elkaar haspelen van genres kun je toch niet meer negeren. Toch levert het een heel goed programma op, maar geen steengoed programma, want er zit geen steen in… Het randgebeuren slorpt vrijwel de hele informatie … op." Miel Dekeyser over 'Bracke & Crabbé’67
3.6.1. Situering In deze laatste gevalstudie gaan we in op de transformatie van het nieuws en andere informatieprogramma's in de marge van het televisiejournaal. Elders in dit rapport gaven we aan hoe het nieuws veelal wordt beschouwd als een cruciale categorie in het hele debat omtrent de maatschappelijke rol van de media. Vooral het televisienieuws fungeert als een centraal forum voor de verspreiding en consumptie van maatschappelijk relevante informatie. In een klassieke visie op de democratische functie van nieuws informeert de openbare omroep de burger op een objectieve, onafhankelijke en kwalitatief hoogstaande manier. Een belangrijke kritische stelling in recente debatten omtrent nieuws is dat deze categorie zich niet heeft kunnen onttrekken aan de bredere transformatie van de televisie, met inbegrip van meer aandacht voor sensationeel, 'human interest'-nieuws (tegenover de marginalisering van politiek nieuws); meer infotainmenttechnieken (personalisering, dramatisering,…); meer zacht
48 49
nieuws; een 'bottom up'-benadering; meer aandacht voor de beleving van nieuwsfeiten door de consument/burger (straatinterviews, minder deskundigen); meer binnenlands nieuws (ten koste van buitenlandse berichtgeving);... Daarnaast zou er ook een sterke stereotypering plaatsvinden in het (televisie)nieuws, mede ingegeven door de mondiale monopolisering van de nieuwsvoorziening in handen van twee machtige wereldnieuwsagentschappen68. Critici zien de ontwikkeling van het nieuws in een breder kader, waarin ook 'tabloidisering', infotainment of de komst van 'reality-tv' en 'first person media' worden geplaatst. Deze onheilspellende ontwikkelingen worden vaak in verband gebracht met de vrees voor een tanende maatschappelijke betrokkenheid. Critici zien de ontwikkeling van het nieuws als een indicator voor de afnemende aandacht voor politiek en democratie. In de Verenigde Staten toont een jaarlijkse opiniepeiling hoezeer de consumptie van nieuws via de massamedia afneemt. Enkel beter opgeleide en oudere leeftijdsgroepen tonen een blijvende aandacht voor het nieuws, terwijl landelijk televisienieuws en de kranten het steeds moeilijker krijgen. Volgens diezelfde peiling is het Amerikaanse publiek vooral geïnteresseerd in misdaad, lokale nieuwsfeiten en gezondheid, terwijl cultuur, kunst en vooral buitenlands nieuws helemaal onderaan de lijst bengelen69. Gedreven door concurrentie, oplage- en kijkcijfers lijken de nieuwsmedia het publiek te geven wat het wil: minder buitenlands nieuws, meer toegankelijk, sensationeel nieuws over plaatselijke feiten,… Nieuws lijkt steeds meer te vervallen tot handelswaar70.
3.6.2. Veranderingen in de vorm van het nieuws: gemengd discours, grotere toegang, democratisering? Geen enkele programmacategorie heeft in het verleden zoveel aandacht gekregen als het nieuws71. Toch biedt onderzoek geen eenduidig beeld over de ontwikkeling van de nieuwsinhouden. Maar dat de vorm van het nieuws drastisch is gewijzigd, daar bestaat geen twijfel over. Zo staat het vast dat het nieuws de afgelopen vijftien jaar een stuk dynamischer en kinetischer is geworden (snellere beeldwisseling, camerabeweging). Het is meer onderbouwd met geluid en muziek, terwijl de rol van de presentator is toegenomen (technieken van personalisering via de anchor). Deze en andere technieken werden hierbij door
de critici stevig op de korrel genomen en geplaatst in een discours over entertainment. Zeer belangrijk is de manier waarop het nieuws zich aan de burger presenteert. In het traditionele nieuws was de toegankelijkheid wel belangrijk, maar die bleef in de praktijk nogal eens in gebreke: alle studies rond de begrijpelijkheid en de toegankelijkheid van nieuws geven aan dat mensen het bijzonder moeilijk hadden met dit soort harde informatieprogramma's. Dit had niet enkel te maken met de technische en vormelijke verpakking, maar vooral met de gehanteerde taal en 'mode of address'. Die werd gezien als te abstract, te afstandelijk en te moeilijk. De transformatie van de vorm van het nieuws is in die zin niet enkel ingegeven door algehele commercialisering, maar ook door bekommernissen omtrent de toegankelijkheid en begrijpelijkheid. Het nieuws kenmerkt zich nu meer dan voorheen door het gebruik van technieken die veelal terug te vinden zijn in fictie en entertainment (personalisering, dramatisering, klemtoon op conflict), terwijl het zich niet onttrekt aan de invloed van de tendens naar 'first person media'. Dit laatste uit zich in het nieuws dat zich richt op de belangen en belangstellingssfeer van de burger (directere aanspreekwijze, 'bottom up'-technieken, eenvoudige taal). Vanuit een kritisch perspectief worden al deze vormelijke veranderingen meestal gezien als een uiting van infotainment en commercialisering. Onderzoek naar de vorm van het nieuws bevestigt deze stellingen echter niet en wijst, naast een technologische en technischproductionele factor72, op een gemengde evolutie. Enerzijds is er de evolutie naar een directere aanspreekwijze, het gebruik van een meer eenvoudige, toegankelijke taal en van meer subjectieve oordelen in het nieuws. Anderzijds lijken nieuwsredacties, althans in WestEuropa, ervoor te kiezen om dit in evenwicht te houden met hardere informatie en meer abstracte analyse. Dit was ook de stelling van Klaus Van Isacker (VTM-informatie), die daaraan toevoegde dat de commerciële zender erover waakt "straatinterviews te beperken en die nooit te brengen zonder harde achtergrondinformatie". Het nieuws hanteert, met andere woorden, een gemengd discours. Naast het journaal richt de kritiek op infotainment zich vooral op toegankelijke actualiteitenmagazines in de
marge van het nieuws (bijvoorbeeld 'Koppen'). Het is vooral dit soort programma's waarin de techniek van dramatisering, sensatiezucht en personalisering het sterkst lijkt: er is meer aandacht voor de persoon achter de politicus dan voor zijn/haar maatschappelijk project. Maar programmamakers wuiven deze kritiek weg door te verwijzen naar de grotere toegankelijkheid en zelfs het project van democratisering73.
algemeen toonde de studie dat het aanbod van televisienieuws in 25 jaar tijd enorm is uitgebreid en diverser van toon is geworden:
Deze argumentatie raakt meteen de kern van het debat over het maatschappelijk belang van het nieuws en informatieprogramma's. Enerzijds is het niet altijd duidelijk welke de reële aanzet is tot de transformatie: gaat het louter om commercialisering of speelt de zorg voor grotere toegankelijkheid, betrokkenheid en informatie? Anderzijds kan men zich afvragen of deze vraag wel relevant is. Geheel in het verlengde van de visie op de relatieve openheid van de 'consumer culture' (zie § 2.4.4), kan men zich afvragen of deze ontwikkelingen effectief geen nieuwe mogelijkheden bieden voor een zekere democratisering van de 'public service'-idealen – waaronder een verbreding van het publieke debat, kennis, toegankelijkheid en participatie.
De studie sprak zich ook uit over de grotere toegankelijkheid van het nieuws, evenals de strategie van het gemengd discours. De auteurs geven tevens de moeilijkheid aan van het juiste evenwicht:
Op al deze punten lijken de nieuwe ontwikkelingen van het nieuws en de informatieprogramma's positief. Maar een bijhorende cruciale voorwaarde betreft de waarde van de inhoud van het nieuws, of de informatiewaarde in termen van de kwaliteit, diversiteit en onafhankelijkheid.
Ook in andere landen zien we gelijkaardige tendensen. In een ruim overzicht van de ontwikkeling van de nieuwsinhouden in West-Europa geeft Kees Brants (1998: 329) aan dat de komst van de commerciële televisie inderdaad heeft gezorgd voor meer human interest en sensatiezucht, maar dit geldt niet echt voor politieke berichtgeving. Volgens Brants is er nog voldoende relevante informatie op de televisie, zodat burgers zich voldoende kunnen informeren om deel te nemen aan het democratisch proces.
3.6.3. Verandering van de inhoud van het nieuws: niets nieuws onder de zon? De ontwikkeling van nieuwsinhouden behoort tot de kern van heel wat nieuwsstudies, maar ook hier zijn de resultaten hopeloos versnipperd. Toch is het duidelijk dat de onheilspellende ontwikkelingen van dalende journalistieke standaarden in de meeste West-Europese landen niet zijn uitgekomen. Longitudinale studies tonen geen spectaculaire veranderingen74. Een recente studie over het nieuwsaanbod op de Britse televisie toonde weliswaar een toename in het aanbod van sport, human interest en een lichte daling in harde politieke onderwerpen, waaronder buitenlands nieuws. Maar veel hing hier samen met de profilering van de afzonderlijke journaals en het doelpubliek van de zenders. In het
:
:
"Taken as a whole, we have today a diverse array of news programmes which contrast starkly with the dull and unstimulating uniformity of news bulletins 25 years ago…75".
"The most difficult question… is over the vexed question of 'accessibility'… This is not the question of right or wrong… And despite our broadly positive conclusion about the diversity and vitality of television news, there are indications that this notion of 'accessibility' may be starting to invade the editorial agenda – illustrated in particular by the decline in coverage of politics and the rise in time devoted to consumer stories and sport76".
Op basis van een Nederlands onderzoek wijst Brants er verder op dat niet enkel nieuws, maar ook talkshows bijzonder relevante informatie kunnen verspreiden over het politieke bedrijf. Zo kan een talkshow een ander licht werpen op de kwaliteiten van een politicus. Het komt erop neer rekening te houden met een verbreding van het nieuwsaanbod via verschillende soorten programma's in de marge van het nieuws. Niet enkel harde, 'top down'-journalistiek is relevant. Democratie, zo betoogt Brants (1998: 332-3), omvat meer dan enkel "official politics" en hij vervolgt dat "Civil society should not only include the discursive and
50 51
decision-making domain of politics but also the vast terrain of domestic life".
3.6.4. Belang: de hardvochtigheid van de verguisde nieuwswaarden en het voorwaardelijk karakter van kritische informatie Dit soort benaderingen lijken de negatieve stemming omtrent de degradatie van het nieuws te relativeren en zelfs te ontkennen. Er vonden geen sterke wijzigingen plaats in de inhoud van het dagelijks nieuws. De afgelopen jaren vindt er zelfs een verbreding van het nieuwsaanbod plaats, met een mengeling van hardere ('Terzake', nieuws) tot zachtere vormen ('Koppen', 'Schaduwkabinet'). Volgens de verdedigers worden nieuwsfeiten nu breder aangepakt met een gemengd discours (boutade: expert aangevuld met straatinterviews). De kritiek van personalisering en sensatiezucht geldt eerder voor wat er in de marge van het nieuws wordt geprogrammeerd. Maar ook dit kan erg nuttig zijn, vooral in een poging om meer burgers te betrekken bij het politiek bedrijf en de democratie. Een sterk argument ter verdediging van de hedendaagse nieuwsinformatie is dan dat men het politieke bedrijf breder belicht én ook meer toegankelijk maakt. Het succes van programma's zoals 'Bracke & Crabbé' lijkt dit te bevestigen: zelfs mensen die zelden naar het nieuws kijken, stemden af op deze politieke talkshow. Toch is het noodzakelijk om de nieuwe formaten van het nieuws niet zomaar te verheerlijken en kritisch te blijven – zonder hierbij de nieuwe mogelijkheden ervan voor publieke kennis, participatie en debat te ontkennen. Het is raadzaam blijvend oog te hebben voor de kritiek. Eerst en vooral lijkt het relativerend argument slechts waardevol op voorwaarde dat er voldoende onafhankelijke en degelijke informatie beschikbaar blijft. Het relativerend argument is enkel nuttig wanneer er een evenwicht bestaat en relevante harde achtergrondinformatie behouden blijft, terwijl zachtere nieuwsvormen niet gaan domineren. Het relativerend argument is met andere woorden hoogst voorwaardelijk. Hierbij stelt zich de vraag welk soort mediaconstellatie dit evenwicht kan garanderen, zeker in een kleine markt als de Vlaamse en Franstalige in België. Gezien de hoge kostprijs van het
nieuws lijkt de rol van de publieke omroep hierbij cruciaal77. Hiermee komen we bij de netelige kwestie van degelijke, onafhankelijke informatie. Critici van het nieuws beklemtonen al langer de gebrekkige kwaliteit ervan. Dit argument is niet nieuw en geenszins opgelost. Zo wordt degelijke (politieke) berichtgeving op verschillende wijzen verhinderd en zeker programma's in de marge van het nieuws lossen dit niet op. De kritiek van dramatisering en personalisering werd al lang geformuleerd78 en lijkt steeds meer van toepassing. De zo verguisde nieuwswaarden van weleer gelden nog steeds onverkort: iets is pas nieuwswaardig wanneer het relevant is, kan worden gepersonaliseerd, niet te veraf plaatsvindt, niet te storend werkt, begrijpelijk kan worden gepresenteerd, wanneer er beelden beschikbaar zijn, enz. Al wat hierbuiten valt, is eenvoudig geen nieuws. Dit is zeer duidelijk in verband met buitenlandse berichtgeving. Studies geven aan hoe het publiek buitenlandse en internationale berichtgeving slechts een secundaire plaats toedicht, wat zich vertaalt in het nieuws. In veel Westerse landen zien we een zeer eigenaardige ontwikkeling: in deze tijden van toenemende globalisering en internationalisering lijken de nieuwsmedia zich steeds meer terug te trekken op een nationaal en zelfs lokaal terrein. De Nederlandstalige Belgische nieuwsmedia spreken hun consumenten aan als Vlaming en steeds minder als Belg, Europeaan of wereldburger. Bijna in alle Westerse landen daalt het internationaal nieuwsaanbod op de televisie, wordt het vaak samengeperst in een vlot gemonteerd brokje 'buitenland' en voorzien van verzachtende muziek79. Dit voorbeeld van buitenlands nieuws vertelt veel over hoe onze nieuwsmedia functioneren: dit soort relevant nieuws is niet verdwenen, maar duiding en achtergrond zijn vaak zoek. Het zegt ook veel over hoe culturele nabijheid en directe relevantie voor het publiek het informatiepakket gaan domineren. Media fungeren dan meer als instrumenten om mensen samen te brengen en op die manier een collectief gevoel te creëren. De nieuwsmedia lijken buitenlands nieuws als een negatieve pool te gebruiken om op die manier een collectieve identiteit te construeren en een band met het publiek te smeden.
De traditionele kritiek op het nieuws en het informatieaanbod op de televisie lijkt dus onverminderd van kracht. De vraag of de nieuwe formaten voldoende achtergrond en duiding bieden bij de nieuwsfeiten blijft dus open. [Zie Tabel 6 ]
3.7. Besluit Deze gevalstudies geven een genuanceerdere kijk op de ontwikkeling van factuele formaten op de televisie, zeker in het licht van hun mogelijke maatschappelijke rol. We hadden hierbij ook heel wat andere formaten kunnen belichten, zoals opsporingsprogramma's of genres die veel nauwer aanleunen bij reality-tv in enge zin. We hadden ook kunnen werken rond fictieprogramma's als soaps, die eveneens kenmerken vertonen van reality-tv en 'first person media'. Zo is het succes van eigen soap en politieseries (zie 'Flikken') zeker mee te verklaren door het hoge realiteitsgehalte, de integratie
van geweld of de klemtoon op de persoonlijke, subjectieve stem. Dit geldt ook voor de mogelijkheden van soaps om mensen te laten reflecteren over eigen problemen80. Net als docusoaps en talkshows concentreren soap opera's zich vooral op het dagelijkse leven en op persoonlijke relaties. Die focus op de private sfeer biedt de mogelijkheid tot identificatie en betrokkenheid. Soaps bieden een forum waar persoonlijke thema's aan bod komen. Het genre draagt de mogelijkheid in zich om informatie te verschaffen in verband met de intieme sfeer en dagelijkse praktijken. Het genre kan bijdragen tot een bredere beeldvorming en representatie van bepaalde etnische groepen (zie de allochtoon in de Vlaamse soap 'Thuis'). Maar ook hier loert het gevaar van stereotypering om de hoek, net als bij reality-tv. Hoewel dit formaat duidelijk een fictionele stempel draagt, kan de soap zowel een forum-, informatie- en representatiefunctie uitoefenen en ook een emancipatorische boodschap uitdragen. Alvorens in een algemeen besluit verder te reflecteren over de rol van de recente mediagenres in het kader van het project van de 'civil society', moeten we eerst enkele
Tabel 6
Enkele kenmerken van traditioneel en hedendaags televisienieuws Traditioneel nieuws
Hedendaags nieuws
Centrale kenmerken Inhoudelijke kenmerken
informatie klemtoon op objectieve informatie met deskundigen hard nieuws top down
Vormelijke kenmerken
statischer afstandelijker zeer belangrijk minder belangrijk minder belangrijk belangrijk belangrijk
participatie gemengd discours: objectieve informatie, met meer klemtoon op human interest, sociale, persoonlijke thema's hard en zacht nieuws bottom up/top down dynamischer directer in aanspreekwijze zeer belangrijk belangrijk belangrijk belangrijk zeer belangrijk
Informatiewaarde Forumwaarde Participatie Representatie Toegankelijkheid
Nota: De ingegeven waarden zijn voornamelijk indicatief en willen enkele bevindingen overzichtelijk samenvatten. Ze dienen niet opgevat te worden als exacte of precieze waarden.
52 53
ruimere tendensen in kaart brengen. In [ Figuur 2 ] trachten we enkele formaten in één ruimte te situeren. De horizontale as (fact/fiction) heeft betrekking op de verdeling tussen genres die zich duidelijk enten op de realiteit of een 'objectieve' weergave daarvan beogen (nieuws, reportages,…), tegenover genres die duidelijk een denkbeeldige wereld willen creëren (drama, soap,…). De verticale as (publieke/private sfeer) verwijst naar een verdeling van de formaten naar de manier waarop ze elementen belichten die veelal bij de private of de publieke sfeer worden gerekend. Deze denkbeeldige ruimte heeft tot doel om slechts bij benadering enkele duidelijke tendensen overzichtelijk weer te geven. Zo geeft ze de recente explosie aan van nieuwe formaten. Het ging hierbij vaak om zeer eigenaardige menggenres, wat zich uit in hybride genreformules (infotainment, docusoaps, docudrama,…). Het overzicht toont tevens hoe die genres, die traditioneel elementen uit de publieke sfeer belichten (economische aspecten, politiek) nu ook steeds meer de private beleving in hun berichtgeving opnemen.
Figuur 2
Verder toont dit overzicht hoe de televisie steeds meer opschuift naar het factuele ('actuality', 'true-life witnesses', 'immediacy values'), wat echter gepaard gaat met het gebruik van technieken uit fictietradities. Deze toenadering tussen zeer uiteenlopende genres illustreert de complexiteit van de hedendaagse televisie en een grotere bezetting van een middenveld. Deze analyse dient op vele punten te worden verfijnd. Zo hebben de nieuwere formaten geenszins de meer traditionele genres verdrongen, met nieuws en harde duidingmagazines aan de ene kant en speelfilms en fictieseries aan de andere kant. Een andere kanttekening én waarschuwing tegen elke poging om het huidige televisielandschap te reduceren, betreft de wendbaarheid en openheid van vele nieuwe formaten. Complexe programma's als 'Big Brother' of politieke talkshows zijn bijzonder open genres met verschillende registers. Zo kan een praatprogramma als 'Het Schaduwkabinet' harde, 'top down'-berichtgeving bevatten over een publieke aangelegenheid, maar ook de klemtoon leggen op persoonlijke onthullingen.
Overzicht van enkele programmaformaten volgens de assen publieke/private sfeer en reële/fictionele wereld publieke sfeer traditioneelY nieuws traditionele Y talkshow
traditioneleY reportages
opsporingsprogramma's
infotainment
heden-Y daagsY nieuws
nieuwe soorten talkshowsY bvb. 'audience discussion Y programmes'
humanY interestY reports
docusoaps 'reality television' homevideo
trad. drama
emo-televisie private sfeer
fiction
fact
traditioneleY documentaire
docudrama
soap
voetnoten
3
39 Zie onder andere Carbaugh (1988), Charaudeau & Ghiglione (1997; 1999), Davis & Mares
58 Geciteerd in Beunders (2000: 14).
(1998), Gamson (1998), Heaton & Wilson (1995), Joyner-Priest (1995), Livingstone & Lunt (1992; 1994), Livingstone et al. (1994), Munson (1993), Peck (1995), Shattuc (1997) en Schihl (1992).
59 Zie hoofdstuk 1.
40 Zie voor deze discussie van indelingen en subgenres: Munson (1993) en Leurdijk
60 Gezien de thematiek van voyeurisme is het niet uitgesloten dat weldra de
(1999: 36-9).
42 Zie Livingstone, Wober & Lunt (1994) en in een ruimere context Curran (1991).
psychoanalytische benaderingen het ‘Big Brother’-fenomeen zullen trachten te verklaren. Zelden kwam de thematiek van de voyeuristische blik (‘the gaze’) zo expliciet aan bod in een televisieprogramma. De blik wordt gethematiseerd en tot centrale focus van ‘Big Brother’ uitgeroepen. Het ‘scopofilische’ genoegen dat de kijker schept in het kijken is hier wel bijzonder extreem gevisualiseerd (Vermue, 99; Persaud in The Guardian, 17-07-00).
43 Zie Pierre Bourdieu (1997) die in verband met (politieke) praatprogramma’s spreekt over
61 Biltereyst (2000: 46).
41 Carpignano in Livingstone & Lunt (1994: 52-3).
“une censure invisible” en “cacher en montrant”. 62 Zie Daniel Boorstin (1961). ‘The Image: Or What Happened to the American Dream?’ 44 Naast de cycliciteit, de connotatie met entertainment en de grensoverschrijding van het private naar het publieke, zijn er ook nog andere elementen die talkshows dikwijls een vrouwelijk etiket verlenen. Zo zegt Shattuc (1997) dat zelfs de gastvrouw of -heer van de show zichzelf verbindt met een vrouwelijke cultuur: ze associëren zich met vriendschap, intimiteit en openheid. Die intimiteit wordt versterkt doordat het programma de titel krijgt van de voornaam van de host, vaak ook gevolgd door diens handtekening of zelfgeschreven naam. De voorbeelden zijn talrijk: ‘Sonja’, ‘Luc’, ‘Goedele’, ‘Jan Publiek’, enz.
63 Humo van 29 oktober 2000. 64 Toch loopt er geregeld iets fout met de screening van de kandidaten. In de Verenigde Staten bleek een van de bewoners een volgeling te zijn van Mr. Muhammad, een leider van de New Black Panther Party, een extremistische splinterbeweging van de Nation of Islam. In Spanje werd een deelneemster uitgewezen omdat ze haar prostitueeverleden had verzwegen.
45 Leurdijk (1999: 35). 65 Göttlich & Nieland (2000: 73). 46 Aangehaald door Miel Dekeyser in Knack, 13 september 2000, p. 103. 66 Zowel in Nederland als in Vlaanderen werden de ‘ernstige’ koppels uit elkaar ‘gestemd’ 47 Langer (1998).
door het publiek.
48 De klemtoon op authenticiteit via de ervaring van ‘gewone’ mensen staat ook centraal bij andere ‘first person media’-formaten zoals de talkshow (Dancey, 1996; Leurdijk, 1999).
67 In een interview met Leo Bonte (2000) ‘Weg met de Wetstraat, leve de Hoogstraat!’, De Morgen, 22 september 2000, p. 17.
49 Nichols (1991; 1994), Winston (1995).
68 Zie voor een overzicht van deze kritiek Biltereyst (2001), Brants (1998), Langer (1998: 1).
50 Geraghty (1998).
69 Zie Biltereyst (2001) en Bird (2000).
51 ‘Cinéma vérité’ verwijst dan naar een traditie binnen de documentaire film en wordt
70 Bird (1997).
vaak verbonden met het werk van (onder meer) de etnograaf-documentarist Jean Rouch in de jaren 50 en 60. Het ging om een poging om ‘objectief’ te filmen, zonder veel enscenering, mise-en-scène en montage. Later ging men deze directe stijl ook toepassen voor meer hedendaags sociologisch onderzoek via het medium film. Hierbij ging men dan wel intensiever monteren, maar ‘cinéma vérité’ is in hoofdzaak non-fiction met een neiging tot sociologisch onderzoek via film en met weinig mise-en-scène. 52 Maker van ‘Ibiza’ in Hens, T. (1999) ‘Zonnige groetjes uit de werkelijkheid’,
71 Zie onder andere Allan (1999), Biltereyst (2001), Bird (1998, 2000), Brants (1998), Buckingham (2000), Curran (1996), Dahlgren (1995), Langer (1998), Leurdijk (1999) en McQuail (2000). 72 De vormelijke veranderingen in de richting van een meer dynamisch en directer nieuws worden ook duidelijk beïnvloed door technologische ontwikkelingen binnen de televisieindustrie. Zie onder andere Bardoel (1997).
De Standaard, 25-26 september 1999, pp. 34-5. 73 De kritiek op sensatiezucht en personalisering wuift Dirk Tieleman van ‘Koppen’ 53 Aangehaald door Beunders (2000: 77).
rol speelt. Op internet kan 24 uur per dag live gevolgd worden wat er in het huis gebeurt. Vanuit de officiële websites worden er links gelegd naar fansites (niet zelden van individuele bewoners), worden nieuwtjes verspreid en kun je meepraten in de chatbox. Het belang van de website weerspiegelt zich ook in de redactionele taakverdeling. Er is steeds een aparte internetredactie actief (interview Herman Bral).
provocatief weg met de stelling dat “de VRT te weinig menselijkheid in zich (heeft) gehad” en dat “de menselijke realiteit soms veel meer (vertelt) dan de uiteenzettingen van een stelletje specialisten” (aangehaald door Dekeyser in Knack, 13 september 2000, p. 103). Dezelfde redenering geldt voor politieke praatprogramma’s of verkiezingsshows zoals ‘Bracke & Crabbé’. Hierbij stelde Siegfried Bracke zich de vraag of de publieke omroep in het project van de democratie niet moet “werken voor de mensen die minder verstaan, hebben, weten” (in L. Bonte (2000) ‘Bracke & Crabbé effenen pad voor meer democratie’, De Morgen, 6 oktober 2000, p. 49).
55 ‘Big Brother’ is slechts één van de vele vormen van reality-tv, waarin eigenschappen van
74 Voor een overzicht en discussie zie Biltereyst (2001).
54 ‘Big Brother’ is het eerste televisieprogramma waarin internet een bijzonder belangrijke
verschillende genres worden verwerkt, gaande van een afvalwedstrijd, talkshow, soap, erotisch programma tot emo-tv. Corner (2000: 7) noemt het ‘pre-planned group surveillance within a game frame’. Naast de mengeling van verschillende genres gebruikte ‘Big Brother’ ook uiteenlopende media.
75 Studie van een team van de University of Westminster onder leiding van Steven Barnett en Emily Seymour, verslag in The Guardian, 10 juli 2000, pp. 10-11. 76 Idem.
56 Kilborn (1994: 423). 77 Zo besliste de commerciële zender VTM recentelijk om zowel ‘Schaduwkabinet’ 57 Het is meer dan ironisch hoe pientere kijkers dit spelletje schaduwboksen tussen fictie en realiteit meespelen. In de Verenigde Staten werden de deelnemers aan ‘Big Brother’ opgeschrikt door de actie van 2 jonge screenwriters. Ze gooiden tennisballen over de omheining van het ‘Big Brother’-huis, gevuld met nagemaakte artikels over ‘Big Brother’ uit de Los Angeles Times. In een van die artikels trok president Clinton zogezegd van leer tegen de deelnemers en het programma: “I think it’s a national disgrace. How can these people, particularly the parents, abandon their families and children for a chance at money and fame?” Een deelnemer met kinderen moest uitvoerig gerustgesteld worden door de producenten of hij had het huis verlaten (LATimes 29-7-00).
(een politiek praatprogramma) als ‘Oproep 2020’ (een opsporingsprogramma) op te doeken. 78 Zie bijvoorbeeld Witte (1991). 79 Voor een verdere uitwerking, zie Biltereyst (2001). 80 Zie bijvoorbeeld Geraghty (1991; 1994).
54 55
4. Algemeen besluit en discussie
"Social responsibility dissolves into tele-participation." Bill Nichols (1994: 54) "At its best, the media's dramatization of issues may promote national and informed debate, provided the format of discussion meets certain criteria: sufficient length for in-depth treatment, well-informed participants to put different sides of the argument… In such circumstances, it is unlikely to give rise to moral panic. At its worst, the media's treatment of an event or issue can be sensationalized as to arouse fears of risk and threat…" Kenneth Thompson (1998: 101)
evolutie werd eerder in gang gezet door 'Court TV', waarbij men zich openlijk vragen stelde omtrent de grenzen van het toelaatbare. Is het goed dat criminelen zomaar een forum krijgen? Wat als ze zich ontpoppen tot rolmodellen? Hoe zit het met het entertainmentgehalte van het Amerikaanse rechtssysteem? Eerder al kon het Amerikaanse publiek het proces tegen O.J. Simpson rechtstreeks op de televisie volgen. En welke is de invloed van dit alles op de rechtsgang en op het verloop van concrete processen? Recent kon men via de Amerikaanse media ook in detail vernemen hoe een man zijn vriendin had vermoord, vervolgens in stukken had gesneden en gekookt82. Mediawatchers denken dat de rechtstreekse uitzending van executies niet meer veraf is.
4.1. Uitgangspunten en achtergrond
Het debat gaat uiteraard nog veel verder en heeft ook betrekking op de transformatie van het nieuws en informatieprogramma's. Ook daar zouden gelijkaardige tendensen de fundamenten van deze belangrijke categorieën aantasten. Voortdurend gaan er kritische stemmen op die waarschuwen tegen de invloeden van commercialisering. Het gaat dan over het verleggen van ethische en deontologische regels. In de Verenigde Staten tonen de nieuwsuitzendingen op heel wat kabelzenders nauwelijks nog enige duiding en achtergrond, terwijl hard politiek binnenlands en buitenlands nieuws op de achtergrond verdwijnt. Dit is nogal beangstigend in tijden waarin imago en televisieoptreden zo doorslaggevend zijn (bijvoorbeeld bij presidentsverkiezingen).
Rond reality-tv, reality crime shows en sommige talkshows werd de afgelopen jaren stevig gedebatteerd. De vragen gingen over de bescherming van de privacy tot de mogelijke gevolgen van het overdadig tonen van openlijk geweld en seks. In Europa keek men hierbij graag naar de Verenigde Staten. De afgelopen jaren bereikten ons regelmatig alarmerende berichten over hoe de Amerikaanse televisie alweer de grenzen van de ethiek en deontologie had overschreden. Zo was er enkele jaren geleden de polemiek rond 'The Jerry Springer Show' die het verwijt kreeg enkel smaakloze reltelevisie te promoten. De talkshow voerde extravagante freaks op die, al dan niet geveinsd, elkaar met woorden en vuisten te lijf gingen. Eenzelfde controverse brak recent uit rond 'Confessions', een nieuwe variant van reality-tv waarbij criminelen worden getoond tijdens een politieverhoor81. Deze
Dit rapport toont enerzijds dat een dergelijke vrees overtrokken is, maar anderzijds weigeren we resoluut de vele relativerende stemmen uit de televisie-industrie en sommige academische middens zomaar te onderschrijven. Het rapport toont hoe caleidoscopisch of chaotisch de hedendaagse televisie wel is. Dat geldt zeker voor de kernvraag van dit werk, met name hoe men de geschetste transformatie van de televisie moet evalueren in het licht van het project van de 'civil society'. Zo fungeren sommige genres (bijvoorbeeld reality crime shows) duidelijk minder als instrumenten voor een volwaardig cultureel burgerschap. Andere programma's en genres (bijvoorbeeld sommige publieksdiscussieprogramma's) dragen echter wel de mogelijkheid in zich tot een betere representatie en participatie, terwijl ze ook op een genuanceerde wijze kunnen fungeren als een plaats voor de uitwisseling van informatie, kennis en ervaringen.
Dit chaotisch beeld van de hedendaagse televisie sluit een eenduidige conclusie uit, maar we willen hierbij niet vervallen in een verlammend relativisme. De hedendaagse televisie toont immers wel degelijk duidelijke tendensen, in dit rapport aangeduid als ontwikkelingen in de richting van 'reality-tv' en 'first person media'. Om dit alles te begrijpen schetsten we eerst de achtergronden van deze ontwikkelingen. Die hadden deels te maken met nieuwe technologische mogelijkheden, maar vooral met de toegenomen concurrentie in de internationale televisiesector. Minstens even belangrijk is de veranderde maatschappelijke context. Hier stelden we uitdrukkelijk dat de nieuwe genres haast onvermijdelijk hedendaags zijn in hun exploitatie van belangrijke actuele pijnpunten. De jaren 90 zullen in die zin geboekstaafd staan als de jaren waarin soaps en andere fictie hun hegemonie in de prime-time verloren ten gunste van programma's met een duidelijke klemtoon op gedramatiseerde handelingen, conflicten en getuigenissen uit het alledaagse leven. Met enige historische afstand wordt dit soort televisie dan onnoemelijk interessant studiemateriaal. Dit rapport kampte in die zin voortdurend met dit gebrek aan afstand.
4.2. Evaluatie van de tendensen in het licht van het 'civil society'-project In dit opzicht is het niet wenselijk om de recente transformatie van de televisie eenduidig te evalueren in het licht van het 'civil society'-project. Er is niet alleen het probleem van de korte historische afstand. Er zijn ook de uiteenlopende formaten en complexe programma's. Bovendien hangt de evaluatie nauw samen met een onderliggende visie op de maatschappelijke rol van de media. Dit rapport stelt dat we op een haast dialectische wijze rekening moeten houden met de verschillende polen in dit debat (met opzet aangeduid als liberaalpluralistisch versus kritisch denkkader), die een duidelijke pragmatische en ideologische achtergrond hebben. In § 3.7 somden we al enkele bevindingen op in verband met de ontwikkelingen van het televisielandschap, zoals de verbreding van factuele programma's, de ontginning van
de private sfeer, het ontstaan van meer hybride genres, enzovoort. Maar centraal in dit rapport staat de vraag naar de bijdrage van dit soort programma's in het kader van het 'civil society'-project. Een eerste algemene bevinding hier stelt dat de nieuwe televisieformaten overduidelijk sommige maatschappelijke en ethische kwesties thematiseren. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de thematisering van angst, geborgenheid, interpersoonlijke vriendschap of de noodzaak om via de media een individuele en collectieve identiteit te construeren. Uit het rapport moet dan blijken hoezeer deze programma's zich niet buiten het sociaal debat plaatsen. Een tweede bevinding betreft de groeiende diversiteit van het aanbod, wat zich niet enkel uit in nieuwe genres, maar vooral in de verbreding van de soorten informatie, kennis en ervaringen. Deze verbreding van de 'public knowledge' heeft vooral betrekking op de komst van meer persoonlijke ervaringen, subjectieve meningen en visies met een duidelijke link naar het alledaagse. Sommige talkshows of reality-tv-formaten creëren een forum voor het persoonlijke en het emotionele, of brengen het publiek in contact met informatie over hun sociale omgeving. Via dit soort subjectiviteit kan de televisie thema's op de agenda plaatsen en eventueel bepaalde onderwerpen uit de taboesfeer halen. Subjectiviteit en emotionaliteit dragen op die manier democratische mogelijkheden in zich voor de burger. Zowel de transformatie van het nieuws als de explosie van reality-formaten kunnen de band tussen burger en publieke sfeer herstellen of versterken. Bondebjerg (1996) wijst erop dat deze nieuwe genres een mogelijkheid bieden om de oude publieke sfeer verder te democratiseren, zodat zowel kennis als alledaagse ervaringen een plaats hebben. Een derde duidelijke bevinding is dat bij de bestudeerde televisieformaten de toegankelijkheid primeert. De hedendaagse televisie is meer dan ooit bezorgd om de kijker een gemakkelijke toegang te bieden, niet zozeer in een fysische of economische zin (televisie is doorgaans een goedkoop medium), maar vooral in cognitieve zin. Dit valt in het bijzonder op voor het nieuws, dat een grote inspanning levert voor een betere begrijpelijkheid en aantrekkingskracht (via vormelijke en inhoudelijke ingrepen, het gebruik van een concrete en gemakkelijker
56 57
te begrijpen taal, identificatie, personalisering, klemtoon op conflict,…). Hierbij lijken commerciële overwegingen samen te gaan met pogingen om meer burgers bij het nieuws te betrekken. De vraag over representatie in de programma-inhouden is een stuk moeilijker. Het betreft de vraag hoe de televisie probeert om alle bevolkingslagen aan bod te laten komen. Hierbij kan men aandacht schenken aan minderheden om zo een diversiteit in de representatie te krijgen. Hier toont de analyse een uiterst gemengd patroon. Sommige genres en programma's functioneren als belangrijke instrumenten om, bijvoorbeeld, etnische minderheden aan bod te laten komen waardoor stereotypering eventueel kan worden afgebouwd. Hierbij denken we aan publieksdiscussieprogramma's, docusoaps of reality-tv-formaten waar voldoende tijd wordt besteed aan het uitdiepen van bepaalde situaties en personen (in 'Eerlijk Gezegd' wordt een prostituee geleidelijk aan een heel gewone vrouw met eenvoudige dagelijkse bekommernissen)83. Dit laatste lijkt niet overal even sterk in de bestudeerde formaten: de druk om meer dramatiek en kinetiek levert veelal snel gemonteerde portretten van mensen en situaties (bijvoorbeeld in reality crime shows en andere factuele programma's als 'Jambers Magazine'), die dan uitmonden in 'freaks'. Dit opent enkel de mogelijkheid om vooroordelen te bevestigen. De factoren tijd en zorgvuldigheid lijken hier cruciaal. Een vijfde, belangrijke vraag betreft de waarde van de informatie. Hoger hadden we het al over de toegenomen diversiteit van informatie, kennis en ervaringen. We hadden het ook al over nieuwe thema's, over de mogelijkheid tot het creëren van een forum en over beeldvorming en stereotypering. Hiermee wordt de link gelegd naar nog andere bevindingen over de waarde van de geleverde informatie, vooral dan over de onafhankelijkheid en kwaliteit ervan. Ook dit is een bijzonder lastige vraag die sterk ideologisch en pragmatisch gekleurd is. Zo wijzen programmamakers binnen reality-tv vaak op de informatiefunctie van dit soort televisie. Een programma als 'Confessions' kan volgens hen bijdragen tot het debat rond misdaad en misdaadbestrijding, terwijl het mensen leert hoe het Amerikaanse rechtssysteem werkelijk in elkaar zit. Hetzelfde geldt voor andere controversiële formaten die volgens de programmamakers heilzaam kunnen werken
voor een beter begrip van de Amerikaanse en Europese samenleving. Tegenstanders spreken over de 'exploitatie' van deze thema's en verwijzen steevast naar het gebrek aan duiding en achtergrond bij geïsoleerde nieuwsfeiten en personen. Veel hangt dus af van hoe men het concept 'kwaliteit' tracht te operationaliseren. Wanneer kwalitatief hoogstaande informatie wordt verbonden aan de concepten achtergrond en duiding (of het structureel inkaderen van nieuwsfeiten) dan komen maar zeer weinig factuele televisieformaten sterk uit de verf. Zelfs het nieuws en heel wat duidingprogramma's zijn bijzonder versplinterd in hun aanbod en bieden bijzonder feitelijke informatie met de klemtoon op extreme actualiteit. Hetzelfde geldt voor opsporingsprogramma's, die de realiteit vaak erg fragmentair weergeven en waarin achtergrondinformatie meestal ontbreekt. Bovendien is dit soort verslaggeving soms partijdig en te zeer gepersonaliseerd. We zijn van oordeel dat het maatschappelijk belang van de transformatie van de televisie bijzonder kritisch moet worden benaderd. De kritiek van de traditionele tegenstanders kan ongenuanceerd zijn en onvoldoende oog hebben voor de mogelijkheden die de nieuwe televisieformaten bieden voor een volwaardig cultureel burgerschap. Maar toch snijdt de kritiek hout. We denken hier aan de kritiek over de versplintering van de publieke ruimte via een opeenstapeling van subjectieve meningen die nauwelijks verder worden ingekaderd. Het lijkt ons ook duidelijk dat de (academische en professionele) verdedigers van reality-tv en 'first person media' te veel de positieve, grensverleggende en progressieve mogelijkheden van dit nieuwsoortig aanbod aanprijzen. In veel gevallen gebeurt echter net het omgekeerde. Heel wat nieuwe programmaformaten dragen vaak erg reactionaire ideeën uit. Hier kunnen we verwijzen naar de vaak ongenuanceerde positieve beeldvorming van politie- en andere hulpdiensten in docusoaps of reality crime shows, waarbij de verheerlijking van het individu (de redder) wordt geplaatst tegenover een onduidelijk gedefinieerde staat. In dit soort televisie wordt de wereld tevens vaak afgeschilderd als chaotisch en gevaarlijk, wat het onveiligheidsgevoel kan versterken84. Opsporingsprogramma's passen als concept eveneens in een ideologie van 'community-policing' waarbij ze de burger actief
betrekken bij de bestrijding van criminaliteit. Hun sensationele verpakking onderlijnt bovendien een ideologie van 'crime control': een opgeloste zaak herstelt de bestaande sociale orde. Bij dit alles valt het ons op hoezeer de verdediging van dit soort televisie vertrekt vanuit een discours waarin de maatschappelijke mogelijkheden van dit soort programma's worden onderstreept. Het wetenschappelijk onderzoek rond de invloeden en betekenis van dit soort programma's staat nog niet ver, maar het is opvallend hoe voortdurend gewezen wordt op het 'potentieel' in het kader van de 'civil society'. Ook hier zou de uitwerking wel eens erg onverwachte kenmerken kunnen vertonen. Zo wordt bij opsporingsprogramma's vaak een beroep gedaan op het publiek, gesymboliseerd in een sociale cohesie die een vorm van gemeenschapssolidariteit met zich meebrengt. Maar die sociale cohesie wordt versterkt door de angstpsychose die deze programma's uitdragen, onder meer door de overrepresentatie van geweld. De positieve uitwerking is met andere woorden uiterst potentieel. Daarnaast is het ook hoogst conditioneel. De verdediging baseert de mogelijkheden van reality-tv en 'first person media' op die uitdrukkelijke voorwaarde dat dit soort televisie een nuttige aanvulling kan zijn op de meer traditionele vormen van factuele informatie. De verbreding van de 'public knowledge' kan met andere woorden enkel worden gerealiseerd op voorwaarde dat nieuws en duiding nog steeds een tegengewicht kunnen bieden. Deze opmerkingen over het conditionele en potentiële karakter van de verdediging van de nieuwe formaten betekenen geenszins dat dit soort televisie verwerpelijk is. Ze willen enkel waarschuwen tegen een te euforische evaluatie. Het is vooral een pleidooi om te blijven ijveren voor onafhankelijke factuele informatie die nieuwsfeiten met de nodige achtergrond en duiding structureel inkadert.
4.3. Verdere discussie Dit debat over de nieuwe factuele programma's stelt ook de verantwoordelijkheden van de media aan de kaak.
Hierbij horen ook deontologische en juridische problemen. Ook in België leeft er bij nogal wat critici de indruk dat de drang naar succes een reëel gevaar inhoudt voor het naleven van fundamentele deontologische codes door de nieuws- en programmamakers. Net als in de Verenigde Staten en andere Europese landen lijken ook bij ons reality-tv en sommige talkshows te flirten met de grenzen van de privacy en deontologische regels85. Er waren ook al discussies over hoe nieuwe factuele programma's fundamentele rechtsregels op de proef stellen86. Bij dit alles mag het debat zich niet laten meeslepen door extreme voorbeelden: heel wat nieuwe factuele programma's stellen immers geen buitensporige ethische, deontologische of juridische problemen. We willen dan ook waarschuwen tegen elke vorm van morele paniek, zeker wanneer men de mogelijkheden van nieuwe programmagenres in de discussie opneemt. Bovendien beschikt onze samenleving over een grotere weerbaarheid en uiteenlopende middelen om (mogelijke) ethische, deontologische en juridische problemen aan te kaarten. Een eerste antwoord komt uiteraard van het juridisch en wetgevend apparaat. Zo werden in het verleden inbreuken op de privacywetgeving al meermaals bestraft, terwijl ook andere maatschappelijke thema's juridisch werden vervolgd. In dit opzicht is toch een grotere waakzaamheid geboden van de wetgevende instantie, die sommige uitwassen van de nieuwe televisie kan reguleren (bijvoorbeeld verborgen cameratechnieken). Ten tweede is er het antwoord vanuit de industrie zelf, met name zelfregulering. Hier kunnen we verwijzen naar heel wat bronnen die deze zelfregulering en 'praktische ethiek' kunnen helpen. Zo zijn er ombudspersonen, interne huiscodes en nationale zelfregulerende instellingen (bijvoorbeeld het AVBB). Maar breder dient deze zelfregulering te worden ingekapseld in ideeën omtrent de sociale verantwoordelijkheid van de media. Toch stellen zich hier nogal wat problemen. Zo stelt Ludo Penninckx dat die ethische gedragscodes veelal impliciet zijn, weinig geformaliseerd en geobjectiveerd. De verantwoordelijkheid inzake ethiek en deontologie wordt dan vaak bij de programmamakers gelegd: zij beslissen wat we in de huiskamer te zien krijgen. Hierbij stellen zich heel wat problemen inzake privacy of de sociale bescherming
58 59
van de deelnemer aan het programma. Anderzijds beklemtonen nogal wat researchers dat er altijd concrete afspraken worden gemaakt met de getuigen en dat ze na de uitzending niet aan hun lot worden overgelaten. Bij de talkshow en publieksdiscussieprogramma's is het belangrijk dat men de deelnemers wijst op hun rechten als participanten en op de mogelijke gevolgen van hun optreden. Verder moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt, aldus Van Zoonen (1998), over de grenzen tussen private en publieke sfeer. Een derde perspectief kan worden geboden door beleidsinitiatieven van de uitvoerende macht. Hier kan worden gedacht aan stimulansen voor de productie van bepaalde soorten programma's (bijvoorbeeld duiding), steun aan de opleiding of wetgevend werk inzake zelfcontrole, juridische kaders, feedbackmechanismen en algemene media-educatie. Beleidsinitiatieven lijken tevens noodzakelijk, omdat nogal wat factuele programma's in het vaarwater komen van nieuws. Een vierde perspectief wordt geboden door wetenschappelijk onderzoek dat in verschillende richtingen nog sterk tot ontwikkeling moet komen. Zo is zeer weinig geweten over het gebruik en de invloeden van de hier beschreven factuele televisieformaten. Welk wereldbeeld verspreiden reality crime shows, met welke waarden en met welke invloed? Hoe gebruiken mensen het nieuws? Vormen 'first person media' een verrijking van de ervaringswereld voor mensen? Enzovoort. Al deze vragen over de recente ontwikkeling van het televisie- en medialandschap liggen nog open voor onderzoek, maar ze kunnen ons wel een beter inzicht bieden in de maatschappelijke betekenis en rol van dit soort breed geconsumeerde producties. Een laatste perspectief is minder institutioneel verbonden en heeft betrekking op het publiek debat. Zo kunnen debatten, commentaren in de krant of zelfs discussies in een private sfeer worden gezien als noodzakelijke, open bevragingen van de grenzen inzake nieuws- en andere waarden en normen. Het is de ruimte waar elke maatschappelijke bevraging van start gaat. Het is hier dat een samenleving nadenkt over zichzelf.
voetnoten
4
81 Kettle, M. (2000) 'Critici vinden bekentenissen te ver gaan: 'De media hebben een nieuw dieptepunt bereikt'', De Standaard, 18 september 2000, p. 24. (oorspronkelijk in The Guardian). 82 Lanting, B. (2000) 'De nieuwste vorm van reality-tv', De Morgen, 13 september 2000, p. 13. 83 Een ander voorbeeld betreft 'De Mol' waar het stereotype beeld van een lesbische vrouw geleidelijk aan werd doorbroken. Hetzelfde geldt voor 'Big Brother' waar sommige 'extravagante' personen na verloop diepgang krijgen (bijvoorbeeld de 'drag queen'), waardoor bepaalde clichés verdwijnen. 84 Hetzelfde geldt voor de rolmodellen die door reality crime shows worden verspreid. 85 Zo leidden de nieuwe vormen van factuele televisie al tot enkele rechtszaken. In mei 2000 werden de makers van het programma ‘Goedele’ nog veroordeeld tot een morele schadevergoeding van 700.000 frank omdat ze de verborgen camera-techniek hadden toegepast zonder de instemming van de verfilmde vrouw. De Clercq, A. (2000) ‘VTM boet voor verborgen camera’, De Standaard, 20/21 mei 2000, p. 44. 86 Zie in dit geval een uitzending van Jambers Magazine die migranten zomaar ongezouten hun mening laat verkondigen. Zie D.M., K. (2000) ‘Choqueren heeft een helende werking. Racisten nemen geen blad voor de mond in Jambers Magazine’, De Morgen, 13 januari 2000, p. 21. G.C. (2000) ‘Jambers-uitzending is de ideale test voor antiracismewet’, De Morgen, 15 januari 2000, p. 8.
60 61
Bibliografie 1. Monografieën, readers en tijdschriftartikels Abercrombie, N. & Longhurst, B. (1998) Audiences. Londen: Sage. Abercrombie, N., Hill, S. & Turner, B. (1988) Dictionary of Sociology. Londen: Penguin. Allan, St. (1999) News Culture. Buckingham: Open University Press. Allen, C. (ed.) (1995) To be continued…soap operas around the world. New York/Londen: Routledge. Baudrillard, J. (1983) Simulations, Semiotext(e). New York: Autonomedia. Baudrillard, J. (1988) The Evil Demon for Images. Sydney: Power Publications. Beunders, H. (2000) Wat je ziet ben je zelf. Big Brother: lust, leven en lijden voor de camera. Amsterdam: Prometheus. Biltereyst, D. (1999) ‘Big Brother als metafoor’, Samenleving en politiek, 6 (8): 44-6. Biltereyst, D. (2001) ‘Global news research and complex citizenship. Towards an agenda for research on foreign/international news and audiences’ in S. Hjarvard (red.) Global News Culture. Kopenhagen: Nordicom. Biltereyst, D. & de Smaele, H. (2000) ‘Inleiding. De Europese audiovisuele sector: van een oude naar een nieuwe (wan)orde’, in D. Biltereyst & H. de Smaele (red.) Transformatie en continuïteit van de Europese televisie. Gent: Academia Press. Biltereyst, D. & Van Gompel, R. (1997) ‘Crisis and renewal of the Fourth Estate’, Communications, 22(3): 275-300. Bird, E. (1998) ‘News we can use: An audience perspective on the tabloidisation of news in the United States’, Communication Research, 5(3). Bird, E. (2000) ‘Audience demands in a Murderous Market: Tabloidization in U.S. Television News’, in C. Sparks and J. Tulloch (eds.) Tabloid Tales, New York: Rowan and Littlefield. Bird, R. (1997) The End of News. Toronto: Irwin. Blokland, H. (2000) ‘Zonder geluk vaart niemand wel’, Facta, 5: 8-12. Blumler, J.G. (Red.)(1992) Television and the Public Interest. Londen: Sage. Bondebjerg, I. (1996) ‘Public discourse/Private fascination: hybridisation in true-life-story genres’, Media, Culture & Society, 18: 27-45. Boomkens, R. (1996) De Angstmachine: over geweld in films, literatuur en popmuziek. Amsterdam: Balie. Brants, K. (1998) ‘Who’s afraid of infotainment’, European Journal of communication, 13(3): 315-35. Buckingham, D. (2000) The Making of Citizens: Young people, news and politics. Londen: Longman. Carey, J. (1989) Communications as culture. Essays on Media and Society. Boston: Unwin Hyman.
Carroll, N. (1996) Non-fiction film and postmodernist scepticism, in D. Bordwell & N. Carroll (eds.) Post-theory: Reconstructing Film Studies. Madison: University of Wisconsin Press. Casetti, F. & Odin, R. (1990) ‘De la paléo- à la néo-télévision: approche sémio-pragmatique’, Communication, 51: 9-26. Castells, M. (1996) The rise of the network society. Oxford: Blackwell. Castells, M. (1997) The power of identity. Oxford: Blackwell. Cavender, G. (1998). ‘In “Shadow of Shadows”: Television Reality Crime Programming’ in: G. Cavender & M. Fishman (red.) Entertaining Crime. Television Reality Programs. New York: Aldine de Gruyter. Charaudeau, P. & Ghiglione, R. (1997) La parole confisquée. Un genre télévisuel: le talk show. Parijs: Dunod. Charaudeau, P. & Ghiglione, R. (red.) (1999) Paroles et images et images de paroles, trois talk shows européens. Parijs: Didier. Corner, J. (1995) Television form and public address. Londen: Arnold. Corner, J. (1996) ‘Editorial: changing forms of ‘actuality’’, Media, Culture & Society, 18: 5-9. Corner, J. (1999a) ‘Documentary. The transformation of a social aesthetic’, in J. Gripsrud (red.) Television and Common Knowledge. Londen: Routledge. Corner, J. (1999b) Critical Ideas in Television Studies. Oxford: Oxford University Press. Corner, J. (2000) Documentary in a Post-Documentary Culture? A Note on Forms and their Functions. Working Paper in Public Communication nr.1, University of Liverpool. Curran, J. (1991) ‘Rethinking the media as public sphere’, in P. Dahlgren & C. Sparks (red.) Communication and Citizenship. Journalism and the public sphere. Londen: Routledge. Curran, J. (1996) ‘Mass Media and Democracy Revisited’, in J. Curran & M. Gurevitch (red.) Mas Media and Society. Londen: Arnold. Dahlgren, P. (1995) Television and the public sphere. Londen: Routledge. Dauncey, H. (1996) ‘French reality television’, European Journal of Communication, 11(1): 83-106. Davis, S. & Mares, M.L. (1998) ‘Effects of talk show viewing on adolescents’, Journal of Communication, 48(3): 69-86. Davis, S. (1999) ‘The effects of audience reaction shots and attitudes towards controversial issues’, Journal of broadcasting and electronic media, 43(4): 476-91. Dovey, J. (2000) Freakshow. First Person Media and Factual Television. Londen: Pluto Press. Ellis, J. (2000) Seeing Things. Television in Age of Uncertainty. Londen: Tauris.
Esprit, Parijs, januari 1993 (themanummer over ‘les reality shows’).
62 63
Fairclough, N. (1995) Media Discourse. Londen: Arnold. Featherstone, M. (1995) Undoing Culture, Globalizaton, Postmodernism and Identity. Londen: Sage. Fiske, J. (1992) ‘Popularity and the politics of information’, P. Dahlgren & C. Sparks (red.) Journalism and popular culture. Londen: Sage. Gamson, J. (1998) Freaks talk back: Tabloid talk shows and sexual nonconformity. Chicago: University of Chicago Press. Garnham, N. (1990) ‘The media and the public sphere’, in N. Garnham (red.), Capitalism and communicaton: global culture and the economics of information. Londen: Sage. Geraghty, C. (1991) Women and the soap opera. A study of prime-time soaps. Cambridge: Polity Press. Geraghty, C. (1994) ‘Soap Opera and Utopia’ in J. Storey (red.) Cultural Theory and Popular Culture: A Reader. Londen: Harvester Wheatsheaf. Giddens, A. (1991) Modernity and Self-Identity. Cambridge: Polity Press. Giddens, A. & Pierson, Ch. (1998) Conversations with Antony Giddens. Making sense of Modernity. Londen: Polity Press. Göttlich, U. & Nieland, J.-U. (2000) ‘Anmerkungen zur Etablierung und Rezeption eines Medienspektakels’, Texte: Zeitschrift Medien Paktisch, september 2000, (3): 67-74. Habermas, J. (1989) The structural transformation of the public sphere. An inquiry into a category of bourgeois society. Cambridge/Massachussets: Polity Press. Harrison, Ch. & Wood, P. (eds.) (1993) Art in Theory. An Anthology of Changing Ideas. Oxford: Blackwell. Heaton, J.A. & Wilson, N.L. (1995) Tuning in trouble. Talk TV’s destructive impact on mental health. San Fransisco: Jossey-Bass publishers. Joyner-Priest, P. (1995) Public intimacies, talk show participants and tell-all TV. Cresskill, New Jersey: Hampton Press. Joyrich, L. (1996) Re-viewing reception: television, gender, and postmodern culture. Bloomington: Indiana University Press. Kilborn, R. & Izod, J. (1997) An introduction to television documentary: confronting reality. Manchester: Manchester University Press. Kilborn, R. (1992) Television Soaps. Londen: Bastford. Kilborn, R. (1994) ‘How real can you get? Recent developments in ‘reality’ television,’ European Journal of Communication, 9(4): 421-39. Kilborn, R. & Izod, J. (1997) An Introduction to Television Documentary. Confronting Reality. Manchester: Manchester University Press. Lane, R. (2000) The Loss of Happiness in Market Democracies. New Haven: Yale University Press.
Langer, J. (1998) Tabloid Television. Popular journalism and the ‘Other News’. Londen: Routledge. Leurdijk, A. (1999) Televisiejournalistiek. Over de multiculturele samenleving. Amsterdam: Het Spinhuis. Livingstone, S. (1994) ‘Watching talk: gender and discussion programmes’, Media, Culture & Society, (16): 429-47. Livingstone, S.M. & Lunt, P. (1992) ‘Expert and lay participation in television debates: an analysis of audience discussion programmes’, European Journal of Communication, 7: 9-35. Livingstone, S. & Lunt, P. (1994) Talk on Television. Audience Participation and Public Debate. Londen: Routledge. Livingstone, S.M., Wober, M. & Lunt, P.K. (1994) ‘Studio audience discussion programmes: an analysis of viewer’s preferences and involvement,’ European Journal of Communication, 9: 355-379. Lull, J. & Hinerman, S. (red.) (1997) Media Scandals. Cambridge: Polity Press. McGuigan, J. (1999) Modernity and Postmodern Culture. Buckingham: Open University. McQuail, D. (2000) McQuails mass communication theory. Londen: Sage Publications. Marshall, T.H. (1950) Citizenship and Social Class. Cambridge: Cambridge University Press. Meijer, I. & Reesink, M. (red.) (2000) Reality soap! Big Brother en de opkomst van het multimediaconcept. Amsterdam: Boom. Mehl, D. (1994a) ‘La télévision compassionnelle’, Réseaux, (63): 117. Mehl, D. (1994b) ‘La vie publique privée’, Hermès, 13(4): 95-113. Mehl, D. (1996) La Télévision de l’Intimité. Parijs: Seuil. Mikos, L. et al. (2000) Im Auge der Kamera. Das Fernsehereignis Big Brother. Berlijn: Vistas. Minnebo, J. (1999) Ontspannende spanning: kijkmotieven en de rol van emoties in reality-TV, Communicatie, 28(2): 45-58. Munson, W. (1993) All talk. The talkshow in media culture. Philadelphia: Temple University Press. Murdoch, G. (1999) ‘Rights and representations: public discourse and cultural citizenship’, in J. Gripsrud (red.) Television and common knowledge. Londen: Routledge. Nariman, H.N. (1993) Soap operas for social change. Toward a methodology for entertainment-education television. Westport: Praeger. Nichols, B. (1991) Representing reality. Issues and concepts in documentary. Bloomington: Indiana University Press. Nichols, B. (1994) Blurred boundaries. Questions and meaning in contemporary culture. Bloomington: Indiana University Press. Peck, J. (1995) ‘TV talk shows as therapeutic discourse’, Communication Theory, 5(1): 58-81. Plantinga, C.R. (1997) Rhetoric and representation in nonfiction film. Cambridge/New York: Cambridge University Press.
64 65
Potter, J. (1996) Representing reality. Discourse, rhetoric and social construction. Londen: Sage. Reesink, M. (2000) Big Brother: hyperrealiteit of teken van de tijd? Paper ontvangen via email. Rose, B. (1985) ‘The talk show’, in B. Rose (red.) TV genres: a handbook and reference guide. Westport: Greenwood Press. Samuels, R. (1999) ‘The culture of public confession: Talk shows, perversion and neurosis’, Journal for the Psychoanalysis of Culture and Society, 1(1): 134-6. Schattuc, J. (1997) The talking cure. TV, talk shows and women. New York/Londen: Routledge. Schihl, R.J. (1992) Talk show and entertainment program. Processes and procedures. Boston: Focal Press. Schorr, A. (1995) ‘Realitätsmanagement beim Fernsehkonsum. Ein beitrag zur wirkung von reality TV-sendungen auf das emotionale befindingen’, Medienpsychologie, (3): 184. Schudson, M. (1997) ‘Why conversation is not the soul of democracy’, Critical Studies in Mass Communication, 14: 297-309. Sparks, C. & Tulloch, J. (eds.) (2000) Tabloid Tales. Londen: Littlefield. Storey, J. (1997) An introduction to Cultural Theory and Popular Culture (2nd ed.) Hertfordshire: Prentice Hall/Harvester Wheatsheaf. Thompson, J.B. (1990) Ideology and Modern Culture. Cambrdige: Polity Press. Thompson, K. (1998) Moral Panics. New York/Londen: Routledge. Van Zoonen, L. (1998) ‘The ethics of making private life public’, in K. Brants, J. Hermes & L. Van Zoonen (red.) The media in question. Popular cultures and public interests. Londen: Sage. Verstraeten, H. (1996) ‘The media and the transformation of the public sphere’, European Journal of Communication, 11(3): 347-70. Weimann, G. (2000) Communicating unreality: modern media and the reconstruction of reality. Thousand Oaks: Sage. Wieten, J. (1998) ‘Reality Television and Social Responsibility Theory’, in K. Brants, J. Hermes & L. Van Zoonen (red.) The media in question. Popular cultures and public interests. Londen: Sage. Winston, B. (1995) Claiming the real. Londen: BFI. Winter, R. (2000) ‘Die Hoffnung auf Sex: Die Wirklichkeitskonstruktion in Big Brother’, Texte: Zeitschrift Medien Praktisch, september 2000, (3): 61-6. Witte, E. (1991) Media en Politiek. Brussel: VUB Press. Zaborszky - van Boxtel, D. (1996) ‘Reality-tv en de realiteit van het recht’, Mediaforum 1: 5-10.
2. Eindverhandelingen De Smet, N. (1999) Reality-TV, overvaljournalistiek en verborgen camera: vloek of zegen? Een open onderzoek naar grenzen: wetgeving, rechtspraak en deontologie. Brussel: Vakgroep Communicatiewetenschappen. De Wit, L. (2000) Film en de kritische representatie van de sensatiezucht van de massamedia. Leuven: Dept. Communicatiewetenschappen. Debrie, K. (2000) Reality television als symptoom van de postmoderne vervaging tussen de publiek en privésfeer. Leuven: Dept. Communicatiewetenschappen. Gordts, S. (1999) Reltelevisie: vergelijkend onderzoek van een informatieve met een meer sensationele talkshow. Leuven: Dept. Communicatiewetenschappen. Otten, H. (1994) Talkshows in Vlaanderen. Leuven: Dept. Communicatiewetenschappen. Prinzie, A. (2000) Ethiek en reality-tv: het leven zoals het is op de buis. Casestudy: reality-tv in Vlaanderen. Gent: Vakgroep Communicatiewetenschappen. Van Bauwel, S. (1997) Feminisering van de televisiecultuur. Antwerpen: Vrouwenstudies. Vanlerberghe, A. (2000) Ethische aspecten van entertainment: een onderzoek bij de Nederlandse kijker van het programma Big Brother. Brussel: Vakgroep Communicatiewetenschappen. Vermeire, B. (1997) Een kritische doorlichting van het genre docudrama. Gent: Vakgroep Communicatiewetenschappen.
66 67
Overzicht interviews Ben Bellefroid (8 augustus 2000, research/redacteur productiehuis Headtrick) Herman Bral (7 augustus 2000, producer Big Brother, Endemol België) Nico Carpentier (18 september 2000, onderzoeker, UIA) Gorik De Bolle (8 augustus 2000, research/redacteur productiehuis Headtrick) Steven Demedts (8 augustus 2000, head of programs productiehuis Headtrick) An Dieudonné (8 augustus 2000, research/redacteur productiehuis Headtrick) Paul Jambers (10 augustus 2000, programmamaker, directeur Jambers Productions) Ilse Nackaerts (8 augustus 2000, research/redacteur productiehuis Headtrick) Ludo Penninckx (21 augustus 2000, programmaverantwoordelijke 'Het leven zoals het is') Ingrid Schildermans (8 augustus 2000, research/redacteur productiehuis Headtrick) Petro Van Aerschot (7 augustus 2000, eindredacteur Big Brother, Endemol België) Klaus Van Isacker (7 augustus 2000, directeur Informatie VTM) Hans Verstraeten (7 september 2000, hoogleraar Communicatiewetenschappen, UG) Dirk Voorhoof (29 september 2000, hoogleraar Communicatiewetenschappen, UG)
Overzicht programma’s
A
Airport, BBC (GB) Aktenzeichen XY ungelöst, ZDF (D) Alle Remmen Los, VT4 (B) Appel à Témoins, RTBF (B) America’s Most Wanted, Fox (VSA)
B
Big Brother, Kanaal 2 (B) Big Brother, RTL2 (D) Big Brother, Veronica (NL) Big Brother, Telecinco (Sp) Big Brother, CBS (VSA) Blind Date, VTM (B) Bracke & Crabbé, VRT-tv1 (B)
C
Cartes sur Table, RTBF (B) C’est Mon Choix, Fr3 (F) Castaway 2000, BBC (GB) Confessions (VSA) Crimewatch, BBC (GB)
D E
De Bus, VT4 (NL-B) De Mol, VRT (B) Dierenkliniek, VRT-tv1 (B) Ecran Témoin, RTBF (B) Eerlijk gezegd, VRT-tv1 (B) Expeditie Robinson, VT4 (NL-B) Extreem, VT4 (VSA)
F G H
Familie, VTM (B) Flikken, VRT-tv1 (B)
L M O P R S
Levensgevaar, VTM (B) Liefde op het eerste gezicht, VT4 (B) Luc, VTM (B) Man bijt hond, VRT-tv1 (B) Mijn gedacht!, VRT-Ketnet (B) Oprah Winfrey, ITV-GB (VSA) Oproep 2020, VTM (B) Opsporing verzocht, Nederland 2 (NL) Pièces à conviction, FR3 (FR) Recht van Antwoord, VTM (B) Real World, MTV (VSA) Rescue 911, CBS (VSA) Schaduwkabinet, VTM (B) Signe de Vie (F) Sonja, Nederland 2 (NL) Souriez, vous êtes filmés, RTL-tvi (B) Survivor, CBS (VSA)
T U V
Terzake, VRT-Canvas (B) The Jerry Springer Show, VT4 (VSA) Thuis, VRT-tv1 (B) Unsolved Mysteries, NBC (VSA) Videodinges, VTM (B) Vrouwengevangenis, VRT-tv1 (GB) VTM-Nieuws, VTM (B)
Goedele, VTM (B) Hart van Vlaanderen, VTM (B) Hete Kussen Uit Salou, VTM (B) Het Journaal, VRT (B) Het leven zoals het is, VRT-tv1 (B) Het spijt me, VT4 (B) Hotel, BBC (GB)
I J K
Ibiza, VTM (B) Jambers Magazine, VTM (B) Jan Publiek, VRT-tv1 (B) Jenny Jones, Warner (VSA) Koppen, VRT-tv1 (B)
68 69
Glossarium Agency: de sociaal gedetermineerde capaciteit om te handelen, vaak verwijzend naar een persoonlijke of collectieve mogelijkheid om te handelen; Anthony Giddens stelt agency in relatie tot structuur. Audience discussion programme (ADP): soort praatprogramma waarin de klemtoon ligt op het gesprek tussen onbekende mensen, waarin de expert niet centraal staat maar wel de opinie van de man/vrouw-in-de-straat (bijvoorbeeld 'Jan Publiek'). Bekentenissen-televisie: vertaling van 'confessional chat television'. 'Bottom up'-journalistiek: journalistiek die in zijn 'mode of address' een sterke aandacht heeft voor de belangen, interesse en vaardigheden van de modale mediagebruiker. Civil society: een complex begrip, dat niet eenduidig kan worden omschreven; we verstaan hieronder een ruimte of een zone die door diverse maatschappelijke groepen en organisaties wordt gevormd (in het ideale geval horen media daartoe) om burgers te beschermen tegen de belangen van machtige economische organisaties en de staat. Confessional chat show: praatprogramma waarin de klemtoon ligt op persoonlijk, subjectieve onthullingen (bijvoorbeeld 'The Jerry Springer Show'). Datingprogramma: programmasoort waarin mensen kunstmatig bij elkaar gebracht worden, veelal in het kader van een mogelijke relatie (bijvoorbeeld 'Blind Date'). Documentaire: koepelbegrip voor films of tv-programma's waarin de klemtoon ligt op de uitwerking van factuele informatie; volgens Nichols (1994: 47) onderscheidt de documentaire zich van andere factuele programma's binnen de sfeer van reality-tv door de "more fully elaborated conception of social structure and historical process". Docusoap: televisiereeks met de klemtoon op factuele informatie over het leven en vooral over de interpersoonlijke relaties binnen een instelling, op een bepaalde plaats of andere maatschappelijke entiteit; vormelijk heeft de docusoap heel wat kenmerken van de soap opera (klemtoon op emotie, ontwikkeling van interpersoonlijke relaties, gebruik van cliffhangers, enz.) (bijvoorbeeld: 'Het leven zoals het is', 'Airport', 'Hotel', 'Dierenkliniek'). Emo-televisie: verwijst naar een kenmerk van televisieprogramma's waarin persoonlijke emoties een belangrijke rol spelen. Factuele televisie: koepelbegrip om een soort programma's aan te tonen die de klemtoon leggen op de werkelijkheid, gaande van documentaire, nieuws tot reality-tv. Feminisering van het nieuws: dit begrip verwijst naar een verschuiving in de organisatie van nieuwsredacties én in de vorm/inhoud van het nieuws, mede onder druk van adverteerders die meer vrouwelijke consumenten willen aanspreken; het begrip wordt ook in verband gebracht met de geleidelijke afbreuk van de tegenstelling tussen hard/zacht nieuws; tevens ook verwijzend naar de geleidelijke
introductie van meer subjectieve vormen van journalistiek. First person media: dit begrip verwijst naar een tendens waarbij mediaproducten de klemtoon leggen op de persoonlijke getuigenissen en subjectieve, autobiografische uitspraken, niet alleen op de televisie, maar ook in de pers, journalistiek en literatuur (Dovey, 2000). Hard nieuws: nieuws met de klemtoon op economische, financiële, politieke en andere belangwekkende onderwerpen die (veelal) te maken hebben met de organisatie van de staat en de structuur van de samenleving (zie ook top down journalistiek, bottom up journalistiek, zacht nieuws en feminisering van het nieuws). Hybridisering: proces (in dit geval bij televisieprogramma's) waarbij de grenzen van fact/fiction, private/publieke sfeer, authenticiteit/spel en van verschillende genres overschreden worden. Infotainment: samentrekking van 'information' en 'entertainment', vooral verwijzend naar een proces waarbij informatie en factuele programma's technieken gaan gebruiken uit entertainment- en fictieprogramma's. Intimiteittelevisie: vertaling van 'télévision de l'intimité' (Mehl, 1996), verwijzend naar dat soort televisie waarin intieme getuigenissen en relaties worden getoond. Mode of address: verwijst naar de wijze waarop de media (televisie) het publiek benaderen en aanspreken, zowel op een macroniveau (via programmering, trailers, advertenties) als op een microniveau (binnen een programma, via een moderator of presentator). Morele paniek (moral panic): verwijst naar het resultaat van een samenspel (spiraal) tussen de publieke opinie, de media, belangengroepen en de overheid in verband met morele en maatschappelijke kwesties; het uit zich in een spiraal van bezorgdheid over een maatschappelijke of morele kwestie (bijvoorbeeld geweld, seksualiteit, misbruik van kinderen). Newszak: dit begrip verwijst naar nieuws met een hoge entertainmentwaarde (Franklin, 1998). Nieuws: dagelijks uitgezonden programma waarin een overzicht wordt geboden van een selectie belangwekkende feiten en gebeurtenissen van de recente actualiteit. Open en gesloten genre: de mate waarin genres verschillende gezichtpunten bevatten. Een gesloten genre toont veelal slechts één (dominant) perspectief, terwijl een open genre verschillende perspectieven aan bod laat komen (Leurdijk, 1999). Opsporingsprogramma's: onderdeel van reality-tv met de klemtoon op informatie over de bestrijding van misdaad door politiediensten met een duidelijke relatie naar hulp vanwege het publiek. Praatprogramma's: programma's met de klemtoon op het gesprek tussen twee of meer mensen in de studio onder leiding van één (of meer) moderator(en), veelal afgewisseld met ander materiaal (korte reportages, getuigenissen).
70 71
Private sfeer: dit concept refereert veelal aan de intieme, huiselijke of persoonlijke sfeer, inclusief seksualiteit. Deze sfeer wordt in tegenstelling tot de publieke sfeer vaak met de 'vrouwelijke' sfeer geassocieerd. Publieke sfeer: dit concept refereert aan een arena of publiek debat in de moderne samenleving. Publieksdiscussieprogramma's: zie 'audience discussion programmes' (ADP). Realiteitsclaim: realiteitsaanspraak, of de aanspraak op een hoge mate van realisme (bijvoorbeeld van reality-tv). Realiteitstelevisie: vertaling van reality-tv. Reality crime show: onderdeel van reality-tv met de klemtoon op geweld en de bestrijding van geweld (bijvoorbeeld 'Rescue 911'). Reality-tv 1 (ruim, soms 'reality shows'): containerbegrip waarmee men televisieprogramma's aanduidt die een aanspraak maken op de 'realiteit' en waarin reële personen en gebeurtenissen centraal staan (Killborn, 1994), veelal in een mix van authentieke opnamen (politieopnamen, bewakingscamera's), studiogetuigenissen en reconstructies. Reality-tv 2 (beperkt): volgens verscheidene auteurs verwijst dit begrip in een meer enge zin naar factuele programma's waarin het werk van politie- en hulpdiensten primeert (Dovey, 2000), of naar programma's over "present dangerous events, unusual situations, or actual police cases" (Nichols, 1994: 45) (bijvoorbeeld 'Rescue 911'). Simulacrum: imitatie of kopij zonder origineel of referent (Baudrillard). Soap: fictieprogramma (reeks) met de klemtoon op interpersoonlijke relaties binnen een (relatief beperkte) ruimte, veelal handelend in het heden. Tabloid/tabloidisering: het begrip tabloid verwijst naar een populaire krant met een beperkte oppervlakte (de helft van een broadsheet), maar inhoudelijk geassocieerd met 'human interest'-informatie en sensationele berichtgeving, vaak met veel foto's, grote koppen en weinig tekst. Tabloidisering is een breder begrip dat verwijst naar een tendens binnen de brede mediasector om de informatie sensationeler, populairder en eenvoudiger te maken. Tabloid TV: negatief geladen begrip om het proces van tabloidisering in televisieformaten (vaak geassocieerd met reality-tv, Langer, 1998) aan te duiden. Talk show: zie praatprogramma's. Télé-réalité: Franse versie van realiteitstelevisie. 'Top down'-journalistiek: journalistiek die in zijn 'mode of address' diegenen voor ogen heeft die het
opnemen voor de belangen, interesse en vaardigheden van de staat, bedrijven, grote organisaties en andere maatschappelijke instituties (zie ook 'bottom up'-journalistiek). Trauma TV: kenmerk van een soort televisie die zich richt op individuele tragedies, veelal in praatprogramma's, reportagemagazines, e.a. True-life-story genres: dit koepelbegrip legt de klemtoon op het feit dat heel wat recentere programma's echt gebeurde feiten behandelen (Bondebjerg, 1996). Voice of authority: gezaghebbende stem die dé waarheid onthult en vaak een eindoordeel zal verkondigen (Leurdijk, 1999). Vox pop: afgeleid van vox populi, verwijzend naar de mediapraktijk waarbij heel wat aandacht wordt geschonken aan de (vaak ongenuanceerde) populaire of publieke opinie (voornamelijk via straatinterviews). Zacht nieuws: nieuws met de klemtoon op 'human interest', 'celebrities' en onderwerpen die te maken hebben met het alledaagse leven van de burger (zie ook hard nieuws).
72 73
Realiteit en fictie: tweemaal hetzelfde?
Samenvatting
Inleiding De bloei van reality-tv en de exploitatie van de private sfeer via ‘first person media’ werpen heel wat vragen op. Naast ethische en deontologische kwesties bestaat er nogal wat ongerustheid over de bredere maatschappelijke gevolgen. Anderzijds openen deze nieuwe programmaformaten en de transformatie van nieuws en praatprogramma’s wel nieuwe mogelijkheden in het kader van het project van de ‘civil society’. Zo lijken de nieuwe praatprogramma’s zelfs te fungeren als nieuwe forums voor maatschappelijk debat, overleg en participatie. Ook de hervorming van het traditionele nieuws kan bijdragen tot een grotere herkenbaarheid en betrokkenheid van het publiek. In dit rapport staat de rol van de media als forum voor maatschappelijke meningsvorming en als instrumenten van representatie, informatie en participatie centraal.
Transformatie van media, maatschappij en democratie: enkele concepten en denkkaders In het tweede hoofdstuk belichten we de context waarin reality-tv, ‘first person media’ en diverse nieuwe programmaformaten tot ontwikkeling zijn gekomen. Hier verwijzen we naast technologische veranderingen (brede introductie van bewakingscamera’s, ‘home video’ of camcorders), maar vooral naar het nieuwe televisielandschap (§ 2.2) en de nieuwe maatschappelijke context waarin de media vanaf de jaren 90 functioneren (§ 2.3).
De markt als voedingsbodem Hypothetisch stelt dit rapport dat het aanbod van factuele programma’s is toegenomen, terwijl het televisieaanbod in het algemeen een invloed heeft ondergaan in de richting van meer persoonlijke, subjectieve meningen. We geven deze tendensen respectievelijk aan met de termen ‘reality-tv’ en ‘first person media’. Enkele vraagstellingen in dit rapport zijn: F Welke zijn de oorzaken en achtergronden van deze transformatie van het televisieaanbod? F Hoe moet men de komst van reality-tv en ‘first person media’ beoordelen in het hele project van de televisie als forum voor maatschappelijke meningsvorming en als instrument van representatie, informatie en participatie? F Hoe zit het met de gevolgen voor het nieuws? F In welke mate verschillen de uiteenlopende programmagenres? F Welke zijn de belangrijkste ethische en deontologische vragen en oplossingen?
In deze paragraaf wordt eerst de Amerikaanse hoogcompetitieve televisiesector van de jaren 80 geschetst. Die wordt veelal gezien als de bakermat van de verschillende programmagenres binnen reality-tv en ‘first person media’. Afgezien van de maatschappelijke, ethische of deontologische dimensies van deze ontwikkelingen dient men de Amerikaanse televisiesector van de jaren 90 te zien als een rijke experimentele bodem voor steeds weer nieuwe programmaformules. De wedijverende zenders gebruiken maatschappelijke controverse als een promotioneel en distinctief middel. Over deze transformatie van het televisieaanbod in de Verenigde Staten werd al sinds het einde van de jaren 80 een hevig debat gevoerd. Daarbij komen zowel ethische als deontologische kwesties aan bod (inbreuken op privacy, bescherming van participanten, enzovoort). Een ander cruciaal element in de publieke discussie heeft betrekking op de aard en de manier waarop dit soort televisie maatschappelijke en ethische thema’s behandelt (dramatisering, stereotypering, personalisering, geen achtergrondinformatie, enzovoort).
Op de ruïnes van de ‘public service’: infotainment, tabloidisering, gevaren voor publieke communicatie Vervolgens bespreekt het rapport de situatie in Europa en België, waar het televisieaanbod eveneens enkele fundamentele transformaties heeft ondergaan, geheel in het verlengde van de deregulering van de televisiesector. In de meeste West-Europese landen werd sinds het einde van de jaren 80 het monopolie van de publieke omroepen doorbroken. In enkele jaren tijd zorgde de introductie van nieuwe commerciële zenders voor een fundamentele verandering van het omroeplandschap. Net als in de Verenigde Staten zorgde de structurele transformatie van de televisie voor heel wat discussie over de kwaliteit van het media-aanbod, de maatschappelijke rol en verantwoordelijkheid van de media en de publieke omroep, alsook over ethische en deontologische kwesties. Volgens voorstanders van de deregulering heeft de nieuwe omroeporde gezorgd voor een vrije markt met een ruimer, diverser aanbod waarin de idee van ‘consumer choice’ centraal staat. Geheel in de lijn van een liberaal denkkader stelden ze dat er meer keuze is voor de kijker en dat er meer ruimte is voor de maatschappelijke rol van de televisie als centraal informatiekanaal voor de burger. Zo zouden de nieuwe private zenders een onafhankelijk alternatief bieden voor het journaal op de publieke zender die werd gekenmerkt door een sterke (partij)politieke bevoogding. Bij de commerciële zenders zou een nieuwe journalistieke aanpak de klemtoon leggen op zachter nieuws gebracht vanuit een ‘bottom up’-benadering. Ze zouden ook aandacht schenken aan ‘human interest’ en onderwerpen die te maken hebben met het alledaagse leven van de burger, tevens is de ‘mode of address’ niet meer zo afstandelijk. Critici stelden echter heel wat vragen bij deze visie. Zo zou de nieuwe omroeporde steeds meer gedomineerd worden door een harde economische logica, waarin publieks- en winstmaximalisatie centraal staan. In tegenstelling tot de publieke omroeplogica, waar de kijker wordt gezien als een politiek wezen (burger), is de mediagebruiker nu een consument. De hele idee van keuzevrijheid en ‘consumer choice’ is slechts een illusie, onder meer doordat de programmering in hoge mate wordt gedomineerd door entertainment en verstrooiing, terwijl de functie van
ernstige informatie voor de burgers achterwege blijft. Vanuit deze ideaalvisie dient de publieke omroep een cruciale rol te spelen in de publieke communicatie binnen een democratie. Het begrip burgerschap wordt hierbij niet alleen gelieerd aan politieke, wettelijke en sociale rechten, maar de media worden verbonden aan culturele rechten (burgers hebben recht op informatie en kennis). De publieke omroep vervult verschillende functies vanuit deze ideale visie op cultureel burgerschap, zijnde (1) informatie, (2) representatie, (3) toegang tot media en (4) forum voor debat en participatie. Volgens critici komen deze functies van de publieke omroepen ernstig in gevaar door de concurrentiële omgeving.
De Europese vertaling van postmoderne televisie Deze paragraaf schetst de groei van het aantal nieuwe factuele formaten in Europa. Eerst en vooral kwamen in verscheidene Europese landen al eerder dergelijke programmaformaten voor, zelfs in de richting van reality-tv (bijvoorbeeld opsporingsprogramma’s). Ten tweede zijn niet alle formaten afkomstig uit de Verenigde staten (bijvoorbeeld docusoaps). Ten derde heeft de Europese televisie een eigen specifieke dynamiek (het aanpassen van geïmporteerde formats). Ten slotte dient men rekening te houden met een veel ruimere transformatie van het Europese televisiediscours. Deze transformatie plaatst men in de geleidelijke overgang van moderniteit1 naar postmoderniteit2, aangeduid als de overgang van paleo- naar neo-televisie.
De samenleving als broeikas Manifestatie van zichzelf: publieke/private sfeer, de terugkeer van ethische kwesties en van persoonlijk onbehagen Heel wat nieuwere televisieformaten leggen duidelijk de klemtoon op persoonlijke statements, subjectieve gevoelens tot zelfs regelrechte onthullingen. Deze evolutie werpt de cruciale vraag op met betrekking tot de status van de private sfeer. In soaps en de ‘nieuwe’ genres krijgt het privé-leven van gewone mensen
76 77
immers de volle aandacht en is er een terugkeer van grote ethische vraagstukken in het publieke debat. Het onderscheid tussen de publieke en private sfeer wordt dan ook grotendeels opgeheven. In dit kader behandelt het rapport Habermas’ visie op de private/publieke sfeer. Bij de huidige transformatie van de publieke sfeer speelt de entertainmentzijde van de media een belangrijke rol. Ook de manifestatie van de persoonlijke stem dient gezien te worden als een resultaat van ruimere maatschappelijke ontwikkelingen met persoonlijke, alledaagse implicaties.
(2) wantrouwen ten aanzien van de staat, de grote maatschappelijke instellingen en de politieke klasse: enerzijds dragen infotainment en de transformatie van het nieuws bij tot de afnemende politieke participatie en de beperkte kennis en geloof in de politieke bedrijvigheid. Anderzijds bieden de nieuwe formats juist een antwoord en thematiseren ze verschillende begrippen in de sfeer van politieke inspraak, democratie en burgerlijke verantwoordelijkheid (publieksdiscussieprogramma). Daarenboven worden ze gezien als een antwoord op een gebrek aan inspraak en directe democratie.
Ik en de andere: intimiteit, identiteit, flexibiliteit De transformaties die we waarnemen in het mediaaanbod moeten ook worden geplaatst in de bredere verandering van de samenleving: zo is er sprake van een groeiende erosie van de solidariteit. In deze context van persoonlijk onbehagen stelt de hedendaagse televisie net intimiteit, de persoonlijke stem en interpersoonlijke relaties centraal (emotelevisie). Deze intimiteittelevisie stelt fundamentele vragen over de definitie van de publieke en de private sfeer, de status van expertise en ervaring en de waarde van de publieke stem. In een bredere context behandelt intimiteittelevisie de problematiek van de persoonlijke identiteit. In een postmoderne samenleving spelen media – en vooral televisie – een belangrijke rol bij de identiteitsconstructie.
Ik, de andere en de samenleving: angst en geborgenheid, klasse en politiek De transformaties van het media-aanbod moeten ook worden gezien in relatie met enkele actuele thema’s die zich bevinden op het niveau van hoe het individu zich verhoudt tot de hele samenleving en diegenen die deze beheren (politiek en ideologie). Deze thema’s zijn: (1) angst: deze angst wordt verbonden met het toenemende risico in de neoliberale samenleving (angst voor maatschappelijke ongelijkheid, flexibiliteit en instabiliteit) waarbij de media beschouwd worden als ‘angstmachines’ (overdreven thematisering van geweld).
Denkkaders Over pragmatische en ideologische posities In het recente debat over de explosie van nieuwe factuele programma’s kunnen we verschillende denkrichtingen of -kaders onderscheiden. De discussie over de aard, de ethiek en de deontologie van de nieuwe mediapraktijken hangt in aanzienlijke mate samen met een ruimere visie op de maatschappelijke rol van de media in het kader van het project van de ‘civil society’. We onderscheiden drie perspectieven ten aanzien van de rol en de organisatie van de media: (1) Liberaalpluralistische perspectieven waar media worden gezien als een forum voor debat, diversiteit van representatie en participatie, (2) Kritische perspectieven: waar de nadruk wordt gelegd op de commerciële exploitatie, de illusie van democratie en bedrog, en (3) Een derde, gemengd kader dat openingen wil bieden voor een meer gecontextualiseerde studie van de nieuwe formaten, duidelijk beïnvloed door theorieën in de sfeer van culturele (media)studies.
Nieuwe factuele Algemeen besluit en televisieformaten en het discussie debat over de ‘civil society’: Achtergronden en uitgangspunten enkele gevalstudies In een derde hoofdstuk worden enkele gevalstudies uitgevoerd, meer specifiek over de talkshow (§ 3.2), reality-tv (§ 3.3), docusoap (§ 3.4), ‘Big Brother’ (§ 3.5) en nieuws en andere informatiemagazines (§ 3.6). Dit hoofdstuk bevat heel wat details over de maatschappelijke rol van deze specifieke genres en programma’s, vooral in het licht van het ‘civil society’project. Uit dit hoofdstuk blijkt verder in het algemeen dat: F er een enorme explosie plaatsvond van nieuwe formaten; F het vaak ging om zeer eigenaardige menggenres, wat zich uit in hybride genreformules (infotainment, docusoaps, docudrama,…); F genres die traditioneel elementen uit de publieke sfeer belichten (bijvoorbeeld economische aspecten, politiek) nemen nu ook steeds meer de private beleving in hun berichtgeving op; F de televisie steeds meer opschuift naar factuele programma’s met een klemtoon op actualiteit, ‘true-life witnesses’, ‘immediacy values’; F dit gepaard gaat met het gebruik van technieken uit fictietradities; F de hedendaagse televisie steeds meer een middenveld bezet tussen fact/fiction en private/publieke sfeer.
In dit hoofdstuk herhalen we eerst kort de achtergronden en uitgangspunten van het rapport. Vervolgens geeft het rapport aan dat de onheilsspellende verwachtingen omtrent reality-tv sterk overtrokken zijn, maar anderzijds waarschuwt het tegen de vele relativerende stemmen uit de televisie-industrie en sommige academische middens. Het rapport stelt ook dat de nieuwe genres haast onvermijdelijk hedendaags zijn in hun exploitatie van belangrijke actuele maatschappelijke pijnpunten. De jaren 90 zullen in die zin geboekstaafd staan als de jaren waarin soaps en fictie hun hegemonie in primetime verloren ten gunste van programma’s met een klemtoon op gedramatiseerde handelingen, conflicten en getuigenissen uit het alledaagse leven.
Evaluatie van de tendensen in het licht van het ‘civil society’-project Vervolgens gaat het rapport over tot de centrale vraag in dit rapport, met name de vraag naar de bijdrage van dit soort programma’s in het kader van het ‘civil society’-project. Een eerste algemene bevinding stelt dat de nieuwe televisieformaten overduidelijk sommige maatschappelijke en ethische kwesties thematiseren. Deze programma’s plaatsen zich niet buiten het sociaal debat. Ten tweede is er de groeiende diversiteit van het aanbod, wat zich niet enkel uit in nieuwe genres, maar vooral in de verbreding van soorten informatie, kennis en ervaringen. Deze verbreding van de ‘public knowledge’ heeft vooral betrekking op de komst van meer
78 79
persoonlijke ervaringen, subjectieve meningen en visies met een duidelijke link naar het alledaagse. Via dit soort subjectiviteit kan de televisie thema’s op de agenda plaatsen en eventueel bepaalde onderwerpen uit de taboesfeer halen. Subjectiviteit en emotionaliteit dragen op die manier democratische mogelijkheden in zich voor de burger. Ten derde geeft het rapport aan dat bij de bestudeerde televisieformaten toegankelijkheid primeert. De hedendaagse televisie is meer dan ooit begaan met een grote toegankelijkheid voor de kijker, niet zozeer in een fysische of economische zin (televisie is doorgaans een goedkoop medium), maar vooral in een cognitieve zin. Dit valt in het bijzonder op voor het nieuws. Dan komt de vraag over representatie in de programmainhouden, waaruit geen eenduidig beeld komt. Sommige genres en programma’s functioneren als belangrijke instrumenten om, bijvoorbeeld, minderheden aan bod te laten komen waardoor stereotypen eventueel kunnen worden afgebouwd (publieksdiscussieprogramma’s, docusoaps). In andere programma’s is dit veel minder het geval en vervallen de gemonteerde portretten van mensen en situaties snel in stereotype beeldvorming.
enkel worden gerealiseerd op voorwaarde dat nieuws en duiding nog steeds een tegengewicht kunnen bieden. Deze opmerkingen over het conditionele en potentiële karakter van de verdediging van de nieuwe formaten betekenen geenszins dat dit soort televisie verwerpelijk is. Ze willen enkel waarschuwen tegen een te euforische evaluatie.
Verdere discussie Tot slot komen ook enkele beleidsmatige, ethische en deontologische vragen aan bod. Hierbij wordt een taak van waakzaamheid voorzien voor verschillende instanties, gaande van politieke en juridische instanties, onderzoek, de televisie-industrie zelf (deontologische regels, zelfregulering) en het algemeen publiek. Vooral dit laatste is belangrijk. Zo kunnen publieke debatten, commentaren in de krant of zelfs discussies in een private sfeer worden gezien als openlijke bevragingen van grenzen inzake nieuws- en andere waarden en normen.
Ten vijfde is er de vraag naar de waarde van de informatie. Algemeen stelt het rapport hier dat zeer weinig factuele televisieformaten degelijke achtergrondinformatie bieden. We moeten het belang van de transformatie van de televisie bijzonder kritisch benaderen. Bij dit alles valt op hoezeer de verdediging van dit soort televisie vertrekt vanuit een discours waarin de maatschappelijke mogelijkheden worden onderstreept. Het is opvallend hoe voortdurend gewezen wordt op het potentieel in het kader van de ‘civil society’. Er wordt ook gewaarschuwd tegen mogelijke reactionaire trekken in reality-tv. De positieve uitwerking is, met andere woorden, uiterst potentieel. Maar bovendien is die ook hoogst conditioneel. De verdediging baseert de mogelijkheden van reality-tv en ‘first person media’ op de uitdrukkelijke voorwaarde dat dit soort televisie een nuttige aanvulling kan zijn op de meer traditionele vormen van factuele informatie. De verbreding van de ‘public knowledge’ kan
1 Het moderne wordt gekenmerkt door een vooruitgangsgeloof dat gelinkt is aan de explosie van wetenschappelijke kennis en technologische ontwikkelingen. Het modernisme is gebaseerd op Grote Theorieën en op vaststaande waarden en waarheidsaanspraken. Het laat zich o.a. zien in de -ismen van het socialisme, liberalisme, kapitalisme en communisme. 2 Het postmodernisme kent deze eenduidigheid niet en bestaat uit een veelheid van vertogen en praktijken. De democratie krijgt in het postmodernisme een andere betekenis dan in het modernisme: problematische sociale realiteiten kunnen alleen, door middel van een permanente onderhandeling en interactie opgelost worden. De grote verklarende theorieën en de universele waarden van het modernisme zijn hierbij van geen belang meer.
Réalité et fiction: chou vert et vert chou?
Résumé
Introduction Le succès de la ‘reality-tv’ et l’exploitation de la sphère privée par ce qu’on appelle le ‘first person media’ (nous revenons sur ces termes au paragraphe suivant) soulèvent un grand nombre de questions: d’ordre éthique et déontologique et, plus largement, social. Mais l’apparitions de ces nouveaux types d’émission et l’évolution des émissions d’information et de débat peuvent également offrir des opportunités nouvelles pour le développement d’un projet de société civile. Ainsi, certaines émissions de type ‘talkshow’ semblent aujourd’hui faire office de nouveaux forums favorisant les débats de société, les concertations et une plus grande participation. La refonte des informations traditionnelles peut également contribuer à une meilleure identification et à une plus grande implication du public. Le présent rapport traite du rôle des médias comme lieu de débat public et comme instrument de représentation, d’information et de participation. Ce rapport pose comme hypothèse que l’offre d’émissions axées sur les faits, sur la réalité, a augmenté tandis que l’éventail télévisuel en général évoluait vers davantage de subjectivité et de prises de position personnelles (y compris par rapport à des faits très objectifs). Nous désignons respectivement ces deux tendances par les termes de ‘reality-tv’ et de ‘first person media’. Voici quelques-unes des questions posées dans le rapport: F Quelles sont les causes de cette transformation du paysage télévisuel et dans quel contexte s’inscrit-elle? F Comment faut-il évaluer l’avènement de la ‘reality-tv’ et du ‘first person media’ par rapport au projet général visant à faire de la télévision un forum de débat social et un instrument de représentation, d’information et de participation? F Quelles en sont les conséquences pour les émissions d’information? F Qu’est-ce qui distingue différents genres d’émissions? F Quelles sont les principales questions éthiques et déontologiques que posent ces évolutions? Avec quelles réponses?
Transformation des médias, de la société et de la démocratie: quelques concepts et cadres de réflexion Dans le deuxième chapitre, nous exposons le contexte dans lequel la ‘reality-tv’, le ‘first person media’ et plusieurs nouveaux formats d’émission se sont développés. Outre certaines mutations technologiques (généralisation des caméras de surveillance, de la vidéo à domicile ou des caméscopes), nous évoquons surtout le nouveau paysage télévisuel (§ 2.2) et le nouveau contexte sociétal dans lequel fonctionnent les médias depuis le début des années 90 (§ 2.3).
Le marché comme creuset Nous commencerons par retracer l’évolution du marché télévisuel américain depuis 1980, un marché extrêmement concurrentiel et qui est souvent considéré comme le creuset des différents types d’émissions regroupés sous les concepts de ‘reality-tv’ et de ‘first person media’. Indépendamment de toute considération sociale, éthique ou déontologique, il faut voir le secteur américain de la télévision des années 90 comme un riche terrain où se sont multipliées les expériences de nouvelles formules d’émission. Dans la concurrence qu’elles se livrent, les chaînes se servent des sujets de controverse et des débats de société comme d’un outil promotionnel pour se différencier. Dès la fin des années 80, cette transformation de l’offre télévisuelle aux Etats-Unis avait déjà donné lieu à un vif débat faisant intervenir aussi bien des questions éthiques que déontologiques (violations de la vie privée, protection des participants, etc.). Un autre élément crucial dans la discussion publique porte sur la manière dont ce type de télévision traite de thèmes éthiques et sociétaux (dramatisation, stéréotypes, personnalisation, pas de mise en perspective, etc.).
Sur les ruines du service public: info-divertissement, tendance à la ‘tabloïdisation’, dangers pour la communication publique Le rapport examine ensuite la situation en Europe et en Belgique, où l’offre télévisuelle a également subi quelques transformations fondamentales, dans le droit fil du mouvement de dérégulation du secteur télévisuel. Dans la plupart des pays d’Europe occidentale, le monopole local des chaînes publiques a été brisé à partir de la fin des années 80. En quelques années, l’émergence de nouvelles chaînes commerciales a bouleversé le paysage médiatique. Tout comme aux Etats-Unis, cette transformation structurelle de la télévision a suscité de vives polémiques sur la qualité de l’offre médiatique, le rôle social et la responsabilité des médias et des chaînes publiques ainsi que sur des questions d’ordre éthique et déontologique. Selon ses partisans, la dérégulation a permis de libéraliser le marché et de proposer une offre plus large et plus diversifiée, axée sur le principe du libre choix des consommateurs. Dans la lignée d’une conception libérale, ils affirment que le téléspectateur dispose désormais d’un plus grand choix et que la télévision peut plus facilement jouer son rôle social de canal central d’informations pour le citoyen. Les nouvelles chaînes privées constitueraient ainsi une alternative indépendante au journal des chaînes publiques, qui subissait l’influence d’une tutelle politique et partisane trop puissante. Ces chaînes commerciales auraient aussi adopté une nouvelle approche journalistique, centrée sur les informations ‘de terrain’, sur des questions de proximité et des sujets touchant à la vie quotidienne des gens, présentés de surcroît sur un ton moins distant. Cependant, des voix critiques se sont élevées pour remettre cette vision en question et affirmer que le nouveau paysage audiovisuel est de plus en plus dominé par une logique économique dure, axée sur la maximalisation de l’audimat et des bénéfices. Contrairement à la logique des chaînes publiques, où le téléspectateur est considéré comme un être politique (citoyen), l’utilisateur des médias est aujourd’hui devenu un consommateur. Toute l’idée de la liberté de choix des consommateurs ne serait qu’une illusion, entre autres parce que la programmation est dominée dans une large mesure par le divertissement au détriment de fonctions plus sérieuses comme l’information des citoyens. Selon ce point de vue, la chaîne publique a un rôle crucial
à jouer dans la communication publique à l’intérieur d’une démocratie. L’idée est en effet que le concept de citoyenneté ne renvoie pas seulement à des droits politiques, légaux et sociaux, mais aussi à des droits culturels liés aux médias (les citoyens ont un droit à l’information et au savoir). Dans cette perspective idéale d’une citoyenneté culturelle, la chaîne publique remplit plusieurs fonctions: 1) l’information, 2) la représentation, 3) l’accès aux médias et 4) un forum pour le débat et la participation. Or, disent les critiques, l’environnement concurrentiel compromet gravement ces fonctions des chaînes publiques.
La traduction européenne de la télévision postmoderne Ce paragraphe retrace la croissance en Europe d’une série de nouveaux formats factuels (axés sur la réalité, les faits) et formule trois constats. Tout d’abord, ce genre d’émission (même proches de la ‘reality-tv’) existait déjà auparavant dans différents pays d’Europe (par exemple, des émissions de recherche de suspects). D’autre part, tous ces formats ne proviennent pas des Etats-Unis (comme par exemple les ‘docusoaps’). En troisième lieu, la télévision européenne possède une dynamique propre (l’adaptation de formats importés). Enfin, il faut aussi tenir compte d’une transformation beaucoup plus large du discours télévisuel européen. Cette transformation s’inscrit dans le passage progressif de la modernité1 à la post-modernité2, une évolution que l’on qualifie aussi de passage de l’âge télévisuel paléolithique à celui du néolithique.
Le contexte sociétal Manifestation de soi: sphère publique/privée, retour de questions éthiques et mal-être individuel Un grand nombre de nouveaux formats télévisuels sont manifestement centrés sur des prises de position personnelles, des sentiments subjectifs, voire de véritables mises à nu. Cette évolution soulève la question cruciale du statut de la vie privée. Les feuilletons et les
82 83
‘nouveaux’ genres télévisuels s’intéressent en effet de très près à la vie privée de personnes ordinaires et on assiste à un retour de grandes questions éthiques dans le débat public. La différence entre la sphère publique et privée tend d’ailleurs en grande partie à s’estomper. Dans ce cadre, le rapport traite de la vision de Habermas de la sphère privée/publique. L’aspect de divertissement des médias joue un rôle important dans la transformation actuelle de la sphère publique. Par ailleurs, la manifestation de la voix personnelle doit également être perçue comme un résultat d’évolutions sociétales plus larges ayant des implications personnelles et quotidiennes.
(thématisation excessive de la violence); (2) une méfiance envers l’Etat, les grandes institutions de la société et la classe politique: d’une part, les programmes d’info-divertissement et la transformation des émissions d’information contribuent à réduire la participation politique et favorisent un manque de connaissance et de crédibilité de l’activité politique. D’autre part, ces nouveaux formats offrent précisément une réponse et thématisent différents concept dans la sphère de la participation politique, de la démocratie et de la responsabilité citoyenne (émissions de débats publics). Ils sont en outre considérés comme une réponse à un manque de participation et de démocratie directe.
Moi et l’autre: intimité, identité, flexibilité
Cadres de réflexion Les transformations que nous observons dans l’offre médiatique doivent également être situées dans le contexte plus large du changement de la société sur l’individu et de l’érosion de la solidarité. C’est dans ce contexte de malaise personnel que la télévision contemporaine privilégie précisément l’intimité, la voix personnelle et les relations interpersonnelles (émotélévision). Cette télévision de l’intimité pose des questions fondamentales sur la définition de la sphère publique et privée, le statut de l’expertise et de l’expérience, et la valeur de l’expression citoyenne. Dans un contexte plus large, la télévision de l’intimité traite de la problématique de l’identité personnelle. Dans une société postmoderne, les médias, et en premier lieu la télévision, jouent un rôle important dans la construction de l’identité.
Moi, l’autre et la société: peur et intimité, classe et politique Les transformations de l’offre médiatique doivent également être vues en relation avec une série de thèmes actuels qui se situent au niveau des rapports que l’individu entretient avec l’ensemble de la société et ceux qui la gèrent (politique et idéologie). Ces thèmes sont: (1) la peur: cette peur est liée à l’accroissement du risque dans la société néo-libérale (peur des inégalités sociales, de la flexibilité et de l’instabilité), les médias étant considérés comme des ‘machines à faire peur’
A propos des positions pragmatiques et idéologiques Dans le récent débat sur l’explosion des nouveaux programmes factuels, nous pouvons distinguer plusieurs orientations ou cadres de pensée. La discussion sur la nature, l’éthique et la déontologie des nouvelles pratiques médiatiques est indissociable d’une vision plus large sur le rôle des médias dans le cadre d’un projet de société civile. Nous distinguons trois perspectives vis-à-vis du rôle et de l’organisation des médias: (1) des perspectives libérales et pluralistes dans lesquelles les médias sont vus comme un forum, un lieu de débat, de diversité de la représentation et de participation, (2) des perspectives critiques, qui mettent en exergue l’exploitation commerciale, l’illusion de la démocratie et la tromperie, et (3) un troisième cadre, mixte et manifestement inspiré par des théories empruntées à des études culturelles (sur les médias), qui veut offrir des ouvertures pour une étude plus contextualisée des nouveaux formats.
Les nouveaux formats de télévision factuelle et le débat sur la société civile: quelques études de cas Un troisième chapitre procède à quelques études de cas, plus précisément à propos du talkshow (§ 3.2), de la ‘reality-tv’ (§ 3.3), des ‘docusoaps’ (§ 3.4), de ‘Big Brother’ (§ 3.5) ainsi que des émissions et magazines d’information (§ 3.6). Ce chapitre contient de nombreux détails sur le rôle social de ces genres et émissions spécifiques, surtout par rapport à un projet de société civile. Il fait également apparaître: F une explosion considérables des nouveaux formats, F des genres hybrides très particuliers, ce que reflète aussi la dénomination adoptée (info-divertissement, ‘docusoaps’, docu-drame,…), F une ouverture des genres qui abordent traditionnellement des éléments de la sphère publique (par exemple les questions économiques et politiques) à des témoignages privés, F une évolution vers des émissions factuelles qui mettent l’accent sur l’actualité, ‘true-life witnesses’, ‘immediacy values’, F l’utilisation de techniques traditionnellement réservées aux programmes de fiction, F l’occupation par la télévision contemporaine d’un champ intermédiaire entre les faits/la fiction et la sphère privée/publique.
Conclusion générale et discussion Contexte et principes de base Le rapport indique que les prévisions catastrophiques concernant la ‘reality-tv’ sont fortement exagérées, mais d’autre part il met aussi en garde contre les nombreuses voix, issues de l’industrie de la télévision et de certains milieux académiques, qui tendent à relativiser le phénomène. Le rapport affirme aussi que les nouveaux genres sont pour ainsi dire inévitablement contemporains dans leur exploitation d’importants et douloureux enjeux actuels de société. A ce titre, les années 90 resteront marquées comme celles durant lesquelles les feuilletons et la fiction ont perdu leur hégémonie en prime-time au bénéfice d’émissions mettant clairement l’accent sur des actes, des conflits et des témoignages dramatisés de la vie de tous les jours.
Evaluation des tendances à la lumière du projet de société civile Le rapport aborde ensuite la question centrale de savoir quelle est la contribution de ce type de programmes dans le cadre d’un projet de société civile. Un premier constat général indique que les nouveaux formats télévisuels thématisent de manière très claire certaines questions éthiques et sociales. Ces émissions ne se placent pas en dehors du débat de société. D’autre part, il y a la diversité croissante de l’offre, qui ne se reflète pas seulement dans les nouveaux genres, mais aussi et surtout dans l’élargissement des types d’information, de savoir et d’expériences. Cette extension du ‘savoir public’ est à mettre en rapport avec la place prise par des expériences plus personnelles, des opinions subjectives et des points de vue ayant un lien clair avec la vie quotidienne. Au travers de ce type de subjectivité, la
84 85
télévision parvient à mettre certains thèmes à l’ordre du
entre les informations et leur mise en perspective.
jour et éventuellement à enlever à certains sujets leur côté tabou. La subjectivité et l’émotivité contiennent de cette manière des potentialités démocratiques pour le citoyen.
Ces remarques sur le caractère conditionnel et potentiel de la défense des nouveaux formats ne signifie en aucun cas que ce type de télévision soit à rejeter. Elles veulent uniquement mettre en garde contre une évaluation trop euphorique.
En troisième lieu, le rapport indique que l’accessibilité prime dans les formats de télévision étudiée. La télévision moderne se préoccupe plus que jamais d’être accessible vis-à-vis du téléspectateur, pas tellement dans un sens physique ou économique (la télévision est généralement un média bon marché), mais surtout dans un sens cognitif. Ceci est particulièrement frappant pour les informations. La question de la représentation dans le contenu des programmes ne donne pas lieu à une réponse univoque. Certains genres et émissions fonctionnent comme des instruments importants pour donner la parole à des minorités (par exemple) et combattre ainsi éventuellement des stéréotypes (par exemple à la faveur de débats publics ou de ‘docu-soaps’.). C’est beaucoup moins le cas pour d’autres programmes, dans lesquels les portraits des personnes et des situations n’échappent pas aux stéréotypes.
Discussion ultérieure Enfin, quelques questions de nature politique, éthique et déontologique sont également abordées. Les instances politiques et juridiques, les chercheurs, l’industrie de la télévision elle-même (règles déontologiques, autorégulation) et le public en général se voient assigner une tâche de vigilance. C’est surtout le grand public qui est important. C’est ainsi que des débats publics, des commentaires dans les journaux ou même des discussions dans la sphère privée peuvent être considérés comme des moyens de questionner ouvertement les frontières entre l’information et d’autres normes et valeurs.
Cinquièmement, il y a la question de la valeur de l’information. Le rapport affirme de manière générale que très peu de formats factuels de télévision proposent une information réellement mise en contexte. Il convient donc d’aborder de manière particulièrement critique l’importance de la transformation de la télévision. Ce qui est frappant dans tout cela, c’est de voir à quel point la défense de ce type de télévision part d’un discours qui en souligne les possibilités pour la société: on ne cesse d’en souligner le caractère potentiel dans le cadre de la société civile. On met aussi en garde contre les éventuelles tendances réactionnaires dans la ‘reality-tv’. En d’autres termes, le développement positif est hautement potentiel, mais aussi hautement conditionnel. La défense se base les possibilités de la ‘reality-tv’ et du ‘first person media’ à la condition explicite que ce type de télévision puisse constituer un complément utile par rapport aux formes plus traditionnelles d’information factuelle. L’extension du ‘savoir public’ peut uniquement être réalisée à condition qu’il y ait toujours un équilibre
1 De façon très générale, la modernité se caractérise par sa croyance au progrès associé à l’explosion du savoir scientifique et aux promesses de la technologie. Elle est le creuset du développement de grandes théories unificatrices et de la recherche de grands principes organisateurs (les -ismes, dont le communisme, le libéralisme, le capitalisme, etc.), porteurs de “valeurs sûres”. (...) La démocratie est considérée comme l’instrument d’une telle liberté 2 La postmodernité se tisse dans la mouvance, l’abolition des ordres antérieurs, le questionnement et la recherche. Il n’y a pas qu’une seule conception de la postmodernité, mais une pluralité de discours et de pratiques (...) La démocratie prend ici un tout autre sens qu’au sein de la modernité: celui d’une négociation pour une participation à la transformation des réalités sociales qui posent problème. La postmodernité tente de ne pas s’enfermer dans de grandes théories explicatives et narratives générales et se méfie des valeurs universelles. Ce qui n’empêche pas ses détracteurs d’y débusquer de nouveaux dogmes!