T E H N A V E I REALISAT L A A K O L N BOVE
f e i t a e r c e r n e l e e n o i t c n fu k r e w t e n e t u fietsro IETSFONDS MENTEN - F E
GL SUBSIDIERE E L IA C IN V O PR
Inhoudstafel Voorwoord BOVENLOKAAL FIETSROUTENETWERK IN VLAAMS-BRABANT
3 4
Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk
6
Bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk
10
SUBSIDIES VOOR DE AANLEG VAN FIETSPADEN Subsidies voor het functioneel netwerk: het fietsfonds
13 13
Het reglement
14
Praktische werkwijze: Kwaliteit als uitgangspunt: extra voorwaarden!
16
Stappenplan voor het verkrijgen van een subsidie
18
Subsidies voor het bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk
19
Het reglement
20
Praktische werkwijze
21
Nominatieve subsidies voor strategische projecten
22
SAMENWERKINGSOVEREENKOMSTEN OF PROJECTSUBSIDIES
23
CONTACTPERSONEN
24
BIJLAGE
26
Kaart bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk
26
Kaart bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk
27
COLOFON - Deze brochure werd uitgegeven door de provincie Vlaams-Brabant in opdracht van de deputatie. Redactie: dienst mobiliteit, Provincie Vlaams-Brabant / Vormgeving: grafische cel, Provincie Vlaams-Brabant / Foto’s: Lander Loeckx, Filip Claessens / Druk: drukkerij Profeeling / Oplage: 350 / v.u.: Provincie Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, 3010 Leuven / Juni 2013 / D/2013/8495/14
2
Fietsend de toekomst tegemoet! Blijvende inzet voor een betere fietsinfrastructuur noodzakelijk De fiets als het transportmiddel van de toekomst? De kans is groot. Nu de mobiliteitsknoop in Vlaams-Brabant steeds moeilijker te ontwarren lijkt, biedt de fiets niets dan voordelen. Het fietsbeleid vormt daarom een belangrijk speerpunt van het provinciale mobiliteitsbeleid. In deze bestuursperiode 2013-2018 wil de provincie sterk inzetten op realisaties. Om de fiets een toekomst te bieden als het perfecte vervoermiddel voor woon-werk en woon-schoolverkeer moeten we met z’n allen een tandje bijsteken en overgaan tot de realisatie van zo veel mogelijk nieuwe fietsinfrastructuur. Fietsen over veilige en comfortabele fietspaden moet de norm worden. Speciale aandacht besteden we de volgende jaren aan de realisatie van nieuwe fietsinfrastructuur van en naar Brussel. De provincie Vlaams-Brabant, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Vlaams gewest hebben hiervoor de handen in elkaar geslagen. We doen een warme oproep aan de gemeenten om hun schouders mee onder dit project te zetten. We zetten ook sterk in op routes tussen onze steden zoals bijvoorbeeld de fietsroute Leuven-Tienen. Bij het uitwerken van een goed fietsbeleid speelt het lokale niveau een belangrijke rol. Geen gemakkelijke opgave. Een goed fietsbeleid vraagt duidelijke keuzes. Gelukkig heeft het fietsbeleid de wind in de rug. In de maatschappij krijgt de fiets een steeds belangrijkere rol, zowel in de vrije tijd als voor functionele verplaatsingen. Voor een extra duwtje in de rug zorgt ook de provincie. Met het subsidiereglement voor de aanleg van functionele en recreatieve fietsinfrastructuur kan u rekenen op 80% subsidie voor de aanleg van fietspaden langsheen uw gemeentewegen. 40% van de gemaakte kosten draagt het provinciebestuur, nog eens 40% wordt betaald door de Vlaamse overheid (het zgn. Fietsfonds). Stel ons tijdig op de hoogte van uw fietspadenprojecten. Zo denken we samen van bij de start in dezelfde richting. En dat maakt het verloop van het inhoudelijke, administratieve en financiële proces zoveel gemakkelijker. Wij zullen hetzelfde doen!
Tom Dehaene Gedeputeerde voor mobiliteit Provincie Vlaams-Brabant
3
4
Bovenlokaal Fietsroutenetwerk in Vlaams-Brabant Op 4 juni 2002 werd door de provincieraad het bovenlokaal functioneel en recreatief fietsroutenetwerk definitief goedgekeurd. Jaarlijks werden een reeks wijzigingen goedgekeurd.
Beide netwerken richten zich op verschillende doelgroepen met andere gebruikerseisen maar kunnen op een aantal plaatsen wel gelijklopen. Het FUNCTIONEEL NETWERK is een gewenst netwerk, een streefdoel. Het is momenteel niet in zijn geheel bewegwijzerd en er kan ook nog niet overal veilig gefietst worden. De provincie wenst dit netwerk zo snel mogelijk veilig te maken voor fietsers. O.a. via de subsidies worden gemeenten gestimuleerd nieuwe fietspaden op dit netwerk aan te leggen. Het RECREATIEF NETWERK wordt gebruikt als basis voor de opmaak van het recreatief knooppuntennetwerk. Het wordt bewegwijzerd en gepromoot door Toerisme Vlaams-Brabant vzw. De routes voor dit netwerk worden in nauw overleg tussen de dienst mobiliteit en de dienst toerisme bepaald. Een netwerk omvat verschillende routes of trajecten zonder onderbreking die op elkaar aansluiten zodat een bepaald gebied voor de fietser volledig ontsloten wordt. Het netwerk bestaat uit een geheel van fietsvoorzieningen met fietswegen, vrijliggende en aanliggende fietspaden, wegen met gemengd verkeer en zone-30-gebieden. De aanleg van het fietsroutenetwerk kan ervoor zorgen dat de beleving van het landschap voor voorbijgangers versterkt wordt. Door onder meer een begeleidende groenstructuur kunnen deze wegen het landschap zelfs mee structureren.
De provincie wenst de volgende doelstellingen voor het fietsroutenetwerk te realiseren: } Aanleg van een zelfstandig samenhangend netwerk van fietsvoorzieningen voor recreatieve en functionele fietsrelaties.
} Promotie van een fietsnetwerk als onderdeel van een verplaatsingsketen als voor- en natransportmiddel, met aandacht voor haltes van openbaar vervoer. } Coördinatie van een kwaliteitsvolle uitbouw van het netwerk (doelgericht, veilig, aantrekkelijk en comfortabel).
De provincie zal de gemeenten stimuleren in de uitbouw van het fietsroutenetwerk. Niet alleen door financiële middelen ter beschikking te stellen (40% van het subsidiabel bedrag voor kwaliteitsvolle fietspaden langs gemeentewegen) maar ook door het aanbieden van de nodige knowhow. De Vlaamse overheid financiert mee via het fietsfonds (40% subsidies voor fietspaden langs gemeentewegen bovenop de provinciale subsidies) en via de samenwerkingsovereenkomst VI (100% voor de aanleg van fietspaden langs gewestwegen op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk en 80% op andere gewestwegen). Wat betreft de vormgeving van de fietspaden sluit de provincie zich aan bij de richtlijnen die zijn weergegeven in het Vademecum Fietsvoorzieningen, opgesteld door de Vlaamse overheid. De meest recente updates kunt u raadplegen op de website van de Vlaamse overheid: www.mobielvlaanderen.be.
5
Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk CONCEPT OPBOUW NETWERK Het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk verbindt kernen en attractiepolen met utilitaire fietsvoorzieningen, in eerste instantie voor de afwikkeling van woon-werk, woonschool en woon-winkelverkeer. Bij de opbouw van het netwerk ligt een belangrijk accent op de multimodale benadering: de plaats van de fiets in het netwerkmanagement, als onderste schakel in de vervoersketen. Het netwerk is opgebouwd op basis van: } Woon-werk, woon-winkel en woon-schoolverplaatsingen
} Woonkernen: geselecteerd op basis van statistische sectoren met een minimum bevolkingsdichtheid (4 inw./ha) en minimum inwonersaantal (200 inw.) } Functionele attractiepolen:
- universitaire ziekenhuizen - evenementenplaatsen - toeristische attractiepolen van bovenlokaal niveau
gevoelig’ en is ook juist door het herhalingseffect de ruimtelijke kwaliteit van een traject van belang. Op functionele fietsroutes kunnen bijzondere eisen gesteld worden aan het comfort van de verharding en de aanwezigheid van verlichting. Het bovenlokaal functioneel netwerk is opgemaakt in 2000 in opdracht van het Vlaamse Gewest door alle Vlaamse provincies. Het loopt dus over de provinciegrenzen heen. Het sluit ook aan op de gewestelijke fietsroutes in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. De routes van het Fiets-GEN zullen geïntegreerd worden in het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. HIËRARCHISCHE OPBOUW Een functioneel netwerk is opgebouwd uit mazen met een gemiddelde maaswijdte van 3,5 km. Op provinciaal niveau worden volgende types van routes onderscheiden: } Hoofdroutes: fietscorridors en non-stophoofdroutes
} Bovenlokale fietsroutes: bovenlokale functionele routes en bovenlokale alternatieve functionele routes.
- secundaire en hogere onderwijsinstellingen - regionale bedrijventerreinen - regionale recreatiedomeinen.
} Vervoersknooppunten die uitgebouwd worden tot multimodale overstappunten. Karakteristiek voor deze functionele verplaatsingen is dat de fietser de kortste weg naar zijn bestemming kiest indien de omstandigheden het toelaten. De fietser heeft in de eerste plaats interesse voor het bereiken van zijn bestemming en niet in de verplaatsing zelf. Toch is de fietser zeer ‘omgevings-
6
Gemeenten kunnen via de gemeentelijke mobiliteitsplannen en structuurplannen de hiërarchie verder aanvullen met lokale functionele routes. Hoofdroutes Hoofdroutes zijn intensief gebruikte doorgaande fietsroutes met een kwalitatief hoogwaardig karakter. Ze vormen op zich niet noodzakelijk een gesloten netwerk, maar fungeren eerder als ruggengraat van het bovenlokaal fietsroutenetwerk. Ze kunnen twee vormen aannemen: fietscorridor of non-stophoofdroute.
Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk • Fietscorridors Fietscorridors zijn trajecten met een sterke bundeling van bestaande of potentiële functionele fietsstromen (woon-school- en woon-werkverkeer), door ruimtelijke verdichting of door hun ligging langs (een aaneenschakeling van) belangrijke attractiepolen. In sterk verstedelijkte gebieden kan het belang van een hoogwaardige fietsroute langs structurerende lijninfrastructuren nog toenemen in functie van de corridorfunctie. De fietscorridors in Vlaams-Brabant bevinden zich op de radiale toegangsroutes rond de Brusselse rand, Leuven, Tienen, Aarschot, Diest en Halle. • Non-stophoofdroutes Dit zijn hoogwaardige snelle routes voor langeafstandsfietsen, een soort van fietssnelwegen, gericht op dagelijkse functionele verplaatsingen (5 à 15 km) en doelgerichte langeafstandsverplaatsingen in de vrije tijd (10 à 50 km of meer, bv. van stad naar stad). Non-stophoofdroutes zullen dus meestal een complementaire functie hebben (zowel functioneel als recreatief gebruik). Ze dienen te voldoen aan zeer hoge kwaliteits- en comforteisen. Functioneel fungeren zij meestal als een zeer hoogwaardige (comfort) alternatieve (rustige, veilige) route.
7
Bovenlokale fietsroutes • Bovenlokale functionele fietsroutes Het gaat hier om de meest logische korte verbinding tussen 2 kernen of attractiepolen. In de praktijk gaat het hier meestal om een route langs (boven)lokale verbindingswegen voor autoverkeer. Langs deze trajecten is de aanleg van veilige fietsvoorzieningen heel belangrijk. Fietsers moeten duidelijk hun plaats op de weg krijgen. • Alternatieve functionele routes langs rustigere wegen Parallel met fietsroutes langs drukke verkeerswegen zijn een aantal alternatieve functionele routes uitgezet via rustige trajecten (bv. landelijke wegen). Beide deelcategorieën hebben hun eigen bestaansreden en zijn dus van evenwaardig belang. Basisuitgangspunt is dan ook dat zo veel mogelijk de keuzemogelijkheid (en/en i.p.v. of/ of) aan de gebruiker aangeboden wordt, bv. tussen een korter maar druk traject of een langer maar rustig traject. Dit is meestal noodzakelijk, onder meer i.v.m. sociale controle tijdens de avonduren. De keuzemogelijkheid moet voor de gebruiker verduidelijkt worden in vormgeving en bewegwijzering. Niet voor al de drukke verkeerswegen (bv. secundaire wegen type I of II) konden bovenlokale alternatieve routes geselecteerd worden wegens reliëf of omgevingsfactoren. Aangezien
8
de fietser hier niet de keuze heeft tussen de korte of de rustige route dienen extra hoge eisen gesteld te worden aan de afscherming van fietspaden langs deze verkeerswegen. KAARTMATERIAAL Een overzicht van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk voor Vlaams-Brabant vindt u op de kaart vooraan in de brochure. Op de website www.vlaamsbrabant.be/verkeer-mobiliteit staat meer kaartmateriaal. Via het geoloket op gis.vlaamsbrabant.be kunt u inzoomen op het gedeelte van Vlaams-Brabant dat u wenst te raadplegen, bv. een gemeente, een bepaalde buurt, … U kunt zowel het gewenste netwerk als de realisaties in beeld brengen.
HOE EEN AANVRAAG TOT WIJZIGING INDIENEN
} E en gemeente of andere partner kan een wijziging aanvragen bij de provincie. Een beknopte verantwoordingsnota wordt opgemaakt door de aanvrager waarin de redenen voor de wijziging en de haalbaarheid van het alternatief vervat zijn. Er wordt aangetoond dat de wijzigingen binnen de vooropgestelde methodiek blijven.
} De provincie organiseert (jaarlijks) een provinciale werkgroep.
PROCEDURE TOT WIJZIGING VAN HET BOVENLOKAAL FUNCTIONEEL FIETSROUTENETWERK Het netwerk kan gewijzigd worden maar niet zomaar. Hoewel aanpassingen aan het netwerk moeten kunnen doorgevoerd worden met de nodige soepelheid, wil de provincie niet te lichtzinnig omspringen met wijzigingen aangezien anders het sturend karakter van het fietsroutenetwerk verloren gaat. Wijzigen kan om diverse redenen: } een gewijzigde planning inzake inplanting van (weg)infrastructuur in de gemeente of van de hogere overheid, waardoor een alternatief traject aantrekkelijker wordt.
} een foutieve inschatting bij de opmaak van het netwerk, waardoor de geselecteerde route toch weinig geschikt blijkt als fietsroute.
} de kostprijs van bepaalde infrastructuur (brug, tunnel, …), bv. langs routes met een lage prioriteit, die maakt dat een realisatie zelfs op middellange termijn uitgesloten is.
} een conflict met de recreatieve- of milieusector die belet dat de geselecteerde route ingericht wordt volgens de in het Vademecum fietsvoorzieningen vastgelegde kwaliteitseisen. Naarmate de route meer prioriteit kent, wordt dit probleem steeds zwaarder.
} Wijzigingen en alternatieven worden besproken in de provinciale werkgroep. De gemeente wordt hierop uitgenodigd. De provinciale werkgroep is samengesteld uit de dienst mobiliteit van de provincie, de provinciale cel van BMV, andere administraties die optreden als wegbeheerder (gemeente, AWV, waterbeheerders, NMBS, ...). Naargelang de specifieke ligging kan het wenselijk zijn de werkgroep uit te breiden met de betrokken buitendiensten van De Lijn, Toerisme Vlaanderen, het Agentschap Ruimtelijke Ordening Vlaanderen, eventueel lokale afdelingen Fietsersbond e.a. } De dienst mobiliteit maakt een verslag van de provinciale werkgroep en legt een voorstel van beslissing over de voorgestelde wijzigingen voor aan de deputatie. } De deputatie beslist over de voorgestelde wijzigingen in het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk.
} De provincie als coördinator brengt de betrokken partners hiervan op de hoogte en stelt de nodige informatie ter beschikking.
9
Bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk CONCEPT OPBOUW NETWERK Het bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk van de provincie Vlaams-Brabant wil inspelen op het hiërarchisch ‘netwerkdenken’. Er werd een bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk uitgewerkt dat de basis vormt voor de realisatie van het fiets(knooppunten)netwerk. Het fiets(knooppunten)netwerk wordt bewegwijzerd en gepromoot door Toerisme Vlaams-Brabant vzw. Bij de realisatie van het fiets(knooppunten)netwerk worden de routes van het bovenlokaal recreatief netwerk getoetst op onmiddellijke bruikbaarheid. Eventuele wijzigingen worden doorgevoerd in nauw overleg met Toerisme Vlaams-Brabant. Bij de opbouw van het provinciaal recreatief fietsroutenetwerk is geen gebruik gemaakt van kwantitatieve analyses, in tegenstelling tot het functioneel netwerk. Wel werd een grondige terreinverkenning gedaan waarbij vooral de aantrekkelijkheid, de veiligheid en het comfort van de routes werden beoordeeld. In bepaalde gevallen was ook een overleg met betrokken instanties (bv. natuur- of milieusector) noodzakelijk. Het recreatief fietsroutenetwerk werd geënt op volgende attractiepolen: }cultuurhistorische sites en evenementenplaatsen
}treinstations.
Het netwerk ligt niet uitsluitend in het buitengebied, maar doet ook de toeristisch-recreatief attractieve woonkernen aan. 10
Dit zijn trouwens vaak ideale vertrekpunten voor fietstochten. Daarbij werd wel gezocht naar veilige en aantrekkelijke toegangswegen, die meestal ook in aanmerking komen voor een complementaire functie (ook functioneel). Bijzondere aandacht werd besteed aan de aansluiting met bestaande of geplande bovenlokale grensoverschrijdende recreatieve fietsroutes naar het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, de provincie Waals-Brabant, provincie Henegouwen, provincie Limburg, provincie Antwerpen en provincie Oost-Vlaanderen. HIËRARCHISCHE OPBOUW Hoofdroutes Dezelfde non-stophoofdroutes van het functioneel fietsroutenetwerk komen hier terug. Bovenlokaal fietsroutenetwerk Het gaat hier om de bovenlokale routes die van provinciaal belang zijn. De maaswijdte is vrij groot maar vooral sterk afhankelijk van de plaatselijke karakteristieken. De provincie wenst de integratie na te streven van beide fietsnetwerken. In het functioneel netwerk worden alternatieven uitgewerkt. Deze kunnen in vele gevallen ook als recreatieve route worden gebruikt. Alternatieve routes kunnen niet in de plaats van de bestaande hoofdroutes gesteld worden. Zo kan een route langs een kanaal overdag aantrekkelijk zijn, maar zal er bij duisternis eerder gekozen worden voor een sociaal veiliger route in bewoond gebied. Vaak zoekt ook het sluipverkeer alternatieve wegen op waardoor deze routes voor de fietser gevaarlijk worden. Door specifie-
Bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk ke maatregelen kan sluipverkeer vermeden worden op fietsroutes. Ook mag het uitbouwen van alternatieve routes geen reden zijn om de verbindingswegen niet uit te rusten voor fietsers. In sommige gevallen zijn de ‘recreatieve’ trajecten duidelijk maasverkleinend ten opzichte van het net van interlokale wegen, of hebben ze een kortere afstand of hebben ze een voordeel wegens het reliëf. Het kan dan van belang zijn deze door middel van verlichting tot een functionele route om te bouwen. Anderzijds dient de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit van fietsroutes soms alleen voor ‘zuiver’ recreatief gebruik. KAARTMATERIAAL Een overzicht van het bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk voor Vlaams-Brabant vindt u op de kaart achteraan in de brochure. Op de website www.vlaamsbrabant. be/verkeer-mobiliteit staat meer kaartmateriaal. Via het geoloket op gis.vlaamsbrabant.be kunt u inzoomen op het gedeelte van Vlaams-Brabant dat u wenst te raadplegen, bv. een gemeente, een bepaalde buurt,… U kunt zowel het gerealiseerde knooppuntennetwerk als het gewenste recreatief netwerk in beeld brengen. In heel Vlaams-Brabant fiets je van knooppunt tot knooppunt op het fietsnetwerk. 1800 km fietsplezier, in de vorm van een fietskaart met bijbehorende fietsgids, is te koop voor 9 euro in de toeristische infokantoren of de boekhandels.
ROUTEDOK
TER
Bordje verd
wenen, bo rdje bescha digd? Route ond erbroken?
Meld proble men via smevlaamsb ra bant.be/ro Ze worden utedokter zo snel mog elijk opgelo st.
www.toeri
11
12
Subsidies voor de aanleg van fietspaden Subsidies voor het functioneel netwerk: het fietsfonds Op 20 maart 2009 werd het nieuwe mobiliteitsdecreet goedgekeurd. Op 10 februari 2012 werd dit mobiliteitsdecreet licht gewijzigd en werd de convenantenwerking met gemeentelijke mobiliteitsplannen, modules, gemeentelijke begeleidingscommissies enz. (daterend uit een decreet van 2001) volledig aangepast en geïntegreerd in één decreet. Ook de fietsfondsregeling werd decretaal verankerd, waardoor niet langer met aparte Ministeriële Besluiten per dossier moet gewerkt worden. Het bijbehorend Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking inzake het mobiliteitsbeleid is goedgekeurd op 25 januari 2013.
} Er is een startnota en projectnota vereist, of in voorkomend geval een unieke verantwoordingsnota, op te maken door de gemeente of haar adviesbureau. Deze moeten besproken worden op een GBC in de gemeente, waarop ook de provincie wordt uitgenodigd. De startnota’s en projectnota’s moeten een gunstig advies krijgen van de kwaliteitsadviseur (voor de volledige procedure zie www.mobielvlaanderen.be).
} De subsidie is niet van toepassing voor projecten van minder dan 50.000 euro subsidiabele posten. }De subsidieaanvraag verloopt volledig digitaal.
} De subsidieaanvraag bij de provincie moet gebeuren voordat de werken van start gaan.
De provincieraad keurde op 26 februari 2013 het nieuwe subsidiereglement goed. Dit is van kracht sinds 1 maart 2013. Belangrijkste kenmerken en nieuwigheden: } Het subsidiepercentage is 80 %: 40% van de provincie + 40% van het Vlaamse Gewest, dus nog slechts 20% voor de gemeente.
} De provincie legt ineens 80% subsidies vast en betaalt deze rechtstreeks uit aan de gemeente. Dit geeft een administratieve vereenvoudiging voor de gemeenten. De provincie vordert de helft terug bij het Vlaamse Gewest. } Een goedgekeurd mobiliteitsplan is een voorwaarde voor subsidies.
13
HET REGLEMENT
(Tekst goedgekeurd bij raadsbeslissing van 26 februari 2013)
PROVINCIAAL REGLEMENT VOOR HET TOEKENNEN VAN SUBSIDIES VOOR DE AANLEG EN HERINRICHTING VAN FIETSINFRASTRUCTUUR OP HET BOVENLOKAAL FUNCTIONEEL FIETSROUTENETWERK FIETSFONDS Artikel 1 - Doel Dit subsidiereglement geeft uitvoering aan het artikel 26/11 van het decreet van 20 maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid, en titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking inzake het mobiliteitsbeleid. Met dit reglement wil de provincie de aanleg van kwaliteitsvolle fietsinfrastructuur stimuleren om te komen tot een samenhangend bovenlokaal fietsroutenetwerk voor functionele verplaatsingen. Hiertoe kan de deputatie binnen de perken van het daartoe op het budget van de provincie Vlaams-Brabant goedgekeurde kredieten een subsidie toekennen voor de aanleg en herinrichting van fietsinfrastructuur op het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF), ook fietsfonds genoemd. Het principe van 1 euro voor 1 euro geldt.
Art. 2 - Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: • Mobiliteitsdecreet: het decreet van 20 maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid, gewijzigd op 10 februari 2012. • Besluit van de Vlaamse Regering: Besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking inzake het mobiliteitsbeleid. • (I)GBC: (inter)gemeentelijke begeleidingscommissie • RMC: regionale mobiliteitscommissie, zoals bedoeld in artikel 2, 18° van het gewijzigd mobiliteitsdecreet van 10 februari 2012. • BFF: Bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk zoals goedgekeurd door de deputatie van de provincie Vlaams-Brabant.
Art. 3 - Begunstigden §1 De subsidie kan toegekend worden aan: • Een gemeente; • Een autonoom gemeentelijk overheidsbedrijf. Art. 4 - Subsidiabele werken §1 Een begunstigde kan een subsidieaanvraag indienen voor de aanleg of herinrichting van fietsinfrastructuur, zoals hieronder bepaald: • De aanleg van nieuwe fietsinfrastructuur; • De verbreding van een eenrichtingsfietspad van minder dan anderhalve meter breed; • De verbreding van een tweerichtingsfietspad van minder dan twee meter breed; • Het vervangen van een tweerichtingsfietspad door de aanleg van eenrichtingsfietspaden per rijrichting van minimaal anderhalve meter breed; • De omvorming van een aanliggend fietspad tot een gescheiden fietspad, waar de verkeersomstandigheden dit noodzakelijk maken.
14
§2 De subsidiabele kosten voor werken inherent aan de fietsinfrastructuur omvatten: • De voorbereidende werken, de opbraakwerken en de grondwerken aan de bermlichamen waarin de fietsinfrastructuur worden aangelegd, in voorkomend geval met inbegrip van het bouwkundig verbeteren van de ondergrond, met uitsluiting van eventuele meerkosten verbonden aan een bodemsanering; • De aanleg en de uitrusting van de fietsinfrastructuur: onderfundering, fundering, verharding en signalisatie; • De afdekking van de strook tussen fietsinfrastructuur en de rijbaan, inclusief de verharding, de levering en de aanplanting van het groen en de levering en plaatsing van noodzakelijke scheidende veiligheidselementen in deze strook; • De herstelling van de strook gelegen tussen de fietsinfrastructuur en de rooilijn, met uitzondering van bomen en struiken; • De constructie van kantopsluitingen, de straatgoten en de waterslikkers in de straatgoten inbegrepen; • Voor zover het door de aanleg of de verbetering van de fietsinfrastructuur noodzakelijk is, het aanpassen, verplaatsen of nieuw aanleggen van een waterafvoersysteem voor hemelwater. Dat waterafvoersysteem kan bestaan uit: bermsloten (inbegrepen de duikers in de bermsloten), draineersleuven of RWA-rioolleidingen, met inbegrip van toebehoren. In het geval van een nieuw aan te leggen RWA-rioolleiding, die water afvoert van de fietspaden en de rijbaan en/of de aangelanden, kan slechts het deel van de kosten, naar rata van het aandeel van het hemelwater dat van de fietspaden afstroomt in aanmerking worden genomen voor subsidie; • Het vernieuwen of het aanpassen van de DWA-riolering is niet subsidiabel, behalve het op de juiste hoogte brengen van de bovenbouw van bestaande inspectieputten in de verharding van de fietsinfrastructuur en het leveren en plaatsen van geschikte riooldeksels; • Het verlengen van dwarse duikers of onderbruggingen onder de fietsinfrastructuur; • Kunstwerken langs, over of onder wegen en onbevaarbare waterlopen die niet vallen onder het beheer van het Vlaamse Gewest; • Paaltjes en hekkens die dienen om oneigenlijk gebruik van de fietsinfrastructuur te voorkomen; • Het aanbrengen van de bovenlaag van de fietssuggestiestrook over een beperkte lengte en enkel als projectonderdeel van de aanleg van een volwaardige fietsinfrastructuur; • Werfsignalisatie en omleidingssignalisatie tijdens de uitvoering van de werken; • Het aanpassen van de kruispunten, ingevolge de inplanting van de fietsinfrastructuur, ter hoogte van uitmondende zijstraten; Dit betreft de heraanleg van de verharding of het op hoogte brengen van de verharding ter hoogte van de kruispunten; • De aanleg en het uitrusten, waar nodig, van gelijkvloerse fietsoversteekplaatsen; • Het voorzien van functionele verlichting van wegen die voorbehouden zijn voor fietsverkeer;
• Btw op de werken bedoeld van 1° tot 15°. §3 De volgende werken en kosten komen uitdrukkelijk niet in aanmerking voor subsidies: • De honoraria, studiekosten en toezichtkosten; • De proefkosten; • De grondverwervingen en kosten hiervoor; • De verplaatsing van nutsleidingen; • Rioolleidingen, die gesubsidieerd worden door het gewest en/of andere instanties; • De reinigingskosten of stortkosten van bodem als gevolg van eventuele verontreiniging van de aanwezige bodem; • Werkuren, ingeval de werken uitgevoerd worden met eigen personeel; • Onderhoudswerken; • Onderhoud van groenaanleg tijdens de waarborgtermijn; • De aanleg van nieuwe stoepen en straatmeubilair; • Aanleg en inrichting van bushaltes. §4 De subsidiabele werken staan verplicht in een afzonderlijk hoofdstuk in de raming, offerte en eindafrekening. Art. 5 - Voorwaarden §1 De in artikel 4 vermelde subsidiabele werken komen slechts voor subsidiëring in aanmerking indien elk van volgende criteria wordt nageleefd: • De grond waarop de fietsinfrastructuur zal aangelegd worden is een openbare weg in openbaar domein. De gemeente kan ook een overeenkomst aangaan, waardoor ze voor minstens 20 jaar het gebruiksrecht heeft; • Het traject maakt deel uit van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk. De gemeente kan een wijziging van het BFF aanvragen, voorafgaand aan de subsidieaanvraag voor de fietsinfrastructuur; • Fietsinfrastructuur langs wegen die onder het beheer van het Vlaamse Gewest vallen komt niet in aanmerking voor deze subsidie; • De gemeente beschikt over een definitief vastgesteld gemeentelijk of intergemeentelijk mobiliteitsplan, dat in voorkomend geval binnen de termijn, vermeld in artikel 16 §2 tweede lid, van het decreet van 20 maart 2009, aan een sneltoets is onderworpen; • De werken voor de realisatie van de fietsinfrastructuur nog niet gestart zijn vóór het indienen van de subsidieaanvraag. §2 Kwaliteitsvoorwaarden: • De fietsinfrastructuur voldoet aan de richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen van de Vlaamse overheid. De gemeente kan gemotiveerd voorstellen om van deze richtlijnen af te wijken. • Een toegankelijkheidsadvies wordt aangevraagd en toegevoegd aan het dossier. Dit advies wordt verleend door een erkend of aangesteld toegankelijkheidsbureau. Het advies is gratis voor de aanvrager (d.w.z. op kosten van de provincie Vlaams-Brabant). §3 Subsidiebedrag: • Het subsidiebedrag per project bedraagt maximaal 80 % van de subsidiabele werken.
HET REGLEMENT
(Tekst goedgekeurd bij raadsbeslissing van 26 februari 2013)
PROVINCIAAL REGLEMENT VOOR HET TOEKENNEN VAN SUBSIDIES VOOR DE AANLEG EN HERINRICHTING VAN FIETSINFRASTRUCTUUR OP HET BOVENLOKAAL FUNCTIONEEL FIETSROUTENETWERK FIETSFONDS • Het gecumuleerde bedrag van deze subsidie en andere subsidies mag niet meer bedragen dan 100 % van het uiteindelijke gunningsbedrag, btw inbegrepen. In voorkomend geval zal de provinciale subsidie verminderd worden. • Indien de subsidiabele werken minder dan 50.000 (inclusief btw) euro bedragen komt het project niet in aanmerking voor subsidies.
gebruiksrechten heeft, moet ze een onteigeningsplan ter verwerving ervan voorleggen; • Indien van toepassing, een bevestiging dat aan de bijkomend opgelegde voorwaarden van de subsidietoekenning wordt voldaan.
Art. 6 - Procedure en aanvraagdossier §1 De startnota en projectnota met bijbehorende ontwerpplannen (of in voorkomend geval de unieke verantwoordingsnota) van het dossier moeten besproken zijn op GBC en een gunstig advies hebben van de kwaliteitsadviseur.
§5 De aanvragen worden afgehandeld in volgorde van indiening en tot uitputting van het krediet.
§2 Enkel volgende wijzen van indiening zijn mogelijk: • Digitaal aanvraagdossier: online via www. vlaamsbrabant.be/subsidies. In dit geval komt de datum van ontvangst overeen met datum van registratie in het provinciaal systeem; • Het per mail inzenden van het volledige aanvraagdossier naar het e-mailadres vermeld op het aanvraagformulier. In dit geval komt de datum van ontvangst overeen met de datum van ontvangst op de mailserver van de provincie. • Schriftelijk: per post of tegen ontvangstbewijs aan de ontvangstbalie tijdens de openingsuren van het provinciehuis.
Na ontvangst van de overeenkomst met de aannemer wordt een eerste schijf van 50% van het subsidiebedrag betaald.
§3 Het dossier voor de subsidieaanvraag omvat volgende stukken: • De startnota en projectnota met bijbehorende ontwerpplannen (of in voorkomend geval de unieke verantwoordingsnota) en het advies van de kwaliteitsadviseur; • Het toegankelijkheidsadvies; • Het gemeenteraadsbesluit over de goedkeuring van het definitieve ontwerpdossier voor de werken waarin de fietsinfrastructuur vervat zit; • De ontwerpplannen: grondplan bestaande toestand en nieuwe toestand, typedwarsprofielen, andere relevante detailplannen; • Bestek; • Raming met opsplitsing tussen subsidiabele en niet-subsidiabele posten. Op zicht van het voorgelegde ontwerp beslist de deputatie over de toekenning van de subsidie. Hierbij kunnen bindende voorwaarden naar uitvoering bepaald worden. §4 De bepaling van het maximum subsidiebedrag gebeurt nadat de aanvrager volgende dossierstukken bezorgt: • Een kopie van de laagste of voordeligste regelmatige offerte met opsplitsing tussen subsidiabele en niet-subsidiabele posten; • Het aanbestedingsverslag; • Het besluit van het college of gemeenteraad betreffende de gunning van de werken; • Een verklaring dat de betrokken overheid eigenaar is of gebruiksrechten bezit op de grond waarop de fietsinfrastructuur wordt aangelegd. Als de gemeente nog geen eigenaar is of geen
De subsidie wordt forfaitair berekend op de laagste of voordeligste regelmatige offerte.
Art. 7 - Betalingsmodaliteiten §1 De uitbetaling van de subsidie gebeurt in twee fasen.
Het saldobedrag van de subsidie wordt berekend op basis van de door de subsidieaanvrager goedgekeurde eindafrekening. De eindafrekening dient te bestaan uit: • Een cumulatieve eindstaat; • Overzicht van de uitgevoerde proeven en attesten met betrekking tot de gesubsidieerde posten; • Gedetailleerde opmeting van de gesubsidieerde posten; • Proces-verbaal van voorlopige oplevering; • College- of gemeenteraadsbeslissing over de goedkeuring van de eindafrekening. Bij de saldoberekening van de subsidie kunnen bijwerken, meerwerken (met betrekking tot de fietsinfrastructuur), verrekeningen en herzieningen mee in rekening gebracht worden tot het oorspronkelijk bepaalde subsidiebedrag bereikt is. Enkel indien bij de eindafrekening de vastgestelde kostprijs van de te subsidiëren werken lager is dan bepaald bij de gunning, wordt de subsidie herberekend. §2 Het eindafrekeningsdossier wordt binnen een maximumtermijn van vijf jaar na de bepaling van het maximum subsidiebedrag ingestuurd. Nadien vervalt de subsidie.
Art. 8 - Verbintenissen De aanvrager verbindt zich ertoe om: • Alle maatregelen te nemen om het onderhoud van de fietsinfrastructuur te garanderen; • Bij iedere publieke communicatie (informatieborden, publicaties, website, persberichten) in verband met de uitvoering en de resultaten van het project op een duidelijke wijze het logo van de provincie en het Vlaamse Gewest te gebruiken en de volgende zin te vermelden: ‘met de steun van de provincie Vlaams-Brabant en het Vlaamse Gewest’; • Elke daartoe gemachtigde afgevaardigde van de provincie toestemming te verlenen om ter plaatse het gebruik van de toegekende subsidie te controleren, toegang tot de bouwplaats te verlenen en deel te nemen aan werfvergaderingen; • Voor alle werken de vereiste vergunningen te verkrijgen.
Art. 9 – Sancties De deputatie kan sancties opleggen in de volgende gevallen: • Eén of meer bepalingen van het reglement werden niet nageleefd; • Onjuiste of onvolledige gegevens werden aan de provinciale administratie meegedeeld; • De medewerking van de gemeente aan het proces werd als onvoldoende geëvalueerd; • De werken werden niet uitgevoerd conform het ingediende plan. De mogelijke sancties zijn: • De subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd; • De subsidieaanvrager wordt uitgesloten van verdere subsidiëring gedurende een bepaalde periode; • De uitbetaling van reeds toegekende, maar nog niet of slechts gedeeltelijk uitbetaalde subsidies wordt stopgezet. Art. 10 – Opheffingsbepalingen Het provinciaal reglement voor het toekennen van subsidies voor de aanleg en verbetering van fietspaden op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk passend binnen het fietsfonds, goedgekeurd op 20 maart 2007, wordt opgeheven. Art. 11 – Overgangsbepalingen Op alle subsidies die definitief zijn toegekend overeenkomstig de bepalingen van het provinciaal reglement van 20 maart 2007 inzake de aanleg en verbetering van fietspaden op het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk passend binnen het fietsfonds, blijven de bepalingen uit het voornoemde reglement van 20 maart 2007 integraal van toepassing. Het nieuwe reglement is van toepassing op alle lopende aanvraagdossiers waarvoor geen definitieve subsidie werd toegekend overeenkomstig het vermelde subsidiereglement van 20 maart 2007. De reeds voor de inwerkingtreding van het nieuwe subsidiereglement gekregen conforme adviezen van de start- en projectnota’s door de auditor van de PAC blijven geldig (vergelijkbaar met een gunstig advies van een kwaliteitsadviseur). Voor reeds principieel goedgekeurde subsidieaanvragen overeenkomstig de bepalingen van het provinciaal reglement van 20 maart 2007, kan ineens een maximum subsidiebedrag bepaald worden, tenminste als aan alle voorwaarden van het nieuwe reglement voldaan is. Art. 12 – Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 maart 2013.
15
Praktische werkwijze Kwaliteit als uitgangspunt: extra voorwaarden!
De opmaak van een start- en projectnota gebeurt volgens de bepalingen van de Vlaamse overheid. Het Vademecum Fietsvoorzieningen van de Vlaamse Overheid geldt als richtlijn voor het aanleggen van fietspaden. Afwijkingen moeten altijd voldoende gemotiveerd zijn. De aanleg van het fietspad moet ook passend zijn in het mobiliteitsplan van de gemeente. De deputatie van Vlaams-Brabant kiest uitdrukkelijk voor fietsvoorzieningen met een hoge kwaliteit. MATERIAALKEUZE } Fietspaden in asfalt genieten altijd de voorkeur. Het comfort hiervan is het hoogste en de kans op oneffenheden is het kleinste. } In tweede instantie wordt geopteerd voor betonnen fietspaden. Fietspaden in beton kunnen zeker voldoen aan de vlakheidsnorm (volgens het bestek moeten ze dit trouwens) maar in de praktijk wordt dit amper gecontroleerd en laat dit soms te wensen over. Hierdoor ontstaan korte golven in het fietspad. Als gemeente kunt u dit verhelpen door de vlakheidsnorm zeker in uw bijzonder bestek te plaatsen en er ook op toe te zien dat deze effectief gerespecteerd wordt. Daarom zal de provincie bij een keuze voor betonnen fietspaden uitdrukkelijk vragen om de vlakheid te controleren (met rei van 3, met profilometer) en het verslag hiervan toe te voegen bij de eindafrekening.. Als het fietspad niet voldoet wordt de subsidie niet uitbetaald. } D e laatste en minst wenselijke optie is betonstraatstenen.
16
Het effectieve comfort bij oplevering van de werken is afhankelijk van de grootte van de afschuining van de gekozen betonklinker en het type /legpatroon. Pas nadien komen de problemen boven. De kans op verzakkingen is groot. Betonstraatstenen zijn gemakkelijk op te breken door nutsmaatschappijen, maar worden zelden goed hersteld na ingrepen met bijkomende verzakkingen als gevolg. Wilt u als gemeente toch subsidies ontvangen voor een fietspad in betonstraatstenen? Elk project moet met een goede motivatie voorgelegd worden aan de deputatie. Bovendien opteert de deputatie ervoor om het saldo van de subsidies (50%) uitzonderlijk pas 5 jaar na de voorlopige oplevering van de werken uit te betalen, als de fietspaden op dat ogenblik nog voldoende fietskwaliteit bieden. Deze controle gebeurt door een medewerker van de dienst mobiliteit. BREEDTE VAN DE FIETSPADEN: MINIMUMMATEN OF AANBEVOLEN BREEDTE } De minimumeisen hebben een bindend karakter, maar bij de aanleg van nieuwe fietspaden wordt zo veel mogelijk gestreefd naar de aanbevolen breedte. Een uiteindelijke keuze dient in elke concrete situatie gemaakt te worden. } Als er toch moet aangekocht of onteigend worden, vragen we om ineens voldoende aan te kopen of te onteigenen voor deze aanbevolen breedtes. } Binnen de bebouwde kom: de minimumbreedte van 1,50 m is wel toepasbaar als vlak naast het fietspad ook nog een voetpad moet komen. De ruimte voor de zachte
weggebruikers moet dus verdeeld worden. De voetgangers moeten eigenlijk ook minimaal 1,50 m beschikbaar hebben (bouwverordening voor wegen voor voetgangersverkeer van 1997), liefst als een apart voetpad. Een D9-verkeersbord is hierbij aangewezen en kan worden toegepast met 1,50 m fietspad en 1,00 of 1,50 m voetpad. FIETSPADEN OF NIET IN LOKALE WEGEN TYPE 3 } Lokale wegen type 3 zijn bedoeld voor bestemmingsverkeer, erftoegangen, ... niet voor doorgaand autoverkeer. Aangezien een aantal van deze routes te maken hebben met veel verkeer, dat er eigenlijk niet moet zijn, zijn sommige gemeentebesturen vragende partij om fietspaden aan te leggen als oplossing voor de veiligheid van de fietser. De fietser heeft dan een apart pad en is dan meestal veilig. De auto heeft vanaf dat ogenblik echter vrij spel en zal nog sneller gaan rijden en bovendien nog meer gebruikmaken van dit soort (sluip)wegen.
FIETSSUGGESTIESTROKEN SUBSIDIABEL: HOE LANG EN WANNEER? Voorwaarden: } een project moet altijd bestaan uit fietssuggestiestroken in combinatie met een volwaardige vorm van fietsinfrastructuur (fietsweg of fietspaden dus).
} Beide delen moeten in één aanbesteding zitten. Dit is om te voorkomen dat bv. de suggestiestroken worden uitgevoerd en gesubsidieerd en dat het tweede deel met de echte fietspaden achterwege zou blijven. } Een maximumlengte van 500 m.
} Als de fietssuggestiestroken langer zijn, is slechts 500 m subsidiabel. Hierdoor worden projecten met zeer lange fietssuggestiestroken ontraden. Als een gemeente dit toch wenst te doen, is het op eigen kosten.
} Op een lokale weg type 3 zijn fietspaden meestal niet gewenst. Hier is het eerder wenselijk de auto’s te beperken, de autosnelheid te beperken.
ORGANISATIE GBC Voor de organisatie van een gemeentelijke begeleidingscommissie (GBC) nodigt u uit: } Vaste leden: de gemeente, het departement MOW (BMV), de Lijn, de initiatiefnemer en de betrokken wegbeheerder(s).
} Variabele leden die verplicht kunnen worden uitgenodigd: de provincie, het departement RWO, het departement LNE, NMBS, adviesverlenende overheden in het kader van verdere vergunningsprocedures } Lokale vertegenwoordigers die een belangrijke rol kunnen hebben in de draagvlakverwerving tijdens de besprekingen in de GBC worden door de gemeente als adviserende leden benoemd. Met betrekking tot een bepaald dossier kunnen nog bijkomende adviserende leden, die evt. ook niet- lokale actoren vertegenwoordigen of vanwege hun expertise, worden uitgenodigd. Voor een GBC over een fietsfondsdossier wordt de provincie verplicht uitgenodigd.
De gemeente doet een voorstel van datum waarop zo veel mogelijk partners kunnen aanwezig zijn en verstuurt de uitnodiging tijdig samen met documenten (15 werkdagen op voorhand).
17
Stappenplan voor het verkrijgen van een subsidie Deel 1: GBC-procedure volgens mobiliteitsdecreet (meer info op www.mobielvlaanderen. be/overheden)
UITBETALING 1STE SCHIJF SUBSIDIE - Overeenkomst met de aannemer (gunning of bevel van aanvang) verzenden naar
[email protected].
} Eventueel vooroverleg - telefonisch overleg }GBC startnota } Gunstig advies kwaliteitsadviseur op startnota }GBC projectnota } Gunstig advies kwaliteitsadviseur op projectnota en plannen
- De gemeente wordt na de beslissing van de deputatie op de hoogte gebracht van de uitbetaling van de eerste schijf, vaak in combinatie met de bepaling van het maximum subsidiebedrag.
Deel 2: administratieve aanvraag subsidies (meer info in provinciaal subsidiereglement op www.vlaamsbrabant.be/subsidies) AANVRAAG SUBSIDIES - Verzenden van het aanvraagdossier naar
[email protected] of naar de subsidiebehandelaar indien gekend: aanvraagformulier, gemeenteraadsbesluit en aanbestedingsdocumenten (definitief ontwerp, bestek en raming met voorstel opsplitsing tussen subsidiabele en niet-subsidiabele posten). - De gemeente wordt na de beslissing van de deputatie op de hoogte gebracht van de toezegging van de subsidies, eventuele voorwaarden en de subsidiabele posten.
BEPALING VAN HET MAXIMUM SUBSIDIEBEDRAG - Dit gebeurt nadat de aanvrager volgende dossierstukken heeft verzonden naar
[email protected]: verklaring dat de noodzakelijke gronden openbaar domein zijn, kopie van de laagste of voordeligste regelmatige offerte, aanbestedingsverslag en gunningsbesluit. - De gemeente wordt na de beslissing van de deputatie op de hoogte gebracht van het maximum subsidiebedrag.
18
CONTROLE FIETSINFRASTRUCTUUR IN EINDFASE VAN DE WERKEN - De gemeente brengt de dienst mobiliteit via e-mail of telefonisch op de hoogte als de werken bijna afgerond zijn of als de verharding is aangebracht. Zo kan een eindcontrole gedaan worden om de subsidies vlot te kunnen uitbetalen. Dit kan bij de voorlopige oplevering maar liefst eerder. Als de melding niet gebeurt, zal de controle moeten plaatsvinden nadat het eindafrekeningsdossier is toegestuurd, met het risico dat er bijkomende opmerkingen zijn. UITBETALING SALDO VAN DE SUBSIDIE - Verzenden van het eindafrekeningsdossier naar mobiliteit@vlaamsbrabant. be: cumulatieve eindstaat, overzicht van de uitgevoerde proeven en attesten met betrekking tot de gesubsidieerde posten, overzicht uitvoeringstermijn, gedetailleerde opmeting van de gesubsidieerde posten, proces-verbaal van voorlopige oplevering, college- of gemeenteraadsbeslissing betreffende de goedkeuring eindafrekening - De gemeente wordt na de beslissing van de deputatie op de hoogte gebracht
Subsidies voor het bovenlokaal recreatief fietsroutenetwerk De provincie geeft ook subsidies voor de realisatie van het recreatief fietsroutenetwerk. Het recreatief netwerk gaat zo veel mogelijk langs bestaande rustige wegen. In een aantal gevallen is een verbetering van de fietsinfrastructuur toch gewenst of kan nog een ontbrekende missing link gerealiseerd worden. Hiervoor kan de gemeente gebruikmaken van 40% provinciale subsidies. Het subsidiereglement van 1 april 2007 blijft geldig. Belangrijkste kenmerken en nieuwigheden: } Het subsidiepercentage is 40%. Er is geen extra subsidie van het Vlaamse Gewest, in tegenstelling tot de functionele routes.
} Een goedgekeurd mobiliteitsplan is de voorwaarde.
} De procedure met start- en projectnota is niet noodzakelijk.
} Wel is een korte verantwoordingsnota noodzakelijk en een overleg met de provinciale dienst mobiliteit (en eventueel andere betrokken partners). Eén vooroverleg kan in de meeste gevallen volstaan. Het overleg wordt georganiseerd door de gemeente.
} De subsidieaanvraag moet gebeuren voordat de werken effectief starten; de subsidie zal worden vastgelegd op basis van het gunningsbesluit. Voorafgaand kan wel een principiële goedkeuring gegeven worden op basis van een goedgekeurd ontwerp.
19
HET REGLEMENT
(Tekst goedgekeurd bij raadsbeslissing van 20 maart 2007)
PROVINCIAAL REGLEMENT VOOR HET TOEKENNEN VAN SUBSIDIES VOOR DE AANLEG EN VERBETERING VAN FIETSPADEN VOOR RECREATIEF GEBRUIK
Art. 1. Algemene bepalingen Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de provincie Vlaams-Brabant goedgekeurde kredieten en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement kan de deputatie een subsidie toekennen aan gemeenten en autonome gemeentelijke overheidsbedrijven in Vlaams-Brabant, voor de aanleg en verbetering van fietspaden voor recreatief gebruik.
§7. Fietspaden in gemeenten die geen conform verklaard mobiliteitsplan hebben, komen niet in aanmerking voor deze subsidie.
De aanvragen worden afgehandeld in volgorde van indiening en tot uitputting van het krediet.
§2 De gemeente kan gemotiveerd voorstellen om van deze richtlijnen af te wijken. De deputatie zal oordelen of deze afwijking toegestaan wordt.
Art. 2. Toekenningsvoorwaarden §1. De grond waarop het fietspad zal aangelegd worden moet eigendom zijn van de gemeente of de gemeente moet een onteigeningsplan ter verwerving ervan kunnen voorleggen. De gemeente kan ook een overeenkomst aangaan waardoor zij een zakelijk recht verwerft op de grond en/of infrastructuur. §2. Het fietspad waarvoor de provinciale subsidie wordt gevraagd, moet deel uitmaken van het provinciaal recreatief fietsroutenetwerk. §3. In afwijking van de voorgaande paragraaf kan een gemeente een alternatief traject voorstellen, indien zij van mening is dat dit alternatief beter geschikt is. Bij de aanvraag zal de gemeente deze afwijking voldoende motiveren. De deputatie zal oordelen of deze afwijking toegestaan kan worden. §4 De aanleg van een nieuw fietspad en de verbetering van een fietspad, zoals hieronder bepaald, komt in aanmerking voor subsidie: • Aanleg van een nieuw fietspad: a. aanleg van een fietspad in de rijrichting(en) waarin nog geen fietspad ligt; b. aanleg van een fietspad ter vervanging van een fietspad in één van de of in beide rijrichtingen dat minder dan 1 m breed is (in geval van overlangse fietspadmarkering de breedte van de onderbroken lijnen die het fietspad aanduiden inbegrepen). • Verbetering van een fietspad: verbetering van een gemarkeerd fietspad van minimaal 1 meter en maximaal 1,5 meter breed (de breedte van de onderbroken lijnen die het fietspad aanduiden inbegrepen). Deze werken komen enkel in aanmerking indien gemotiveerd kan aangetoond worden dat het een verbetering betreft die de veiligheid ten goede komt. §5. Fietspaden langs wegen in eigendom of beheer van het Vlaamse Gewest of de provincie komen niet in aanmerking voor deze subsidie. §6. Deze subsidie kan niet gecumuleerd worden met de provinciale subsidie en gewestelijke subsidie uit het ‘fietsfonds’ voor routes die eveneens deel uitmaken van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk.
20
Art. 3. Technische vereisten gesteld aan het fietspad §1 De fietspaden moeten voldoen aan de richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 4. Subsidiabele werken §1 De subsidiabele kosten voor werken inherent aan de fietsinfrastructuur worden gedefinieerd als kosten voor werken aan het fietspad met daarbij: • de voorbereidende werken, de opbraakwerken en de grondwerken aan de bermlichamen waarin de fietspaden worden aangelegd, inbegrepen zo nodig het verbeteren van de ondergrond, met uitsluiting van een eventuele milieuhygiënische sanering; • de aanleg en de uitrusting van de fietspaden: onderfundering, fundering, verharding, eventuele kantopsluiting en signalisatie; • de afdekking van de wegberm: - aan weerszijden van het fietspad, in het geval van een fietspad onafhankelijk van een rijbaan (d.w.z. een fietspad dat niet het tracé van de rijbaan volgt); - aan één zijde van het fietspad, nl. tussen de rijbaan/verharde zijstrook en het fietspad, in het geval van een fietspad aangelegd in een buitenberm naast een rijbaan, inbegrepen het planten van eventuele functionele hagen; • de herstelling van de bermverhardingen gelegen tussen het fietspad en de rooilijn; • de constructie van kantopsluitingen, ter plaatse gestort of met geprefabriceerde lijnvormige elementen, nieuw of hergebruik, de waterslikkers in de straatgoten inbegrepen, voor zover deze werken fysisch niet te scheiden zijn van de aanleg van de fietspaden; • voor zover het door de aanleg of de verbetering van de fietspaden noodzakelijk is, het aanpassen, verplaatsen of nieuw aanleggen van een waterafvoersysteem. Dat waterafvoersysteem kan bestaan uit: bermsloten (inbegrepen de duikers in de bermsloten), draineersleuven of RWA-rioolleidingen, nodig voor de afvoer van het hemelwater dat valt op de fietspaden (of op de rijbaan en fietspaden). In het geval van een nieuw aan te leggen RWA-rioolleiding, die water afvoert van de fietspaden en de rijbaan en/of de aangelanden, kan slechts het deel van de kosten, naar rata van het aandeel van het hemelwater dat van de fietspaden afstroomt, in aanmerking komen voor subsidie. Het vernieuwen, zelfs het aanpassen van de DWA-riolering wordt uitgesloten, behalve het op
de juiste hoogte brengen van de bovenbouw van bestaande inspectieputten in de verharding van de fietspaden en het leveren en plaatsen van geschikte riooldeksels; • het verlengen van dwarse duikers of onderbruggingen onder de fietspaden; • alle werken die inherent zijn aan de aanleg van het fietspad zoals het bouwen van fietsbruggen over de onbevaarbare waterlopen en de beschermmiddelen zoals paaltjes en hekkens; • het aanpassen van de kruispunten, ingevolge de inplanting van de fietspaden, ter plaatse van uitmondende zijstraten; • de aanleg en het uitrusten, waar nodig, van gelijkvloerse fietsoversteekplaatsen; • prijsherzieningen, eventuele verrekeningen, bijakten of bijwerken; • btw. De subsidiabele werken dienen verplicht in een afzonderlijk hoofdstuk in de raming, samenvattende opmetingsstaat, offerte en eindafrekening ondergebracht te worden. §2 De volgende werken en kosten komen uitdrukkelijk niet in aanmerking voor subsidies: • de honoraria, studiekosten en toezichtkosten; • de proefkosten; • de grondverwervingen; • de verplaatsing van nutsleidingen; • rioolleidingen, die gesubsidieerd worden door het gewest en/of andere instanties; • de reinigingskosten of stortkosten van bodem als gevolg van eventuele verontreiniging van de aanwezige bodem; • de herstelling van de bermverhardingen gelegen tussen het nieuwe fietspad en de rooilijn bij de gelijktijdige aanleg van voetpaden; • werkuren, ingeval de werken uitgevoerd worden met eigen personeel; • onderhoudswerken; • het zaaien van gras en het planten van hoogstammen; • onderhoud van groenaanleg tijdens de waarborgtermijn; • de aanleg van stoepen en straatmeubilair; • de openbare verlichting. Art. 5. Subsidiebedrag §1. Het bedrag van de provinciale subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele werken. §2. Het gecumuleerde bedrag van de provinciale subsidies en andere subsidies mag niet meer bedragen dan 100% van het uiteindelijke gunningsbedrag, btw inbegrepen. Art. 6. - Procedure voor het indienen en behandelen van de subsidieaanvraag §1. De gemeente bezorgt aan de provincie een voorontwerp met verantwoordingsnota. De gemeente organiseert een vergadering waarop het voorontwerp besproken wordt. De provincie wordt uitgenodigd op deze vergadering. Van deze vergadering wordt een verslag gemaakt, waarin de eventueel nog noodzakelijke aanpas-
HET REGLEMENT
(Tekst goedgekeurd bij raadsbeslissing van 20 maart 2007)
PROVINCIAAL REGLEMENT VOOR HET TOEKENNEN VAN SUBSIDIES VOOR DE AANLEG EN VERBETERING VAN FIETSPADEN VOOR RECREATIEF GEBRUIK
singen aan het ontwerp beschreven zijn. §2. De aanvraag voor de provinciale subsidies gebeurt op basis van een gemeenteraadsbesluit betreffende de goedkeuring van het definitieve ontwerpdossier voor de werken waarin het fietspad vervat zit, alsook het definitief ontwerp en de verantwoordingsnota. De aanvraag vermeldt duidelijk dat de provinciale subsidie wordt aangevraagd en onderschrijft de verbintenissen, zoals vermeld in artikel 7. §3. Op zicht van het voorgelegde ontwerp beslist de deputatie principieel over de toekenning van de subsidie. Hierbij kunnen bindende voorwaarden naar uitvoering bepaald worden. Deze principiële belofte houdt vanwege het provinciebestuur geen enkele verbintenis in. De principiële belofte vervalt indien er na 12 maanden, te rekenen vanaf de datum van toekenning ervan, geen aanbestedingsdossier werd ingestuurd. De gemeente kan gemotiveerd voorstellen om van deze termijn af te wijken. De deputatie zal oordelen of deze afwijking toegestaan wordt. §4. De gemeente stuurt het aanbestedingsdossier naar de provincie. Het aanbestedingsdossier bestaat uit een kopie van de laagste bieding, het aanbestedingsverslag, de beslissing van de opdrachtgever (toewijzing) en de gunning van de werken aan de aannemer. Hierna kan de deputatie beslissen over de definitieve subsidie en het bedrag bepalen. De subsidie wordt forfaitair berekend op de laagste of voordeligste regelmatige offerte. De werken mogen niet worden aangevat voor de definitieve toekenning van de subsidie. §5. De uitbetaling van de subsidie gebeurt in twee fasen. § 5.1. Na ontvangst van het bevel tot aanvang der werken wordt een eerste schijf van 50% van het subsidiebedrag betaald. § 5.2. Het saldobedrag van de subsidie wordt
berekend op basis van de door de aanbestedende overheid goedgekeurde eindafrekening. De eindafrekening dient te bestaan uit een cumulatieve eindstaat, overzicht van de uitgevoerde proeven en attesten met betrekking tot de gesubsidieerde posten, overzicht uitvoeringstermijn, gedetailleerde opmeting van de gesubsidieerde posten, proces-verbaal van voorlopige oplevering en college- of gemeenteraadsbeslissing tot goedkeuring van de eindafrekening. Bij de saldoberekening van de subsidie kunnen verrekeningen en herzieningen mee in rekening gebracht worden tot het oorspronkelijk vastgelegde subsidiebedrag bereikt is. Enkel indien bij de eindafrekening de vastgestelde kostprijs van de te subsidiëren werken lager is dan bepaald bij de gunning, wordt de subsidie herberekend. §6. Het eindafrekeningsdossier wordt binnen een maximumtermijn van vijf jaar na de toekenning van de definitieve subsidie ingestuurd; nadien vervalt de subsidie. Art. 7. Verbintenissen van de gemeente De gemeente verbindt zich ertoe om: • alle maatregelen te nemen om het onderhoud van de fietspaden te garanderen. • bij elke publiciteit die zij omtrent deze werken maakt, zowel op de bouwplaats als in de media, melding te maken van de steun die zij daarvoor ontvangt van de provincie; • elke daartoe gemachtigde afgevaardigde van de provincie toestemming te verlenen om ter plaatse het gebruik van de toegekende subsidie te controleren, toegang tot de bouwplaats te verlenen en deel te nemen aan werfvergaderingen. • voor alle werken de vereiste vergunningen te verkrijgen. Art. 8. Sancties De subsidies worden slechts voorwaardelijk toegekend. Ingeval de gemeente één of meer bepa-
lingen van dit reglement niet naleeft; onjuiste of onvolledige gegevens meedeelt aan de provinciale administratie of de voorgeschreven termijnen niet respecteert kan de deputatie één of meerdere van volgende sancties opleggen: • de subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd; • de uitbetaling van reeds toegekende, maar nog niet of slechts gedeeltelijk uitbetaalde subsidies wordt stopgezet; • de subsidieaanvrager wordt uitgesloten van verdere subsidiëring gedurende een bepaalde periode; Art. 9. Overgangs- en slotbepaling Het provinciaal reglement voor het toekennen van subsidies voor de aanleg en verbetering van fietspaden voor functioneel en recreatief gebruik, dat in werking trad na de raadsbeslissing van 4 juni 2002 en gewijzigd bij raadsbeslissing van 20 januari 2004, wordt opgeheven met dien verstande dat de vorige besluiten van toepassing blijven voor subsidies die reeds definitief zijn toegekend in de voorgaande jaren. Art. 10. Dit reglement treedt in werking op 1 april 2007
PRAKTISCHE WERKWIJZE Hiervoor wordt verwezen naar de werkwijze bij het bovenlokaal functioneel netwerk. De procedure is wel minder uitgebreid: in plaats van een start- en projectnota op GBC en een gunstig advies van de kwaliteitsadviseur is alleen een korte verantwoordingsnota vereist.
21
Nominatieve subsidies voor strategische projecten Op het bovenlokaal functioneel of recreatief fietsroutenetwerk ontbreken nog cruciale schakels. Het kan gaan om het aanleggen of verbreden van een fietstunnel, de aanleg van een fietsbrug. Deze elementen zijn cruciaal in het netwerk en bepalen voor een groot deel de kwaliteit ervan. Dergelijke infrastructuurprojecten behoren niet tot de klassieke fietsfondssubsidies en vragen vaak een aanpak op maat. Daarom heeft de provincie Vlaams-Brabant in een apart budget voorzien om hier ook (extra) financieel te kunnen bijdragen. Prioritair aan te pakken zones of routes: 1. Fietsontsluiting van de luchthavenregio 2. Kanaalroute Leuven - Mechelen 3. Kanaalroute Kapelle op den Bos - Brussel - Halle 4. Snelle verbindingen naar en rond Brussel (Fiets-GEN) 5. OMA-route in Opwijk, Merchtem, Asse 6. Demerroute met nadruk op de functionele variant 7. Hoofdroute Leuven-Tienen 8. Alternatief functionele route van Aarschot naar Leuven. Niet alleen gemeentebesturen komen in aanmerking voor deze subsidies. Ook andere instanties, bijvoorbeeld NMBS, W&Z ... komen voor deze subsidies in aanmerking indien er bijgedragen wordt tot een versnelde realisatie. Er is geen reglement dat bepaalt welke projecten in aanmerking komen en welke niet. Elke gemeente of andere instantie kan hiervoor een gemotiveerde aanvraag doen bij de provincie (met korte verantwoordingsnota). De deputatie oordeelt of het gepast is subsidie te verlenen voor een welbepaald project.
22
Samenwerkingsovereenkomsten of projectsubsidies voor de realisatie van het fietsroutenetwerk op gewestwegen
Passend binnen het mobiliteitsdecreet zijn er een aantal samenwerkingsovereenkomsten en projectsubsidies specifiek gericht op de aanleg van nieuwe of betere fietsvoorzieningen: SAMENWERKINGSOVEREENKOMST I: DE HERINRICHTING VAN EEN GEWESTWEG
langs een gewestweg onmogelijk is of de aanleg langs een gewestweg niet gewenst is wegens de wegencategorisering en bijgevolg een parallelroute op een gemeenteweg wordt uitgerust met fietsvoorzieningen. De subsidie bedraagt 100% indien de gemeente de grond ter beschikking stelt. Dit is vergelijkbaar met de vroegere module 12.
de aanleg van nieuwe verbindende fietspaden langs gewestwegen door het Vlaamse Gewest zelf. De aanleg van fietspaden door de beheerder zelf bleef de voorbije jaren eerder beperkt maar zal een nieuwe impuls krijgen. Dit is vergelijkbaar met de vroegere module 11. SAMENWERKINGSOVEREENKOMST VI: DE AANLEG OF VERBETERING VAN FIETSINFRASTRUCTUUR LANGS GEWESTWEGEN DOOR DE GEMEENTE. de subsidiëring van nieuwe verbindende fietspaden langs gewestwegen. De subsidie bedraagt 100% voor routes van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk (anders 80%). De gemeente voert de volledige werken uit en krijgt achteraf de subsidie uitbetaald. Dit is vergelijkbaar met de vroegere module 13.
De samenwerkingsovereenkomsten en de toelichting over de projectsubsidies (in het uitvoeringsbesluit zelf vermeld) kunt u vinden op de website www.mobiel-
PROJECTSUBSIDIE: Fietsinfrastructuurprojecten langs gemeentewegen die een alternatief zijn voor fietsinfrastructuur langs gewestwegen. De aanleg van nieuwe, afzonderlijk liggende verbindende fietspaden langs gemeentewegen. Subsidies hiervoor zijn enkel mogelijk voor zover de aanleg van een veilig fietspad
vlaanderen.be Meer informatie over deze subsidiemogelijkheden kunt u krijgen bij de mobiliteitscoördinator van het Agentschap Infrastructuur afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Vlaams-Brabant (adres zie achteraan).
23
Contactpersonen ALGEMEEN Gebruik voor uw officiële briefwisseling enkel het algemeen postadres en/of het globaal telefoonnummer of e-mailadres.
Sarah Van Geit Fietssubsidies in zuidwestelijke regio tel.: 016-26 74 93 e-mail:
[email protected]
Provincie Vlaams-Brabant Dienst Mobiliteit Provincieplein 1 3010 Leuven tel.: 016-26 75 44 - fax: 016-26 75 60 e-mail:
[email protected]
Frederik Pousset Infopunt Fiets tel.: 016-26 74 92 e-mail:
[email protected]
SPECIFIEK DOSSIER Indien u over een specifiek dossier vragen wenst te stellen, kunt u zich richten tot de volgende bevoegde ambtenaren: Patricia Willems Diensthoofd mobiliteit tel.: 016-26 75 44 e-mail:
[email protected] Annelies Janssens Coördinator fietsbeleid, realisatie bovenlokaal fietsroutenetwerk / Fietssubsidies in oostelijke regio tel.: 016-26 75 35 e-mail:
[email protected] Nele Tierens Fietssubsidies in noordwestelijke regio tel.: 016-26 74 90 e-mail:
[email protected]
24
Ellen Doclot Administratieve afhandeling subsidies tel.: 016-26 75 49 e-mail:
[email protected] Mireille Vossen Administratieve afhandeling subsidies tel.: 016-26 75 86 e-mail:
[email protected] Gedeputeerde bevoegd voor mobiliteit Tom Dehaene tel.: 016-26 70 22 e-mail:
[email protected] ANDERE INSTANTIES Toerisme Vlaams-Brabant Provincieplein 1 3010 Leuven tel.: 016-26 76 20 e-mail:
[email protected]
Contactpersonen Departement Mobiliteit en Openbare Werken Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid Diestsepoort 6 bus 82 3000 Leuven Jaak Boon (Mobiliteitscoördinator Vlaams-Brabant) tel.: 016-66 58 45 e-mail:
[email protected] Ruimtelijke ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) Vlaams-Brabant Agentschap Ruimtelijke ordening Vlaams-Brabant Diestsepoort 6 - bus 91 3000 Leuven tel.: 016-66 58 50 e-mail:
[email protected] www.ruimtelijkeordening.be De Lijn Vlaams-Brabant Martelarenplein 19 3000 Leuven tel.: 016-31 37 11 e-mail:
[email protected] www.delijn.be
Voor melding van problemen op recreatieve fietsroutes:
[email protected]
25
Halle-Vilvoorde
Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk versie 2012 alternatieve functionele fietsroute functionele fietsroute hoofdroute
infrastructuur/ mobiliteit
0
5
10
Kilometers 20
40
·
bron: Topografische kaart NGI 1 : 100 000, raster, uitgave 2008 (NGI)
auteur: infrastructuur/ mobiliteit
datum: mei 2013
30
26
Bovenlokaal Recreatief Fietsroutenetwerk versie 2012 recreatieve fietsroute
infrastructuur/ mobiliteit
0
5
10
Kilometers 20
40
·
bron: Topografische kaart NGI 1 : 100 000, raster, uitgave 2008 (NGI)
datum: mei 2013
auteur: infrastructuur/ mobiliteit
30
27
ant laams-Brab Provincie V biliteit Dienst Mo in 1 Provincieple n ve u 3010 Le 75 44 6 tel.: 016-2 75 60 fax: 016-26 ant.be vlaamsbrab mobiliteit@ ijke: antwoordel Beleidsver Tom Dehaene iliteit e voor mob Gedeputeerd 22 70 tel.: 016-26 sbrabant.be ene@vlaam kabinet.deha