1
GEMEENTE BERGEN OP ZOOM
Realisatie van een tweetal terrasvoorzieningen behorende bij horecavoorzieningen aan de Boulevard 55 en 75 te Bergen op Zoom Ruimtelijke onderbouwing behorende bij procedure artikel 2.12, lid 1, onder a en sub 3 Wabo
Gemeente Bergen op Zoom Afdeling Stedelijke Ontwikkeling Team Ruimtelijke Ordening en Vergunningen
2
3
INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van de procedure 1.2 Situering projectlocatie 1.3 Geldend bestemmingsplan 1.4 Opzet ruimtelijke onderbouwing Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving 2.1 Bestaande situatie 2.2 Beoogde situatie Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant 3.3 Gemeentelijke beleid 3.3.1 Structuurvisie Bergen op Zoom 2030 3.3.2 Horecabeleid 3.3.3 Doorontwikkeling Binnenschelde: ‘Boulevard in Beweging’ Hoofdstuk 4 Onderbouwing op onderdelen 4.1 Cultuurhistorie en Archeologie 4.2 Verkeer 4.3 Flora en Fauna 4.4 Water Hoofdstuk 5 Milieuplanologische aspecten 5.1 Bedrijven en milieuzonering 5.2 Luchtkwaliteit 5.3 Externe veiligheid 5.4 Geluid 5.5 Bodem Hoofdstuk 6 Financiële aspecten en procedure 6.1 Financiële overwegingen & dekking 6.2 Procedurele aspecten 6.2.1 Bevoegdheid 6.2.2 Vooroverleg 6.2.3 Zienswijzenprocedure Hoofdstuk 7 Projectbeoordeling Bijlagen
4
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel van de procedure Op 27 januari 2014 is een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een terrasvoorziening bij horecavoorziening ’t Strandhuys’, gelegen aan de Boulevard 55 te Bergen op Zoom. Geconstateerd is dat de feitelijk gerealiseerde terrasvoorziening op een aantal punten niet overeenkomt met de verleende vergunning. Om de geconstateerde afwijkingen te legaliseren is een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor een aangepaste terrasvoorziening. Onderdeel van deze aanvraag is tevens de realisatie van een terrasvoorziening bij een in te vullen horecakavel verder ten zuiden aan de Boulevard (nummer 75). De invulling van dit horecakavel is reeds mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. De onderhavige aanvraag is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Medewerking is mogelijk middels een procedure ex artikel 2.12, lid 1, onder a en sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Ten behoeve hiervan is deze ruimtelijke onderbouwing opgesteld. 1.2 Situering projectlocatie De projectlocaties zijn gelegen in de wijk De Bergse Plaat. Deze wijk is gelegen in het zuidwesten van de gemeente Bergen op Zoom en wordt gekenmerkt door haar ligging rondom de Binnenschelde. In de zone, waar de horecavoorzieningen zijn gelegen, is sprake van een concentratie van recreatieve voorzieningen. In de directe nabijheid is een speeltuin, een zwembadcomplex, een sportschool en een fastfood restaurant gelegen. De horecavoorzieningen liggen aan de boulevard die evenwijdig aan het water loopt. De terrasvoorzieningen zijn voorzien op het zogenaamde ‘surfstrand’.
Afbeelding 1: Situering projectlocaties
6
1.3 Geldend bestemmingsplan De projectlocaties zijn gelegen in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Bergse Plaat / Binnenschelde”. Dit plan is op 26 mei 2005 door de raad vastgesteld, op 20 december 2005 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten en op 27 juni 2006 onherroepelijk geworden. De gronden, waarop de terrasvoorzieningen zijn geprojecteerd, hebben hierin gedeeltelijk de bestemming “Recreatie, strand” en zijn deels bestemd als “Verkeersdoeleinden”. Het realiseren van de voorgestelde terrasvoorzieningen is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Het realiseren van horecavoorzieningen is wel rechtstreeks mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.
Afbeelding 2: uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan
1.4 Opzet Deze onderbouwing is als volgt opgebouwd: Projectbeschrijving (hoofdstuk 2) In hoofdstuk 2 wordt de bestaande en beoogde situatie van het projectgebied beschreven. Beleidsaspecten (hoofdstuk 3) In dit hoofdstuk zijn de beleidsuitgangspunten in beeld gebracht. Er wordt aandacht besteed aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
7
Onderbouwing op onderdelen (hoofdstuk 4) In hoofdstuk 4 wordt de in hoofdstuk 2 beoogde situatie op onderdelen nader onderbouwd. Deze nadere analyse beschrijft per onderdeel de consequenties van het voorgestelde project. Milieuaspecten (hoofdstuk 5) In hoofdstuk 5 vindt toetsing aan de verschillende milieuaspecten plaats. Financiële aspecten en procedure (hoofdstuk 6) In hoofdstuk 6 wordt aandacht besteed aan de financiële en procedurele aspecten. Ingegaan wordt de economische uitvoerbaarheid en de wijze waarop instanties en belanghebbenden bij de totstandkoming van het besluit zijn betrokken. De resultaten van het vooroverleg zijn in dit hoofdstuk vermeld. Projectbeoordeling (hoofdstuk 7) Hoofdstuk 7 bevat een eindconclusie over de haalbaarheid van het initiatief.
8
9
Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving 2.1 Bestaande situatie De Binnenschelde is een omsloten waterlichaam dat ten zuidwesten van het historisch centrum van Bergen op Zoom is gelegen. In de jaren negentig is langs het water de wijk De Bergse Plaat gerealiseerd. Deze wijk is georiënteerd op het water. Langs het water is een boulevard gelegen bestaande uit een fietspad en een voetgangerspromenade. Aan de noordzijde van de boulevard bevinden zich enkele recreatieve voorzieningen, waaronder het zwembadcomplex De Schelp en Stadsspeeltuin Van Glymes. De horecavoorziening ‘t Strandhuys is gelegen aan de boulevard ten zuiden van zwembad De Schelp. In deze zone zijn nog twee horecavoorzieningen gedacht. In de directe omgeving is geen bebouwing aanwezig. Ten oosten zijn op enige afstand appartementencomplexen gelegen. Ter hoogte van de horecavoorzieningen is een surfstrand aanwezig. Het strand en de boulevard worden gescheiden door een keermuur.
Afbeelding 3: aanzicht projectlocaties
2.2 Beoogde situatie Bij de horecavoorziening “’t Strandhuys” en de nog in te vullen horecakavel ten zuiden hiervan (Boulevard 75) bestaat de wens om een terrasvoorziening te realiseren op het surfstrand. De te realiseren terrasvoorziening bij ’t Strandhuys heeft een oppervlak van ca. 260 m2. De terrasvoorziening behorende bij horecakavel Boulevard 75 heeft een oppervlak te van ca. 180m2. De terrasvoorzieningen worden omsloten door een hoogwaardige omheining bestaande uit glasplaten en meerpalen. Hierdoor krijgt het geheel een nautische uitstraling. Onderdeel van het terras bij ’t Strandhuys is een kleinschalige speelvoorziening en een uitgiftepunt. Het uitgiftepunt heeft een beperkte omvang en hoogte. Voor de uitstraling van dit uitgiftepunt is aangesloten bij de stijl van de bestaande horecavoorziening. De terrasvoorziening als onderdeel van de horecavoorziening Boulevard 75 beschikt niet over een uitgiftepunt. Er is wel een speelvoorziening opgenomen. De toegang tot de terrassen wordt geregeld door het maken van een aantal doorbraken in de bestaande keermuur tussen de boulevard en het surfstrand. Een en ander is in de hieronder opgenomen tekeningen gevisualiseerd.
10
Afbeelding 4: situatietekening nieuw Boulevard 55
Afbeelding 5: bovenaanzicht terrasvoorziening Boulevard 55
Afbeelding 6: strandaanzicht terrasvoorziening Boulevard 55
11
Afbeelding 7: situatietekening nieuw Boulevard 75
Afbeelding 8: bovenaanzicht terrasvoorziening Boulevard 75
12
Afbeelding 9: strandaanzicht terrasvoorziening Boulevard 75
13
Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten 3.1 Rijksbeleid 3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota’s op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte. Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zit het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Voor een aanpak die Nederland concurrerend, leefbaar en veilig maakt is een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene brengen die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies (‘decentraal, tenzijprincipe’). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Deze ambities zet het Rijk neer voor 2040. Het is niet enkel aan het Rijk om deze ambities waar te maken, dit vraagt samenwerking met decentrale overheden, marktpartijen en kennisinstellingen. Op basis van de ambities komt het Rijk tot drie rijksdoelen: 1) Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke-economische structuur van Nederland; 2) Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; 3) Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. De SVIR is, gelet op de aard en omvang van de onderhavige ontwikkeling, niet relevant. De ontwikkeling is in ieder geval niet in strijd met het door het rijk geformuleerde beleid. 3.2 Provinciaal beleid 3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld en is op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering. De Structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Daarnaast beschrijft de Structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van Noord-Brabant. Op basis van de beschreven trends en kernkwaliteiten geeft de Structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes geven invulling aan het streven naar ruimtelijke kwaliteit en zijn van provinciaal belang. Op basis van de Structuurvisie zijn de projectlocaties gelegen in het stedelijk concentratie gebied. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Met de provincie maken gemeenten in regionaal verband afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma. De provincie vindt het daarnaast belangrijk dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen, het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen. 3.2.2 Verordening Ruimte Noord Brabant 2012 De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de Structuurvisie Ruimte en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het
14
opstellen van hun bestemmingsplannen. De meest recente versie van de Verordening Ruimte is op 14 maart 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. Het projectgebied is gelegen in het stedelijk concentratiegebied Bergen op Zoom. Het provinciale beleid is gericht op het bundelen van verstedelijking. Het uitgangspunt van deze bundelingsgedachte is dat het overgrote deel van de woningbouw, bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in stedelijke concentratiegebieden. Stedelijke concentratiegebieden ontwikkelen zich tot complete stedelijke gebieden. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu bieden. Er liggen tal van mogelijkheden het bestaand stedelijk gebied beter te benutten door inbreiden en herstructureren en intensief en meervoudig ruimtegebruik. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
Afbeelding 7: uitsnede kaart stedelijk concentratiegebied Verordening Ruimte
De Verordening vereist dat in de gemeentelijke planvorming wordt verantwoord dat de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Deze verantwoording dient gebaseerd te zijn op concreet beleid vastgelegd in een gemeentelijke structuurvisie. Het accent ligt op inbreiden en herstructureren. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. Conclusie De voorgestelde ontwikkeling is niet strijdig met het provinciale beleid. 3.3 Gemeentelijk beleid 3.3.1 Structuurvisie Bergen op Zoom 2030 De op 22 september 2011 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt ondermeer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad.
15
Afbeelding 8: uitsnede plankaart behorende bij Structuurvisie Bergen op Zoom 2030
In de Structuurvisie wordt het projectgebied aangemerkt als ‘Woonwijk’. In bestaande woonwijken is het beleid gericht op kwaliteitsverbetering en het versterken van de grotere groenstructuren. De projectlocaties grenzen aan een zone, die is aangemerkt als de ‘recreatieve zone Binnenschelde’. De gemeente staat langs de Binnenschelde en vooral aan de zijde van de Boulevard een verdere invulling voor met water gerelateerde recreatieve ontwikkelingen. Door hier aanvullende functies toe te voegen kan de recreatieve waarde van de boulevard worden vergroot. De onderhavige terrasvoorzieningen dragen bij aan een vergroting van de recreatieve waarden van de Boulevard en de Binnenschelde. De onderhavige ontwikkeling is in lijn met de Structuurvisie.
3.3.2 Nota horecabeleid Met de Nota horecabeleid Bergen op Zoom streeft de gemeente naar een horecaontwikkeling die de ruimtelijke en economische aantrekkingskracht en kwaliteit van het wonen, werken, winkelen en verblijven in de gemeente Bergen op Zoom versterkt. In randvoorwaardelijke zin (bestemmingsplan, vergunningverlening etc.) kan de gemeente deze ontwikkeling faciliteren, doch het is aan de markt om de gewenste vernieuwing te realiseren. De Horecanota 20102014 is een sturingsinstrument waarin de gemeente de wenselijkheid van toekomstige horecaontwikkelingen weergeeft, maar op basis van concrete plannen wordt in detail getoetst op de feitelijke mogelijkheden. Er is economische ruimte voor groei van het horeca-aanbod in Bergen op Zoom. Kwaliteit en diversificatie van het horecaaanbod staan daarbij voorop. Bestaande horeca en nieuwe horeca moeten hiertoe voldoende toekomstperspectief worden geboden. In het centrum is als vanouds het leeuwendeel van de horeca gevestigd. Elders in de stad heeft horeca overwegend een ondersteunende of solitaire functie, waarbij de horeca zich naar aard en omvang voegt naar (de functie van) de omgeving. Woonwijken, het landelijk gebied en de rustige, door wonen gedomineerde delen van het centrum worden beschouwd als horecastiltegebieden waar geen uitbreidingsruimte wordt geboden. Om de gewenste ontwikkelingen in het horeca-aanbod (vernieuwing, diversificatie, nieuwe doelgroep bedienen) te realiseren, kan de gemeente de juiste randvoorwaarden scheppen (bestemmingsplannen, vergunningen e.d.), maar is het aan de markt om de kansen te benutten. Uitgangspunt is dat de inwoners een passend horeca-aanbod krijgen en dat men voor wijkoverstijgende horeca (uitgaan, verblijven) terecht kan bij het aanbod in het stadscentrum van Bergen op Zoom. Een uitzondering hierop is de Boulevard, deze locatie heeft het in zich om als een aanvullende locatie te dienen ten opzichte van het centrum van Bergen op Zoom.
16
De beleidsregel en het beleid van de gemeente ten aanzien van horeca in bestaande woonwijken en de nieuwe toekomstige ontwikkelingslocaties kent twee invalshoeken : 1. vraagkant: het voor de bevolking benodigde horeca-aanbod wordt aangeboden in zowel het centrum (met name uitgaansvoorzieningen en horeca ten behoeve van de verblijfsfunctie van de binnenstad) als in de woonwijken (buurt- en wijkgebonden horeca). Afstemming vindt plaats aan de hand van kengetallen en wat in de betreffende buurten en wijken wordt beschouwd als 'passend' bij een optimale verzorging van de buurt- en wijkbevolking; 2. aanbodkant: horeca in woonwijken heeft primair een verzorgende functie voor de wijkbevolking waarbij toevloeiing van buitenaf geen uitgangspunt is. Al bestaande horeca met een bovenwijkse functie kan blijven bestaan, mits van overlast (geluid, parkeren etc.) geen sprake is. Nieuwe horeca met een bovenwijkse functie zal zeer beperkt mogelijk zijn en alleen indien wordt bijgedragen aan de gewenste vernieuwing van het totale Bergen op Zoomse horeca-aanbod en de functie goed inpasbaar is in de omgeving (openbare orde, milieu, parkeren, ruimtelijke ordening e.d.). Hierbij moet worden gedacht aan De Boulevard. Dit is een belangrijke nieuwe locatie voor horecaontwikkeling die in een woonwijk ligt maar wordt beschouwd als aanvulling op het horeca-aanbod in de binnenstad. In de binnenstad bevindt zich het meer kleinschalige en traditionele horeca-aanbod terwijl in de omgeving van De Boulevard ruimte komt voor meer grootschalige en themagerichte horeca. De Boulevard is een belangrijke ontwikkelingslocatie in het westelijk gedeelte van de stad. Gezien dit gegeven (gekoppeld aan watertoerisme) zijn er goede mogelijkheden voor de realisatie van daarbij passende nieuwe en eigentijdse vormen van horeca. De onderhavige ontwikkeling omvat een uitbreiding van bestaande horecavoorzieningen langs de Boulevard. De realisatie van de terrasvoorzieningen is in lijn met het gemeentelijk horecabeleid. 3.3.3 Doorontwikkeling Binnenschelde: ‘Boulevard in Beweging’ Op 30 januari 2014 heeft de gemeenteraad de notitie Doorontwikkeling Binnenschelde ‘Boulevard in Beweging’ vastgesteld. Deze notitie is een vervolg op de op 27 juni 2013 door de raad vastgestelde Ontwikkelingsvisie Binnenschelde. Het doel is om het gebied de Binnenschelde te versterken en aantrekkelijk te maken door het stimuleren van een hoog voorzieningenniveau. De focus ligt op de Boulevard en de aanpak van de waterkwaliteit. In deze notitie zijn de volgende ambities beschreven: 1. Beleefbaarheid water vergroten; 2. De potentie van zwembad de Schelp als recreatief anker beter benutten; 3. Impuls geven aan de watersport en waterrecreatie; 4. Recreatieve mogelijkheden uitbreiden: horeca, evenementen en stranden.. Met betrekking tot het uitbreiden van de recreatieve mogelijkheden wordt aangegeven dat dit onder meer kan worden bereikt door het creëren van terrasruimte op het strand aan de zuidelijke zijde voor de drie reeds voorziene horecapercelen. Het onderhavige plan voorziet hierin.
17
Hoofdstuk 4 Onderbouwing op onderdelen 4.1 Archeologie Archeologische waarden dienen bij de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen expliciet meegewogen te worden en waar mogelijk te worden ontzien. Archeologisch erfgoed moet bij uitgangspunt worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. De betreffende gronden hebben op de gemeentelijke archeologische waardenkaart een lage verwachtingswaarde. Conform het gemeentelijk erfgoedbeleid is nader archeologisch onderzoek in dergelijke gevallen niet aan de orde. Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de onderhavige ontwikkeling. 4.2 Verkeer De locaties zijn bereikbaar via de Boulevard. Parkeren kan plaatsvinden op het parkeerterrein direct achter de boulevard. Hier is voldoende parkeergelegenheid. De terrasvoorzieningen maken onderdeel uit van een bestaande horecavoorziening dan wel een reeds voorziene horecavoorziening. Een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen wordt niet verwacht. 4.3 Flora en Fauna Op basis van de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is het een vereiste om inzicht te bieden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijke beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zullen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of zijn leefgebied, zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Zijn de effecten niet weg te nemen, bijvoorbeeld door een andere locatie te kiezen, of op een andere manier naar een oplossing te zoeken, terwijl de uitvoering van het plan noodzakelijk wordt geacht (dwingende redenen van groot openbaar belang) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden aangevraagd en zal moeten worden voorzien in compensatie. Daar waar ontwikkelingen plaatsvinden, geldt in dit kader een onderzoeksplicht. De betreffende locaties zijn gelegen in binnenstedelijk gebied. Op grond hiervan, in combinatie met de geringe omvang en impact van de ontwikkeling, wordt het niet nodig geacht een nader onderzoek te doen als hierboven bedoeld. Aangezien er geen aantasting van de aanwezige flora en fauna wordt verwacht is ook geen ontheffing noodzakelijk als bedoeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet. 4.4 Water Voor alle (nieuwe) ruimtelijke plannen, waaronder procedures als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is de zogenoemde “watertoets” van toepassing. Doel van de watertoets is om vanaf de start zowel de consequenties van het ruimtelijke plan of ontwikkeling voor de waterhuishouding in beeld te brengen, alsmede voldoende rekening te houden met het belang van het water bij de ruimtelijke ontwikkeling. Bij de realisatie van de terrasvoorzieningen is sprake van een geringe toename van verhard oppervlak (in ieder geval minder dan 2000m2) en conform het beleid van het waterschap zijn hiervoor geen aanvullende maatregelen nodig, maar heeft het de voorkeur om het schone hemelwater te infiltreren of indien dit onmogelijk is af te voeren naar oppervlaktewater. Het aanleggen van een uitstroomvoorziening van hemelwater in een oppervlaktewaterlichaam is meldplichtig op basis van de Keur van het waterschap. Uitgangspunt is het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen, zoals koper, lood, zink en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie. Waterschap Brabantse Delta is om advies gevraagd. Bij brief van 11 november 2013 heeft het waterschap een positief wateradvies gegeven. In het kader van deze procedure wordt het niet nodig geacht wederom advies te vragen aan het waterschap.
18
19
Hoofdstuk 5 Milieuplanologische aspecten 5.1 Bedrijven en milieuzonering Inleiding Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de kwaliteit van de leefomgeving. Milieuzonering beperkt zich in het algemeen tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. Voor een verantwoorde inpassing van bedrijvigheid in haar fysieke omgeving of van gevoelige functies nabij bedrijven, heeft de VNG van de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ in 2009 een geheel herziene uitgave opgesteld. Deze publicatie is geraadpleegd ten behoeve van dit advies. Richtafstanden In de VNG-publicatie is een richtafstandenlijst opgenomen in relatie tot het omgevingstype rustige woonwijk. In deze lijst zijn bedrijven op grond van hun potentiële milieubelasting ingedeeld in zes categorieën. In tabel 1 zijn de milieucategorieën en richtafstanden uit de VNG-publicatie overgenomen. Tabel 1 Milieucategorieën en richtafstanden Milieucategorie Richtafstanden tot omgevingstype ‘rustige woonwijk’* in meters 1 10 2 30 3.1 50 3.2 100 4.1 200 4.2 300 5.1 500 5.2 700 5.3 1000 6 1500 * indien de omgeving is te typeren als ‘gemengd gebied’, gelden kleinere richtafstanden, namelijk De VNG-publicatie onderscheidt twee omgevingstypen: * Het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied, (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied. * Het omgevingstype gemengd gebied Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend. Keuze voor het omgevingstype Het projectgebied en directe omgeving kan worden aangemerkt als een omgevingstype gemengd gebied. Bij de inrichting van het projectgebied en directe omgeving is er namelijk voor gekozen om de recreatieve functie van het gebied, waar de horecavoorzieningen onderdeel van uitmaken, te combineren met woningbouw. Er is derhalve sprake van functiemenging. Navolgend wordt ingegaan op de invloed van de terrasvoorzieningen op de omgeving.
20
Invloed terrasvoorziening op omgeving Een terrasvoorziening kan hinder veroorzaken op de omgeving. Conform de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ dient de terrasvoorziening te worden ingedeeld onder restaurants, cafetaria’s, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. (SBI-2008: 561) of cafés, bars (SBI-2008: 563). Onderstaand zijn voor deze bedrijfsomschrijvingen de richtafstanden voor een omgevingstype gemengd gebied gegeven. De grootste richtafstand bedraagt 10 meter vanwege het aspect gevaar. Terrasvoorziening in een omgevingstype gemengd gebied
SBI2008
Omschrijving
561
Restaurants, 0 cafetaria’s, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. Cafés, bars 0
563
Afstanden in meters Geur Stof Geluid
Categorie Gevaar
0
0
10
Grootste afstand 10
0
0
10
10
1
1
De terrasvoorzieningen worden op circa 70 meter en circa 80 meter van het dichtstbijzijnde woningen gerealiseerd en voldoen daarmee ruimschoots aan de grootste richtafstand. Conclusie Vanuit bedrijven en milieuzonering is er geen belemmering voor de realisatie van de terrasvoorzieningen. 5.2 Luchtkwaliteit Toetsingskader Het wettelijke kader voor de luchtkwaliteit is gegeven in de volgende documenten: - de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna te noemen de Wm; - het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’, hierna te noemen het Besluit nibm; - de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’, hierna te noemen de Regeling nibm; - de ‘Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007’; - de ‘Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007’; - het ‘Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)’. Voor de kwaliteit van de buitenlucht gelden de in bijlage 2 van de Wm opgenomen grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide (NO2), stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen. Een besluit om een ruimtelijke ontwikkeling toe te staan betreft de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 5.16, tweede lid, van de Wm die gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. De grenswaarden van de genoemde stoffen zijn reeds ingegaan, met een uitzondering: voor stikstofdioxide (NO2) gaat de grenswaarde in op 1 januari 2015. Voor de kleinere fractie van de zwevende deeltjes, die met PM2,5 wordt aangeduid, zal de grenswaarde (een jaargemiddelde concentratie van 25 µg/m3) op 1 januari 2015 ingaan. Tot 1 januari 2015 blijft het toetsen aan die grenswaarde buiten beschouwing bij de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift (zie Wm artikel 5.16, lid 2 een opsomming van deze bevoegdheden en wettelijke voorschriften). Dit is ongeacht of een besluit van vóór 1 januari 2015 ook na de genoemde datum gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft of kan hebben (zie Wm bijlage 2 voorschrift 4.4, lid 2). In artikel 5.16 Wm is bepaald dat in bepaalde categorieën van gevallen, die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, geen directe toetsing aan de grenswaarden hoeft plaats te vinden. In het ‘Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ zijn deze categorieën van gevallen aangewezen. Zo kan een woningbouwlocatie onder de in deze regelgeving aangewezen categorieën vallen, namelijk indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 woningen omvat. Daarbij is door het ministerie van VROM, zo blijkt uit het rapport ‘Bepaling van IBM planomvang op basis van herziene uitgangspunten’ van december 2006, uitgegaan van gemiddeld 2,6 voertuigbewegingen per woning per weekdag. Een toename van de
21
verkeersintensiteit met maximaal 3.900 voertuigbewegingen per weekdag (1.500 woningen * 2,6 voertuigbewegingen per woning per weekdag) draagt dus niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Geconcludeerd wordt dat de beoogde ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In een dergelijk geval is een nader onderzoek naar de concentratie en toetsing aan de luchtkwaliteitgrenswaarden niet aan de orde. In de gemeente Bergen op Zoom is geen sprake van overschrijdingen van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), dat gericht is op de bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof en stikstofdioxide, is niet van toepassing op de onderhavige ontwikkeling. 5.3 Externe Veiligheid Inleiding Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke mogelijkheden. In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft. Mede op basis hiervan dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en eventuele toename hiervan, bepaald te worden. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) verplicht het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) afstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie Transport en externe veiligheid Beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 31 juli 2012”, waarin grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het Basisnet Weg, Water en / of Spoor kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de afstanden die in bijlage 2, 3 en 4 van de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 13 juli 2012” zijn opgenomen. Op deze afstanden mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Voor basisnet weg geldt bijvoorbeeld dat daar waar in bijlage 2 van de circulaire de afstand ‘0’ is vermeld het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Op het moment dat het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking treedt (naar verwachting medio 2014) moet voor sommige transportassen rekening worden gehouden met het Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is het gebied tot 30 meter van de transportas waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Voor bijvoorbeeld de Rijksweg wordt de 30 meter voor het PAG gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. In het toekomstige Bevt (Besluit Externe veiligheid transportroutes) is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen binnen een PAG moet voldoen. Indien binnen het invloedsgebied van een transportas nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante stijging van het groepsrisico optreedt, dient bij de vaststelling van het ruimtelijke besluit het groepsrisico te worden verantwoord. Volgens de circulaire gelden geen beperkingen voor het ruimtegebruik voor het gebied dat verder ligt dan 200 meter van de transportas. Ten aanzien van de verantwoording dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) voor het groepsrisico te worden beschouwd, maar ook de effectafstand die wordt gegenereerd door
22
overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd. Zodoende kan het invloedsgebied verder reiken dan 200 meter. Indien dat het geval is en het invloedsgebied reikt tot over het plangebied, moeten wel maatregelen worden overwogen, bijvoorbeeld in het kader van zelfredzaamheid. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Situatie ter plaatse De terrasvoorzieningen kunnen worden aangemerkt als een beperkt kwetsbaar object. Om te bepalen of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is, is het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS)1 als ook de professionele risicokaart2 geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het projectgebied binnen het invloedsgebied van de Bevi-inrichtingen Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V. ligt. Sabic Innovative Plastics B.V Met betrekking tot deze inrichting is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 3200 meter van Sabic ligt. Het invloedsgebied van Sabic bedraagt 8705 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.002 van de oriënterende waarde. Uit de “Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen”, die in het kader van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid in 2011 is uitgevoerd (rapportage 6 januari 2012) blijkt dat het groepsrisico van bovengenoemde Bevi inrichting voor alle mogelijke toekomstige ontwikkelingen ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt. Tevens blijkt uit deze gevoeligheidsanalyse dat grote ruimtelijke ontwikkelingen niet of nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico van betreffende inrichtingen. In de gevoeligheidsanalyse zijn alle grootschalige ontwikkelingen, zoals die van De Zeeland en de realisatie van een Leisurecomplex meegenomen. Op basis van bovengenoemde gevoeligheidsanalyse en vanwege het kleinschalige karakter van de ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico niet significant toeneemt. Mepavex Logistics B.V. Met betrekking tot deze inrichting is de gemeente Bergen op Zoom het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 1800 meter van Mepavex ligt. Het invloedsgebied van Mepavex bedraagt 3260 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wmaanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar net (10 m) buiten de inrichtingsgrens, maar niet over het plangebied ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.02 van de oriënterende waarde. Op basis van bovengenoemde gevoeligheidsanalyse en vanwege het kleinschalige karakter van de ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico niet significant toeneemt. Uit de professionele risicokaart volgt tevens dat het projectgebied op meer dan 200 meter van een rijks-, spoor- en vaarweg ligt waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Voor de gemeentelijke wegen geldt dat de gemeente Bergen op Zoom beschikt over een Route gevaarlijke stoffen. De Route gevaarlijke stoffen loopt via de Randweg Noord en Randweg West naar het industrieterrein Theodorushaven-Noordland. De gemeentelijke wegen in de nabijheid van het plangebied zijn derhalve geen routeplichtige wegen. Indien er transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt buiten de routeplichtige wegen zal de transporteur hiervoor een ontheffing moeten aanvragen bij de gemeente Bergen op Zoom. Gelet hierop zijn risicoberekeningen (zowel plaatsgebonden als groepsrisico) niet noodzakelijk en hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied. Tot slot volgt uit de risicokaart dat een drietal buisleidingen in de nabijheid van de terrasvoorzieningen liggen. Ten westen van het projectgebied liggen in de Binnenschelde een buisleiding voor het transport van stikstof en een buisleiding voor het transport van waterstof. Deze buisleidingen liggen op circa 100 meter van de geplande 1 Het RRGS is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. 2 De professionele risicokaart laat onder andere zien waar risicobronnen liggen.
23
terrasvoorzieningen. Ten oosten van de terrasvoorzieningen ligt op circa 175 meter een aardgasleiding. De aardgasleiding heeft een diameter van 12 inch en een druk van 40 bar. Het invloedsgebied van de aardgasleiding ligt op 140 meter. De terrasvoorzieningen liggen derhalve buiten het invloedsgebied van de aardgasleiding. Het Bevb is van toepassing op buisleidingen voor aardgas en brandbare vloeistoffen (K1, K2 en K3). Voor overige buisleidingen, zoals buisleidingen voor transport van stikstof en waterstof, is het Bevb nog niet van toepassing. Op dit moment is een rekenmethodiek voor overige buisleidingen in ontwikkeling (RIVM). Zodra de rekenmethodiek is vastgesteld zal het Bevb ook van toepassing worden op overige buisleidingen. Daarvoor zal ook een saneringstermijn van drie jaar gaan gelden. Dat wil zeggen dat de leidingexploitant saneringsituaties binnen 3 jaar ongedaan dient te maken. Omdat in het projectgebied geen sprake is van een kwetsbaar object is een toekomstige saneringssituatie met betrekking tot overige buisleidingen niet aan de orde. Conclusie Met betrekking tot de Bevi-inrichtingen Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V., blijkt uit de QRAberekeningen dat het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet binnen het plangebied ligt. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Op basis van de opgestelde gevoeligheidsanalyse en vanwege het kleinschalige karakter van de ontwikkeling kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico niet significant toeneemt. De ligging van de terrasvoorziening binnen het invloedsgebied van de Bevi-inrichtingen vormt geen belemmering voor de realisatie van de terrasvoorzieningen. De terrasvoorzieningen liggen niet binnen het invloedsgebied van een weg, water of spoor waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Tevens zijn er geen belemmeringen vanwege buisleidingen. Het transport van gevaarlijke stoffen is geen belemmering voor de realisatie van de terrasvoorzieningen. 5.4 Geluid In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting wordt onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen. De terrasvoorzieningen zijn niet geluidgevoelig ingevolge de Wet geluidhinder. Onderzoek naar de geluidbelasting op de locatie ten gevolge van verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen is derhalve niet uitgevoerd. Ten behoeve van de inpassing van het plan in de gewenste omgeving, dient de vraag beantwoord te worden of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Om deze vraag in te kunnen beantwoorden, wordt de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ gehanteerd. In deze publicatie zijn voor de verschillende inrichtingen voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven, die kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woningen om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare grenzen te houden. Voor een terrasvoorziening is in de VNG-publicatie een richtafstand van 0 m voor het aspect geluid opgenomen. De dichtst bijzijnde woningen zijn gelegen op een afstand van 70 meter. Gesteld wordt dat het hiermee aannemelijk is dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de realisatie van de terrasvoorzieningen. 5.5 Bodem Op de Bergse Plaat is de bodemkwaliteit zodanig dat alle gebruiksvormen zijn toegestaan. De kwaliteit van de bodem is dan ook geen belemmering voor de aanleg van de terrasvoorzieningen.
24
25
Hoofdstuk 6 Financiële aspecten en procedure 6.1 Financiële overwegingen en dekking Het kostenverhaal, voor zover aan de orde, is geregeld middels een anterieure overeenkomst. De grond wordt tegen een vergoeding in gebruik gegeven aan de initiatiefnemer en blijft in eigendom van de gemeente. 6.2 Procedurele aspecten 6.2.1 Bevoegdheid Conform artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht dient de gemeenteraad te verklaren dat zij geen bedenkingen heeft tegen het feit dat wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Op grond van lid 3 van dit artikel kan de gemeenteraad categorieën van gevallen aanwijzen waarin een verklaring van de gemeenteraad niet vereist is. De gemeenteraad heeft op 31 maart 2011 deze categorieën van gevallen aangewezen. Onderliggend initiatief past binnen deze categorieën. Het college van burgemeester en wethouders is aldus rechtstreeks bevoegd om te beslissen op de aanvraag omgevingsvergunning waarmee wordt afgeweken van het bestemmingsplan. 6.2.2 Vooroverleg Conform art. 5.20 BOR jo. 3.1.1. Bro is het plan in vooroverleg voorgelegd aan de provincie en het waterschap. Het waterschap heeft op 11 november 2013 een positief advies afgegeven. De provincie Noord-Brabant heeft bij brief van 14 november 2013 gereageerd. Hierin geven zij aan dat er geen aanleiding bestaat tot het maken van opmerkingen. In het kader van deze procedure is niet opnieuw advies gevraagd. 6.2.3 Zienswijzenprocedure Het ontwerpbesluit heeft vanaf 10 november 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.
26
27
Hoofdstuk 7 Projectbeoordeling Er liggen volop kansen om de uitstraling en belevingswaarde van de Binnenschelde te verbeteren, zodat het - meer en meer - een trekpleister wordt. Een van de kansen op het gebied van vrijetijdseconomie is horeca. De realisatie van de terrasvoorzieningen behorende bij‘ t Strandhuys en de nog te realiseren horecavoorziening dragen hieraan bij. Vanuit recreatief/toeristisch oogpunt is dit een wenselijke ontwikkeling. Het aanbrengen van terrassen op het (surf-)strand als is een welkome aanvulling op de reeds aanwezige voorzieningen. Het verhoogt de levendigheid in het gebied en draagt bij aan een synergie met andere voorzieningen in de omgeving. De gemeente Bergen op Zoom ziet, gezien hetgeen in deze ruimtelijke onderbouwing is neergelegd, geen belemmeringen om ten behoeve van het onderhavige plan af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast wordt het plan, vanuit gemeentelijk perspectief, als financieel-economisch haalbaar geacht.