Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom inzake visie op stelsel
gezond en veilig werken augustus 2012
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 Aanbiedingsbrief 5 Samenvatting reactie NVVK
6
Reactie NVVK adviesaanvraag visie stelsel gezond en veilig werken 9 1. Inleiding
10
2. Belangrijke winst?
11
3. Ontwikkelingen
13
4. Rol overheid in arbo-stelsel
14
4.1 De opzet van dit hoofdstuk
14
4.2 De keuze voor een ambitieuzer doel
14
4.3 Ontwikkelingen en gekozen uitgangspunten
15
4.4 Advies voor andere uitgangspunten
16
5. Beleidsagenda voor gezond en veilig werken 5A. Het instrument Wet- en regelgeving
18 18
5.1 Eenvoudiger regels
18
5.2 Minder regels, meer eigen verantwoordelijkheid
19
5.3 Regels over grenswaarden en risicobeoordeling
21
5.4 Regels voor arbodienstverlening
22
5.5 Regels in de arbocatalogi
23
5.6 Regels uit civielrecht: het schadeverhaal
24
5B. Het instrument Informatievoorziening en -uitwisseling
25
5C. Het instrument Toezicht en handhaving
26
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 3 ]
[ 4 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
Eindhoven, 16 au Betreft: Visie op
gustus 2012
het stelsel voor ge
Geachte heer/me
zond en veilig we
rken
vrouw,
Voor u ligt de reac tie van de Nede rlandse Vereniging de adviesaanvra voor Veiligheids ag van staatssecr kunde (NVVK) op etaris De Krom aa op het stelsel vo n de SER, in het or gezond en ve kader van de Vis ilig werken (20 ap ie ril 2012, ref. G&VW /V W/2012/5475 ). De NV VK heeft me t belangstelling – en op een aanta van de plannen va l punten met instem n de staatssecreta ming – kennisgen ris. Maar op enke van het kabinet nie omen le essentiële punte t volgen en kome n kunnen wij de n wij met aanvull om de uitgangsp vis ie ing en of unten én de instru alternatieven. He t gaat dan vooral menten die volge staatssecretaris ns ons noodzake stelt, te halen. Be lijk zijn om de do langrijkste is dat elen, die de van de overheid volgens ons op nodig is, en zeke arbogebied een r geen meer bepe krachtiger rol rkte rol. De NV VK ondersc hrijft de hoge am bitie van de staats dat ‘werk aantrek secretaris, neerge kelijk moet zijn, to legd in de stellin t op hogere leefti kunnen worden g jd te verrichten en met andere activ ge combineerd mo ite iten’. De NV VK ka uitgangspunten: et n zich echter nie vertrouwen in bu t vinden in de ge rgers en bedrijven no werknemers, en em de , ve rantwoordelijkheid een beperkte ro bij werkgevers en l van de overheid. Wij vinden vertrou wen goed, maar controle beter. Ve én de overheid pr rder zijn volgens imair verantwoo ons werkgevers, rdelijk voor gezo werknemers actievere rol van nd en veilig werk. de overheid. De Tot slot zien wij gr ge no em de aag een uitwisseling en to instrumenten (w ezicht/handhaving etgeving, informa tievoorziening/ ) zijn volgens on doelstellingen te s in de voorgeste bereiken. lde vorm onvoldo ende om de De NV VK kan zic h vinden in veel van de voorgeste meer verantwoo lde maatregelen, rdelijkheid voor zoals: ruimte voor werkenden en ee maatwerk, n effectief overhe Het onderhoude idstoezicht. n en versterken va n gezonde en ve van een goed ste ilige arbeidsomsta lsel van gezond ndigheden, ten be en veilig werken werknemers én hoeve is de verantwoo de overheid. Bedr rdelijkheid van we ijv en ka rkgevers, n een zekere mate deskundig en fre van ruimte word quent periodiek en gegeven, ma toezicht door de er in ieder geval ar skundigen blijft op toezien dat ad noodzakelijk. De eq uaat arbobeleid overheid moet ondernemingsb een vast en verp eleid van alle Ne licht onderdeel is derlandse bedrijv van het en, ook de kleine Bijgevoegd bij de re. ze brief vindt u on ze uitgebreide re aan de Tweede Ka actie op de brief mer (30 maart 20 van staatssecreta 12), plus een same ris De Krom nvatting van onze Uiteraard staat de belangrijkste ad NV VK te allen tijd viezen. e klaar om met on opgebouwde ke ze brede en gedu nnis te helpen bij rende vele dece het onderhoude arbeidsomstand nn ia n en versterken va igheden, ten beho n gezonde en ve eve van een goed ilig Voor alle werkend e stelsel van gezo en in Nederland nd en veilig werke . n. Hoogachtend,
arbeid
extern
sociaal
Ing. N.B. van Ro den Voorzitter NV VK Secretariaat Postbus 1342 5602 BH Eindhov en T : 040 2480323 F : 040 2480711 E : nvvk@veiligheid skunde.nl W : www.veiligh eidskunde.nl
patiënten
Beschermheer: Pro
fessor mr. Pieter
transport van Vollenhoven
NVVK_briefpapie
r.indd 1
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
09-08-12 14:45
[ 5 ]
Samenvatting reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
Samenvatting reactie NVVK De Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde (NVVK, 2.700 leden, beschermheer prof. mr. Pieter van Vollenhoven) onderschrijft de stelling van de staatssecretaris dat ‘werk aantrekkelijk moet zijn, tot op hogere leeftijd te verrichten en gecombineerd moet kunnen worden met andere activiteiten’. Ook steunt de NVVK veel van de voorgestelde maatregelen, zoals: ruimte voor maatwerk, meer verantwoordelijkheid voor werkenden en een effectief overheidstoezicht. Maar daarnaast missen wij diverse andere en verdergaande maatregelen, die wij essentieel vinden om de doelstellingen van de staatssecretaris te bereiken. Verder zet de NVVK een kanttekening bij de stelling dat ‘aandacht voor gezond en veilig werken in bedrijven loont’. Dit klopt op nationaal niveau, maar meestal niet op microniveau, binnen de bedrijven zelf. Dáár verdient arbozorg zich niet voldoende snel terug om voor een werkgever financieel aantrekkelijk te zijn. Juist daarom is hier een sturende taak weggelegd voor de overheid.
Een samenvatting van onze standpunten: -1. H et arbobeleid in Nederland lijkt iets succesvoller dan in andere Europese landen, maar er is nog veel ruimte voor verbetering. Belangrijk is bovendien dat het overheidsbeleid was gericht op het betrekken van het maatschappelijke middenveld. Het relatieve succes is dus veroorzaakt door een actieve overheid, niet door een terugtredende! Van de huidige sturende co-regulering moeten we niet ‘afzakken’ naar faciliterende co-regulering. Meer aandacht van de overheid voor gezond en veilig werken loont!
> Behoud en verstevig de rol van de overheid: zet het huidige beleid dat zich hierop richt, voort -2. De NVVK is van mening dat het hogere ambitieniveau voor arbozorg, tezamen met de ontwikkelingen in de maatschappij, een actievere rol van de overheid noodzakelijk maken. De drie uitgangspunten van de staatssecretaris (vertrouwen, werkgevers & -nemers verantwoordelijk, en een beperkte overheidsrol) sluiten niet aan bij die noodzaak. Met name voor de veiligheidszorg is het nodig om expliciet als uitgangspunt te formuleren dat een actieve rol van de overheid noodzakelijk is.
> Uitgangspunt: een actieve rol van de overheid -3. De staatssecretaris spreekt voor de toekomst van een hoger ambitieniveau voor het arbobeleid dan tot nu toe. Het doel wordt ‘duurzame inzetbaarheid: tot aan de pensioenleeftijd gezond, vitaal en productief’. In het verleden was de doelstelling vooral beperkt tot ongevallen- en verzuimpreventie. De NVVK onderschrijft deze verdergaande doelstelling, maar vindt de drie genoemde instrumenten (wetgeving, informatievoorziening/ uitwisseling en toezicht/handhaving) onvoldoende om de doelstelling te bereiken. Voor het genoemde ambitieniveau zijn veel verdergaande instrumenten nodig dan de nu gebruikelijke. Maatschappelijke ontwikkelingen vragen nu juist om een actieve rol van de overheid.
> Overheidsoptreden op arbogebied moet minimaal de vorm van coöperatieve co-regulering hebben > Bescherm de sociaal zwakkeren > Breng safety en security samen onder één minister
[ 6 ]
Samenvatting reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
-4. N et als de staatssecretaris wil de NVVK eenvoudiger regels. Dat wordt echter niet bereikt door minder overheidssturing, maar juist door betere afstemming binnen de overheid en meer aansturing van de overheid in het veld.
> Het streven naar eenvoudiger regels vereist meer overheidssturing -5. Afschaffing van ‘beschermende regels’ leidt tot minder bescherming en is een ongewenste ontwikkeling. Het streven naar het Europese niveau van regelgeving betekent vermindering van het bestaande Nederlandse beschermingsniveau en is daarmee in strijd met Richtlijn 98/391/EG.
> Schaf geen beschermende regels af, maar kijk juist hoe het beter kan > De nationale kop op het beleid moet blijven -6. D e bepaling uit de Arbowet van 1980 dat veiligheidsbeleid onderdeel moet zijn van het ondernemingsbeleid, is verdwenen uit de huidige wet. Wij zien meer in het terughalen en handhaafbaar maken van deze verplichting voor werkgevers, dan in het uitwerken van verantwoordelijkheden van werknemers. De invulling van de meer dan 20 jaar bestaande wettelijke verplichtingen uit de Arbowetgeving moet voor alle werkgevers normaal worden. Van de werknemers mag worden verwacht, dat zij zich beter aan de gestelde regels houden en waar nodig hun eigen verantwoordelijkheid nemen.
> Neem de bepaling dat veiligheidsbeleid onderdeel moet zijn van het ondernemingsbeleid, weer op in de Arbowet -7. E r zijn voldoende manieren om zelfregulering veel beter van de grond te krijgen dan nu het geval is. O.a. het rapport ‘Onderzoek naar zelfregulering’ doet hiervoor diverse suggesties. Ook zijn er veel betere methoden dan die de staatssecretaris voorstelt, zoals financiële prikkels en een ketengarantiestelsel. Het gaat dan om mogelijkheden die aansluiten bij ontwikkelingen in de markt. De overheid kan zelf als grote werkgever een voorbeeldrol vervullen.
> Onderzoek en stimuleer verdere ontwikkelingen die kunnen leiden tot een betere vorm van zelfregulering. Geef als overheid het goede voorbeeld -8. H et vaststellen van grenswaarden en de risicobeoordeling daarvan behoren primair tot het taakgebied van de overheid. Inbreng van private partijen kan van belang zijn, maar de overheid moet de uiteindelijke norm zelf vaststellen – en later bewaken. Voor de toekomst betekent dit, dat de overheid deze regulerende taak (weer) moet gaan vervullen. Dat gaat dus verder dan het alleen ondersteunen van een kennisnetwerk.
> Leg heldere normen en grenswaarden vast in de Arbowetgeving: dit kan en mag niet worden overgelaten aan de marktpartijen! -9. De preventietaak op het gebied van arbeidsongevallen en ziekteverzuim in de bedrijven kan beter. Het afschaffen van de wettelijke verplichting voor drie preventiedeskundigen heeft het arbo-veiligheidsdenken binnen de bedrijven verzwakt. Door ook de Middelbaar Veiligheidskundige onder het wettelijke regime te brengen, kan een belangrijk deel van de lacune in het opleidingsniveau van de preventiemedewerker worden opgevuld, zonder dat dit extra kosten met zich meebrengt.
> Breng ook de Middelbaar Veiligheidskundigen onder het wettelijk regime -10. De NVVK deelt de zorgen van de staatssecretaris over de onafhankelijkheid en toegankelijkheid van de bedrijfsarts. Ook hier heeft de marktwerking tot onwenselijke uitwassen geleid bij de verzuimreductie: deze is wel goedkoper geworden, maar zeker niet beter. Wij sluiten ons voor de oplossing aan bij de standpunten van de vakbonden op dit gebied.
> Heroverweeg de positie van de bedrijfsarts bij de arbodienstverlening. Maak deze minder afhankelijk van de opdrachtgever of werkgever
[ 7 ]
Samenvatting reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
-11. D e staatssecretaris streeft naar een verder terugtrekken van de overheid en wil nog meer aan private partijen overlaten, met name via het instrument van de arbocatalogi. Als wordt vastgehouden aan dit (tot nu toe niet echt succesvolle) instrument, zijn van overheidswege extra impulsen nodig voor het aanpassen, verbeteren en up-to-date houden van de reeds bestaande catalogi. De branches zonder catalogi zullen ook moeten worden geprikkeld.
> Verbeter de samenloop van verschillende catalogi -12. Ruim 20 jaar na de invoering van de verplichting voor het opstellen van een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (ri&e), laat de situatie met name in het MKB nog zeer te wensen over. Er moet een eind worden gemaakt aan het ontbreken van de ri&e in kleine bedrijven, waar juist een grote meerderheid van de Nederlandse werknemers werkzaam is.
> Stimuleer met kracht dat ook kleine bedrijven voldoen aan de ri&e-verplichting -13. Wij adviseren opnieuw te kijken naar het destijds gesneuvelde Wetsvoorstel Extra Garantieregeling Beroepsrisico. Nederland is één van de weinige Europese landen die nog geen ‘risque professionel’ kennen.
> Voer een wettelijk systeem van een risque professionel in -14. NVVK steunt het flankerend beleid van de staatssecretaris, zoals het betrekken van meer partijen bij het ontwikkelen van beleid. NVVK is als partner betrokken (geweest) bij het ontwikkelen van kennisactiviteiten. Zij wil daar in de toekomst graag mee doorgaan en mede betrokken worden bij de beleidsontwikkeling.
> Maak bij beleidsontwikkeling gebruik van de brede kennis van de NVVK -15. H et actieve toezicht wordt steeds weer verminderd, zonder dat cijfers ondersteunen of dit mogelijk of zinvol is! Momenteel heeft Nederland 1 toezichthouder per 36.000 werknemers; dat is de ILO-norm voor een ontwikkelingsland. De controle-frequentie voor veel, vooral kleine bedrijven, is eens per 30 jaar! Ook wordt overwogen te stoppen met de ARIE-inspecties. Dit strookt niet met de actuele stand van zaken op arboveiligheidsgebied.
> Breid het aantal inspecteurs voor het taakveld Arbeidsomstandigheden bij de Inspectie SZW uit > Maak boetes voor overtredingen afschrikwekkender en dus fors hoger > Herzie de extreme korting op boetes voor kleine bedrijven
Tot slot: zorg, maar ook hoop! De NVVK maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van de arbeidsomstandigheden en zeker van de bedrijfsveiligheid in ons land. In deze reactie geven wij, vanuit onze directe betrokkenheid met de dagelijkse praktijk van veiligheid op de werkvloer, alternatieven aan of wijzen wij op knelpunten. Wij hopen dat wij gehoor krijgen voor onze standpunten. Wij staan te allen tijde klaar om met onze kennis te helpen bij het onderhouden en versterken van gezonde en veilige arbeidsomstandigheden, ten behoeve van een goed stelsel voor gezond en veilig werken. Voor alle werkenden in Nederland. Bovenstaande standpunten worden hierna uitgebreid toegelicht.
[ 8 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom inzake visie op stelsel gezond en veilig werken Voor u ligt de integrale reactie van de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde (NVVK) op de adviesaanvraag van staatssecretaris De Krom aan de SER, over de nieuwe kabinetsvisie op het stelsel voor gezond en veilig werken.
De NVVK is de vereniging en het kennisplatform voor veiligheidskunde in Nederland en heeft als beschermheer prof. mr. Pieter van Vollenhoven. De NVVK wil de ontwikkeling van de veiligheidskunde bevorderen en een bijdrage leveren aan de vakkennis van haar leden en aan maatschappelijke discussies over arbeids- en bedrijfsveiligheid. De vereniging richt zich op vijf domeinen van veiligheid (safety én security): arbeid, patiënten, transport, externe en sociale veiligheid. De NVVK heeft ongeveer 2.700 leden op mbo-, hbo- en universitair/postdoctoraal niveau.
Leeswijzer Om het u als lezer gemakkelijk te maken, houden wij in onze reactie de indeling van de brief van de staatssecretaris aan. Uitzondering hierop vormt paragraaf 3: de daarin geschetste ontwikkelingen in arbeid, economie en technologie hebben wij integraal meegenomen in onze reactie. We gaan dus niet apart in op deze paragraaf.
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 9 ]
1. Inleiding De NVVK onderschrijft de stelling in de inleiding dat ‘werk aantrekkelijk moet zijn, tot op hogere leeftijd te verrichten en gecombineerd moet kunnen worden met andere activiteiten.’ Ook steunen wij veel voorgestelde maatregelen, zoals: ruimte voor maatwerk, meer verantwoordelijkheid voor werkenden en een effectief overheidstoezicht.
Ontbrekende maatregelen Maar wij missen daarnaast diverse andere en verdergaande maatregelen. Maatregelen die de NVVK noodzakelijk acht om de doelstellingen van de staatssecretaris te bereiken. In deze reactie doen wij voorstellen voor verschillende aanvullende maatregelen.
Sturende rol overheid Verder zetten wij een belangrijke kanttekening bij de stelling dat ‘aandacht voor gezond en veilig werken in bedrijven loont’. Dit klopt als op nationaal niveau gekeken wordt. Maar het geldt meestal niet op microniveau, binnen de bedrijven zelf. Dáár verdient arbozorg zich in het algemeen niet voldoende snel terug om voor een werkgever financieel aantrekkelijk te zijn. Juist daarom is hier een sturende taak weggelegd voor de overheid; in onze reactie gaan wij daar op een aantal plaatsen nader op in.
[ 10 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
2. Belangrijke winst? De staatssecretaris haalt o.a. het toonaangevende onderzoek ‘European Working Conditions Survey 2010’ van Eurofound aan1. Hieruit blijkt dat Nederland iets betere arbeidsomstandigheden kent dan de andere EU-landen. Ook is er ten opzichte van 2000 vooruitgang geboekt. Dit zou kunnen komen door het gevoerde Nederlandse overheidsbeleid, maar onderzoekers zijn voorzichtig met deze veronderstelling. In opdracht van het ministerie van SZW heeft bureau Research voor Beleid het rapport ‘Verantwoordelijk werken. Evaluatie Arbowet en beleidsdoorlichting begrotingsartikel 44 Gezond en Veilig Werken’2 opgesteld. Het oordeel van twee betrokken hoogleraren over dit rapport verwoordt het als volgt: ‘Het rapport heeft laten zien dat het causale verband tussen overheidsactiviteiten en effecten op de werkvloer niet altijd direct traceerbaar is’. Het rapport ‘Arbo in bedrijf 2010’3 concludeert dat de wettelijke verplichtingen van 2006 tot 2010 jaar op jaar minder vaak werden nageleefd. Het rapport ‘Verantwoordelijk werken’ vat het als volgt samen: ‘Als overkoepelende conclusie kan daarom gesteld worden dat het niveau van arbeidsomstandigheden in het algemeen constant hoog is, maar dat dit niet altijd direct terug te leiden is naar de recente wijzigingen in de Arbowet- en regelgeving.’ Een ander onderzoek stelt dat de kleine winst is ontstaan als ‘relatief onafhankelijk van de beleidsmix’4.
Vooruitgang door betrekken maatschappelijk middenveld Volgens de NVVK is de echte oorzaak voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden het betrekken (door de overheid) van het maatschappelijke middenveld. De sociale partners en met name de brancheverenigingen kregen tussen 2005 en 2012 immers de vraag om arbocatalogi samen te stellen. En juist op dit punt verschilt het Nederlandse beleid van dat van de rest van de EU.
Zorg voor arbeidsomstandigheden kan en moet beter De staatssecretaris meldt vervolgens dat uit het Eurofound-rapport ook blijkt dat de Nederlandse werknemers vaker ‘tevreden tot zeer tevreden’ zijn over hun arbeidsomstandigheden dan de gemiddelde werknemer in Europa (92,2% ten opzichte van 84,3%). Daarmee wekt hij de suggestie dat niet veel extra beleid meer nodig is: Nederland zou qua arbeidsomstandigheden al op een heel hoog kwaliteitsniveau zitten. Maar de staatssecretaris citeert selectief; wij zien een heel ander beeld opdoemen uit de onderzoekscijfers.
Verontrustende cijfers van Eurofound De NVVK meent dat het niveau van de zorg voor arbeidsomstandigheden helemaal niet zo hoog is. De mate van tevredenheid geeft volgens ons meer de mate van berusting weer, en is niet zozeer een weergave van de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden. Immers, de andere cijfers uit hetzelfde rapport5 – zoals geciteerd door Eurofound – geven een totaal ander, zelfs verontrustend, beeld: er bestaat nog heel veel blootstelling aan risico’s. Een aantal feiten: - 33% van de ‘manual workers’6 draagt minstens een kwart van hun werktijd zware lasten, terwijl 23% is blootgesteld aan trillingen – percentages die sinds 2000 onveranderd zijn. - Fysieke risico’s blijven niet beperkt tot mensen die (zware) fysieke arbeid verrichten: bijna de helft van alle werkenden verricht minimaal een kwart van hun werkzaamheden in vermoeiende of pijnlijke posities. - Bijna 30% van de werkenden in de EU staat bloot aan hard geluid gedurende minimaal een kwart van hun werktijd (onveranderd sinds 2000). - Verder ademt 15% rook, damp of stof in, of werken ze met gevaarlijke chemische stoffen, wederom onveranderd sinds 2000. 1 http://www.eurofound.europa.eu/pubdocs/2011/82/en/1/EF1182EN.pdf 2 ‘Verantwoordelijk werken. Evaluatie Arbowet en beleidsdoorlichting arbobegrotingsartikel’, Research voor Beleid, G.P. Walz MA, drs. M. Engelen, prof. dr. W. Trommel, Zoetermeer, 7 november 2011; bijlage bij de adviesaanvraag aan de SER van staatssecretaris P. de Krom, d.d. 20-04-2012. 3 Arbo in bedrijf 2010. Een onderzoek naar de naleving van arbo-verplichtingen, blootstelling aan arbeidsrisico’s en genomen maatregelen in 2010; September 2011, Farouk M.A. Saleh, ministerie van SZW. 4 Oordeel eindrapport evaluatie Arbowet en beleidsdoorlichting begrotingsartikel 44 Gezond en Veilig Werken, dr. B. de Vroom (universiteit Twente), prof. dr. A.C.J.M. Wilthagen (universiteit Tilburg). 5 http://www.eurofound.europa.eu/pubdocs/2011/82/en/1/EF1182EN.pdf. 6 ‘Manual workers’ zijn mensen die (zware) fysieke arbeid verrichten.
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 11 ]
- In 2010 stond, net als in 1995, 23% van de werkenden bloot aan lage temperaturen. - Het percentage werkenden dat met besmettelijke materialen (infectious materials of OPIM) omgaat, groeide zelfs: van 9% in 2005 naar 11% in 2010.
Andere verontrustende cijfers In dit verband willen we graag nog enkele andere cijfers aanhalen: - Uit rapporten van het ministerie van SZW blijkt dat 1 op de 8 werknemers burn-outklachten heeft. - 6 0% van de mensen is ontevreden over het binnenklimaat op hun werk, 20% vindt de situatie zelfs onacceptabel. Dit leidt tot een extra verzuim van 1% per jaar, wat gekapitaliseerd zo’n 1 miljard per jaar kost. We constateren hier een verdere verslechtering, die mede wordt veroorzaakt door deregulering op dit gebied. - 43% van de verzuimdagen is werk-gerelateerd. - Er zijn in Nederland 260 beroepsziekten per 100.000 werknemers. - Er overlijden jaarlijks in Nederland 3.000 mensen door beroepsziekten! - Geregeld treden in Nederland (bijna-)rampen op (vuurwerkramp Enschede, Moerdijkbrand) die nog veel slechter hadden kunnen aflopen (bijvoorbeeld een net niet opgetreden ammoniak-ontploffing bij de vuurwerkramp). Regelgeving om deze risico’s beter te beheersen komt in de plannen van de staatssecretaris niet aan de orde.
De kernvraag: kunnen deze cijfers lager? Bovenstaande cijfers zouden voor de overheid voldoende signaal moeten zijn om na te gaan of de genoemde tevredenheid en berusting terecht zijn. Het gaat dus niet om de vraag of voldoende werknemers tevreden zijn. De echte kwestie is of de genoemde ongevals-, hinder- en verzuimcijfers en de veiligheidsrisico’s met een redelijke inspanning omlaag zijn te brengen. De staatssecretaris geeft eigenlijk zelf al het antwoord op deze vraag. Hij stelt dat ‘Werkgevers die meer arbomaatregelen nemen dan gemiddeld, hun arbeidsproductiviteit zien stijgen’. Daarmee erkent hij impliciet, dat de gemiddelde zorg ruim onder de optimale zorg ligt. Dat is het tegendeel van de situatie die de staatssecretaris verder beschrijft. De zorg voor arbeidsomstandigheden in Nederland mag dus zeker niet goed genoemd worden! Daarbij komt nog dat de Nederlandse cijfers vrijwel gelijk zijn aan de Europese. Juist van een welvarend land als Nederland mag je verwachten dat er relatief gezien veel mínder ongevallen en beroepsziekten zijn dan elders. Door het langjarige en intensieve verkeersveiligheidsbeleid van de overheid hebben wij de helft minder verkeersslachtoffers dan de andere EU-landen. Ondanks ons zeer drukke verkeer. Maar op het gebied van bedrijfsongevallen zitten we gewoon op het Europese gemiddelde...
Conclusie De Nederlandse overheid heeft met haar beleid op het gebied van arbeidsomstandigheden waarschijnlijk wel meer resultaat geboekt dan andere overheden in Europa, maar er was en is nog veel meer verbetering te behalen. Belangrijk bij deze conclusie is bovendien dat het beleid van de overheid gericht was op het betrekken van het maatschappelijke middenveld. Het relatieve succes van de Nederlandse overheid is dus veroorzaakt door de actieve rol van de overheid, en niet door een terugtreden ervan! De evaluatie en de beleidsdoorlichting laten volgens de NVVK zien dat het kabinet met de gekozen beleidskoers tussen 2005 en 2010 op de goede weg is geweest. Het ligt voor de hand dat dit beleid ook voor de komende jaren zinvol is. De terugtredende overheid leidt op het gebied van arbeidsomstandigheden niet tot verbetering van de situatie. Van de huidige sturende co-regulering moeten we niet ‘afzakken’ naar faciliterende co-regulering. Meer aandacht van de overheid voor gezond en veilig werken loont!
Standpunt NVVK > Behoud en verstevig de rol van de overheid: zet het huidige beleid dat zich hierop richt, voort.
[ 12 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
3. Ontwikkelingen Zoals in de Leeswijzer aangegeven gaan wij niet in op de door de staatssecretaris in hoofdstuk 3 geschetste ontwikkelingen in arbeid, economie en technologie. Om toch dezelfde indeling te houden als in de adviesaanvraag is de paragraaf als nummer wel tussengevoegd.
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 13 ]
4. Rol overheid in arbo-stelsel 4.1 De opzet van dit hoofdstuk Naast het formuleren van een doelstelling beschrijft dit hoofdstuk actuele ontwikkelingen, zoals de veranderende arbeidsmarkt en arbeidsrelaties, de veranderende economische structuur door druk van buiten en de kansen en bedreigingen door technologische ontwikkelingen. De staatssecretaris kiest verder drie uitgangspunten voor zijn beleid. Op basis van de geformuleerde doelstelling, de geschetste ontwikkelingen en de gekozen uitgangspunten benoemt hij ten slotte als beleidsinstrumenten (kerntaken): wetgeving, informatievoorziening/uitwisseling en toezicht/handhaving. Een dergelijk pakket van instrumenten wordt ‘faciliterende co-regulering’ genoemd. De afgelopen jaren heeft de overheid bij de invoering van Arboconvenanten en Arbocatalogi een coördinerende rol gespeeld. Deze rol wordt ook wel coöperatieve co-regulering genoemd. Die coördinerende rol – zo blijkt uit de adviesaanvraag – wil de staatssecretaris dus de komende jaren zo veel mogelijk afschaffen.
4.2 De keuze voor een ambitieuzer doel De staatssecretaris spreekt in zijn adviesaanvraag van een hoger ambitieniveau voor het arbobeleid dan in het verleden. Het doel is nu ‘duurzame inzetbaarheid, of anders gezegd ‘tot aan de pensioenleeftijd gezond, vitaal en productief’. Deze doelstelling gaat verder dan in voorgaande jaren. Toen was de doelstelling vooral beperkt tot ongevallen- en verzuimpreventie. De NVVK onderschrijft deze verdergaande doelstelling.
Gekozen kerntaken niet voldoende De NVVK acht de drie instrumenten (kerntaken) die de staatssecretaris noemt, niet voldoende om de gekozen doelstelling te bereiken. Dat heeft te maken met het ambitieniveau. Hiervoor zijn veel verdergaande instrumenten nodig dan de nu gebruikelijke en dus niet een vermindering van het pakket aan maatregelen. Het huidige pakket voldoet al niet om de vigerende, minder vergaande doelstelling te bereiken. Bij onze reactie op paragraaf 2 hebben wij aangegeven dat de Nederlandse arbeidsomstandigheden momenteel nog een té grote kans bieden op een ongeval of een arbeidsgerelateerde ziekte. Ook zijn ze zeker niet goed genoeg om langer werken mogelijk te maken. Uit het Eurofound- onderzoek blijkt immers dat 30% van de manual workers denkt dat ze op hun 60-ste
[ 14 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
niet meer in staat zijn hun werk te doen. Om de nieuwe, verdergaande doelstelling voor duurzame inzetbaarheid te bereiken, is goede arbozorg essentieel. Het is bijzonder onwaarschijnlijk dat een hoger ambitieniveau bereikt kan worden met een geringer pakket aan maatregelen. De staatssecretaris geeft in de nota aan dat hij dat wel mogelijk acht, omdat hij een aantal ontwikkelingen in de maatschappij signaleert die dat mogelijk maken. In de volgende paragrafen gaan we daar nader op in.
4.3 Ontwikkelingen en gekozen uitgangspunten De staatssecretaris beschrijft in zijn adviesaanvraag enkele ontwikkelingen en formuleert op basis daarvan drie uitgangspunten voor zijn beleid: - I: vertrouwen in burgers en bedrijven; - II: werkgevers en werknemers zijn primair verantwoordelijk voor gezond en veilig werk; - III: een stelsel dat met een beperkte rol van de overheid aanspoort tot gezond en veilig werk.
- I: Vertrouwen in burgers en bedrijven Bij het eerste uitgangspunt merken wij op dat verbetering van arbeidsomstandigheden en veiligheid in bedrijven niet vanzelf tot stand zal komen, zelfs niet met sterke financiële prikkels. Dit heeft te maken met de focus van bedrijven op de korte termijn: winst maken en blijven bestaan. Als illustratie van dit fenomeen wijzen wij op de Farbo- en VAMIL-regelingen, waarvan bedrijven in het verleden zeer weinig hebben gebruikgemaakt. Als geen ander kent de NVVK de praktijk van alledag in de bedrijven. Onze leden bevinden zich dagelijks in deze spagaat tussen kortetermijnvisie en langetermijnbelangen. Financiële prikkels zijn zeker nodig, maar zijn niet voldoende. Managers en directies van bedrijven hebben een extra stimulans nodig om hun tijd te besteden aan andere onderwerpen dan de kortetermijnaspecten van de directe productie. Deze extra stimulans moet dan ook van de overheid komen. Dat is geen sprake van wantrouwen, maar van een erkenning hoe het bedrijfsleven in de praktijk functioneert. Vertrouwen is goed, controle is beter.
- II: Primaire verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers Het tweede uitgangspunt voor beleid sluit niet aan bij de in het rapport terecht genoemde ontwikkeling dat arbeidsmarkt en arbeidsrelaties veranderen. Nieuwe vormen van arbeidsrelaties, anders dan een vast dienstverband, zijn inderdaad steeds gebruikelijker. Denk aan het sterk toegenomen aantal zzp-ers. Regelgeving zoals de Arbowet gaat in beginsel nog steeds uit van een gezagsverhouding, en is daarom niet meer van deze tijd. Het is logischer om toekomstige regelgeving meer te richten op het beheersen van risico’s, zoals bijvoorbeeld al gebeurt bij de Kernenergiewet. Het versnipperde asbestbeleid is een voorbeeld waarbij een regelgeving gericht op risicobeheersing al op korte termijn zinvol zou zijn. Het rapport ‘Verantwoordelijk werken’ noemt een andere invalshoek: het gebruikmaken van de ketenaansprakelijkheid bij ongevallen. Zo’n keten is nu al aanwezig bij de Wet arbeid vreemdelingen, de Warenwet en bij het VGW-plan voor bouwactiviteiten. Deze basis zou verder ontwikkeld kunnen worden. Ook is een ketengarantiestelsel denkbaar, waarbij belanghebbenden in de keten het te behalen arbocertificaat van een bedrijf betalen. Het rapport over zelfregulering noemt dit het meest veelbelovende instrument7. Ten slotte merken we in het kader van meer verantwoordelijkheid voor werkgever en werknemer op, dat de overheid zelf ook een grote werkgever is. Uitwerking van een verdergaande invulling van de verantwoordelijkheid van de overheid als werkgever ontbreekt in de nota van de staatssecretaris.
7 Eindrapportage ‘Onderzoek naar zelfregulering op het terrein van arbeidsomstandigheden’, Ministerie van SZW, Tien Organisatieadvies,15 november 2011, p. 32.
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 15 ]
- III: Rol van de overheid Ook het derde uitgangspunt voor het beleid – een beperkte rol van de overheid – sluit niet aan op de genoemde ontwikkelingen en dan met name niet op de ‘veranderingen in de economische structuur’ en de ‘extra druk op Nederlands concurrentievermogen’. Volgens de NVVK pleiten die twee ontwikkelingen juist voor een actieve rol van de overheid. De adviesaanvraag suggereert het tegenovergestelde, met als achterliggende veronderstelling dat ons concurrentievermogen wordt aangetast als we te veel geld aan arbeidsomstandigheden uitgeven. Maar de oorzaak van de betere concurrentiepositie van bepaalde landen ligt volgens ons niet zozeer in slechtere arbeidsomstandigheden, maar vooral in de veel lagere lonen. Op nationaal niveau verdienen goede arbeidsomstandigheden in de bedrijven zich immers terug, zoals de staatssecretaris in zijn brief ook herhaaldelijk stelt.
Korte vs. lange termijn Volgens ons is het andersom: de arbeidsomstandigheden in Nederland moeten beter, om de concurrentie aan te kunnen gaan. Het belang van een afzonderlijk bedrijf (kortetermijn-overleven, niet investeren in langetermijnverbetering van arbeidsomstandigheden) en het economisch belang op nationaal niveau (langetermijnconcurrentiekracht, betere arbeidsomstandigheden) conflicteren met elkaar. En daarom is een actieve rol van de overheid zonder meer nodig.
Risico’s nanotechnologie Een te beperkte rol van de overheid sluit ook niet aan bij de technologische ontwikkelingen, zoals biotechnologie (bijvoorbeeld onderzoek naar vogelgriep) en nanotechnologie. Deze innovatieve technieken kenmerken zich door risico’s die opgebouwd zijn uit kleine kansen dát iets misgaat, maar met grote gevolgen áls het misgaat. Juist voor dat soort risico’s is een krachtig en helder optreden van de overheid nodig, in de vorm van coöperatieve co-regulering. Veel taken liggen dan bij bedrijven, ondersteund door de veiligheidskundigen in die bedrijven, maar ook de overheid heeft daarin taken. Een dergelijk gezamenlijk optrekken van bedrijven en overheid bij andere ‘kleine-kans-groot-gevolg’ risico’s is te zien in de wereld van de kernenergie. Ook het rapport ‘Verantwoordelijk werk’ stelt dat de overheid bij grote risico’s een belangrijke taak heeft in verantwoordelijk werken en dat de overheid hier de vinger aan de pols moet houden. Door dit aspect niet verder uit te werken, kunnen in Nederland grote risico’s worden gelopen.
Conclusie m.b.t. uitgangspunten en ontwikkelingen Relevante ontwikkelingen worden door de staatsecretaris niet genoemd en er zijn inconsistenties tussen uitgangspunten en ontwikkelingen. De ontwikkelingen in de maatschappij tonen volgens de NVVK aan dat uitgangspunt zou moeten zijn dat een actieve rol van de overheid nodig is op arbogebied.
Standpunt NVVK > Overheidsoptreden op arbogebied moet minimaal de vorm van coöperatieve co-regulering hebben
4.4 Advies voor andere uitgangspunten De NVVK stelt voor een andere set uitgangspunten te ontwikkelen, waarbij de overheid in de basisvoorwaarden voorziet, de werkgevers hieraan invulling geven en het individu ten slotte verantwoordelijk is voor de zaken die dan specifiek voor hem resteren. Daarbij mag echter van de overheid wel worden verwacht dat die uitgangspunten aansluiten bij de door het ministerie zelf uitgevoerde analyse van de ontwikkelingen en dat is in de huidige adviesaanvraag niet het geval. Wij willen daarnaast nog drie kanttekeningen plaatsen:
[ 16 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
- I: Safety en security samen onder één minister Het is volgens ons onomstreden dat bij veiligheid een sterke rol van de overheid wenselijk is. Niet alleen bij security, maar ook bij safety. Al eerder is – onder andere door prof. mr. Pieter van Vollenhoven in zijn rol als voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en praktijkhoogleraar Risk Management aan de Universiteit Twente8 – gepleit voor het beleggen van zowel de arbeidsveiligheid als de publieksveiligheid bij één ministerie. Daar is echter weinig mee gedaan; de NVVK wil hier dat pleidooi daarom nogmaals ondersteunen. Wij constateren als beroepsvereniging dat de veiligheidskundigen in bedrijven er veel last van hebben dat de veiligheidszorg en veiligheidsregelgeving als onderdeel worden gezien van de te dereguleren arbozorg en de arboregelgeving. Ook deze adviesaanvraag doet dat. Dit komt de veiligheid in Nederland niet ten goede. Veel noodzakelijke veiligheidsregels zijn in het kielzog van de deregulering van de arboregelgeving al geschrapt. Voor veel veiligheidskundigen is hun impact binnen hun bedrijf aanzienlijk verslechterd als gevolg van de deregulering van de arbodienstverlening. We pleiten er daarom voor om als uitgangspunt te formuleren dat de overheid een actieve rol neemt in de zorg voor de bedrijfsveiligheid.
- II: Bescherming van sociaal zwakkeren Een beperkte rol van de overheid is ook niet vanzelfsprekend waar het de bescherming van zwakkere groepen betreft. Voor hen is een actieve rol van de overheid noodzakelijk. Zo ontbreekt in de adviesaanvraag bijvoorbeeld een visie op de sociale inclusie, waaronder de re-integratie en (her)plaatsing van medewerkers met een functionele gezondheidskundige beperking.
- III: Zelfregulering eist een actieve overheid Bij het streven naar minder overheid en zelfregulering moet de overheid op korte termijn juist actiever zijn. Het rapport ‘Verantwoordelijk werken’ constateert dat er op het gebied van arbeidsomstandigheden momenteel nauwelijks tot geen zelfregulering bestaat9. De opdracht aan de onderzoekers om zelfregulering op het gebied van arbeidsomstandigheden te onderzoeken moest zelfs worden aangepast. De reden: ‘het zeer kleine aantal bestaande voorbeelden van zelfregulering op het gebied van arbeidsomstandigheden’10. De arbocatalogi worden daarbij gezien als gemandateerde co-regulering: een vorm van zelfregulering per branche, waarbij de overheid nog een relatief grote rol speelt11. Voor de toekomst wordt geconstateerd dat ‘voor een grote groep bedrijven de randvoorwaarden (voor zelfregulering) niet aanwezig zijn en dus ontwikkeld, gestimuleerd en gefaciliteerd moeten worden als zelfregulering nodig is. Naarmate deze randvoorwaarden minder aanwezig zijn is het aannemelijk dat de rol (van de overheid) intensief zal zijn, zeker tijdens de ontwikkeling en implementatie van zelfregulering’12. Ook Research voor Beleid en de betrokken hoogleraren stellen daarmee dus dat voor zelfregulering een actieve rol van de overheid nodig is.
Conclusie De NVVK is van mening dat het hogere ambitieniveau voor arbozorg, tezamen met de ontwikkelingen in de maatschappij, een actievere rol van de overheid noodzakelijk maken. De drie uitgangspunten van de staatssecretaris (vertrouwen, verantwoordelijkheid bij werkgevers & werknemers, en een terugtredende overheid) sluiten niet aan bij die noodzaak. Met name voor de veiligheidszorg is het nodig om expliciet als uitgangspunt te formuleren dat een actieve rol van de overheid noodzakelijk is.
Standpunten NVVK > Uitgangspunt: een actieve rol voor de overheid > Bescherm de sociaal zwakkeren > Breng safety en security samen onder één minister 8 Notitie ‘De medeverantwoordelijkheid voor veiligheid’, september 2009, prof. mr. P. van Vollenhoven. 9 ‘Verantwoordelijk werken. Evaluatie Arbowet en beleidsdoorlichting Arbobegrotingsartikel’, Research voor Beleid, G.P. Walz MA, drs. M. Engelen, prof. W. Trommel, Zoetermeer, 7 november 2011, pag. 27. 10 Idem pag. 1. 11 Idem, pag. 4. 12 Idem, pag. 49.
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 17 ]
5. Beleidsagenda voor gezond en veilig werken Opzet Dit hoofdstuk werkt de drie instrumenten (kerntaken) uit, die de staatssecretaris in het vorige hoofdstuk heeft benoemd: ‘wetgeving’, ‘informatievoorziening/uitwisseling’ en ‘toezicht/handhaving’. Hieronder geven wij de beschrijving van de staatssecretaris weer, voorzien van NVVK-commentaar.
5A. Het instrument Wet- en regelgeving 5.1 Eenvoudiger regels De staatssecretaris is van plan te streven naar minder en eenvoudiger regels, waarbij hij ervan uitgaat dat werkgevers en werknemers meer eigen verantwoordelijkheid zullen nemen. Daar valt het volgende over te zeggen: Uiteraard wil iedereen dat regels zo eenvoudig mogelijk zijn. Maar de oorzaak van de huidige complexiteit van regelgeving ligt vooral in het continue streven naar deregulering door de overheid zelf. Daardoor ontstaan in de praktijk merkwaardig genoeg allerlei dubbele, overlappende en incomplete regels. Een duidelijk voorbeeld van zo’n regel-jungle is de onoverzichtelijke wirwar van de asbestregelgeving. Als bijvoorbeeld een aannemer in een ziekenhuis een asbest-klus in een MRI-ruimte uitvoert, valt dat werk onder het
[ 18 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
Arboconvenant voor de bouw én is het gebonden aan de MRI-Arbocatalogus voor ziekenhuizen én aan een woud aan andere milieuregelgeving over asbest. En elk van die regels heeft een andere rechtskracht. In Deelrapport 7 van de evaluatie Arbowet staat het als volgt: ‘Het komt voor dat in de verschillende arbocatalogi voor hetzelfde arbeidsrisico verschillende methoden worden aangegeven om de arbeidsrisico›s te beheersen, zoals in de bouw. De inspecteurs geven aan dat dit tot problemen kan leiden wanneer bij geconstateerde overtredingen wordt gehandhaafd.’ Ook de NVVK wil eenvoudiger regels. Dat wordt niet bereikt door minder overheidssturing, maar juist door betere afstemming binnen de overheid en meer aansturing van de overheid in het veld.
Standpunt NVVK > Het streven naar eenvoudiger regels vereist meer overheidssturing
5.2 Minder regels, meer eigen verantwoordelijkheid Zoals in voorgaande paragraaf is aangegeven, leiden minder regels van de overheid in het algemeen tot meer en complexere regels, omdat maatschappelijke sectoren zelf aanvullende regels gaan opstellen. Er is echter ook regelgeving waarbij het wegvallen van overheidsregels niet zal leiden tot nadere regelgeving binnen die sectoren. We doelen dan op regels die dienen als bescherming tegen grote gevaren en van kwetsbare groepen. Als de overheid ‘beschermende’ regels afschaft, wordt er ‘in het veld’ geen vervangende regelgeving gemaakt en daalt het beschermingsniveau. Werkgevers kunnen door concurrentiedruk hun verantwoordelijkheid niet nemen zonder regels en toezicht door de overheid. Dat is al een onomstreden feit sinds het rekest van de Leidse wevers uit 186013. Of moderner gezegd: een sterke markt vereist een sterke overheid. Dat niet alle werkgevers hun verantwoordelijkheid voldoende nemen, was duidelijk zichtbaar bij de brand bij Chemie-Pack in januari 2011 en de vuurwerkramp in Enschede. Beide worden voor een groot deel toegeschreven aan nalatigheid van de bedrijven én van de overheid om de bestaande regels te handhaven. Ook de recente sluiting van chemisch bedrijf Odjfell in Rotterdam is hiervan een prangend voorbeeld. Beschermende regels blijven nodig om het beperkte aantal niet-verantwoordelijke werkgevers tot de orde te kunnen blijven roepen.
Strijd met Europese richtlijn Het afschaffen van beschermende regels zal leiden tot een verlaging van het beschermingsniveau. Het schrappen van de nationale kop is dan ook in strijd met de Europese regelgeving. Artikel 1 lid 3 van Kaderrichtlijn 98/391/ EG (inzake veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk) bepaalt dat implementatie van deze richtlijn geen afbreuk mag doen aan de bestaande of toekomstige nationale en communautaire bepalingen die gunstiger zijn voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers bij het werk. Het Nederlandse beschermingsniveau is nu hoger dan het Europese niveau: dat is onze ‘nationale kop’. Het streven van de staatssecretaris naar vermindering van regelgeving om het (lagere) Europese niveau te bereiken is dan ook duidelijk strijdig met de preambule en artikel 1 lid 3 van de Richtlijn 98/391/EG.
Conclusies Afschaffing van ‘beschermende regels’ leidt tot minder bescherming. Dit is een ongewenste ontwikkeling. Het streven naar het Europese niveau van regelgeving betekent vermindering van het bestaande beschermingsniveau en is daarmee in strijd met Richtlijn 98/391/EG.
Standpunten NVVK > Schaf geen beschermende regels af, maar kijk juist hoe het beter kan > De nationale kop op het beleid moet blijven
13 Zie: I.J. Brugmans, De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw (1813-1870), Den Haag 1929.
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 19 ]
Aanvullende regels voor meer eigen verantwoordelijkheid werkenden De NVVK steunt het uitgangspunt dat werkenden zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid moeten hebben, krijgen en kunnen nemen. Regelgeving die dat stimuleert, ondersteunen wij. Maar wij zien een eventueel gebrek aan verantwoordelijkheid (en aan regelgeving om die waar te maken) niet als grootste knelpunt in de huidige regelgeving. Momenteel oordeelt de rechter in het kader van de zorgverplichting van art. 7:658 BW met name over de taakverdeling tussen werknemer en werkgever. Hij concludeert daarbij vaak dat de werkgever in gebreke is gebleven. Dat is geen falen van de Arbowet, maar het gevolg van het oordeel van de rechter over de machtsverhoudingen en mogelijkheden binnen een bedrijf. Daarmee wordt de werkgever geacht het voortouw te nemen bij het scheppen van verantwoorde arbeidsomstandigheden. Daaraan kan nog veel worden verbeterd. Daarvan getuigen de uitgebreide jurisprudentie en de vele boetes van de Arbeidsinspectie (Inspectie SZW) in verband met de tekorten in de verplichte Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (ri&e), het verstrekken van de juiste middelen, het geven van de nodige voorlichting en het organiseren van het noodzakelijke toezicht. Pas recentelijk bleek de minister van SZW na grote druk bereid om in de wet op te nemen dat alle werknemers die daarom vragen, de ri&e van hun bedrijf moeten krijgen. Een dergelijke bepaling is in het licht van een grotere verantwoordelijkheid van de werknemers zonder meer een goede zaak, om niet te zeggen: een noodzaak.
Regels voor meer eigen verantwoordelijkheid werkgevers Wij willen nog opmerken dat de Arbowet van 1980 bepaalde dat veiligheidsbeleid onderdeel moet zijn van het ondernemingsbeleid. Deze bepaling komt niet voor in de huidige wet. Wij zien meer in het terughalen en handhaafbaar maken van deze verplichting voor werkgevers, dan in het uitwerken van verantwoordelijkheden van werknemers. Verder constateren wij dat de staatssecretaris de betrokken wettelijke kaders selectief aanhaalt. Hij vermeldt alleen artikel 7:611 BW en vergeet het in de jurisprudentie op dit gebied veel belangrijker artikel 7:658 BW. Daarnaast wordt niet gemeld dat artikel 7:611 gaat over goed werknemerschap én over goed werkgeverschap! De invulling van de al meer dan 20 jaar bestaande wettelijke verplichtingen uit de Arbowetgeving moet voor alle werkgevers normaal worden. Van de werknemers mag worden verwacht, dat zij zich beter aan de gestelde regels houden en waar nodig hun eigen verantwoordelijkheid nemen.
Standpunt NVVK > Neem de bepaling dat veiligheidsbeleid onderdeel moet zijn van het ondernemingsbeleid, weer op in de Arbowet
Meer creativiteit met aanvullende regels: Hierboven hebben wij al gewezen op suggesties die eerder zijn gedaan in het rapport ‘Onderzoek naar zelf regulering’. Ook zijn andere mogelijkheden genoemd, zoals financiële prikkels en een ketengarantiestelsel. Het gaat dan om mogelijkheden die aansluiten bij ontwikkelingen in de markt. We constateren dat met deze suggesties niets wordt gedaan. De staatssecretaris legt kennelijk geen verband tussen het beleid en de geschetste ontwikkelingen. Zelfs voor de overheid als werkgever worden geen maatregelen aangekondigd. Een eenvoudig voorbeeld zou zijn: ‘Voortaan werkt de overheid alleen met Arbo-gecertificeerde bedrijven’. Met deze omissie krijgt de brief van de staatssecretaris een defensief en ouderwets karakter.
Conclusie Er zijn voldoende manieren om zelfregulering veel beter van de grond te krijgen dan nu het geval is. Ook zijn er veel betere methoden dan die de staatssecretaris voorstelt.
Standpunt NVVK > Onderzoek en stimuleer verdere ontwikkelingen die kunnen leiden tot een betere vorm van zelfregulering. Geef als overheid het goede voorbeeld.
[ 20 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
5.3 Regels over grenswaarden en risicobeoordeling Het vaststellen van grenswaarden en de risicobeoordeling daarvan behoren ons inziens primair tot het taakgebied van de overheid. Het betreft hier immers bij uitstek ‘beschermende’ regelgeving. En die kan en mag niet worden overgelaten aan de private partijen. De overheid moet daarin het voortouw nemen: dat is haar taak als overheid! Daarbij kan uiteraard inbreng van private partijen van belang zijn, maar de overheid moet de uiteindelijke norm zelf vaststellen – en later bewaken. Deelrapport 5 van de evaluatie geeft aan dat het in gang gezette beleid om grenswaarden vast te stellen voor arbeidsrisico’s die niet ‘stoffen-gerelateerd’ zijn, is mislukt. Dit komt vooral door het in gebreke blijven van de overheid bij het invullen van haar regulerende taak.
Standpunt NVVK Voor de toekomst houdt dit ons inziens in, dat de overheid deze regulerende taak (weer) moet gaan vervullen. Dat gaat dus in onze opinie verder dan het alleen ondersteunen van een kennisnetwerk.
> Leg heldere normen en grenswaarden vast in de Arbowetgeving: dit kan en mag niet worden overgelaten aan de marktpartijen!
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 21 ]
5.4 Regels voor arbodienstverlening De NVVK onderschrijft de observatie van de staatssecretaris dat de preventietaak op het gebied van arbeidsongevallen en ziekteverzuim in de bedrijven beter kan. Wij willen daarbij aantekenen dat deze preventietaak in de oude Arbowet redelijk goed beschreven was, door de verplichte aanwezigheid in de Arbodienst van drie preventiedeskundigen (veiligheidskundige, arbeidshygiënist en a&o-deskundige). Tegen de tijd dat deze preventiedeskundigen hun weg begonnen te vinden in de Arbodienstomgeving, is deze verplichting echter al weer afgeschaft en aan de marktwerking overgelaten. Dat heeft vooral geleid tot ontslag van veel hooggekwalificeerde arbo-deskundigen die daarna als zelfstandigen zijn verdergegaan. De inbedding en de continuïteit van het arbo-veiligheidsdenken binnen de bedrijven is daardoor verzwakt. De invoering van de zogeheten preventiemedewerkers heeft die verzwakking niet tegen kunnen gaan. Het systeem van de preventiemedewerker laat te wensen over. Naar schatting heeft slechts 30 tot 50% van de bedrijven de wettelijk verplichte preventiemedewerker aangesteld. Dit percentage vertoont bovendien de laatste jaren een dalende lijn. Eén van de problemen op dit gebied is ook dat momenteel het opleidings- en kennisniveau van die preventiemedewerker – anders dan in bijvoorbeeld België – wettelijk niet is omschreven. De NVVK betreurt dit, omdat ook in Nederland niet alleen op het hoogste (wettelijk vereiste) niveau veiligheidskundigen opereren. Naast het wettelijk voorgeschreven niveau van de Hoger Veiligheidskundige heeft Nederland diverse zeer goede opleidingen voor Middelbaar Veiligheidskundige. De jaarlijks vele honderden afgestudeerden van deze opleiding zijn in de praktijk gewaardeerde partners die hun sporen als adviseurs in de praktijk al jaren verdienen. Bovendien volgt de staatssecretaris de Europese Richtlijn niet: deze verwijst wel degelijk naar een opleidingseis (zie art. 7, lid 5 juncto 8, Richtlijn 98/291/EEG). Tot nu toe werd die afwijking gemotiveerd met de stelling dat we in Nederland een beter systeem hebben. Naar wij begrijpen, vindt ook de staatssecretaris dat het huidige systeem niet functioneert. Daarmee is afwijking van de Europese regels niet langer verantwoord.
Conclusie 1 De preventietaak op het gebied van arbeidsongevallen en ziekteverzuim in de bedrijven kan beter. Door ook de Middelbaar Veiligheidskundige onder het wettelijke regime te brengen, kan een belangrijk deel van de lacune in het opleidingsniveau van de preventiemedewerker worden opgevuld, zonder dat dit extra kosten met zich meebrengt.
Standpunt NVVK > Breng ook de Middelbaar Veiligheidskundigen onder het wettelijk regime.
Conclusie 2 De NVVK deelt de zorgen van de staatssecretaris over de onafhankelijkheid en toegankelijkheid van de bedrijfsarts. Ook hier heeft de marktwerking tot onwenselijke uitwassen geleid bij de verzuimreductie: deze is wel goedkoper geworden, maar zeker niet beter. Wij sluiten ons voor de oplossing aan bij de standpunten van de vakbonden op dit gebied.
Standpunt NVVK > Heroverweeg de positie van de bedrijfsarts bij de arbodienstverlening. Maak deze minder afhankelijk van de opdrachtgever of werkgever.
[ 22 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
5.5 Regels in de arbocatalogi Uit de adviesaanvraag maken wij op dat de staatssecretaris streeft naar een verder terugtrekken van de overheid. Hij wil nog meer aan private partijen overlaten, met name via het instrument van de arbocatalogi. De detail-regels zouden voor het grootste deel daarin moeten worden opgenomen. De NVVK wil hierover het volgende opmerken: - Bij de afsluiting van het project ‘Begeleiding Arbocatalogi’ in 2011 waren er 142 sectoren met een catalogus. Belangrijk minder dan de oorspronkelijke verwachtingen in 2007. Toen werd ingezet op zo’n 250 catalogi. - Ook het aantal onderwerpen per catalogus geeft een zorgwekkend beeld. Op enkele gunstige uitzonderingen na bestaat een catalogus uit 4 tot 7 onderwerpen. Het lijkt ons sterk dat daarmee alle risico’s van een complete sector zouden zijn beschreven! - Er bestaat geen wettelijke verankering of verplichting tot het opstellen van een catalogus. En in gevallen waarin er wel catalogi zijn, treedt vaak overlap op. Zo zijn er bij onderhoudsbedrijven onduidelijkheden over welke catalogus moet worden gevolgd: die van de ‘eigen’ bedrijfstak of die van het bedrijf waar men werkzaamheden uitvoert. Dit probleem is al in een vroeg stadium aangekaart, maar daar is vrijwel niets mee gedaan!
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 23 ]
- Ook de kennis over de inhoud van de catalogus bij de werknemers – om wie het toch vooral te doen was! – blijkt gering. Daarnaast is slechts 57% van de bedrijven bij een branche aangesloten: 43% valt dus sowieso niet onder een arbocatalogus. Tot slot kan worden opgemerkt, dat de gehele regeling – opgenomen in de Verzamelbeleidsregel Arbocatalogi – zeer onoverzichtelijk is. Betwijfeld kan worden of de gebruikers c.q. de toezichthouders er in de praktijk mee uit de voeten kunnen. Met als mogelijk gevolg: een wezenlijke verslechtering van de arbeidsomstandigheden van de werknemer, in plaats van de beoogde verbetering!
Conclusie Als wordt vastgehouden aan het instrument van de arbocatalogus, zijn van overheidswege extra impulsen nodig voor het aanpassen, verbeteren en up-to-date houden van de reeds bestaande catalogi. De branches zonder catalogi zullen ook moeten worden geprikkeld om hun leven te beteren.
Standpunt NVVK > Verbeter de samenloop van verschillende catalogi
Ondersteunende cijfers: de ri&e Nu, ruim 20 jaar na de invoering van de verplichting voor het opstellen van een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (ri&e), laat de situatie met name in het MKB nog zeer te wensen over. Uit ‘Arbo in bedrijf 2011’ blijkt dat in 2010 zo’n 45% van de bedrijven beschikte over een ri&e. Daarvan had slechts 31% een getoetste ri&e. Cijfers die ronduit beschamend genoemd mogen worden! Deze cijfers worden vooral negatief beïnvloed doordat de kleinere bedrijven, ondanks vele positieve impulsen, sterk achterblijven in het voldoen aan deze verplichting. Extra zorgelijk is de opmerking uit het rapport dat de periode 2006-2010 een daling liet zien van 50% in 2006 naar 45% in 2010. Die daling geldt ook voor bedrijven met een getoetste ri&e.
Conclusie Er moet een eind worden gemaakt aan het ontbreken van de ri&e in kleine bedrijven. Zeker omdat juist een grote meerderheid van de werknemers in Nederland bij kleine bedrijven werkt.
Standpunt NVVK > Stimuleer met kracht dat ook kleine bedrijven voldoen aan de ri&e-verplichting
5.6 Regels uit civielrecht: het schadeverhaal De staatssecretaris constateert in zijn adviesaanvraag terecht, dat het verhalen van de schade in de Nederlandse rechtspraktijk niet gebruikelijk is. Anders gezegd: van Amerikaanse toestanden is nog geen sprake. Gelukkig of niet, het blijft merkwaardig, dat de staatssecretaris hier een taak ziet voor de private partijen. Partijen waarvan de een zal moeten opdraaien voor de schade van de ander. Het lijkt ons dat een regeling juist niet in grote mate aan deze partijen kan worden overgelaten.
Wetsvoorstel Extra Garantieregeling Beroepsrisico Wij adviseren in dit verband opnieuw te kijken naar het destijds gesneuvelde Wetsvoorstel Extra Garantieregeling Beroepsrisico. Terugkeer naar een ‘risque professionel’ zou in dit verband zeker het overwegen waard zijn. Zoals in deelrapport 4 staat opgemerkt, is het in Europa nogal uitzonderlijk om geen risque professionel te hanteren. Het is ook niet reëel om werkgevers te belasten met niet-werkgerelateerde ziektes. Maar het kan wel een rem zijn om personeel aan te nemen, en dus een rem op de flexibiliteit van de arbeidsmarkt.
Standpunt NVVK > Voer een wettelijk systeem van een risque professionel in
[ 24 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
5B. Het instrument Informatievoorziening en -uitwisseling NVVK steunt het flankerend beleid uit het voorstel van de staatssecretaris, zoals het betrekken van meer partijen bij het ontwikkelen van beleid en kennisactiviteiten. NVVK stelt haar uitgebreide en diepgaande theoretische en praktische kennis van dit vakgebied ter beschikking om bij de invulling hiervan te assisteren. We oordelen ook positief over de internet-voorlichting in het Arboportaal, de kennisdossiers en de arbo-branchebrochures (in het kader van het Nieuwe Inspecteren) die het ministerie de afgelopen jaren heeft geïnitieerd.
Conclusie De NVVK is als partner betrokken (geweest) bij het ontwikkelen van kennisactiviteiten. Zij wil daar in de toekomst graag mee doorgaan en mede betrokken worden bij de beleidsontwikkeling.
Standpunt NVVK > Maak bij beleidsontwikkeling gebruik van de brede kennis van de NVVK
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
[ 25 ]
5C. Het instrument Toezicht en handhaving In deze paragraaf zien we vooral de echte motivering van de staatssecretaris om te kiezen voor een zich nog meer terugtrekkende overheid. Het actieve toezicht wordt steeds weer verminderd, zonder dat cijfers ondersteunen of dit mogelijk of zinvol is! Dit heeft weinig te maken met de dagelijkse realiteit van de arbeidsomstandigheden, maar alles met de wens om te bezuinigen.
Evenveel inspecteurs als een ontwikkelingsland Momenteel zijn er al veel te weinig inspecteurs voor arbeidsomstandigheden: slechts zo’n 200. De ILO stelt als norm 1 toezichthouder op 10.000 werknemers. Nederland heeft bij zo’n 620.000 bedrijven ca. 7,2 miljoen werkenden. Dat betekent dus dat er 1 toezichthouder is per 36.000 werknemers. Volgens de ILO is dat de norm van een ontwikkelingsland! Hiertegen wordt wel aangevoerd dat de inspectie veel meer medewerkers heeft, zeker nu onlangs drie diensten zijn samengevoegd tot de Inspectie SZW. Maar dat gaat voorbij aan het gegeven dat elke toezichthouder in deze Inspectiedienst primair zijn eigen specifieke deskundigheid bezit en vooral op dit specifieke terrein ook zal worden ingezet. De NVVK vreest dat het aantal arbo-inspecteurs in de praktijk nog verder zal verminderen, door de samenvoeging van de diensten en de algemene vermindering van het aantal ambtenaren wegens de bezuinigingen.
Gevolgen bezuinigingen zeer negatief voor arbeidsomstandigheden Voor de komende jaren noemt de staatssecretaris immers een besparing bij het ministerie van SZW die voor arbo oplopen naar 5,2 miljoen euro per jaar. Dat gebeurt onder meer door: - selectiever onderzoek van klachten (wij vrezen dat daarmee sommige klagers genegeerd zullen worden!); - selectiever onderzoek naar ongevallen (niet meer alle ongevallen zullen worden onderzocht); - selectievere inspecties, wat inhoudt dat sommige sectoren nooit bezocht zullen worden. Nu is de controle-frequentie voor een grote groep, vooral kleine bedrijven, hooguit eens per 30 jaar! En bedrijven die OHSAS 18001-gecertificeerd zijn, worden helemaal niet meer geïnspecteerd. Ook wordt overwogen te stoppen met de ARIE-inspecties. We hebben hiervoor al opgemerkt, dat dit niet strookt met de actuele stand van zaken. De situatie bij het Rotterdamse Odfjell is daar een recent voorbeeld van!
Standpunten NVVK > Breid van het aantal inspecteurs voor het taakveld Arbeidsomstandigheden bij de Inspectie SZW uit > Maak boetes voor overtredingen afschrikwekkender en dus fors hoger dan nu > Herzie de extreme korting op boetes voor kleine bedrijven
Tot slot: zorg, maar ook hoop! De NVVK maakt zich gezien de geschetste beleidsvoornemens ernstig zorgen over de ontwikkeling van de arbeidsomstandigheden en zeker van de bedrijfsveiligheid in ons land. In deze reactie geven wij, vanuit onze directe betrokkenheid met de dagelijkse praktijk van veiligheid op de werkvloer, op enkele punten alternatieven aan of wijzen wij op knelpunten. Wij hopen dat wij gehoor krijgen voor onze standpunten. Wij staan te allen tijde klaar om met onze kennis te helpen bij het onderhouden en versterken van gezonde en veilige arbeidsomstandigheden, ten behoeve van een goed stelsel voor gezond en veilig werken. Voor alle werkenden in Nederland.
[ 26 ]
Reactie NVVK op adviesaanvraag staatssecretaris De Krom (Visie op het stelsel voor gezond en veilig werken, 20 april 2012, ref. G&VW/VW/2012/5475)
www.veiligheidskunde.n