Rapportage Behoeftenonderzoek Taalontwikkeling Ouderbetrokkenheid en Participatie
Amsterdam ITTA 2013
Rapportage Behoeftenonderzoek Taalontwikkeling Ouderbetrokkenheid en Participatie
Amsterdam, december 2013 Expertisecentrum Taalontwikkeling Ouderbetrokkenheid en Participatie ITTA , drs. Jacqueline de Maa en drs. Yolande Timman
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
2
Voorwoord Dit behoefteonderzoek werd uitgevoerd in het kader van het Expertisecentrum Taal, Ouderbetrokkenheid en Participatie (TOP). Het ITTA verzorgt dit Expertisecentrum in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Integratie en Samenleving. In het onderzoek zijn de behoeften van ouders, scholen en schoolbesturen en gemeenteambtenaren met betrekking tot Taal en Ouderbetrokkenheid in kaart gebracht. Alle mensen die tijd hebben gemaakt om met ons te spreken en/of een vragenlijst in te vullen, willen wij van harte bedanken voor hun bereidwilligheid en openheid. Wat tijdens de interviews met de ouders opviel was hun enorme betrokkenheid. Zij praatten graag over hun wensen en behoeften en gaven ook blijk van een grote leergierigheid. Ook zetten zij zich vol enthousiasme aan het invullen van de individuele vragenlijst wat voor een aanzienlijk aantal ouders een moeilijke taaltaak was. Voor het bereiken van de ouders en het begeleiden van ouders bij het invullen van de vragenlijsten, zijn wij veel dank verschuldigd aan de docenten en coördinatoren van scholen en de medewerkers van Radio Dalmar. Met name het vinden van ouders die geen gebruik maken van het bestaande aanbod Taal en Ouderbetrokkenheid, was door hun inzet mogelijk. De eerste resultaten van het onderzoek zijn in de zomer van 2013 voorgelegd aan een panel van experts. Wij hadden baat bij hun beschouwingen, kritische opmerkingen en suggesties. Het panel bestond uit Anne Bos (BOS Advies), Christine Clement, Khadija El Hamdaoui en Sanne Elbrink (Stichting Lezen en Schrijven), Annette Diender (Beter Presteren), Paula Gouw (OCW), Folkert Kuiken (UvA), Sylvia van Luijk (Gemeente Rotterdam, Ron Oostdam (UvA / HvA), Ans Roest (Gemeente Amsterdam) en Charlotte Servatius (Stichting Schrijf Pedagogische Hulp). Als laatste gaat onze dank uit naar Ilse Stroeve en Elwine Halewijn voor hun bijdrage aan het onderzoek en de rapportage. Ilse voor haar hulp bij de afname en het verwerken van interviews en Elwine voor haar continue steun, kritische blik en zinnige commentaren. Amsterdam, 23 december 2013 Jacqueline de Maa
[email protected] Yolande Timman
[email protected]
Bent u geïnteresseerd in het Expertisecentrum TOP? Kijk op www.expertisecentrumtop.nl.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
3
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
8
1.1 Achtergrond en doelstelling onderzoek
8
1.2 Opbouw rapport
9
2.
Opzet onderzoek
10
2.1 Onderzoeksvragen
10
2.2 Gegevensverzameling
10
2.2.1 Werkwijze anderstalige ouders in cursus
10
2.2.2 Werkwijze anderstalige ouders niet in cursus
11
2.2.3 Werkwijze Nederlandstalige ouders in cursus
11
2.2.4 Werkwijze scholen / schoolbesturen
12
2.2.5 Werkwijze gemeenteambtenaren
12
2.3 Respondenten
3.
12
2.3.1 Respondenten anderstalige ouders in cursus
12
2.3.2 Respondenten anderstalige ouders niet in cursus
13
2.3.3 Respondenten Nederlandstalige ouders in cursus
13
2.3.4 Respondenten scholen / schoolbesturen
13
2.3.5 Respondenten gemeenteambtenaren
14
Resultaten ouders
15
3.1 Inleiding
15
3.2 Resultaten anderstalige ouders die deelnemen aan een cursus TOP
15
3.2.1 Verantwoordelijkheid voor het leren
15
3.2.2 Verantwoordelijkheid voor de opvoeding
15
3.2.3 Vaardigheden: het Nederlands
16
3.2.4 Mondelinge communicatie
16
3.2.5 Schriftelijke communicatie
17
3.2.6 Kennis over het onderwijs, de schoolvakken en de aanpak van school
18
3.2.7 Contact tussen school en ouders
19
3.2.8 Activiteiten op school
20
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
4
3.2.9 Thuisactiviteiten
21
3.2.10 22
Belemmeringen om thuis te helpen
3.2.11 23
Wensen met betrekking tot de TOP-cursus
3.2.12 25
Samenvatting
3.3 Anderstalige ouders die niet deelnemen aan een TOP-cursus: respondenten Dalmar 3.3.1 Cursusbehoefte
26
3.3.2 Verantwoordelijkheid voor het leren
26
3.3.3 Kennis
26
3.3.4 Vaardigheden
27
3.3.5 Taalbegrip leerkrachtgesprek
27
3.3.6 Activiteiten thuis
27
3.3.7 Activiteiten op school
27
3.3.8 Contact met school
28
3.3.9 De gewenste TOP-cursus
28
3.3.10 29 3.4 Nederlandstalige ouders die niet deelnemen aan TOP-cursus
4.
26
Samenvatting 30
3.4.1 Cursusbehoefte
30
3.4.2 Activiteiten thuis
30
3.4.3 Activiteiten op de peuterspeelzaal of school
30
3.4.4 Contact met school
30
3.4.5 Gewenste Topcursus
30
3.4.6 Samenvatting
31
Resultaten scholen en schoolbesturen
4.1 Uitkomsten Primair onderwijs
32 32
4.1.1 De visie op de verantwoordelijkheid
32
4.1.2 De belangrijkste doelstelling van TOP-activiteiten
32
4.1.3 De taalvaardigheid van ouders en de taalkeuze
33
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
5
4.1.4 De communicatie ouders - school
34
4.1.5 Didactisch partnerschap
35
4.1.6 Pedagogisch partnerschap
35
4.1.7 Participatie
36
4.1.8 Kennis en vaardigheden
36
4.1.9 Taalgebruik in de school
36
4.1.10 37
TOP-cursussen
4.1.11 38
De schoolpopulatie
4.2 Voortgezet onderwijs
38
4.3 Samenvatting scholen en schoolbesturen
39
5.
41
Resultaten gemeentelijk beleidsambtenaren
5.1 Uitkomsten Gemeentelijk beleidsambtenaren
41
5.2 Doelstelling en inhoud
41
5.3 Docent oudercursus
41
5.4 TOP-activiteiten en -beleid
41
5.5 Verwachtingen van gemeenten
42
5.6 Knelpunten bij het versterken van de taalvaardigheid van de ouders
43
5.7 Educatief thuisklimaat
44
5.8 Samenvatting gemeenteambtenaren
47
6.
Samenvatting en conclusies
49
6.1 Respondenten en representativiteit
49
6.2 Welke visie hebben ouders op de rolverdeling tussen ouders en school?
49
6.2.1 Samenvatting
49
6.2.2 Conclusie
50
6.3 Welke behoeften hebben ouders op het gebied van kennis en taalvaardigheid om hun rol als partner van de school te kunnen vervullen? 51 6.3.1 Samenvatting
51
6.3.2 Conclusie
51
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
6
6.4 Wat zijn de wensen van de ouders met betrekking tot een cursus TOP?
52
6.4.1 Samenvatting
52
6.4.2 Conclusie
53
6.5 Welke visie heeft de school op de rolverdeling tussen ouders en school?
53
6.5.1 Samenvatting
53
6.5.2 Conclusie
53
6.6 Welke behoefte hebben scholen met betrekking tot de taalvaardigheid, de betrokkenheid en de participatie van de ouders?
54
6.6.1 Samenvatting
54
6.6.2 Conclusie
54
6.7 Wat is de visie, de doelstelling en het beleid van gemeentelijke beleidsmedewerkers met betrekking tot TOP? 54 6.7.1 Samenvatting
54
6.7.2 Conclusie
55
6.8 Wat zijn de overeenkomsten en wat de verschillen in visie en behoeften tussen ouders, scholen/schoolbesturen en gemeenten?
55
7.
58
Discussie en aanbevelingen voor de praktijk
7.1 Rolverdeling ouders en school
58
7.2 Educatief thuismilieu
58
7.3 De inhoud van de TOP-activiteiten
59
7.4 Informatie vanuit school
59
7.5 Eigen taal
60
7.6 Subsidiëring
61
7.7 Huiswerk
61
7.8 Participatie en ouderbetrokkenheid
62
7.9 Afstemming op de behoeften van ouders en school
62
Literatuur
64
Bijlage 1 Interviewleidraad Anderstalige ouders
65
Bijlage 2 Vragenlijst Anderstalige ouders
66
Bijlage 3 Vragenlijst ouders Dalmar
69
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
7
Bijlage 4. Leidraad Nederlandstalige ouders
74
Bijlage 5 Vragenlijst Nederlandstalige ouders
75
Bijlage 6 Vragenlijst scholen / schoolbesturen
79
Bijlage 7 Vragenlijst beleidsambtenaren / gemeenten
87
1. Inleiding 1.1
Achtergrond en doelstelling onderzoek
Ouderbetrokkenheid heeft momenteel de aandacht van politiek en beleid. Hierbij richt men zich veelal op opvoeding, ondersteuning van het kind thuis en betrokkenheid van de ouders bij school. Niet alle ouders zijn zijn zonder hulp in staat om deze ondersteuning te bieden. Wanneer de ouders laaggeletterd en/of laagtaalvaardig zijn, is het in veel gevallen niet mogelijk van hen te vragen hun kind ondersteuning te bieden op educatief gebied. Om hiertoe in staat te zijn hebben de ouders zelf ook training nodig onder andere op het gebied van taalvaardigheid. Dat vergt een bredere verbinding tussen de taalontwikkeling van het kind, de taalontwikkeling van de ouders, ouderbetrokkenheid thuis en op school en de (taal)leerpraktijk van het kind. De taalontwikkeling van de ouders is een essentiële schakel in het geheel. Daarnaast is taalontwikkeling van de ouders ook cruciaal voor de eigen empowerment en de participatie in de samenleving. Tot slot kunnen we stellen dat het actief zijn van ouders op school, in de buurt, in (vrijwilligers)werk een gunstig effect kan hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van de kinderen. Het Expertisecentrum Taalontwikkeling Ouderbetrokkenheid en Participatie (TOP) 1 is juist gericht op de relatie tussen taalontwikkeling en ouderbetrokkenheid die in de aandacht rond ouderbetrokkenheid minder aan bod komt. In dit kader staat het onderhavige onderzoek. Hoe de taalontwikkeling van kinderen verloopt, hangt direct samen met de kwaliteit van het educatieve thuismilieu. Een kind van hoogopgeleide ouders krijgt in het algemeen van jongs af aan veel prikkels, in het Nederlands of in de eigen taal, om zelf te gaan lezen en zijn taal verder te ontwikkelen. Thuis zijn er volop boeken, wordt er voorgelezen, is er veelal een beleid voor tv-kijken en wordt er over nieuws en televisieprogramma’s gesproken. De alledaagse interactie is stimulerend en verdiepend. Daarbij weten hoogopgeleide ouders de weg in de school en sluit hun interactiegedrag aan op hoe in het onderwijs wordt gecommuniceerd met de kinderen. Bij laaggeletterde ouders is het interactiepatroon over het algemeen meer concreet en beschrijvend. Er wordt minder gedaan aan voorlezen, educatieve spelletjes, zingen en rijmen. Als kinderen ouder zijn, worden ze minder geholpen met huiswerk. Ook sluit het taalgebruik minder aan op dat van de school. Met andere woorden, er gaapt een enorme kloof tussen school- en thuismilieu. Om taalachterstanden echt aan te pakken, is het belangrijk een verbinding leggen tussen het onderwijs, de activiteiten thuis en de (taal)ontwikkeling van ouders. De vraag is nu hoe je de (taal)ontwikkeling van ouders het beste zo kunt stimuleren dat zij hun kinderen kunnen steunen op educatief gebied. Er is veel bekend over wat gunstig is voor de ontwikkeling van kinderen: steunen, sturen, het hebben van hoge maar reële verwachtingen en het bieden van een rijke 1
Het Expertisecentrum TOP wordt door het ITTA uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zie www.expertisecentrumtop.nl Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
8
leef- en leeromgeving voor informeel leren. De dagelijkse gesprekken aan de keukentafel maken het verschil. Er is minder bekend over de vraag hoe laaggeletterde / laagtaalvaardige ouders zich deze ontwikkelende en stimulerende manieren van communicatie eigen kunnen maken en hoe daar in een TOP-cursus aan gewerkt kan worden. In een TOP-cursus kan een verbinding gelegd worden tussen de taalvaardigheid van de ouder, de taalvaardigheid van het kind en het educatief thuismilieu. Ouders verbeteren in een dergelijke cursus hun Nederlandse taalvaardigheid en daarbij leren ze hoe ze de (taal)ontwikkeling van hun kind kunnen stimuleren. Het programma staat dus niet alleen in dienst van de ontwikkeling van het kind, maar richt zich ook op de ontwikkeling van de ouder. De inhoud van de cursus hangt af van de doelgroep van de betreffende cursus en van de behoeften van de deelnemers. Er is weinig bekend over wat ouders hier zelf voor ideeën over hebben. Wat zijn de denkbeelden, vragen en wensen met betrekking tot TOP-cursussen van de ouders zelf? Het is van groot belang meer inzicht te krijgen in de leerbehoeften van de ouders. Uit onderzoek blijkt dat leerinhouden die aansluiten bij de behoeften en interesses van deelnemers effectiever zijn dan leerinhouden die dat niet doen (Vermeersch en Vandenbroucke, 2010). Daarom heeft het Expertisecentrum TOP een behoeftenonderzoek uitgevoerd onder laaggeletterde / laagtaalvaardige ouders van kinderen in vve en po. In het onderzoek hebben wij bovendien ook de wensen en behoeften geïnventariseerd van twee andere bij TOP betrokken partijen: scholen / schoolbesturen en gemeenteambtenaren. Als onderdeel van de inventarisatie van wensen en behoeften is ook antwoord gezocht op de vraag hoe de ouders, scholen en gemeenten de rolverdeling zien tussen ouders en school met betrekking tot het leren van de kinderen Op basis van alle informatie kan een adequaat beleid en een vruchtbare praktijk op het gebied van TOP gerealiseerd worden, dat: 1. Afgestemd is op de verwachtingen van de drie actoren (en de verwachtingen afgestemd kunnen worden op de werkelijkheid); 2. Motiverend is voor ouders en dat hen ondersteunt bij de ontwikkeling van hun kennis Tevens kan dat beleid aansluiten op de verwachtingen van de andere actoren.
1.2
Opbouw rapport
In hoofdstuk 2 wordt de opzet van het onderzoek geschetst, daarna wordt in hoofdstuk 3 de resultaten van de ouders weergegeven, eerst van anderstalige ouders die al aan een cursus deelnemen, vervolgens van ouders die niet aan een cursus deelnemen en van Nederlandstalige ouders. Daarna worden in hoofdstuk 4 en 5 de resultaten van de enquêtes onder de scholen / schoolbesturen en van de gemeenteambtenaren weergegeven. Vervolgens worden in hoofdstuk 6 de antwoorden van de drie partijen samengenomen en met elkaar vergeleken. Tot slot worden in hoofdstuk 7 de implicaties van het onderzoek voor het beleid en de praktijk op het gebied van TOP geformuleerd.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
9
2. Opzet onderzoek 2.1
Onderzoeksvragen
1. Welke visie hebben ouders op de rolverdeling tussen ouders en school? 2. Welke behoeften hebben ouders op het gebied van kennis en taalvaardigheid om hun rol als partner van de school te kunnen vervullen? 3. Wat zijn de wensen van de ouders met betrekking tot een cursus TOP? 4. Welke visie heeft de school op de rolverdeling tussen ouders en school? 5. Welke behoefte hebben scholen met betrekking tot de taalvaardigheid, de betrokkenheid en de participatie van de ouders? 6. Wat is de visie, de doelstelling en het beleid van gemeentelijke beleidsmedewerkers met betrekking tot TOP? 7. Wat zijn de overeenkomsten en wat de verschillen in visie en behoeften tussen ouders, scholen/schoolbesturen en gemeenten?
2.2
Gegevensverzameling
Er is via verschillende stromen informatie verzameld om de onderzoeksvragen te beantwoorden: 1. groeps- en individuele interviews met ouders, 2. enquête onder scholen en schoolbesturen door middel van een digitale vragenlijst, eventueel aangevuld met informatie via een kort telefonisch interview, 3. enquête onder beleidsmedewerkers van de lokale overheid door middel van een digitale vragenlijst, eventueel gevolgd door een kort telefonisch interview, 4. expertraadpleging na tussenrapportage. Hoewel er bij de gegevensverzameling is uitgegaan van beide ouders, zijn in de praktijk vooral moeders bereikt. Bij de anderstalige ouders zijn enkele vaders geïnterviewd. Bij de Nederlandstalige ouders zat één vader. Bij de ouders die via radio Dalmar zijn geïnterviewd is niet bekend of het vaders of moeders zijn. Hieronder wordt per subgroep aangegeven hoe de informatieverzameling is aangepakt. 2.2.1 Werkwijze anderstalige ouders in cursus Om de behoeften en wensen van ouders op het gebied van TOP in kaart te brengen, zijn er verschillende groepen ouders bevraagd. De grootste groep van de respondenten bestaat uit anderstalige ouders die deelnemen aan een cursus TOP. Aanvullend zijn ook anderstalige ouders die niet aan een TOP-cursus deelnemen, bevraagd. Aan negentien personen uit de doelgroep is door Radio Dalmar een vragenlijst voorgelegd. Deze lijst bevatte een combinatie van vragen voor het groepsinterview en de individuele vragenlijst. De lijst werd vertaald door een medewerker van Radio Dalmar. Tot slot is er ook een aantal laagopgeleide Nederlandse ouders geïnterviewd. Bij het benaderen van de ouders is om praktische redenen aangesloten bij bestaande oudercursussen. Hierbij is rekening gehouden met een divers aanbod. De ouders die zijn geïnterviewd werkten met verschillende programma’s. Deze keuze heeft tot gevolg dat er geen evenredige vertegenwoordiging van de verschillende doelgroepen en achtergronden is. Er is weliswaar een grote diversiteit in land van herRapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
10
komst van de deelnemers, maar er is geen samenhang met de hoeveelheid mensen met een bepaalde achtergrond woonachtig in Nederland. De ouders werden bezocht tijdens de TOP-cursus. Hen werd eerst een groepsinterview afgenomen met behulp van een leidraad (bijlage 1). Hierna vonden individuele interviews plaats met behulp van een vragenlijst die de ouders individueel konden invullen (bijlage 2). Bij alle groepsinterviews was de docent aanwezig, eenmaal was er tevens een onderwijsassistent aanwezig. De docenten hielpen soms bij het afnemen van het groepsinterview en in de meeste gevallen met het invullen van de individuele vragenlijst Dit laatste is namelijk een taak die een bepaalde mate van lees-, schrijf- en studievaardigheid vereist die veel anderstalige laaggeletterden nog niet hebben en/of hadden op het moment van afname. De groepsinterviews hadden als eerste doel het op gang brengen en voeren van een discussie. Daarbij dienden ze ook ter inhoudelijke voorbereiding van het invullen van de individuele vragenlijsten. In het groepsgesprek konden begrippen en woorden uit de vragenlijsten die begripsproblemen zouden kunnen opleveren, alvast verduidelijkt worden. In het groepsinterview is gevraagd naar de visie van ouders op de rolverdeling tussen ouders en school over leren en opvoeden, naar kennis en vaardigheden die ouders nodig hebben om hun rol als partner te kunnen vervullen, naar het contact met school en naar wensen met betrekking tot een TOP-cursus. Een deel van deze vragen is ook in de individuele vragenlijsten opgenomen. In deze lijsten werd ook bevraagd wat de ouders thuis en op school aan activiteiten op het gebied van TOP uitvoeren. Hieronder worden de uitkomsten beschreven. 2.2.2 Werkwijze anderstalige ouders niet in cursus Naast de groep anderstalige ouders die deelnamen aan een cursus TOP, en die als zodanig relatief eenvoudig te benaderen waren, is gezocht naar manieren om ook ouders te bevragen die niet aan een cursus deelnamen en daardoor ook moeilijker te bereiken zijn. Via de stichting Dalmar, een organisatie van en voor Somaliërs die onder andere taallessen met de radio en in de buurt verzorgt, is in Den Haag een groep ouders benaderd die niet aan een TOP-cursus deelnamen. Aan de mensen die bij Dalmar op het spreekuur komen, is een vragenlijst voorgelegd. Deze lijst is een combinatie van het groepsinterview en de individuele vragenlijst (zie bijlage 3). De lijst werd indien nodig vertaald door een medewerker van Radio Dalmar. Deze hielp desgewenst ook met het invullen van de lijst. Opgemerkt moet worden dat de aldus verkregen gegevens minder betrouwbaar zijn dan die verkregen zijn uit de combinatie van groepsinterview en de individuele vragenlijst waarmee in de oudercursussen is gewerkt. Bij deze werkwijze waren de ouders zeker een uur intensief met de materie bezig, er werd gediscussieerd, betekenissen werden uitgelegd, kennis werd geactiveerd. Door praktische beperkingen kon deze werkwijze bij Dalmar niet gevolgd worden. 2.2.3 Werkwijze Nederlandstalige ouders in cursus Het was moeilijker Nederlandstalige ouders deel te laten nemen aan het onderzoek dan anderstalige ouders. Nederlandstalige ouders, ook de laagtaalvaardige en/of laaggeletterde onder hen, nemen veelal niet deel aan een cursus of ander aanbod voor (taal- en) ouderbetrokkenheid. In eerste instantie leek er via een aantal scholen een ingang te zijn. Er zijn contacten geweest in Heerenveen, Zwolle, Kampen, Breda, Eindhoven en Arnhem. Tevens is geprobeerd om via de Stichting Lezen & Schrijven in contact te komen met scholen met laaggeletterde Nederlandstalige ouders. Vaak leken deze contacten veelbelovend, soms waren er al afspraken voor interviews gemaakt. De meeste gingen echter niet door. Via workshops waarin activiteiten tussen ouder en kind werden gestimuleerd, is het alsnog gelukt om een Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
11
aantal ouders te spreken in Eindhoven en Arnhem. Zie voor de interviewleidraad en de vragenlijst de bijlagen 4 en 5. 2.2.4 Werkwijze scholen / schoolbesturen Om de visie en behoeften van scholen en schoolbesturen op het gebied van Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie en/of ouderbetrokkenheid in kaart te brengen, is via de e-mail een digitale vragenlijst voorgelegd aan 25 scholen en dertien schoolbesturen. Zie voor de schriftelijke versie bijlage 6. De lijst van benaderde scholen is tweeledig samengesteld en bestaat uit enerzijds de scholen waar de oudergroepen zijn geïnterviewd en anderzijds een aantal scholen uit een eerdere steekproef met een hoog percentage gewichtenleerlingen. Daarnaast is ook geprobeerd vo-scholen in het onderzoek te betrekken. 2.2.5 Werkwijze gemeenteambtenaren Om de visie en behoeften van gemeenten op het gebied van Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie en/of ouderbetrokkenheid bij vve in kaart te brengen, is een digitale vragenlijst voorgelegd aan beleidsmedewerkers van de G37, de 37 grootste gemeenten. De schriftelijke versie vindt u in bijlage 7.
2.3
Respondenten
2.3.1 Respondenten anderstalige ouders in cursus Er zijn tien lesgroepen van ouders bij tien verschillende scholen bezocht. In totaal hebben 92 anderstalige ouders uit deze lesgroepen deelgenomen aan het onderzoek. De ouders zijn afkomstig uit in totaal 27 landen. Marokko is het sterkst vertegenwoordigd: 33 moeders (36 %) komen uit dit land, 8 ouders zijn afkomstig uit Turkije en eveneens 8 uit Nigeria, 6 uit Ghana. Andere herkomstlanden zijn onder andere: India, Bulgarije, Pakistan, Afghanistan. De meest genoemde moedertaal is het Berber (21%) gevolgd door het Arabisch (18%) en Turks (10%). Verder worden onder andere genoemd: Twi, Punjabi, Igbo, Engels, Spaans. Zoals in figuur 1 te zien is, heeft bijna een kwart van de ouders in het geheel geen onderwijs gevolgd. Daar staat tegenover dat 28% mbo, hbo of universiteit gedaan heeft. Verder zijn er ouders die alleen basisschool hebben en ouders die ook voorgezet onderwijs volgden (beide 20% ).
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
12
onderwijsachtergrond geen po vo (m)bo hbo/wo overig
Figuur 1. Onderwijsachtergrond van de ouders.
2.3.2 Respondenten anderstalige ouders niet in cursus Deze subgroep van de onderzoeksgroep ‘ouders’ bestaat uit negentien personen. Zeventien respondenten komen uit Somalië, één uit Jemen en één uit Turkije. Achttien van hen (95%) zijn tussen de vijf en tien jaar in Nederland. Van de respondenten geeft 89% aan geen opleiding gevolgd te hebben. Twaalf van hen hebben nooit een cursus TOP of NT2 gevolgd, zeven wel. 2.3.3 Respondenten Nederlandstalige ouders in cursus Elf Nederlandstalige ouders hebben de vragenlijst ingevuld. Deze ouders hebben kinderen op de peuterspeelzaal en/of in het primair onderwijs. Het aantal kinderen dat zij hebben, loopt uiteen van één tot en met zes. De respondenten geven op de vragenlijst als volgt hun eigen opleidingsachtergrond aan: • Een ouder geeft aan geen opleiding gevolgd te hebben. • Vier ouders melden expliciet een mbo-opleiding te hebben gevolgd (mbo-4, niet nader gespecificeerd, sociaal pedagogisch werk en uiterlijke verzorging). • Een ouder vermeldt een hbo-opleiding te hebben (lerarenopleiding geschiedenis) en verder vermeldt een ouder dat ze zich omschoolt in ICT. • Een ouder zegt ‘middelbare school’ te hebben. • Van drie anderen is wel duidelijk dat zij eveneens een opleiding hebben gevolgd, maar niet welke: twee ouders noemen ‘zorg en welzijn’ / ‘detailhandel’, waarbij het niet duidelijk is of deze vmbo of mbo is. Een vierde ouder zegt een opleiding gevolgd te hebben maar geeft niet aan welke. 2.3.4 Respondenten scholen / schoolbesturen Er zijn reacties van tien scholen voor primair onderwijs gekomen op de digitale vragenlijst. De scholen zijn gelegen in Amsterdam (Bijlmer en Amsterdam West), Eindhoven, Heerenveen, Heusden, Hoogenveen, Loon op Zand, Rotterdam, Utrecht, Waalwijk. De respondenten zijn leerkracht/specialist ouderparticipatie, directeur (tweemaal), IB’er/leerkracht, leerkracht/taalcoördinator, schoolcoördinator, bestuursadviseur en manager Onderwijs en kwaliteit. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
13
Er is één ingevulde vragenlijst uit het voortgezet onderwijs teruggekomen en een uitgebreide mail van een andere vo-school. De laatste school heeft de vragenlijst niet ingevuld omdat beleid dat er eerder wel was, is stilgelegd toen de subsidie werd stopgezet. 2.3.5 Respondenten gemeenteambtenaren Twaalf personen, uit tien verschillende gemeenten hebben deze vragenlijst ingevuld. Daarnaast zijn er drie inhoudelijke mails van beleidsmedewerkers uit drie andere gemeenten binnengekomen, waarin zij toelichten waarom zij de vragenlijst niet hebben ingevuld. De gemeenten die de vragenlijsten hebben ingevuld zijn: Amersfoort, Amsterdam (twee reacties), Arnhem (twee reacties), Delft, Den Haag, Helmond, Leiden, Maastricht, Nijmegen en Rotterdam. De functies van de respondenten waren: bestuursadviseur, secretaris Coördinator OnderwijsKansen, beleidsmedewerker, senior-projectleider ouderbetrokkenheid, beleidsadviseur vve-coördinator, beleidsadviseur (driemaal), beleidsmedewerker van o.a. vve-schakelklassen. De mails waren afkomstig uit: Apeldoorn, Deventer en Venlo. De belangrijkste uitkomsten worden verderop beschreven.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
14
3. Resultaten ouders 3.1
Inleiding
Om de behoeften en wensen van ouders op het gebied van TOP in kaart te brengen, zijn er verschillende groepen ouders bevraagd: • Anderstalige ouders in cursussen TOP • Anderstalige ouders die niet deelnemen aan een cursus TOP • Nederlandstalige ouders die niet deelnemen aan een cursus TOP Hieronder wordt de verkregen informatie uit deze drie subgroepen afzonderlijk besproken. Daarna volgt een conclusie over de gehele doelgroep ouders.
3.2
Resultaten anderstalige ouders die deelnemen aan een cursus TOP
In deze paragraaf beschrijven we de resultaten van het onderzoek onder de anderstalige ouders in een TOP-cursus. Aan elk onderwerp uit de interviewleidraad en vragenlijst wordt voor de leesbaarheid een aparte paragraaf gewijd. 3.2.1 Verantwoordelijkheid voor het leren De eerste vraag in het groepsinterview betrof de verantwoordelijkheid voor het leren van de kinderen: is vooral de school verantwoordelijk, of vooral de ouders of beiden? De ouders zijn het er vrijwel allen over eens dat zowel de school als de ouders verantwoordelijk zijn voor het leren van de kinderen. Het is belangrijk dat de school en ouders contact hebben en goed met elkaar samenwerken. De school kan niet zonder de ouders en de ouders kunnen niet zonder de school waar het om het leren van de kinderen gaat. Iedereen vindt het belangrijk dat ouders thuis ook veel doen, zoals bij hun kinderen informeren naar hoe het op school gaat. In een van de gesprekken zijn enkele ouders van mening dat vooral de school voor het leren verantwoordelijk is. In de discussie zeggen zij dat de ouders verantwoordelijk zijn in de periode voor de kinderen naar school gaan en dat daarna de school verantwoordelijke nummer één wordt. Anderen vinden dat je niet van nummer één en nummer twee kunt spreken. In deze discussie blijven enkele moeders benadrukken: ‘ik denk dat de school het belangrijkste is.’ Maar ook zij bevestigen: ‘Thuis moeten de ouders ook veel doen: vragen hoe het met je kind gaat, helpen met huiswerk.’ De school is verantwoordelijk voor het eigenlijke leren op school, de ouders zijn thuis verantwoordelijk voor het begeleiden en stimuleren van hun kind. Daarbij kan de school ouders informatie aanreiken over wat ze thuis kunnen doen om ondersteuning te geven bij het leren. Ouders willen graag helpen, maar weten niet altijd hoe. Dit punt komt in de gesprekken steeds terug. 3.2.2 Verantwoordelijkheid voor de opvoeding De ouders zijn volgens de respondenten medeverantwoordelijk voor het leren en het opvoeden van hun kinderen. Zo moeten ze ervoor zorgen dat hun kind op tijd naar bed gaat. Er moet goed contact met de school zijn, zodat de school het aan de ouders kan laten weten als er problemen met het kind zijn. Dan kan samen naar een oplossing gezocht worden. De ouders vinden dat zij als ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding thuis. De school/leerkracht mag wel een advies of mening geven op dit gebied, maar het is aan de ouder om te beslissen wat hij/zij hiermee doet. Opvoeden blijft de taak van de ouRapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
15
ders. ‘Adviseren mag, bemoeien niet, ’ zeggen verschillende ouders. ‘Zolang het maar niet te persoonlijk wordt en de leerkracht niet zegt: “Je moet dit, of je moet dat...”. Als het gaat over bedtijd, het huiswerk of het gedrag van het kind, willen veel ouders wel advies van de leerkracht, omdat dit in het belang van het kind wordt gezegd. Dit advies moet volgens de ouders positief geformuleerd en onderbouwd zijn. Een moeder zegt: ‘Ik ga er vanuit dat de juf het goed weet, dus ik neem het van haar aan. Ik merk dan ook dat het werkt.’ Ook andere moeders vinden het fijn om tips te krijgen van de leerkracht. Als het kind in de klas lastig is, is dat thuis vaak ook zo, wordt gezegd. Andere moeders vinden dat als de school en leerkracht je adviezen geven over opvoeding, hiermee dingen die je niet goed doet, kunnen worden verbeterd. Een aantal ouders benadrukt dat tips over praktische zaken welkom zijn, maar dat het bij zaken als het geloof anders ligt. Hier gaan ouders op hun eigen manier mee om. Met privézaken mag de school zich niet bemoeien, zo zegt een aantal ouders. Op de vraag van de interviewer wat zij met ‘privé’ bedoelen, antwoorden zij: ‘Dat is privé'. En privé is privé’. In het gesprek dat daarop volgt blijkt, dat men bijvoorbeeld kleding privé vindt, maar voeding niet. Enkele ouders zijn van mening dat de school zich ook meer dwingend met de opvoeding mag bemoeien. Daar tegenover staan ook ouders die vinden dat de school in het geheel niets over de opvoeding thuis mag zeggen. Zij geven aan geen behoefte aan advies en tips te hebben. Behalve als er serieuze problemen zijn met het kind: dan moeten ouders en school zich samen inzetten om dit op te lossen. 3.2.3 Vaardigheden: het Nederlands Een deel van de ouders geeft in het gesprek aan dat zij als ouder medeverantwoordelijk zijn voor het leren, maar dat zij het lastig vinden om die verantwoordelijkheid waar te maken doordat zij de Nederlandse taal niet goed spreken. Een goede taalbeheersing is noodzakelijk om je kind goed te kunnen begeleiden. Daarom is het belangrijk, zo zegt men, dat de ouders zelf ook leren. Daar staat en valt alles mee. Iemand citeert haar moeder die analfabeet is: ‘Als je niet kan lezen en schrijven, ben je als een blinde’. Andere ouders zeggen dat je altijd met vakken kunt helpen waarbij taal een minder grote rol speelt, zoals rekenen. Dit kun je volgens hen ook in je eigen taal doen. Anderen zijn het daar niet mee eens. Alle ouders vinden het erg belangrijk dat je zowel de mondelinge als de schriftelijke informatie vanuit de school kunt begrijpen, zoals de schoolkalender en brieven, en dat je een gesprek kunt voeren met de leerkracht. 3.2.4 Mondelinge communicatie De helft van de ouders geeft in de individuele vragenlijst aan, dat zij de leerkracht tijdens een gesprek helemaal of voor een groot deel begrijpen. De andere helft antwoordt dat zij een beetje of bijna niets begrijpen.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
16
Alles Veel Een beetje Niets
Figuur 2. Begrijpt u de leerkracht tijdens een gesprek?
Wanneer men het niet begrijpt, vraagt 58 % van de ouders altijd wat de leerkracht bedoelt, 31% doet dit soms. Slechts 2% vraagt dit nooit (zie figuur 3).
Soms Altijd Nooit
Figuur 3. Geeft u het aan als u de leerkracht niet begrijpt?
In een van de groepsgesprekken blijkt echter dat ouders hier meer moeite mee hebben, dan ze in het gesprek en in de vragenlijst aangeven. Wanneer ze vertellen dat ze altijd om verduidelijking vragen, merkt de docent op: ‘… is dat wel zo? Dan doen jullie toch niet altijd?’. In het gesprek dat daarop volgt blijkt dat meer ouders dit vaak juist niet doen. Zij vinden het erg lastig om steeds opnieuw aan te geven als ze iets niet begrijpen. Een moeder zegt: ‘Ik begrijp het steeds niet, en dan denk ik: laat maar even, het komt later wel.’ Verschillende ouders geven aan dat zij de leerkracht tijdens een gesprek vaak wel begrijpen, maar dat zij zelf nog niet genoeg Nederlands spreken om terug te kunnen praten. Veel ouders vinden dat ze hier zelf aan moeten en kunnen werken. Een respondent zegt: ‘Twee jaar geleden ging ik altijd naar het tienminutengesprek met een tolk. Nu lukt het me om alleen naar de gesprekken van school te gaan.’ 3.2.5 Schriftelijke communicatie Voor een goede verstandhouding tussen de school en ouders is het belangrijk dat de ouders de informatie die de school verstrekt, goed begrijpen. De ouders geven in de gesprekken aan dat zij zich hiervan Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
17
bewust zijn. In de individuele vragenlijsten zegt ruim de helft van hen veel of bijna alles van de nieuwsbrief of het schoolrapport te begrijpen. Daar staat tegenover dat 47% van de ouders slechts een beetje of bijna niets begrijpt (zie figuur 4). Soms vertalen kinderen of bekenden de brieven voor de ouders.
Een beetje Veel Niets of bijna niets
Figuur 4. Mate van begrip van de nieuwsbrief of het rapport van school
Men is het erover eens dat het taak van de ouders is om Nederlands te leren, maar ouders van enkele scholen zeggen dat de informatie vanuit de school onnodig ingewikkeld geformuleerd is. De school zou meer aandacht kunnen geven aan duidelijker en eenvoudiger schrijven in de schriftelijke informatie zoals nieuwsbrieven. Op andere scholen wordt dit al gedaan. Er is daar veel aandacht voor helder taalgebruik. Op enkele scholen worden de nieuwsbrieven altijd gecontroleerd en soms herschreven door de docent Taal en Ouderbetrokkenheid. Tijdens een van de gesprekken blijkt dat ouders de nieuwsbrieven weliswaar begrijpen of iemand weten te vinden die het voor ze vertaalt, maar dat ze niet altijd de informatie uit de nieuwsbrief kunnen plaatsen of gebruiken. Zo wilden ouders van een school weten hoe ze huiswerkbegeleiding konden geven. De docent van de oudercursus gaf aan dat informatie over huiswerk uitgebreid in de nieuwsbrief had gestaan. Dit was echter niet voldoende om het zelf te doen. De moeders wilden graag zien wat en hoe ze het moeten doen (zie ook hieronder bij Thuisactiviteiten.) 3.2.6 Kennis over het onderwijs, de schoolvakken en de aanpak van school Driekwart van de ouders geeft aan meer te willen weten over wat de kinderen leren op school. Iets meer dan de helft van de respondenten wil ook informatie over het Nederlandse onderwijssysteem, zoals over de verschillende scholen (basisschool, middelbare school) en over de niveaus (vmbo, havo etc.). Voorts willen ouders graag weten wat activiteiten op school zijn en hoe je hier als ouder aan deel kunt nemen. Bijna alle ouders willen hun kinderen helpen met huiswerk, maar veel ouders hebben hier problemen mee. Dit komt enerzijds door de taalbarrière. Een andere vaakgenoemde reden is dat ouders vroeger zelf de schoolvakken niet of op een geheel andere manier hebben gekregen. Het systeem is veranderd en daardoor moeten de ouders het zelf eigenlijk ook opnieuw leren. Een moeder zegt: ‘Als ik mijn dochter help met huiswerk, zegt zij dat ik het niet goed doe en dat ze het in de klas heel anders leren. Dan weet ik niet hoe ik het wel moet doen.’
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
18
Een punt dat steeds terugkomt, is een grote behoefte van ouders aan informatie over de inhoud van de vakken en wat de kinderen precies leren op school. Wat zij vooral missen is kennis over hóe de kinderen de stof krijgen aangeleerd. Hierover willen ze graag meer informatie vanuit de school en advies met voorbeelden over hoe zij thuis kunnen begeleiden bij het huiswerk. Naast het feit dat de leerstof anders aangeboden wordt dan ouders gewend zijn, zijn er ouders die weinig onderwijs genoten hebben (21% in het geheel niet). Wanneer ouders zelf niet kunnen lezen of rekenen, is het bijna onmogelijk thuis hulp te bieden. Sommige scholen werken met bepaalde ouderprogramma’s, zoals Overstap of Het Ei van Columbus, die ouders materiaal in handen geven om thuis te helpen met leren. De ouders die hieraan deel nemen, zijn blij met deze instrumenten. Een Nederlands-Marokkaanse moeder die in Nederland geboren is, merkt op dat ze weinig vooruitgang ziet in de Nederlandse taalontwikkeling van haar kind en minder dan in haar eigen taalontwikkeling van toen zij die leeftijd had. Ze ziet dit ook bij andere kinderen en vraagt zich af wat hier de oorzaak van is. Ze wil hier iets aan doen, maar weet niet hoe ze het moet aanpakken. Daarom wil ze graag meer inzicht hebben in waar de kinderen in de klas mee bezig zijn en wat haar kind precies leert. Op basis hiervan zou ze thuis willen oefenen en vooruitgang toetsen. Op een school ontstond een discussie over het beleid van de school om vooral in te zoomen op taal en rekenen. Sommige ouders vonden dat de kinderen veel te weinig vakken kregen en dat daardoor de overgang naar het voortgezet onderwijs veel te groot was. De ouders waren bezorgd of de kinderen wel genoeg leerden. 3.2.7 Contact tussen school en ouders Vrijwel alle ouders geven aan veel waarde te hechten aan een goed contact met de school/leerkracht. Via dit contact kunnen ouders en school elkaar duidelijk maken wat de wederzijdse verwachtingen zijn. Alle ouders vinden dat je als ouder hoort te weten hoe het gaat met je kind, bijvoorbeeld hoe het zich gedraagt in de klas, of het sociaal is en goed luistert. Je moet het ook weten wanneer je kind zich minder goed ontwikkelt op een bepaald gebied. Als je hier kennis van hebt, weet je ook beter hoe je hier thuis mee om moet gaan en kun je er aan werken. Om te weten wat het niveau van je kind is, moet je weten wat en hoe getoetst wordt en ook welk niveau past bij de leeftijd van je kind. Hierover moet je kennis hebben en daarvoor is een goed contact met de leerkracht van je kind belangrijk. Bij problemen of zorgen moet er snel contact worden gelegd met de ouders. De leerkracht moet niet wachten tot het tienminutengesprek, maar direct de ouder aanspreken of bellen. Op de meeste scholen zijn er weinig of geen problemen in het contact tussen school en ouders. Vaak heerst er een gemoedelijke en open sfeer. Zo vertelt een moeder hoe blij ze is met het onderwijs op de school van haar kind, omdat het zoveel opener en vriendelijker is dan in haar land van herkomst. Ze ziet dat haar zoon zich erg prettig voelt op school en niet bang is, zoals zij vroeger wel was. Tijdens de groepsgesprekken vertellen enkele vrouwen dat zij soms niet zoveel durven op school, door problemen met de taal. Maar de meeste ouders zeggen hier niet erg veel moeite mee te hebben. Op één school geeft de docent aan dat ze wel degelijk merkt dat ouders terughoudend zijn om op de school of leerkracht af te stappen en hier stemmen sommige ouders die eerder aangaven geen drempel te ervaren, dan toch ook mee in. Zij zijn bang dat de leerkracht hen niet (goed) begrijpt en dat maakt hen onzeker: ‘Ik blijf stil’. Tweederde van de ouders heeft behoefte aan meer en vaker contact met de leerkracht van hun kind. Ze willen vaker op school komen voor gesprekken met de leerkracht. Deze gesprekken zijn niet alleen
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
19
goed voor je kind, maar ze hebben ook een goede invloed op je eigen taalontwikkeling (woordenschat) merkt een ouder op. Soms vraagt de leerkracht of ouders even in de klas willen komen kijken en er zijn thema- of inloopochtenden op de scholen. Dit vindt op de meeste scholen nu een paar keer per jaar plaats. Veel ouders vinden dit te weinig, omdat dit naar hun mening ontzettend belangrijk is. Ze zouden het liefst zo vaak mogelijk komen om te zien waar de kinderen mee bezig zijn op school. Een vader zegt: ‘Je kunt je kind dan volgen en stimuleren in de dingen die goed gaan.’ Als je je kind brengt, mogen ouders ook altijd even mee de klas in. ‘Je moet dan wel zorgen dat je op tijd bent’, zegt een moeder. Ook hier moet er afstemming zijn tussen school en ouder. Op één school is er elke maand een kind-moederactiviteit in de Ouderkamer, waar de juf bij is. Deze school staat altijd voor de ouders klaar, de leerkrachten luisteren naar hen en geven tips hoe ze met hun kinderen kunnen omgaan. De samenwerking is heel goed, de ouders voelen zich zeer serieus genomen. Elke dag zijn ouders welkom in de ouderkamer, waar ook de MR of ouderraad aanwezig is. In de ouderkamer kunnen ze ook terecht met vragen. De school doet haar best om nieuwe ouders in de ouderraad te krijgen. De directeur komt soms langs in de ouderkamer en luistert dan naar de vragen van ouders. De school wil graag weten wat de ouders willen. Dit wordt door de ouders op prijs gesteld. Iets minder dan de helft van de ouders (38 van de 91) geeft aan ook meer contact met andere ouders te willen hebben. 3.2.8 Activiteiten op school Alle ouders vinden het belangrijk om naar ouderavonden en andere bijeenkomsten op school te gaan. Als ouder kun je verder investeren in het contact met de school door deel te nemen aan activiteiten die door de school worden georganiseerd. Vrijwel alle ouders vinden dit belangrijk. Als ouders op school helpen, heeft dat niet alleen een positief effect op het contact met de school en de leerkrachten, maar ook op de kinderen. Deze vinden het leuk als de ouders actief zijn op school. Ze zijn trots. ‘mijn mama werkt in de bibliotheek’. Bijna de helft van de ouders wil (meer) helpen in de klas. Een kwart van de ouders geeft aan leesouder te willen zijn. Vanwege een tekort aan eigen leesvaardigheid kunnen andere ouders deze taak niet op zich nemen. Sommigen van hen zouden dit graag willen doen. Op een van de scholen worden moeder-kindactiviteiten georganiseerd waar ouders onder meer leren voorlezen. Dit wordt positief gewaardeerd door de ouders. ‘Je kunt je handen ook uit de mouwen steken als overblijfmoeder of door te helpen met schoonmaken,’ zegt een moeder. ‘Het is misschien de taak van de schoonmaker, maar die heeft niet veel tijd of die ziet het niet. Dan moet je zelf opstaan en meehelpen.’ Sommige ouders helpen met koken op school en maken dan gerechten uit hun eigen land. Zo krijgen de kinderen ook iets mee van allerlei culturen. Veel genoemd wordt het bijdragen aan het kerstfeest: het kerstetentje en de kerstboom versieren. Ook zetten ouders zich in als vrijwilliger voor projecten als de Verteltas of het Rugzakproject. Verder gaan ouders mee met allerlei uitjes, zoals schoolreisjes, naar de kinderboerderij of de bibliotheek. Een ouder vertelt dat ze gevraagd is bibliotheekmoeder te worden. Ze wil dit graag, maar het lijkt haar wel moeilijk. Wat de formele ouderparticipatie betreft, blijken lang niet alle ouders te weten wat de ouderraad en de Medezeggenschapsraad (MR) is. Bij uitleg blijken veel ouders erin geïnteresseerd. Een moeder zegt: ‘Het is belangrijk dat je weet wat er gebeurt, niet alleen met je eigen kind maar ook met de kinderen van anderen.’ Voor de meesten is dit nu nog niet aan de orde, maar misschien iets voor later. Enkele
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
20
moeders zitten wel al in de ouderraad en vormen daardoor een verbinding tussen de school en andere ouders, bijvoorbeeld door problemen van anderen aan te kaarten bij de school.
Figuur 5. Wat zou u meer willen doen op school?
3.2.9 Thuisactiviteiten In de groepsgesprekken komt naar voren dat veel ouders zoveel mogelijk proberen om hun kind thuis goed te ondersteunen. Zij noemen als activiteiten die zij thuis met hun kind doen: boekjes lezen, kinderprogramma’s kijken, huiswerk maken, voorlezen, spelletjes spelen, samen internet gebruiken, leesoefeningen maken, liedjes zingen en naar de bibliotheek gaan. Veel ouders zeggen ook vaak met hun kind over school te praten. Een moeder maakt hierbij wel de kanttekening dat je hierdoor niet altijd werkelijk iets te weten komt: ‘Ik zeg altijd: “hoe was het op school?” Maar mijn dochter zegt alleen ‘Leuk’. Een andere moeder zegt dat het belangrijk is om tijd te maken voor je kind thuis. Om de rust te nemen om te gaan zitten en door te nemen hoe de dag was. Uit de individuele vragenlijsten komt het volgende beeld naar voren (zie figuur 6). Het meest genoemd wordt: vaak over school met praten met je kind ( 82,5 % van de ouders), gevolgd door samen naar de bibliotheek gaan (78%), naar leerzame programma’s op televisie kijken (70%), 67% geeft aan leerzame spelletjes te doen, 63% zegt voor te lezen en 48% doet leerzame computerspelletjes.
Figuur 6. Wat doet u nu thuis om uw kind te helpen met leren?
Ouders zijn zich bewust van het belang samen naar leerzame programma’s op televisie te kijken, maar in praktijk komt het er vaak niet van. Zo zegt een moeder dat ze zich voorneemt om thuis naar leerzame programma’s te kijken, maar dat de kinderen toch eerder naar andere programma’s kijken, zoals Dora. Een andere moeder vertelt dat haar dochter over educatieve programma’s zegt: ‘Dat is voor baby’s.’ Ook genoemd wordt dat de kinderen op hun eigen kamer kijken, of tv kijken terwijl de moeder kookt. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
21
Anderen kijken wel samen, bijvoorbeeld voordat de kinderen naar bed gaan. Eén ouder vindt samen televisie kijken niet zo belangrijk: ‘Je kijkt naar een kastje, ik doe liever een spelletje’. Op één school werken ze met Overstap, op een ander met Het Ei van Columbus en op weer een ander met Goed, Beter, Best! Genoemd wordt ook de Verteltas. Een moeder probeert meteen thuis toe te passen wat ze in de cursus leert. De kinderen vinden dit leuk. Als waardevolle projecten worden ook genoemd de Leeskampioen (in Eindhoven). Een moeder heeft zelf contact opgenomen met de Voorleesexpress. Helaas was daar geen plek meer, maar ze wil het volgend jaar weer proberen. Een moeder vertelt over samen met je kind leren. Een leerkracht geeft elke week een aantal woorden op die je samen met je kind moet leren. De andere deelnemers aan het interview vinden dit interessant. Een moeder geeft aan dat ze graag zou leren hoe ze de woorden die ze in de TOP-cursus leert, meer kan gebruiken in verhaaltjes voor haar kind. Aan inhoudelijke informatie over het huiswerk is, zoals eerder opgemerkt is bij Schriftelijke communicatie, een grote behoefte. Bijna alle ouders willen weten hoe het huiswerk in elkaar zit zodat ze hier beter bij kunnen begeleiden. Dit zou bijvoorbeeld vorm kunnen krijgen door middel van voorlichting over huiswerk. Daarbij zouden veel ouders beter Nederlands willen leren om hun kinderen te kunnen helpen met school. Op één school vertellen ouders dat er in het buurthuis huiswerkbegeleiding wordt gegeven. Van deze school gaat niemand daar naartoe, maar andere ouders uit de buurt wel. Ze vragen zich af of de school hier misschien mee kan samenwerken. Het is opvallend dat veel ouders vinden dat de scholen te weinig huiswerk geven. Een vader vindt het belangrijker dat er meer huiswerk komt dan dat hij leert hoe hij zijn kind thuis kan helpen. Ook een aantal andere moeders vindt dat er meer huiswerk gegeven kan worden, met name voor begrijpend lezen en rekenen. Dat er meer huiswerk gegeven moet worden, wordt door meerdere ouders op verschillende scholen benadrukt. 3.2.10 Belemmeringen om thuis te helpen De vraag naar waar ouders thuis moeite mee hebben, is open geformuleerd. ‘Als u uw kind thuis wilt helpen, wat vindt u dan moeilijk?’ Eén ouder geeft als antwoord ‘niets’, en één: met ‘alles’. Daartussenin worden allerlei problemen genoemd, vooral met de Nederlandse taal. Sommigen geven aan de taal of Nederlands in het algemeen moeilijk te vinden (16 keer), anderen benoemen het specifieker: met ‘zinnen maken’, ‘schrijven’, ‘schrijven en goed praten’ of ‘grammatica’. Voor ouders die het Nederlands niet of nauwelijks beheersen, is het heel moeilijk om kinderen te helpen met schoolwerk. Zij vinden dat ze eerst zelf beter Nederlands moeten leren. Ook geven veel ouders aan moeite te hebben met de lesstof van het huiswerk. Dit maakt het voor hen erg lastig hun kind hierbij te ondersteunen. Ook hier wordt de wens geuit: dat de school de ouders helpt door voorlichting te geven over hoe de kinderen les krijgen in de klas en laten zien hoe het huiswerk in elkaar zit. Een moeder heeft moeite met de Nederlandse uitspraak en zegt dat zij hierin juist van haar kinderen veel kan leren. Als je nog niet zo goed Nederlands spreekt, kun je je kinderen beter in je eigen taal helpen, zegt iemand: ‘Anders nemen ze de verkeerde dingen over.’ Soms spreken de ouders thuis twee talen. Een vader vertelt dat als hij met zijn zoon thuis bezig gaat, hij zijn zoon vraagt wat dingen betekenen of hij pakt het woordenboek. Het is nog lastig om zijn zoon te helpen met huiswerk. Hij begrijpt hem vaak wel, maar vindt het zelf nog heel lastig om Nederlands te spreken. Ondanks dat in het groepsgesprek een aantal keer is genoemd dat je ook kunt helpen met rekenen in je eigen taal, geven meerdere ouders aan het helpen met rekenen moeilijk te vinden (negen keer genoemd). Sommigen noemen hier de nieuwe aanpak die de school hanteert en die anders is dan zoals zij het zelf geleerd hebben. Andere ouders hebben zelf geen rekenles gehad. Sommige ouders zouden graag zien dat de school rekenlessen aan ouders gaat aanbieden. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
22
Een aantal ouders geeft aan moeite te hebben met ‘knutselen’ en ‘educatief spelen’. Bij de belemmeringen komen de eerder genoemde behoefte aan kennis en vaardigheden terug: Nederlands begrijpen en spreken, lezen en schrijven. Ook gebrek aan kennis in eigen taal en/of gebrek aan kennis van de vakken en de manier waarop die gegeven wordt speelt een rol. 3.2.11 Wensen met betrekking tot de TOP-cursus Zowel in het groepsinterview als in de individuele vragenlijst is de ouders gevraagd naar hun wensen met betrekking tot een TOP-cursus. Aan welk type cursus geven zij de voorkeur, moet de nadruk liggen op de taalontwikkeling van de ouders zelf, op hun eigen empowerment, of moet de cursus juist gericht zijn op de ondersteuning van de ontwikkeling van het kind? En welke onderwerpen moeten aan bod komen? Het leeuwendeel van de ouders wil zowel Nederlands leren voor zichzelf als voor de ontwikkeling van hun kind. Men vindt het zeer belangrijk om goed Nederlands te kunnen praten en begrijpen, om de woorden en de uitspraak te leren. Men is er zich zeer van bewust dat je als je het Nederlands niet beheerst, moeilijk contact met de school kunt hebben. De ouders willen de Nederlandse taal zo leren dat ze goed met de leerkracht kunnen communiceren en mee kunnen doen op school. Daarbij wil men ook graag leren hoe je je kind kunt helpen met huiswerk en hoe je kunt voorlezen. Alle ouders willen gesprekken met de leerkracht oefenen en rapporten leren lezen. Ze willen graag informatie over het rapport, de Cito-toets en wat je thuis kunt doen met je kinderen. Ook genoemd worden: meer weten over de ontwikkelingsfasen van kinderen, opvoedingsonderwerpen, de ouderraad en de MR en over wat zij zelf na de cursus kunnen doen, bijvoorbeeld andere cursussen doen of vrijwilligerswerk. Sommige ouders willen graag werken met dezelfde thema’s als op school aan bod komen. De meningen over andere onderwerpen dan de school en de kinderen zijn verdeeld. Sommige ouders vinden het belangrijk dat er ook algemene zaken worden besproken. Zo zegt een ouder: ‘Tijdens een oudercursus wordt aan de taal gewerkt, maar je leert daar ook andere dingen die je anders niet zou weten.’ Het gaat dan bijvoorbeeld over voor jezelf opkomen, hoe de regering werkt, waarden en normen, de Nederlandse cultuur en zaken die te maken hebben met opvoeden, zoals drugs, brandwonden en de puberteit. Anderen vinden dat het in de cursus over de school en kinderen moet gaan. Algemene kennis zeggen ze wel op andere plekken te kunnen krijgen. Over het verschil tussen Nederlands in het algemeen en Nederlands specifiek voor ouders zegt een moeder: ‘Als je brieven van school kunt lezen, kun je alle brieven lezen en andersom’. Ook in de individuele vragenlijsten werd de ouders gevraagd wat voor hen de belangrijkste reden(en) is/zijn om aan de taal te werken. Zij konden meerdere antwoorden kiezen. Zoals in figuur 7 te zien is, koos het grootste deel van de groep (75 van de 91 respondenten ) voor het antwoord: ‘Ik wil goed Nederlands leren, voor mijzelf. Om goed mee te kunnen doen in Nederland.’ Daarna kwam het lezen van teksten van school (53 maal aangekruist) en met de leerkracht praten (52 maal). Meer dan de helft van de ouders wil meer weten over hoe ze hun kind in de eigen taal kunnen helpen (48).
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
23
Figuur 7. Wat wilt u leren in een TOP-cursus?
Eerder is in de individuele vragenlijst een soortgelijke vraag gesteld, namelijk: ‘U doet een cursus Taal en ouders op de school van uw kind. Waarom doet u dat?’ met iets andere alternatieven: • Ik wil goed Nederlands leren. Voor mijzelf. Om goed mee te kunnen doen in Nederland. In de buurt, bij de dokter, enzovoort. • Ik wil Nederlands leren om te kunnen praten op school. Met de leerkracht of de leidster van mijn kind. En met andere ouders. • Ik wil Nederlands leren om mijn kind thuis te helpen met school. • Ik wil Nederlands leren om mee te praten in de ouderraad of in de MR. • Ik wil Nederlands leren om actief te zijn in de buurt (vrijwilligerswerk). • Ik wil leren om te gaan werken. • Anders: ………… Zoals te zien is in figuur 8 geven de meeste ouders, 78 van de 91, aan dat zij algemeen Nederlands (in tegenstelling tot dialect) willen leren om maatschappelijk te functioneren. Dit wordt op de voet gevolgd door Nederlands voor de interactie op school (76 ouders) en Nederlands om het kind thuis te kunnen ondersteunen (69 ouders). .
Figuur 8. Waarom doet u deze TOP-cursus?
Aan het eind van de vragenlijst werd gevraagd te kiezen wat voor hen de meest belangrijke reden is om een cursus taal en ouders te volgen. Bij deze vraag moest één antwoord gekozen worden. Hier geeft de meerderheid aan dit te doen om zijn of haar kind beter te kunnen helpen met leren (zie figuur 9). Dit komt niet geheel overeen met eerdere antwoorden die zij gaven. Dit kan komen doordat veel antwoorden op de laatste vraag niet meegenomen konden worden, omdat veel respondenten ondanks de instructie niet één, maar meerdere antwoorden gekozen hebben. Een andere verklaring kan zijn, dat de ouders, wanneer zij moeten kiezen waar hun prioriteit ligt (bij henzelf, hun kind of bij communicatie met school), zij mogelijk voor een meer gewenst antwoord kiezen (voor hun kind).
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
24
Mijn kind steunen Contact op school Om zelf Nederlands te leren Figuur 9. Wat is het belangrijkste in een TOP-cursus?
Daarnaast is het heel goed mogelijk dat er een onderscheid gemaakt wordt dat niet als zodanig ervaren wordt. De meeste ouders geven aan de taal graag beter te willen leren voor henzelf, maar tegelijk ook om hun kinderen te steunen en om op school te communiceren. Over het algemeen zijn de ouders van alle cursussen erg positief over wat ze leren in een cursus. De ouders benadrukken dat in en door een oudercursus het contact tussen de school en ouders wordt bevorderd. Problemen worden in de cursus bespreekbaar gemaakt in de lesgroep kan men elkaar advies geven. Ouders waarderen het zeer als zij zich serieus genomen voelen door de school en terecht kunnen met vragen (bijvoorbeeld in een ouderkamer). Naast goed contact met de leerkracht en de school, hechten veel ouders waarde aan contact met andere ouders. Zonder een oudercursus haal en breng je je kind naar school en praat je weinig met andere ouders, zeggen zij. Het zou goed zijn als de school meer cursussen zou aanbieden, vindt iemand. Tot zover de inhoudelijke kant van de cursus. Daarnaast is er nog een aantal vragen gesteld naar organisatorische zaken rond de cursus zoals de gewenste frequentie, tijd, de kosten. Een aantal ouders die nu een cursus volgen van één of twee keer per week, zegt vaker les te willen hebben dan nu, sommigen zeggen zelfs vijf dagen per week les te willen. Veel ouders zijn tevreden met tweemaal per week een les. De ouders zeggen behoefte te hebben aan kinderopvang. De tijd waarop de meeste cursussen worden gegeven, ’s ochtends, bevalt ze goed. De vraag of men met de computer wil leren, wordt veelal positief beantwoord. De meeste ouders dit willen graag. Tot slot werd aan de ouders gevraagd of ze ook zouden willen betalen voor een cursus taal en ouders? De meningen zijn verdeeld over hoeveel geld ze voor de cursus over zouden hebben. Sommigen vinden dat één of twee euro per les moet kunnen, anderen zeggen dat het gratis moet zijn. Weer anderen zwijgen. 3.2.12 Samenvatting Uit het onderzoek blijkt dat de anderstalige ouders, op een enkele uitzondering na, van mening zijn dat zowel de school als zij verantwoordelijk zijn voor het leren van de kinderen. Ook de enkeling die aangeeft dat de school als eerste verantwoordelijk is, vindt dat de ouder daarna medeverantwoordelijk is. Het is belangrijk dat de school en ouders contact hebben en goed met elkaar samenwerken. Iedereen vindt het belangrijk dat ouders thuis het leren van hun kinderen ondersteunen. Helpen met huiswerk wordt hier zeer veel genoemd. Ook zien ouders er het belang van in om op school actief te zijn, zowel in het voeren van gesprekken met de leerkracht als het deelnemen aan activiteiten. Een deel van de Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
25
ouders voelt zich niet voldoende toegerust om het leren van hun kind te ondersteunen met name omdat zij het Nederlands onvoldoende beheersen. Wat de opvoeding betreft vinden de meeste ouders dat zij als ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding thuis. De school/leerkracht mag wel een advies of mening geven op dit gebied, maar het is aan de ouder om te beslissen wat hij/zij hiermee doet. De meeste ouders geven aan meer te willen weten over wat de kinderen leren op school. Bijna alle ouders zeggen dat ze hun kinderen willen helpen met huiswerk. Deze behoefte komt steeds terug. Veel ouders voelen zich hier echter niet toe in staat. De oorzaak hiervan is enerzijds te weinig taalvaardigheid in het Nederlands en anderzijds een gebrek aan inhoudelijk kennis over de schoolvakken en kennis m.b.t. wat en hoe de kinderen leren. Met alleen schriftelijke informatie zegt een aantal van hen onvoldoende geholpen te worden. De ouders willen voorbeelden in de praktijk zien, ze willen ervaren hoe ze hun kinderen kunnen helpen, ermee oefenen in een bijeenkomst. Vrijwel alle ouders van deze groep willen zowel Nederlands leren voor zichzelf als om de ontwikkeling van hun kind te steunen. Ze geven aan Nederlands te willen leren zodat ze goed met de leerkracht kunnen communiceren en mee kunnen doen op school. Daarbij wil men ook graag leren hoe ze hun kind kunnen helpen met huiswerk en hoe ze kunnen voorlezen. Alle ouders willen gesprekken met de leerkracht oefenen. Er is een duidelijk verschil tussen ouders die het Nederlands niet of op een heel laag niveau spreken en ouders die redelijk tot goed Nederlands spreken. De eerste groep ouders geeft aan dat ze eerst en vooral Nederlands willen leren spreken. Ze voelen zich nu niet capabel om hun kind goed te begeleiden en om het contact met school goed vorm en inhoud te geven. Ze willen wel, maar hebben het gevoel dat ze het nog niet kunnen. De tweede groep ouders wil vooral meer informatie en voorbeelden over school, huiswerk en over hoe zij hun kind kunnen helpen.
3.3
Anderstalige ouders die niet deelnemen aan een TOP-cursus: respondenten Dalmar
Hieronder zijn de resultaten opgenomen voor de groep anderstalige ouders die niet deelnemen aan een TOP-cursus. Elk onderwerp uit de vragenlijst wordt uitgewerkt in een aparte paragraaf. Zoals ook opgemerkt in 2.2.2 konden wij, anders dan bij de anderstalige ouders in cursus bij het voorleggen van de schriftelijke vragenlijsten niet zelf ondersteunen en doorvragen. Het resultaat is dat er hier en daar tegenstrijdige informatie binnen één vragenlijst gegeven wordt. 3.3.1 Cursusbehoefte Zestien respondenten hebben behoefte aan een cursus Taal en ouders op de school van de kinderen en geven hierbij aan: ‘Ja, omdat ik beter contact wil in Nederlands met mijn kinderen en met school’. Drie hebben geen behoefte aan een cursus omdat zij geen kinderen in Nederland hebben. 3.3.2 Verantwoordelijkheid voor het leren Op de vraag wie verantwoordelijk is voor het leren van kinderen, antwoordt 39% dat vooral de ouders verantwoordelijk zijn, terwijl 61% vindt dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn. Zes respondenten zijn van mening dat de school zich mag bemoeien met de opvoeding thuis, terwijl zeven mensen het hier niet mee eens zijn. Zes geven bij deze vraag geen antwoord. 3.3.3 Kennis Op de vraag naar wat je als ouder wil/moet weten om je kind te begeleiden met school, wordt het volgende aangekruist: ‘weten wat je kind leert op school’ en ‘het Nederlandse onderwijssysteem (basisonderwijs, voortgezet onderwijs etc.) kennen’ door zestien personen, terwijl ‘weten hoe de school in elkaar zit (de gang van zaken op school)’ vijftienmaal genoemd wordt. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
26
3.3.4 Vaardigheden Op de vraag wat je als ouder moet kunnen om je kind te begeleiden met school, kruisen vier ouders ‘kunnen praten met de leerkracht’ aan en vijftien ouders ‘met andere ouders kunnen praten’. ‘Schriftelijke informatie kunnen begrijpen’ wordt niet genoemd. Mogelijk begrepen de respondenten deze vraag verkeerd. 3.3.5 Taalbegrip leerkrachtgesprek Tien respondenten (53%) geven aan in een gesprek met de leerkracht alles te begrijpen, drie begrijpen een beetje van wat de leerkracht zegt, terwijl zes respondenten niets begrijpen. Als ze de leerkracht niet begrijpen, vragen vier personen (21%) wat zij bedoelt, vijftien (79%) doen dat soms. 3.3.6 Activiteiten thuis Bij de vraag ‘Wat wil/ moet je als ouder thuis doen om je kind te helpen met leren?’ wordt ‘Je kind voorlezen’ eenmaal genoemd, ‘Met je kind naar de bibliotheek gaan’ wordt zestienmaal aangekruist, ‘Praten over school’ tweemaal en ‘Samen naar tv-programma’s voor kinderen kijken’ kijken eveneens tweemaal. Men vindt het belangrijk om thuis het kind te steunen bij het leren. Zestien respondenten geven aan vaak met het kind over school te praten. 10 doen leerzame spelletjes met hen kind, negen zeggen het kind vaak voor te lezen, met hen naar educatieve tv-programma’s te kijken en educatieve computerspelletjes te doen. Als belemmeringen bij het thuis helpen worden genoemd: taal (vijfmaal), rekenen en schrijven eenmaal. 3.3.7 Activiteiten op school In figuur 10 wordt het antwoord op de vraag ‘Wat wil/moet je als ouder op school doen?’ weergegeven. ‘Goed contact met de leerkracht hebben’ wordt het meest (dertien keer) genoemd, gevolgd door ‘In de ouderraad zitten’ (elf keer). ‘Leesouder zijn’ wordt negenmaal genoemd,‘helpen in de klas, met schoolreisjes, of met het kerstetentje’ eenmaal.
Overig In de ouderraad zitten Helpen in de klas Leesouder zijn Goed contact leerkracht 0
5
10
15
Figuur 10. Activiteiten die men op school wil / moet doen
Ook is gevraagd naar wat men meer zou willen doen op school. Twaalf van de negentien respondenten willen vaker met de leerkracht over hun kind praten, terwijl zestien graag meer contact met andere ouders zouden willen hebben, tien willen leesouder zijn en elf zouden willen helpen in de klas. Zie figuur 11.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
27
Overig Helpen in de klas Leesouder zijn Contact andere ouders Contact leerkracht 0 op5school 10meer15zou willen 20 doen Figuur 11. Activiteiten die men 3.3.8 Contact met school Over de schriftelijke informatie van school, de nieuwsbrief of een rapport, zeggen acht respondenten alles te begrijpen en eveneens acht geven aan de informatie een beetje te begrijpen. Drie geven hier geen antwoord. Op de vraag ‘ Wat kan/moet de school doen om meer contact met de ouders te hebben?’ kiezen dertien van de negentien respondenten voor: ‘Duidelijker praten in gesprekken’ en vijf voor ‘Meer informatie geven.’ Zeven respondenten vinden dat de school opener kan zijn voor ouders. Niemand geeft aan dat de berichten van school duidelijker geschreven moeten worden. Bij wat je als ouder zelf kunt doen om beter contact met de school te krijgen, geven vijftien respondenten aan: de Nederlandse taal leren en drie: ‘meer leren over school en over wat mijn kind leert op school. 3.3.9 De gewenste TOP-cursus Op de vraag wat de respondenten willen leren in een cursus Taal en ouders worden de volgende antwoorden gegeven (zie figuur 12). Vijftien van de negentien ouders willen Nederlands op hun eigen niveau leren (woorden, grammatica, uitspraak om goed te spreken, lezen en schrijven), waarbij tien willen weten hoe je zelf met de computer kunt leren. Eveneens vijftien willen leren hoe hun kind te helpen met leren. Bijvoorbeeld: praten over school, voorlezen, huiswerk maken. Zeven respondenten willen leren hoe ze met de leerkracht over hun kind kunnen praten. Elf vinden het belangrijk te leren hoe je thuis met je kinderen leerzame activiteiten kunt doen, zoals spelletjes, samen tv-kijken. Dertien respondenten geven aan meer te willen weten over hoe ze hun kind in de eigen taal kunnen helpen, terwijl tien brieven en andere dingen van school willen lezen.
Schriftelijke info van school lezen Zelf met computer leren Praten met de leerkracht Algemeen Nederlands Figuur 12. Wensen TOP-cursus
0
2
4
6
8
10 12 14 16
Men vindt het belangrijk dat er bij een cursus Taal en Ouders kinderopvang is. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
28
Twee respondenten zouden voor een cursus Taal en ouders een eigen bijdrage willen, negen willen dat niet. Acht geven op deze vraag geen antwoord. Tot slot is gevraagd naar wat het belangrijkste is met betrekking tot een cursus Taal en ouders op de school van het kind waarbij een keuze uit drie alternatieven gemaakt moest worden. ‘Een cursus Nederlands waarmee ik op mijn eigen niveau de taal kan leren.’ Werd door één respondent gekozen, drie kozen voor: ‘Een taalcursus waarmee ik mijn kind kan helpen met leren’ en twaalf voor: een cursus waarmee ik op school actief kan zijn, goed kan praten met de juf en de meester.
op eigen niveau NL leren om kind te helpen actief op school Figuur 13. Wat is het belangrijkste in een TOP-cursus?
3.3.10 Samenvatting De meeste ouders uit deze groep vinden dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn. Een aanzienlijk deel vindt dat vooral de ouders verantwoordelijk zijn. Een derde van de Dalmar respondenten is van mening dat de school zich mag bemoeien met de opvoeding thuis, terwijl een derde dat alleen de zaak van de ouders vindt. Een derde deel geeft bij deze vraag geen antwoord. De respondenten geven aan graag te willen weten wat hun kind leert op school. Ook hebben ze behoefte aan kennis over het Nederlandse onderwijssysteem en over de gang van zaken op school. Op de vraag wat je als ouder moet kunnen om je kind te begeleiden met school, is het antwoord minder duidelijk. Vier van de negentien ouders noemen ‘kunnen praten met de leerkracht’ aan en vijftien ‘met andere ouders kunnen praten’. ‘Schriftelijke informatie kunnen begrijpen’ wordt niet genoemd. Het is niet geheel duidelijk hoe deze uitkomst geïnterpreteerd moet worden. Bedoelen de respondenten dat zij de vaardigheden al beheersen? Op de vraag wat de respondenten willen leren in een cursus Taal en ouders kiezen de meeste respondenten als antwoord: Nederlands leren op hun eigen niveau - waarbij een aantal hier ‘leren met de computer’ noemt. Ook willen zij leren hoe hun kind te helpen met leren, door te praten over school, voorlezen, huiswerk maken. Ook geeft men aan te willen leren hoe men thuis met de kinderen leerzame activiteiten kan doen, zoals spelletjes en samen tv-kijken. Een relatief groot deel van de respondenten (dertien van de negentien) geeft aan meer te willen weten over hoe ze hun kind in de eigen taal kunnen helpen. Ook wil men oefenen met schriftelijke informatie van school en met gesprekken voeren met de leerkracht.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
29
3.4
Nederlandstalige ouders die niet deelnemen aan TOP-cursus
Hieronder worden de bevindingen uit de vragenlijst voor Nederlandstalige ouders weergegeven. 3.4.1 Cursusbehoefte Vijf van de elf ouders geven aan behoefte te hebben aan een cursus op het gebied van TOP. Twee geven aan daar geen behoefte aan te hebben, terwijl drie ouders zeggen dat het van de invulling van de cursus afhangt. Drie ouders geven aan dat ze geen behoefte hebben omdat ze geen problemen hebben op het gebied van taal- en ouderbetrokkenheid. Een ouder heeft kleine kinderen en een ander geeft ‘overig’ aan, zonder dit te specificeren. Bij de redenen om wel een cursus te volgen kiezen acht ouders voor: ‘Ik wil leren hoe ik het leren van mijn kind thuis het beste kan ondersteunen’. Twee ouders wil ook meer begrijpen van het onderwijs, van hoe het onderwijssysteem in elkaar zit. Verder worden telkens door één ouder genoemd: leren hoe je het beste een gesprek met een leerkracht kunt voeren, leren meepraten in de ouderraad of de MR, leren hoe je actief kunt zijn in de maatschappij, bijvoorbeeld: hoe je werk kunt vinden. 3.4.2 Activiteiten thuis De ouders doen naar eigen zeggen al veel om hun kind te ondersteunen bij het leren. Tien ouders praten veel met hun kind over de peuterspeelzaal of over school. Negen ouders lezen vaak voor. Acht ouders doen spelletjes of zingen liedjes. Zeven ouders gaan vaak met hun kind naar de bibliotheek. Vier ouders kunnen goed met de leidsters praten en eveneens vier ouders praten veel met andere ouders. Ouderavonden worden minder goed bezocht. Drie ouders geven aan dat ze altijd naar de ouderavond gaan. Dit laatste kan ook samenhangen met het feit dat peuterspeelzalen niet altijd ouderavonden hebben. De vraag: ‘Wat doet u nu niet met uw kind, wat u wel zou willen doen?’ werd maar door drie ouders ingevuld. Tijdens het invullen gaven sommige ouders expliciet aan dat ze die vraag niet konden invullen omdat ze alles al deden. Een ouder geeft aan meer te willen voorlezen en een ouder wil vaker naar de bibliotheek. Een ouder heeft hierbij overige aangekruist. Bij mogelijke redenen waarom men dit niet doet, geeft een ouder ‘tijdgebrek’ aan. 3.4.3 Activiteiten op de peuterspeelzaal of school De ouders willen meer doen op de peuterspeelzaal of op school. Zeven ouders geven aan te willen helpen bij activiteiten. Drie ouders willen vaker met de leidster/leerkracht praten en een ouder wil leesmoeder zijn. 3.4.4 Contact met school De contacten met leidster of leerkracht zijn volgens de ouders goed tot zeer goed. Als er iets niet goed gaat in het contact vraagt meer dan de helft van de ouders wat de leidster/leerkracht precies bedoelt en maakt de ouder zelf ook duidelijk wat hij/zij bedoelt. Vijf ouders doen dit soms. Zes ouders begrijpen alles wat er in de nieuwsbrief staat, terwijl twee ouders veel begrijpen en één begrijpt de nieuwsbrief een beetje. 3.4.5 Gewenste Topcursus Ook is gevraagd naar wat het belangrijkste is met betrekking tot een cursus Taal en ouders op de school van het kind waarbij een keuze uit drie alternatieven gemaakt moest worden. Acht ouders kozen voor: ‘Een taalcursus waarmee ik mijn kind kan helpen met leren’ en twee voor: een cursus waarmee ik op school actief kan zijn, goed kan praten met de juf en de meester. Geen enkele ouder kiest voor een cursus ‘waarmee ik goed kan leren lezen en schrijven’.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
30
Wat de verdere invulling van de cursus betreft: zeven ouders willen meer weten over de activiteiten op de peuterspeelzaal en/of de vakken op school. Vier ouders willen weten wat goede spelletjes zijn en drie willen meer kennis over het onderwijs en het onderwijssysteem.Twee ouders willen meer kennis over opvoeding (meer weten en praten over hoe je omgaat met kinderen). Eenmaal genoemd werden: ‘Meer weten welke boeken geschikt zijn om voor te lezen en oefenen om voor te lezen’, ‘Weten hoe je om kunt gaan met tv-kijken’, ‘Luisteren en praten op de ouderavond. Hoe praat je in een groep?’ 3.4.6 Samenvatting Ondanks vele inspanningen om met Nederlandstalige ouders in gesprek te komen is de respons beperkt. Dit lijkt vooral samen te hangen met het feit dat er in tegenstelling tot NT2-ouders, op het gebied van taal en ouderbetrokkenheid, geen groepsgerichte activiteiten plaatsvinden op scholen. Wel is de overeenstemming in de behoefte van ouders groot. Deze kan worden samengevat in een opmerking die een van de moeders 2 maakte nadat zij de vragen had beantwoord: ‘Als ik eerlijk ben, had ik geen behoefte aan zulke cursussen, maar nu ik meedoe aan de ouder-kindworkshops, vind ik het eigenlijk heel leuk. Ik wil wel wat doen, maar alleen voor mijn kind - samen met mijn kind.’ Uit de reacties komt duidelijk naar voren dat als ouders iets willen met taal en ouderbetrokkenheid, dit zich moet richten op het leren en de ontwikkelingen van hun kind(eren). De meeste ouders willen graag meer weten over hoe ze hun kind(eren) kunnen helpen met leren. Hoe ze hun kind thuis het beste kunnen ondersteunen. Hoewel de ouders al veel doen met hun kind, valt op dit gebied nog wel winst te behalen. Het contact met de leidster en leerkracht is over het algemeen goed. De informatie van school wordt door de meeste, maar niet door alle ouders goed begrepen. Ouders willen graag meer betrokken zijn bij de peuterspeelzaal/school, ze willen met name graag meer helpen bij activiteiten.
2
De betreffende moeder nam deel aan ouder-kindworkshops. In deze workshops doen ouders samen met hun kind onder leiding van de leidster van de peuterspeelzaal en een docent een educatieve activiteit. Deze activiteit wordt met de docent voor- en nabesproken, met ruimte voor opvoedkundige vragen.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
31
4. Resultaten scholen en schoolbesturen 4.1
Uitkomsten Primair onderwijs
Hieronder worden de visie en de behoeften van scholen en schoolbesturen op basis van de antwoorden in de digitale vragenlijst weergegeven. 4.1.1 De visie op de verantwoordelijkheid De eerste vraag in de enquête betrof de verantwoordelijkheid voor het leren van de kinderen: is vooral de school verantwoordelijk, vooral de ouders of dragen beiden de verantwoordelijkheid? Zeven van de tien scholen vinden dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn. Eén respondent is van mening dat vooral de ouders verantwoordelijk zijn. De school als hoofdverantwoordelijke wordt eveneens één keer genoemd.
Verantwoordelijk voor schoolloopbaan de school de ouders samen
Figuur 14. De visie van scholen / schoolbesturen op de verantwoordelijkheid voor schoolloopbaan
4.1.2 De belangrijkste doelstelling van TOP-activiteiten Op de vraag wat de school/ het schoolbestuur beschouwt als de belangrijkste doelstelling van TOPactiviteiten, geeft de helft van de respondenten aan: het versterken van het educatief thuismilieu. Drie respondenten noemen hier het verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van de ouders, terwijl twee het verbeteren van de relatie school-ouders het belangrijkst vinden. Zie figuur 15.
1e doel TOP Taalvaardigheid Educatief thuismilieu Figuur 15. De belangrijkste doelstelling van TOP-activiteiten
In de uitleg die de respondenten geven bij hun visie op Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie (TOP) ligt bij één school de nadruk op de taalontwikkeling van de ouders. Deze school organiRapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
32
seert taalcursussen Nederlands en taalactiviteiten voor ouders. De meeste scholen leggen de nadruk op het versterken van het educatief thuismilieu, in de woorden van een respondent: ‘Ouders kunnen thuis activiteiten aanbieden die de school wel degelijk kan aanmoedigen. Bijvoorbeeld gesprekjes voeren met kinderen, (voor)lezen, letter- en cijferspelletjes doen, liedjes en rijmpjes leren en spelen met vormen. Vooral voor jonge kinderen, die voor de ontwikkeling van kennis en vaardigheden meer van hun ouders afhankelijk zijn dan oudere kinderen, vinden wij de ‘ontwikkelende’ rol van ouders van groot belang. Het effect daarvan is nog groter als wat er thuis gebeurt, samenhangt met wat er op school gebeurt. We zetten dan ook in op het onderwijsondersteunend aspect van ouderbetrokkenheid.’ Een van de scholen merkt op dat zij ouders als educatief partner ziet. Ouders kunnen zich in de oudercursus die op school wordt gegeven de leerstof eigen maken die de kinderen in de klas krijgen aangeboden, zodat zij hun kinderen thuis nog beter kunnen begeleiden. Andere respondenten geven de samenhang tussen de drie onderscheiden doelen aan: ‘Belangrijk is dat ouders zich ervan bewust zijn dat zij verantwoordelijk zijn voor een continue ontwikkeling van hun kind gedurende hun schoolloopbaan. Zo gauw zij zich dit realiseren, staan zij ook open voor eigen continue ontwikkeling om zodoende hun kinderen te kunnen begeleiden en ondersteunen in bovenstaand proces. Benadrukt wordt ook het belang van taal hierin: ‘het is belangrijk dat ouders de Nederlandse taal leren zodat zij zich kunnen laten informeren over hun kind en er sprake kan zijn van communicatie tussen school en thuis.’ Een andere school wil laagdrempelig voor ouders zijn en door middel van goede contacten ook het educatieve thuismilieu versterken. Eén school geeft te kennen dat de TOP-visie nog niet optimaal uitgewerkt is. De ouderbetrokkenheid is nog te beperkt. De school zou meer naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid willen. Tot slot merkt één respondent op dat er op school nauwelijks ouders zijn die de Nederlandse taal niet beheersen. 4.1.3 De taalvaardigheid van ouders en de taalkeuze Op de vraag wat er op de school nodig is op het gebied van taalvaardigheid van ouders (zowel Nederlandstalig als anderstalig), geven acht van de tien respondenten aan dat ouders zich moeten inspannen om (beter) Nederlands te leren. Zes respondenten vinden dat ouders hun kinderen thuis moeten begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in het Nederlands. Wat de taalkeuze betreft vinden zes respondenten dat anderstalige ouders in school Nederlands zouden moeten spreken en ook thuis hun kinderen in het Nederlands zouden moeten begeleiden met schoolwerk. Daartegenover staan twee respondenten die van mening zijn dat thuis begeleiden/helpen schoolwerk in de eigen taal of dialect zou moeten gebeuren. Vier respondenten vinden dat Nederlandse ouders met hun kinderen (Algemeen) Nederlands moeten spreken, terwijl twee respondenten van mening zijn dat ook anderstalige ouders met hun kinderen Nederlands moet spreken.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
33
4.1.4 De communicatie ouders - school Op de vraag of de school er wel eens mee geconfronteerd wordt dat ouders de mondelinge communicatie van de school niet goed begrijpen antwoorden zeven van de tien respondenten dat dit regelmatig of vaak het geval is. Twee geven dat aan dit soms gebeurt. Op één school vindt dit nooit plaats.
Mondelinge begripsprobleem
Regelmatig Vaak Soms Nooit
Figuur 16. Onbegrip in mondelinge communicatie
Bij de schriftelijke communicatie zijn de problemen groter, negen van de tien respondenten geven aan dat de school er regelmatig of vaak mee geconfronteerd wordt dat ouders de schriftelijke communicatie van de school bijvoorbeeld in nieuwsbrieven en schoolgids niet goed begrijpen. Op één school is dit nooit een probleem.
Schriftelijke begripsprobleem
Regelmatig Vaak Soms Nooit
Figuur 17. Onbegrip in schriftelijke communicatie
Op de vraag of het contact met ouders minder sterk is doordat ouders de taal niet goed beheersen, antwoordt de helft van de respondenten dat dit inderdaad het geval is. Ouders gaan hierdoor het contact met de school/een de leerkracht uit de weg. Vier respondenten geven aan dat dit geen probleem op de school veroorzaakt, terwijl één respondent aangeeft dat dit de school/een leerkracht ervan kan weerhouden contact met ouders te zoeken. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
34
De meeste respondenten (zeven van de tien) geven aan dat de school de ouders een cursus Taal en ouderbetrokkenheid biedt om hun kinderen te kunnen ondersteunen en/of goed te kunnen functioneren op school, terwijl één respondent hier een algemene taalcursus noemt. Drie respondenten zeggen dat ouders naar een taalaanbieder doorverwezen worden en eveneens drie dat ouders geen specifieke hulp op het gebied van taal krijgen. Eén respondent gaat uitvoerig in op wat de school de ouders biedt: ‘Wij merken dat ook veel Nederlandse ouders behoefte hebben aan zo'n cursus. We werken met een variant op een portfolio taal, de "Trotsmap". Dit is een document dat de taalontwikkeling van de leerlingen in de loop van het schooljaar weergeeft. Het doel is: • Ouders op de hoogte houden van wat de kinderen doen op school. • Ouders informeren over de werkwijzen en doelen van ons onderwijs. • Onderwijsondersteunend gedrag stimuleren. • Het gevoel van competentie van kinderen vergroten. Inhoud van de map: A. Taalwerk passend bij onze visie op taal en taalonderwijs. B. Reacties van ouders en medeleerlingen op het werk van de leerling. C. Tips van de juf / meester Informatie over de thema's die aan de orde komen. Informatie over de leerstof. Oefeningen voor thuis. Vermelding van websites. De ouders kunnen de map van de kinderen bekijken tijdens de informatieavond. Een keer in de 6 weken geven we de map mee naar huis. Bij de bespreking van het rapport kunnen we de map gebruiken om ons verslag te illustreren.’ 4.1.5 Didactisch partnerschap Op de vraag wat de school verwacht van ouders op didactisch gebied, geven alle respondenten aan dat ouders: • met hun kind praten over school • hun kind voorlezen • met hun kind naar de bibliotheek gaan Negen van de tien respondenten noemen hier: dat ouders hun kind helpen met huiswerk. Spelletjes doen met het kind wordt achtmaal genoemd en naar leerzame tv-programma’s kijken en leerzame computerspelletjes doen zevenmaal. De comunicatie met de ouders over de verwachtingen op didactisch gebied vindt volgens negen van de tien respondenten plaats In gesprekken tussen leerkracht en ouder. Zeven geven daarbij aan dat dit ook tijdens het intakegesprek plaats vindt. Zesmaal genoemd wordt de schriftelijke communicatie in de schoolgids. In één geval sluiten ouders en school een contract. Een andere respondent oppert dit ook als mogelijkheid: zou je ouders tijdens het intakegesprek een verklaring kunnen laten tekenen waarmee zij zich verplichten naar de ouder-en informatieavonden te komen? Zij voegt daaraan toe: ‘Waar ligt de grens?’. Zes respondenten merken op dat de school / het schoolbestuur er meer aan kunnen doen om de verwachtingen duidelijk te maken aan ouders. Op de vraag wat de school de ouders biedt om hun kinderen op didactisch gebied te kunnen ondersteunen, noemen negen van de tien respondenten: gesprekken met de leerkracht. Informatieochtenden of – avonden worden achtmaal genoemd en een cursus taal en ouderbetrokkenheid zevenmaal. Daarbij zegt men ook: ‘diverse activiteiten in de ouderkamer’ (vier respondenten). 4.1.6 Pedagogisch partnerschap Op de vraag wat er nodig is om pedagogisch partnerschap met ouders mogelijk te maken antwoorden, wordt ‘onderlinge afstemming over gedrag van het kind thuis en op school’ het belangrijkst gevonden. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
35
Negen van de tien respondenten noemen dit. Ook ‘Afspraken kunnen maken over gezondheid (bijvoorbeeld buiten spelen, goede kleding)’ wordt veel genoemd (zeven respondenten), gevolgd door ‘Gemeenschappelijke waarden in opvoeding’, ‘afspraken kunnen maken over bedtijden’, ‘afspraken kunnen maken over eetgewoonten, bijv. ontbijt’ worden zesmaal genoemd. Tot slot wordt ‘afspraken kunnen maken over internetgebruik thuis’ vijfmaal genoemd. Een respondent merkt hierbij op dat de school graag pedagogisch partnerschap wil, maar wel zonder opgeheven vingertje. Een andere respondent geeft aan dat hierover ook afspraken gemaakt worden met de Jeugd- en Gezinswerkster als de school dit nodig acht. Maar dat ouders daar dan wel voor open moeten staan. Op een andere school wordt kenbaar gemaakt wat de school belangrijk vindt bijvoorbeeld met betrekking tot gezondheid en internetgebruik maar dat hierover geen afspraken gemaakt worden. Op weer een andere school is een pedagogisch medewerker. Men vindt het belangrijk dat er vaak van gedachten gewisseld wordt over pedagogische onderwerpen. Het blijkt echter dat het niet kunnen spreken van de Nederlandse taal deze uitwisselingen van ideeën in de weg staat. 4.1.7 Participatie Alle respondenten vinden het van belang dat ouders in de Medezeggenschapsraad vertegenwoordigd zijn en acht van de tien respondenten noemen ook het deelnemen aan de oudercommissie en activiteiten in de klas. Verder worden hier genoemd: mee met uitjes en/of schoolreisje (zevenmaal), luizenouder (zesmaal), leesouder (vijfmaal)en tot slot opruim- en schoonmaakactiviteiten(driemaal). Een respondent merkt op dat de medezeggenschapsraad op de betreffende school in wording is en dat de locatieouderraad draait. Alle groepen ouders zijn hierin vertegenwoordigd. 4.1.8 Kennis en vaardigheden Op de vraag aan welke kennis en vaardigheden van ouders de school / scholen behoefte hebben, geven negen van de tien respondenten aan: Nederlands spreken en liefdevol en met aandacht met kinderen kunnen omgaan. Kennis over wat kinderen leren op een basisschool wordt achtmaal genoemd. Kennis over de ontwikkeling van kinderen, kennis over opvoeden (in Nederland) en opvoedvaardigheden worden zevenmaal genoemd. Nederlands lezen en schrijven wordt door zes respondenten genoemd. Tot slot wordt kennis over het (Nederlandse) onderwijssysteem en een open en vriendelijke houding naar leerkrachten kunnen aannemen door vijf respondenten aangekruist. Welke kennis en vaardigheden op het gebied van TOP hebben school/schoolbestuur zelf nodig? Hierbij wordt de Kennis op het gebied van Nederlands als tweede taal bij kinderen het meest genoemd (achtmaal), gevolgd door een open en vriendelijke houding naar ouders kunnen aannemen (zevenmaal). Kennis van NT2 bij ouders (volwassenen) en van de culturele achtergrond van de ouders en inlevingsvermogen/empathie worden door zeven respondenten aangekruist. Kennis van laaggeletterdheid en kennis en vaardigheden op het gebied van interculturele communicatie door vijf. 4.1.9 Taalgebruik in de school Op de vraag of de school het mondeling en schriftelijk taalgebruik aanpast zodat ook laagtaalvaardige/laaggeletterde/anderstalige ouders het kunnen begrijpen, geven vier respondenten aan dat ze dat proberen te doen. De helft van de respondenten zegt dat in sommige gevallen te doen. Eén respondent geeft aan dat dit niet gebeurt. De oorzaak hiervan is helder: deze school kent geen ouders die problemen met de Nederlandse taal hebben.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
36
Aanpassing Taalgebruik
Ja Soms Niet
Figuur 18. Aanpassen taalgebruik
Het aanpassen van het taalgebruik in het tienminutengesprek wordt door negen van de tien respondenten genoemd (op één school is dit dus niet van toepassing). Daarbij noemen zeven respondenten: in gesprekken bij halen en brengen, algemene presentatie tijdens een ouderavond en de Nieuwsbrief van school. Vereenvoudiging bij de beschrijvingen in het rapport wordt vijfmaal genoemd en bij de terminologie in het rapport driemaal. Aanpassing van informatie op de website wordt viermaal aangekruist en in de schoolgids en de schoolkrant driemaal. Een van de respondenten die aangeeft dat de informatie soms aangepast wordt, geeft hier de volgende uitleg bij: ‘We willen de ouders graag tegemoet komen en lichten waar nodig de informatie toe en leggen de termen die we gebruiken uit. We willen ook weer niet zo ver gaan in de aanpassingen dat het de geloofwaardigheid van de school aantast. We hebben hoge verwachtingen van ouders en in principe gaan we het aanspreek- en informatieniveau niet verlagen. Ondanks het feit dat de groep hoger opgeleide ouders kleiner is, richten we ons op die groep en proberen de andere ouders erbij te betrekken en hun ervan bewust te maken dat zij zich moeten ontwikkelen en dat het niet de school is die zich moet gaan aanpassen.’ 4.1.10 TOP-cursussen Op zes van de tien scholen worden TOP-cursussen gegeven, op vier scholen is dat niet het geval. Verder wordt er op de scholen meegedaan met de VoorleesExpress (viermaal genoemd) en activiteiten in samenwerking met de bibliotheek (driemaal genoemd). Ook wordt gewerkt met ‘Opstap’ en ‘Overstap’, ‘Het ei van Columbus’ en ‘Ouders en school in communicatie’. Vermeld worden ook: themaochtenden verzorgd door de oudercontactpersoon, een cursus voor ouders uit groepen 1/2 interactief voorlezen in samenwerking met dramadocent, nauwe samenwerking met de peuterspeelzaal, diverse activiteiten in de ouderkamer, verteltassen maken, koffieochtenden, koken met de ouders en het bezoeken van musea, theater. Een van de respondenten merkt bij de TOP-cursussen het volgende op: ‘Wat voor ons lastig is, is dat sommige regels vanuit de gemeente de deelname aan een cursus belemmeren. Ouders mogen niet tegelijkertijd inburgeren en deelnemen aan de taalcursus, terwijl zij dit wel willen. Versoepeling van die regels zou, denk ik, veel uitmaken.’ Wat betreft de inhoud van de TOP-cursus geven alle respondenten aan de dat Nederlandse taal op het programma staat. Bij vier van de zes cursussen is ‘Educatieve activiteiten thuis’ eveneens een onderdeel, en bij drie ‘Praten met de leerkracht’ en ‘meedoen met activiteiten op school (bijv. helpen in de Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
37
schoolbibliotheek’. ‘Uitstapjes in de gemeente, bijvoorbeeld naar de bibliotheek of een museum, wordt tweemaal aangekruist. De cursussen worden in twee gevallen door een taalaanbieder gegeven en eveneens tweemaal staat een oudercontactfunctionaris van de school voor de klas. In één geval is de leerkracht van de betreffende school docent. 4.1.11 De schoolpopulatie Aan de respondenten is tot slot gevraagd een inschatting te maken van het percentage laagtaalvaardige / laaggeletterde ouders op de school/scholen. Bij zes van de tien scholen is dit tussen 25% en 50%, bij twee scholen tussen 0 en 25 %, en eveneens bij twee tussen de 50 en 75%. Op geen van de scholen ligt dit boven de 75%. Zoals in Figuur 18 te zien is.
Laag taalvaardigen 0% - 25% 25% - 50% 50% - 75% 75% - 100%
Figuur 19. Percentage Laag taalvaardige ouders op school
Op de vraag hoeveel van de groep laagtaalvaardige / laaggeletterde ouders op de school/scholen Nederlandstalig is, worden de volgende percentage aangegeven. Zevenmaal is het percentage tussen 0% en 25%, tweemaal tussen 75% en 100% en eenmaal tussen de 25% en 50%. Op geen van de scholen is het percentage tussen de 50% en 75%.
4.2
Voortgezet onderwijs
De respondent die via de mail heeft gereageerd, geeft aan dat de school in het verleden een cursus Taal en Ouderbetrokkenheid verzorgde, gegeven door de NT2-docenten van de school. Dit werd om meerdere redenen als zeer zinvol ervaren. Ten eerste omdat ouders door de cursus beter in staat waren om hun kinderen te begeleiden in hun schoolcarrière. Ten tweede omdat er in de school zo veel meer kennis en informatie ontstond over de achtergrond van de leerlingen. De school is met de lessen gestopt omdat de subsidie voor dergelijke cursussen werd stopgezet. Vervolgens heeft de school nog een tijd inburgeringcursussen verzorgd. Dit is beëindigd toen de school hiervoor geen gunning meer kreeg. Ook de respondent die de vragenlijst heeft ingevuld, geeft aan dat er in het verleden een cursus taal en ouderbetrokkenheid werd gegeven, maar dat deze is stopgezet in verband met subsidie-voorwaarden. De school heeft tussen de 50 - 75 % laagtaalvaardige en/of laaggeletterde ouders. De respondent geeft aan dat ouders en school samen verantwoordelijk zijn voor het leren van de leerlingen en ziet het verbeteren van de relatie tussen ouders en school als de belangrijkste doelstelling van het TOP-beleid. De school zou graag zien dat ouders in school Nederlands spreken, dat anderstalige ouders met hun kindeRapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
38
ren Nederlands spreken en dat ouders hun kinderen thuis in het Nederlands begeleiden met schoolwerk/huiswerk. De school ziet ook graag dat ouders thuis met hun kind over school praten. De school wordt regelmatig geconfronteerd met ouders die de mondelinge en schriftelijke informatie van school niet begrijpen (rapportgesprekken, nieuwsbrieven website etc.). Dit heeft een negatief effect op het contact tussen ouders en docenten, omdat sommige ouders of docenten hierdoor het contact uit de weg gaan. Informatie wordt verstrekt in het intakegesprek, schriftelijk in de schoolgids en in gesprek tussen docent en ouder. Tevens organiseert de school informatieochtenden, of – avonden, bijvoorbeeld over het begeleiden van je kind/omgaan met huiswerk. Respondent geeft aan dat de school meer zou kunnen doen. Voor het pedagogisch partnerschap acht de respondent het nodig dat er onderlinge afstemming is over het gedrag van de leerling thuis en op school en dat school en ouders indien nodig afspraken kunnen maken over gezondheid, internetgebruik, bedtijden en eetgewoonten. Voor wat betreft de participatie van ouders heeft de school behoefte aan ouders voor de ouderraad en de medezeggenschapsraad. Respondent geeft aan dat ouders en/of school behoefte heeft aan kennis en vaardigheden betreffende de Nederlandse taal, de ontwikkeling van kinderen, het Nederlandse schoolsysteem en opvoeden. De school zet zich in om in eenvoudig taalgebruik met ouders te communiceren, bijvoorbeeld tijdens rapportgesprekken.
4.3
Samenvatting scholen en schoolbesturen
De meeste scholen en schoolbesturen vinden dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn voor de schoolloopbaan van de kinderen. Over de belangrijkste doelstelling van TOP-activiteiten zijn de meningen verdeeld. De helft van de scholen en schoolbesturen vindt het versterken van het educatief thuismilieu het belangrijkst. Bij de andere helft zijn de meningen verdeeld tussen ‘het verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van de ouders’ en ‘ het verbeteren van de relatie school-ouders. Hierbij wordt aangegeven dat er samenhang tussen de onderscheiden doelen is. De meeste respondenten geven aan dat ouders zich moeten inspannen om (beter) Nederlands te leren. Meer dan de helft van de respondenten vindt dat ouders hun kinderen thuis moeten begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in het Nederlands. Zij vinden ook anderstalige ouders in school Nederlands zouden moeten spreken. Een minderheid vindt dat thuis begeleiden en/of helpen bij schoolwerk in de eigen taal of dialect zou moeten gebeuren. Eveneens een minderheid (vier van de tien) vindt dat Nederlandse ouders met hun kinderen (Algemeen) Nederlands moeten spreken, terwijl twee respondenten van mening zijn dat ook anderstalige ouders met hun kinderen Nederlands moet spreken. De meeste scholen worden er regelmatig mee geconfronteerd dat ouders de mondelinge communicatie van de school niet goed begrijpen. Bij de schriftelijke communicatie zijn de problemen groter. Op een school na worden alle scholen ermee geconfronteerd wordt dat ouders de schriftelijke communicatie van de school bijvoorbeeld in nieuwsbrieven en schoolgids niet goed begrijpen. Het contact met ouders is volgens de helft van de respondenten minder sterk doordat ouders de taal niet goed beheersen. Volgens anderen is dit op hun school niet het geval. Op de meeste school kunnen ouders een cursus Taal en ouderbetrokkenheid volgen om hun kinderen te kunnen ondersteunen en/of goed te kunnen functioneren op school. Alle respondenten verwachten dat ouders met hun kind praten over school, hun kind voorlezen en met hun kind naar de bibliotheek gaan. Ook andere educatieve activiteiten worden genoemd, zoals helpen met huiswerk, spelletjes doen, kijken naar e tv-programma’s kijken.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
39
Vrijwel alle scholen communiceren met de ouders over de verwachtingen op didactisch gebied via gesprekken tussen leerkracht en ouder. Vaak vindt dit ook tijdens het intakegesprek plaats, of door middel van de schriftelijke communicatie in de schoolgids. Meer dan de helft van de respondenten merkt op dat de school / het schoolbestuur er meer aan zou kunnen doen om de verwachtingen duidelijk te maken aan ouders. De scholen bieden de ouders de mogelijkheden om hun kinderen op didactisch gebied te kunnen ondersteunen door middel van gesprekken met de leerkracht, Informatiebijeenkomsten, cursussen taal en ouderbetrokkenheid en diverse activiteiten in de ouderkamer. In pedagogisch partnerschap vindt men onderlinge afstemming over gedrag van het kind thuis en op school het belangrijkst. Ook acht men het belangrijk dat er afspraken gemaakt kunnen worden over gezondheid, bedtijden, eetgewoonten. Alle scholen / schoolbesturen geven aan er belang aan te hechten dat ouders op school participeren in de Medezeggenschapsraad. Ook de oudercommissie en activiteiten in en buiten de klas worden belangrijk gevonden. De school / schoolbesturen hebben er behoefte aan dat ouders Nederlands spreken, liefde- en aandachtsvol met kinderen kunnen omgaan en weten wat kinderen leren op een basisschool. Verder worden genoemd: kennis over de ontwikkeling van kinderen, over opvoeden (in Nederland). Bij de gewenste vaardigheden van ouders worden opvoedvaardigheden en Nederlands lezen en schrijven het meest genoemd. Wat scholen en schoolbesturen zelf aan kennis en vaardigheden in huis moeten hebben is: kennis op het gebied van Nederlands als tweede taal bij kinderen, een open en vriendelijke houding naar ouders kunnen aannemen, kennis van NT2 bij ouders (volwassenen) en van de culturele achtergrond van de ouders en inlevingsvermogen/empathie. Kennis van laaggeletterdheid en vaardigheden op het gebied van interculturele communicatie wordt door de helft van de respondenten genoemd. Op de meeste scholen wordt het mondeling taalgebruik in het tienminutengesprek en gesprekjes bij halen en brengen aangepast aan het taalniveau van de ouders. Soms gebeurt dit ook bij algemene presentaties op ouderavonden. Schriftelijke informatie wordt ook aangepast namelijk in de nieuwsbrief van school en volgens de helft van de respondenten bij de beschrijvingen in het rapport. Op zes van de tien scholen worden TOP-cursussen gegeven, op vier scholen is dat niet het geval. Een van de respondenten merkt hierover het volgende op: ‘Wat voor ons lastig is, is dat sommige regels vanuit de gemeente de deelname aan een cursus belemmeren. Ouders mogen niet tegelijkertijd inburgeren en deelnemen aan de taalcursus, terwijl zij dit wel willen. Versoepeling van die regels zou, denk ik, veel uitmaken.’ Alle respondenten geven aan dat wat betreft de inhoud van de cursussen Nederlandse taal op het programma staat. Bij vier van de zes cursussen is ‘Educatieve activiteiten thuis’ eveneens een onderdeel, en bij drie ‘Praten met de leerkracht’ en ‘Meedoen met activiteiten op school (bijv. helpen in de schoolbibliotheek’. ‘Uitstapjes in de gemeente, bijvoorbeeld naar de bibliotheek of een museum, wordt tweemaal aangekruist.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
40
5. Resultaten gemeentelijk beleidsambtenaren 5.1
Uitkomsten gemeentelijk beleidsambtenaren
Hieronder worden de visie en de behoeften van beleidsambtenaren van gemeenten op basis van de antwoorden in de digitale vragenlijst weergegeven.
5.2
Doelstelling en inhoud
In zeven van de tien gemeenten (negen respondenten) wordt een Top-cursus gegeven. Als belangrijkste doelstelling van het beleid noemen zeven respondenten (58%): ‘het versterken van het educatief thuismilieu’. Drie respondenten (25%) geven aan ‘het verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van de ouders’. ‘Het verbeteren van de relatie tussen school en ouders’ wordt door twee respondenten genoemd. NL taalvaardigheid ouders Educatief thuis
Relatie oudersschool
Figuur 19. Belangrijkste doelstelling van het TOP-beleid
Negen respondenten geven aan dat er geen verplichte onderdelen zijn in de TOP-cursus, terwijl drie respondenten stellen dat er wel onderdelen verplicht zijn. Hierbij worden Nederlandse taal, praten met de leerkracht en uitstapjes in de gemeente één keer genoemd, meedoen aan activiteiten op school twee keer en educatieve activiteiten thuis drie keer.
5.3
Docent oudercursus
De beleidsambtenaren hebben verschillende ideeën over wie een TOP-cursus zou moeten geven. ‘Een leerkracht van de betreffende school’ wordt vier keer gekozen als geschikte docent voor oudercursussen, eveneens vier respondenten zien een taalaanbieder (in samenwerking met school) als meest geschikt (waarbij eenmaal gesproken wordt van ‘taalprofessional’). Daarnaast worden genoemd: de oudercontactfunctionaris, verschillende uitvoerders afhankelijk van specifiek doel en doelgroep van de cursus en de (voor)scholen mogen het zelf invullen.
5.4
TOP-activiteiten en -beleid
De wijze waarop invulling wordt gegeven aan het TOP-beleid verschilt van gemeente tot gemeente. In sommige gemeenten staat het beleid nog in de kinderschoenen. Ook wordt aangegeven dat men pas volgend schooljaar begint. Andere gemeenten hebben al vele jaren beleid op dit gebied. Zij hebben hun eigen aanpak en werken met verschillende programma’s en/of projecten. Voorbeelden hiervan zijn: Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
41
• ‘Taal begint thuis’: een campagne om ouders te stimuleren thuis met Nederlands bezig te zijn • ‘Eigen Kracht’ (gericht op laagopgeleide vrouwen) • ‘Taalladder’ • ‘Taalvisite’ • ‘Boekstart’ • Omgaan met tweetaligheid • De website www.amsterdam.nl\taaltips Verder wordt er extra taalonderwijs voor kinderen aangeboden, waarbij speciale aandacht is voor ouderbetrokkenheid. Er zijn ook voorleesactiviteiten, speelochtenden en er wordt voorlichting en advies gegeven, waarbij allochtone schoolcontactpersonen en logopedisten zijn betrokken. Verder wordt in sommige gemeenten samengewerkt met het taalaanbod van Educatie & Inburgering. Ook hebben gemeenten het thema opgenomen in de Lokaal Educatieve Agenda (LEA). Driekwart van de respondenten geeft aan dat de gemeente subsidie geeft voor TOP-cursussen, die zowel gericht zijn op de taalontwikkeling van ouders als het educatieve thuismilieu als de interactie tussen ouders en school. Drie respondenten geven aan dat de subsidie gaat naar TOP-cursussen gericht op de taalvaardigheid van de ouders terwijl vier aangeven dat TOP-cursussen gericht op het educatief thuismilieu begunstigd worden. Vijfmaal wordt genoemd dat de gemeenten subsidie verlenen voor het ontwikkelen van methoden en/of materialen. En eveneens vijfmaal wordt gewerkt met vrijwilligers om ouders te ondersteunen.
Gemeentelijke beleid Overig Werken met vrijwilligers Subsidie ontwikkeling lesmateriaal Subsidie gemengde cursus Subsidie taalcursus Subsidie educatie thuis Op agenda LEA 0
1
2
3
4
5
6
Figuur 20. Gemeentelijk beleid t.a.v. TOP
5.5
Verwachtingen van gemeenten
Negen respondenten verwachten van ouders dat zij zich inspannen om Nederlands te leren. Zeven respondenten vinden dat ouders hun kinderen thuis horen te begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in het Nederlands en vijf merken daarbij op dat voor deze hulp ook de eigen taal gebruikt kan worden. ‘Wij verwachten dat ouders hun kinderen thuis begeleiden in welke taal dan ook, maar vooral dat zij met de leerkracht kunnen praten over hun kind en beter begrijpen wat de school van hen verwacht/ zij van de school kunnen verwachten.’ Geen enkele gemeente zegt te verwachten dat ouders thuis Nederlands met hun kinderen spreken. Een van de respondenten merkt hierover op: ‘De kwaliteit Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
42
van het educatief thuismilieu heeft prioriteit boven de taal die daarin wordt gehanteerd. Liever wel praten over school in correct Turks, dan niet of weinig in slecht Nederlands.’ Twee respondenten vinden het de taak van de school om een TOP-cursus aan te bieden, terwijl niemand van de scholen verwacht dat ze een taalcursus geven. De scholen horen ouders te informeren over de mogelijkheden om Nederlands te leren, vinden de meeste gemeenten. Daaraan wordt door twee respondenten toegevoegd: dat scholen de leiding nemen in het verbeteren van educatief partnerschap met ouders. School en ouders zijn samen verantwoordelijk voor goede onderwijsresultaten van het kind. Een respondent schrijft: ‘We verwachten van scholen dat zij zich inspannen om ouders te betrekken bij het onderwijs aan hun kind. Ons beleid is vraaggericht ingericht, waardoor maatwerk per school mogelijk is. Dat kan betekenen dat er TOP-cursussen worden gegeven, maar ook andere activiteiten die hieraan bijdragen, zijn mogelijk.’ Ook een andere respondent noemt het organiseren van activiteiten.
5.6
Knelpunten bij het versterken van de taalvaardigheid van de ouders
Het grootste probleem waar de beleidsmedewerkers tegenaan lopen is dat de scholen ouders onvoldoende bereiken. Dit probleem wordt viermaal genoemd. Daarbij wordt opgemerkt dat de inzet van scholen goed is, maar het rendement laag. Ook wordt gesteld dat vve, po en mbo het bereiken van ouders hoog op hun lijstje hebben, maar dat vo-scholen andere prioriteiten stellen dan de gemeente. En: ‘Wij hebben als gemeente weinig inzicht in wat scholen wel/niet doen op het gebied van ouderbeleid.’ Een respondent geeft aan dat er te weinig geld is voor goed beleid. Opgemerkt wordt ook dat de primaire doelgroep van scholen de leerlingen zijn. Een ander knelpunt betreft de uitvoering. Er is veel variëteit in de wijze waarop het beleid wordt uitgevoerd op de scholen. Gemeenten hebben hier niet altijd voldoende zicht en grip op. Een respondent geeft aan dat ‘traditionele’ taalaanbieders veel verstand hebben van taal, maar niet altijd van ouderbetrokkenheid. Eén gemeente geeft aan dat het beleid tot nu toe werd vormgegeven vanuit de volwasseneneducatie waarin Nederlandse taal en maatschappelijke participatie centraal staan, maar dat er komend jaar meer aandacht zal zijn voor het educatief thuismilieu. In andere gemeenten ligt de focus juist al op het educatief thuismilieu en niet op de taalontwikkeling van de ouders. Vraaggericht en gedifferentieerd werken is noodzakelijk, maar niet eenvoudig, stelt een respondent. ‘Samen’ en ‘wederzijds’ zijn sleutelwoorden in de relatie tussen gemeenten, scholen en ouders.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
43
Knelpunten bij TOP-beleid Overig Andere prioriteiten scholen Onvoldoende geld Rendement cursussen te laag Onvoldoende inzet school Niet bereiken ouders 0
1
2
3
4
5
Figuur 21. Knelpunten bij Top-beleid
5.7
Educatief thuisklimaat
Acht respondenten geven aan dat hun gemeente scholen aanspreekt op het belang van een educatief thuisklimaat en hen stimuleert om hier beleid op te voeren. Volgens vijf respondenten ondersteunt hun gemeente de scholen hierbij met hulpmiddelen, zoals informatieve folders of een website met voorbeelden. Eén gemeente geeft aan geen beleid te voeren ten aanzien van het educatief thuisklimaat, omdat dit de verantwoordelijkheid van de ouders is. Op de vraag wat de gemeente van de scholen verwacht geven twee respondenten als antwoord: “Niets, dat is de verantwoordelijkheid van scholen/schoolbesturen.” Acht respondenten zeggen te verwachten dat leerkrachten hierover in gesprek gaan met ouders. De school moet volgens zes respondenten oog hebben voor de thuissituatie en de mogelijkheden die daar liggen. Volgens vier respondenten zouden stimulerende activiteiten systematisch verwerkt moeten worden in de TOP-cursus. Vijfmaal genoemd werd het organiseren van ouderavonden waarin informatie gegeven wordt over wat ouders thuis kunnen doen, terwijl drie respondenten het belangrijk vinden dat er praktische ouderavonden georganiseerd worden waarin ouders met educatieve activiteiten kunnen oefenen.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
44
Verwachtingen m.b.t. scholen Overig Ouderavond: informatie Activiteiten in TOP-cursus Ouderavond: oefenen Praten met ouders Scholen zien mogelijkheden thuissituatie Niets, school verantwoordelijk 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Figuur 22. Wat verwacht de gemeente van scholen m.b.t. het stimuleren van het educatief thuismilieu?
Op de vraag wat de gemeente met zijn beleid wil stimuleren bij de ouders geven twee gemeenten aan dat zij hier geen beleid op hebben, omdat de verantwoordelijkheid bij de ouders ligt. De meeste gemeenten (acht respondenten) willen ouders stimuleren thuis educatieve activiteiten met hun kind te doen. Zes respondenten geven verder aan: ‘thuis met het kind praten over school’ en vier: ‘helpen met huiswerk’. Een respondent merkt op: ‘Wij vinden het belangrijk dat er een goed educatief thuisklimaat is, maar de scholen zijn aan zet om dat verder vorm te geven en specifieke verwachtingen uit te spreken.’ Knelpunten bij het beleid rondom het educatief thuismilieu zijn het onvoldoende bereiken van ouders (vijfmaal genoemd) en het feit dat sommige ouders onvoldoende taalvaardig zijn om doelgericht het educatief thuismilieu te versterken (driemaal genoemd). Daarnaast stellen volgens drie respondenten scholen soms andere prioriteiten dan de gemeente. De relatie tussen ouders en school De beleidsmedewerkers is ook gevraagd wat zij de taak van de gemeente vinden ten aanzien van het versterken van de relatie tussen ouders en school. Wederom geven (dezelfde) twee gemeenten aan dat dit niet bij het pakket van de gemeente hoort omdat het de verantwoordelijkheid van ouders en van scholen zelf is. De helft van de respondenten zegt van de ouders te verwachten dat zij de school en leerkrachten open tegemoet treden en eveneens de helft verwacht dat ouders zich inspannen om Nederlands te leren. Er zijn drie gemeenten die zeggen dat het aan de ouders of school is om dit in te vullen. Vijf respondenten geven aan dat ze van ouders verwachten aanwezig te zijn op ouderavonden en tienminutengesprekken. Drie respondenten verwachten niets van scholen, omdat zij dat niet de verantwoordelijkheid van de gemeente vinden. In de overige gemeenten verwacht men vooral dat scholen ouders ondersteunen in het leren met hun kind (achtmaal genoemd). Vijf respondenten willen dat er op scholen een open klimaat is waarin aandacht is voor andere culturen en talen. Eén respondent verwacht van scholen dat zij ouders ondersteunen bij het Nederlands leren en bij het opvoeden van hun kinderen. Op de vraag naar knelpunten (zie figuur 23) bij het beleid met betrekking tot dit onderwerp geven zeven respondenten aan dat iedereen van goede wil is, maar dat veranderingen tijd nodig hebben. Twee Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
45
respondenten stellen dat ouders te weinig Nederlands spreken en drie dat cultuurverschillen de communicatie bemoeilijken. Geen van de respondenten vindt dat bepaalde groepen ouders zich door de politiek/maatschappelijke sfeer van de afgelopen jaren hebben teruggetrokken.
Knelpunten beleid school-ouders Overig Andere prioriteiten scholen Onvoldoende geld voor beleid Veranderingen nemen tijd Politiek-maatschappelijk klimaat Cultuurverschillen Onvoldoende taalbeheersing ouders Onvoldoende investering scholen 0
1
2
3
4
5
6
7
8
Figuur 23. Knelpunten in het beleid van de gemeenten t.a.v. de relatie tussen ouders en scholen.
Een van de respondenten stelt: ‘Wij vinden het belangrijk dat scholen voldoende aandacht besteden aan de relatie met ouders en vinden dat ouders betrokken moeten worden bij wat er op school gebeurt. Hier ligt zowel voor de school als voor de ouders een verantwoordelijkheid. Wij benoemen het belang daarvan, maar laten dit verder aan de scholen/schoolbesturen over om het op een goede manier vorm te geven.’ Een ander merkt bij de vragen op: ‘Veel van bovengenoemde punten, vooral op het gebied van de ouders, laten zich moeilijk afdwingen en hebben tijd nodig. Incidenteel gemeentelijk beleid heeft minder zin dan structurele borging in de LEA. Verankering in het schoolplan, in alle onderdelen daarin, is aan de kant van de scholen een middel voor structurele borging van aandacht voor ouders. Tenslotte is afstemming over een doorgaande lijn in communicatie met ouders door vve, po, vo en mbo lastig maar essentieel. “Elke school heeft een andere ouderpopulatie, schoolvisie en soort kinderen. Maatwerk in schoolbeleid ten behoeve van oudercontacten is essentieel.’ Een ander noemt de knip in de financiering tussen voor- en vroegschoolse educatie. “De rijksoverheid (ministerie van onderwijs) heeft aparte convenanten gesloten met grote gemeenten ten behoeve van voorschoolse fase en de onderwijskoepels met betrekking tot primair onderwijs. De gemeente heeft tot dusverre geen inzicht in welke afspraken tussen rijk en het onderwijs zijn gemaakt en nauwelijks sturing op wat onderwijs wel/niet uitvoert met uitzondering van waar gemeente subsidieert. Bij de knip die gemaakt is tussen de schoolse periode en de voorschoolse periode, toen GOA-beleid in GSB-beleid is overgegaan en de middelen niet meer in zijn geheel naar gemeenten gaan ten behoeve van voorschool en school, maar het voorschoolse gedeelte naar gemeente en schoolse naar het onderwijs is de sturing zeer beperkt geworden. Feitelijk zou het rijk, met de geldstroom die zij heeft hier het beste in kunnen sturen. De onderwijsinspectie zal met haar bezoeken constateren of er wel of geen deugdelijk ouderbeleid is. Er zijn overigens wel scholen in onze stad die heel actief bezig zijn om ouders bij hun school te betrekken.” Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
46
Tot slot geeft een van de respondenten aan dat er nog een wereld te winnen valt. Weliswaar vinden scholen en ouders ouderbetrokkenheid beide belangrijk, maar ze hebben er een ander beeld bij en ook andere wensen ten aanzien van de samenwerking. E-mails De diversiteit in beleid, verwachtingen en knelpunten die naar voren komt bij de respondenten op de vragenlijsten, blijkt ook uit de mails. Een respondent vindt het onderzoek niet nodig omdat er zijns inziens al veel gebeurt op het gebied van ouderbetrokkenheid: “De onderwerpen die u aankaart voor onderzoek vormen sinds enkele jaren een gemeentelijk beleidsterrein, dat stevig wordt begeleid, gemonitord en gecontroleerd door OCW en de Onderwijsinspectie. OCW heeft een zeer belangrijke rol hierin.” De andere mails geven juist aan dat zij zich onvoldoende toegerust voelen om op de vragenlijst te reageren: “Het is onmiskenbaar zo, dat het thema van uw expertisecentrum TOP heel actueel is en eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn. Dit is het echter niet. Zie daar onder andere het belang van het door u verzorgde landelijke expertisecentrum TOP. Aan mij is gevraagd een enquête in te vullen. Na de vragen bekeken te hebben, kom ik tot de conclusie dat invulling door de gemeente op dit moment geen zin heeft / niet mogelijk is. Er is geen gemeentebrede visie als het gaat ouderbetrokkenheid bij taalontwikkeling en participatie. Wel is het zo, dat het thema ouderbetrokkenheid in het kader van de gemaakte bestuursafspraken met de staatssecretaris rondom vve een actiepunt is. Hoewel bij het onderwijs en de voorschoolse voorzieningen al veel gebeurt rondom ouderbetrokkenheid, zal in samenspraak met voormelde voorzieningen aandacht voor dit actiepunt komen vanaf 2014.” In de derde mail wordt ook aangegeven dat ouderparticipatie een onderdeel is van de vvebestuursafspraken en dat men na een eerste verkenning op dat gebied heeft besloten breed, dat wil zeggen vanuit CJG netwerken, in te steken. De vragenlijst is niet ingevuld omdat met niet bekend is met het fenomeen Taal en Ouderbetrokkenheid en vermoedt dat dit voor meer vve-beleidsambtenaren geldt.
5.8
Samenvatting gemeenteambtenaren
Er is grote variëteit in hoe ver gemeenten zijn in het vormgeven van beleid rondom TOP. Sommige gemeenten hebben al jaren beleid. In andere gemeenten staat het beleid nog in de kinderschoenen of moet het zelfs nog van start gaan. Daar waar TOP-cursussen worden gegeven, ligt de prioriteit bij het versterken van het educatief thuismilieu (58%), gevolgd door verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van ouders (25%) en het verbeteren van de relatie tussen ouders en school (17%). In de praktijk van de TOP-cursussen komen deze drie overigens vaak allemaal aan bod. Algemene ouderbetrokkenheid in vve en in het primair onderwijs heeft in veel gemeenten wel de aandacht. De meeste gemeenten richten hun beleid op de ontwikkeling van de kinderen en op het stimuleren van een goed educatief thuismilieu. Aandacht voor de taalontwikkeling van de ouders is in deze gemeenten minder vanzelfsprekend. Gemeenten die wel, vaak al jaren, cursussen taal en ouderbetrokkenheid aanbieden, waren voorheen vooral gericht op taal en (maatschappelijke) participatie en richten zich nu ook op het versterken van het educatief thuismilieu. Om het beleid te verankeren is ouderbetrokkenheid een van de onderwerpen van de Lokaal Educatieve Agenda (LEA). Gemeenten verwachten in meerderheid van ouders dat zij scholen/leerkrachten open tegemoet treden, dat zij zich inspannen om Nederlands te leren en dat zij hun kinderen ondersteunen bij het leren. In welke taal ouders dit doen, vinden zij van minder belang: “De kwaliteit van het educatief thuismilieu Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
47
heeft prioriteit boven de taal die daarin wordt gehanteerd. Liever wel praten over school in correct Turks, dan niet of weinig in slecht Nederlands.’ Van scholen verwachten ze dat ze ouders helpen in het leren met hun kind. Ze verwachten niet dat scholen ouders ondersteunen bij Nederlands leren en/of opvoeden. Wel willen gemeenten dat scholen ouders informeren waar ze Nederlands kunnen leren. Er zijn ook gemeenten die niets van ouders of scholen verwachten omdat dit niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten valt. Zij wijzen op de autonomie van de scholen en op de eigen verantwoordelijkheid van zowel ouders als scholen/schoolbesturen. De belangrijkste knelpunten zijn de knip in de financiering tussen voor- en vroegschoolse educatie waardoor gemeenten weinig sturingsmogelijkheden hebben en het feit dat sommige groepen ouders niet bereikt worden. Tevens wordt geconstateerd dat sommige ouders niet taalvaardig genoeg zijn om doelgericht aan het educatief thuismilieu te kunnen werken en dat scholen soms andere prioriteiten stellen.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
48
6. Samenvatting en conclusies In dit hoofdstuk wordt een samenvatting van de onderzoeksresultaten gegeven en worden de onderzoeksvragen beantwoord. Na de beantwoording van de vragen, worden in de laatste paragraaf de opvattingen en de behoeften van ouders, scholen/schoolbesturen en beleidsmedewerkers met elkaar vergeleken.
6.1
Respondenten en representativiteit
Voor het behoeftenonderzoek zijn groepsinterviews afgenomen bij ouders. Daarnaast zijn vragenlijsten ingevuld door ouders, scholen/schoolbesturen en beleidsmedewerkers van gemeenten. Niet alle groepen ouders zijn evenredig vertegenwoordigd, waardoor niet kan worden gesteld dat de antwoorden representatief zijn voor alle groepen ouders. De totale respons onder anderstalige ouders was echter wel groot. De antwoorden van de grote groep ouders in TOP-cursussen vertoonde bovendien weinig variatie in de antwoorden en weinig verschil met de antwoorden van de groep anderstalige ouders die geen gebruik maakten van TOP-aanbod. Daardoor durven wij toch conclusies te trekken met betrekking tot de visie en behoeften van anderstalige ouders in het algemeen. Onder Nederlandstalige ouders was de respons veel kleiner. Om te kunnen generaliseren naar alle Nederlandstalige ouders zouden meer gegevens verzameld moeten worden. Omdat ook bij de Nederlandstalige ouders er veel overeenkomst was in de antwoorden, kunnen er wel voorzichtige conclusies worden getrokken. De respons van de scholen/schoolbesturen was in eerste instantie laag. Na een gerichte belronde is de respons verhoogd tot een derde van de benaderde scholen. Er is een goede regionale spreiding en zowel scholen in grote steden als in kleinere gemeenten zijn vertegenwoordigd. Het aantal beleidsambtenaren van gemeenten dat heeft gereageerd is niet zeer groot. Daar staat tegenover dat ook hier de regionale spreiding en de spreiding tussen grote en minder grote gemeenten groot was.
6.2
Welke visie hebben ouders op de rolverdeling tussen ouders en school?
6.2.1 Samenvatting Hieronder wordt de vraag eerst per subgroep ouders beantwoord en vervolgens over de gehele groep respondenten. Anderstalige ouders in cursus Uit het onderzoek blijkt dat deze ouders, op een enkele uitzondering na, van mening zijn dat zowel de school als zij verantwoordelijk zijn voor het leren van de kinderen. Ook de enkeling die aangeeft dat de school als eerste verantwoordelijk is, vindt dat de ouder daarna medeverantwoordelijk is. Het is belangrijk dat de school en ouders contact hebben en goed met elkaar samenwerken. Iedereen vindt het belangrijk dat ouders thuis het leren van hun kinderen ondersteunen. Helpen met huiswerk wordt hier zeer veel genoemd. Ook zien ouders er het belang van in om op school actief te zijn, zowel in het voeren van gesprekken met de leerkracht als het deelnemen aan activiteiten. Een deel van de ouders voelt zich niet voldoende toegerust om het leren van hun kind te ondersteunen, met name omdat zij het Nederlands onvoldoende beheersen. De meeste ouders vinden dat zij als ouders verantwoordelijk zijn
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
49
voor de opvoeding thuis. De school/leerkracht mag wel een advies of mening geven op dit gebied, maar het is aan de ouder om te beslissen wat hij/zij hiermee doet. Respondenten Dalmar De meeste ouders uit deze groep vinden dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn. Een aantal respondenten vindt dat de ouders verantwoordelijk zijn. Een derde van de Dalmar respondenten is van mening dat de school zich mag bemoeien met de opvoeding thuis, terwijl een derde dat alleen de zaak van de ouders vindt. Een derde deel geeft bij deze vraag geen antwoord. De Nederlandstalige ouders De Nederlandstalige ouders zien een duidelijke rol voor zichzelf weggelegd. Niet alleen de school is verantwoordelijk, ook zij. Alle ouders willen hun kind helpen met leren op school. Ze praten met hun kind over school of doen thuis educatieve activiteiten zoals voorlezen, spelletjes of liedjes zingen. Samenvatting alle ouders Het merendeel van de ouders geeft aan dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn voor het leren van hun kind. Er is een klein verschil in visie op de rolverdeling met betrekking tot het leren tussen de NT2-ouders die aan een TOP- cursus deelnemen en de Dalmar-respondenten. Van de eerste groep kiest vrijwel iedereen voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid, terwijl een deel van de Dalmar respondenten alleen de ouders verantwoordelijk acht. Dit verschil kan veroorzaakt zijn door het ontbreken van een uitgebreide uitleg en groepsdiscussie bij de vragenlijst bij de Dalmar-respondenten. Opmerkelijk is dat geen van deze respondenten alleen de school als verantwoordelijke aanwijst. Alleen een zeer kleine minderheid van de NT2-ouders in cursus geeft aan dat de school het meest verantwoordelijk is. Alle ouders staan open voor advies van de school over opvoeding. Vrijwel alle ouders vinden dat zij als ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding thuis. Zij staan open voor adviezen van de kant van de school, maar beschouwen deze niet als bindend. Enkele ouders vinden dat de school zich mag bemoeien met de opvoeding. 6.2.2 Conclusie Vrijwel alle ouders geven aan dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn voor het leren van hun kind. Vrijwel alle ouders vinden dat zij als ouders verantwoordelijk zijn voor de opvoeding thuis, waarbij ze openstaan voor adviezen van de kant van de school, maar deze niet als bindend beschouwen.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
50
6.3
Welke behoeften hebben ouders op het gebied van kennis en taalvaardigheid om hun rol als partner van de school te kunnen vervullen?
6.3.1 Samenvatting Hieronder wordt de vraag eerst per subgroep ouders beantwoord en vervolgens over de gehele groep respondenten. Anderstalige ouders in cursus De meeste ouders geven aan meer te willen weten over wat de kinderen leren op school. Bijna alle ouders zeggen dat ze hun kinderen willen helpen met huiswerk. Deze behoefte komt steeds terug, maar veel ouders voelen zich hier echter niet toe in staat. De oorzaak hiervan is enerzijds te weinig taalvaardigheid in het Nederlands en anderzijds een gebrek aan inhoudelijk kennis over de schoolvakken en kennis met betrekking tot wat en hoe de kinderen leren. Met alleen schriftelijke informatie zegt een aantal van hen onvoldoende geholpen te worden. De ouders willen voorbeelden in de praktijk zien, ze willen ervaren hoe ze hun kinderen kunnen helpen, ermee oefenen in een bijeenkomst. Respondenten Dalmar Deze respondenten geven aan graag te willen weten wat hun kind leert op school. Ook hebben ze behoefte aan het Nederlandse onderwijssysteem en van de gang van zaken op school. Op de vraag wat je als ouder moet kunnen om je kind te begeleiden met school, is het antwoord minder duidelijk. Vier van de negentien ouders noemen ‘kunnen praten met de leerkracht’ en vijftien ‘met andere ouders kunnen praten’. ‘Schriftelijke informatie kunnen begrijpen’ wordt niet genoemd. Het is niet geheel duidelijk hoe deze uitkomst geïnterpreteerd moet worden. Bedoelen de respondenten dat zij de vaardigheden al beheersen? Ook hier blijkt dat de uitkomsten niet steeds eenduidig te interpreteren zijn, hetgeen mogelijk samenhangt met de wijze waarop deze groep de vragenlijsten heeft ingevuld. De Nederlandstalige ouders Veel van deze ouders willen meer weten over de activiteiten op de peuterspeelzaal en/of de vakken op school. Ook is er enige behoefte aan kennis op het gebied van goede spelletjes en boeken voor kinderen, het onderwijs en het onderwijssysteem en opvoeding (meer weten en praten over hoe je omgaat met kinderen), hoe je om kunt gaan met tv-kijken en praten op de ouderavond. Samenvatting alle ouders Vrijwel alle ouders geven aan meer te willen weten over wat de kinderen doen en leren op de peuterspeelzaal en de school. Men heeft vooral behoefte aan inhoudelijk kennis over de schoolvakken en kennis m.b.t. wat en hoe de kinderen leren. Ook is er behoefte aan kennis van het Nederlandse onderwijssysteem, van de gang van zaken op school en aan kennis op het gebied van educatieve middelen (boeken, spelletjes). Bij de anderstalige respondenten is behoefte aan meer vaardigheid in het voeren van gesprekken en het begrijpen van schriftelijke informatie. Bij Nederlandstalige ouders wordt deze behoefte niet aangegeven (op één ouder na), hoewel ook hier een paar ouders aangeven dat ze de schriftelijke informatie van school niet geheel begrijpen. 6.3.2 Conclusie Vrijwel alle ouders hebben behoefte aan meer kennis over wat de kinderen doen en leren op de peuterspeelzaal en de school en aan inhoudelijke kennis over de schoolvakken, over het Nederlandse onderwijssysteem, over educatieve middelen. Bij de anderstalige respondenten is er ook behoefte aan meer Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
51
vaardigheid in het voeren van gesprekken en het begrijpen van schriftelijke informatie. De meeste Nederlandstalige ouders hebben hier geen behoefte aan.
6.4
Wat zijn de wensen van de ouders met betrekking tot een cursus TOP?
6.4.1 Samenvatting Hieronder wordt de vraag eerst per groep ouders beantwoord en vervolgens over de gehele groep respondenten. Anderstalige ouders in cursus Vrijwel alle ouders van deze groep willen zowel Nederlands leren voor zichzelf als om de ontwikkeling van hun kind te steunen. Ze geven aan Nederlands te willen leren zodat ze goed met de leerkracht kunnen communiceren en mee kunnen doen op school. Daarbij willen ze ook graag leren hoe ze hun kind kunnen helpen met huiswerk en hoe ze kunnen voorlezen. Alle ouders willen gesprekken met de leerkracht oefenen. Er is een duidelijk verschil tussen ouders die het Nederlands niet of op een heel laag niveau spreken en ouders die redelijk tot goed Nederlands spreken. De eerste groep ouders geeft aan dat ze eerst en vooral Nederlands willen leren spreken. Ze voelen zich nu niet capabel om hun kind goed te begeleiden en om het contact met school goed vorm en inhoud te geven. Ze willen wel, maar hebben het gevoel dat ze het nog niet kunnen. De tweede groep ouders wil vooral meer informatie en voorbeelden over school, huiswerk en over hoe zij hun kind kunnen helpen. Respondenten Dalmar Op de vraag wat de respondenten willen leren in een cursus Taal en ouders kiezen de meeste respondenten als antwoord: Nederlands leren op hun eigen niveau - waarbij een aantal hier ‘leren met de computer’ noemt. Ook willen zij leren hoe hun kind te helpen met leren, door te praten over school, voorlezen, huiswerk maken. Ook geeft men aan te willen leren hoe men thuis met de kinderen leerzame activiteiten kan doen, zoals spelletjes en samen tv-kijken. Een relatief groot deel van de respondenten (dertien van de negentien) geeft aan meer te willen weten over hoe ze hun kind in de eigen taal kunnen helpen. Ook wil men oefenen met schriftelijke informatie van school en met gesprekken voeren met de leerkracht. De Nederlandstalige ouders De meeste ouders willen graag meer weten over hoe ze hun kind(eren) kunnen helpen met leren. Hoe ze het leren van hun kind het beste kunnen ondersteunen. Ouders willen graag meer betrokken zijn bij de peuterspeelzaal/school, ze willen met name graag meer helpen bij activiteiten.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
52
Samenvatting alle ouders Vrijwel alle ouders geven aan te willen leren hoe ze hun kind kunnen helpen met leren, door te praten over school, voorlezen, huiswerk maken. Ook geeft men aan te willen leren hoe je thuis met je kinderen leerzame activiteiten kunt doen, zoals spelletjes, boekjes lezen, samen tv-kijken. Bij de anderstalige ouders is er ook behoefte aan meer kennis over hoe je je kind in de eigen taal kunt helpen. Deze behoefte is bij de Dalmar respondenten iets groter dan bij de anderstalige ouders in cursus (68% tegenover 53%). Evenals de anderstalige ouders in cursus geven de Dalmar-ouders aan zowel Nederlands te willen leren voor zichzelf als om de ontwikkeling van hun kind te steunen. Beide groepen zeggen te willen oefenen met schriftelijke informatie van school en met gesprekken voeren met de leerkracht. Het merendeel van de Nederlandstalige ouders geeft aan geen behoefte te hebben aan ontwikkeling van hun eigen taalvaardigheid. Voor hen moet een cursus gericht zijn op hoe ze hun kind(eren) het beste kunnen helpen met leren. Er is dus geen belangrijk verschil in Nederlandstalige en anderstalige ouders in de wensen en behoeften om hun kind beter te kunnen ondersteunen in het leren op school. Er is dus wel verschil als het gaat om aandacht voor de eigen taalvaardigheid. In tegenstelling tot bij de anderstalige ouders is deze behoefte bij de Nederlandstalige ouders uit het onderzoek niet aanwezig. 6.4.2 Conclusie Vrijwel alle ouders willen in een cursus TOP leren hoe ze het leren van hun kind kunnen ondersteunen door voor te lezen en andere educatieve activiteiten te doen. Huiswerk maken wordt veel genoemd. Bij de anderstalige ouders is er ook behoefte aan meer kennis over hoe je je kind in de eigen taal kunt helpen. Anderstalige ouders geven aan in een cursus TOP Nederlands te willen leren, zowel voor zichzelf als om de ontwikkeling van hun kind te steunen. Ze willen oefenen met schriftelijke informatie van school en met gesprekken voeren met de leerkracht. Het merendeel van de Nederlandstalige ouders geeft aan geen behoefte te hebben aan ontwikkeling van hun eigen taalvaardigheid. Voor hen moet een cursus gericht zijn op hoe ze hun kind(eren) het beste kunnen helpen met leren.
6.5
Welke visie heeft de school op de rolverdeling tussen ouders en school?
6.5.1 Samenvatting Zeven van de tien scholen/schoolbesturen vinden dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn voor het leren en de schoolloopbaan van de kinderen, terwijl één respondent van mening is dat vooral de ouders verantwoordelijk zijn. De school als hoofdverantwoordelijke wordt eveneens één keer genoemd. Op de vraag wat de school verwacht van ouders op didactisch gebied geven alle respondenten aan dat zij verwachten dat ouders met hun kind praten over school, hun kind voorlezen en met hun kind naar de bibliotheek gaan. Vrijwel alle respondenten verwachten bovendien dat ouders hun kind helpen met huiswerk. Scholen en schoolbesturen vinden het ook belangrijk dat ouders spelletjes doen met het kind, naar educatieve tv-programma’s kijken en educatieve computerspelletjes doen. 6.5.2 Conclusie De meeste scholen en schoolbesturen vinden dat de school en de ouders samen verantwoordelijk zijn voor de schoolloopbaan van de kinderen. Alle scholen / schoolbesturen verwachten van ouders dat zij met hun kind praten over school, het voorlezen en met hun kind naar de bibliotheek gaan en andere educatieve activiteiten doen.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
53
6.6
Welke behoefte hebben scholen met betrekking tot de taalvaardigheid, de betrokkenheid en de participatie van de ouders?
6.6.1 Samenvatting De school en schoolbesturen hebben er behoefte aan dat ouders Nederlands spreken, liefdevol en met aandacht met kinderen kunnen omgaan en weten wat kinderen leren op een basisschool. Verder worden genoemd: kennis over de ontwikkeling van kinderen en over opvoeden (in Nederland). Bij de gewenste vaardigheden van ouders worden opvoedvaardigheden en Nederlands lezen en schrijven het meest genoemd. Meer dan de helft van de respondenten vindt dat anderstalige ouders hun kinderen thuis in het Nederlands moeten helpen met schoolwerk en dat zij op school Nederlands zouden moeten spreken. Daartegenover staan twee respondenten die van mening zijn dat thuis begeleiden/helpen schoolwerk in de eigen taal of dialect zou moeten gebeuren. Vier respondenten vinden dat Nederlandse ouders met hun kinderen Algemeen Nederlands moeten spreken, terwijl twee respondenten van mening zijn dat ook anderstalige ouders met hun kinderen Nederlands moeten spreken. Ook in het voortgezet onderwijs ziet men graag dat ouders met hun kind in het Nederlands over school praten. In het onderzoek is aanvullend gevraagd welke kennis en vaardigheden scholen/schoolbesturen zelf nodig hebben op het gebied van TOP. De meeste respondenten noemen hier: kennis op het gebied van Nederlands als tweede taal bij kinderen. Verder worden belangrijk geacht: een open en vriendelijke houding naar ouders kunnen aannemen, kennis van NT2 bij ouders /volwassenen en van de culturele achtergrond van de ouders. Ook genoemd worden: inlevingsvermogen/empathie, kennis van laaggeletterdheid en vaardigheden op het gebied van interculturele communicatie. 6.6.2 Conclusie De school en schoolbesturen hebben behoefte aan ouders die Nederlands spreken, lezen en schrijven en die weten wat kinderen leren op school en opvoedvaardigheden bezitten. Ook is er de wens dat ouders thuis met hun kind Nederlands spreken en hun kind in het Nederlands helpen met hun schoolwerk.
6.7
Wat is de visie, de doelstelling en het beleid van gemeentelijke beleidsmedewerkers met betrekking tot TOP?
6.7.1 Samenvatting Zowel uit de vragenlijsten als uit de e-mails blijkt dat er grote verschillen bestaan in de mate waarin er beleid bestaat ten aanzien van Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie en in de fase waarin dat beleid zich bevindt. In sommige gemeenten heeft men al jaren beleid rondom TOP. In andere gemeenten zoekt men nog naar manieren om dit vorm te geven. Ook zijn er gemeenten die bestuursafspraken hebben met betrekking tot ouderbetrokkenheid in vve, maar die hierbij (nog) niet de verbinding hebben gelegd met de taalontwikkeling van de ouders. Daar waar TOP-cursussen worden gegeven, ligt de prioriteit bij het versterken van het educatief thuismilieu (58%), gevolgd door verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van ouders (25%) en het verbeteren van de relatie tussen ouders en school (17%). In de praktijk van de TOP-cursussen komen deze drie overigens vaak allemaal aan bod. Visie Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
54
Gemeenten verwachten in meerderheid van ouders dat zij scholen/leerkrachten open tegemoet treden, dat zij zich inspannen om Nederlands te leren en dat zij hun kinderen ondersteunen bij het leren. In welke taal ouders dit doen, vinden zij van minder belang. Van scholen verwachten ze dat ze ouders helpen in het leren met hun kind. Ze verwachten niet dat scholen ouders ondersteunen bij Nederlands leren en/of opvoeden. Wel willen gemeenten dat scholen ouders informeren waar ze Nederlands kunnen leren. Er zijn ook gemeenten die niets van ouders of scholen verwachten omdat dit niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten valt. Zij wijzen op de autonomie van de scholen en op de eigen verantwoordelijkheid van zowel ouders als scholen/schoolbesturen. Ouders moeten zich inspannen om Nederlands te leren en ouders behoren hun kind thuis te begeleiden met schoolwerk, in eigen taal of in het Nederlands. Doelstelling De belangrijkste doelstelling van de gemeenten is het versterken van het educatief thuisklimaat. Een aantal gemeenten heeft ook het verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van de ouders en verbeteren van de relatie tussen ouders en school als doel van het beleid. Beleid Mede door de knip in de financiering tussen voor- en vroegschoolse educatie zien de gemeenten een beperkte rol voor zichzelf. Vanaf groep 1 zijn de scholen/schoolbesturen verantwoordelijk voor het beleid. Om toch enige regie te kunnen voeren is ouderbetrokkenheid onderdeel van de lokaal educatieve agenda. Het beleid richt zich primair op het versterken van het educatief thuismilieu. De gemeente ondersteunt met hulpmiddelen. Gemeenten hebben weinig inzicht in wat de scholen doen en zien als voornaamste knelpunt in het beleid dat de scholen de ouders onvoldoende bereiken. Tegelijkertijd wordt benadrukt dat alle betrokkenen van goede wil zijn, maar veranderingen tijd nodig hebben. In zeven gemeenten wordt subsidie gegeven voor een TOP cursus. Deze cursussen zijn gericht op het versterken van het educatief thuismilieu en op het verbeteren van de taalvaardigheid van de ouders. 6.7.2 Conclusie Er zijn verschillen in de mate waarin gemeenten beleid hebben op het gebied van Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie en in de fase waarin dat beleid zich bevindt. Gemeenten vinden in meerderheid dat het beleid zich primair moet richten op het versterken van het educatief thuismilieu. Hierbij zijn ouders en school samen verantwoordelijk voor de onderwijsresultaten van het kind. Een minderheid richt het beleid vooral op de taalontwikkeling van de ouders of op de relatie tussen ouder en school. Mede door de knip in de financiering tussen voor- en vroegschoolse educatie zien de gemeenten een beperkte rol voor zichzelf. Vanaf groep 1 zijn de scholen/schoolbesturen verantwoordelijk voor het beleid. Om toch enige regie te kunnen voeren is ouderbetrokkenheid onderdeel van de lokaal educatieve agenda. De gemeente ondersteunt met hulpmiddelen. In zeven gemeenten wordt subsidie gegeven voor een TOP cursus. Deze cursussen zijn gericht op het versterken van het educatief thuismilieu en op het verbeteren van de taalvaardigheid van de ouders.
6.8
Wat zijn de overeenkomsten en wat de verschillen in visie en behoeften tussen ouders, scholen/schoolbesturen en gemeenten?
Er is grote overeenstemming tussen alle betrokkenen en partijen over het feit dat scholen en ouders samen verantwoordelijk zijn voor het leren van kinderen. Ouders vinden het belangrijk dat de school en ouders contact hebben en goed met elkaar samenwerken. De school kan niet zonder de ouders en de ouders kunnen niet zonder de school waar het om het leren van de kinderen gaat. Ouders staan open Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
55
voor advies van de school over opvoeding. Scholen/schoolbesturen verwachten dat ouders met hun kind praten over school, hun kind voorlezen, naar de bibliotheek gaan, en andere educatieve activiteiten doen en het zijn ook juist deze aspecten waarvoor ouders belangstelling hebben voor een TOP-cursus: zij hebben behoefte aan ondersteuning bij dit soort activiteiten met hun kind. Gemeenten verwachten van ouders dat zij zich inspannen om Nederlands te leren en dat zij hun kinderen ondersteunen bij het leren. Van de scholen verwachten zij dat die de ouders ondersteunen om het kind te helpen met leren. Ze verwachten niet dat scholen ouders ondersteunen bij Nederlands leren en/of opvoeden. Er is eveneens overeenstemming tussen de drie partijen met betrekking tot wat ouders moeten kunnen en weten om hun rol als partner van de school te kunnen vervullen. De school en schoolbesturen hebben er behoefte aan dat ouders Nederlands spreken, lezen en schrijven, dat zij opvoedvaardigheden bezitten en weten wat kinderen leren op school. Ook de ouders geven aan meer te willen weten over wat de kinderen doen en leren op school. Men heeft behoefte aan inhoudelijk kennis over de schoolvakken en kennis m.b.t. wat en hoe de kinderen leren. Ook is er behoefte aan kennis van het Nederlandse onderwijssysteem, van de gang van zaken op school en aan kennis op het gebied van educatieve middelen (boeken, spelletjes). Bij de anderstaligen is er behoefte aan meer vaardigheid in het voeren van gesprekken en het begrijpen van schriftelijke informatie. De behoeften tussen de drie partijen komen dus overeen, maar een deel van de ouders voelt zich onvoldoende toegerust om hun rol als partner van de school te kunnen vervullen. Als het gaat over de vraag in welke taal de ouders hun kinderen moeten steunen, in het Nederlands of in de eigen taal is, er een verschil van inzicht. Veel ouders geven aan meer te willen weten over hoe ze hun kind in de eigen taal kunnen helpen. Ook beleidsambtenaren van gemeenten geven aan dat er ruimte is voor meertaligheid. Van de scholen en schoolbesturen komen echter ook andere geluiden. Ruim de helft geeft aan dat zij willen dat ouders hun kinderen thuis begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in het Nederlands. Ook vindt ruim de helft van de scholen/schoolbesturen dat anderstalige ouders in school Nederlands zouden moeten spreken en ook thuis hun kinderen in het Nederlands zouden moeten begeleiden met schoolwerk. Ook is er de wens dat ouders thuis met hun kind Nederlands spreken. De behoeften ten aanzien van de inhoud/invulling van de TOP-activiteiten komen niet helemaal overeen. Alle ouders, zowel Nederlandstalige als anderstalige, willen meer weten en/of beter leren hoe ze hun kind kunnen ondersteunen in het leren op school. Vrijwel alle anderstalige ouders willen zowel Nederlands leren voor zichzelf als om de ontwikkeling van hun kind te steunen. Ze willen Nederlands leren zodat ze goed met de leerkracht kunnen communiceren en mee kunnen doen op school. Daarbij wil men ook graag leren hoe je je kind kunt helpen met huiswerk en hoe je kunt voorlezen. Alle anderstalige ouders willen gesprekken met de leerkracht oefenen. Er is een duidelijk verschil tussen ouders die het Nederlands niet of op een heel laag niveau spreken en ouders die redelijk tot goed Nederlands spreken. De eerste groep ouders geeft aan dat ze eerst en vooral Nederlands willen leren spreken. Ze voelen zich nu niet capabel om hun kind goed te begeleiden en om het contact met school goed vorm en inhoud te geven. Ze willen wel, maar hebben het gevoel dat ze het nog niet kunnen. De tweede groep ouders wil vooral meer informatie en voorbeelden over school, huiswerk en over hoe zij hun kind kunnen helpen. De Nederlandstalige ouders willen alleen een aanbod gericht op het ondersteunen van hun kind. Scholen/schoolbesturen en gemeenten vinden het belangrijk dat ouders goed Nederlands spreken, maar de focus van hun beleid ligt bij het versterken van het educatief thuismilieu. Een aantal gemeenten en scholen/schoolbesturen legt in hun aanbod wel een verbinding tussen de taalontwikkeling van de ouders en het educatief thuismilieu. In andere gemeenten Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
56
en scholen/schoolbesturen is dit niet het geval, terwijl zij tegelijkertijd wel constateren dat de beperkte taalvaardigheid (in het Nederlands) een goed educatief thuismilieu in de weg staat. Alle betrokkenen vinden het belangrijk dat ouders alle informatie van school kunnen begrijpen. Ouders moeten zich hierbij inzetten om hun Nederlands zo te verbeteren dat zij een goed gesprek kunnen voeren met de leerkracht en scholen moeten hun informatie zo vormgeven dat alle ouders het kunnen begrijpen. Hier zijn echter wel verschillen tussen scholen, zo geeft een school aan dat de informatie niet zodanig willen versimpelen dat zij hoger opgeleide en meer taalvaardige ouders van zich vervreemden. Ook geven sommige ouders aan dat scholen dingen soms onnodig moeilijk formuleren.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
57
7. Discussie en aanbevelingen voor de praktijk 7.1
Rolverdeling ouders en school
Ouders, scholen/schoolbesturen en gemeenten zijn het er over eens dat scholen en ouders samen verantwoordelijk zijn voor de schoolloopbaan van kinderen. Deze uitkomst komt overeen met het beeld dat in ander onderzoek naar de stand van zaken met betrekking tot ouderbetrokkenheid naar voren komt. Voor de Nederlandse situatie blijkt uit Beekhoven e.a. dat allochtone ouders over het algemeen geïnteresseerd zijn in de voortgang van hun kinderen op school. Ze willen graag duidelijkheid over wat de school van hen verwacht (Beekhoven e.a. 2008). Uit de Monitor ouderbetrokkenheid in het po, vo en mbo blijkt dat de betrokkenheid van ouders bij de school en het onderwijs aan hun kinderen de afgelopen jaren is toegenomen. Ten opzichte van het vorige onderzoek, dat in 2009 plaatsvond, wisselen ouders en school beter informatie uit en is de ondersteuning die ouders hun kinderen bieden intensiever geworden. De groep ouders die hun kinderen dagelijks voorleest, is gegroeid en de groep die hun kinderen zelden of nooit voorlezen gedaald (De Bruin e.a .2012). Nu is het opleidingsniveau van de ouders die voor deze monitor geënquêteerd zijn, hoger dan dat van de ouders die voor het onderhavige onderzoek bevraagd zijn. In de Monitor staat ‘een laag opleidingsniveau’ voor ‘basisonderwijs / vmbo’, terwijl het in het onderhavige onderzoek ook draait om ouders die in het geheel geen onderwijs gevolgd hebben. Dit laatste onderzoek geeft aan dat de ontwikkelingen in educatief partnerschap ook voor de laagopgeleide anderstaligen geldt. Ook de enkele respondenten die aangeven dat de school als eerste verantwoordelijk is, vinden wel dat de ouder medeverantwoordelijk is. Deze bevindingen komen niet overeen met beeld dat soms in de media geschetst wordt van deze ouders, namelijk dat zij het leren van de kinderen geheel en al aan de school zouden toevertrouwen. De oorzaak hiervan zou dan liggen in de relatie tussen school en ouders in het land van herkomst. Daar zouden school en ouders veelal gescheiden werelden vormen. Ons onderzoek laat zien dat een dergelijke visie voor de onderzoeksgroep niet geldt. Ook ander onderzoek wijst hierop. Zo wijst Engels onderzoek uit dat 66% van de ouders meer betrokken zou willen zijn bij de school van hun kinderen. De ouders die meer betrokken zouden willen zijn, zijn juist degenen die zich minder betrokken voelen. Het gaat hierbij vooral om lager opgeleide ouders. Daarnaast willen ouders die al wel betrokken zijn, nog meer betrokken worden. Hierbij gaat het vooral om allochtonen en anderstaligen. (DCSF Publications 2008).
7.2
Er is vanuit alle betrokken een positieve basis voor de opbouw van een goede wederzijdse relatie tussen ouders en school. Vanuit deze basis kan door alle betrokken partijen gewerkt worden aan opbouw en versterking van het educatief thuismilieu en aan het educatief partnerschap tussen ouders en school.
Educatief thuismilieu
Alle betrokkenen hechten belang aan een goed educatief thuismilieu. Scholen/schoolbesturen zien een rijk educatief thuismilieu waarin ouders het schoolse leren van hun kind ondersteunen als de belangrijkste doelstelling van TOP-beleid en TOP-activiteiten. Ook ouders vinden het belangrijk om thuis het leren van hun kind te ondersteunen, maar zij voelen zich hiertoe niet altijd voldoende toegerust. Een aantal ouders vindt dat hun Nederlands niet goed genoeg is, anderen noemen gebrek aan kennis van wat & hoe kinderen op school leren. Ook als ouders geen belemmeringen voor zichzelf zien, bijvoor-
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
58
beeld bij de Nederlandstalige ouders, vinden ze het toch leuk en belangrijk om activiteiten te doen waardoor ze hun kind beter kunnen begeleiden bij het leren.
Het is van belang dat scholen en gemeenten in hun verwachtingen van ouders en in hun aanbod van activiteiten rekening houden met het feit dat sommige ouders hun kind thuis wel willen ondersteunen bij het leren, maar zich niet altijd voldoende toegerust voelen om dat te doen.
7.3
De inhoud van de TOP-activiteiten
Alle ouders, zowel Nederlandstalige als anderstalige ouders willen meer weten en/of beter leren hoe ze hun kind kunnen ondersteunen in het leren op school. Anderstalige ouders willen daarnaast ook beter Nederlands leren voor zichzelf en/of om hun kinderen beter te ondersteunen. Ook willen ze graag leren om gesprekken met leerkrachten beter te kunnen voeren. De focus van gemeenten en scholen/schoolbesturen ligt op het versterken van het educatief thuismilieu.
Zowel ouders als scholen en gemeenten vinden het belangrijk om het educatief thuismilieu te versterken. Dit biedt veel mogelijkheden voor beleid en activiteiten rondom TOP. Het huidige beleid van de gemeenten en scholen/schoolbesturen komt veelal niet geheel overeen met de behoeften van de ouders. Anderstalige ouders willen nadrukkelijk ook hun eigen taalontwikkeling en de interactie op school in het programma. Overigens wordt wel door beleidsmedewerkers geconstateerd dat sommige ouders niet taalvaardig genoeg zijn om doelgericht aan het educatief thuismilieu te kunnen werken. Juist in die gezinnen is winst te behalen door een expliciete verbinding te leggen tussen het versterken van het educatief thuismilieu en de taalontwikkeling van de ouders. De Nederlandstalige ouders in het onderzoek geven weliswaar aan geen behoefte te hebben aan ontwikkeling van taalvaardigheid in een TOP-cursus, maar het is goed mogelijk dat een deel van de ouders dit wel nodig heeft, gezien de vele laaggeletterden ook onder Nederlandstalige ouders. Een functionele benadering waarbij de taalontwikkeling van de ouders gekoppeld is aan het versterken van het educatief thuismilieu lijkt dan het beste aan te sluiten bij de behoeften van de ouders.
7.4
Informatie vanuit school
Ouders hebben er behoefte aan de mondelinge en schriftelijke informatie van de school te begrijpen en in staat te zijn gesprekken met school te voeren. Ook de scholen vinden het van groot belang dat de informatie door de ouders begrepen wordt en dat zij contact met de ouders hebben. Voor een aantal scholen is het dan ook een aandachtspunt zo helder mogelijk informatie te verstrekken. Een respondent maakt hierbij de kanttekening dat de school de informatie niet zodanig wil versimpelen dat zij hoger opgeleide en meer taalvaardige ouders van zich vervreemdt. De school verwacht van de ouders dat zij zich zo ontwikkelen dat zij de informatie begrijpen. Nu geven ook Nederlandstalige ouders aan dat zij niet alles van de schriftelijke informatie van school begrijpen. Ook geven sommige ouders aan dat scholen dingen soms onnodig moeilijk formuleren. Het is van belang een onderscheid te maken tussen helder en duidelijk schrijven enerzijds en zo versimpeld schrijven dat er informatie verloren gaat anderRapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
59
zijds. Dit laatste komt uiteraard de informatievoorziening niet ten goede, terwijl helder en lezersvriendelijk schrijven alle ouders ten goede komt, ook de meer taalvaardigen. Van de minder taalvaardige ouders kan dan verwacht worden dat zij hun taalvaardigheid zodanig ontwikkelen dat ze de informatie van school begrijpen. Dit geldt ook voor de mondelinge informatie. Onderzoek van Booijnk (2007) wijst uit dat de school er veel aan kan doen om de communicatie tussen ouder en school te verbeteren. Zo zijn de tien minuten van een tienminutengesprek te kort voor een dergelijk gesprek. Om werkelijk informatie uit te wisselen zou minimaal een kwartier nodig zijn. Daarbij komt dat leerkrachten niet altijd in staat zijn tot een open gesprek met de ouders. Training van leerkrachten in het voeren van gesprekken kan leiden tot betere interactie met de ouders. Communicatie moet van twee kanten komen. Aan de ene kant moeten en willen ouders hun Nederlands zodanig ontwikkelen dat zij tot een goede interactie met de school in staat zijn, anderzijds is het van belang dat scholen informatie zo helder mogelijk verstrekken en dat zij in staat zijn tot een open interactie met de ouders. Hiervoor is een open houding nodig en een positieve attitude ten opzichte van mensen uit andere groepen. Dit sluit aan bij de kennisbehoefte die door de scholen zelf wordt aangegeven: kennis op het gebied van Nederlands als tweede taal , een open en vriendelijke houding naar ouders kunnen aannemen, kennis van de culturele achtergrond van de ouders, van laaggeletterdheid en vaardigheden op het gebied van interculturele communicatie.
Voor communicatie zijn beide kanten nodig. Aandacht voor de toegankelijkheid van informatie vanuit school is noodzakelijk. Enerzijds kunnen scholen rekening houden met het taalniveau van ouders en ouders uit andere culturen met een open en positieve houding tegemoet treden. Anderzijds is het nodig dat ook ouders een open en positieve houding ten opzichte van de school hebben en moeite doen om in het Nederlands met leerkrachten te kunnen communiceren. Bij het uitzetten van TOP-beleid vanuit de gemeente en scholen is het van belang expliciet op beide kanten te sturen.
Bij deskundigheidsbevordering van leidsters en leerkrachten verdient het aanbeveling kennis en vaardigheden van het gebied van Nederlands als tweede taal en interculturele communicatie op te nemen.
7.5
Eigen taal
Veel ouders geven aan meer te willen weten over hoe ze hun kind in de eigen taal kunnen helpen. Ook beleidsambtenaren van gemeenten vinden het van belang dat er ruimte is voor meertaligheid. Van de scholen en schoolbesturen komen echter ook andere geluiden. Ruim de helft geeft aan dat zij willen dat anderstalige ouders op school Nederlands zouden moeten spreken en ook thuis hun kinderen in het Nederlands zouden moeten begeleiden met schoolwerk. Een enkele school geeft aan dat ouders thuis Nederlands zouden moeten spreken met hun kind. De vraag is of dit in alle gevallen gunstig is voor de ontwikkeling van ouders en kinderen. Het is in dit verband van belang een onderscheid te maken tussen anderstaligheid enerzijds en de kwaliteit van het educatieve thuismilieu anderzijds. Hoogopgeleide anderstalige ouders hebben veelal een educatief thuismilieu dat vergelijkbaar is met dat van Nederlandstalige hoogopgeleide ouders. Zij hebben wel een NT2-cursus nodig, maar minder behoefte aan ondersteuning bij educatieve activiteiten als voorlezen, spelletjes doen enzovoort. Dat doen zij namelijk vaak al in de eigen taal en daarmee onderRapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
60
steunen zij de ontwikkeling van hun kinderen. Onderzoek wijst uit dat meertaligheid een positieve invloed kan hebben op de ontwikkeling van een kind als er thuis sprake is van een rijk educatief klimaat. Er is veel literatuur over dit onderwerp verschenen. Zie bijvoorbeeld: http://www.meertalig.nl/index.php/over-ons en: http://kindentaal.logopedie.nl/meertaligheid/tweetalig Maar er is meer. Het advies thuis Nederlands te praten en in die taal educatieve activiteiten te doen is weinig zinvol als de ouders geen of slecht Nederlands spreken. Ten eerste kan hierdoor de gezagsrelatie tussen ouder en kind verstoord worden, ten tweede is een gebrekkig taalaanbod niet bevorderlijk voor de NT2-ontwikkeling van het kind. In de woorden van een van de gemeenteambtenaren: ‘Liever een goede interactie en ondersteuning in de eigen taal, dan geen ondersteuning of ondersteuning in krom Nederlands.’
7.6
Kennis over en aandacht voor meertaligheid in het onderwijs is van belang. Daarbij is de afstemming tussen activiteiten in het Nederlands en in de eigen taal een aandachtspunt. Bij deskundigheidsbevordering van leidsters en docenten verdient het aanbeveling het thema van de meertaligheid op te nemen.
Subsidiëring
De belangrijkste knelpunten zijn de knip in de financiering tussen voor- en vroegschoolse educatie waardoor gemeenten weinig sturingsmogelijkheden hebben en het feit dat sommige groepen ouders niet bereikt worden. De respondenten van de vo-scholen geven aan dat er geen subsidie meer is voor TOP-cursussen. Soms werken subsidieregelingen van gemeenten belemmerend, bijvoorbeeld als ouders niet mogen meedoen met een TOP-cursus als ze een inburgeringscursus volgen. Het merendeel van de ouders geeft aan een cursus te willen, maar weinig ouders zeggen bereid te zijn daar iets voor te betalen.
7.7
Subsidie voor TOP-activiteiten kan helpen om meer ouders te bereiken. Aandachtspunten zijn de toegankelijkheid en continuïteit van het beleid.
Huiswerk
Vrijwel alle ouders willen hun kinderen helpen met huiswerk. Zij willen graag weten hoe ze dit het beste kunnen doen. Een deel van de ouders geeft aan dat zij niet alleen informatie willen hebben, maar dat zij ook willen zien wat het huiswerk inhoudt en hoe zij daar het beste aan kunnen werken. Dit laatste sluit aan bij de succesfactoren van TOP-Beleid: ‘Zet modeling en coaching in’ (www.expertisecentrumtop.nl/6-coachen-45). Ook in internationaal onderzoek komt deze behoefte van ouders terug. Met betrekking tot de effecten van ouderbetrokkenheid in de vorm van helpen met huiswerk is er gemengde evidentie. Steun van ouders bij huiswerk heeft niet zonder meer positieve effecten (Patall, Cooper en Robinson 2008). Ook onderzoek naar effecten van verschillende typen ouderbetrokkenheid met huiswerk geeft een wisselend beeld. Steun bij het huiswerk waarbij aandacht is voor de autonomie van het kind hangt samen met hogere resultaten, terwijl directe betrokkenheid leidt tot lagere resultaten (Sharp, Keys & Benefield 2001). Ouders moeten in staat zijn leermomenten goed te benutten; dit lukt hen over het algemeen beter als ze zelf succesvol zijn geweest in hun schoolcarrière (Zeece 2005). Soms werkt ouderbetrokkenheid bij huiswerk dus averechts. Het kan bijvoorbeeld leiden tot te veel druk op kinderen om te presteren (De Bruin 2012). Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
61
7.8
Helpen met huiswerk is een breed gedeelde behoefte van ouders. Zij vragen om voorbeelden en handvatten om hun kind met huiswerk te helpen. Het verdient aanbeveling ouders voorbeelden te geven en te coachen in de aanpak van huiswerk. Ouders moeten daarbij kinderen wel ruimte/autonomie blijven geven en de druk tot presteren moet niet te hoog worden.
Participatie en ouderbetrokkenheid
Ouders willen graag participeren in activiteiten op school. Afhankelijk van de eigen taalvaardigheid en voorkeur varieert participatie van het schoonmaken van speelgoed, bibliotheek- en leesouder zijn tot en met meepraten in de medezeggenschapsraad. De scholen hebben behoefte aan de participatie van ouders. Ook aan ouderbetrokkenheid op school in de vorm van gesprekken met de leerkracht hebben zowel ouders als school grote behoefte. In de huidige situatie komt in het beleid van de gemeenten steeds meer de nadruk te liggen op de ouderbetrokkenheid thuis. Dit wordt ondersteund door recente onderzoekspublicaties zoals Bakker e.a. (2013) waarin naar voren komt dat ouderbetrokkenheid thuis meer bijdraagt aan schoolsucces van kinderen dan ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie op school. Er is een zeer sterke samenhang tussen de kwaliteit van het educatieve thuismilieu en het schoolsucces van de kinderen. Maar juist ook bij laagopgeleide en laagtaalvaardige ouders doet ouderparticipatie/ouderbetrokkenheid op school er om verschillende redenen toe. Ouderparticipatie/ouderbetrokkenheid op school kan de afstand tussen het school- en het thuismilieu die bij deze ouders zo groot is, verkleinen. Daarbij kan het de attitude van kinderen ten opzichte van school en ouders positief beïnvloeden. Kinderen vinden het vaak leuk en zijn trots als ouders op school actief zijn. Er ontstaan meer verbindingen tussen school en thuis. Zo kunnen ouders die geïsoleerd zijn, meer contacten krijgen met leerkrachten, overige medewerkers van de school en andere ouders. Deze contacten stimuleren de taalontwikkeling in het Nederlands. Vervolgens kan door het contact en de toegenomen taalvaardigheid de kwaliteit van de interactie met de leerkracht verhoogd worden. Een goede relatie tussen school en ouders is noodzakelijk om in gesprek te komen over educatieve activiteiten thuis. Kortom: ouderbetrokkenheid thuis en participatie/betrokkenheid op school staan niet los van elkaar. Investeren in ouderparticipatie is ook vanuit het oogpunt van een rijk educatief thuismilieu waardevol.
7.9
Het is zinvol dat scholen blijven investeren in ouderparticipatie en ouderbetrokkenheid op school. Ouders staan er open voor om op school te participeren op een manier die past bij hun mogelijkheden en capaciteiten. Een deel van de ouders is ook geïnteresseerd in formele participatie en hoopt zich in die richting te kunnen ontwikkelen. Dit kan leiden tot meer kennis en vaardigheden bij de ouders, betere communicatie tussen school en ouders en dit kan vervolgens een gunstige invloed hebben op het educatieve thuismilieu.
Afstemming op de behoeften van ouders en school
Tot slot willen wij benadrukken hoe belangrijk het is om bij de opzet van cursussen en activiteiten op het gebied van TOP de behoeften van de verschillende partijen helder voor ogen te hebben: wat zijn de leerbehoeften van de ouders van de school? Wat is het niveau van hun taalvaardigheid? Wat willen zij bereiken? En wat zijn de wensen en de behoeften van de school waar de cursus plaats vindt? Deze onderzoeksrapportage kan als basis dienen voor het opzetten van TOP-cursussen die aansluiten bij de beRapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
62
hoefte van de verschillende partijen, maar voor echt maatwerk is het waardevol de behoeften en wensen van de betrokkenen in de specifieke situatie in kaart te brengen. Voor deze behoeftenbepaling kunnen wellicht de vragenlijsten van dit onderzoek in verkorte vorm ingezet worden.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
63
Literatuur Bakker, J., Denessen E., Denessen M. & Oolbekkink-Marchand, H. (2013). Leraren en ouderbetrokkenheid. Een reviewstudie naar de effectiviteit van ouderbetrokkenenheid en de rol die leraren daarbij kunnen spelen. Nijmegen: Radboud Universiteit. Beekhoven, S., Ince D., Kalthoff, H. en Van der Vegt, A. (2008). Ontwikkelingsstimulering en opvoedingsondersteuning voor allochtone kinderen en hun ouders. Sardes & Nederlands Jeugdinstituut. Booijink , M. (2007). Terug naar de basis. Mogelijkheden voor het verbeteren van de communicatie tussen leerkrachten en allochtone ouders in het primair onderwijs. Handreiking. Leiden: Universiteit van Leiden. Bruin de, G., Linden van de, J., Vegt, van de A. , Aa van der, R. (2012). Monitor ouderbetrokkenheid in het po,vo en mbo. Rotterdam: Ecorys & Oberon. DCSF Publications (2008). The impact of parental involvement on children’s education. Department for Children schools and families United Kingdom. Patall, E.A., Cooper, H. & Robinson, J.C. (2008). Parental Involvement in Homework: A Research Synthesis. Review of Educational Research 78 (4), 1039-1101. Sharp, C., Keys, W. & Benefield, P. (2001). Homerwork: A review of recent research. Slough, UK. Vermeersch, L. & Vandenbroucke, A., (2010). Het leren zoals het is … bij volwassenen met een geletterdheidsrisico. Leuven: KU-Leuven. Zeece, P.D. (2005). Using Literature to Support Low Literature Parents as Children’s First Literacy Teachers. Early Childhood Education Journal 32(5), 313-320.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
64
Bijlage 1 Interviewleidraad Anderstalige ouders Interviewleidraad Anderstalige ouders DEEL 1 Groepsinterview Intro: het gesprek gaat over ouders, taalontwikkeling en school. Hoe kunnen ouders en school goed samenwerken? Wat hebben ouders nodig? Wat heeft de school nodig? Wat wil t u wel en wat wilt u vooral niet? 1. Wie is verantwoordelijk voor het leren van kinderen? [Stellingen: 1 antwoord kiezen] o Vooral de school is verantwoordelijk o Vooral de ouders zijn verantwoordelijk o De school en de ouders zijn samen verantwoordelijk 2. Welke kennis wil/moet je hebben: wat wil/moet je als ouder weten om je kind te helpen met school? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Weten wat je kind leert op school o Weten hoe de school in elkaar zit (de gang van zaken op school) o Het Nederlandse onderwijssysteem (po, vo, etc.) kennen o ………….. Doorvragen Waarom wel/niet? 3. Wat wil/moet je als ouder in het Nederlands kunnen om hun kind te begeleiden met school? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Met de leerkracht kunnen praten o Met andere ouders kunnen praten in het Nederlands o De nieuwsbrief, strookjes, rapporten kunnen lezen o ………….. Doorvragen Waarom wel/niet? 4. Wat wil/ moet je als ouder thuis doen om je kind te helpen? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Je kind voorlezen o Met je kind naar de bibliotheek gaan o Praten over school o Samen naar tv-programma’s voor kinderen kijken ……….. Doorvragen: Waarom is dat belangrijk/niet belangrijk? Doe je het ook/lukt het om die dingen te doen? Wat maakt dat het wel/niet lukt? 5.
Wat wil/moet je als ouder op school doen? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Goed contact met de leerkracht hebben o Leesouder zijn o Helpen in de klas, met schoolreisjes, met het kerstetentje o In de ouderraad zitten o …. Doorvragen: Wat vind je het meest belangrijk en waarom? Waarmee help je je kind het meest?
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
65
6. De school en de ouders zorgen samen voor de kinderen. Wat kan/moet de school doen om meer contact met de ouders te hebben? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Duidelijker schrijven in de nieuwsbrief , de schoolkrant, enz. o Duidelijker praten in gesprekken o Meer informatie geven o Opener zijn voor ouders o …… 7. De school en de ouders zorgen samen voor de kinderen. Wat wil/ kan je als ouder zelf doen om beter contact met de school te krijgen? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Meer durven op school. (De drempel over) o Meer leren over school en over het onderwijs o De Nederlandse taal te leren o …….. Doorvragen: Wat zou je zelf wel/niet willen doen? Wat heb je hiervoor nodig? 8. Mag de school (mogen de juffen en meesters) zich ook bemoeien met de opvoeding thuis? (Doorvragen over waarmee wel en waarmee niet. Waar ligt de grens) 9. Wat wil je als ouder leren in een cursus Taal en ouders? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Nederlands op je eigen niveau. Woorden, grammatica, uitspraak om goed te spreken, lezen en schrijven o Hoe je je kind kan helpen met leren (bijvoorbeeld: praten over school, voorlezen, huiswerk maken) o Hoe je op school actief kan zijn (bijvoorbeeld: praten met leerkrachten en andere ouders. Meepraten en meedoen) o Hoe je thuis met je kinderen leerzame activiteiten kunt doen, zoals spelletjes, samen tv-kijken? o Hoe je zelf met de computer kunt leren o ………. 10. Zijn er bij u op school problemen het contact van de school met de ouders? Zo ja, wat kan een cursus Taal en ouders daaraan doen? En wat niet? Wat gaat niet beter/waarin helpt een cursus niet? [Open vraag] 11. Wat heeft u nodig? • Heeft u behoefte aan kinderopvang? • Op welke tijden moet de cursus gegeven worden? • Hoe vaak per week moet de cursus gegeven worden? • Zou u ook een cursus Taal en ouders volgen als u een eigen bijdrage moet betalen?
Bijlage 2 Vragenlijst Anderstalige ouders DEEL 2 Individuele vragenlijsten – ouders op cursus
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
66
1. Uit welk land komt u? --------------------------------------------------------2. Wat is uw moedertaal? --------------------------------------------------------3. Wat voor onderwijs / school heeft u gevolgd? Ik ben niet naar school geweest Alleen basisschool Voortgezet onderwijs MBO (beroepsopleiding) HBO / Universiteit …………… 4. Hoe lang bent u in Nederland? --------------------------------------------------------5. U doet een cursus Taal en ouders cursus op de school van uw kind. Waarom doet u dat? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) o Ik wil goed Nederlands leren. Voor mijzelf. Om goed mee te kunnen doen in Nederland. In de buurt, bij de dokter, enzovoort. o Ik wil Nederlands leren om te kunnen praten op school. Met de leerkracht of de leidster van mijn kind. En met andere ouders. o Ik wil Nederlands leren om mijn kind thuis te helpen met school. o Ik wil Nederlands leren om mee te praten in de ouderraad of in de MR. o Ik wil Nederlands leren om actief te zijn in de buurt (vrijwilligerswerk). o Ik wil leren om te gaan werken. o Anders: ………… 6. Wat doet u nu thuis om uw kind te helpen met leren? o Ik praat vaak met mijn kind over school o Ik doe leerzame spelletjes met mijn kind o Ik lees mijn kind vaak voor o Ik ga vaak naar de bibliotheek met mijn kind o Ik kijk leerzame tv-programma’s met mijn kind o Ik doe leerzame computerspelletjes met mijn kind o ……….. 7. Als u uw kind thuis wil helpen, wat vindt u dan moeilijk? Bijvoorbeeld: Nederlands lezen? o o
……….. ………..
8. U heeft een gesprek met de leerkracht. Begrijpt u wat de leerkracht zegt? o Ja, alles Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
67
o o o
Veel Een beetje Niets of bijna niets
9. Wat doet u als u de leerkracht niet begrijpt? o Ik vraag wat zij bedoelt o Ik vraag soms wat zij bedoelt o Ik vraag nooit wat zij bedoelt 10. Wat zou u meer willen doen op school? o Ik wil vaker met de leerkracht over mijn kind praten o Ik wil meer contact hebben met andere ouders o Ik wil leesmoeder zijn o Ik wil helpen in de klas o ………….
11. U leest de Nieuwsbrief of een rapport van school. Begrijpt u die? o Ja, alles o Veel o Een beetje o Niets of bijna niets 12. Waar wilt u meer over weten? o Over wat mijn kind leert op school o Over het Nederlandse onderwijs o ……………………………….. o ……………………………….. 13. Wat wilt u leren in een cursus Taal en ouders? o Nederlands leren om overal te kunnen praten o Oefenen om thuis spelletjes te doen o Met de leerkracht praten over uw kind o Brieven en andere dingen van school lezen o Meer weten over hoe ik mijn kind in mijn eigen taal kan helpen o Zelf werken met lesprogramma’s op PC o ........................................................ o ........................................................
14. Wat voor een cursus Taal en ouders cursus op de school van uw kind wilt u? Wat is voor u het belangrijkste? Kruis één antwoord aan. Een cursus Nederlands waarmee ik op mijn eigen niveau de taal kan leren. Een taalcursus waarmee ik mijn kind kan helpen met leren. Een cursus waarmee ik op school actief kan zijn, goed kan praten met de juf en de meester.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
68
Bijlage 3 Vragenlijst ouders Dalmar Dalmar Vragenijst 1 Ouders Het onderzoek gaat over ouders, taal en school. Hoe kunnen ouders en school goed samenwerken? Waar hebben ouders behoefte aan? Hoe moet een taalcursus voor ouders op de school eruit zien? Wat wilt u wel en wat wilt u niet? Persoonlijke gegevens 15. Uit welk land komt u? --------------------------------------------------------16. Wat is uw moedertaal? --------------------------------------------------------17. Wat voor onderwijs heeft u gevolgd? Ik ben niet naar school geweest Alleen basisschool Voortgezet onderwijs MBO (beroepsopleiding) HBO / Universiteit …………… 1. Hoe lang bent u in Nederland?
--------------------------------------------------------18. Volgt u al een cursus op de school van uw kinderen? Of heeft u een andere cursus gevolgd? Zo ja, wat voor cursus? --------------------------------------------------------19. Wilt u een cursus Taal en ouders op de school van uw kinderen doen? o
Ja, omdat -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
o
Nee, omdat ------------------------------------------------------
-------------------------------------------------------------------------o
Misschien / Dat hangt ervan af
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
69
20. Wie is verantwoordelijk voor het leren van kinderen? Kies 1 antwoord. o Vooral de school is verantwoordelijk o Vooral de ouders zijn verantwoordelijk o De school en de ouders zijn samen verantwoordelijk
8. Mag de school (mogen de juffen en meesters) zich ook bemoeien met de opvoeding thuis? (Doorvragen over waarmee wel en waarmee niet. Waar ligt de grens) 9. Wat wil/moet je als ouder weten om je kind te begeleiden met school? U kunt meerdere antwoorden aankruizen. o Weten wat je kind leert op school o Weten hoe de school in elkaar zit (de gang van zaken op school) o Het Nederlandse onderwijssysteem (basisonderwijs, voortgezet onderwijs etc.) kennen o ………….. 10. Wat wil/moet je als ouder in het Nederlands kunnen om je kind te begeleiden met school? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. o Met de leerkracht kunnen praten o Met andere ouders kunnen praten in het Nederlands o De nieuwsbrief, strookjes, rapporten kunnen lezen o ………….. 11. U heeft een gesprek met de leerkracht. Begrijpt u wat de leerkracht zegt? o Ja, alles o Veel o Een beetje o Niets of bijna niets 12. Wat o o o
doet u als u de leerkracht niet begrijpt? Ik vraag wat zij bedoelt Ik vraag soms wat zij bedoelt Ik vraag nooit wat zij bedoelt
13. Wat wil/ moet je als ouder thuis doen om je kind te helpen met leren? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. o Je kind voorlezen o Met je kind naar de bibliotheek gaan o Praten over school o Samen naar tv-programma’s voor kinderen kijken ……….. 14. Wat doet u nu thuis om uw kind beter te laten leren? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. o Ik praat vaak met mijn kind over school o Ik doe leerzame spelletjes met mijn kind Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
70
Ik lees mijn kind vaak voor Ik ga vaak naar de bibliotheek met mijn kind Ik kijk leerzame tv-programma’s met mijn kind Ik doe leerzame computerspelletjes met mijn kind ………..
o o o o o 15. Als o o o
u uw kind thuis wil helpen, wat vindt u dan moeilijk? ……….. ……….. ………..
16. Wat o o o o o
wil/moet je als ouder op school doen? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. Goed contact met de leerkracht hebben Leesouder zijn Helpen in de klas, met schoolreisjes, met het kerstetentje In de ouderraad zitten ….
17. Wat zou u meer willen doen op school? o Ik wil vaker met de leerkracht over mijn kind praten o Ik wil meer contact hebben met andere ouders o Ik wil leesmoeder zijn o Ik wil helpen in de klas o …………. 18. U leest de Nieuwsbrief of een rapport van school. Begrijpt u die? o Ja, alles o Veel o Een beetje o Niets of bijna niets 19. Wat kan/moet de school doen om meer contact met de ouders te hebben? U kunt meerdere antwoorden aankruizen. o Duidelijker schrijven in de nieuwsbrief , de schoolkrant, enz. o Duidelijker praten in gesprekken o Meer informatie geven o Opener zijn voor ouders o ……
20. Wat wil/ kan je als ouder zelf doen om beter contact met de school te krijgen? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. o Meer durven op school (de drempel over). o Meer leren over school en over wat mijn kind leert op school o De Nederlandse taal leren
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
71
o
……..
21. Wat wilt u als ouder leren in een cursus Taal en ouders? U kunt meerdere antwoorden aankruisen. o Nederlands op je eigen niveau. Woorden, grammatica, uitspraak om goed te spreken, lezen en schrijven o Hoe je je kind kan helpen met leren. Bijvoorbeeld: praten over school, voorlezen, huiswerk maken o Met de leerkracht praten over uw kind o Hoe je thuis met je kinderen leerzame activiteiten kunt doen, zoals spelletjes, samen tv-kijken o Hoe je zelf met de computer kunt leren o Meer weten over hoe ik mijn kind in mijn eigen taal kan helpen o Brieven en andere dingen van school lezen o …….
22. U gaat een cursus Taal en Ouders volgen. Wat vindt u belangrijk? • Dat er kinderopvang is (zet een kring) Ja/nee •
Op welke tijden moet de cursus gegeven worden?
•
……………………………………………… Hoe vaak per week moet de cursus gegeven worden?
•
………………………………………………. Zou u ook een cursus Taal en ouders volgen als u een eigen bijdrage moet betalen (zet een kring)? Ja/nee
23. Wat voor een cursus Taal en ouders cursus op de school van uw kind wilt u? Wat is voor u het belangrijkste? Kruis één antwoord aan. Een cursus Nederlands waarmee ik op mijn eigen niveau de taal kan leren. Een taalcursus waarmee ik mijn kind kan helpen met leren. Een cursus waarmee ik op school actief kan zijn, goed kan praten met de juf en de meester.
DANK U WEL! Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
72
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
73
Bijlage 4. Leidraad Nederlandstalige ouders Interviewleidraad Nederlandstalige ouders DEEL 1 Groepsinterview Intro: het gesprek gaat over ouders, taalontwikkeling en school. Hoe kunnen ouders en school goed samenwerken? Wat hebben ouders nodig? Wat heeft de school nodig? Wat wil t u wel en wat wilt u vooral niet? 10. Wie is verantwoordelijk voor het leren van kinderen? [Stellingen: 1 antwoord kiezen] o Vooral de school is verantwoordelijk o Vooral de ouders zijn verantwoordelijk o De school en de ouders zijn samen verantwoordelijk 11. Wat wil/moet je als ouder weten om je kind te begeleiden met school? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Weten wat je kind leert op school o Weten hoe de school in elkaar zit (de gang van zaken op school) o Het Nederlandse onderwijssysteem (po, vo, etc.) kennen o ………….. Doorvragen Waarom wel/niet? 3. Wat wil / moet je als ouder thuis doen om je kind te begeleiden? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Je kind voorlezen o Met je kind naar de bibliotheek o Praten over school o Samen naar tv-programma’s voor kinderen kijken o ……….. Doorvragen: Waarom is dat belangrijk/niet belangrijk? Doe je het ook/lukt het om die dingen te doen? Wat maakt dat het wel/niet lukt? 4. Wat o o o o o
wil/ moet je als ouder op school doen? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] Goed contact met de leerkracht hebben Leesouder zijn Helpen in de klas, met schoolreisjes, met het kerstetentje In de ouderraad zitten …. Doorvragen: Wat vind je het meest belangrijk en waarom? Waarmee help je je kind het meest?
5. Wat wil je leren om je kind beter te helpen met school [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Meer durven op school. (De drempel over) o Meer leren over school en over het onderwijs o Beter leren lezen en schrijven o …….. Doorvragen: Wat zou je zelf wel/niet willen doen? Wat heb je hiervoor nodig?
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
74
6. Wat kan de school doen om ouders meer bij school te betrekken? Hoe kan de school ouders helpen om meer betrokken te zijn? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Duidelijker schrijven in de nieuwsbrief , de schoolkrant, enz. (Eenvoudiger taalgebruik) o Duidelijker informatie geven in gesprekken en ouderavonden (Eenvoudiger taalgebruik) o Meer informatie geven o Opener zijn voor ouders o …… 7. Mag de school (mogen de juffen en meesters) zich ook bemoeien met de opvoeding thuis? (Doorvragen over waarmee wel en waarmee niet. Waar ligt de grens) 8. Wat wil je als ouders leren in een een cursus Taal en ouders? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Lezen en schrijven op je eigen niveau. o Hoe je je kind kan helpen met leren (bijvoorbeeld: praten over school, voorlezen, huiswerk maken) o Hoe je op school actief kan zijn (bijvoorbeeld: praten met leerkrachten en andere ouders. Meepraten en meedoen) o Hoe je thuis met je kinderen leerzame activiteiten kunt doen, zoals spelletjes, samen tv-kijken? o Hoe je zelf met de computer kunt leren o ………. 9. Welke onderwerpen zijn belangrijk in een cursus Taal en ouders? [Eerst open vragen. Meerdere antwoorden voorleggen] o Leven en werken o Opvoeding en ontwikkeling van kinderen o Onderwijs in het algemeen o Zelf beter lezen en schrijven. Communiceren/gesprekken voeren op school o ……… 10. Wat kan een cursus Taal en ouders -cursus verbeteren aan ouderbetrokkenheid en het contact van de school met de ouders? Wat niet? Wordt het contact tussen ouders-school beter door een cursus Taal en ouders? Wat gaat beter/hoe kan het helpen? Wat gaat niet beter/waarin helpt een cursus niet? [Open vraag] 11. Wat heeft u nodig? • Heeft u behoefte aan kinderopvang? • Op welke tijden moet de cursus gegeven worden? • Hoe vaak per week moet de cursus gegeven worden? • Zou u ook een cursus Taal en ouders volgen als u een eigen bijdrage moet betalen?
Bijlage 5 Vragenlijst Nederlandstalige ouders Vragenlijst Nederlandstalige ouders
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
75
Persoonlijke gegevens 21. Hoeveel kinderen heeft u ? --------------------------------------------------------22. Op welke peuterspeelzaal en/of school zitten ze? In welke groepen? --------------------------------------------------------23. Volgt u workshops of een cursus op de peuterspeelzaal of (voor)school van uw kinderen? Of heeft u een andere cursus gevolgd? Zo ja, wat voor cursus? --------------------------------------------------------24. Heeft u een opleiding gevolgd en/of een beroep geleerd? Zo ja, wat? --------------------------------------------------------5 Als u geen cursus volgt, heeft u behoefte aan een cursus op de school van uw kinderen? o o o
Ja Nee Misschien / Dat hangt af van ……………………………………………………………………………………
6. Als u geen behoefte heeft aan een cursus Taal en ouders, waarom niet? o Ik heb geen probleem met taal en/of ouderbetrokkenheid o Ik heb het te druk o Ik heb kleine kinderen waarvoor ik geen opvang heb o ………… 7. Als u wel behoefte heeft, waarom wilt u een cursus volgen? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) o o o o o o o 8. Wat o o o o o
Ik wil zelf beter leren lezen en schrijven. Ik wil graag kranten, tijdschriften en boeken lezen. En brieven en andere dingen schrijven. Ik wil leren hoe je het best een gesprek met de leidster of leerkracht van mijn kind kunt voeren. Ik wil leren hoe ik het leren van mijn kind thuis het beste kan ondersteunen. Bijvoorbeeld door voorlezen. Of samen huiswerk of een spelletje doen. Ik wil meer begrijpen van het onderwijs. Hoe zit onderwijssysteem in elkaar? Ik wil leren hoe je mee kunt praten in de ouderraad of in de MR. Ik wil leren hoe je actief in de maatschappij kunt zijn. Hoe je werk kunt vinden bijvoorbeeld. Anders: ……… doet u nu om uw kind te helpen met leren? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) Ik praat vaak met mijn kind over de peuterspeelzaal/(voor)school Ik kan goed met de leidster/leerkracht praten Ik praat veel met de leidster/leerkracht bij het wegbrengen en of ophalen van mijn kind Ik ga altijd naar de ouderavonden Ik ga soms naar ouderavonden
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
76
o o o o o o o
Ik praat met andere ouders over opvoeden/peuterspeelzaal of school/leren. Ik lees mijn kind vaak voor Ik ga vaak naar de bibliotheek met mijn kind Ik doe spelletjes met mijn kind Ik zing liedjes met mijn kind ……….. ………..
9. Wat doet u nu niet thuis met uw kind, maar wat zou u wel willen doen? ? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) o Bijvoorbeeld: Mijn kind voorlezen o Met mijn kind naar de bibliotheek o ……….. o ……….. 10. Waarom doet u dit niet? --------------------------------------------------------11. Wat zou u meer willen doen op de peuterspeelzaal/(voor)school? ? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) o Vaker met de leidster/leerkracht praten / meer contact hebben o Helpen met activiteiten o …………. 12. U heeft een gesprek met de leidster/leerkracht. Heeft u goed contact? Kunt u alles zeggen wat u wilt zeggen? o Ja, heel goed o Goed o Het gaat wel o Niet goed 13. Wat doet u als het contact met de leerkracht niet goed is? o Ik vraag wat zij precies bedoelt en ik probeer zelf duidelijk te maken wat ik bedoel. o Ik vraag soms wat zij bedoelt . Ik probeer soms zelf duidelijk te maken wat ik bedoel. o Niets. Het heeft toch geen zin. o ………… 13. U leest de Nieuwsbrief van de peuterspeelzaal/(voor)school. Begrijpt u die? o Ja, alles o Veel o Een beetje o Niets of bijna niets 14. Weet u wat uw kind leert op de peuterspeelzaal/(voor)school? o Ja, dat weet ik goed. o Dat weet ik een beetje Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
77
o
Nee, ik weet niets of bijna niets
15. Wat wilt u leren in een cursus/workshop? (u kunt meerdere antwoorden aankruisen) o Meer weten over de activiteiten op de speelzaal en/of de vakken op school o Weten welke boeken geschikt zijn om voor te lezen. Oefenen om uw kind voor te lezen o Weten wat goede spelletjes zijn o Weten hoe je om kunt gaan met TV-kijken o Hoe voer je een goed gesprek met een leidters of leerkracht? o Informatie van de peuterspeelzaal of (voor)school lezen o Zelf werken met lesprogramma’s op PC o Kennis over het onderwijs. Hoe zit het onderwijssysteem in elkaar? o Luisteren en praten op de ouderavond. Hoe praat je in een groep? o Kennis over opvoeding. Meer weten en praten over hoe je omgaat met kinderen o ........................................................ o ........................................................ 16. Een cursus of workshops over Taal en ouders op de peuterspeelzaal/(voor)school van uw kind. Wat is voor u het belangrijkste? En wat is daarna belangrijk? Een cursus/workshops waarmee ik goed kan leren lezen en schrijven. Een cursus/workshops waarmee ik mijn kind kan helpen met leren. Een cursus/workshops waarmee ik op school actief kan zijn, in de ouderraad of de MR.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
78
Bijlage 6 Vragenlijst scholen / schoolbesturen Vragenlijst scholen en schoolbesturen - PO Doel van dit deel van het onderzoek is de visie op en de behoeften van scholen met betrekking tot cursussen TOP (Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie) in kaart te brengen. Voornaamste doelgroep van TOP zijn laagtaalvaardige / laaggeletterde / anderstalige ouders. - Van welke school / welk schoolbestuur maakt u deel uit? - Wat is uw naam? (optioneel) - Wat is uw functie? Vragen VISIE 1. Wie is verantwoordelijk voor de schoolloopbaan van kinderen? Kruis één optie aan. o Vooral de school is verantwoordelijk o Vooral de ouders zijn verantwoordelijk o De school en de ouders zijn samen verantwoordelijk 2. Wat ziet de school / het schoolbestuur als de belangrijkste doelstelling van TOP-activiteiten? Kruis één optie aan. o Verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van ouders. o Versterken van het educatief thuismilieu. o Verbeteren van de relatie tussen ouders en scholen. 3. Wat wilt u verder opmerken over de visie op Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie (TOP) van uw school/ scholen?
TAAL 4. Wat is er u op uw school/scholen nodig op het gebied van taalvaardigheid van ouders (zowel Nederlandstalig als anderstalig)? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Dat ouders zich inspannen om (beter) Nederlands te leren o Dat anderstalige ouders in school Nederlands spreken o Dat anderstalige ouders met hun kinderen Nederlands spreken o Dat Nederlandse ouders met hun kinderen (Algemeen) Nederlands spreken o Dat ouders hun kinderen thuis begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in hun eigen taal of dialect o Dat ouders hun kinderen thuis begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in het Nederlands Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
79
o
Anders …..
5. Wordt uw school/ worden uw scholen er wel eens mee geconfronteerd dat ouders de mondelinge communicatie van de school niet goed begrijpen, bijvoorbeeld in een tienminutengesprek met de leerkracht? Vaak / regelmatig / Soms / nooit 6. Wordt uw school/ worden uw scholen er wel eens mee geconfronteerd dat ouders de schriftelijke communicatie van de school niet goed begrijpen, bijvoorbeeld: nieuwsbrieven, schoolgids? Vaak / regelmatig / Soms / nooit 7. Merkt uw school weleens dat het contact met ouders minder sterk is doordat ouders de taal niet goed beheersen? o Nee, dit is geen probleem op onze school o Ja, dit kan de school/een leerkracht ervan weerhouden contact met ouders te zoeken o Ja, ouders gaan hierdoor het contact met de school/een leerkracht uit de weg o Anders ….. 8. Wat biedt u de ouders op het gebied van taal om hun kinderen te kunnen ondersteunen en/of goed te kunnen functioneren op school? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Een algemene taalcursus o Een cursus taal en ouderbetrokkenheid o We verwijzen ouders door naar een taalaanbieder o Een cursus in de eigen taal o Wij bieden ouders geen specifieke hulp op het gebied van taal o Anders ….. o 9.
Wat wilt u verder opmerken over het onderwerp ‘taal’?
DIDACTISCH PARTNERSCHAP 10. Wat verwacht u van ouders in uw school/scholen op didactisch gebied? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Dat ouders thuis met hun kind praten over school o Dat ouders (leerzame) spelletjes doen met hun kind o Dat ouders hun kind voorlezen o Dat ouders met hun kind naar de bibliotheek gaan o Dat ouders samen met hun kind naar leerzame tv-programma’s kijken o Dat ouders samen met hun kind leerzame computerspelletjes doen o Dat ouders hun kind helpen met huiswerk Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
80
o
Anders ….
11. Op welke wijze communiceert u met ouders over de verwachtingen van de school/scholen op didactisch gebied? Kruis aan wat van toepassing is /meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Mondeling tijdens het intakegesprek o Schriftelijk in de schoolgids o In gesprekken tussen leerkracht en ouder o School en ouders sluiten een contract af o Op geen enkele wijze. o Anders ….. 12. Wat biedt u de ouders om hun kinderen op didactisch gebied te kunnen ondersteunen? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk o Diverse activiteiten in de ouderkamer o Een cursus taal en ouderbetrokkenheid o Informatieochtenden of -avonden o Gesprekken met de leerkracht o Speciaal programma, te weten …. o Anders …. 13. Wat wilt u verder opmerken over ‘didactisch partnerschap’?
PEDAGOGISCH PARTNERSCHAP 14. Wat is nodig om pedagogisch partnerschap met ouders mogelijk te maken? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Gemeenschappelijke waarden in opvoeding o Onderlinge afstemming over gedrag van het kind thuis en op school/ o Afspraken kunnen maken over gezondheid (bijv. buiten spelen, goede kleding) o Afspraken kunnen maken over internetgebruik thuis o Afspraken kunnen maken over bedtijden o Afspraken kunnen maken over eetgewoonten, bijv. ontbijt o Anders ….
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
81
15. Wat wilt u verder opmerken over ‘pedagogisch partnerschap’?
PARTICIPATIE 16. Aan welke vorm van participatie op school door ouders heeft uw school /hebben uw scholen behoefte? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Oudercommissie o Luizenouder o Activiteiten in de klas o Opruim- en schoonmaakactiviteiten o Mee met uitjes en/of schoolreisje o Medezeggenschapsraad o Leesouder o Anders …. 17. Wat wilt u verder nog opmerken over ‘ouderparticipatie’?
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
82
KENNIS EN VAARDIGHEDEN 18. Aan welke kennis en vaardigheden van ouders heeft de school / hebben de scholen behoefte? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o (Algemeen) Nederlands spreken o Nederlands lezen en schrijven o Kennis over de ontwikkeling van kinderen o Kennis over het (Nederlandse) onderwijssysteem o Kennis over wat kinderen leren op een basisschool o Kennis over opvoeden (in Nederland) o Opvoedvaardigheden o Liefdevol en met aandacht met kinderen kunnen omgaan o Een open en vriendelijke houding naar leerkrachten kunnen aannemen o Anders ….. 19. Welke kennis en vaardigheden op het gebied van taal, taalontwikkeling en communicatie heeft u als school/schoolbestuur nodig om uw TOP-beleid te realiseren? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Kennis op het gebied van Nederlands als tweede taal (NT2) bij kinderen o Kennis van NT2 bij ouders (volwassenen) o Kennis van laaggeletterdheid o Kennis en vaardigeden op het gebied van interculturele communicatie o Kennis van de culturele achtergrond van ouders o Inlevingsvermogen/empathie o Een open en vriendelijke houding naar ouders kunnen aannemen o Anders ….. 20. Wat wilt u verder nog opmerken over ‘kennis en vaardigheden’?
TAALGEBRUIK IN DE SCHOOL 21. Vereenvoudigt u het mondelinge en schriftelijke taalgebruik in de school zo dat ook laagtaalvaardige/laaggeletterde/anderstalige ouders het kunnen begrijpen? Kruis één optie aan. o Ja, dat proberen we te doen o Nee Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
83
o
Dat doen we in sommigen gevallen
22. Zo ja: waarbij vereenvoudigt u het taalgebruik zodanig dat laagtaalvaardige/laaggeletterde/ anderstalige ouders het kunnen begrijpen? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Gesprekken bij halen en brengen o Tienminutengesprek o Algemene presentatie tijdens een ouderavond o Nieuwsbrief van school o Schoolgids o Schoolkrant o Informatie op website o Beschrijvingen in rapport o Terminologie in rapport o Anders …… 23. Wat wilt u verder nog opmerken over het aanpassen van het taalgebruik op school?
24. Worden er op uw school / scholen cursussen TOP gegeven? o Ja o Nee 25. Wat wordt er verder op uw school gedaan op het gebied van TOP? Zoals activiteiten in samenwerking met de bibliotheek of de VoorleesExpress?
26. Welke onderdelen bevat de TOP-cursus op uw school / scholen? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
84
o o o o o o o
Nederlandse taal Educatieve activiteiten voor thuis Praten met de leerkracht Meedoen met activiteiten op school Uitstapjes in de gemeente (bijv. naar de bibliotheek of een museum) Wij bieden geen TOP-cursus aan Anders ….
27. Wanneer u een TOP-cursus aanbiedt op uw school/scholen, door wie wordt die dan gegeven? o Een taalaanbieder o Leerkrachten van de betreffende school o De oudercontactfunctionaris van de school o Anders …. 28. Kunt u een inschatting maken van het percentage laagtaalvaardige/laaggeletterde ouders op uw school/scholen? o Tussen 0% en 25% o Tussen 25% en 50% o Tussen 50% en 75% o Tussen 75 % en 100% 29. Welk percentage van de groep laagtaalvaardige/laaggeletterde ouders op uw school/scholen is Nederlandstalig? o Tussen 0% en 25% o Tussen 25% en 50% o Tussen 50% en 75% o Tussen 75 % en 100% Tot slot Afhankelijk van de uitkomsten, willen we een aantal respondenten nog nabellen om op een aantal onderwerpen dieper in te gaan. Mogen we u bellen
Ja / Nee
Indien ja: Op welk telefoonnummer: Op welk(e) dag/tijdstip: Hartelijk dank voor uw medewerking Namens het Expertisecentrum TOP/ITTA Jacqueline de Maa Yolande Timman
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
85
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
86
Bijlage 7 Vragenlijst beleidsambtenaren / gemeenten Vragenlijst beleidsambtenaren Doel van dit deel van het onderzoek is de visie op en de doelstelling van beleid TOP (Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie) van gemeenten in kaart te brengen. Voornaamste doelgroep van TOP zijn laagtaalvaardige / laaggeletterde / anderstalige ouders. Van welke gemeente maakt u deel uit? Wat is uw naam? (optioneel) Wat is uw functie? Vragen Beleidsprioriteit 1. De belangrijkste doelstelling van ons beleid op het gebied van Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie (TOP) is: Kruis één optie aan. o Verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheid van ouders. o Versterken van het educatief thuismilieu. o Verbeteren van de relatie tussen ouders en scholen. 2. Worden er in uw gemeente TOP-cursussen gegeven? o Ja o Nee 3. Zijn er onderdelen verplicht in TOP-cursussen in uw gemeente? o Ja o Nee 4. Zo ja, welke onderdelen zijn verplicht? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Nederlandse taal o Educatieve activiteiten voor thuis o Praten met de leerkracht o Meedoen met activiteiten op school o Uitstapjes in de gemeente (bijv. naar de bibliotheek of een museum) o Anders …. 5. Wie zou, volgens uw visie op TOP, idealiter de TOP-cursus geven? o Taalaanbieders o Leerkrachten van de betreffende school o De oudercontactfunctionaris van de school o Anders …. 6. Welke andere activiteiten worden in uw gemeente uitgevoerd die kunnen vallen onder beleid voor TOP?
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
87
Taal en TOP 7. Wat zijn kenmerken van beleid van de gemeente ten aanzien van het versterken van de taalvaardigheid van ouders? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Het staat op de agenda van de LEA. o De gemeente geeft subsidie voor TOP-cursussen die primair gericht zijn op het versterken van het educatief thuisklimaat. o De gemeente geeft subsidie voor TOP-cursussen die primair gericht zijn op het verhogen van het taalniveau van de ouders. o De gemeente geeft subsidie voor TOP-cursussen die primair gericht zijn op de interactie tussen school en ouders. o De gemeente geeft subsidie voor TOP-cursussen die in min of meer gelijke mate aandacht besteden aan: de taalontwikkeling van de ouders, het versterken van het educatief thuismilieu en de interactie tussen school en ouders. o De gemeente geeft subsidie voor de ontwikkeling van methoden en/of materialen. o De gemeente werkt met vrijwilligers om ouders te ondersteunen. o Anders ….. 8. Welke inspanning verwacht de gemeente van ouders met betrekking tot taal? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Dat ouders zich inspannen om Nederlands te leren. o Dat ouders in school Nederlands spreken. o Dat ouders met hun kinderen Nederlands spreken. o Dat ouders hun kinderen thuis begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in het Nederlands. o Dat ouders hun kinderen thuis begeleiden/helpen met (voorbereidend) schoolwerk in hun eigen taal. o Anders ….. 9. Welke inspanning verwacht de gemeente van scholen/schoolbesturen met betrekking tot taal? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Dat scholen een taalcursus aanbieden. o Dat scholen een TOP-cursus aanbieden. o Dat scholen ouders informeren over mogelijkheden om de Nederlandse taal te leren. o Anders …. 10. Welke knelpunten ervaart de gemeente bij beleid ten aanzien van het versterken van de taalvaardigheid van ouders? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
88
o o o o o o
De scholen bereiken bepaalde groepen ouders onvoldoende. De scholen zetten zich onvoldoende in. De inzet van de scholen is goed, maar het rendement van de cursussen is te laag. Er is onvoldoende geld voor goed beleid. Scholen stellen andere prioriteiten dan de gemeente. Anders ….
11. Wat wilt u verder opmerkenover het belang van taal in TOP-beleid?
Educatief thuisklimaat 12. Wat is het beleid van de gemeente ten aanzien van het versterken van het educatief thuisklimaat? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Geen, dat is de verantwoordelijkheid van de scholen. o Geen, dat is de verantwoordelijkheid van de ouders. o We spreken de scholen aan op het belang ervan en stimuleren hen hier beleid op te voeren. o Het is een verplicht onderdeel van een TOP-cursus. o We ondersteunen de scholen met hulpmiddelen, zoals informatieve folders of een website met voorbeelden. o Anders …. 13. Wat wil de gemeente door zijn beleid stimuleren bij de ouders? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Wij hebben hier geen beleid op, dit is de verantwoordelijkheid van de ouders. o Dat ouders thuis met hun kind praten over school. o Dat ouders thuis educatieve activiteiten doen met hun kind. o Dat ouders kinderen helpen met huiswerk. o Anders …. 14. Wat verwacht de gemeente van scholen m.b.t. het stimuleren van een educatief thuismilieu? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Niets, dat is de verantwoordelijkheid van de scholen/schoolbesturen. o Dat scholen/leerkrachten oog hebben voor de thuissituatie en de mogelijkheden die daar liggen o Dat leerkrachten in gesprek gaan met ouders over het educatieve thuismilieu. o Dat de school via ouderavonden informatie geven over wat ouders thuis kunnen doen. o Dat scholen praktische ouderavonden organiseren, waarin ouders leren wat zij thuis kunnen doen. o Dat scholen stimulerende activiteiten systematisch verwerken in hun TOP-cursus.
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
89
o
Anders ….
15. Welke knelpunten ervaart de gemeente bij beleid ten aanzien van het versterken van het educatief thuismilieu? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o We bereiken de ouders onvoldoende. o De scholen zetten zich hier onvoldoende voor in. o De taalvaardigheid in het Nederlands van de ouders is te laag om doelgericht het educatief thuismilieu te versterken o De educatieve vaardigheid van de ouders is te laag om doelgericht het educatief thuismilieu in de eigen taal te versterken o Ouders willen vooral zelf de Nederlandse taal leren. o We hebben onvoldoende kennis van mogelijkheden om het educatief thuismilieu te versterken o Er is onvoldoende geld voor goed beleid. o Scholen stellen andere prioriteiten dan de gemeente. o ………. 16. Wat wilt u verder opmerkenover het belang van educatief thuismilieu in TOP-beleid?
De relatie tussen ouders en school 17. Wat is het beleid van de gemeente ten aanzien van het versterken van de relatie tussen ouders en de school? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Geen, dat is de verantwoordelijkheid van de scholen. o Geen, dat is de verantwoordelijkheid van de ouders. o We spreken de scholen aan op het belang en stimuleren hen hier beleid op te voeren. o Het is een verplicht onderdeel van een TOP-cursus. o We adviseren/ondersteunen scholen in het aanpassen van hun taalgebruik in mondelinge en schriftelijke communicatie. o Anders …. 18. Wat verwacht de gemeente van ouders in hun relatie met de school? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Niets, het is aan de scholen/schoolbesturen om dat in te vullen. o Niets, het is aan de ouders om dat in te vullen. o Dat ouders de school en de leerkrachten open tegemoet treden. o Dat ouders zich inspannen om Nederlands te leren. o Dat ouders aanwezig zijn op ouderavonden en 10-minutengesprekken. Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
90
o o o
Dat ouders meehelpen bij activiteiten op school. Dat ouders participeren in oudercommissie of MR. Anders ….
19. Wat verwacht de gemeente van scholen in hun relatie met ouders? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o Niets, het is aan de scholen/schoolbesturen om dat in te vullen. o Dat scholen ouders ondersteunen bij het Nederlands leren. o Dat scholen ouders ondersteunen bij het opvoeden van hun kinderen o Dat scholen ouders ondersteunen in het leren met hun kind o Dat er een open klimaat is waarin aandacht is voor andere culturen en talen. Anders …. 20. Welke knelpunten ervaart de gemeente bij beleid ten aanzien van de relatie tussen ouders en de scholen? Kruis aan wat van toepassing is/meerdere antwoorden zijn mogelijk. o De scholen investeren hier onvoldoende in. o De ouders spreken het Nederlands onvoldoende. o Cultuurverschillen bemoeilijken de communicatie. o Door de politiek/maatschappelijke sfeer van de afgelopen jaren hebben sommige groepen ouders zich teruggetrokken. o Iedereen is van goede wil, maar veranderingen hebben veel tijd nodig. o Er is onvoldoende geld voor goed beleid. o Scholen stellen andere prioriteiten dan de gemeente. o Anders …. 21. Wat wilt u verder opmerkenover het beleid ten aanzien van de relatie tussen ouders en school?
22. Wat wilt u verder opmerkenover het beleid van uw gemeente ten aanzien van Taalontwikkeling, Ouderbetrokkenheid en Participatie?
Tot slot Afhankelijk van de uitkomsten, willen we een aantal respondenten nog nabellen om op een aantal onderwerpen dieper in te gaan. Mogen we u bellen?
Ja / Nee
Indien ja: Op welk telefoon nummer: Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
91
Op welke dag/tijdstip: Hartelijk dank voor uw medewerking Namens het Expertisecentrum TOP/ITTA Jacqueline de Maa Yolande Timman
Rapportage Behoeftenonderzoek - Expertisecentrum TOP (ITTA) December 2013
92