Vroege spraak- en taalontwikkeling
Margreet Langereis Viataal Cochleair Implant Centrum Nijmegen/Sint-Michielsgestel 17 maart 2006
Inhoud presentatie • • • • •
Wat is taal? Mijlpalen op gebieden van de taalontwikkeling Relatie woordenschat en grammatica Minimum spreeknormen Taalresultaten kinderen met CI
Definitie: Taal • Taal is een middel tot communicatie en een instrument voor het ordenen van de eigen gedachten en gevoelens.
Taalontwikkeling • • • •
Fonologische ontwikkeling Woordenschat Woordvorming en zinsbouw Communicatieve vaardigheden
Sijstra, Aarnoutse, Verhoeven, 1999
Fonologische ontwikkeling • • • • •
Vocalisaties Brabbelen Verschijnen eerste woordjes 50-woorden grens (rond 18 maanden) Fonologisch competent (6 à 7 jaar)
Inzicht fonologie • Bij de geboorte prefereren baby's de taal die gesproken werd door hun moeders tijdens de zwangerschap. Dit vereist dat het kind de klemtoon en intonatie patronen karakteristiek voor de taal kan leren. Deze informatie wordt betrouwbaar doorgegeven door beengeleiding aan het kind in de baarmoeder (Mehler e.a., 1988; Nazzi e.a.,1998) • Bij 9 maanden een voorkeur te luisteren naar woorden die volgens de Nederlandse klankprincipes zijn opgebouwd. Dit geldt nog niet bij baby's van 6 maanden (Jusczyk e.a.,1993)
Woordenschat • Eerste woordjes (rond eerste jaar) • 50-woorden grens (rond 18 maanden) • Woordgebruik voor categorisatie van voorwerpen – over- en ondergeneralisaties – receptieve woordenschat >> productieve woordenschat • Vorming van netwerken
woordenschatontwikkeling Lexicon
gemiddeld aantal woorden
3000
2500
2000
1500
1000
500
0 0
10
20
30
40
Leeftijd (maanden)
50
60
70
80
Woordvorming en zinsbouw • Woorden in combinatie gebruiken (18-24 maanden) – met name inhoudswoorden • Morfologische aspecten: verbuigingen (meervouden/verkleinwoorden), ontkenningen en vraagzinnen • Complexere zinnen (hoofd en bijzin), meer morfologische aspecten • Meeste zinstructuren zijn nu correct • Morfo-syntactische competentie wordt benaderd aan het eind van de basisschoolperiode
Ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden • • • •
Intentioneel gebruik van gebaren en proto-woorden Eerste woordjes Sociale communicatie (3 tot 4 jaar) Coherente gespreksvaardigheid (5 tot 7 jaar) – o.a. telefoongesprekken • Volwassen competentie wordt niet bereikt aan het einde van de basisschoolperiode
Relatie grammatica en lexicon • Door uitbreiding grammatica komen meer woordklassen aan bod. • De grammaticale ontwikkeling is afhankelijk van het lexicon
Relatie grammatica en lexicon • Onderzoek McGregor e.a. (2005) betreffende kinderen met een zeer grote woordenschat op jonge leeftijd. • Kinderen: N=16 grote woordenschat, 2;0 jaar N=22 “gemiddelde sprekers”, 2;0 jaar N=22 “gemiddelde sprekers”, 2;6 jaar
Relatie grammatica en lexicon
Relatie grammatica en lexicon • Resultaat: De kinderen met een grote woordenschat scoren consistent beter op verschillende grammaticale metingen zoals bijv. MLUL, verbuigingen en complexiteit vergeleken met hun leeftijdsgenoten • Conclusie: Bij twee-jarige kinderen is de grammaticale ontwikkeling sterker gerelateerd aan de omvang van het lexicon dan aan de chronologische leeftijd
Relatie lexicon en grammatica SLI kinderen • Problemen op het ene niveau van de taal kunnen een negatieve invloed hebben op een ander niveau (Gleitman, 1990). • Een kind heeft immers kennis van woorden nodig om de grammatica te ontrafelen, dit geeft aan dat een goede woordenschat de kans op een goede grammaticale ontwikkeling verhoogt (Weerdenburg, 2006).
Minimum spreeknormen • 1 jaar
veel en gevarieerd brabbelen orale en nasale klanken
• 1;6 jaar
ten minste vijf woordjes woordopbouw nog onvolledig orale en nasale klanken
• 2 jaar
twee-woordzinnen woordopbouw nog onvolledig
• 3 jaar
zinnen van 3-5 woorden weinig grammaticale structuur, 50-75% verstaanbaar
• 4 jaar
eenvoudige, enkelvoudige zinnen 75-90% verstaanbaar
• 5 jaar
goed gevormde, ook samengestelde zinnen goed verstaanbaar
Auditieve en taalontwikkeling CI •
Auditieve ontwikkeling bij twee leeftijdsgroepen – open set spraak verstaan
•
Taal ontwikkeling bij twee leeftijdsgroepen – Nederlandse Non-Speech Test (NNST) – Reynell taalbegrip
openset 1;0 - 2;6 jaar 100
Foneem score (%)
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 0
12
24
36
48
60
72
84
Leeftijd (mnd)
openset 2;7-4 jaar 100
90
Foneem score (%)
80 70 60 50 40 30 20 10 0 0
12
24
36
48
Leeftijd (mnd)
60
72
84
96
NNST en Reynell 1;0 - 2;6 jaar
120 108
Taalleeftijd (mnd)
96 84 72 60 48 36 24 12 0 0
12
24
36
48
60
72
84
96
108
120
96
108
120
Leeftijd (mnd)
NNST en Reynell 2;7 - 4;0 jaar
120 108
Taalleeftijd (mnd)
96 84 72 60 48 36 24 12 0 0
12
24
36
48
60
72
Leeftijd (mnd)
84
NNST en Schlichting 1-2;6 years 84 78 72
Taalleeftijd (mnd)
66 60 54 48 42 36 30 24 18 12 12
24
36
48
60
72
84
96
108
120
108
120
NNST en Schlichting 2;7- 4 years
84
Age (months) )
78 72
Taalleeftijd (mnd)
66 60 54 48 42 36 30 24 18 12 12
24
36
48
60
72
Age (months)
84
96