Lessen in LOB en ouderbetrokkenheid
Annette Diender & Marianne Steenvoorde Februari 2014
Inleiding
De aandacht voor loopbaanoriëntatie op vo-scholen groeit. Ook de aandacht voor ouderbetrokkenheid in het vo neemt toe. Het lijkt logisch om deze twee onderwerpen aan elkaar te verbinden, en dat is het ook: immers, de ouders zijn voor leerlingen een belangrijke, zo niet de belangrijkste bron bij het maken van een keuze voor een vervolgstudie. Dus samenwerking tussen school en ouders op dit onderwerp is noodzakelijk voor een evenwichtig resultaat. Hoe logisch de verbinding ook is, er zijn nog wel wat stappen te zetten voordat de twee onderwerpen zodanig vervlochten zijn dat ze in de praktijk elkaar ook echt versterken. In het najaar van 2013 hebben we met vier Rotterdamse vo-scholen een pilot uitgevoerd, met als doel om een geïntegreerde aanpak te ontwikkelen waar ook andere scholen hun voordeel mee kunnen doen. Deze pilot werd uitgevoerd in het kader van de Rotterdamse aanpak loopbaanoriëntatie, vanuit het programma Aanval op Uitval. Om de lessen van de pilot te delen, schrijven we dit artikel.
Ouderbetrokkenheid voor een goede loopbaanoriëntatie Het richting geven aan je eigen loopbaan is in de huidige maatschappij een belangrijke competentie. De tijd dat jongeren vanzelfsprekend in de beroepsmatige voetsporen van hun ouders traden, is voorbij. Leerlingen moeten leren reflecteren op hun eigen wensen, mogelijkheden en kansen, ze moeten leren welke stappen ze moeten zetten en wie ze nodig hebben om zelf sturing te geven aan hun loopbaan. Reflecteren leer je het beste in gesprek met anderen. Een school die loopbaanoriëntatie gedegen vorm geeft, zorgt ervoor dat leerlingen in gesprek gaan over ervaringen die ze hebben opgedaan (een stage, een bedrijfsbezoek, een gastles, een bijbaantje, een open dag). Wat vond je leuk, wat niet? Wat ging je goed af, wat niet? Wat zegt dit over je kwaliteiten en je motieven? Wat kan je nog meer doen om er achter te komen welke kant je op wilt? Wie ken je die je verder op weg kan helpen? De uitkomsten van het LOB-traject leiden tot inzicht in de arbeidsmarkt, in eigen kwaliteiten en motieven en tot stappen om te komen tot een weloverwogen keuze.
Lessen in LOB en ouderbetrokkenheid
Programma Aanval op Uitval 02
Tabel 1: de vijf loopbaancompetenties (Kuijpers, 2012) De vijf loopbaancompetenties 1. Kwaliteitenreflectie: Wie ben ik, wat kan ik? 2. Motievenreflectie: Wat wil ik, wat drijft mij? 3. Werkexploratie: Wat soort werk past bij mij? 4. Loopbaansturing: Wat wil ik worden? Wat is mijn volgende stap? 5. Netwerken: Wie kan mij hierbij helpen? Maar zoals we al stelden, hebben ook ouders veel invloed op de loopbaankeuzes van hun kinderen. Omdat ze hun kinderen goed kennen, weten waar ze goed in zijn en waar ze blij van worden. Omdat ze willen helpen, en binnen hun eigen netwerk en kennis van de arbeidsmarkt zoeken naar kansen voor hun kinderen. En niet in de laatste plaats omdat ze verwachtingen hebben ten aanzien van de loopbaan van hun kinderen. Verwachtingen die soms expliciet worden uitgesproken, maar veel vaker onuitgesproken hun invloed uitoefenen. Verwachtingen die soms samenvallen met de wensen en talenten van het kind, maar dat lang niet altijd doen. Verwachtingen die soms passen bij het niveau van het kind, maar ook te laag of juist te hoog gegrepen kunnen zijn. Het is van belang dat er afstemming is tussen het LOB-traject op school en de beïnvloeding en hulp van de ouders. Bij een goede samenwerking tussen school en ouders wordt de jongere behoed voor een ongemakkelijke spagaat en zal hij zich gesteund voelen in de keuzes die het maakt.
Loopbaanoriëntatie voor een goede ouderbetrokkenheid Het nut van ouderbetrokkenheid gaat verder dan ondersteuning bij het maken van goede schoolloopbaankeuzes. Betrokkenheid van ouders levert een belangrijke bijdrage aan de intrinsieke motivatie van kinderen; het onderwijsondersteunend gedrag van ouders thuis is een belangrijke voorwaarde voor schoolsucces. Voor scholen is het dus zinvol om te investeren in het contact met ouders. Onderzoek van Lusse laat zien welke succesfactoren ten grondslag liggen aan goed contact en hoe dit contact als basis kan dienen om te komen tot een goede samenwerking tussen school, ouders en leerling ten behoeve van het toekomstperspectief van de leerling. Tabel 2 Tien succesfactoren voor beter contact tussen ouders en school (Lusse, 2013). Succesfactoren voor het leggen van CONTACT tussen school en ouders 1 school zorgt dat ouders zich welkom voelen 2 school maakt vroegtijdig kennis met alle ouders 3 school heeft contact met een ouder en zo nodig ook een andere begeleider van elk kind Succesfactoren voor de SAMENWERKING tussen school, ouders en leerlingen 4 school nodigt de leerling standaard uit bij regulier, individueel contact met ouders 5 school zorgt voor interactie, dialoog en uitwisseling van informatie met ouders 6 school voedt het gesprek tussen ouder en kind thuis 7 school besteedt (ook) aandacht aan wat goed gaat Succesfactoren voor het met school, ouders en leerlingen samenwerken aan TOEKOMSTPERSPECTIEF 8 school neemt de schoolloopbaanontwikkeling van de leerling als leidraad voor het contact met ouders 9 school initieert een concreet plan op ontwikkelpunten bij het kind waarin de rol van leerling, ouder en school duidelijk is 10 school bespreekt teleurstellingen in de schoolloopbaan met ouder en kind
Lessen in LOB en ouderbetrokkenheid
Programma Aanval op Uitval 03
Van groot belang is dat er sprake is van interactie en dialoog tussen ouders en school (tweerichtingsverkeer) en dat deze interactie bijdraagt aan het gesprek thuis tussen ouders en kind over schoolgerelateerde zaken. Cruciaal daarbij is dat er ook, en vooral, aandacht is voor wat er goed gaat. In de praktijk blijkt het contact tussen school en ouders zich namelijk vaak te beperken tot problemen (verzuim, gedrag, cijfers), waardoor ouderbetrokkenheid voor leerlingen, ouders en mentoren een negatieve connotatie heeft. En deze negatieve connotatie is geen goede basis voor een effectieve samenwerking. Lusse pleit ervoor om de brede ontwikkeling en het toekomstperspectief van de leerling als uitgangspunt te nemen voor contact tussen school en thuis (succesfactor 8). Hierdoor kan er een gelijkwaardige dialoog ontstaan met veel ruimte voor positieve zaken. Vragen die aan leerlingen in het kader van hun loopbaancompetenties gesteld worden – Waar ben je goed in? Waar word je blij van? Wat past bij jou? (zie de loopbaancompetenties van Kuipers in tabel 1) – zijn bij uitstek geschikt om samen met ouders te bespreken. Gezamenlijk zoeken naar de kwaliteiten, talenten, motieven en kansen van een leerling levert bovendien een veel betere sfeer op dan het uitsluitend bespreken van problemen. De potentie van de leerling wordt dan het uitgangspunt en niet de tekortkomingen. Dit verlaagt de drempel voor ouders en leerlingen en draagt eraan bij dat de opvoedmilieus thuis en op school elkaar meer overlappen . Op deze manier kan ouderbetrokkenheid niet alleen een bijdrage leveren aan LOB , maar levert LOB ook een bijdrage aan de ouderbetrokkenheid.
Vervlechting van LOB en ouderbetrokkenheid in de praktijk In 2013 hebben we in samenwerking met vier Rotterdamse vo-scholen een pilot uitgevoerd. De pilot bestond op elke school uit een voorgesprek met een delegatie van de school, twee dagdelen training voor mentoren en een evaluatiegesprek. Doel van de pilot was om een aanzet te geven voor een werkwijze waarin LOB en ouderbetrokkenheid als thema’s aan elkaar gekoppeld zijn en elkaar versterken. De pilot heeft belangrijke lessen opgeleverd. Verantwoordelijkheden Hoe zijn de verantwoordelijkheden binnen de school verdeeld? Wie gaat er over LOB? Is dat de decaan, of de decaan samen met de mentoren? Of speelt de directie ook een actieve rol in de aansturing van de loopbaanoriëntatie? En wie is verantwoordelijk voor het ouderbeleid op de school? Dat is hoogstwaarschijnlijk niet de decaan, maar bij wie is het wel belegd? En welke taken hebben de mentoren hierin? Op school A is de decaan verantwoordelijk voor de loopbaanoriëntatie, en bepaalt de locatiedirecteur het ouderbeleid. Beiden zijn actief betrokken bij de pilot. De locatiedirecteur zorgt ervoor dat de mentoren vanaf de start investeren in een goede relatie met de ouders: ze voeren kennismakingsgesprekken en maken afspraken over wederzijdse verwachtingen. Doordat deze basis met ouders is gelegd, is het vervolgens mogelijk om ouders actief te betrekken bij de schoolloopbaankeuzes. Op school B is de decaan verantwoordelijk voor de pilot; de directie is er slechts zijdelings bij betrokken. De training wordt aan een selectie van mentoren gegeven. Zij komen met elkaar tot goede inzichten over hoe LOB en ouderbetrokkenheid vorm zouden moeten krijgen binnen de school. Ze hebben echter niet de positie om te beslissen over ouderbeleid en over de inzet van de rest van de mentoren richting de ouders. Zij moeten dus na de pilot nog aan de slag om hun ideeën om te kunnen zetten in schoolbrede actie.
Lessen in LOB en ouderbetrokkenheid
Programma Aanval op Uitval 04
Visie en beleid In nauw verband hiermee staat de vraag welke visie er ten grondslag ligt aan het verknopen van LOB en ouderbetrokkenheid, wie deze visie naar het team uitdraagt en hoe het vertaald wordt naar concrete uitvoering in de praktijk. School C loopt er gedurende de pilot tegenaan dat ze al enorm veel activiteiten uitvoeren op zowel het gebied van loopbaanoriëntatie als ouderbetrokkenheid. Een aparte cyclus LOB-gesprekken met ouders en leerlingen naast de reguliere gespreksrondes met ouders (de 10-minutengesprekken) of een verlenging van deze gesprekken (20-minutengesprekken) is praktisch gezien niet haalbaar. Maar zowel de directie als het team zien de meerwaarde in van het betrekken van ouders bij LOB. Het is dus zaak om opnieuw naar de doelen te kijken, en een keuze te maken van activiteiten die het meest bijdragen aan het realiseren van de doelen. Het is de directeur die hier het voortouw in moet nemen.
Draagvlak in het team Je kunt de verantwoordelijkheden nog zo goed belegd hebben, en de visie en het beleid nog zo goed op orde hebben, alles valt of staat uiteindelijk met de inzet van de medewerkers die het beleid uitvoeren, doorgaans de mentoren. Hoe gedreven zijn zij? In hoeverre geloven zij in nut en noodzaak om ouders te betrekken bij LOB? Hoe bereid zijn zij om te investeren in hun eigen gespreksvaardigheden? Op school A komt de training op het goede moment. De mentoren zijn enthousiast over hun rol binnen LOB, zien het nut in van het betrekken van ouders, maar zijn wel op zoek naar handvatten: hoe geef je invulling aan deze taken? Welke kennis en vaardigheden heb je hiervoor nodig? Ze maken dankbaar gebruik van de training waarin ze zowel door de trainers als door elkaar handvatten krijgen aangereikt. School D zit op een moeilijk moment in het traject. De school is beleidsmatig goed georganiseerd zowel qua LOB als ouderbetrokkenheid, maar de realiteit is weerbarstiger dan de theorie. De mentoren lopen er tegenaan dat het contact met ouders, ondanks intensieve inzet van de school, vaak moeizaam verloopt, ze ervaren sommige ouders als lastig om mee samen te werken. Er is weerstand tegen de training, mogelijk omdat de mentoren zich miskend voelen in de complexiteit en omvang van hun takenpakket. Hoewel investeren in de vaardigheden van mentoren de problemen in het contact met ouders kan verlichten, is het op deze school eerst nodig om te werken aan draagvlak. Hier dienen de directie en de decaan een hoofdrol in te spelen.
Lessen in LOB en ouderbetrokkenheid
Programma Aanval op Uitval 05
Kennis en overtuigingen van ouders Hoe goed de samenwerking met ouders verloopt wisselt van geval tot geval. Het helpt als ouders goed zicht hebben op de arbeidsmarkt, op de verschillende sectoren en beroepen en de kansen op werk. En het helpt zeker als ze dezelfde normen hanteren als de school als het gaat om realistische verwachtingen en eervolle beroepen. Maar dat is lang niet altijd het geval. De scholen die deelnamen aan de pilot hebben te maken met relatief veel ouders die weinig kennis hebben van de Nederlandse arbeidsmarkt. Voor hen is het lastig om hun kinderen te adviseren of helpen bij hun beroepskeuze. Als dit gepaard gaat met (te) hoge verwachtingen of stellige overtuigingen over bepaalde beroepen, kan dat onhandig uitpakken voor de leerling. Het klassieke voorbeeld is de ouder die wil dat zijn kind - dat op het vmbo zit - arts of advocaat wordt. Of ouders die van mening zijn dat beroepen in de techniek of zorg minderwaardig zijn, en er daarom op staan dat hun kind kiest voor een ’witteboorden’-beroep, ook als dat niet bij hem past. Mentoren op alle vier scholen lopen hier tegenaan. Ze zouden het liefst willen dat ouders voldoende kennis opdoen over de arbeidsmarkt en hun overtuigingen bijstellen, zodat ze als gelijkwaardige gesprekspartners rondom LOB kunnen fungeren. Dat is uiteraard een illusie. Deze ouders als gesprekspartner negeren is geen goed alternatief, want dan zou je het kind in de kou laten staan, die in een spagaat terecht komt tussen de verwachtingen van de ouders en de uitkomst van hun LOB-traject. Je zult het als mentor moeten doen met de ouders die je tegenover je krijgt, met al hun talenten, goede bedoelingen en tekortkomingen. Samenwerken met ouders rondom LOB vraagt dus veel van de mentoren: het gaat om zoeken naar het gemeenschappelijk belang (het beste voor het kind) en de onderliggende drijfveren van leerlingen èn ouders.
Preventief of curatief Het is van belang om vanaf het begin samen met ouders en leerlingen op te trekken in het traject dat leidt tot schoolloopbaankeuzes. Als je ouders vanaf het begin meeneemt in de oriëntatie op kwaliteiten en motieven van hun kind en verkenning van de arbeidsmarkt, dan is de uitkomst voor hen geen verassing meer. Zo voorkom je onaangename situaties waarin de leerling klem komt te zitten tussen de wensen en verwachtingen van de ouders en de uitkomst van het LOB-traject. Op school A oefenen de mentoren met gespreksvoering rondom lastige situaties met ouders. En ingewikkeld zijn de praktijkcasussen die de mentoren aandragen: een leerling die heel graag wil doorleren voor een beroep in de zorg, waar moeder faliekant op tegen is. Of een vader die zijn zoon door dik en dun steunt in zijn wens om profvoetballer te worden, hoewel zijn talenten niet toereikend zijn voor een succesvolle carrière. We komen tot de conclusie dat de gesprekken die we oefenen curatief van aard zijn. Beter had het geweest om in te zetten op gesprekken om te voorkomen dat deze patstellingen ontstaan. Op school B oefenen de mentoren met ‘preventieve’ gesprekken met leerlingen en ouders. Gesprekken vroeg in het traject, op een moment dat alles nog open ligt en het gesprek gaat over welke kwaliteiten en wensen de leerling heeft en wat hij daar allemaal mee zou kunnen. Het resultaat is een aantal mooie voorbeelden van positieve, opbouwende gesprekken waarin de drie partijen gezamenlijk nadenken over de toekomst van de leerling. Dit zijn de gesprekken die we voor ogen hadden in de pilot. Op dit soort gesprekken willen de mentoren koersen in hun dagelijkse praktijk.
Lessen in LOB en ouderbetrokkenheid
Programma Aanval op Uitval 06
Investeren in vaardigheden Zoals blijkt uit het voorafgaande, is het geen eenvoudige taak voor mentoren om goede gesprekken te voeren met leerlingen en ouders over schoolloopbaankeuzes. Driegesprekken zijn per definitie al ingewikkeld, en zeker als je als doel hebt dat alle drie gesprekspartners (leerling, mentor en ouder) evenredige inbreng hebben en met elkaar tot een gezamenlijke conclusie komen. Daar komt nog eens de interculturele factor bij, en de complicatie dat lang niet alle ouders voldoende thuis zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt om goed mee te kunnen denken over geschikte keuzes voor hun kinderen. Hoewel gespreksvoering een complexe zaak is, komt het maar weinig voor dat mentoren hun collega’s observeren om van elkaar te leren. Op school A vertelt de trainer aan de groep dat uit onderzoek blijkt dat mentoren tijdens LOB-gesprekken meestal zo’n 80% van de tijd aan het woord zijn. Een deelnemer reageert met herkenning: dat overkomt hem ook regelmatig. Maar niet omdat hij het prettig vindt om zichzelf zoveel te horen praten, en ook niet omdat hij het niet in de gaten heeft. Maar simpelweg omdat het hem niet lukt om de leerling en ouders aan de praat te krijgen over talenten, wensen en verwachtingen. Dankbaar maakt de groep gebruik van de openheid van deze mentor. Ze besluiten om met elkaar na te denken over welke manieren er zijn om leerlingen en ouders wèl aan de praat te krijgen, en uit te wisselen welke vragen goed werken. Vervolgens gaan ze met elkaar oefenen, eerst door elkaar vragen te stellen en zo zelf te ervaren hoe het is om een goede vraag gesteld te krijgen. Daarna in een simulatie, waarin ze een praktijkcasus uitspelen.
Conclusies en aanbevelingen Samen met de scholen zijn we tot de conclusie gekomen dat het een goed idee is om LOB en ouderbetrokkenheid met elkaar te combineren: de twee thema's blijken ook in de praktijk nauw met elkaar samen te hangen. Het heeft meerwaarde om ouders vanaf het begin bij het LOB-traject te betrekken en om loopbaanoriëntatie vanaf dag één leidraad te maken voor het contact met ouders. We zien echter ook dat het niet eenvoudig is om deze thema’s in de schoolpraktijk te realiseren, afzonderlijk al niet, laat staan in combinatie. Dit geldt voor zowel visie & beleid, als voor de organisatie, het draagvlak bij docenten en mentoren, de samenwerking met de ouders en de benodigde gespreksvaardigheden van de mentoren.
Aan scholen die zich verder willen ontwikkelen op deze thema’s, adviseren wij het volgende: 1. Zorg ervoor dat visie het uitgangspunt is en blijft, zowel van LOB als van ouderbetrokkenheid. Zet alle huidige activiteiten op een rijtje met de eigen visie als 'meetlat' en gebruik deze visie als rode draad om de juiste activiteiten te selecteren en met elkaar te verbinden. 2. Zorg voor een goede, structurele organisatie binnen de school: wees helder over de verdeling van verantwoordelijkheden en werkzaamheden en de facilitering daarvan. 3. Laat iedereen binnen de school meedenken over de visie, organisatie en uitvoering van LOB en ouderbetrokkenheid, met de toekomst van de leerlingen als inspiratiebron. Geef ook zoveel mogelijk ruimte aan de inbreng en ervaringen van ouders en leerlingen. 4. Zie ouders als samenwerkingspartners vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van het kind. Hanteer de loopbaanvragen als leidraad voor het contact met ouders. 5. Organiseer trainingen gespreksvoering voor docenten en mentoren en zorg voor aanvullende mogelijkheden van informeel leren van elkaar (samen gesprekken voeren, elkaar feedback geven, van elkaar leren tijdens intervisiebijeenkomsten).
Lessen in LOB en ouderbetrokkenheid
Programma Aanval op Uitval 07