Rapport van de commissie toekomstscenario’s van de Protestantse Gemeente Groningen
Groningen, 1 februari 2011
Inhoudsopgave 1. Inleiding………………………………………………………………………………………………………
3
2. Interpretatie van de opdracht……………………………………………………………………..
3
3. Is er nog ruimte om te veranderen………………………………………………………………
4
4. Wat zien wij gebeuren?: een (doorgezette) trend……………………………………….
5
5. Onze omgeving verandert: een quick-scan………………………………………………….
6
6. Voor wie doen wij het eigenlijk?; denken in doelgroepen…………………………
6
7. Wat kan er gebeuren: losse bouwstenen voor een scenario………………………
7
8. Scenario 1: zorgvuldig voortbouwen………………………………………………………….
8
9. Scenario 2: een kleurrijk palet…………………………………………………………………….
11
10. Scenario 3: Kerk voor Stad………………………………………………………………………….
14
11. Schematisch overzicht scenario’s……………………………………………………………….
17
12. Tot slot………………………………………………………………………………………………………
19
Bijlage 1: Geraadpleegde stukken……………………………………………………………………
20
Bijlage 2: Zicht op cijfers………………………………………………………………………………….
21
2
1. Inleiding Op 16 november 2009 heeft de Algemene Kerkenraad (AK) de begroting voor 2010 van de Protestantse Gemeente te Groningen (PGG) vastgesteld. Niet voor het eerst is een tekort begroot: er zal naar verwachting ongeveer € 220.000 meer worden uitgegeven dan er binnenkomt. In het verleden bleken tekorten vrijwel altijd gecompenseerd te worden door legaten en bijzondere giften. Daardoor bleven de reserves (en de daarbij behorende opbrengsten) op peil. De verwachting is dat dit in 2010 net als in 2009 niet meer het geval zal zijn. Anders gezegd: het begrotingstekort zal invloed hebben op de reserves. Een andere ontwikkeling is dat het aantal betalende leden in twee jaar tijd is teruggelopen van circa 3500 naar circa 3000. Vanwege deze ontwikkelingen heeft de AK besloten om een commissie te benoemen. Deze commissie moet met voorstellen komen om de PGG zo te organiseren dat zij er wat betreft menskracht en financiën weer een tijdje tegen kan. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van vijf wijkgemeenten: Chris van der Schors (de Bron), Alfred Vegter (Immanuelkerk), Evert Jan Veldman (Nieuwe Kerk), Hans Vissers (de Fontein) en Jan Waanders (Martinikerk). De commissie is in maart 2010 van start gegaan met de volgende opdracht: -
Het formuleren van een antwoord op de centrale vraag waarvoor de AK zich gesteld ziet: “hoe willen wij als PGG present zijn en blijven in deze stad?” Het ontwerpen van een aantal (bij voorkeur minimaal drie) toekomstscenario’s voor de PGG, waarin rekening is gehouden met daling van inkomsten en leden
De commissie heeft met veel plezier en inspirerende discussies aan deze opdracht gewerkt en doet u met dit rapport verslag van haar bevindingen. 2. Interpretatie van de opdracht Na zich schriftelijk en mondeling te hebben laten informeren aan de hand van beleidsplannen en financiële documenten (zie bijlage 1) heeft de commissie de vrijheid genomen om met name te focussen op de vraag hoe wij als PGG een inspirerende en wervende kerk kunnen worden, dan wel blijven, en daarmee de primair door financiële zorgen gedreven vraagstelling wat te relativeren. Bij deze relativering speelt onze eigen interpretatie van de financiële situatie een belangrijke rol. Wij komen namelijk tot de conclusie (zie voor een uitgebreide onderbouwing bijlage 2: Zicht op cijfers) dat de eigen vermogenspositie van de PGG ruimte biedt om in te zetten op nieuw beleid en de uitvoering daarvan. Er is op korte termijn voldoende bezit liquide te maken. Naast de stille reserves is er een vermogen beschikbaar voor dit soort activiteiten 3
van minimaal 2,8 miljoen euro. Voorwaarde is wel dat de activiteiten een dusdanig effect sorteren dat de financiële betrokkenheid van de leden en/of de financiële bijdrage van andere geïnteresseerden/bezoekers zodanig toeneemt dat dit het gemis aan rendement op het vermogen goedmaakt. De commissie heeft daarom ook de vraag gesteld hoe groot de bereidheid is tot het nemen van maatregelen en hoe groot het gevoel van urgentie is, als we met de huidige reserves nog zeker tien jaar vooruit kunnen. Daarbij is ook belangrijk te weten hoe groot de bereidheid is tot een extra financiële inspanning, in de wetenschap dat er vooralsnog voldoende geld in kas is. Als we ons realiseren hoe de demografische opbouw van onze wijkgemeenten in elkaar zit dan zal het ledental, en daarmee de financiële draagkracht van de PGG, de komende decennia drastisch afnemen, tenzij we er vanaf nu in slagen de bakens te verzetten en een wervend perspectief te bieden die de kerk ook voor andere dan de “traditionele”, kerkgangers weer aantrekkelijk maakt. Het is met name die laatste vraagstelling die in ieder geval de commissieleden veel inspiratie heeft gegeven. Wij hopen dat u (de AK, de wijkkerkenraden) met hetzelfde enthousiasme dit gesprek zult voeren en hopen dat dit rapport u daarbij inspireert. Nadrukkelijk willen wij met de geschetste scenario’s geen toekomstvoorspellingen doen. Evenmin menen wij dat het nodig, of zelfs maar wenselijk, zou zijn om een scherpe keuze te maken uit de drie mogelijke toekomsten. Anderzijds: de scenario’s vertonen, naar onze mening, wel een sterke interne samenhang: willekeurige aansprekende (of voor de hand liggende) elementen eruit pakken is daarom evenmin gewenst. Onze aanbeveling is om, op basis van de hierna te schetsen scenario’s, een “stip aan de horizon” te kiezen en daarheen op weg te gaan. Daartoe denken wij dat het nodig is om de eerstkomende tijd een aantal fundamentele discussies te voeren en keuzes te maken om (deels) nieuwe wegen in te slaan. En om tijd (menskracht) en geld te investeren, nu we daartoe de mogelijkheid nog hebben. 3. Is er nog ruimte om te veranderen?
Naast de vraag of er voldoende vitaliteit aanwezig is om lange termijn planningen om te buigen en operationele acties daarnaar te richten, zijn we ons ten volle bewust van het feit dat niet alleen de financiële verwachtingen en ramingen een aanleiding tot nadere bezinning vormen, maar ook de mogelijkheid zouden moeten bieden om veranderingen door te voeren en om tijdelijke situaties op te vangen. Daarnaast kunnen juist deze ontwikkelingen bepalend zijn voor het tempo waarin gewerkt moet worden dan wel ruimte en keuzevrijheid bieden. In bijlage 2 is een analyse opgenomen van de huidige financiële situatie en wordt ingegaan op de mogelijkheden en voorwaarden die onderkend zijn.
4
4. Wat zien wij gebeuren?: een (doorgezette) trend
De kerk krimpt. De krimp zet zich door. De gemeente wordt kleiner door overlijden. Nieuwe leden in de klassieke zin zijn op één hand te tellen. De klassieke gestalte van de wijkgemeente blijft met name om recht te doen aan de oudste generatie die zich met hart en ziel voor de wijkgemeente heeft ingezet: met een kerkdienst op zondag en een georganiseerd omzien naar elkaar. Verdere vermindering van het aantal wijkgemeenten lijkt onvermijdelijk. De krimp zal zich ook doorzetten in personele sfeer. Wanneer predikanten met pensioen gaan (reeds in 2013 dient dit zich aan) kunnen wellicht de ontstane vacatures niet worden vervuld. Onvermijdelijk leidt dat ertoe dat de andere predikanten van de protestantse gemeente meer in teamverband en grensoverschrijdend moeten gaan werken. Hoewel elk van de predikanten haar/zijn eigen aandachtswijk heeft, vormen ze samen het ene team van de protestantse gemeente. Veel aandacht lijkt te gaan zitten aan de “grijze” kant van ons ledenbestand. Dit is de groep die voornamelijk de kerkdiensten bezoekt, dit is met name de groep die haar inzet, ervaring en betrokkenheid meebrengt. Verandering is niet mogelijk zonder begrip en respect voor deze groep. Maar we moeten ook onderkennen dat de voorzichtigheid die we daarbij betrachten soms ook leidt tot stagnatie en een gebrek aan tijd en aandacht voor vernieuwing. Daarnaast moeten we onder ogen zien dat deze groep ooit “op” raakt en daarmee ook de groep die het meeste bijdraagt aan het inhoudelijk en financieel dragen van onze gemeente. Veel aandacht voor nieuwe aanwas lijkt er tot nu toe niet te zijn, waarbij we ons moeten realiseren dat aandacht voor andere doelgroepen niet automatisch ook zal leiden tot nieuwe aanwas! We worstelen met catechese, maar ook met jongvolwassenen die wel wat beters hebben te doen dan op zondagmorgen in de kerk te zitten, maar waarbij tegelijkertijd een groot deel denkt dat er toch wel “iets” is (en in hun zoektocht naar dat “iets” soms kennelijk meer uitgeven dan de gemiddelde jaarbijdrage aan de actie kerkbalans, maar dit terzijde). Juist veel kerkelijke activiteiten die zich richten op de minder traditionele doelgroepen vinden plaats buiten het kader, en daarmee ook deels buiten het zicht, van de wijkgemeenten. Hierbij valt te denken aan het Studentenpastoraat, de pastorale zorg in ziekenhuizen en andere zorgcentra, de godsdienstlessen op openbare basisscholen en de Open Hof. Dit is een vrij gefragmenteerde organisatie, maar tegelijkertijd een organisatie die veel meer (professionele) menskracht kan organiseren dan we wellicht denken. De wijkgemeente is daarmee slechts een van de gestalten van de kerk in de stad. In de kerkelijke organisatie is deze echter wel het uitgangspunt. Het is raadzaam de andere gestalten te betrekken bij het doordenken van nieuwe organisatievormen. 5
5. Onze omgeving verandert: een quick-scan De mens van 2020 zal niet te vergelijken zijn met die van nu. De onzekerheid is groot. Een nieuwe balans dient zich nog niet aan. Wel lijkt een aantal ontwikkelingen onvermijdelijk. We zullen hebben geleerd dat we niet meer kunnen consumeren zoals we dat nu in 2011 gewend zijn. Energie wordt voor een groot deel duurzaam opgewekt; we hebben geleerd dat we wat zuiniger moeten leven; de levensstandaard kan niet op het peil blijven zoals het was in het begin van de eeuw. Een toenemende tweedeling is het gevolg. We leven steeds meer in een virtuele wereld, met de opkomst van sociale netwerken en een wereld waarin privacy niet meer bestaat. En dat willen we toch eigenlijk niet. Internet is nu een hoge kwaliteit dienstverlening geworden. Sociale media zijn vanzelfsprekend onderdeel van onze wereld. Omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen verder zal toenemen en iedereen tot op hogere leeftijd moet doorwerken wordt de werving van vrijwilligers een nog groter probleem dan het nu al is. Het vrijwilligersbestand vergrijst verder. Projecten en evenementen kunnen nog wel rekenen op vrijwilligers, langdurige inzet voor organisaties wordt steeds minder populair. Dit heeft zijn weerslag op het verenigingsleven en ook onder de vrijwilligers in de kerk. De vraag dringt zich op of we daarmee nu al (kerkelijk) beleid kunnen maken. 6. Voor wie doen wij het eigenlijk?; denken in doelgroepen Het meeste beleid van de kerken dient de huidige gemeenteleden en hun behoeften. De commissie denkt dat in de komende jaren in de PGG vooruitgang geboekt kan worden doordat er gericht beleid wordt ontwikkeld voor verschillende doelgroepen. Doelgroepen die tot nu toe niet goed bereikt werden. Overigens kunnen verschillende wijkgemeenten verschillende doelgroepen hebben. De twee benaderingen die hieronder zijn beschreven kunnen wellicht verhelderend werken om hierop een scherper zicht te krijgen. Dan ontstaat er mogelijk ook een scherper zicht op de daartoe benodigde, meer eigentijdse, organisatievorm van de kerk in de stad. De kerk als een dienstverleningsorganisatie. De kerk is er niet voor zichzelf, maar als een dienst aan de samenleving. Jezus trok tenslotte niet rond om kerken te stichten maar om mensen te dienen. Je moet het aanbod afstemmen op de vraag en zo weinig mogelijk drempels opwerpen om erbij te komen. Kerken die dit als hoofdprincipe nemen, nemen de keuzemogelijkheden – en de concurrentie van andere aanbieders – serieus. Het beleid vertrekt vanuit de vraag, niet vanuit het aanbod. Het is evenwel geen “u vraagt, wij draaien”. Het evangelie geeft ruimte om je vragen te stellen, maar geeft er tegelijkertijd richting aan. De kerk is gezonden in de wereld. De vragen werpen licht op het aanbod. En het aanbod geeft de ruimte om het uit te houden bij de vragen. Wat je aanbiedt als kerk kan veranderen al naar gelang de tijd, de muziek, de vragen en de 6
behoeften. De vormen zijn ondergeschikt aan de taal en cultuur. Publiciteit is een belangrijk item voor het beleid: hoe breng je je aanbod onder de aandacht van de mensen? De nadruk ligt op ‘inclusiviteit’. Het bestaansrecht van de kerk ligt in de mate waarin ze mensen weet te bereiken. Een tweede manier om naar de kerk te kijken is die van een lidmaatschapsorganisatie. Dan valt de nadruk meer op de eigenheid van de gemeente: we horen bij elkaar, dragen zorg voor elkaar, we vragen wat van de leden: je wordt geacht je gaven in te brengen, medeverantwoordelijkheid te dragen, er zijn zekere toelatingsdrempels: doop, belijdenis, vrijwillige bijdrage etc. De gemeente van Jezus Christus is een gemeenschap rond een geheimenis, iets kostbaars dat niet zomaar als product in de markt aangeboden kan worden. Het is een lange weg voordat je het geheim werkelijk verstaat; dit kan alleen maar in een heen-en-weer beweging tussen traditie en wereld. Jezus koos tenslotte een kleine kring van discipelen die bij elkaar kwam om zijn verhalen te vertellen en de tafel te vieren. In de gemeente is er een lange traditie van rituelen en gebruiken gegroeid die een wijsheid dragen. Daarom moeten de vormen van kerk-zijn niet zomaar aan de mode aangepast worden. Het denken over beleid gaat niet zozeer in termen van doelgroepen maar van leden en achterban. De nadruk ligt meer op exclusiviteit. Het bestaanrecht van de kerk ligt in haar identiteit. De PGG moet in het spanningsveld van deze twee benaderingen haar weg zoeken. 7. Wat kan er gebeuren: losse bouwstenen voor een scenario Op dit punt aanbeland heeft de commissie zich afgevraagd hoe bovenstaande noties te vertalen naar samenhangende scenario’s. De commissie heeft zich gerealiseerd dat de mensen gehecht zijn aan hun huidige kerk en dat zij daarin gekend zijn als mens. Dat blijft de kracht van de kerk. Tegelijkertijd is de valkuil dat we aan deze behoefte voldoen door een beschermend hek om de eigen gemeenschap te zetten. Om vruchtbaar te kunnen nadenken over nieuwe kansen is het noodzakelijk die reflex los te laten. Specialisatie. Wij hebben niet de illusie dat één predikant (of één kerkenraad, of één wijkgemeente) alles kan, en allen kan bedienen. Het in stand houden van deze illusie betekent in de praktijk dat we de grootste gemene deler bedienen, en dat is de traditionele kerkganger. Wie iets anders (meer, dynamischer, vernieuwender) wil moet daar onevenredig veel eigen energie in steken. Maak gebruik van de aanwezigheid van het studentenpastoraat (en de theologische opleiding) om in ieder geval vernieuwende en aansprekende vormen te vinden voor jongeren en ook (of juist) de pubers! Verscheidenheid in expertise kan beter worden ingezet. Het risico om dan af te branden is minder geworden: je staat er samen voor. Deze 7
ontwikkeling kan de samenwerking tussen de wijkgemeenten bevorderen en brengt ontspanning : je hoeft niet alle aspecten van kerk-zijn in je mars te hebben. De specialisatie kan voorlopig op een flexibele wijze en in overzienbare stapjes. De predikanten hebben voor deze gematigde specialisatie een teamverband nodig. Het is verstandig aan te sluiten bij de kracht van de huidige wijkgemeenten. Een werkbare vorm van specialisatie is “pionieren met projecten”. Differentiatie. De PGG als geheel kan kiezen voor een doelgroepenbeleid. Muziek in diensten, liederenkeuze en de manier van communicatie is per doelgroep verschillend. De kerk is niet meer een evolutie vanuit het verleden maar een herstart in het heden. Er is een aantal pogingen ondernomen om de kerk weer tussen de mensen te krijgen, daar waar de aansluiting verdwenen was. Of moet je zeggen: de kerk weer terug te vinden tussen de mensen (“voor de missionaris was God er al”). Op plaatsen waar mensen al samen komen, en voorzieningen zijn, zijn kerkelijke plantages opgericht, en beginnen de eerste lessen door te dringen. Zorg dat je niet in alle kerkgebouwen elke zondagmorgen een vergelijkbaar programma aanbiedt. Waarom niet eens af en toe een weekend een kerk geheel wijden aan een Taizéachtige ontmoeting? En voor de mensen die behoefte hebben aan “eindelijk weer eens een goede ouderwetse preek” moet misschien ook meer aanbod komen (met hulp van de wekelijkse “preekwijzer” in Kerk in Stad - of waarom niet in de Gezinsbode…?) Bij de differentiatie wordt steeds aansluiting gezocht bij de kracht van de huidige wijkgemeenten. Daarmee honoreren wij de kracht van het bestaande. Ook hiervoor is de noodzaak van een creatief stedelijk beleidsorgaan overduidelijk. Verbinding. Een vaak gehoorde klacht van jongeren is: “in de kerk krijg ik antwoorden op vragen die ik niet heb”. Hieruit worden lessen geleerd: de kerk moet een plek worden waar vragen gedeeld worden en gezamenlijk (voorlopige) antwoorden gevonden worden. Er zijn geen pasklare antwoorden en geen vraag is uitgesloten. Verbinding is een centraal woord met een theologische lading. De ontmoeting tussen generaties is hier een onderdeel van. We hebben nu de wijkgemeente als “kern” van ons kerkmodel geformuleerd en alle “bijzondere” taken eruit georganiseerd. Wij voelen ons (in het algemeen) niet verantwoordelijk voor wat er gebeurt in het Studentenpastoraat, de pastorale zorg in ziekenhuizen en andere zorgcentra of het werk in de Open Hof. Waarom kan iemand (predikant, ambtsdrager, gemeentelid) niet een deel van zijn tijd “ontvangen” op de ene plek en “geven” op de andere? Waarom kan een godsdienstdocent niet ‘s middags lesgeven op school en ‘s avonds catechese in de wijkgemeente? Zou het geen 8
verrijking zijn als het elan (veronderstellen we dan maar) van de studenten en de wijsheid (nou ja, ook niet altijd) van de ouderen elkaar zouden vinden? 8. Scenario 1: zorgvuldig voortbouwen Het eerste scenario gaat ervan uit dat ons huidig organisatiemodel zich door de tijd heen heeft bewezen en voldoende perspectief in zich draagt om zorgvuldig verder te kunnen bouwen aan het gemeentewerk. De uitdaging voor de afzonderlijke wijkgemeenten is om “op eigen kracht” wervend te zijn. Iedere wijkgemeente maakt haar eigen beleidsplan, maar de financiële randvoorwaarden voor de uitvoering (o.a. predikantsformatie en kerkgebouw) worden gezamenlijk geregeld. Als het de uitdaging is voor de afzonderlijke wijkgemeenten om “op eigen kracht” wervend te zijn, dan kan overwogen worden de jaarlijkse Aktie Kerkbalans decentraal te voeren. De werving van levend geld gebeurt in dat geval door en voor de eigen wijkgemeente. De ervaring in bijv. Dordrecht leert dat dit over het geheel genomen resulteert in een stijging van inkomsten. Maar de onderlinge solidariteit kan er door worden ondergraven. Niet elke wijkgemeente is in potentie immers even draagkrachtig. Dit effect zou deels gecorrigeerd kunnen worden uit de gezamenlijke reserves. Gezamenlijk is ook het Kerkelijk Bureau, de website van de PGG (met heldere links naar de websites van de wijkgemeentes) en het informatie- en opinieblad Kerk in Stad. De AK faciliteert de zelfstandigheid van de wijkgemeenten en draagt zorg voor de noodzakelijke samenhang, zodat ook in de toekomst de PGG kan blijven bestaan. Tot mogelijke samenvoeging van wijkgemeenten, bij doorgaande krimp, wordt pas in het uiterste geval besloten als een wijkgemeente zelf aangeeft dat de minimale randvoorwaarden om zelfstandig door te gaan ontbreken. Omdat dit een geleidelijk proces is, zal de betreffende wijkgemeente in de praktijk al nagedacht hebben over een mogelijke partnergemeente en oriënterende gesprekken hebben gevoerd. Hier en daar zijn er dan mogelijk al gemeenschappelijke activiteiten gestart. Waar nodig ondersteunt de AK dit proces van onderop. Ziet een wijkgemeente aanknopingspunten voor een vernieuwende activiteit, maar schat zij het eigen draagvlak als te gering, dan kan zij contact zoeken met een of meerdere zustergemeentes om de activiteit alsnog te realiseren. Waar nodig ondersteunt de AK dit type activiteiten met financiële middelen. De berekening van predikantsformatie is van administratieve aard. Een aantal meetbare criteria bepalen de grootte van de formatie voor elke wijkgemeente. Door teruglopende inkomsten zal bij ongewijzigd financieel beleid de totale formatie afnemen. Bij vertrek of emeritaat van een predikant kan de formatie naar beneden worden bijgesteld. Complicerend is dat zo’n bijstelling per definitie schoksgewijs gaat. De AK anticipeert daarom 9
zo goed mogelijk op ontwikkelingen en betrekt de wijkkerkenraden bij het te voeren beleid. De AK bevordert zo veel mogelijk de onderlinge solidariteit tussen de wijkgemeenten. De predikant is verbonden aan de wijkgemeente. Als zodanig maken de wijkpredikanten deel uit van een collegiaal werkverband, de “Werkgemeenschap van Predikanten”. Daar ontmoeten zij ook de collega’s die werkzaam zijn in het GSP en de Open Hof, de collega’s die als geestelijk verzorger werkzaam zijn in ziekenhuizen en zorgcentra, en de collega’s van Damsterboord en Hoogkerk. Vervanging bij afwezigheid en de meest noodzakelijke afstemming van werkzaamheden worden in dit verband geregeld. De collegialiteit, die een extra waarde krijgt in een tijd van krimp, wordt in de Werkgemeenschap gevoed. 1
Een kerkenraadslid zegt: “We vergaderen minder. We hoeven ook minder van onszelf. We zijn kleiner geworden, maar dat maakt het ook steeds beter mogelijk om naar elkaar om te blijven zien – een heel kostbaar goed in deze tijd. De dienst op zondag, de ontmoetingen (We drinken nu elke zondag koffie!); het voelt als thuiskomen. Wat vroeger aan de kerkenraadstafel geregeld werd, regelen we nu bij de koffie. Zo nu en dan eten we ook samen en delen we wat ons bezig houdt. We verdiepen ons in maatschappelijke kwesties die ons direct raken of we laten ons verrassen door een Bijbelgedeelte. Dat is het eigenlijk wel. Maar het betekent veel. Een voltijds dominee hebben we niet meer. Maar dat is ook niet nodig. Op belangrijke momenten is ze er om het vlammetje van gemeenschap aan te blazen en om de bijbel uit te helpen leggen. Het kerkgebouw is eigenlijk veel te groot voor ons. Maar het staat er toch en er wordt dankbaar gebruik van gemaakt door een school, een vereniging, een diëtiste – noem maar op. Het is ook een beetje een huis voor de buurt. Het is echt geen fort. Dat het ons niet meer lukt om jongeren te bereiken, daar laten we ons niet meer door frustreren. Ze hebben ons hart – het is per slot de generatie van onze kleinkinderen, en we hopen van harte dat er elders plekjes zijn waar hen meer recht gedaan kan worden. Daar betalen we graag aan mee. We hebben in Stad ook een zustergemeente. Daar hebben we net iets meer mee dan met andere gemeenten. Zo nu en dan komen we bij elkaar over de vloer en vieren we iets dat ons samen raakt. Als we straks een keer te klein geworden zijn om de boel vrolijk draaiende te houden, dan weten we waar we aan kunnen kloppen. Er is trouwens ook een gemeente in Stad die wat meer body en aantrekkingskracht heeft. Dat is iets om dankbaar voor te zijn. “Zie je wel, het gaat toch wel door, ook als wij er niet meer zijn,” denk ik dan.
Naar de mening van de commissie is dit een denkbaar, maar risicovol scenario. Onder druk van afnemende menskracht en middelen zal de inzet verder versmald worden tot het in stand houden van de wekelijkse kerkdienst en het naar elkaar omzien in steeds kleiner wordende kring. Voor degenen die meedoen is en blijft dit waardevol, maar de blik naar buiten gaat 1
Om de lezer zich een beeld te kunnen laten vormen van hoe het scenario in de praktijk zou kunnen uitwerken, is een omkaderde tekst ingevoegd waarin een (gefingeerd) betrokken gemeentelid aan het woord is. Ook in de uitwerking van de andere scenario’s is een dergelijke tekst opgenomen.
10
verloren omdat het gewoonweg niet meer op te brengen is. Dat houden we vast nog wel tien jaar vol, maar wervend is het niet en het geeft weinig energie. Voor de predikant is dit een “eenzaam” scenario, ondanks het bestaan van de Werkgemeenschap, omdat hij/zij binnen de eigen wijkgemeente steeds meer op zichzelf is aangewezen en het steeds meer moeite zal kosten om met een teruglopende inzet van vrijwilligers een minimum aan gemeenteleven gaande te houden. 9. Scenario 2: een kleurrijk palet Elke wijkgemeente ontwikkelt een sterk punt, dat haar herkenbaar maakt en onderscheidt van de andere wijkgemeenten. De wijkgemeenten vormen een veelkleurig samenwerkingsverband in Stad. De afzonderlijke kleuren hebben elkaar nodig om goed uit te kunnen komen. Contrasterend en in samenhang, zijn ze samen kerk ín en vóór de stad. De AK is de procesbegeleider. Hij bewaakt de samenhang en heeft als aandachtspunt dat alle aspecten van kerk-zijn (dienen – leren – vieren) uit de verf komen. De AK vervult deze centrale rol in het besef dat het werk decentraal, in de wijken, ontwikkeld wordt en gestalte krijgt. Om de mensen echt te kunnen bedienen wordt afscheid genomen van het traditionele wijkgemeentemodel. De AK krijgt meer gezag. De AK is zich er van bewust dat het werk aan de basis gebeurt. Dat doet de wijkkerkenraden besluiten meer verantwoordelijkheden af te staan aan de AK. De wijkgemeenten kunnen op het terrein van hun specialisatie voor elkaar een kenniscentrum zijn. Want, als ontwikkeling van liturgie bijv. een van de specialisaties zou zijn, betekent dat vanzelfsprekend niet dat er in de andere wijkgemeenten niet meer aan liturgie gedaan wordt. Daarnaast biedt een projectmatige aanpak de AK mogelijkheden om accenten te leggen die de samenhang bevorderen en die de dienst aan de samenleving nog meer gestalte te geven. Werd tot nu toe vooral per wijk gedacht en gewerkt, voortaan wordt al het werk gedaan en gedacht vanuit de samenhang en vanuit het besef dat we één protestantse gemeente vormen in Stad. Door een goede, gezamenlijke, toegankelijke en actuele website houden we elkaar op de hoogte en proberen we ook nieuwe doelgroepen te bereiken. Door de krachten te bundelen kunnen we meer kwaliteit bieden; en waarom zouden mensen voor die kwaliteit niet willen betalen? Daarbij zou je ook kunnen denken aan gerichte fondsenwerving om een of meer specifieke activiteiten in stand te houden. Ten dienste van het Palet werken de predikanten samen in teamverband. De band tussen predikant en wijk blijft (zondagse dienst – pastoraat – onderscheidende activiteit). Maar de AK is bestuurlijk de gesprekspartner voor het (predikanten)team. De kwaliteit van de samenwerking tussen de predikanten hangt niet alleen maar af van goede collegiale 11
verhoudingen, maar vooral van het praktisch gegeven gezamenlijk verantwoordelijk te zijn voor - en gezamenlijk aanspreekbaar te zijn op het werk. De capaciteit van de predikanten wordt in dit scenario beter benut doordat predikanten op zondag in twee wijkgemeenten voorgaan, hiervoor zijn de kerktijden aangepast. Op deze manier kunnen er met één voorbereiding twee diensten plaatsvinden. Dit scenario morrelt aan het uitgangspunt van de autonome en geografisch georiënteerde en georganiseerde wijkgemeente. In de praktijk zien we echter dat veel kerkgangers nu al hun keuzes veel meer laten leiden door “kleur” of “nestgeur” dan door de formele wijkgrenzen. “Perforatie” is allang geen uitzondering meer. Wellicht belangrijker is de spanning die dit model oproept met de uitgangspunten van de kerkorde. Met goede wil en creativiteit is hier uit te komen. Een keuze voor dit scenario impliceert dat als eerste stap alle wijkgemeenten in een intensief proces van zichzelf en elkaar bevragen hun sterke kanten benoemen. Daarbij moeten we ook durven benoemen waar we misschien minder sterk in zijn en wat we wellicht beter aan een andere wijkgemeente kunnen vragen. Kiezen is enerzijds jezelf profileren, maar anderzijds, en misschien nog wel moeilijker, dingen durven loslaten. Uiteraard is dat niet meteen een zwart-witkeuze. Een wijkgemeente die voor de jeugd aansprekende vormen heeft gevonden mag vanzelfsprekend niet de ouderen aan hun lot overlaten. De rol van de AK in dit proces is in eerste instantie vooral het stimuleren van het zelfonderzoek. Wij denken dat dit professionele begeleiding vereist. Afhankelijk van de manier waarop dit zelfonderzoek zich ontwikkelt kan in een later stadium wellicht een zekere bijsturing wenselijk zijn, opdat het palet daadwerkelijk verschillende kleuren te zien gaat geven. Daarnaast is professionele begeleiding nodig om te garanderen dat minimaal enkele wijkgemeenten de handschoen oppakken om naast de zorg voor de huidige populatie ook een aansprekend aanbod voor “nieuwe” doelgroepen te ontwikkelen. Wij beseffen dat een dergelijk traject onzekerheid met zich meebrengt. Wij zijn er echter ook van overtuigd dat het inspirerend kan werken om eens goed te benoemen waar we goed in zijn. Om serieus je licht op te steken bij de “buren” en te leren van hoe het daar gaat. Voorwaarde is dat we hiervoor de tijd nemen en niets willen forceren. Dat we investeren in onderling vertrouwen tussen ambtsdagers van de verschillende wijkgemeenten, door bijvoorbeeld gezamenlijke bijeenkomsten op een inspirerende plek. Als we serieus verder gaan met het ontwikkelen van dit scenario vereist dit naar onze mening ook een financiële inspanning. Voor de genoemde professionele begeleiding en voor inspiratiebijeenkomsten. Juist omdat die financiële speelruimte er nu nog is menen wij dat deze investering in de toekomst volledig verantwoord is.
12
Hoewel de opdracht van de AK primair gericht is op de zes wijkgemeenten van de PGG willen we aanbevelen om, juist in dit scenario, te onderzoeken of we op een vergelijkbare wijze de samenwerking met Damsterboord en Hoogkerk (en Dorkwerd?) gestalte kunnen geven. Want leren van elkaar houdt niet op bij de historisch verklaarbare, maar nu toch wat willekeurig lijkende grenzen van de PGG. Tijdens de jaarlijkse kerkmarkt van de PGG in de Martinikerk presenteren de gemeentes stuk voor stuk het aandachtsveld en de activiteiten die hen „smoel‟ geven. Een bezoeker van de kerkmarkt zegt: “Ik ben vrijwilliger bij de Open Hof en op zondag ga ik naar de kerk. Dat voelde altijd als twee verschillende dingen. Maar hier zie je dat het allemaal bij elkaar hoort. Gemeente A heeft in haar kerkgebouw een permanent leerhuis ingericht. Met wekelijks interessante lezingen voor Stadjers en studie- en gesprekskringen in alle soorten en maten. Voorheen deed elke gemeente van alles wat. Maar nu weet je waar je moet zijn, vooral ook door die mooie toegankelijke website. En die samenwerking met het Forum, de theologische faculteit, en het Groninger Museum maakt het nog boeiender. Gemeente B heeft het diaconaat tot de pijler van haar gemeente-zijn gemaakt. Het werk in en vanuit Het Pand is stevig geworteld geraakt in een Groningse aandachtswijk. Met de Open Hof wordt expertise uitgewisseld. Vrijwilligers komen al lang niet meer alleen uit Gemeente B. Het aandachtsveld heeft aantrekkingskracht. En het is belangrijk genoeg om niet halfhalf te doen. Gemeente C legt zich toe op de schoonheid van de liturgie. Daar is de predikantsformatie weliswaar verminderd, maar er is wel een professionele cantor aangesteld die het mogelijk maakt om het monumentale kerkgebouw en het prachtige orgel beter te benutten. Cantatediensten, Evensongs, een hoogwaardige cantorij, een toporganist – het is er allemaal. De diensten trekken ook veel cultuurminnende Stadjers en regelmatig zijn er concerten. En hoewel het niet mijn wijkkerk is, zit ik er regelmatig om er mijn hart op te halen. Het is ook mijn kerk. Gemeente D is zich gaan verdiepen in de zorg. Er zijn contacten opgebouwd met zorginstellingen in Stad. Ze mengt zich in politieke en ethische discussies, of ze jaagt ze aan. Ze denkt mee over de vraag hoe eenzaamheid te bestrijden en helpt mee nieuwe initiatieven van de grond te krijgen. Met die expertise heeft ze de andere gemeentes veel te bieden. En wat mij nu zo opvalt: De slag die we samen gemaakt hebben, trekt nieuwe mensen. En niet onbelangrijk: ook geld. Zowel van particulieren als van de overheid. Want uiteindelijk volgt het geld gewoon de kwaliteit.”
De commissie is over dit scenario enthousiaster dan over het voorgaande. We behouden de relatieve veiligheid van de eigen wijkgemeente maar het scenario nodigt ons uit met elkaar in gesprek te komen, elkaar te versterken en te stimuleren. Binnen het Palet heb je als kerkganger echt iets te kiezen! Iedereen die zich, professioneel of vrijwillig, voor de kerk inzet kan zijn of haar sterke punten verder uitdiepen, verschillen worden bewust opgezocht omwille van kwaliteit en verscheidenheid! Nadelen zijn er natuurlijk ook: de complexiteit van de kerkelijke organisatie neemt toe hetgeen meer “management” vereist; daarmee kan een onvruchtbare tweedeling ontstaan tussen de bestuurders en de uitvoerders. Je moet investeren in een verandering in het vertrouwen, maar zonder de zekerheid, dat het uiteindelijk voldoende oplevert. Je werpt drempels op, doordat de “kleur” van jouw keuze wellicht een reis naar de andere kant van de stad vraagt; dat is niet voor iedereen haalbaar. En, hoe je het ook wendt of keert: bij iedere verandering haken mensen af!
13
10. Scenario 3: Kerk voor Stad Achtergrondschets In dit toekomstbeeld laten we – als denkexercitie ! – om te beginnen de bestaande structuur volledig los. We doen even alsof we in Groningen vanaf nul moeten beginnen en vragen ons af waaraan de 190.000 inwoners behoefte hebben en welke boodschap wij hebben voor de onderscheiden “doelgroepen”. Het toekomstbeeld gaat ervan uit dat wij op basis van zorgvuldig onderzoek de “vraag” in kaart brengen, en daarop ons “aanbod” afstemmen. Deze schoon-schip-methode dwingt ons stil te staan bij de vraag, welke kansen we nu laten liggen om mensen te bereiken die we inmiddels al lang “kwijt” zijn, of grotendeels dreigen kwijt te raken. Een voorbeeld van de eerste groep is volgens de commissie de bewoners van de Vogelaar-, kracht- of prachtwijken, of welk eufemisme we daar de komende tijd nog voor verzinnen. Het lijkt erop alsof de kerk voor deze groep te intellectueel en te afstandelijk, maar in ieder geval te hoogdrempelig is. Wij denken dat er vormen denkbaar zijn die ook deze groep aanspreken op een authentieke behoefte aan geloofsgemeenschap. Iets vergelijkbaars geldt voor de doelgroep jeugd. In een steeds digitaler wordende maatschappij en met een steeds overweldigender aanbod aan informatie en entertainment, in een wereld waarin bijna van minuut tot minuut keuzes moeten worden gemaakt voor de tijdsbesteding zijn het tempo en de vormen van de kerk anachronistisch te noemen. Het toekomstbeeld is evenwel geen “u vraagt, wij draaien” model. Steeds moeten wij ons afvragen op welke wijze de boodschap en de opdracht van de kerk kunnen worden “vertaald” naar de specifieke leefwerelden. En welke vormen van liturgie, pastoraat, diaconaat en missie daartoe passend zijn. Het model is niet utopisch. Het GSP bestaat, de Open Hof bestaat. De zappende en SMSende jeugd wordt wel degelijk aangesproken door de verstilling en vertraging van Taizé. En de verering van André Hazes onthult wel degelijk een behoefte aan rituelen en zingeving. Het model betekent ook niet dat we de gerechtvaardigde wensen en verlangens van de huidige kerkgangers niet meer belangrijk vinden en niet willen honoreren. Maar de vergrijzende middenklasse is niet langer het hart van ons kerk-zijn. Dat betekent ook dat we het lef hebben om te denken en te spreken over efficiëntere manieren om aan deze behoeften tegemoet te komen, bijvoorbeeld door specialisatie (van predikanten), delegatie (aan pastoraal werkers of gemeenteleden) of andere vormen van (zelf-)organisatie. In dit scenario is het ook niet langer vanzelfsprekend dat er in elke wijkgemeente wekelijks kerkdiensten zijn! Anno 2011 zijn de wijkgemeenten vanuit een historisch perspectief gevormd. Er is groei geweest, kluften zijn toegenomen, en later is er krimp gekomen waardoor wijken gefuseerd 14
zijn. Puur vanwege aantallen en de geografische ligging van de wijken. Er is wel “kleurverschil” tussen de wijkgemeenten omdat in de verschillende stadswijken ook verschillende mensen wonen. In dit scenario maken we een radicale keuze: van deze traditionele vorm van wijkgemeenten wordt in 2011 afscheid genomen nadat in alle wijken een presentatie is geweest waarin het model is toegelicht. Kerkenraden en gemeenteleden hebben de mogelijkheid gehad om vragen te stellen en zien toekomst in dit model. De AK is hierdoor een overkoepelende kerkenraad geworden, als het ware een stadskerkenraad. Wijkgemeenten die er voor kiezen om te blijven functioneren zoals ze nu functioneren krijgen deze mogelijkheid. Er zal voor deze wijkgemeenten een zakelijke overeenkomst komen waarbij er zal worden gewezen op de eigen financiële verantwoordelijkheden. Ook zullen consequenties worden beschreven wanneer wijkgemeenten hun verplichtingen niet nakomen. Vanuit alle wijken worden vertegenwoordigers gekozen die samen onderzoeken hoe er vijf “doelgroepen” of “maatschappelijke kwesties” kunnen worden gekozen waarop Stadjers redelijkerwijze kunnen worden aangesproken. Een tweede vraag is om te onderzoeken welke van de huidige wijkgemeenten het best past bij de geformuleerde doelgroepen of kwesties. Eind 2011 zijn de keuzes helder. Nu het concreet is geworden wordt er opnieuw een presentatieronde gehouden in de bestaande wijken. In 2012 geeft de stadskerkenraad aan de wijkgemeenten de opdracht om mee te denken hoe geleidelijk om te schakelen van een geografisch georiënteerde wijkgemeente naar een doelgroep- of themagerichte gemeente. Hiervoor mag de wijkgemeente een plan maken dat in vijf jaar het beeld van de gemeente verandert. Daarbij zullen bestaande vormen van gemeentewerk losgelaten moeten worden, waardoor er mogelijkheden ontstaan voor nieuwe zaken. De komende vijf jaar zullen de plannen gerealiseerd worden. Om daarbij een goede koers te houden in alle wijken en ook om te bevorderen dat wijken qua tempo en beleid in de pas blijven lopen zal er een gezamenlijke begeleider komen die een aanstelling krijgt voor twee dagen per week gedurende vijf jaar. Deze procesbegeleider zal er voor zorgdragen dat externe PR op een consistente manier vorm krijgt, een huisstijl per gemeente, een gezamenlijke website en een infoboekje voor nieuwe leden. Tevens zal van de procesbegeleider worden gevraagd om voortdurend de leden van de gemeente te informeren en te inspireren. Dat kan door inspiratiebijeenkomsten voor kerkenraadsleden, een PGG-nieuwsbrief en een jaarlijks terugkomende stedelijke informatieavond voor gemeenteleden. Eind 2017 wordt er een groots feest/symposium/OOG-TV-programma/RTV-Noordprogramma gehouden. De stad maakt kennis met de “nieuwe Protestantse Gemeente Groningen”. 15
Een betrokken gemeentelid kijkt terug: “Dat was even schrikken. Alles loslaten en opnieuw beginnen. Twee kerkgebouwen bleven open om ons op zondag te bergen, te troosten, te inspireren en om als uitvalsbasis te fungeren. De rest ging dicht. Er werden „verspiedersgroepen‟ gevormd, die de stad introkken om opnieuw te ontdekken wat kerk-zijn hier zou kunnen betekenen. Op zoek naar wat de vrede en bloei van de stad dient (Jeremia 29). Zij voerden gesprekken met buurtmoeders en wijkagenten, met ondernemers en onderwijsmensen, met kunstenaars en zorgverleners, met ouderen en jongeren, met werklozen en ambtenaren, met moslims en met marktlui, om te horen wat er leeft, wat plezier geeft en verdriet. Alles werd gerapporteerd aan elkaar en na rondetafelgesprekken werd een keuze gemaakt voor een aantal kleinschalige programma‟s en projecten, verspreid door de stad, die het leven dienen, in en bij het licht van het evangelie. Veel gemeenteleden haakten af. Sommige nieuwe mensen kwamen juist kijken en besloten mee te gaan doen. In het winkelcentrum van Lewenborg is samen met de PG Damsterboord een kapel / ontmoetingsruimte ingericht. De dynamiek van de wijk is er merkbaar. Met behulp van een beroepskracht wordt buurtpastoraat ontwikkeld op de hartslag van alledag. Met jonge mensen is een project opgezet waarin optimaal gebruik gemaakt wordt van het internet en de sociale media: ontmoeting – geloofsgesprek – broedplaats van kortlopende en zingevende initiatieven. In een van de grote zorgcentra heeft de kerk een permanente plek verworven om aandacht te geven aan grote vragen: wat betekent het om zorg te zien als intrinsiek onderdeel van het menselijk leven en als een spil van het menselijk samenleven?; en als evangelisch geïnspireerde kritiek op de dominantie van de vraag naar reductie van kosten. Er is een programma dat het gesprek met de Islam aangaat via contacten met moslims en moskeeën. Een kwalitatief hoogstaand programma, dat niet blijft hangen in thee drinken of stereotypen versterken; dat de maatschappelijke onvrede serieus neemt en de noodzaak om te verbinden tot een inspirerende opgave heeft weten te maken. En eindelijk is er ook in Stad Citypastoraat ontwikkeld: een plek in hartje stad om stil te zijn en een kaarsje te branden; om op doortocht een warm onthaal te vinden, een luisterend oor of een inspirerend gesprek.”
Vanaf de allereerste discussies is dit model voor de commissie het meest intrigerende geweest. Enerzijds een inspirerend vergezicht, anderzijds de vraag of je wel zo radicaal het bestaande kunt, wilt en durft los te laten. En zo ja, waar begin je dan? Wat betekent het onvermijdelijke proces van zoeken, verkennen en pionieren voor de huidige generatie kerkbezoekers? Wat en wie raak je onderweg allemaal kwijt? Maar ook: waar eindig je? Met een kerk voor intellectuelen, een kerk voor kunstenaars, een kerk voor tokkies? Een kerk voor studenten, een kerk voor tweeverdieners, een kerk voor Vinexgezinnen? Ruilen we dan niet de ene monocultuur in voor de andere? En is dat dan nog wel de kerk die wij willen? Heeft dit dan nog iets te maken met gemeenschap zoals door de bijbel bedoeld? De commissie is van mening dat dit scenario vooral waardevol is omdat het de beide andere scenario’s als het ware bevraagt op hun openheid naar buiten toe. We moeten durven onderzoeken wie we in de loop der jaren zijn kwijtgeraakt, wat we desondanks voor elkaar 16
kunnen betekenen en hoe dat ons wederzijds kan verrijken. In die zin is dit het scenario dat ons te allen tijde scherp moet houden. Daarbij kunnen we niet alles; we kunnen niet alles en iedereen erbij houden of halen, we moeten keuzes maken en met elkaar ontdekken wat er wenselijk en mogelijk is.
11. Schematisch overzicht scenario’s Scenario 1: zorgvuldig voortbouwen
Scenario 2: een kleurrijk palet
Scenario 3: Kerk voor Stad
Beeld
Kenmerk
Doorgaan op de huidige weg.
Belangrijkste voordeel
Voorspelbaaarheid is groot.
Aantal preekplaatsen blijft voorlopig gelijk.
Veelkleurig samenwerkingsverband van wijkgemeenten waarbij het besef centraal staat dat we één Protestantse Gemeente vormen in de stad. Betere benutting van kracht en capaciteit huidige wijkgemeenten.
Van wijkgeoriënteerde gemeente naar een stadsgemeente gericht op doelgroepen en maatschappelijke kwesties.
Stimuleert samenwerking en creativiteit.
Doordat de Stad centraal staat is er een natuurlijke reden om meer samenwerking te zoeken met Damsterboord als onderdeel van de stad.
Sterke oriëntatie op verschillende doelgroepen en maatschappelijke kwesties waardoor kerk Meer specialisatie en aantrekkelijk wordt voor differentiatie in aanbod groepen die nu niet of en daardoor hogere onvoldoende bereikt kwaliteit. worden.
17
Effect op doelgroepen/ plaats in de maatschappij
Waardevol voor mensen die meedoen (kerngroep). Niet wervend voor nieuwe doelgroepen.
Predikanten/ personeel
Vrijwilligers
Denken in predikanten.
Sterke oriëntatie op verschillende doelgroepen waardoor kerk aantrekkelijk wordt voor groepen die het nu niet of onvoldoende bereikt. Denken in professionals Verdere verschuiving (bv. Jongerenwerker, naar andere communicatieprofessionals dan adviseur, predikant) predikanten.
Verbonden aan wijkgemeente.
Predikanten werken in teamverband
Druk op predikanten neemt toe door afname vrijwilligers.
Predikanten gaan op zondag voor in twee gemeenten .
Formatie neemt af. Druk op vrijwilligers neemt toe. Vrijwilligers voelen zich betrokken bij wijk.
Organisatie
Door differentiatie en specialisatie is er een aanbod dat beter is toegesneden op verschillende doelgroepen.
Zelfstandige wijkgemeenten gefaciliteerd vanuit AK.
Het bundelen van krachten en het inzetten van vrijwilligers op hun sterke punten genereert energie. Wijkgemeenten blijven in tact. Wijkkerkenraden worden opgeheven. Focus in de wijkgemeenten verschuift van bestuurlijk naar inhoudelijk, het ontwikkelen van de sterke punten. De aansturing gebeurt niet meer vanuit de wijkkerkenraden maar vanuit de AK. De AK is procesbegeleider en bewaakt samenhang. AK is gesprekspartner predikantenteam. 18
Naar verwachting inspirerend voor vrijwilligers door betrokkenheid bij projecten en maatschappelijke kwesties. Opheffing van wijkgemeenten. AK als stadskerkenraad.
Kerkorde
Past in huidige kerkorde.
Het opheffen van wijkkerkenraden is mogelijk maar niet vanzelfsprekend binnen huidige kerkorde.
Dit scenario staat op gespannen voet met de kerkorde.
Onroerend goed
Afstoten gebouwen bij doorgaande krimp.
Aanvankelijk onveranderd, vervolg niet voorspelbaar.
Multifunctioneel gebruik van gebouwen. Martinikerk als gezichtsbepalende kerk van de PGG.
12. Tot slot En – voor nu – tot slot: wat de cijfers ons uiteindelijk ook zullen vertellen, misschien is het voortbestaan van deze kerk, in deze vorm, op deze plek, in het geding. Dat zal ons aan het hart gaan. Maar we mogen er vertrouwen in hebben dat het verhaal doorgaat. Wellicht via conservatieve Poolse priesters, wellicht via Afrikaanse zendelingen die het niet zo nauw nemen met hun theologie, maar ook als ons geld op is betekent dat niet het einde van de kerk. Op de achtergrond van elke poging tot vernieuwing speelt de angst om te verdwijnen en vast te houden wat je hebt. De commissie had in dit besef de mogelijkheid om zijn opdracht serieus maar ontspannen op te pakken. Na ons zullen AK en wijkkerkenraden vanuit hun bestuurlijke verantwoordelijkheid hiermee aan de gang moeten. Wij wensen hen evenveel plezier en inspiratie, en uiteindelijk wijsheid, om te doen wat goed is. Wij blijven daarover graag met u in gesprek.
19
Bijlage 1: Geraadpleegde stukken
Algemeen Informatie Protestantse gemeente Groningen Geloof.Hoop.Liefde; 30 kansrijke modellen voor de missionaire gemeente Beleidsplannen c.a. - stedelijk Kerk in Stad; beleidsplan 2005-2008 Algemene Kerkenraad; 6 januari 2005 Plaatselijke regeling; 6 januari 2005 Besluit tot vorming van een Protestantse Gemeente met wijkgemeenten; 6 januari 2005 Vitale gemeente, minder middelen; 7 augustus 2006 Binnengrenzen van de wijkgemeenten van de PGG Beleidsvoornemens voor 2008 Plan van aanpak n.a.v. de beleidsvoornemens 2008 van de Algemene Kerkenraad Beleidsnotitie beheer, College van Kerkrentmeesters van de PGG, januari 2008 Beleidsnotitie Beheer, aandachtspunten/discussiepunten t.b.v. behandeling in de AK; januari 2008 Citaten uit de verschillende AK vergaderingen waarin de vorming van de commissie toekomstscenario’s PGG aan de orde was Beleidsplannen per wijkgemeente Beleidsplan Protestantse Wijkgemeente Nieuwe Kerk; versie 18 januari 2006 Beleidsplan De Ark, juli 2007 Beleidsplan 2008-2009 Protestantse Wijkgemeente de Bron te Groningen Groeien in Gemeenschap; beleidsplan protestantse wijkgemeente Immanuelkerk 2008-2010; 1 september 2008 Kwelderwerken, hervormde wijkgemeente Martinikerk Groningen, beleidsplan 20102014 Financiële documenten Jaarrekeningen 2006, 2008 en 2009 Begrotingen 2006 t/m 2011 Prognose 2010
20
Bijlage 2: Zicht op cijfers. Om een beeld te krijgen bij de financiële situatie van de Protestantse Gemeente Groningen is een nadere analyse opgezet. Hierbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige verwachting(en). Daarnaast wordt getracht antwoord te geven op de vraag wat onder doelmatige verhoudingen en passend bij de doelstelling en opdracht van de Protestantse Gemeente Groningen een verantwoorde financiële situatie is. Deze analyse is geschreven met behulp van de jaarrekening 2008 en 2009 en de begrotingen 2006 tot en met 2011. Ter beschikking stond tevens de prognose 2010, maar lezend deze analyse zal duidelijk worden dat de ‘kwaliteit’ van de begroting als beleidsinstrument van discutabel belang is. Huidige situatie. Een overzicht van de huidige situatie en de ontwikkelingen daarin is het best weer te geven aan de hand van de balans. Onderstaand treft u de cijfers per einde van genoemd kalenderjaar in gestileerde vorm. De genoemde bedragen zijn in €. 1.000,-Jaar Vaste activa Financiële activa Vorderingen Geldmiddelen Totaal bezittingen Schulden Saldo bezittingen:
2009 1.670 2.403 202 718 4.993 143 4.850
2008 510 2.047 156 1.866 4.579 93 4.486
2007 657 1.798 287 1.772 4.514 724 3.790
2006 759 1.426 164 1.413 3.762 526 3.236
Op basis van dit overzicht is de conclusie dat het eigen vermogen, het saldo van bezit en schuld, in vier jaar gegroeid is van 3, 2 miljoen euro naar ruim 4,8 miljoen. Deze conclusie is gebaseerd op de gepresenteerde balans. Hierbij is uitgegaan van de daaraan ten grondslag liggende waarderingsregels. Het verschil in de op basis van deze regels vastgestelde waarde en de waarde in het economisch verkeer, de waarde die gerealiseerd kan worden wanneer een bezitting bestens ten gelde gemaakt wordt, is niet bekend. Deze zogenaamde stille reserves maken wel onderdeel uit van het totaal aan bezittingen maar zijn onbekend qua omvang en zolang er niet over vervreemding van dergelijke eigendom(men) wordt nagedacht ook niet relevant. Duidelijk is wel dat de waardering tegen kostprijs significant lager is dan de economische waarde.
21
In de financiële verantwoording over 2009 is het eigen vermogen als volgt gespecificeerd: De genoemde bedragen zijn in €. 1.000,-Voorzieningen Fondsen Reserve Totaal
116 75 4.659 4.850
Dit houdt in dat het eigen vermogen, het saldo tussen de bezittingen en schulden, voor €. 191.000 is geoormerkt; bestemd voor gereserveerde doelen. Het eigen vermogen is als volgt aangewend. De genoemde bedragen zijn in €. 1.000,-Vaste activa Financiële activa Vorderingen -/schulden Geldmiddelen Saldo bezittingen:
1.670 2.403 59 718 4.850
De vaste activa betreft de onroerende goederen; kerkgebouwen, verenigingsgebouwen, pastorieën, een appartement en een onbebouwde eigendom, zijnde een beklemrecht met een jaarlijks vaste opbrengst. Tevens zijn onder deze post de installaties (monumentale orgels) en inventarissen verantwoord. De financiële activa bestaan uit een verstrekte lening van €. 250.000,-- en beleggingen in aandelen, obligaties en vastgelegde liquide middelen (lange termijn spaarrekeningen). Totaal. €. 2.153.000,--. De beurswaarde van de obligaties is €. 85.000,-- hoger dan de balanswaarde per 31 december 2009. De ontvangen opbrengsten van de financiële vaste activa bedragen €. 92.383,-- (3,84%). De beleggingen en leningen o/g en u/g zijn relatief snel liquide te maken en daarmee te besteden voor andere doelen. Onder de vorderingen en schulden zitten geen noemenswaardige bijzonderheden. Het betreft hier de normale naijling van nog te betalen en te ontvangen bedragen, toe te rekenen lasten en dergelijke.
22
Het saldo van de geldmiddelen bestaat uit dat wat er aan kasgeld aanwezig is en de saldi van diverse bankrekeningen (7 stuks (??) !!). Tevens staat er een bedrag van €. 410.000,-- op deposito. Conclusie huidige situatie: Op basis van de ontwikkeling in de cijfers heeft de Protestantse Gemeente Groningen de afgelopen 4 kalenderjaar een vermogensgroei doorgemaakt van ca. 1,6 miljoen euro, bijna 50%! Dit vermogen is thans voor 1/3 deel vastgelegd in onroerende goederen en installaties en voor bijna 2/3 deel in snel te gelde te maken bezittingen.
Toekomstige verwachting. Op basis van de begrotingen zijn de volgende verwachtingen (financieel) gepresenteerd. Ook hier geldt dat het overzicht enigszins gestileerd is en de genoemde bedragen in €. 1.000,- zijn. 2011 2010 2009 2008 2007 Jaar Uitgaven Lasten vaste activa 286 278 253 320 309 Pastoraat, salarissen en vergoedingen 1.032 989 973 983 1.022 Kerkdiensten en catechese 17 17 17 35 62 Verplichtingen/ bijdragen andere 205 207 199 201 201 organen Beheer en administratie 185 196 221 209 199 Totale uitgaven 1.725 1.687 1.663 1.748 1.793 Opbrengsten Uit onroerende zaken 114 101 109 112 124 saldo rente dividend bankkosten 95 95 99 99 114 bijdrage levend geld 960 1.005 1.050 1.035 1081 Subsidies en bijdragen 300 263 299 292 263 Totale inkomsten 1.469 1.464 1.557 1.538 1.582 Verwacht resultaat 256 223 106 210 211 Gedurende de gehele hierboven gepresenteerde periode is gewerkt met een niet sluitende begroting. Voor alle genoemde kalenderjaren geldt dat de verwachte uitgaven de opbrengsten zouden overstijgen. Uit het overzicht blijkt dat de opbrengsten uit de vaste vrijwillige bijdrage (bijdrage levend geld) na 2009 drastisch gaan afnemen. Daarnaast zijn de mutaties in geprognosticeerde opbrengsten en lasten amper significant afwijkend. 23
2006
254 1194 32 189 207 1.876 112 96 1170 257 1.635 241
Analyse Ondanks het feit dat gedurende de jaren die hierboven genoemd zijn er met een negatieve begroting is gewerkt, is er toch een vermogensgroei gerealiseerd. (zie: Huidige situatie.) De toename in het vermogen is hoofdzakelijk gerealiseerd door niet structurele inkomsten (schenkingen legaten end.) en door realisatie van stille reserves (vervreemding onroerend goed). Hoe moeilijk ook om te beantwoorden is hier de vraag gerechtvaardigd of onder deze omstandigheden de begroting nog een effectief middel is om beleidsmatige beslissingen op te baseren en uit te voeren. Kortom: is het verantwoord een mening te vormen op deze begrotingen nu er zoveel verschil zit in prognose en realisatie? Hieronder een overzicht van de geconstateerde verschillen. Bedragen in €. 1.000,-Jaar Verwacht resultaat (Negatief) Vermogensgroei. (Positief) Verschil
2009 106 364 470
2008 210 696 906
2007 211 554 765
Op basis van de omvang van de exploitatie zijn de verschillen ogenschijnlijk onaanvaardbaar. Nadere beoordeling leert dat er in 2008 een boekwinst is gerealiseerd van ca. €. 600.000,-- . Met deze toegevoegde informatie kan vastgesteld worden dat overige opbrengsten tot en met 2009 gemiddeld gezien niet van incidentele aard zijn. De vraag die zich dan opdringt is of er bij een begroting melding gemaakt moet worden van de overige opbrengsten en zo ja, of ze op waarde te schatten zijn. Uit het feit dat jaarlijks een niet sluitende begroting wordt aangenomen kan ook de conclusie worden getrokken dat de leiding van de Protestantse Gemeente Groningen in haar beleid en beslissingen dit weet en rekening houdt met de moeilijk te plannen en waarderen overige opbrengsten. Levend Geld/Vaste Vrijwillig Bijdragen Confrontatie van de realisatie levend geld met de prognose geeft het volgend beeld. De bedragen zijn in €. 1.000,-Jaar Begroting bijdrage levend geld Realisatie bijdrage levend geld
2011 960
2010 1.005 974
2009 1.050 1.022
2008 1.035 1.084
Het cijfer genoemd bij de realisatie 2010 is ontleend aan de prognose 2010 die bekend is gemaakt bij de begroting 2011.
24
De ontwikkeling van de geprognosticeerde bijdrage levend geld zeker, in combinatie met de realisatie, is zorgwekkend. Opbrengst beleggingen. Uit de begroting blijkt tevens dat met het ontbreken van financiële activa, het ontbreken van uitstaande leningen en beleggingen jaarlijks ca. €. 100.000,-- minder aan opbrengsten verwacht mag worden en daarmee het exploitatietekort verhoogt. Doelmatige balansverhoudingen. Erg moeilijk is het om aan te geven wat de minimale positie is waarmee het ‘financiële schip’ van de Protestante Gemeente Groningen onder verantwoorde en doelmatige verhoudingen kan blijven varen. Bepalend zal zijn hoe de opdracht van de vereniging vorm en inhoud wordt gegeven op financieel gebied. In bijbelse termen: moeten we op onze talenten blijven zitten, ze goed verstoppen of is het juist dan ballast en contraproductief aan onze doelstellingen. Of anders: is het de taak en opdracht van de Protestantse Gemeente Groningen naast het in gang houden van een kerkelijk organisatie, reserves aan te houden in de vorm van beleggingen, spaarrekeningen en deposito’s zonder dat bekend is of geformuleerd is wat een verantwoorde wijze is om deze middelen overeenkomstig de doelstelling in te zetten en op welk moment en in welke tempo? Al deze beleidsmatige vragen dienen in onderling overleg en met zorg te worden beantwoord. Hieronder staat een bedrijfseconomische analyse die antwoord probeert te geven op de vraag met welke minimale middelen de kerkelijk organisatie draaiende kan blijven, dan wel hoeveel middelen er beschikbaar zijn om ten behoeve van de exploitatie in te zetten. Ter beoordeling van de financieringsverhoudingen, de financiële structuur, van een organisatie zijn een aantal kenmerken van belang. De rentabiliteit, dit staat voor de winstgevendheid van een organisatie, het resultaat van de vele handelingen en beslissingen. De mate waarin doeltreffend en doelmatig wordt gehandeld. De solvabiliteit, hiermee wordt bedoeld in welke mate de organisatie op lange termijn aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen; uiteindelijk in geval van liquidatie al haar vreemd vermogen verschaffers kan betalen. De liquiditeit, inhoudende de mate waarin een organisatie aan haar lopende verplichtingen kan voldoen binnen de daarvoor geldende termijnen, op comfortabele wijze. Op basis van deze kenmerken zoekt de leiding van een organisatie naar uitgangspunten voor haar financieel beheer en planning.
25
Nu het aantrekken van vreemd vermogen voor een kerkelijke organisatie een moeizame weg is, lijkt het alleszins verantwoord blijvend het onroerend goed onbezwaard van zakelijke rechten te laten. Wel moet worden afgevraagd of het bezit van bijvoorbeeld een appartement dat geen directe kerkelijke binding heeft of functie vervult een blijvende belegging moet zijn. Voor het beoordelen van doelmatige balansverhoudingen is een nadere analyse van de liquiditeit als enige relevant. Om hierover een scherpe mening te vormen is het noodzakelijk de financiële mutaties, een overzicht van de inkomsten en uitgaven bijvoorbeeld per kalendermaand op een rij te zetten, waaruit dan jaarlijks kan blijken wat de maximale liquiditeitsbehoefte is. De exacte informatie ontbreekt op dit moment. De ervaring leert dat de piek aan uitgaven veelal is gelegen in de maand mei, waarin het vakantiegeld aan predikanten en kerkelijk werkers moet worden betaald, maar dat enigszins naijlend dit ook de maand is waarin velen in eenmaal hun VVB (vaste vrijwillige bijdrage) betaalbaar stellen. Een grove wijze van benaderen is het de liquiditeitsbehoefte op 1/12 van de jaarlijkse exploitatie te bepalen. In casu ca. €. 150.000,--. Uit de balansverhoudingen per 31 december 2009 kan worden geconcludeerd dat er gesproken kan worden van overtollige liquiditeiten. Naast de deposito van €. 410.000,-- zijn er uitstaande beleggingen van ca. €. 2.152.000,-- euro en is er een uitstaande geldlening van €. 250.000,--. Kennelijk gelden waarvan de kerkrentmeesters ook zelf geconcludeerd hebben dat inzet op korte termijn niet noodzakelijk is. Desgevraagd hebben de kerkrentmeesters niet aangegeven dat hiervoor directe bestemmingen zijn geformuleerd in de nabije of verre toekomst. Wel wordt aangedragen dat de opbrengsten van dit vermogen aangewend worden voor de jaarlijkse exploitatie. Houdt dit nu in dat er ca. 2,8 miljoen euro aan overtollige buffer aanwezig is? Uitgaande van het feit dat al deze gelden niet meer aanwezig zijn ziet de balans er als volgt uit op basis van de feiten per 31 december 2009. De bedragen zijn in €. 1.000,-Eindbalans 2009 Onroerende zaken Installaties en inventarissen debiteuren kortl.vorderingen en overl.activa geldmiddelen Totaal activa
31-12 1.387 282 50 151 307 2.177
26
reserves fondsen voorzieningen hypotheken en leningen crediteuren kortlopende sch. en overl.act. Totaal passiva
1.843 75 116 16 26 101 2.177
Ook onder die omstandigheden blijft er een alleszins verantwoorde balans over. Zorg gaat dan volledig uit naar het structureel op orde brengen van de exploitatie, het in evenwicht brengen van de balans tussen inkomsten en uitgaven. . Algehele conclusie: De eigen vermogenspositie van de Protestantse Gemeente Groningen biedt ruimte om in te zetten op nieuw beleid en de uitvoering daarvan. Er is op korte termijn voldoende bezit liquide te maken. Naast de stille reserves is er een vermogen beschikbaar van minimaal 2,8 miljoen euro. Voorwaarde is wel dat de activiteiten zodanig hun effect ressorteren dat de financiële betrokkenheid van de leden en / of het aantal betalende leden zodanig toeneemt dat dit het gemis aan rendement op het vermogen goed maakt. Ook is het denkbaar een dergelijk beleid te voeren dat naast deze inkomstenbron er andere bronnen worden aangeboord door bijvoorbeeld de waarde van de kerk als onderdeel van het cultuurbeleid rendabel te maken of andere onderdelen van de maatschappij.
27