RAPPORT PERIODIEK KWALITEITSONDERZOEK CHRISTELIJK GYMNASIUM
School Vestiging(en) Afdeling(en)
: Christelijk Gymnasium : :
Plaats BRIN-nummer Onderzoeksnummer
: Utrecht : 16PA : 92851
Datum schoolbezoek Datum vaststelling
: 20 maart 2007 : 30 mei 2007
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING ................................................................................................... 5 2 KWALITEITSPROFIEL................................................................................... 7 Kwaliteitsprofiel Christelijk Gymnasium ....................................................... 7 3 BESCHOUWING ......................................................................................... 11 4 VERVOLG VAN HET TOEZICHT................................................................. 15
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
3
1 INLEIDING
Op 20 maart 2007 bezocht de Inspectie van het Onderwijs Christelijk Gymnasium in het kader van een periodiek kwaliteitsonderzoek (PKO). Daarbij heeft een onderzoek plaatsgevonden naar indicatoren uit het door de inspectie gehanteerde waarderingskader voortgezet onderwijs 2006. De Inspectie van het Onderwijs streeft ernaar het toezicht zo optimaal mogelijk toe te snijden op de situatie van de school, het zogenoemde risicogerichte toezicht. In het kader van risicogericht toezicht onderzoekt de inspectie scholen met een laag risico voor de kwaliteit van het onderwijs en met overwegend voldoende beoordelingen op de kwaliteitsaspecten in eerdere onderzoeken minder intensief. Scholen met een hoger risico worden frequenter, dan wel intensiever onderzocht. Bij dit PKO beoordeelt de inspectie op alle scholen de kwaliteitsaspecten kwaliteitszorg en opbrengsten. Voorts beoordeelt zij de kernindicatoren van de kwaliteitsaspecten: aanbod, tijd, schoolklimaat, zorg & begeleiding van leerlingen. De inspectie heeft hiertoe besloten op grond van een risicoanalyse die zij ter voorbereiding van het PKO heeft uitgevoerd. Bij deze risicoanalyse zijn de resultaten van eerdere inspectieonderzoeken en andere informatie die de inspectie ter beschikking staat, betrokken. De inspctie beschikt niet over indicaties of signalen dat voor de overige kwaliteitsaspecten, met name het pedogogisch en didactisch handelen van de leraren, nieuw onderzoek van belang is. Daarom zijn deze aspecten niet onderzocht. Zoals in het toezichtkader is vastgelegd, gaat de inspectie zoveel mogelijk uit van de gegevens die de school reeds zelf over de eigen kwaliteit heeft verzameld in het kader van zelfevaluatie. Zo sluit de inspectie aan bij de specifieke situatie van de school en wordt de school bovendien niet onnodig belast. Uw school heeft hiervoor de volgende relevante documenten ingestuurd die op uw zelfevaluatie-activiteiten betrekking hebben. • Voorstel basisinrichting vernieuwd brugklasprogramma + toelichting bij het advies van de onderwijscommissie; • Voorstel lessentabel en invulling contacttijd; • Raamwerk taakbeleid Christelijk Gymnasium Utrecht; • Beleidsstukken en procedure nieuwe vestiging CGU Koningsbergerstraat; • Koersplan onderwijsontwikkeling. Op grond van de door u aangeleverde gegevens van zelfevaluatie zijn in de inhoud van het PKO geen veranderingen aangebracht. De opzet van het onderzoek Het periodiek kwaliteitsonderzoek bestond uit de volgende activiteiten: 1. Analyse van zelfevaluatiedocumenten en van andere documenten die de school voorafgaand aan het schoolbezoek heeft toegestuurd. 2. Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de school die bij de inspectie aanwezig zijn, zoals het risicoprofiel, Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
5
verslagen van onderzoeken Jaarlijks Onderzoek, Periodiek Kwaliteitsonderzoek en Regulier Schooltoezicht en de gegevens van de laatste drie opbrengstenkaarten. 3. Schoolbezoek: a. gesprekken met de directie b. gesprekken met leraren c. gesprekken met leerlingen d. gesprek met verantwoordelijken in de leerlingenzorg. De inhoud van het rapport Het onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs levert een kwaliteitsprofiel van de school op (hoofdstuk 2). Dit profiel bestaat uit een overzicht van de kwaliteitsaspecten en van de beoordeelde indicatoren. In hoofdstuk 3 wordt allereerst kort een aanduiding van de uitgangssituatie van de school gegeven. Daarna volgt een toelichting op oordelen in het kwaliteitsprofiel. In hoofdstuk 4 is het vervolgtoezicht aangegeven en worden, indien noodzakelijk, aanwijzingen vermeld met betrekking tot wettelijke bepalingen waaraan de school niet voldoet.
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
6
2 KWALITEITSPROFIEL
De inspectie beoordeelt bij een PKO altijd de indicatoren van de kwaliteitsaspecten kwaliteitszorg en opbrengsten. Op deze school heeft de inspectie bij de kwaliteitsaspecten pedagogisch handelen, didactisch handelen en actieve en zelfstandige rol van leerlingen niet opnieuw onderzoek gedaan omdat er bij de uitgevoerde risicoanalyse geen signalen naar voren zijn gekomen dat de kwaliteit van het onderwijs op deze aspecten mogelijk een risico loopt. Dit wordt in het kwaliteitsprofiel bij de desbetreffende aspecten aangeduid met 'niet onderzocht (geen risico)´. Op grond van de risicoanalyse heeft de inspectie na overleg met de school besloten om voor de overige kwaliteitsaspecten de kernindicatoren dan wel alle indicatoren te onderzoeken en te beoordelen. Het geheel van oordelen bij dit PKO is weergegeven in onderstaande tabellen. In de waardering van de indicatoren is tot uitdrukking gebracht in welke mate de indicatoren bijdragen aan de kwaliteit van het desbetreffende kwaliteitsaspect: 1. draagt niet of nauwelijks bij; 2. draagt onvoldoende bij; 3. draagt voldoende bij; 4. draagt in hoge mate bij; 5. bij het aspect 'Opbrengsten' is ook de categorie '5' (betekent 'niet te beoordelen') toegevoegd. In sommige gevallen kan de inspectie hier namelijk geen gefundeerd oordeel geven.
Kwaliteitsprofiel Christelijk Gymnasium Kwaliteitsaspect: Kwaliteitszorg 1.1 De school heeft inzicht in de kenmerken van de leerlingenpopulatie. 1.2 De kwaliteitszorg is verbonden met de visie op leren en onderwijzen zoals geformuleerd in het schoolplan. 1.3 De school evalueert systematisch de kwaliteit van haar opbrengsten. 1.4 De school evalueert systematisch de kwaliteit van het leren en onderwijzen. 1.5 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. 1.6 De school waarborgt de kwaliteit van leren en onderwijzen. 1.7 De school waarborgt de kwaliteit van het schoolexamen en van andere toetsinstrumenten. 1.8 De school rapporteert inzichtelijk over de gerealiseerde kwaliteit van het onderwijs aan belanghebbenden. 1.9 De school waarborgt de sociale veiligheid voor leerlingen en personeel. 1.10 De school draagt zorg voor de kwaliteit van het onderwijs gericht op bevordering van sociale integratie en actief burgerschap, met inbegrip van het overdragen van kennis over en kennismaking met de diversiteit in de samenleving.
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
1
2
3
4
l l l l l
l l l l l
7
Kwaliteitsaspect: Voorwaarden kwaliteitszorg 2.1 De school heeft inzicht in de sterke en zwakke punten van de eigen organisatie. 2.2 De schoolleiding stuurt de kwaliteitszorg aan. 2.3 De schoolleiding zorgt voor een professionele schoolcultuur. 2.4 Bij de zorg voor kwaliteit zijn personeel, directie, leerlingen, ouders/verzorgers en bestuur betrokken.
Kwaliteitsaspect: Leerstofaanbod 3.1 Het leerstofaanbod in de onderbouw voldoet aan de wettelijk vereisten. 3.2 Het leerstofaanbod in de bovenbouw is dekkend voor de examenprogramma's. 3.5 Het leerstofaanbod in de verschillende leerjaren sluit op elkaar aan. 3.6 Het leerstofaanbod in de verschillende vakken vertoont samenhang. 3.7 Het leerstofaanbod maakt afstemming mogelijk op de onderwijsbehoeften van individuele leerlingen.
Kwaliteitsaspect: Tijd 4.1 De geplande onderwijstijd voldoet aan de wettelijke vereisten. 4.3 De uitval van geplande onderwijsactiviteiten blijft beperkt. 4.4 Het ongeoorloofd verzuim van leerlingen is beperkt. 4.5 De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.
1
2
3
4
l l l l
1
2
3
4
l l l l l
1
2
3
4
l l l l
Kwaliteitsaspect: Pedagogisch handelen Het pedagogisch handelen van de leraren leidt tot een veilige en ondersteunende leeromgeving. Niet onderzocht (geen risico).
Kwaliteitsaspect: Didactisch handelen Het didactisch handelen van de leraren ondersteunt het leren van de leerlingen. Niet onderzocht (geen risico).
Kwaliteitsaspect: Actieve en zelfstandige rol leerlingen De leerlingen spelen een actieve en zelfstandige rol binnen de onderwijsactiviteiten. Niet onderzocht (geen risico).
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
8
Kwaliteitsaspect: Sfeer op school 8.3 De ouders zijn betrokken bij de school, door de activiteiten die de school daartoe onderneemt. 8.5 De school heeft inzicht in de beleving van de sociale veiligheid door leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op de school voordoen. 8.6 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen van incidenten in en om de school.
Kwaliteitsaspect: Begeleiding 9.1 De mentoren stimuleren het welbevinden en de motivatie van de leerlingen. 9.2 De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de ontwikkeling van de leerlingen.
Kwaliteitsaspect: Zorg
11.1 De leerlingen behalen het opleidingsniveau dat mag worden verwacht. 11.5 De leerlingen lopen weinig vertraging op in de opleiding vwo. 11.10 De leerlingen van de opleiding vwo behalen voor hun centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht. 11.11 De leerlingen functioneren naar verwachting in de vervolgopleiding of het werkveld. 11.13 De vaardigheden van de leerlingen liggen op het niveau dat mag worden verwacht.
2
3
4
l l l
1
2
3
4
l l
1
10.2 Op basis van een analyse van de verzamelde gegevens, bepaalt de school de aard van de zorg die de gesignaleerde leerlingen nodig hebben. 10.3 De school voert de zorg planmatig uit. 10.7 De school zoekt de structurele samenwerking met ketenpartners waar noodzakelijke interventies op leerlingniveau haar eigen kerntaak overschrijden.
Kwaliteitsaspect: Opbrengsten
1
2
3
4
l l l
1
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
2
3
4
5
l l l l l
9
3 BESCHOUWING
In dit hoofdstuk wordt een beschouwing gegeven over de kwaliteit van het onderwijs op de school. Algemeen De kwaliteit van het onderwijs op het Christelijk Gymnasium te Utrecht is voldoende tot goed. Zeer positief zijn de opbrengsten van de school. Met de hoge cijfers voor het eindexamen en de goede doorstroom van leerlingen in de bovenbouw behoort de school tot de best presterende scholen van ons land. De intellectuele vermogens van de leerlingen in combinatie met de gedegen pedagogisch-didactische aanpak van de docenten leveren daartoe een belangrijke bijdrage. De uitdaging in het onderwijsaanbod is gelegen in de behandeling van extra en meer verdiepende stof per vak, in het aanbod van extra vakken en in het aanbod van buiten curriculaire activiteiten. Hoewel de kwaliteitszorg op het Christelijk Gymnasium in zijn totaliteit als voldoende is beoordeeld, is deze nog niet systematisch en cyclisch van opzet. Volgens de Wet op het Onderwijstoezicht is de school gehouden om zelf initiatieven te ontwikkelen die behoud en - waar mogelijk - verbetering van de kwaliteit van het onderwijs beogen. Het gaat daarbij om systematische evaluatie van de kwaliteit van de opbrengsten en van het onderwijs- en begeleidingsproces en het - op basis daarvan - formuleren van beleid ter verbetering. Deze initiatieven zijn bij het Christelijk Gymnasium tot nu toe voornamelijk van het bestuur en de schoolleiding uitgegaan, maar zij hebben bij het personeel nog nauwelijks aandacht. Daarmee maakt de school zich kwetsbaar, omdat zij daardoor signalen over ontevredenheid of ongewenste ontwikkelingen mogelijk niet tijdig oppikt. Het te voeren beleid is daardoor mogelijk niet op de juiste managementinformatie gebaseerd. Opbrengsten Het gemiddelde eindcijfer voor de examens in alle vakken tezamen lag in 2005 bij het Christelijk Gymnasium boven het landelijk gemiddelde. Verschillen tussen de cijfers van het schoolexamen en centraal schriftelijk eindexamen blijven bij de meeste vakken binnen de marges die de inspectie daarvoor stelt. In een enkel geval ligt het CE-cijfer fors hoger dan het SE-cijfer, hetgeen duidt op een strengere beoordeling op schoolniveau. In extreme gevallen kan dit leiden tot benadeling van de leerling in de toelating tot het vervolgonderwijs. Het rendement van de bovenbouw komt eveneens uit op 'goed'. Het slagingspercentage ligt iets boven het gemiddelde van de categorale gymnasia in het land. Er is een gering percentage leerlingen dat met vertraging in de bovenbouw het diploma haalt. Het rendement in de onderbouw van het Christelijk Gymnasium komt op de opbrengstenkaart van 2006 overeen met het landelijk gemiddelde van vergelijkbare scholen voor vwo.
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
11
Kwaliteitszorg Op centraal niveau heeft de Willibrord Stichting in nauwe samenwerking met een extern bureau een kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld. Dit integrale systeem is gebaseerd op INK -model en bestaat uit een kwaliteitszorgmodel en bijbehorende instrumenten. Dit model omvat alle aspecten waarop de kwaliteitszorg van de scholen zich moet richten. De invoering van het kwaliteitszorgsysteem vindt gefaseerd plaats. In het najaar van 2006 zijn de afnames geweest van de waarderingsvragenlijsten voor leerlingen, ouders en personeel gepland. Daarnaast voeren enkele scholen aanvullende evaluaties uit, die gericht zijn op de speerpunten van de school. Het is de bedoeling dat in een driejaarlijkse cyclus de scholen en het college van bestuur een zelfevaluatie opstellen. Bij het Christelijk Gymnasium is aan de uitkomsten afgenomen bij ouders, leerlingen en de docenten nauwelijks aandacht besteed; in de beleidsontwikkeling zijn andere prioriteiten gelegd. Een voorbeeld daarvan is de discussie die in het team heeft plaatsgehad over de duur van de leseenheden: 45 of 50 minuten. De schoolleiding was voorstander van eerstgenoemde duur, omdat hiermee een betere eenheid voor het creëren van blokuren zou ontstaan. De meerderheid van het personeel heeft echter gekozen voor de tweede genoemde eenheid. Uitkomsten uit de eerder genoemde tevredenheidenquêtes hebben bij de discussie nauwelijks een rol gespeeld. Op een enkel punt heeft de schoolleiding naar aanleiding van de enquêtes een verbetermaatregel genomen, maar een gezamenlijke analyse van de betekenis van de uitkomsten voor het beleid van de school heeft niet plaatsgevonden. Daarbij moet worden opgemerkt, dat de afgelopen tijd veel aandacht is uitgegaan naar de splitsing van de school in een deel dat blijft in de Diaconessenstraat en een deel dat in de Koningsbergerstraat CGU West gaat heten. Een tweede kritisch aspect van de kwaliteit van de school ligt op het terrein van de waarborg. Deze waarborg komt tot stand wanneer er voldoende afspraken en procedures zijn voor het dagelijks handelen en ieder zich daar ook aan houdt. Uit de gesprekken met leerlingen heeft de inspectie geconcludeerd dat het hier en daar ontbreekt aan 'eenheid in handelen'. Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop docenten hun mentortaak uitvoeren. Van een deel van de mentoren moet worden gezegd dat zij die taak niet uitvoeren conform de taakomschrijving. Leerlingen kun hier in meer of mindere mate de dupe van zijn. Eenheid in handelen is er wél, waar het gaat om de totstandkoming van belangrijke toetsen en de beoordeling van de leerlingprestaties in dezen. Ook weet het personeel door zijn gezamenlijke collegiale houding een positief gevoel over de sociale veiligheid in de school te creëren. De school is gehouden aan de wettelijke opdracht om het onderwijs zo in te richten dat het de sociale integratie en het actief burgerschap bevordert. De schoolleiding heeft hiertoe een inventarisatie van reeds bestaande activiteiten gemaakt. De inspectie is van oordeel dat deze activiteiten voorlopig een voldoende bijdrage leveren.
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
12
Onderwijsaanbod en leertijd De school dient in de eerste plaats te voldoen aan de vereisten die wettelijk voorgeschreven zijn voor de inhoud van de onderbouwperiode en voor de examenprogramma's. Binnen de onderbouwafdeling is een inventarisatie gehouden naar het voor de kerndoelen dekkend zijn van het onderwijsaanbod. Dit bleek in grote lijnen - met uitzondering van het beoefenen van enkele praktische vaardigheden na - het geval te zijn. In de bovenbouw bieden de meeste docenten meer stof aan dan het examenprogramma vraagt. Daar komt bij dat leerlingen ruimschoots gebruik maken van de mogelijkheid om examen te doen in meerdere profielen tegelijk. Het Christelijk Gymnasium neemt met zes leerlingen per jaar deel aan het Junior College van de Universiteit Utrecht. De school is tevreden met de meerwaarde die dit voor de betreffende leerlingen in de bètavakken oplevert. Het Christelijk Gymnasium slaagt erin het leerstofaanbod per vak en didactische aanpak in de zes leerjaren voldoende op elkaar te laten aansluiten. Tussen de vakken is de samenwerking beperkt. Alleen in de onderbouw vinden enkele vakoverstijgende projecten plaats. Het leggen van verbanden tussen de vakken - bijvoorbeeld bij het profielwerkstuk - wordt grotendeels aan de leerling overgelaten. Veel leerlingen van het Christelijk Gymnasium hebben minder tijd dan de gemiddelde leerling nodig voor het beheersen van de beoogde kennis en vaardigheden. Zij ervaren de door overheid gestelde eisen ten aanzien van de te volgen lesuren als knellend en weinig effectief. Met name geldt dit voor de bovenbouw, waar de schoolleiding op dit moment er niet in slaagt om de leerlingen 1000 klokuren per jaar onder begeleiding onderwijs te laten volgen. Voor zolang de overheid dit eist, zal zij zich echter aan deze verplichting moeten houden. Zorg en begeleiding Binnen het Christelijk Gymnasium hebben alle klassen een mentor; in de bovenbouw mag de leerling die zelf kiezen. Daarmee is voor elke leerling iemand beschikbaar die de leerlingenbegeleiding op zich kan nemen. Vrijwel alle docenten hebben een mentortaak. Een groot aantal mentoren neemt vanuit die taak veel initiatieven om het welbevinden van 'hun' leerlingen positief te beïnvloeden. Er zijn echter ook mentoren die meer afstandelijk zijn en wachten op vragen en initiatieven van de leerlingen. De kwaliteit van de leerlingbegeleiding is daardoor persoonsafhankelijk. De leerlingbegeleiding kan de komende jaren tevens verbeterd worden als een gebruiksvriendelijker leerlingvolgsysteem wordt ingevoerd. De afgelopen paar jaar hebben zich bij het Christelijk Gymnasium enkele leerlingen gemeld die vanwege een sociaaI-emotionele stoornis, bijvoorbeeld in het autistisch spectrum, extra zorg nodig hebben. Deze zorg kan worden geboden vanuit de leerlinggebonden financiering. Uit de waarnemingen van de inspectie blijkt dat deze zorg handelingsgericht wordt aangeboden. Alleen de aandacht voor het (ortho-)didactisch handelen kan nog nader worden geëxpliciteerd.
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
13
Toekomstperspectief Het Christelijk Gymnasium zal door zijn splitsing in twee locaties tijdelijk in een woelig vaarwater verkeren. Het merendeel van de docenten is echter zo ervaren, dat zij het onderwijs op een verantwoord niveau zullen blijven aanbieden. Wel is het zaak de oplossingen die docenten voor de nieuwe situatie vinden goed op elkaar af te stemmen en te coördineren. Daarnaast zal de school regelmatig de uitkomsten van onderzoek naar geluiden die erop duiden dat de kwaliteit van het onderwijs in het geding is, bij haar beleid moeten betrekken.
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
14
4 VERVOLG VAN HET TOEZICHT
Bij dit PKO heeft de inspectie ook onderzoek gedaan naar de naleving van een aantal wettelijke voorschriften. Dit betrof onder meer de wettelijke voorschriften over de geplande onderwijstijd en over een door het bevoegd gezag vastgestelde schoolgids en schoolplan. Op basis van dit onderzoek heeft de inspectie de volgende afspraken met de school gemaakt met betrekking tot wettelijke bepaling waaraan de school niet voldoet: onderwijstijd in de bovenbouw. •
De onderwijstijd in de bovenbouw dient in overeenstemming te worden gebracht met artikel 12, lid 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Het bevoegd gezag van de school bericht binnen drie maanden na vaststelling van dit rapport de inspectie op welke manier de geprogrammeerde onderwijstijd zodanig wordt aangepast dat deze voldoet aan de wettelijke vereisten. Na deze periode van drie maanden zal de inspectie vaststellen of de geprogrammeerde onderwijstijd zodanig is aangepast dat deze voldoet aan de wettelijke vereisten.
De bevindingen van dit PKO leiden tot het volgende arrangement voor het vervolg van het toezicht (toezichtarrangement ): De aangetroffen kwaliteit van het onderwijs op de school vraagt geen aanpassing van de reguliere onderzoeksplanning van de inspectie. In beginsel volgt over vier jaar opnieuw een periodiek kwaliteitsonderzoek. In de tussenliggende periode vindt jaarlijks een onderzoek plaats, waarbij de school eenmaal wordt bezocht.
Rapport periodiek kwaliteitsonderzoek Christelijk Gymnasium - 20-3-2007
15